Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-VI nr. 30 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-VI nr. 30 |
Vastgesteld 19 november 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 15 oktober 2021 voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 17 november 2021 zijn ze door de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Vraagnummer |
Vraag |
Antwoord |
---|---|---|
1 |
Kan voor elk beleidsartikel worden nagegaan of wordt uitgegaan van de meest actuele en betrouwbare gegevens, en dus gevolg wordt gegeven aan de constatering van de Algemene Rekenkamer (ARK) dat bij enkele onderdelen verouderde gegevens zijn gehanteerd? |
Voor alle ramingen in de beleidsartikelen is, in een zorgvuldig proces van de jaarlijkse begrotingsvoorbereiding, gebruik gemaakt van de op dat moment beschikbare gegevens waarop vanuit Financiën regulier toezicht is gehouden. Het begrotingsproces kent echter een lange doorlooptijd. Ten behoeve van de begrotingsbesluitvorming in maart/april worden ramingen voor JenV gebaseerd op het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) en de Meerjaren Productie Prognoses (MPP). Deze prognoses worden opgesteld in de periode december-februari. Deze uitkomsten worden echter (pas) op Prinsjesdag in de begrotingsstukken gepubliceerd (doorlooptijd van circa 9 maanden). De conclusie is dat bij alle ramingen er sprake is van een zekere vertraging, dit geldt bijv. ook voor de ramingen van het CPB. |
2 |
Kan worden voorzien in een totaaloverzicht van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, inclusief een korte toelichting waarom een aanbeveling al dan niet is opgevolgd? |
De gevraagde informatie is door de Rekenkamer op 6 oktober gepubliceerd op haar website: Aanbevelingen onderzoek 2015–2020 JenV | Publicatie | Algemene Rekenkamer. |
3 |
Kunt u met de Kamer de salarisschaalverdeling van het totale salarisgebouw delen? Dus hoeveel fte vallen onder schaal 1, schaal 2, et cetera? |
Het salarisgebouw beslaat de cao Politie, de cao Rechtelijke Macht en de cao Rijk. In de bijlage zijn voor alle cao’s het aantal fte´s, de schalen en het maximum bedrag per schaal weergegeven1. |
4 |
Kunt u een overzicht met de Kamer delen van de operationele sterkte van de politie sinds 2012 tot op heden? |
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de bijbehorende tabel in de bijlage1. |
5 |
Hoe groot is de zedenpolitie in omvang (fte)? |
De zedenteams van de politie hebben op 30 september 2021 een omvang van 651fte. |
6 |
Wat is de precieze wettelijke norm waarin een zedenzaak «in behandeling moet worden genomen»? Waar is deze norm vastgelegd? |
De strafrechtketen heeft professionele ketennormen vastgesteld. Voor de politie is de norm als volgt: 80% van de zedenzaken (m.u.v. kinderporno, hiervoor geldt 7 maanden) moet binnen 6 maanden na aangifte door de politie naar het OM zijn gestuurd. Dit is een afspraak van de strafrechtketen gemaakt door de leden van het Bestuurlijk Ketenberaad, waarvan de politienorm voor zedenzaken een onderdeel is en deze ketennorm is vastgelegd in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamerbrief van 1 juli 2019, kenmerk 2639582. |
7 |
Hoeveel zedenzaken worden niet binnen drie maanden na aangifte in behandeling genomen? |
Zie het antwoord op vraag 6 en 173. |
8 |
Kunnen alle coronagerelateerde uitgaven op de begrotingen van de beleidsartikelen, niet-beleidsartikelen en de agentschappen inzichtelijk gemaakt worden? Kunnen de (van coronagerelateerde uitgaven) opgeschoonde begrotingen met de Kamer gedeeld worden? |
In de bijlage vindt u de raming van de corona-uitgaven voor stand Voorjaarsnota 20211. Dit is uitgesplitst naar de gevraagde driedeling, waarbij een nader onderscheid is gemaakt naar onder andere de specifieke agentschappen en een aantal andere organisaties. Bij Slotwet is de realisatie van de corona-uitgaven 2021 definitief. Tevens vindt u in de bijlage de artikelen voor het jaar 2021 geschoond voor de coronagerelateerde uitgaven1. |
9 |
Kan worden verduidelijkt wat is gebeurd met de post «Verwacht onderuitputting en positief exploitatieresultaat JenV begroting» die op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019 te vinden was, en vanaf 2021 tot en met 2023 96 miljoen euro zou bedragen, maar op deze begroting niet voorkomt? |
In de begroting 2019 was er nog een restant taakstelling vermeld voor de jaren 2020 t/m 2023 ad 96 miljoen euro per jaar en met ingang van 2024 structureel 49,1 miljoen euro. Deze taakstelling was opgenomen omdat de begroting van JenV bij Slotwet werd geconfronteerd met onderuitputting op de kasbudgetten en op positieve resultaten bij de baten-lastendiensten. Het structurele deel in de taakstelling was in verband met beleidsmatige verlaging van de verwachte gasopbrengsten. In de jaren 2019 en 2020 is deze taakstelling deels met onderuitputting maar ook met diverse maatregelen ingevuld. De laatste invullingstranche heeft plaatsgevonden in de begroting 2021 (september 2020). In de bijlage wordt dit aan u toegelicht in een tabel1. |
10 |
Kan worden verduidelijkt hoeveel subsidie de afgelopen vijf jaar en de komende vijf jaar naar private beveiliging(sbedrijven) is gegaan/zal gaan? |
Vanuit de JenV-begroting worden geen subsidies aan private beveiligingsbedrijven verstrekt. Het betreft hier deels (externe) inhuur en opdrachten die worden aanbesteed. Op grond van veiligheidsoverwegingen kan geen gedetailleerd inzicht worden verschaft. In de bijlage vindt u op hoofdlijnen de inhuur van private beveiligingsbedrijven van de afgelopen vijf jaar waarbij inhuur van een omvang onder de 100.000 euro buiten beschouwing is gelaten1. Tevens loopt een deel van de inzet via de Rijksbeveiligingsorganisatie, dat geen private beveiligingsbedrijf is. De toekomstige uitgaven voor de komende vijf jaar valt uiteen in reguliere inhuur dat afhankelijk is van ramingen en inzet eigen personeel en het overig incidenteel deel dat wisselend is gegeven de gevraagde inzet op dat moment. Derhalve is voor de komende vijf jaar nog niet aan te geven welk gedeelte naar private beveiligingsbedrijven zal gaan. Tot slot is in het kader van corona in 2021 29,8 miljoen euro betaald aan particuliere beveiligingsbedrijven voor de beveiliging van de vaccinatielocaties. Het Ministerie van VWS is hier beleidsverantwoordelijk voor en vergoedt deze kosten, en JenV heeft deze middelen ingezet om de beveiliging van de vaccinatielocaties te financieren. |
11 |
Wat is de reden dat de bijdrage aan Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) aanzienlijk daalt de komende jaren? |
De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
12 |
Hoeveel asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst verdwenen gedurende de spoor 2 procedure met onbekende bestemming? |
In 2020 zijn er 2.800 vertrekken met onbekende bestemming geregistreerd door het COA van vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst. In 2021 tot en met september zijn dat er 1.900. In deze cijfers is er rekening mee gehouden dat landen kunnen wijzigen van status van veilig naar niet veilig of andersom. Of de vreemdelingen daadwerkelijk in spoor 2 zaten op het moment van vertrek is niet te herleiden uit de systemen. Het COA registreert namelijk niet in welk spoor vreemdelingen zitten op welk moment, maar wel uit welk land zij afkomstig zijn. De lijst met veilige landen van herkomst is hier gepubliceerd: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/vraag-en-antwoord/lijst-van-veilige-landen-van-herkomst (Bron: Ministerie van Justitie, KMI+, cijfers afgerond op tientallen). |
13 |
Is bij het vaststellen van deze begroting conform de motie Van den Hul c.s. (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 41) rekening gehouden met de effecten ervan op het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG’s) hier en elders? Zo ja, kunnen deze resultaten worden gedeeld? Zo nee, waarom is hier geen rekening mee gehouden? |
De motie ziet niet op de begroting, maar op de bijdrage van nieuw beleid aan SDG’s. In de beleidsvoorbereiding krijgt dit een plaats in het Integraal afwegingskader (IAK). Sinds begin 2019 is het IAK uitgebreid met de verplichte kwaliteitseis «effecten op gendergelijkheid» en met de verplichte kwaliteitseis «effecten op ontwikkelingslanden». De andere SDG’s vielen al onder het bereik van de andere kwaliteitseisen en de IAK-vragen (zie Sustainable Development Goals (SDG’s) | Kenniscentrum Wetgeving en Juridische zaken (kcwj.nl) en 4 Wat is het doel? | Kenniscentrum Wetgeving en Juridische zaken (kcwj.nl)). Momenteel wordt het IAK herzien. Er wordt gewerkt aan het bevorderen van het meer zichtbaar en tijdig toepassen van het IAK. Daarnaast heeft het Ministerie van JenV samen met de Ministeries van BZ, Defensie en OCW, en het maatschappelijk middenveld, het afgelopen jaar bijgedragen aan het beleidsinitiatief het nieuwe Nationaal Actieplan 1325 over de betrokkenheid van vrouwen bij vrede en veiligheid. In de Vijfde Nationale SDG Rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam» (19 mei 2021) wordt dit beleidsinitiatief aangewezen als goed voorbeeld dat bijdraagt aan het behalen van de SDG’s. (https://www.kcwj.nl/kennisbank/integraal-afwegingskader-beleid-en-regelgeving/4-wat-het-doel) |
14 |
Kunt u een uitgebreide omschrijving geven van wat de werkzaamheid «internetmonitoring», zoals uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) inhoudt? Kunt u daarbij toelichten welk systeem de NCTV daar op dit moment voor gebruikt en hoe dat systeem werkt? |
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 21 mei 2021(1) kreeg de NCTb destijds de taak om de samenwerking op gebied van terrorismebestrijding te verbeteren, om dreigingsinformatie op hoofdlijnen bijeen te brengen en het beleid en de uitvoering daarvan te coördineren. Om de coördinerende taak goed te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om continu een actueel beeld te hebben van de dreiging. Vandaar dat de NCTb, tegenwoordig de NCTV, van meet af aan heeft gefungeerd als centraal punt waar alle dreigingsinformatie die bij de verschillende partners bekend is op hoofdlijnen wordt geïntegreerd en wordt verrijkt met eigen expertise en informatie uit open bronnen in periodieke dreigingsbeelden. Ten behoeve van het onderkennen van dreigingen en het vormen van een actueel beeld van de reeds onderkende dreigingen maakte de NCTV sinds 2006 gebruik van internetmonitoring. De Tweede Kamer is hierover bij verschillende gelegenheden geïnformeerd. Zoals in de verschillende Kamerbrieven(2) gemeld, richt internetmonitoring zich uitsluitend op voor eenieder toegankelijke openbare internetbronnen en is niet gericht op onderzoek naar een persoon, maar om een fenomeen te kunnen duiden. Voorop staat dat de NCTV geen taak heeft om gericht onderzoek te doen naar personen of organisaties die mogelijk een dreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid. De NCTV zet ook geen bijzondere inlichtingenmiddelen in; dit is voorbehouden aan de AIVD en MIVD en aan politie en OM waar het gaat om opsporingsbevoegdheden. De NCTV mag zich eveneens geen toegang verschaffen tot besloten internetfora of chatgroepen. De NCTV richt zich fenomeenmatig op het dreigingsbeeld als geheel. Internetmonitoring houdt in dat medewerkers van de NCTV openbare uitingen van trends en fenomenen, acties en reacties monitoren wanneer die in potentie de stabiliteit van Nederland kunnen ontwrichten. Om het maatschappelijk debat te volgen en fenomenen te kunnen duiden kan het voorkomen dat ook gekeken moet worden naar uitlatingen van relevante spelers (organisaties en/of personen) bij die fenomenen. Het zijn immers mensen zelf die de fenomenen vormgeven. Bij deze taak hoort daarmee dat bepaalde informatie werd verwerkt, in sommige gevallen ook persoonsgegevens, maar alleen voor zover die noodzakelijk waren voor het maken van de fenomeenanalyse en ook alleen daarvoor gebruikt werden. Tijdens internetmonitoring werd nooit deelgenomen aan conversaties met andere gebruikers. In de beantwoording van Kamervragen van het lid Van Nispen(3) is toegelicht dat de uitkomsten van het project Taken en Grondslagen er toe hebben geleid dat specifieke werkzaamheden waarbij de verwerking van persoonsgegevens het meest vérstrekkend werd geacht per 31 maart 2021 werden opgeschort en op dit moment ook niet meer worden uitgeoefend: het verstrekken van duidingen over individuele personen ten behoeve van zowel de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering, alsmede op verzoek van lokale overheden. Zoals gemeld in de Kamerbrief van 2 november 2021(4) heeft de Autoriteit Persoonsgegevens zich bij brief van 8 juli 2021 op het standpunt gesteld dat het Organisatiebesluit JenV niet als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens kan dienen. In juli 2021 is besloten om voorlopig nog meer werkzaamheden van de NCTV op te schorten in afwachting van de inwerkingtreding van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid. In de kamerbrief van 2 november 2021(5) is ook toegelicht dat die verdere opschorting van werkzaamheden concreet betekent dat de NCTV voorlopig geen online openbare uitingen meer duidt om te beoordelen of deze passen binnen een bepaalde trend of fenomeen die in potentie de stabiliteit van Nederland kan ontwrichten en of er in dat kader maatregelen ter verhoging van de weerbaarheid moeten worden bevorderd. Het moge duidelijk zijn dat dit het belang van de nationale veiligheid niet ten goede komt. Om die reden hecht het kabinet veel waarde aan de voortgang van het voorstel voor een Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid. (1) Kamerstukken II 2020–2021, 30 821/29 754, nr. 131. (2) Kamerstukken II 2020–2021, 32 761/30 821, nr. 180, Kamerstukken II 2020–2021, 30 821/29 754, nr. 131, Kamerstukken II 2020–2021, 32 761, nr. 200. (3) Kamerstukken II 2020–2021, D41125. (4) Kamerstukken II 2020–2021, 32 761, nr. 200. (5) Kamerstukken II 2020–2021, 32 761, nr. 200. |
15 |
Kunt u toelichten welke progressie er is geboekt in de verbetering van de 36 «mission-critical» systemen van de politie waar Bits of Freedom in november 2020 na onderzoek van concludeerde dat die niet voldoen aan de regels omtrent privacy en informatiebeveiliging? |
De compliancy van de highrisk applicaties aan Privacy & Security by Design (PSbD) wordt uitgedrukt in de volwassenheidsniveaus 0 tot en met 3: • Niveau 0: Er is geen specifieke aandacht voor PSbD op basis van het (politie)beleid. • Niveau 1: Er is wel specifieke aandacht op het gebied van PSbD, maar die is niet toereikend om te voldoen aan de wet (Wpg). • Niveau 2 (Wpg compliant): Er is wel specifieke aandacht op het gebied van PSbD en dit is afdoende om te voldoen aan de wet (Wpg), maar niet toereikend voor het (politie)beleid. • Niveau 3 (PSbD compliant): De aandacht op het gebied van PSbD voldoet aan de wet en het vastgestelde (politie)beleid. Bij alle applicaties is nu minimaal specifieke aandacht voor PSbD (niveau 1). Tijdens de 0-meting zaten drie applicaties nog op niveau 0. Elf applicaties zijn nu Wpg-compliant (niveau 2). Ter vergelijking: dat waren er bij de 0-meting nog vier. Dertien applicaties met volwassenheidsniveau 1 worden de komende jaren vervangen. In deze oude applicaties wordt nog maar marginaal in geïnvesteerd. Alle nieuwe applicaties worden conform PSbD ontwikkeld. Het type verbeteringen dat nodig is ten aanzien van PSbD in de applicaties loopt sterk uiteen. In generieke zin wordt veel verbeterd op de onderdelen autorisatie en logging. Steeds meer applicaties worden aangesloten op de generieke voorziening IAM (Identity & Access Management) voor autorisaties. En steeds meer applicaties leggen een audittrail vast. Daarnaast wordt er in algemene zin geïnvesteerd in privacy, integriteit en informatiebeveiliging. Dit draagt bij aan PSbD voor alle applicaties. |
16 |
Welke programma’s en projecten worden er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid gefinancierd met (o.a.) als doel het voorkomen dat jongeren in de (zware) criminaliteit terechtkomen? |
We ondersteunen en stimuleren inzet van bewezen effectieve gedragsinterventies voor kinderen van 8 jaar tot jongvolwassenen. Het gaat hierbij om interventies gericht op jeugdigen en jongvolwassene met risicofactoren en/of risicogedrag die kunnen leiden tot (herhaald) crimineel gedrag. De belangrijkste voorbeelden van programma’s en projecten die voor verschillende doelgroepen en leeftijden ingezet worden zijn: • Voor kinderen op de basisschool en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs kunnen verschillende gedragsinterventies worden ingezet, zoals Basta!, Alles Kidzzz en PIT. De interventies zorgen ervoor dat de juiste hulp wordt ingezet en dat ouders en leerkrachten ondersteund worden. • Voor kwetsbare jongeren van 12–18 is er Alleen jij bepaalt wie je bent (AJB). Door middel van gestructureerde vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en persoonlijke coaching op gedrag worden jongeren begeleid. • De Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid (IPTA) is een integrale persoonsgerichte aanpak die risicojongeren (16–27 jaar) begeleidt naar school of werk en is een intensief maatwerk traject. • De Re-integratie officier (RIO) richt zich op jongvolwassenen. Het gaat hierbij om de doelgroep (ex-)gedetineerde geweldplegers (18–27 jaar) met hardnekkige multiproblematiek. Deze doelgroep is doorgaans lastig te motiveren, kent een hoog recidive gehalte en heeft daardoor intensieve langdurige begeleiding op de vijf basisvoorwaarden nodig. Doel van de RIO is toeleiding naar werk, opleiding of dagbesteding. • Voor de aanpak van overlastgevende of criminele groepen (ook meisjesgroepen) is er de jeugdgroepen aanpak. De aanpak gaat uit van een gestructureerd systeem van 7 stappen die door alle gemeenten ingezet kan worden variërend van manieren van gedragsbeïnvloeding tot handelingsperspectief op belangrijke thema’s als multiprobleemhuishoudens, kwetsbare gezinnen en Licht Verstandelijke Beperking (LVB). • OM-lesprogramma «Wie grijpt in?» Het lesprogramma waarin officieren van justitie en studenten rechten met leerlingen in gesprek gaan over hun eigen rol in een veilige samenleving. «Wie Grijpt In?» is een lesprogramma voor alle niveaus van het middelbaar onderwijs en het mbo. Zie ook het antwoord op vraag 129. |
17 |
Kunt u toelichten of inzichtelijk maken welke rijksoverheidsorganisaties en uitvoeringsorganisaties in welke mate en met welk doel gebruikmaken van particuliere beveiligingsorganisaties? |
Met betrekking tot de inzet van private beveiligingsbedrijven wordt verwezen naar het antwoord op vraag 10. JenV heeft geen zicht op de inzet van particuliere beveiligingsorganisaties bij andere (rijks)overheden en uitvoeringsorganisaties buiten JenV. |
18 |
Kunt u een prognose geven in hoeverre de middelen die worden gereserveerd voor ruim 700 nieuwe agenten, zoals toegelicht in de brief «Structurele investeringen in veiligheid» (2021D38504), de komende jaren daadwerkelijk kunnen worden besteed, met het oog op de wervings-en opleidingstijd van nieuwe agenten? Welk deel van die middelen zal in de jaren 2022–2026 nog niet kunnen worden ingezet? |
In totaal is 91 miljoen. structureel gereserveerd voor 700 fte (digitale) agenten in de wijk. Van deze 700 fte is in de raming rekening gehouden met 350 fte in 2024 en 350 fte vanaf 2025. Op dat moment is er weer ruimte bij de PA om deze extra aspiranten op te leiden. Uw Kamer wordt spoedig geïnformeerd over de invulling van de incidentele ruimte die hierdoor ontstaat. Naast de 91 miljoen. voor capaciteit is ook 13 miljoen. structureel gereserveerd voor het Politieonderwijs. Deze investering is bedoeld om de komende jaren voldoende aspiranten goed te kunnen opleiden en huisvesten. Besluitvorming over de verdeling over de regionale eenheden van de 700 extra agenten voor de wijk zal plaatsvinden in de context van het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP), dus in nauwe samenspraak tussen de MJenV, de korpschef, de Regioburgemeesters en de voorzitter van het College van Procureurs-generaal. |
19 |
Kunt u voor het aandeel agenten met een niet-westerse migratieachtergrond bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is en wat het aandeel is binnen leidinggevende posities? |
De meest recente cijfers over het jaar 2020 zijn door het CBS gepubliceerd op 7 juni 2021 (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/23/culturele-diversiteit-politie-2020). Uit de cijfers van de Barometer Culturele Diversiteit blijkt dat op 31 december 2020 het percentage van de politiemedewerkers (OS en NOS samen) met een migratieachtergrond 14% is. Het aandeel binnen leidinggevende posities (NOS en OS samen) is 10%. |
20 |
Hoeveel minder gevangenisstraffen, taakstraffen en boetes zijn er in 2020 en tot nu toe in 2021 opgelegd wegens schending van de redelijke termijn? |
De overschrijding van de redelijke termijn door de rechtbanken en gerechtshoven wordt niet geregistreerd in de datasystemen. Bij de Hoge Raad wordt onderscheid gemaakt tussen overschrijdingen van de redelijke termijn die tot korting van de straf hebben geleid en overschrijdingen waarbij dat niet het geval is geweest. In 2020 zijn er ruim 90 zaken geregistreerd waarbij overschrijding tot korting van de straf heeft geleid en ruim 20 overschrijdingen zonder korting van de straf. In 2021 (tot en met oktober) ongeveer 90 zaken met korting van de straf en 10 zonder. |
21 |
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen strafzaken? |
Eind september 2021 was de voorraad op zitting te plannen strafzaken in eerste aanleg 32.800 misdrijfzaken en 64.300 overtredingszaken. In tweede aanleg betrof dit 9.400 misdrijfzaken en 475 overtredingszaken. |
22 |
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen civiele zaken? |
De voorraad civielrechtelijke zaken bij de rechtbanken die wachten op (verdere) behandeling bedraagt in oktober 2021 ongeveer 80.000. |
23 |
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen bestuursrechtelijke zaken bij de rechtbanken en bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State? |
De voorraad bestuursrechtelijke zaken bij de rechtbanken die wachten op (verdere) behandeling bedraagt in oktober 2021 ongeveer 70.000. In oktober 2021 bedraagt de voorraad op zitting te plannen zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak circa 870 zaken. Dit betreft de zaken waarin het vooronderzoek is afgerond. Dat wil zeggen dat de dossiers in deze zaken gevormd zijn en dat de Afdeling beschikt over alle stukken die nodig zijn om het geschil te kunnen behandelen op zitting. |
24 |
In hoeverre is de voorraad op zitting te plannen strafzaken gedaald ten opzichte van vorig jaar? |
Ten opzichte van eind september 2020 was eind september 2021 in eerste aanleg het aantal op zitting te plannen misdrijfzaken gedaald met ruim 8.000 zaken en het aantal op zitting te plannen overtredingszaken met 2.600. In tweede aanleg betrof dit een daling van 3.200 misdrijfzaken en 400 overtredingszaken. |
25 |
Is er in 2021 sprake van een verkorting van de doorlooptijden van zedenzaken ten opzichte van eerdere jaren? |
Politie 80% van de zedenzaken (m.u.v. kinderpornozaken) moet binnen 6 maanden na aangifte door de politie naar het OM zijn gestuurd. Onderstaande gegevens geven weer in hoeveel van deze zaken deze norm werd gehaald: – van 1 januari 2019 tot 1 oktober 2019: 59% – van 1 januari 2020 tot 1 oktober 2020: 53% – van 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021: 51% Openbaar Ministerie Uitgangspunt voor het OM is dat 80 procent van de zaken betreffende seksuele misdrijven* binnen zes maanden na ontvangst op zitting worden behandeld. In voorgaande jaren is dit streefcijfer niet gehaald. In 2020 is het in 37 procent van de zaken gelukt om de zaak binnen een half jaar op de zitting te behandelen. Voor het jaar 2021 is gebruik gemaakt van de cijfers tot en met de maand september; uit die cijfers blijkt dat 34 procent van de zaken binnen een half jaar op de zitting werd behandeld. In 2021 is tot dusver dus geen sprake van een verkorting van de doorlooptijden. Op dit moment wordt door het OM hard gewerkt, via verschillende initiatieven, om de doorlooptijden te verbeteren. *Onder zedenmisdrijven worden de delicten verstaan die zijn strafbaar gesteld in artikel 240 t/m 248f, 249 t/m 250 en 254 t/m 254a Wetboek van Strafrecht. Rechtspraak De norm voor de doorlooptijd gemeten vanaf de datum van de eerste zitting bij de rechtbank tot aan de datum van het eindvonnis door de rechtbank, is dat 80 procent van de zaken binnen 3 maanden wordt afgedaan. In de periode januari t/m september 2021 laat de doorlooptijd van zedenzaken voor wat betreft het traject van datum eerste zitting bij de rechtbank tot datum van het eindvonnis door de rechtbank een lichte verbetering zien in vergelijking met 2020. In de eerste 9 maanden van 2021 werd 72 procent van de zaken binnen 3 maanden afgedaan, tegenover 67 procent van de zedenzaken in 2020. In 2019 ging het om 74 procent en in 2018 om 70 procent. |
26 |
Hoe vaak is in 2021 in totaal contrabande onderschept door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en hoe vaak zijn naar aanleiding daarvan disciplinaire maatregelen getroffen jegens gedetineerden in penitentiaire inrichtingen (PI’s) en in tbs-klinieken? |
In 2021 is er tot en met 15 oktober in totaal 1.734 keer contrabande onderschept in de PI’s. Hiervan is 1.106 keer contrabande aangetroffen bij gedetineerden en 628 keer contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden. Hierbij valt te denken aan contrabande die wordt aangetroffen op de luchtplaats of op het dak. In dezelfde periode zijn 1.759 beschikkingen opgemaakt naar aanleiding van het bezit of gebruik van drugs of het bezit van overige contrabande waarbij een straf of maatregel is opgelegd. Er kan hierbij geen onderscheid gemaakt worden tussen bezit en gebruik van drugs, dus zijn beide categorieën meegeteld. De cijfers van eerder genoemde aantallen bij gedetineerden aangetroffen contrabande en opgelegde beschikkingen zijn daarom per definitie verschillend. In een beschikking kunnen meerdere aanleidingen voor een straf of maatregel zijn geregistreerd, daarom kan niet automatisch worden aangenomen dat de disciplinaire straf een direct gevolg is van de aanleiding constatering contrabande. Wel is het zo dat bezit of gebruik van contrabande in principe altijd leidt tot een disciplinaire maatregel. Deze cijfers betreffen het aantal beschikkingen (rapporten) zoals geregistreerd in het informatiesysteem waarin binnen het gevangeniswezen informatie over het verblijf van justitiabelen wordt vastgelegd. Een beschikking is een soort proces-verbaal dat wordt opgemaakt na een misdraging van een gedetineerde. Hierin registreert een medewerker van een penitentiaire inrichting deze misdragingen als feiten die hebben plaatsgevonden. Een beschikking vormt daarmee de basis voor een straf of maatregel die de gedetineerde krijgt. In 2021 zijn er tot en met 15 oktober in totaal 16 MBV’s (Melding Bijzonder Voorval) opgemaakt met betrekking tot het aantreffen van contrabande bij tbs-klinieken. In totaal zijn er 18 contrabanden aangetroffen (bijvoorbeeld drugs en een telefoon). Hierbij waren 14 individuele tbs-gestelden betrokken en zijn 8 disciplinaire straffen dan wel maatregelen getroffen jegens deze tbs-gestelden. Daarnaast zijn andere maatregelen getroffen zoals het doen van aangifte, terugplaatsing naar een kliniek, vergoeden van schade en intrekken verlof. Voor de tbs-klinieken (FPC’s) geldt dat de cijfers zijn gebaseerd op de bijzondere vondsten van contrabande die aan DJI worden gemeld conform de Melding Bijzonder Voorval. |
27 |
Hoe vaak is in 2020 en tot nu toe in 2021 een tbs-maatregel opgelegd? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag een uitsplitsing maken tussen tbs met voorwaarden en tbs met dwangverpleging? |
Zie de tabel in de bijlage voor de aantallen opgelegde tbs-maatregelen in eerste aanleg (afgerond op 5-tallen)1. |
28 |
Welke financiële en beleidsmatige aannames zijn gedaan ten aanzien van de extra uitstroom van politiemedewerkers die de afgelopen periode het moment waarop zij met pensioen gaan hebben uitgesteld, omdat zij in 2021 of 2022 gebruik zullen maken van de regeling vervroegd uittreden? |
In het kader van de regeling vervroegd uittreden zijn de volgende aannames gehanteerd ten aanzien van de keuze om vroeger of later uit te treden: • van de groep die 5 jaar vooraf AOW zou gaan, gaat 40% 2 jaar later (3 jaar voor AOW) • van de groep die 4 jaar vooraf AOW zou gaan, gaat 100% 1 jaar eerder (3 jaar voor AOW) • van de groep die 3 jaar vooraf AOW zou gaan, gaat 100% nog steeds op 3 jaar voor AOW • van de groep die 2 jaar vooraf AOW zou gaan, gaat 100% nog steeds op 2 jaar voor AOW • van de groep die 1 jaar vooraf AOW zou gaan, gaat 75% 1 jaar eerder (2 jaar voor AOW) en 25% gaat nog steeds op 1 jaar voor AOW • van de groep die op AOW datum zou gaan, gaat 25% 2 jaar eerder (2 jaar voor AOW), 65% 1 jaar eerder en 10% nog steeds op AOW. De gemiddelde deelnamelengte is daarmee berekend op ongeveer 20 maanden, het deelname percentage is 89%. |
29 |
Hoeveel middelen zijn er in de begroting 2022 gereserveerd voor de regeling vervroegd uittreden van de politie? |
Op de balans van de Nationale Politie is een voorziening opgenomen van 179 miljoen euro. De jaarlijkse uitkeringen worden hierop in mindering gebracht. Het verloop van de voorziening en bijbehorende vordering op het Ministerie van JenV is als volgt in de begroting 2022 opgenomen, zie de tabel als toegevoegd in de bijlage1. |
30 |
Hoeveel middelen zijn er in de begroting 2022 gereserveerd voor het tijdelijk langer doorwerken van rechters boven de 70 jaar? |
Er worden in de begroting 2022 extra middelen beschikbaar gesteld voor het wegwerken van opgelopen corona-achterstanden bij de rechtspraak. Hiermee wordt de rechtspraak in staat gesteld om de capaciteit te vergroten, onder meer door het aantrekken van extra personeel waaronder gepensioneerde rechters. Binnen deze financiële ruimte is geen nadere allocatie gedaan van middelen voor het tijdelijk doorwerken van rechters boven de 70 jaar. Zaken die door deze rechters worden afgedaan, worden volgens de reguliere kostprijssystematiek gefinancierd. |
31 |
Hoeveel rechters maken gebruik van de mogelijkheid tijdelijk door te werken als oproeprechter tot 73 jaar? |
Eind augustus/ begin september maakten 103 rechters gebruik van die mogelijkheid. |
32 |
Bij hoeveel rechtszaken in 2019, 2020 en tot nu toe in 2021 is de redelijke termijn overschreden? |
De overschrijding van de redelijke termijn door de rechtbanken en gerechtshoven wordt niet geregistreerd in de datasystemen. Bij de Hoge Raad worden zaken waarin de overschrijding van de redelijke termijn is geconstateerd evenmin afzonderlijk geregistreerd; de genoemde aantallen zijn daarom indicatief. Na onderzoek in de database van uitspraken kan worden geconstateerd dat er in civiele zaken geen uitspraken zijn geweest waarin overschrijding van de redelijke termijn is geconstateerd. Bij strafzaken zijn in 2019 bijna 200 uitspraken gevonden waarin sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, in 2020 waren dat er ruim 100 en in 2021 (tot en met oktober) iets meer dan 100 zaken. Voor fiscale zaken zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar. Voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt dat de redelijke termijn voor de fase van hoger beroep in beginsel is bepaald op twee jaar. In 2019 hebben 187 zaken van de 13.525 zaken die dat jaar door de Afdeling bestuursrechtspraak zijn afgedaan er langer over gedaan dan twee jaar. In 2020 ging dat om 55 zaken op een totaal aantal afgedane zaken van 9.393. In 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak tot nu toe ruim 7.200 zaken afgedaan. Daarvan kenden 77 zaken een behandelduur langer dan twee jaar. |
33 |
Wanneer wordt het wetstraject opgestart voor de aanvullende strafbaarstelling van buitenlandse spionage? |
Op dit moment wordt in afstemming met de betrokken organisaties en departementen gewerkt aan het opstellen van het wetsvoorstel. Het streven is het wetsvoorstel begin 2022 in consultatie te geven. |
34 |
Wat is het resultaat geweest van het spel Gamechangers om jongeren weerbaarder te maken tegen cybercrime? Wordt het spel nog geëvalueerd door de politie? Zo ja, wat zal worden gedaan met de kennis en uitkomsten? |
Tijdens de coronacrisis is door de politie de campagne «GameChangers» gestart die zich richt op jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Via een platform met verschillende online uitdagingen en games kunnen jongeren hun digitale vaardigheden testen en ontwikkelen. Zo wordt hen geleerd cybercrime te herkennen en wordt hen een legaal alternatief geboden wat daderschap kan voorkomen. Bovendien wordt voorlichting gegeven over de strafbaarheid van cybercrime. Het platform en de online uitdagingen van GameChangers zijn momenteel nog steeds beschikbaar voor jongeren. Bij het tegengaan van cybercrime is daderpreventie belangrijk. Er wordt bezien hoe de campagne en de uitkomsten daarvan gebruikt kunnen worden bij toekomstige initiatieven gericht op daderpreventie. |
35 |
Hoe verhoudt de nieuwe cybersecuritygame HackShield zich tot het spel Gamechangers? Moet HackShield worden gezien als een volledig nieuw initiatief of bouwt het verder op de opgedane kennis van Gamechangers? Wat zijn precies de doelstellingen van HackShield? |
Het project HackShield en de campagne GameChangers zijn twee aparte projecten, met verschillende doelstellingen en doelgroepen. HackShield is een project dat zich richt op kinderen tussen de 8 en 12 jaar. Via een educatieve game kunnen zij hun cybervaardigheden verbeteren. Op deze manier wordt de cyberweerbaarheid van kinderen verbeterd en kunnen ze dit inzetten om ook oudere generaties weerbaarder te maken. Het project wordt uitgevoerd door gemeenten en valt onder de CityDeal Lokale Weerbaarheid Cybercrime. Gedurende de coronacrisis is begin 2020 door de politie de landelijke campagne «GameChangers» uitgevoerd. De campagne richt zich op jongeren tussen de 12 en 18 jaar en ziet op het voorkomen van daderschap. De deelnemers leren cybercrime te herkennen, krijgen voorlichting over de strafbaarheid van cybercrime en er wordt hen een legaal alternatief geboden. Voor meer informatie over GameChangers wordt u verwezen naar de beantwoording op vraag 34. |
36 |
Hoeveel cross-sectorale oefeningen met vitale aanbieders zijn tot nu toe georganiseerd door het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) de afgelopen jaren? Hoeveel oefeningen zullen worden georganiseerd in 2022? |
Sinds 2015 zijn er drie edities van de nationale cross-sectorale cyberoefening ISIDOOR georganiseerd. In juni van dit jaar is de derde editie – en tevens grootste editie ooit – georganiseerd. Uw Kamer is hierover geïnformeerd op 14 september jl. (Kamerstukken II, 2021/22, 26 643, nr. 781). ISIDOOR is georganiseerd door het NCSC en de NCTV en maakt onderdeel uit van de inzet op oefenen door dit kabinet. Voor de voortgang hierop verwijst MJenV u naar de NCSA voortgangsbrief als bijlage bij de beleidsreactie op het Cybersecuritybeeld Nederland 2021 (Kamerstukken II, 2020/21, 26 643, nr. 767). Zoals aangegeven in antwoord op Kamervragen van het lid Rajkowski op 6 juli jl., adviseert MJenV het volgende kabinet om te kijken naar een passende frequentie van deze oefening. Het is aan hen om te bezien of 2022 daar het juiste tijdspad voor is. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat ISIDOOR een zeer complexe oefening is waarvoor meerjarig veel capaciteit en voorbereidingstijd nodig is, maar het belang om te oefenen om goed voorbereid te zijn indien er toch iets mis gaat is evident. In de tussentijd zet het kabinet via de eerdergenoemde oefensporen daarom in op oefenen. In dat kader zal het NCSC ook komende tijd betrokken zijn bij diverse oefeningen in verschillende sectoren, zowel in nationaal als internationaal verband. |
37 |
Hoeveel samenwerkingsverbanden of instanties beschikken in Nederland over een «objectief kenbaar tot taak» (OKTT)-status die dreigingsinformatie kunnen ontvangen van het NCSC? |
Momenteel zijn er zeven OKTT’s aangewezen. Dit zijn Vereniging Abuse Information Exchange, Stichting Nationale Beheersorganisatie Internetproviders (NBIP), Stichting Cyber Weerbaarheidscentrum Brainport (CWB), Cyberveilig Nederland, Connect2Trust, FERM en het Digital Trust Center. Naast OKTT’s krijgen ook aangewezen computercrisisteams dreigingsinformatie van het NCSC. Dit zijn er momenteel vier: Zorg-CERT (Z-CERT), CERT-Waterschapsmanagement (CERT-WM), de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) en SURF-CERT. |
38 |
Hoeveel cyberkamers tellen de Nederlandse gerechtshoven? Hoeveel cybercriminelen zijn hier afgelopen jaren in berecht? |
• Alleen het gerechtshof Den Haag heeft een specifieke cyberkamer. Het streven is om in elk gerecht een «cybercluster» te vormen. Dit is reeds gerealiseerd in de Rechtbanken Limburg, Rotterdam, Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Overijssel. • Alle gerechten kunnen cybercrimezaken behandelen. Indien strafrechters behoefte hebben aan specifieke kennis op dit gebied, kunnen ze een beroep doen op het kenniscentrum cybercrime van het gerechtshof Den Haag. • In de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021 (t/m augustus) zijn er in eerste aanleg in totaal 437 zaken geweest met een al dan niet onherroepelijke veroordeling voor een cybercrimefeit. Niet geregistreerd wordt of cybercrimezaken behandeld worden door een specifieke kamer of een «cluster». |
39 |
Wat is de huidige status van de pilot HackRight? Wordt het programma nog ingezet bij minderjarige cyberdelinquenten? Zo ja, in hoeveel gevallen is het programma ingezet? Zo nee, waarom niet? |
Hack Right is een interventie gericht op daders van cybercrime in de leeftijd van 12 tot 30 jaar met als doel om hiermee hun recidive te voorkomen. Deze interventie kan worden ingezet in het kader van een Halt-afdoening, (jeugd)reclasseringsbegeleiding of als taakstraf. Het heeft op dit moment de status van een project en de komende 3 jaar wordt bekeken of het kan worden opgenomen in het reguliere pakket aan interventies. Het programma van Hack Right is beschreven en wetenschappelijk onderbouwd in een handleiding die naar verwachting in het 3e kwartaal van 2022 wordt voorgelegd aan de Erkenningscommissie Justitiële Interventies. Hack Right is tot nu toe ingezet voor 14 jongeren in de leeftijd van 16 tot 18 jaar, 8 in de leeftijd van 18 tot 23 jaar en 4 in de leeftijd van 23 tot 30 jaar. Om meer zicht te krijgen op de in- en doorstroom van cyberdaders in de strafrechtketen en eventuele knelpunten daarbij, wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is naar verwachting medio 2022 gereed. |
40 |
Voor welke (vitale) sectoren worden in Nederland dreigingsbeelden gemaakt om (digitale) dreigingen in kaart te brengen? |
Jaarlijks publiceert de NCTV meerdere dreigingsbeelden op het gebied van: • de digitale dreiging, de belangen die daardoor worden aangetast en de weerbaarheid in relatie tot de nationale veiligheid (Cybersecuritybeeld Nederland, CSBN) • radicalisering, extremisme en de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland (Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, DTN) • statelijke dreiging (in samenspraak met de AIVD en MIVD, het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren, DBSA). Het jaarlijkse Cybersecuritybeeld Nederland (CSBN) gaat in op de digitale dreiging, de belangen die daardoor worden aangetast en de weerbaarheid in relatie tot de nationale veiligheid. In de weerbaarheidscyclus die door het verantwoordelijke vakdepartement doorlopen wordt voor een vitaal proces worden belangen, dreigingen en weerbaarheid van (aanbieders van) het vitale proces specifieker in kaart gebracht om vervolgens op basis daarvan te bepalen welke acties uitgevoerd moeten worden om de weerbaarheid te verhogen. Daarnaast voeren de departementen samen met vitale aanbieders periodiek een self-assessment uit om de intersectorale afhankelijkheden tussen de vitale processen in kaart te brengen. Als onderdeel van de versterkte aanpak vitaal wordt het instrumentarium uit de weerbaarheidscyclus doorontwikkeld. Zo worden onder andere technologische ontwikkelingen en geopolitieke veranderingen meegewogen in het beoordelen van risico’s en het nemen van weerbaarheid verhogende maatregelen. In opdracht van de NCTV wordt periodiek een geïntegreerde risicoanalyse ten behoeve van de nationale veiligheid opgesteld. Het doel van deze geïntegreerde risicoanalyse is om de grootste risico’s voor de nationale en internationale veiligheid in de komende vijf tot tien jaar met elkaar te verbinden en voor alle betrokkenen binnen en buiten de overheid inzichtelijk te maken. In het kader van de Rijksbrede Veiligheidsstrategie, die momenteel in ontwikkeling is en die naar verwachting eind 2022 wordt opgeleverd, wordt deze geïntegreerde risicoanalyse opnieuw uitgevoerd. |
41 |
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel strafbaarstelling spionage? |
Zie het antwoord op vraag 33. |
42 |
Wat is stand van zaken van het wetsvoorstel dat dient als alternatief/aanvulling (?) voor het wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf terroristisch gebied, zoals toegezegd in een schriftelijke reactie aan de Eerste Kamer? |
De afgelopen periode is gewerkt aan de voorbereiding van een wetsvoorstel waarmee aan de voorgestelde strafbaarstelling voor verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (zie Kamerstukken 35125), een strafuitsluitingsgrond wordt toegevoegd voor hulpverleners werkzaam voor onpartijdige humanitaire hulpverleningsorganisaties, journalisten en publicisten. Het gaat daarbij om een aanvulling van het voorgestelde artikel 134b Sr. Het streven is het wetsvoorstel op korte termijn in consultatie te geven. |
43 |
Klopt de stelling van de ARK dat de ramingen voor de rechtspraak en het rechtsbestel niet zijn gebaseerd op actuele en betrouwbare gegevens over het aantal rechtszaken en de werklast per rechtszaak? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit te verbeteren? |
Deze stelling klopt ons inziens niet. Jaarlijks stelt JenV in het kader van de begrotingsvoorbereiding in een zorgvuldig proces de ramingen op voor de beleidsartikelen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de laatste, dan beschikbare cijfers. Het begrotingsproces kent echter een lange doorlooptijd. Zie ten aanzien van de doorlooptijd van dit proces het antwoord op vraag 1. De ARK beschrijft in haar rapport[1] dat in de begrotingsvoorbereiding 2011 de PMJ-raming voor civiel niet onverkort is gevolgd. Reden daarvoor was dat vanaf 2011 een trendbreuk bleek op te treden in het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) op het terrein van civiel. Een trendbreuk die moeilijke voorspelbaar was. De periode daarvoor werd gekenmerkt door een gestage stijging van de instroom in de rechtspraak. In 2011 tekende zich een daling af van de instroom, die moeilijk voorspelbaar is in een econometrisch model. Zoals aan uw Kamer gemeld is de PMJ gebaseerd op de extrapolatie van historische trends. De trendbreuk in 2011 is reden geweest om naast de PMJ ook andere informatie te gebruiken voor de bepaling van de instroomverwachting in het begrotingsproces.[2] De data en de verbanden in het econometrische model worden ieder jaar geactualiseerd. Daarnaast vinden verfijningen van of uitbreidingen aan het model plaats, zoals aangegeven bij de aanbieding van de meest recente PMJ-ramingen aan uw Kamer op 17 juni jl.[3] Derhalve is «de trendbreuk» inmiddels verwerkt in het model. Hier is geen verbetering nodig. Voor de lange termijn is een uitgebreid traject gestart om de mogelijkheden voor het verbeteren van de ramingen (in algemene zin) te onderzoeken.[4] Het model functioneert in technisch opzicht naar behoren, en er wordt inhoudelijk gekeken om dit verder te ontwikkelen. Zodra dit traject is afgerond zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd. [1] Algemene Rekenkamer (juni 2021), Ruimte in de ramingen? Meerjarenramingen onderzocht. [2] Kamerstukken II 29 279, nr. 421. [3] Kamerstukken II, 2020–2021, 24 587 nr. 802. [4] Kamerstukken II, 2019–2020, 24 587 nr. 769. |
44 |
Hoe vindt besluitvorming plaats over de verdeling van de 700 extra wijkagenten? |
De besluitvorming over de verdeling over de regionale eenheden van de ruim 700 fte agenten in de wijk zal zoals gebruikelijk overeenkomstig de Politiewet 2012 via het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) plaatsvinden. Vervolgens slaat de verdeling neer in de formatie van de eenheden. |
45 |
Waar landt het extra budget voor groene buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)? |
Het extra structurele budget van 5,5 miljoen euro komt ten eerste ten goede aan extra capaciteit van de groene boa’s, zodat meer groene boa’s kunnen worden ingezet op toezicht en handhaving in het buitengebied. Daarnaast wordt voorzien in een tegemoetkoming van de kosten voor de uitrusting en professionalisering van groene boa’s. Over de exacte invulling worden gesprekken gevoerd met de betrokken partijen. |
46 |
In welke 20 gemeenten wordt de aanrijdtijd door de brandweer het vaakst niet gehaald en in welk percentage van de gevallen is de brandweer daar niet op tijd? |
Het Instituut Fysieke Veiligheid publiceert maandelijks de incidenten en (uitgesplitste) opkomsttijden op schaal van de veiligheidsregio en niet van gemeenten. Deze informatie is openbaar beschikbaar op het online dashboard.[1] Het halen van vastgestelde opkomsttijden is een zwaarwegende kwestie. Het is van groot belang dat de Veiligheidsregio’s hierin verantwoordelijkheid nemen en realistische opkomsttijden vaststellen. De opkomsttijden worden door de Veiligheidsregio’s vastgesteld conform het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr). Omdat de besturen van de veiligheidsregio’s gemotiveerd kunnen afwijken van de gestelde normtijden zoals vastgelegd in het Bvr (Art. 3.2.1) is een vergelijking op schaal van de gemeenten moeilijk te maken. Aan de hand van de vastgestelde en de gerealiseerde opkomsttijden legt het bestuur tenminste jaarlijks verantwoording af aan de gemeenteraden binnen de regio. Hierbij is halen van vastgestelde opkomsttijden geen vrijblijvende kwestie. [1] Kerncijfers Veiligheidsregio’s (ifv.nl). |
47 |
In welke 20 gemeenten wordt de aanrijdtijd door de politie het vaakst niet gehaald en in welk percentage van de gevallen is de politie daar niet op tijd? |
De politie streeft ernaar om bij 90% van de spoedmeldingen binnen 15 minuten na aanname van de melding op locatie te zijn. De 20 gemeenten waar deze interne streefnorm voor de reactietijd door de politie in 2020 het vaakst niet gehaald werd, zijn Vlieland, Baarle-Nassau, Reusel-De Mierden, Noord-Beveland, Sluis, Ameland, Veere, Goeree-Overflakkee, Sint Anthonis, Schouwen-Duiveland, Bergeijk, Terschelling, Tholen, Westvoorne, Westerveld, West Maas en Waal, Druten, Beesel, Texel en Haaren. Deze gegevens zijn voor alle gemeenten per maand raadpleegbaar via https://data.politie.nl/#/Politie/nl/dataset/47008NED/table?ts=1635158815518. Voor de respectievelijke percentages verwijst de MJenV u naar voornoemde website. |
48 |
Kunt u een overzicht geven van de volwaardige politiebureaus die in de afgelopen 20 jaar gesloten zijn? Kunt u daarbij aangeven waar deze bureaus gesloten zijn? |
Voor de beantwoording van de vragen 48 t/m 51 is een bijlage toegevoegd waarin u de nieuwe en afgesloten bureaus per teamsegment voor 2013 t/m 2021 kunt zien, onderverdeeld naar eenheden, met een onderverdeling tussen politiepost klein/groot en teambureaus1. Hierbij is het van belang te melden dat het door de vragensteller in deze en volgende vragen gemaakte onderscheid tussen volwaardige bureaus en posten niet één op één aansluit bij de systematiek die gehandhaafd wordt door de politie, en ook niet één op één is door te vertalen in de naar de wijze waarop de politie haar functie uitoefent. Een politiepost heeft ook een publieksfunctie en de politie gebruikt juist innovatieve manieren om aan te blijven sluiten op de wens vanuit de inwoners. |
49 |
Kunt u een overzicht geven van de politieposten die in de afgelopen 20 jaar gesloten zijn? Kunt u daarbij aangeven waar deze posten gesloten zijn? |
Zie het antwoord op vraag 48. |
50 |
Kunt u een overzicht geven van de volwaardige politiebureaus die in de afgelopen 20 jaar zijn geopend? Kunt u daarbij aangeven waar deze bureaus zijn geopend? |
Zie het antwoord op vraag 48. |
51 |
Kunt u een overzicht geven van de politieposten die in de afgelopen 20 jaar zijn geopend? Kunt u daarbij aangeven waar deze posten zijn geopend? |
Zie het antwoord op vraag 48. |
52 |
Kunt u een overzicht geven van het aantal docenten werkzaam bij de Politieacademie, over de afgelopen acht jaar? |
In de tabel in de bijlage is de totale personele bezetting van de Politieacademie (PA) van 2013 tot en met 2020 weergegeven1. Hierbij zij opgemerkt dat bij de inbedding van de mensen en middelen van de PA in 2017 de gegevens zij opgenomen in het Korpsbrede P-systeem. De uitsplitsing van totaal aantal personeel naar onderwijzend personeel van 2013–2017 is daarmee verloren gegaan. |
53 |
Kunt u een overzicht geven van het totale budget voor de Politieacademie, over de afgelopen acht jaar? |
In de tabel in de bijlage is het gerealiseerde budget van de Politieacademie van 2013 tot en met 2020 weergegeven1. Het budget bestaat uit middelen die de Politieacademie ontvangt van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de politie. Vanaf 2017 wordt het budget voor politieonderwijs opgenomen in de algemene bijdrage van de politie. De politie stelt dit jaarlijks in de vorm van mensen en middelen aan de Politieacademie ter beschikking. Bij de overgang van middelen in 2017 was ook sprake van overgang van taken van de Politieacademie naar de politie. Dit ziet bijvoorbeeld toe op werving en selectie. Bijbehorend budget staat daardoor niet meer tot beschikking van de Politieacademie. |
54 |
Kunt u aangeven hoeveel boa's werkzaam zijn in Nederland en hoe deze ontwikkeling in de afgelopen acht jaar is geweest? |
In de bijlage is een overzicht opgenomen van het aantal afgegeven boa-aktes en de ontwikkeling in de afgelopen acht jaar, tot en met Q3 2021. Dit overzicht is uitgesplitst per domein. Hierbij is van belang dat het aantal afgegeven aktes niet gelijk is aan het aantal werkzame boa’s. Een boa-akte is geldig voor de duur van vijf jaar. De politie beschikt niet over het aantal werkzame boa’s op dit moment. |
55 |
Kunt u een wetgevingsprogramma geven voor alle wetsvoorstellen met betrekking tot het familie- en naamrecht? |
Op 3 juni 2021 stuurde de MRb u het halfjaarlijkse overzicht van het wetgevingsprogramma Modernisering personen- en familierecht (Kamerstukken II 2020/21, 31 265, nr. 92, bijlage). Een tot de laatste stand van zaken bijgewerkte versie van dit overzicht treft u aan in de bijlage1. |
56 |
Hoeveel verzoeken tot een naamswijziging worden jaarlijks ingediend, uitgesplitst naar voor- en achternaam, de verschillende gronden waarop deze aanvraag wordt gedaan en hoeveel hiervan worden ontvankelijk verklaard? |
Verzoeken om geslachtsnaamswijziging worden behandeld door Justis. Verzoeken om voornaamswijziging worden behandeld door de rechtbank. Geslachtsnaamswijziging In de tabel «verzoek in type aanvragen» als opgenomen in de bijlage treft u aan de aantallen verzoeken geslachtsnaamswijziging en de grond waarop deze verzoeken zijn gedaan in de afgelopen drie jaren. In de tabel «Afdoening van verzoeken om geslachtsnaamswijziging» als opgenomen in de bijlage treft u aan de gegevens over de afdoening van verzoeken om geslachtsnaamswijziging zoals die door Justis de afgelopen drie jaar zijn behandeld1. Voor alle aantallen geldt: marginale afwijkingen voorbehouden. Tevens verdient opmerking dat het aantal afgehandelde verzoeken in een jaar niet gelijk is aan het totale aantal verzoeken in dat jaar. Dit, omdat een verzoek in het ene kalenderjaar kan worden gedaan en in het volgende afgehandeld. Voornaamswijziging De gegevens over verzoeken om voornaamswijziging die door de rechtbank zijn behandeld treft u aan in de tabel «Verzoeken om voornaamswijziging» als opgenomen in de bijlage. Cijfers over verzoeken die niet ontvankelijk zijn verklaard, zijn niet beschikbaar. Evenmin zijn gegevens beschikbaar over de gronden waarop voornaamswijziging wordt verzocht. |
57 |
Op welke wijze zijn de kosten die verbonden zijn aan een naamswijziging opgebouwd? |
De kosten die verbonden zijn aan een (verzoek tot) naamswijziging bestaan uit personeelskosten en materiële kosten. |
58 |
Hoeveel taakaccenthouders dierenwelzijn zijn er momenteel? |
Er zijn op dit moment ongeveer 235 taakaccenthouders dierenwelzijn werkzaam binnen de basisteams van de politie. |
59 |
Hoeveel fte hebben de taakaccenthouders dierenwelzijn gemiddeld om aan dierenwelzijn te besteden? |
Taakaccenthouders houden geen tijdregistratie bij. Het is daarom niet mogelijk om aan te geven hoeveel FTE taakaccenthouders gemiddeld aan dierenwelzijn besteden. Handhaving van dierenwelzijn is onderdeel van de generieke politietaak. Taakaccenthouders zetten hun kennis en expertise in waar dat nodig wordt geacht. |
60 |
Hoe verhoudt het huidige aantal taakaccenthouders dierenwelzijn en het aantal gemiddelde fte wat zij aan deze taak kunnen besteden zich tot voorgaande jaren? |
In het inrichtingsplan van de Nationale Politie uit 2012 staan 180 fte voor taakaccenthouders dierenwelzijn vermeld. De 180 fte zijn verdeeld over ongeveer 235 taakaccenthouders. Dit aantal is stabiel gebleven de afgelopen jaren. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 59 is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel uren (omgerekend naar fte) taakaccenthouders gemiddeld aan dierenwelzijn besteden. |
61 |
Is het budget voor de taakaccenthouders dierenwelzijn omhoog of omlaag gegaan in de afgelopen vijf jaar? |
De taakaccenthouders worden betaald vanuit de lump-sumfinanciering van de politieorganisatie. Sinds de oprichting van de Nationale Politie zijn 180 fte beschikbaar gesteld voor taakaccenthouders dierenwelzijn. |
62 |
Hoe vaak heeft de politie het afgelopen jaar preventief gefouilleerd op de zogenaamde «Zuidas» in Amsterdam? Hoe vaak heeft de politie het afgelopen jaar preventief gefouilleerd in De Haagse buurt Laakkwartier-Oost? |
Beide 0 keer. Vorig jaar waren beide gebieden niet aangewezen als veiligheidsrisicogebieden. Dit is een bevoegdheid van de burgemeester na een besluit van de gemeenteraad. |
63 |
Wanneer is het functioneren van het systeem van taakaccenthouders dierenwelzijn voor het laatst geëvalueerd en wat kwam er uit deze evaluatie? |
Het rapport «Hoe lopen de hazen» over de stand van zaken in de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing uit 2016 evalueerde onder andere het systeem van taakaccenthouders dierenwelzijn van de politie. Dit rapport en de beleidsreactie hierop is met uw Kamer gedeeld (Zie Kamerstukken II 2016/17, 28 286, nr. 886). Hierin kwam naar voren dat er een goede geografische dekking van taakaccenthouders bestaat. Verder gaven de meeste ondervraagde taakaccenthouders aan dat zij voldoende tijd hebben om aan dierenwelzijn te werken. Er was wel behoefte aan verdere scholing om het kennisniveau te borgen. Hiervoor heeft de politie in samenwerking met de Politieacademie kennisproducten ontwikkeld en blijft dit ook doen. |
64 |
Kunt u het politiebudget specificeren en hierbij ingaan op de verschillen in werkzaamheden, onderdelen en onderwerpen zoals zeden? |
De politie wordt gefinancierd door middel van een algemene bijdrage (lumpsum) en bijzondere bijdragen. De algemene bijdrage betekent dat politie middelen ontvangt voor het geheel van werkzaamheden dat wettelijk tot de taak van de politie behoort. De bijzondere bijdragen worden gegeven voor de realisatie van een bepaald doel. Voor de bijzondere bijdragen is het mogelijk om bestedingsdoelen te volgen. Zo is bijvoorbeeld voor de middelen uit de motie-Klaver uit 2019 een bijzondere bijdrage voor zeden ingesteld. In begroting en beheerplan politie 2022–2026 is een overzicht van deze doelen opgenomen. Voor de algemene bijdrage geldt dat de politiebegroting een onderscheid kent naar kostensoorten (zoals bijvoorbeeld personeelskosten, rente, opleiding/vorming, huisvesting, vervoer, verbinding/automatisering, geweldsmiddelen/uitrusting, operationeel en beheer). In de bijlage is een tabel opgenomen van deze uitsplitsing. Uit de algemene bijdrage worden de o.a. de personeelskosten betaalt1. Op basis van het besluit verdeling en sterkte wordt de operationele sterkte over de eenheden verdeeld. In begroting en beheerplan politie 2022–2026 is deze verdeling opgenomen. In de basisteams wordt gewerkt aan verschillende werkzaamheden, afhankelijk van de behoefte van het gezag. |
65 |
Wat is het totale budget voor de Politieacademie geweest in 2020 en 2021, uitgesplitst per jaar? Is sprake van een verhoging voor het jaar 2020? |
Het budget voor de Politieacademie was in 2020 181 miljoen, in 2021 is het begrote budget 198 miljoen. In 2020 was er een verhoging ten opzichte van 2019, o.a. op basis van het Regeerakkoord van Rutte III en de politie cao 2018–2020. |
66 |
Hoeveel van het budget van 2022 voor de Politieacademie is bedoeld voor trainingen gericht op de-escalatie? |
De-escalatie staat niet op zichzelf, maar wordt altijd in de context van de werkzaamheden aangeleerd als integraal onderdeel van de politieopleidingen. Het precieze budget kan daarom niet worden gespecificeerd. |
67 |
Hoeveel van het budget van 2022 voor de Politieacademie is bedoeld voor trainingen gericht op racisme- en discriminatiebestrijding en de preventie van etnisch profileren? |
Morele weerbaarheid en divers vakmanschap staan als onderdeel van de professionele beroepsidentiteit niet op zichzelf, maar worden altijd in de context van de werkzaamheden aangeleerd als integraal onderdeel van de politieopleidingen. Het precieze budget kan daarom niet worden gespecificeerd. Zie ook het antwoord op vraag 68. |
68 |
Hoe ontwikkelt zich het proces rondom bewustwordingsinitiatieven met betrekking tot etnisch profileren bij de politie? Welke maatregelen en initiatieven worden genomen om te voorkomen dat er etnisch wordt geprofileerd door agenten? |
Met Politie voor Iedereen (PvI) is door de politie een programma opgezet waarlangs de aanpak van discriminatie, inclusief het tegengaan van etnisch profileren, wordt uitgevoerd. De MJenV heeft uw Kamer via het laatste halfjaarbericht politie van juni jl. geïnformeerd over het realisatieprogramma. De volgende maatregelen zijn genomen om etnisch profileren tegen te gaan: 1. Het handelingskader proactief controleren is opgesteld en breed binnen de politieorganisatie uitgerold, waarin de professionele norm van objectiviteit wordt beschreven die de politie hanteert en ook de wijze waarop zij met burgers wil omgaan. Het handelingskader maakt onderdeel uit van de Integrale Beroepsvaardigheden Trainingen (IBT). 2. De versterking van het vakmanschap door opleiding en training in de basisteams. 3. In eenheden zijn ambassadeurs voor professioneel controleren aangesteld. Deze ambassadeurs lopen ook daadwerkelijk mee met collega’s op straat om direct kennis over te dragen in de praktijk. 4. De proactieve controle kan worden uitgevoerd met gebruikmaking van de digitale toepassing Mobiel Effectief op Straat (MEOS). Aan MEOS is een extra functionaliteit toegevoegd ter ondersteuning bij professionele controllers (de ProCo-functionaliteit). Via deze functionaliteit ziet elke gebruiker van MEOS die informatie over een kenteken of een ID opvraagt hoe vaak en hoe recent deze bevraging eerder is gedaan. Deze informatie kan helpen om af te wegen of een controle wordt doorgezet of niet. Uw Kamer is hierover recent geïnformeerd in de beantwoording op vragen van D66. De aanpak die de politie heeft ontwikkeld voor professioneel controleren wordt in de komende periode verder geïmplementeerd en waar nodig aangescherpt. De aanpak wordt geëvalueerd via extern onderzoek naar onder andere het gebruik en de bijdrage van de ProCo-functionaliteit in MEOS en de effecten van de training met Virtual Reality simulaties. De politieorganisatie beschikt daarnaast over een eigen Netwerk Divers Vakmanschap waarin kennis over de leefstijlen, aandachtgebieden en culturen in onze samenleving toegankelijk wordt gemaakt. |
69 |
Wat wordt de totale personele bezetting van de Politieacademie in 2022? |
De geprognotiseerde bezetting van de PA is 1228 fte. De verwachte formatie is echter opgehoogd in het kader van het nieuwe politieonderwijs (PO21) naar 1.261,5 fte. |
70 |
Wat is de totale personele bezetting bij de Politieacademie met een migratieachtergrond? |
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 19 wordt de culturele diversiteit van de politieorganisatie als geheel gemeten aan de hand van de Barometer Culturele Diversiteit van het CBS. Bij de personele bezetting van de Politieacademie wordt de migratieachtergrond niet afzonderlijk geregistreerd. |
71 |
Wat is de totale personele bezetting bij de politie met een migratieachtergrond? |
Op basis van de cijfers van de Barometer Culturele Diversiteit op 31-12-2020, die is gepubliceerd op 7 juni 2021 door het CBS, bedraagt het percentage 14% medewerkers met een migratieachtergrond. Het gaat hier om al het politiepersoneel dus ook de niet- operationele medewerkers. |
72 |
Kunt u voor het aandeel van agenten met een migratieachtergrond bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is, wat het aandeel is binnen leidinggevende posities en wat het aandeel is binnen topfuncties? |
Het totale aandeel is 14% op basis van cijfers van de Barometer Culturele Diversiteit op 31-12-2020, het aandeel binnen leidinggevende posities (alle leidinggevenden in de bezetting – zowel operationele als niet-operationele medewerkers) is 10%. |
73 |
Hoe ziet de capaciteit van de politie in 2022 eruit? |
In haar begroting 2022–26 gaat de politie er van uit dat de bezetting zich in 2022 zal ontwikkelen binnen aantallen fte’s zoals weergegeven in de tabel in de bijlage1. In de totalen wordt een afrondingsverschil zichtbaar. |
74 |
Hoe ontwikkelt zich de capaciteit bij de politie? Wat is de actuele stand van zaken van de personeelsuitbreiding? Hoe worden nieuwe agenten geworven om de capaciteit te waarborgen? |
Zie voor de ontwikkeling ook de tabel in de bijlage1. Dit kabinet heeft de operationele formatie uitgebreid met ruim 2.400 fte. De operationele bezetting was eind 2020 50.454 fte. Dit betekent dat de operationele bezetting de komende jaren nog met ruim 1.600 fte zal stijgen bovenop de vervangingsopgave van 17.000 fte als gevolg door uitstroom door pensionering. De wervings- en opleidingscapaciteit bij politie wordt komende jaren volledig benut. Het animo om bij de politie te komen werken is nog steeds onverminderd hoog. |
75 |
Hoeveel agenten zullen in 2022 bij de politie vertrekken in verband met de vergrijzing/pensioen? |
De voorziene (pensioengebonden) uitstroom van operationele medewerkers bedraagt naar verwachting 1.487 fte in 2022. |
76 |
Hoeveel politiemedewerkers zullen de komende jaren (2023 t/m 2025) met pensioen gaan? |
De voorziene (pensioengebonden) uitstroom van operationele en niet-operationele medewerkers is opgenomen in de tabel zoals opgenomen in de bijlage1. |
77 |
Hoe divers zal de capaciteit van de politie in 2022 zijn? |
De politie levert een forse inspanning in het kader van Politie voor Iedereen om meer culturele diversiteit in haar organisatie te verwerven en te behouden. Desondanks zal deze inzet vooralsnog een minimaal effect hebben op de diversiteit van de totale bezetting. Naar verwachting zal dit verschil in 2022 nauwelijks zichtbaar zijn volgens de meetmethode van het CBS. Dit beperkte effect op de korte termijn komt voornamelijk door de omvang van de politieorganisatie en de relatief lage uitstroom (lager dan 5%) in vergelijking met andere organisaties. In de komende jaren zal de culturele diversiteit van de totale bezetting naar verwachting verder toenemen. |
78 |
Welk wervingsbeleid wordt er gevoerd om vacatures bij de politie te vervullen? |
Zie het antwoord op vraag 74. |
79 |
Kan een schatting worden gemaakt van de uitbreiding van operationele formatie die er bij de politie bijkomt als gevolg van de eerste grotere cohort aspiranten die binnenkort zullen gaan afstuderen? |
Na het voltooien van de opleiding stromen aspiranten (N2 t/m N6; dat is inclusief studenten uit het hoger onderwijs, de politiekundigen en recherchekundigen) door naar het opgeleide deel van de operationele bezetting. Vanaf dit jaar worden grote cohorten opgeleid, die vanaf 2023 afstuderen. In de tabel in de bijlage zijn de extra aspiranten verbonden aan de motie-Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 1) gelden nog niet meegenomen1. |
80 |
Hoeveel aspiranten studeren van de Politieacademie af in 2021 en naar verwachting in 2022 en hoeveel hiervan gaan aan de slag in een operationele functie? |
Naar verwachting zullen in 2021 1.931 fte aan aspiranten afstuderen en in 2022 1.517 fte aan aspiranten. In principe gaan allen aan de slag in een operationele functie. |
81 |
Wat is de verhouding tussen basisteams en vrijwilligers bij de politie als het gaat om de operationele sterkte? |
Op 30 sept 2021 waren bij de regionale eenheden in totaal 2.621 vrijwilligers werkzaam. Afgezet tegen het aantal personen (geen fte’s) dat op dat moment werkzaam was bij de basisteams (23.279) geeft dat een verhouding van ongeveer 10,1%. Dit is conform doelstelling. |
82 |
Gemiddeld hoeveel procent van zijn of haar tijd is een wijkagent daadwerkelijk in de wijk bezig en gemiddeld hoeveel procent van de tijd wordt een wijkagent opgeroepen voor noodoproepen? |
De urenregistraties van de politie zijn niet geschikt om de tijdsbesteding van wijkagenten inzichtelijk te maken. Dit heeft te maken met de wijze van registreren en het doeleinde waarvoor de uren geregistreerd worden. Wel kan de urenregistratie trendmatig gebruikt worden. Uit een in 2020 uitgevoerde analyse van de urenregistraties van wijkagenten blijkt dat er in 2019 meer uren aan de wijk werden besteed dan in 2017 (zie ook Kamerstukken II, 2020/21, 2999628, nr. 1015). Verder geeft de Inspectie JenV in haar rapport over de incidentafhandeling door de politie aan dat de mate waarin wijkagenten voor noodhulpdiensten worden ingezet sterk verschilt per basisteam en per wijkagent. Het onderzoek bevestigt het beeld dat wijkagenten in sommige basisteams een deel van hun tijd worden ingezet voor noodhulp. Zie ook het antwoord op vragen 288 en 296. |
83 |
Hoe is de ontwikkeling van de politie naar een organisatie waarin de oriëntatie op de wijk is gericht vormgegeven? Hoe uit zich dit in het aannamebeleid? |
De Nederlandse politie staat internationaal bekend om haar stevige maatschappelijke verankering en oriëntatie op de wijken. Die verankering kent een lange historie en wordt geborgd binnen de 167 basisteams. Om blijvend verbinding te kunnen maken met de samenleving is het noodzakelijk dat het gebiedsgebonden politiewerk (GGP) met de tijd meegaat en inspeelt op actuele ontwikkelingen. Met de Ontwikkelagenda GGP wordt in belangrijke mate richting gegeven aan de benodigde doorontwikkeling binnen de basisteams. Het aannamebeleid sluit in zijn algemeenheid aan bij de strategische agenda van de politie. Hierin is het herkenbaar zijn voor alle inwoners van Nederland een belangrijk thema, met daarbij de focus op divers samengestelde teams die aansluiten bij de samenleving. |
84 |
Hoeveel wijkagenten zal Nederland tellen in 2022? Kan een overzicht worden gegeven van de verdeling van wijkagenten per veiligheidsregio en politie-eenheid? |
Deze overzichten zijn enkel beschikbaar per eenheid, niet per veiligheidsregio. Zie hiervoor de tabel in de bijlage1. |
85 |
Hoeveel fte krijgt de politie er in 2022 bij als gevolg van het starten van de vernieuwde en verkorte basisopleiding? |
Naar verwachting zullen in 2022 1.517 fte aspiranten afstuderen en doorstromen een opgeleide operationele functie. |
86 |
Hoeveel van het budget van 2022 is bedoeld voor het verder professionaliseren van de klachtenprocedure van de politie? |
De vraag hoeveel van het budget van 2022 is bedoeld voor het verder professionaliseren van de klachtenprocedure van de politie is niet goed te beantwoorden omdat hiervoor geen afzonderlijke begrotingspost bestaat en de kosten gaan zitten in tal van initiatieven en activiteiten die zijn gericht op de professionalisering van de klachtenprocedure. Het gaat daarbij onder meer om: • de themadagen van de klachtencoördinatoren waarin het onderwerp professionalisering van de klachtenprocedure vast op de agenda staat, • een themadag voor alle klachtbehandelaars, • een workshop van de Nationale ombudsman voor alle klachtbehandelaars en • opleidingen zoals de opleiding mediationvaardigheden, de opleiding schrijven en de verdiepingsopleiding klachtbehandeling. |
87 |
Wat is het totale budget voor de politie, exclusief de Politieacademie, voor de komende vijf jaar? |
De politie ontvangt een algemene bijdrage en bijzondere bijdragen, waar het budget voor de Politieacademie (uitgezonderd het zbo) integraal onderdeel van uitmaakt. De tabel voor de komende vijf jaar is opgenomen in de bijlage1. |
88 |
Is extra budget uitgetrokken voor het verder professionaliseren van de klachtenprocedure van de politie en het implementeren van de aanbevelingen van de Nationale ombudsman? |
Het is nog niet bekend welke extra kosten gemoeid zijn met de verdere professionalisering van de klachtenprocedure. De verdere professionalisering wordt ingepast binnen de bestaande kaders, bovendien brengen geplande activiteiten niet altijd extra kosten met zich mee. Zo rekent de Nationale ombudsman voor zijn workshops geen kosten en gaan de kosten voor de opleidingen ten laste van het opleidingsbudget. |
89 |
Hoeveel strafzaken zijn sinds maart 2020 door het Openbaar Ministerie (OM) vanwege de gevolgen van de covid-19-crisis geseponeerd? |
In het sepotbeleid hanteert het OM geen specifieke grondslag vanwege de coronacrisis. Wel kon vanwege de toegenomen voorraad, de langere doorlooptijden en de beperkte zittingscapaciteit in 2020 en 2021 niet worden voorkomen dat extra overtredingszaken moesten worden geseponeerd. De reden hiervan is dat het strafbare feit was verjaard of dat strafrechtelijk ingrijpen onbillijk zou zijn geworden in verband met de lange tijd die is verstreken na het plegen van het feit, en hierdoor de «redelijke termijn» van artikel 6 EVRM was verstreken. In 2020 zijn circa 18.000 overtredingszaken meer geseponeerd dan in 2019. De cijfers over 2021 worden in het voorjaar van 2022 bekend gemaakt |
90 |
Hoeveel burgers hebben een coronaboete ontvangen? Hoeveel burgers hebben hiertegen bezwaar gemaakt? |
Vanaf de start van de coronapandemie in maart 2020 tot medio oktober 2021 zijn door het OM bijna 145.000 boetes opgelegd door middel van een strafbeschikking voor overtreding van coronamaatregelen. Het gaat dan tot 1 december 2020 om overtredingen van de noodverordeningen en vanaf 1 december 2020 om overtredingen op grond van de Wet publieke gezondheid. Er was medio oktober 2021 verzet ingesteld tegen bijna 23.000 strafbeschikkingen waarbij een geldboete is opgelegd. |
91 |
Welke maatregelen worden in 2022 binnen de rechtstatelijke verhoudingen genomen om de sturing op de samenwerking binnen de strafrechtsketen te verbeteren? |
In de brief aan uw Kamer van 17 november 2020 over het actieplan strafrechtketen hebben MRb en MJenV uiteengezet hoe, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken ketenpartners en meer in het bijzonder met de rechtsstatelijke positie van het OM en de onafhankelijkheid van de Rechtspraak, gewerkt wordt aan het realiseren van de gewenste verbeteringen in de (samenwerking binnen) de strafrechtketen. Het uitgangspunt is dat samenwerking van de organisaties in de strafrechtketen de beste resultaten oplevert als de organisaties hiertoe zelf de verantwoordelijkheid en het initiatief nemen en hieraan gezamenlijk invulling geven. Afhankelijk van het onderwerp kan het daarbij nodig zijn om de regie of samenwerking te versterken. In de afgelopen jaren heeft dit onder meer zijn vertaling gekregen in de afspraken van het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) op het terrein van de doorlooptijden, multiproblematiek en digitalisering. Ook met het Actieplan strafrechtketen geeft het BKB een impuls aan de versnelling van doorlooptijden en aan de ketensamenwerking. Het commitment dat aanwezig is bij alle BKB-leden, de verantwoordelijkheid die zij nemen, ieder voor de eigen organisatie maar ook voor het gezamenlijk realiseren van de resultaten, past hierbij. Wij hadden en hebben hierin vertrouwen en dragen ook in 2022 en de jaren daarna aan deze positieve ontwikkeling bij door frequent met de bestuurders van de strafrechtketen om tafel te gaan om te bespreken op welke wijze we de samenwerking kunnen ondersteunen. |
92 |
Kunt u een overzicht geven van de nog te behandelen strafzaken bij de afzonderlijke parketten van het OM? |
In de planning en control-informatie die OM en het Ministerie van JenV uitwisselen, werken we alleen met informatie op landelijk niveau. Bij brieven van 25 juni 2020, 18 september 2020 en 10 mei 2021 (TK, 2019–2020, 29 279, nrs. 601, 614 en 651) hebben de MJenV en de MRb uw Kamer geïnformeerd over de contouren en de stand van zaken van de gezamenlijke aanpak van door de coronacrisis ontstane achterstanden in de strafrechtketen. Conform toezegging zullen wij u vóór de begrotingsbehandeling schriftelijk informeren over de stand van zaken op dat moment. |
93 |
Wat is de totale wachtlijst en hoe lang duurt het voordat een strafzaak voor de rechter komt? |
De voorraad op zitting te plannen strafzaken is te vinden in het antwoord op vraag 21. Voor de strafzaken die in de periode januari t/m eind oktober 2021 voor het eerst op een rechtbankzitting zijn gekomen, geldt de volgende gemiddelde doorlooptijd voor het traject van datum beslissing afdoening OM tot datum eerste zitting rechtbank: strafzaken enkelvoudige kamer 222 dagen, strafzaken meervoudige kamer 197 dagen en kanton-strafzaken: 327 dagen. Voor de strafzaken die in de periode januari t/m eind oktober 2021 voor het eerst op een zitting bij een gerechtshof zijn gekomen, gelden de volgende gemiddelde doorlooptijden voor het traject van datum ontvangst dossier van rechtbank tot datum acceptatie dossier door het resortsparket: strafzaken enkelvoudige kamer 104 dagen, strafzaken meervoudige kamer 144 dagen en kanton-strafzaken 71 dagen. Voor het traject van acceptatie dossier door het resortsparket tot datum eerste zitting hof gelden de volgende gemiddelde doorlooptijden: strafzaken enkelvoudige kamer 156 dagen, strafzaken meervoudige kamer 227 dagen en kanton-strafzaken 198 dagen. |
94 |
Hoeveel procent van de politieagenten kent het handelingskader voor proactief controleren? |
De politieacademie concludeert op basis van haar onderzoek «Professioneel controleren» in 2018/2019 dat bijna 50% van de deelnemers in de pilot bekend is met het handelingskader. Een kleine 5% van de deelnemers is bekend met de in het handelingskader beschreven vier basisprincipes. Het onderzoek naar (onder meer) de bekendheid van het handelingskader wordt in 2022 herhaald. |
95 |
Wanneer zullen in 2022 voor het eerst de data met betrekking tot staandehoudingen door de politie gegenereerd uit de Proco-app/MEOS-app (Professioneel Controleren/Mobiel Effectiever Op Straat) met de Kamer gedeeld worden? |
In de ProCo functionaliteit bij MEOS wordt bijgehouden welke politiemedewerker welke bevraging heeft gedaan ten behoeve van een controle, ten aanzien van wie/wat en op welk moment. Onderzocht wordt of de geanonimiseerde data kunnen worden samengebracht met gegevensbronnen van het CBS om inzicht te krijgen in het bevragingsgedrag en in de controles die zijn uitgevoerd. Dit onderzoek bevindt zich in een voorbereidend stadium. De verwachting is dat er medio 2022 meer duidelijkheid is of de gegevensbronnen in samenhang dat inzicht kunnen geven. Overeenkomstig de motie Azarkan[1] zal MJenV uw Kamer halfjaarlijks rapporteren over de analyse van de door de Proco-app verzamelde gegevens ten aanzien van professioneel controleren. [1] Kamerstukken II, 2021–2022, 29 628, nr. 1036. |
96 |
Kunt u aangeven op welke wijze de data met betrekking tot staandehoudingen door de politie gegenereerd uit de Proco-app/MEOS-app geanalyseerd zullen worden? |
Onderzocht wordt of de – geanonimiseerde – data uit MEOS kunnen worden samengebracht met gegevensbronnen van het CBS om inzicht te krijgen in het bevragingsgedrag en in de controles die zijn uitgevoerd. Dit onderzoek bevindt zich in een voorbereidend stadium. De verwachting is dat er medio 2022 meer duidelijkheid is of de gegevensbronnen in samenhang dat inzicht kunnen geven en welke analyses hiermee mogelijk worden. |
97 |
Hoe ontwikkelt de zittingscapaciteit bij de rechtspraak zich? Wat is de actuele stand van zaken van de voorraden in de strafrechtketen bij de afzonderlijke gerechten? Hoe worden de doorlooptijden bespoedigd? |
De afgelopen jaren is veel energie gestoken in het aannemen en opleiden van rechters. Vanwege diverse factoren, zoals vergrijzing, het complexer worden van zaken en het toenemen van de behandeltijd van zaken, heeft deze toenemende zittingscapaciteit niet altijd ertoe geleid dat extra zaken kunnen worden afgedaan. De voorraden bij de individuele gerechten kunnen wat fluctueren ten opzichte van de landelijke stand van zaken, maar daarin zitten geen grote verschillen. Voor de totale voorraad op zitting te plannen zaken wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 21 (strafzaken), 22 (civiele zaken) en 23 (bestuursrechtelijke zaken). Het bespoedigen van doorlooptijden vindt plaats door het programma Tijdige Rechtspraak voor (onder meer) de strafkantonzaken (inloopkamers strafrecht) en ten aanzien van de misdrijfzaken is een aantal maatregelen genomen in het kader van corona, zoals bijvoorbeeld het afdoen van misdrijfzaken door één in plaats van drie rechters en de tijdelijke avondopenstellingen van gerechten. |
98 |
Wordt de ketensamenwerking in de afpakketen versterkt? Zo ja, hoe? Welke structurele maatregelen zijn inmiddels genomen of worden genomen om tijdige overdracht van executeerbare ontnemingsmaatregelen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te waarborgen en om inzicht in het geld- en goederenbeslag te vergroten? |
De samenwerking in de strafrechtelijke «afpakketen» is versterkt. De aanpak van het Coördinerend Beraad Afpakketen (CBA) onder voorzitterschap van de programmadirecteur generaal Ondermijning richt zich op twee verbetersporen: 1. Beleidsmatige verbetering van het afpakken van crimineel vermogen in brede zin vanuit de gezamenlijke ambitie om de criminele geldstromen terug te dringen (wetgevingsvoorstellen spoedbevriezing en non conviction based confiscation; internationale samenwerking) en 2. Beheersmatige verbetering van de afpakketen. Met het oog hierop wordt een nieuwe voorziening in de strafrechtketen ontwikkeld, het Beslag Informatie Systeem (BIS), waarmee het beslagproces functioneel volledig wordt ondersteund. Het afgelopen jaar zijn uniforme registratie- en procesafspraken gerealiseerd; wordt een nieuwe werkwijze beslag ingevoerd waarvan de implementatie dit jaar wordt geëvalueerd; is het convenant met Domeinen Roerende Zaken hernieuwd; en heeft het OM afspraken gemaakt met de politie om de kennisgeving van inbeslagname (KVI) te verbeteren. Voor wat betreft de tijdige overdracht van ontnemingsmaatregelen is met de ketenpartners een format voor een geleideformulier ontwikkeld waarop relevante zaakgerelateerde informatie kan worden opgeslagen om een soepele overdracht van ontnemingsmaatregelen aan het CJIB te bevorderen. |
99 |
Welke ICT-projecten lopen momenteel op het gebied van de rechtspleging? Wat beogen deze ICT-projecten te realiseren en wat is de huidige stand van zaken? |
In de beantwoording van de vragen van uw Kamer over de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021 (35 570-VI, nr.19) is hierover eerder opgemerkt dat op het Rijks ICT-dashboard de grote ICT-projecten van het Rijk worden verantwoord. Onderdeel hiervan zijn grote ICT-projecten op het domein Rechtspleging en Rechtshandhaving. Volgens de richtlijnen van het Rijk worden de gegevens over de stand van zaken periodiek bijgewerkt. Op dit moment zijn de volgende voor de beantwoording van de vraag relevante grote ICT-projecten op het Rijks ICT-dashboard opgenomen: Consolidatie Document Management, Digitale Toegankelijkheid, Transitie Kantoorautomatisering, en WJSG – GPS. Er is geen overzicht van kleinere ICT-projecten die worden uitgevoerd door organisaties op het gebied van de rechtspleging. Het uitvoeren van ICT-projecten past ook bij de normale taakuitvoering van deze organisaties. |
100 |
Kunt u, indien nu al mogelijk, een overzicht geven van de projecten die in het kader van de Experimentenwet Rechtspleging mogelijk zullen worden uitgevoerd? |
De Nabijheidsrechter is voorzien als eerste experiment onder de Tijdelijke experimentenwet rechtspleging. Op dit moment is nog niet bekend welke andere experimenten zullen volgen. Experimenten kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit de pilots van de Rechtspraak in het kader van maatschappelijk effectieve rechtspraak. Na de evaluatie van een pilot wordt beoordeeld of met de werkwijze, eventueel in een gewijzigde opzet, verder moet worden geëxperimenteerd. Dan wordt ook besloten of die voortzetting onder de Tijdelijke experimentenwet rechtspleging plaatsvindt. |
101 |
Wat is de groei van het aantal algoritmes geweest bij de rijksoverheid tussen 2015 en 2021 en hoe verhoudt deze groei zich tot het aantal fte dat zich bezighoudt met het toezicht op het aantal algoritmes? |
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en heeft JenV desgevraagd laten weten dat er geen (historische) gegevens bekend zijn over het aantal algoritmen dat de rijksoverheid gebruikt. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat niet ieder door de rijksoverheid gebruikt algoritme wordt toegepast in het verkeer met de burger. In ieder geval vindt het kabinet het belangrijk dat algoritmen op een juiste en rechtmatige manier worden gebruikt. Voor de toepassing en ingebruikname van algoritmische systemen geldt dan ook een systematiek van interne en externe controle en toezicht. De Audit Dienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (ARK) ontwikkelden in nauwe afstemming een normenkader om algoritmen te toetsen. Momenteel doet de ARK een verdiepend onderzoek naar een tiental algoritmen van de overheid. Externe toezichthouders zoals de AP en Agentschap Telecom doen onderzoek naar algoritmen binnen hun specifieke domein. Als bijvoorbeeld bij algoritmen persoonsgegevens worden verwerkt dan voert de AP hier toezicht op uit. Voor de AP is toezicht op AI en algoritmen momenteel een van de drie belangrijkste focusgebieden (https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/over-de-autoriteit-persoonsgegevens/focus-ap-2020-2023). Zoals eerder aan uw Kamer gemeld wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van controle en toezichtkaders (Kamerstukken II 2019/20, 26 643, nr. 657, Kamerstukken II 2020/21, 26 643, nr. 765, nr. 779). |
102 |
Hoeveel fte houdt zich bezig met het monitoren van extreemrechts en extreemrechtse dreigingen? |
De NCTV richt zich in brede zin op bedreigingen die de maatschappij ontwrichten of in potentie zouden kunnen ontwrichten. Het fenomeen extreemrechts en de dreiging die hiervan uit gaat voor de nationale veiligheid wordt integraal beschouwd binnen de NCTV. Een exacte doorvertaling naar fulltime-equivalenten (FTE) is niet eenvoudig te maken, een grove schattig is dat binnen de NCTV een 10-tal fulltime-equivalenten bezig zijn met extreemrechts en extreemrechtse dreigingen. Daarbij werkt de NCTV intensief samen met partners in het veiligheidsdomein, ook zij richten zich op genoemde fenomeen. |
103 |
Hoeveel fte is werkzaam bij de NCTV? |
Bij de NCTV is op peildatum 25 oktober 2021 in totaal 280 fte werkzaam. |
104 |
Hoeveel fte houdt zich bezig met het afhandelen van WOB-verzoeken? |
Doordat een Wob-verzoek betrekking kan hebben op ieder (beleids)dossier, behoort (het leveren van een bijdrage aan) de afhandeling van Wob-verzoeken tot het takenpakket van vrijwel iedere medewerker van het ministerie. Tegelijkertijd zijn er vrijwel geen medewerkers die zich uitsluitend bezighouden met de afhandeling van Wob-verzoeken. Om die reden is de afhandeling van Wob-verzoeken niet te koppelen aan een aantal fte. Wel kan gemeld worden dat er op dit moment 127 Wob-verzoeken in behandeling zijn op het ministerie. In algemene zin zijn verzoeken vaker veelomvattend en behelzen soms een lange periode (het Nederlandse drugsbeleid vanaf 1970 bijvoorbeeld) en daarmee is het beslag op de capaciteit behoorlijk. Op dit moment wordt bezien op welke wijze de afhandeling van Wob-verzoeken, gelet op de toename in aantal, omvang en complexiteit binnen het ministerie kan worden verbeterd. |
105 |
Hoeveel budget is in 2022 beschikbaar voor de keten-ICT in de forensische keten tussen politie, OM en Nationaal Forensisch Instituut (NFI)? |
In 2022 loopt in samenwerking tussen politie, OM en NFI ten behoeve van de keten-ICT het programma «Effectieve IV keten forensisch onderzoek» (EIVKFO). De totale begroting voor dit programma bedraagt in 2022 ca. 8,6 miljoen euro en zal door de ketenpartners gezamenlijk gefinancierd moeten worden. Een deel van de kosten van het programma (ca. 1,7 miljoen euro) is voorlopig toegekend vanuit JenV door het Programma Digitalisering Strafrechtketen (PDSK). Het resterende bedrag zal vanuit de organisaties gefinancierd moeten worden. Hierover vindt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2022 besluitvorming plaats in het reguliere portfolioproces binnen de organisaties. Daarnaast lopen er binnen de afzonderlijke organisaties ICT-projecten die relevant zijn voor de forensische keten. |
106 |
Kan voor de gehele strafrechtketen uiteen worden gezet waar wachtlijsten/werkvoorraden zijn en hoe groot die wachtlijsten/werkvoorraden aan het begin van deze Kabinetsperiode waren en hoe groot zij nu zijn? |
Hieronder treft u de voorraadcijfers aan van december 2017 en maart 2020. U wordt apart per brief nog voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de ontwikkeling van de voorraden sinds maart 2020. Voorraadcijfers december 2017 Politie – voorraad politie (voorraad en in behandeling) misdrijfzaken 76.085 OM – voorraad OM te plannen OM-horen misdrijfzaken 1.820 OM – voorraad OM gepland OM-horen misdrijfzaken 4.060 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting te plannen misdrijfzaken 22.295 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting geplande misdrijfzaken 19.596 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting te plannen kantonzaken 35.144 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting geplande overtredingen 13.062 Hoger Beroep – voorraad 2e aanleg op zitting te plannen nb* Hoger Beroep – voorraad 2e aanleg op zitting gepland nb* 3RO – caseload taakstraf OM en ZM 21.866 Rvdk – werkvoorraad taakstraffen (op wachtlijst/in behandeling) 2.920 DJI/AICE – voorraad zelfmelders 494 Politie/AICE – voorraad arrestanten (zaken) potentieel nog in te stromen bij DJI 43.799 Voorraadcijfers maart 2020 Politie – voorraad politie (voorraad en in behandeling) misdrijfzaken 73.508 OM – voorraad OM te plannen OM-horen misdrijfzaken 4.462 OM – voorraad OM gepland OM-horen misdrijfzaken 4.247 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting te plannen misdrijfzaken 31.429 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting geplande misdrijfzaken 24.312 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting te plannen kantonzaken 35.533 OM/ZM – voorraad 1e aanleg op zitting geplande overtredingen 19.200 Hoger Beroep – voorraad 2e aanleg op zitting te plannen 12.035 Hoger Beroep – voorraad 2e aanleg op zitting gepland 5.134 3RO – caseload taakstraf OM en ZM 17.907 Rvdk – werkvoorraad taakstraffen (op wachtlijst/in behandeling) 2.286 DJI/AICE – voorraad zelfmelders 1.600 Politie/AICE – voorraad arrestanten (zaken) potentieel nog in te stromen bij DJI 42.150 *niet beschikbaar, historische standen niet bewaard. De absolute hoogte van de voorraad wordt uiteraard mede beïnvloed door de omvang van de volumestromen. |
107 |
Hoeveel capaciteit en budget is beschikbaar om toezicht te houden op het gebruik van algoritmes, dan wel algoritmische risicoanalyses? |
Het toezicht op algoritmen is geen op zichzelf staande taak van de verschillende toezichthouders, maar is onderdeel van de respectievelijke toezichtstaak. Aan het toezicht op algoritmes door toezichthouders valt derhalve geen aantal fte te relateren. Voor de AP is toezicht op AI en algoritmen momenteel een van de drie belangrijkste focusgebieden. |
108 |
Hoeveel fte houdt zich bezig met toezicht houden op het gebruik van algoritmes, dan wel algoritmische risicoanalyses? |
Gelijk aan antwoord 107. Het toezicht op algoritmen is geen op zichzelf staande taak van de verschillende toezichthouders, maar is onderdeel van de respectievelijke toezichtstaak. Aan het toezicht op algoritmes door toezichthouders valt derhalve geen aantal fte te relateren. Voor de AP is toezicht op AI en algoritmen momenteel een van de drie belangrijkste focusgebieden. |
109 |
Hoe verhoudt de operationele sterkte van de politie in 2021 zich tot de niet-operationele sterkte? Kan dit worden afgezet tegen de jaren 2019 en 2020? Wat zijn de verwachtingen voor de operationele sterkte van de politie in 2022? |
Zie de tabel in de bijlage1. De percentages in bijgevoegde tabel zijn berekend op basis van de gemiddelde sterkte van het desbetreffende jaar. Hierom zijn de percentages voor 2019 en 2020 gebaseerd op gerealiseerde aantallen en de percentages voor 2021 en 2022 op de begrootte aantallen. Bron: Begroting en beheerplan 2022–2026. |
110 |
Hoeveel budget is beschikbaar voor het versterken van de strafrechtketen in 2022? |
In de brief aan uw Kamer van 17 november 2020 (TK 2020–2021, 29 279, nr. 628) over het actieplan strafrechtketen hebben MJenV en MRb uiteengezet hoe, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken ketenpartners en meer in het bijzonder met de rechtsstatelijke positie van het OM en de onafhankelijkheid van de Rechtspraak, gewerkt wordt aan het realiseren van de gewenste verbeteringen in de (samenwerking binnen) de strafrechtketen. In de brief van 29 juni jl. (TK 2020–2011, 29 279, nr. 662) bent u over de voortgang geïnformeerd. Uit deze brief blijkt dat er veel acties in gang zijn gezet waarbij er geen sprake is van budgettaire consequenties. De acties zijn gericht op verbeterde samenwerking en afstemming binnen de strafrechtketen. Daar waar sprake is van mogelijke budgettaire consequenties is in voorgenoemde brieven ook aangegeven dat het aan het nieuwe Kabinet is om hiermee aan de slag te gaan. Hierover wordt u nader geïnformeerd. Dat wil niet zeggen dat de strafrechtketen niet is versterkt in budgettaire zin: zo zijn er bijvoorbeeld voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit substantiële bedragen beschikbaar gesteld voor de organisaties in de strafrechtketen. Voorts zijn naar aanleiding van de motie Hermans bedragen beschikbaar gesteld voor de politie, de opsporings- en vervolgingscapaciteit bij het OM en de rechtspraak en de gevolgen voor de keten van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. |
111 |
Kan worden uiteengezet hoeveel in 2022 geïntensiveerd en bezuinigd zal worden, uitgesplitst naar de verschillende beleidsartikelen en instanties die vallen onder de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? |
In het begrotingsjaar 2022 wordt in totaal 878 miljoen euro geïntensiveerd; er hebben geen bezuinigingen plaatsgevonden. In de bijlage vindt u de uitsplitsing van de intensiveringen op de begroting van Justitie en Veiligheid per beleidsartikel1. De middelen voor ondermijning en bescherming en veiligheid die aan de begroting 2022 zijn toegevoegd, staan op het beleidsartikel 33 en de middelen voor veiligheid en handhaving zijn op het artikel 92 Nog Onverdeeld geplaatst. Deze middelen zullen bij een latere begrotingswet worden doorverdeeld. |
112 |
Hoeveel capaciteit en budget is beschikbaar om te anticiperen op nieuwe technologieën zoals kwantumcomputing, Artificial Intelligence (AI) en fotonics, in het licht van de cyberveiligheid? Toetst u van tevoren of deze technologieën veilig te gebruiken zijn in het publieke en vitale domein? |
Een precieze afbakening van de capaciteit en het budget dat beschikbaar is voor de anticipatie op nieuwe technologieën is niet te geven. Er is continu en structureel aandacht voor de cybersecurityvraagstukken en kansen die opkomen bij aanstaande ontwikkelingen in het digitale domein. De NCTV, het NCSC en de AIVD kijken daarbij gezamenlijk en vanuit de eigen taakstellingen naar innovaties en toepassingen die mogelijke implicaties kunnen hebben voor de nationale veiligheid, zowel op strategisch vlak als in de praktische toepassing. Daarnaast werkt de politie continu aan de verbetering van geavanceerde data-analyse voor de opsporing. De mogelijkheden van artificiële intelligentie maken hier deel van uit. Het NCSC en de AIVD werken structureel samen met kennisinstellingen en universiteiten en hebben afdelingen die zich richten op cybersecurityonderzoek. De onderzoeksinspanning resulteert in verschillende publicaties en adviesproducten voor de rijksoverheid en vitale infrastructuur. Voorbeelden zijn de NCSC onderzoeksresultaten, de NCSC-publicatie over postkwantum-cryptografie (2017) en de onlangs verschenen publicatie van de AIVD inzake voorbereiding op de dreiging van kwantum computers (2021). Binnen JenV is verder een AI-beleidsteam actief dat in de breedte werkt aan de verantwoorde inbedding van artificiële intelligentie in het JenV-domein en de samenleving als geheel. |
113 |
Kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie-Azarkan c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 33) over een brede doorlichting op discriminatie en etnisch profileren? Kunt u aangeven welke overheidsinstanties die vallen onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid reeds doorgelicht zijn? |
De Minister van BZK heeft toegezegd dat deze motie betrokken wordt bij de taakopdracht van de nog in te stellen staatscommissie (Kamerstukken 2020/21, 30 950, nr. 250). Uw Kamer wordt nog dit jaar door de Minister van BZK geïnformeerd over de instelling van de staatscommissie. |
114 |
Welk mandaat heeft de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racismebestrijding? Hoeveel fte ondersteuning zal de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racismebestrijding krijgen in 2022? |
De NCDR heeft het mandaat om onder ministeriele verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpak van discriminatie en racisme te coördineren. Hiervoor stelt de NCDR een meerjarig Nationaal Programma op met scherpe doelen, waarin jaarlijks accenten en prioriteiten in aangebracht worden. De NCDR wordt ondersteund door een bureau dat nu in opbouw is. Hiervoor heeft het kabinet 2 miljoen euro beschikbaar gesteld. De precieze samenstelling en omvang van het bureau in 2022 is momenteel nog in ontwikkeling, maar het zal passen binnen de beschikbaar gestelde middelen. |
115 |
In welke vorm verzoekt u gemeentebesturen van gemeentes met een grote Moslimgemeenschap om gesprekken met die gemeenschap structureel vorm te geven? |
De rijksoverheid werkt op verschillende onderwerpen samen met gemeenten en lokale moslimgemeenschappen. Vanuit zijn betrokkenheid als Minister voor de Erediensten spreekt de MJenV regelmatig met het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO). Ook vanuit andere betrokken partijen binnen het Rijk is regelmatig contact met sleutelfiguren en organisaties uit verschillende gemeenschappen, waaronder de moslimgemeenschap. Vanuit het Ministerie van SZW werkt de Expertise Unit Sociale Stabiliteit (ESS) samen met verschillende moslimgemeenschappen. Zo onderhoudt de ESS diverse kennisnetwerken binnen gemeenschappen, waaronder de moslimgemeenschappen, en heeft de ESS contact met gemeenten. Daarbij biedt de ESS ondersteuning aan gemeenten om gesprekken te voeren en netwerken met lokale gemeenschappen, waaronder de moslimgemeenschap, op te bouwen. Op gebied van het discriminatiebeleid ondersteunt het kabinet gemeenten over de volle breedte. De gemeentelijke aanpak van discriminatie vergt echter maatwerk. Op lokaal niveau kan de beste inschatting worden gemaakt wat er speelt in een gemeente. Iedere gemeente heeft een eigen antidiscriminatievoorziening (ADV), die meldingen verzamelt over discriminatie. |
116 |
Wat zijn de financiële gevolgen van de coronacrisis voor uw ministerie, het OM en de rechtspraak en hoe lang zullen deze gevolgen nog doorwerken? |
Het is niet voorspelbaar hoe lang de coronacrisis en de financiële gevolgen hiervan zullen doorwerken. In het antwoord op vraag 8 zijn de begrote kosten voor 2021 opgenomen. In de raming voor 2022 zijn de corona-effecten, vanwege het moeilijk te voorspellen verloop, vooralsnog niet verwerkt. |
117 |
Kunt u voor het aandeel van vrouwen bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is, wat het aandeel is binnen leidinggevende posities en wat het aandeel is binnen topfuncties? |
Op 31-12-2020 was het aandeel vrouwen op basis van fte’s in de totale bezetting 34,7%, in leidinggevende functies 32,9% en in de strategische top 49,2%. |
118 |
Kunt u voor het aandeel van agenten met een migratieachtergrond bij de politie aangegeven wat het totale aandeel is, wat het aandeel is binnen leidinggevende posities en wat het aandeel is binnen topfuncties? |
Het totale aandeel is 14% op basis van cijfers van de Barometer Culturele Diversiteit was op 31-12-2020, het aandeel binnen leidinggevende posities (operationele en niet-operationele medewerkers) is 10%. Over het percentage in de strategische top zijn geen gegevens beschikbaar omdat er geen rechtmatige grond bestaat om dit te registreren en de groep te klein is om dit niet-herleidbaar in kaart te brengen. |
119 |
Hoeveel aangiftes zijn er in 2020 tot nu toe gedaan van cybercrime en van gedigitaliseerde criminaliteit? Wat is de verwachting voor 2022? |
Zie de tabel in de bijlage1. In de beantwoording is deze vraag vertaald naar geregistreerde online criminaliteit, bestaande uit F90 cybercrime, F620 (waarvan de internetaangiften van WhatsApp fraude) en F636 Fraude met onlinehandel. Ook buiten deze klassen komt gedigitaliseerde criminaliteit voor, bijvoorbeeld online bedreiging, maar dit wordt onder de betreffende incidentsoort geregistreerd. Op korte termijn is het niet mogelijk deze uit de registratiesystemen van de politie te halen. Daarnaast komt het voor dat uit nader onderzoek blijkt dat sprake is van een andere incidentsoort dan de initieel geregistreerde cybercrime. Getoonde cijfers dienen dan ook indicatief gebruikt te worden. |
120 |
Hoeveel zaken zijn sinds de presentatie «aanpak corona-achterstanden strafrechtketen» in juni 2020 door het OM afgedaan waar verdachten normaal voor de rechter zouden verschijnen? |
Bij brieven van 25 juni 2020, 18 september 2020 en 10 mei 2021 (TK, 2019–2020, 29 279, nrs. 601, 614 en 651) hebben wij u geïnformeerd over de contouren en de stand van zaken van de gezamenlijke aanpak van door de coronacrisis ontstane achterstanden in de strafrechtketen. Aan de hand van een alternatief beoordelingskader (her)beoordeelt het Openbaar Ministerie strafzaken om verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de strafbeschikking. Omdat de keuze voor de manier van afdoening van een strafzaak in handen van elke individuele officier van justitie is, is geen exact beeld te geven van de mate waarin een verschuiving van rechterlijke beslissingen heeft plaatsgevonden naar OM-afdoeningen. Wel kan worden aangegeven dat het aantal OM-afdoeningen met betrekking tot overtredingen momenteel duidelijk boven het aantal ligt in 2020 en in 2019. Maar in dit aantal zijn ook de sepots meegenomen. |
121 |
Krijgen alle verdachten (óók zij die niet vast zitten) die normaal voor de rechter zouden verschijnen maar nu vanwege corona (en intensivering van de OM-afdoening) niet meer voor de rechter verschijnen, afdoeningsbijstand? |
Zoals de MRb uw Kamer in de brief van 19 november 2020 (31 753, nr. 221) heeft geïnformeerd is na overleg met de Nederlandse Orde van Advocaten en de ketenpartners besloten om aan al deze verdachten een standaard consult met een advocaat aan te bieden. In dit gesprek informeert de advocaat de verdachte over de OM-strafbeschikking en de gevolgen daarvan. Ook krijgt de verdachte van de advocaat informatie over de mogelijkheden van gesubsidieerde rechtsbijstand bij de OM-strafbeschikking (afdoeningsbijstand). Dit standaard consult met een advocaat is voor alle misdrijfverdachten kosteloos, dus ook voor de verdachten wier zaak als gevolg van de coronacrisis middels een OM-strafbeschikking wordt afgedaan. Hiervoor gelden geen inkomenseis en eigen bijdrage. Met ingang van 1 april 2021 krijgen alle misdrijfverdachten die voorafgaand aan het opleggen van een strafbeschikking door het OM worden gehoord dit standaard consult aangeboden. Het CJIB is momenteel druk bezig om een systeemaanpassing door te voeren die noodzakelijk is om het standaard consult voor misdrijfverdachten ook bij OM-strafbeschikkingen met een kale geldboete aan te bieden. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2022 ook in deze zaken het standaard consult aangeboden kan worden. |
122 |
Kunt u aangeven welke wat de verwachtingen zijn met betrekking tot de toelage van de sociaal advocatuur? |
De uitvoering van scenario 1 van de commissie-Van der Meer per 1 januari 2022 heeft tot gevolg dat de tijdelijke toelage in 2022 niet wordt voortgezet. De tijdelijke toelage in 2020 en 2021 conform TK-brief d.d. 15 november 2019 (Kamerstuk 31 753, nr. 182) was bedoeld om rechtsbijstandverleners de omslag naar een vernieuwd stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, die op termijn tot hogere vergoedingen moest leiden, op een verantwoorde manier te kunnen laten maken. Nu de hogere vergoedingen per 1 januari 2022 gerealiseerd worden, komt de noodzaak voor voortzetting van tijdelijke toelage per die datum te vervallen. |
123 |
Krijgen de sociaal advocaten in 2022 ook geld uit de noodmaatregel? |
De noodmaatregel «Tegemoetkomingsregeling sociaal advocatuur naar aanleiding van de COVID-19-crisis» conform TK-brief d.d. 20 mei 2020 (Kamerstuk 31 753, nr. 197) is alleen voor 2020. Voor zover met deze vraag gedoeld wordt op de tijdelijke toelage voor de sociaal advocatuur voor 2020 en 2021, niet zijnde een noodmaatregel, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 122. |
124 |
Is voor 2022 extra geld gereserveerd voor digitalisering van de strafrechtketen? |
Op grond van het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» is ruim 200 miljoen euro beschikbaar voor de digitalisering van de strafrechtketen verspreid over de jaren 2018 tot en met 2022. Voor het jaar 2022 is 47 miljoen euro beschikbaar. |
125 |
Is geld beschikbaar om noodcapaciteit te organiseren bij het COA voor de opvang van vluchtelingen? |
Het COA wordt bekostigd op basis van een kostprijs per bezette opvangplek. Hiervan bekostigt het COA de volledige opvang en begeleiding van asielzoekers, zoals opvanglocaties, medewerkers, eten, medische kosten voor asielzoekers etc. Op het moment dat blijkt dat de reguliere kostprijs niet toereikend is om de noodlocaties te bekostigen, zal het reguliere begrotingsproces worden gevolgd om aanvullende middelen te verkrijgen. |
126 |
Hoeveel budget is beschikbaar voor het wegwerken van de door de coronacrisis opgelopen werkvoorraden in de strafrechtketen? |
Voor het wegwerken van de voorraden strafzaken is voor het OM in 2020 0,2 miljoen euro beschikbaar gesteld en in 2021 8,5 miljoen euro. Met de Raad voor de rechtspraak is afgesproken dat wordt uitgegaan van het oorspronkelijk geraamde productievolume en dat afwijkingen daarvan worden opgelost met toepassing van de hardheidsclausule (artikel 21 Besluit financiering rechtspraak). Dit betekent dat de Rechtspraak vanwege de bijzondere omstandigheden in verband met de corona-maatregelen, ook bij een lager volume aan zaken hetzelfde jaarbudget ontvangt. De rechtspraak kan op deze manier binnen het bestaande budgettaire kader de maatregel uitvoeren waarmee een verschuiving plaatsvindt van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de strafbeschikking. Aan de Rechtspraak is in 2021 daarnaast ongeveer 1,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het wegwerken van werkvoorraden bij kanton straf als gevolg van corona. |
127 |
Op welke wijze wordt er samengewerkt met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bij de totstandkoming van een effectieve jeugdbeschermingsketen? |
Het Ministerie van VWS is mede-opdrachtgever voor het toekomstscenario kind en gezinsbescherming. Dit scenario wordt in een gezamenlijke opdracht van de Ministeries van VWS, JenV en de VNG ontwikkeld, om perspectief te bieden hoe de jeugdbeschermingsketen er effectiever uit kan zien, waarbij het belang van kind en gezin centraal staat. Daarbij wordt ook samengewerkt met de ketenpartners, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en Gecertificeerde Instellingen. |
128 |
Is budget en capaciteit beschikbaar om in te zetten voor preventie van jeugdcriminaliteit? |
Antwoorden vragen 128 en 129: Er is budget en capaciteit om in te zetten op preventie jeugdcriminaliteit, goede voorlichting is hier onderdeel van. Zowel vanuit de fenomenenaanpak, aanpak jeugdcriminaliteit als de ondermijningsaanpak zijn kwetsbare jeugdigen en jeugdigen met risicogedrag een aandachtsgroep. Hier zetten we gericht op in met preventieve maatregelen en daar waar nodig met voorlichting. Er is onlangs structureel 82 miljoen euro toegezegd om jonge aanwas van georganiseerde criminaliteit te voorkomen en te investeren in justitiële functies in de wijk (zie Kamerbrief over extra investeringen tegen ondermijnende criminaliteit d.d. 4 oktober jl.[1]). De verdeling van al deze middelen worden de komende maanden uitgewerkt in nauwe samenspraak met het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) en de daarbij aangesloten partners. [1] brief d.d. 4 oktober, 2021D36593. |
129 |
Hoeveel budget en capaciteit is beschikbaar voor voorlichting voor preventie van jeugdcriminaliteit? |
Zie het antwoord op vraag 128. |
130 |
Hoeveel minderjarigen zijn in 2020 en 2021 veroordeeld voor cyberdelicten? |
In de periode van januari 2020 tot en met augustus 2021 zijn in eerst aanleg 23 minderjarigen door de rechter schuldig bevonden aan een cyberdelict. In twintig zaken is dit vonnis onherroepelijk. |
131 |
Hoeveel budget is voor 2022 beschikbaar om de beveiliging van moskeeën te intensiveren? |
Religieuze instellingen zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor hun veiligheid. De inlichtingen en veiligheidsdiensten monitoren daarnaast de veiligheidssituatie van religieuze instellingen, waaronder moskeeën. Indien dreiging en risico daar aanleiding toe geven kan het lokaal bevoegd gezag aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen. De beveiliging van religieuze instellingen is decentraal georganiseerd, het budget voor eventuele beveiligingsmaatregelen wordt lokaal georganiseerd indien sprake is van dreiging dan wel verhoogd risico. |
132 |
Hoeveel meldingen van discriminatie in het betaald voetbal hebben in 2020 en 2021 opvolging gekregen? Hoeveel niet? |
De KNVB heeft in 2020 vijf meldingen ontvangen van discriminatie in het betaalde voetbal. In 2021 betreft het één melding. Alle meldingen zijn in behandeling genomen door de aanklager betaald voetbal. Er zijn twee boetes en één waarschuwing opgelegd. Drie zaken zijn door de KNVB geseponeerd omdat de betaald voetbalorganisatie voor, tijdens en na de wanordelijkheden voldoende maatregelen heeft getroffen (o.a. opleggen stadionverboden). Deze cijfers liggen relatief laag omdat het seizoen 2019/2020 in maart 2020 in verband met de coronamaatregelen voortijdig is afgebroken. Het volgende seizoen (2020/2021) is nagenoeg geheel zonder publiek gespeeld. Het seizoen 2021/2022 is voor een groot deel met een beperkt deel van het publiek gespeeld. Het Openbaar Ministerie acteert op basis van aangiften en maakt geen onderscheid tussen betaald(e) en onbetaald(e) voetbal/sport. In 2020 zijn zeven feiten op of rond de sportvelden gepleegd die door het OM in behandeling zijn genomen en die strafbaar kunnen zijn op grond van een van de artikelen uit het Wetboek van Strafrecht die specifiek gaan over discriminatie. Het betrof vijf specifieke discriminatiefeiten (alle antisemitische uitlatingen rond voetbalwedstrijden) en twee zogenoemde codisfeiten: strafbare feiten (zoals eenvoudige belediging, bedreiging of mishandeling) waarbij een discriminatieaspect heeft meegespeeld. De coronapandemie en de maatregelen die daarop volgden hebben volgens het OM een terugval laten zien van het aantal geregistreerde discriminatie feiten in het voetbal. |
133 |
Kan worden toegelicht hoe een melding van discriminatie in het betaald voetbal opvolging krijgt buiten het strafrecht? Welke maatregelen kunnen dan bijvoorbeeld worden genomen? |
In het plan «Ons voetbal is van iedereen; samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» staan de maatregelen beschreven waarmee de KNVB en het Rijk racisme en discriminatie in het voetbal willen voorkomen en uitbannen. Bij een melding wordt een zaak aan de speciaal aanklager discriminatie voorgelegd om te beoordelen of er een (tucht)zaak gestart kan worden of een vooronderzoek daartoe. De onafhankelijke, speciaal aanklager discriminatie van de KNVB onderzoekt de rol van de club in kwestie. De aanklager kan betaald voetbalorganisaties (bvo’s) bestraffen indien zij nalatig zijn geweest in het nemen van maatregelen (voor, tijdens en na de incidenten). Het gaat hierbij in eerste instantie om boetes vanuit de KNVB, maar bij herhaling kunnen ook vakken worden gesloten. De KNVB en bvo’s treden op door stadionverboden (10 jaar) en boetes (vanuit de KNVB van 450 euro) op te leggen. Eventueel is voor first offenders een alternatief traject mogelijk waarbij specifiek aandacht is voor antisemitisme en racisme. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bezoeken van een concentratiekamp of het Spreekkorenproject van de Anne Frank stichting. Dit project zet in op bewustwording van het kwetsende effect van antisemitische en racistische uitingen. Aan daders kan een meldplicht worden opgelegd. Ook is een persoonsgerichte aanpak mogelijk waarbij gemeente, politie, OM en de betaald voetbalorganisatie samen bekijken welk traject het beste aansluit bij daders die zich discriminatoir hebben uitgelaten. |
134 |
Hoeveel asielaanvragen zijn in het afgelopen jaar gedaan? Hoeveel van deze asielaanvragen zijn toegekend en hoeveel asielzoekers zijn terug gestuurd naar land van herkomst? |
In 2020 zijn 13.670 eerste asielaanvragen ingediend en werden 8.470 vergunningen verleend vanuit een eerste asielaanvraag. In 2021 tot en met september zijn 14.830 eerste asielaanvragen ingediend en werden 7.860 vergunningen verleend vanuit een eerste asielaanvraag. Bij het aantal inwilligingen is gekeken naar wanneer een asielzaak wordt afgesloten. Dit betekent dat voor de zaken die in 2021 zijn afgesloten met een inwilliging dit niet betekent dat in deze zaken altijd een asielaanvraag in 2021 is ingediend. Het kan ook zijn dat in 2020 asiel is aangevraagd en dat in 2021 de asielvergunning is verleend. De IND draagt na afwijzing van een asielaanvraag het dossier over aan de DT&V. In 2020 hebben 1.720 vreemdelingen, waarvan de IND het dossier heeft overgedragen aan de DT&V, Nederland aantoonbaar verlaten. Hiervan zijn 660 vreemdelingen teruggekeerd naar het land van herkomst. In 2021 tot en met september hebben 940 vreemdelingen, waarvan de IND het dossier heeft overgedragen aan de DT&V, Nederland aantoonbaar verlaten. Hiervan zijn 350 vreemdelingen teruggekeerd naar het land van herkomst. Naast het aantoonbaar vertrek naar het land van herkomst, vertrekt een aanzienlijk deel van de vreemdelingen aantoonbaar naar een ander Europees land onder de Dublinverordening en een kleiner deel aantoonbaar naar een ander land. Daarnaast betreft een deel van de uitstroom uit de caseload van DT&V zelfstandig vertrek zonder toezicht en vindt ook uitstroom zonder vertrek plaats (zie ook de Staat van Migratie 2021, figuur 101). Als gevolg van de corona-crisis doen zich bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen en testvereisten), waardoor in 2020 en een deel van 2021 minder vreemdelingen Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. Bronnen: De Staat van Migratie 2021 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185). IND/Metis/standdatum 2021; cijfers afgerond op tientallen. |
135 |
Hoeveel asielzoekerscentra (azc’s) heeft Nederland? Over welke gemeenten liggen deze azc's verspreid? |
Het COA kent op peildatum 21 oktober 2021 totaal 80 opvanglocaties (inclusief locaties en kleinschalige woonvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen) verspreid over 66 gemeenten. In enkele gemeenten zijn meerdere locaties gevestigd. |
136 |
Hoeveel asielachterstanden zijn momenteel vastgelegd bij de IND? |
Op peildatum 1 november 2021 loopt 90% van de asielaanvragen binnen de wettelijke termijn en 10% buiten de wettelijk termijn. Tijdigheid voorraad openstaande eerste asielaanvragen In de tabel als opgenomen in de bijlage ziet u een overzicht van de tijdigheid van de voorraad van alle openstaande eerste asielaanvragen met een wettelijke beslistermijn. Dat betekent ook eerste asielaanvragen, ingediend vóór 1 april 2020, die door de Taskforce werden behandeld. Wordt een asielaanvraag geclaimd op grond van de Dublin-verordening, dan is er geen wettelijke beslistermijn1. Deze asielaanvragen zijn dan ook niet opgenomen in het overzicht. Op 1 november 2021 waren er 1.610 asielaanvragen zonder wettelijke beslistermijn. Samenstelling voorraad van invloed op tijdigheidspercentage Wanneer oude aanvragen worden afgehandeld en meer nieuwe aanvragen worden ingediend, is het percentage aanvragen binnen de wettelijke beslistermijn hoger. Doordat de Taskforce in 2020 gericht was op het afdoen van de oude asielaanvragen, loopt het tijdigheidspercentage vanaf juni 2020 op in de tabel. [1] Toelichting bij tabel • Op 1 april 2020 bestond de voorraad eerste asielaanvragen, inclusief de aanvragen die de Taskforce behandelde, uit 12.980 asielaanvragen met een wettelijke beslistermijn. Hiervan was 43% binnen de wettelijke beslistermijn. • Op 1 november 2021 waren 11.570 asielaanvragen nog in behandeling. Hiervan was 90% binnen de wettelijke beslistermijn. • De aantallen zijn afgerond op tientallen. Om die reden kan de optelling van het aantal onbeslist binnen de wettelijke beslistermijn + het aantal onbeslist buiten de wettelijke beslistermijn, afwijken van het totaal. De percentages zijn afgerond op hele percentages. |
137 |
Hoeveel asielachterstanden worden gemiddeld per maand verwerkt bij de IND? |
In de tabel zoals opgenomen in de bijlage afgerond de aantallen toename en afname van lopende eerste asielaanvragen buiten de wettelijke termijn per maand van het jaar 20211. Hierbij staat + voor toename en – voor afname. In januari 2021 nam het aantal lopende zaken buiten de wettelijke termijn dus toe met 90 zaken en in september nam het aantal zaken met 200 af. |
138 |
In hoeveel gevallen is de vergunning voor bepaalde tijd asiel en onbepaalde asiel ingetrokken in 2020 en in 2021 en om welke redenen |
In 2020 zijn 140 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2020 zijn 20 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken. In 2021 (t/m september) zijn 120 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2021 (t/m september) zijn 30 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken. Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is en als de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen. Zoals vermeld in het incidentenoverzicht 2020, zijn in 2020 circa 40 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde. Als een vergunning om deze reden wordt ingetrokken, betekent dat dat de vreemdeling een «ernstig misdrijf» of een «bijzonder ernstig misdrijf» heeft gepleegd, afhankelijk van de vergunning die hij had. Kort gezegd is in beginsel sprake van een «ernstig misdrijf» als de rechter zes maanden gevangenisstraf of meer heeft opgelegd en van een «bijzonder ernstig misdrijf» bij tien maanden of meer. Voor de overige gronden is het aantal intrekkingen niet uit de geautomatiseerde gegevenssystemen van de IND op te maken. Bronnen: – IND, cijfers afgerond op tientallen – Incidentenoverzicht 2020 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185). |
139 |
Hoeveel extra budget is gereserveerd voor het verwerken van de asielachterstanden bij de IND? |
Er is in het jaar 2022 geen extra budget gereserveerd voor het verwerken van de achterstanden. Wel is in 2020 en 2021 extra budget toegekend voor het wegwerken van de achterstanden. De voorliggende begroting is gebaseerd op de huidige Meerjarige Productie Prognose (MPP) van februari 2021, waarin het wegwerken van de achterstanden is opgenomen. De financiële effecten horende bij deze MPP zijn verwerkt in de begroting bij Voorjaarsnota 2021. Bij begrotingsbesluitvorming in het voorjaar 2022 zal het kabinet bezien of op basis van de recentste raming en de werkvoorraad (inclusief eventuele achterstanden) of extra budget noodzakelijk is. |
140 |
Is binnen de begroting geld gereserveerd voor gemeenten die asielzoekers moeten opvangen? Zo ja, hoeveel geld? |
Op grond van het faciliteitenbesluit opvangcentra is voorzien in een uitkering aan gemeenten die opvang bieden aan asielzoekers die nog niet in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn ingeschreven. Hiervoor zijn geen specifieke middelen in de begroting gereserveerd. De middelen hiertoe worden uit het kader van het COA betaald. In het begrotingsjaar 2021 is een bedrag van 8 miljoen uitgekeerd aan het Gemeentefonds. Deze betaling omvatte onder meer een nabetaling voor 2019 en 2020. |
141 |
Kunt u aangeven waar politiepersoneel in de basispolitiezorg aan uitgeleverd wordt? |
Politiepersoneel werkzaam in de basispolitiezorg zorgt 24 uur per dag voor een veilige en leefbare wijk, stad of regio. Medewerkers werkzaam in de basispolitiezorg zijn verdeeld over basisteams en flexteams. Zij worden in principe ingezet binnen de processen noodhulp, intake en service, handhaving en opsporing. Voor de inwoners van wijken is de wijkagent het lokale gezicht van de politie. Deze levert een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde, veiligheid en leefbaarheid in de wijk. |
142 |
Hoeveel mensen en fte uit de operationele sterkte hebben een TTW (tijdelijke tewerkstelling)? |
Eind 2020 hadden 2.281 medewerkers een tijdelijke te werkstelling, in totaal 2.265 fte. |
143 |
Hoeveel mensen en fte uit de niet operationele sterkte hebben een TTW (tijdelijke tewerkstelling?) |
Eind 2020 hadden 725 niet-operationele medewerkers een tijdelijke te werkstelling, in totaal 706 fte. |
144 |
Hoeveel fte uit de operationele sterkte en uit de basispolitiezorg wordt nu ingezet op het domein bewaken en beveiligen? |
In het hoge segment van het domein Bewaken en Beveiligen verzorgt de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging de persoonsbeveiliging. De DKDB heeft een formatie van 392 fte. In het middensegment beschikt de politie over de Bewakingseenheid (BE). Dit zijn medewerkers basispolitiezorg (BPZ) die als neventaak werkzaamheden uitvoeren voor de BE. De BE heeft een formatie van 448 medewerkers. Formatief zijn deze medewerkers werkzaam in de BPZ. Omdat dit een neventaak is wordt niet exact bijgehouden hoeveel procent van hun tijd wordt besteed aan BE-taken. Dit is afhankelijk van de aard van de opdrachten en varieert sterk. Eind 2020 werd veel BE-capaciteit ingezet voor beveiliging van bedreigde (familie van) kroongetuigen, bestuurders en journalisten. Zie voorts het antwoord op vraag 145. |
145 |
Hoeveel fte uit de operationele sterkte en de basispolitiezorg wordt fulltime (dus volledig aan de basispolitiezorg onttrokken) ingezet op het domein bewaken en beveiligen? |
Eind 2020 werd voor in totaal 141 fte operationele medewerkers (inclusief basispolitiezorg) volledig ingezet op bewaken en beveiligen. |
146 |
Hoeveel personen zijn langdurig ziek binnen de operationele sterkte? Om hoeveel fte gaat dit? |
Er zijn binnen de operationele bezetting 3.377 personen langdurig ziek. Dit betreft 2.036,4 FTE Bron: Cognos (Beaufort). Langdurig ziek betekent in dit geval volgens de politie dat de medewerker langer dan 6 weken ziek is (vanaf 43 dagen). |
147 |
Wat zijn de huidige ziekteverzuimcijfers bij de politie gespecificeerd naar de operationele en niet-operationele sterkte? |
Het ziekteverzuimpercentage, gespecificeerd naar de operationele en niet-operationele medewerkers is als volgt: • Niet-operationeel 4,5% • Operationeel 5,4% • Totaal 5,3% Het betreft een 12-maandsgemiddelde over de periode 1-9-2020 t/m 31-8-2021. Bron: politie (peildatum: 26-10-2021). |
148 |
Wat zijn de uitvalcijfers voor aspiranten (natuurlijk en niet natuurlijk verloop) op de Politieacademie? |
Van het totaal aantal aspiranten dat in 2016 met de driejarige opleiding Allround Politiemedewerker is gestart heeft 12,2% de opleiding voortijdig verlaten. Voor de jaren 2017 en 2018 hebben resp. 10,1% en 10,9% aspiranten de opleiding zonder diploma verlaten. De uitvalcijfers van de groep aspiranten die in 2019 met de opleiding zijn gestart zijn nog niet bekend, want zij hebben de opleiding nog niet voltooid. Er zijn verschillende redenen waarom aspiranten de politieopleiding voortijdig verlaten. Ongeveer een derde van de aspiranten die de opleiding voortijdig hebben verlaten, deed dit vanwege een verkeerde beroepskeuze. Twee derde van de aspiranten die vertrekt geeft aan dat hun vertrek losstaat van de politieorganisatie. |
149 |
Hoeveel praktijkbegeleiders zijn er (voor de begeleiding van aspiranten) werkzaam binnen de basispolitiezorg? |
De politie heeft landelijk circa 900 praktijkbegeleiders werkzaam in de basispolitiezorg (peildatum 1 oktober 2021). |
150 |
Kunt u een volledig overzicht geven van welke sociale (gedrags)interventies gebruik wordt gemaakt? |
Nee. Afhankelijk van de lokale problematiek zullen gemeenten bepalen welke interventies zij inzetten. Vanuit het Ministerie van JenV wordt gestimuleerd dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van bewezen effectieve interventies, zoals bijvoorbeeld de interventie Alleen Jij Bepaalt Wie Je Bent. |
151 |
Op welke (groepen) jongeren zijn de interventies gericht? Hoe worden deze jongeren geselecteerd? Kunt u aangeven of hierbij gebruik wordt gemaakt van (geautomatiseerde) gegevensanalyse en/of kunstmatige intelligentie? |
De interventies zullen gericht zijn op jongeren die kwetsbaar zijn voor de aantrekkingskracht van criminaliteit. Daarbij richten we ons op een beperkt aantal wijken, zodat de beschikbare middelen gericht kunnen worden ingezet. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de 16 gebieden zoals door BZK benoemd in het kader van het programma Leefbaarheid en Veiligheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 30 995, nr. 98). Ook wordt mede op basis van beschikbare data over o.a. jeugdcriminaliteit en het Dashboard Zicht op Ondermijning gekeken in welke wijken de aanpak het meest nodig is. Deze gerichte inzet van middelen vraagt een goede keuze van waar en op welke manier de ondermijningsmiddelen (zie ook Kamerbrief over extra investeringen in het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit d.d. 4 oktober, 2021D36593) van o.a. de 82 miljoen voor van het voorkomen van jonge aanwas en de versterking van de justitiële functie in de wijk worden ingezet. Dit wordt in de komende maanden in nauwe samenspraak met het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) en de daarbij aangesloten partners uitgewerkt. We zullen hierbij voortborduren op de aanpak die met incidentele BOTOC-middelen al in 8 gemeenten is gestart (zie Kamerbrief Kamerstukken II, 2019–2020, 29 911, nr. 281). Om welke jongeren het precies gaat wordt lokaal bepaald. Op lokaal niveau kunnen daarbij verschillende partners worden betrokken, variërend van politie, reclassering en jongerenwerkers, tot scholen, maatschappelijk middenveld en private partners. Vorenstaande betekent dat er gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde gegevensanalyse; het Dashboard Zicht op Ondermijning is hierop gebaseerd. Evenwel worden de uitkomsten van de analyse van het Dashboard getoetst door domeinexperts en vindt er een outputcontrole plaats door het CBS voordat publicatie plaatsvindt. Er is dus sprake van menselijke tussenkomst. Ook is het onmogelijk om met het Dashboard tot op het niveau van het individu te komen. Voor zover we hebben kunnen achterhalen, is er geen sprake van gebruik van kunstmatige intelligentie. Uw Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de wijze waarop selectie heeft plaatsgevonden. |
152 |
Om welke «kwetsbare wijken» gaat het? Hoe worden deze geselecteerd? Kunt u aangeven of hierbij gebruik wordt gemaakt van (geautomatiseerde) gegevensanalyse en/of kunstmatige intelligentie? |
Zie het antwoord op vraag 151. |
153 |
Kunt u een volledig overzicht geven van alle partijen/organisaties die zijn betrokken bij de selecties en interventies? |
Dat gaat ten minste om alle partijen die in het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) verenigd zijn: de politie, het Openbaar Ministerie, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de G4, de G40, de Regioburgemeesters, de Koninklijke Marechaussee, de Raad voor de rechtspraak, het Platform Bijzondere Opsporingsdiensten, de Belastingdienst, de Douane, het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Ook de RIEC’s en de wetenschap worden betrokken. Op lokaal niveau worden ook verschillende partners betrokken, variërend van politie, reclassering en jongerenwerkers, tot scholen, maatschappelijk middenveld en private partners. |
154 |
Kunt u uiteenzetten in een tabel welke «moderne technologieën» gebruikt worden? |
Uit de ondermijningsgelden van 434 miljoen. structureel is voor de politie is 60 miljoen euro. beschikbaar voor een toekomstgerichte versterking van de opsporing, daar wordt onder andere ingezet op kunstmatige intelligentie en interceptietechnieken. De politie maakt gebruik van «moderne» technologieën ten behoeve van de taakuitvoering. Deze toepassingen vinden plaats binnen de kaders van de rechtstaat. Zo wordt er gebruik gemaakt van o.a. sensortechnologieën, applicaties om grote volumes data te doorgronden en verschillende vormen van beeldherkenning (niet real-time). Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar hoe nieuwe technologie gebruikt kan worden om de effectiviteit van politieoptreden verder te vergroten en worden nieuwe technologieën bezien op de functionaliteit voor de taakuitvoering. Denk aan onderzoek naar de vraag of met behulp van AI gesproken tekst door computers omgezet kan worden naar getypte tekst. Dat zou van enorme betekenis kunnen zijn voor het verminderen van het bureauwerk van politiemedewerkers (bijvoorbeeld een mutatie van een agent kan dan wordt ingesproken en hoeft vervolgens enkel te worden gecontroleerd op juistheid). Voor nieuwe technologieën geldt dat zij, zoals eerder gemeld aan uw Kamer, telkens met voldoende ethische en juridische waarborgen omkleed moeten zijn voordat zij toegepast kunnen worden in de taakuitvoering door de politie. De politie beschikt over en investeert in ethische deskundigheid om de inzet van technieken niet alleen rechtmatig maar ook op ethisch verantwoorde wijze te doen. Ook heeft zij een Ethische Klankbordgroep Politie in het leven geroepen met externe deskundigen om ethische vraagstukken te toetsen. |
155 |
Omvat «toekomstgerichte versterking van opsporing» ook preventieve maatregelen? Zo ja, welke technologieën worden hiervoor ingezet? |
De gelden voor de versterking van de opsporing zoals aangekondigd in de brief op de reactie motie Eerdmans richten zich op investeringen ten aanzien van artificiële intelligentie, interceptie, informatiedeling en real time intelligence. De investeringen op (rechtmatige) informatiedeling, kunnen naar verwachting ook leiden tot het nemen van preventieve maatregelen door andere instanties dan de politie. |
156 |
Wordt er bij «toekomstgerichte versterking van opsporing» gebruikgemaakt van risicoprofilering? Zo ja, welke technologieën worden hiervoor ingezet? |
In de opsporing wordt aan de hand van beschikbare informatie, bijvoorbeeld in een aangifte, door een opsporingsambtenaar gekeken of er voldoende feiten en omstandigheden zijn om een opsporingsonderzoek te starten. Hierbij kunnen hulpmiddelen worden gebruikt. Er zijn bijvoorbeeld modellen ontwikkeld om een inschatting te kunnen maken of er sprake is van slachtofferschap bij discriminatie of kindermishandeling bij het screenen van cases. Uitgangspunt bij het gebruik van dit soort modellen is dat dit zorgvuldig, proportioneel en met de juiste waarborgen omkleed gebeurt. |
157 |
Kunt u aangeven op welke wettelijke grondslag deze technologieën gebaseerd zijn, uitgesplitst per technologie? |
Technologieën die door de politie worden gebruikt zijn een hulpmiddel bij het uitvoeren van de politietaak. Het is belangrijk om op te merken dat er over het algemeen geen specifieke wettelijke grondslagen per technologie zijn. Er zijn wel wettelijke grondslagen per bevoegdheid van de politie. Voor zo’n bevoegdheid kan vervolgens (moderne) technologie worden gebruikt. Een technologie kan dus – afhankelijk van de context waarbinnen deze wordt ingezet – op basis van verschillende wettelijke grondslagen worden ingezet. Indien de inzet van technologie in het kader van bijzondere bevoegdheden ten behoeve van de opsporing plaatsvindt, worden de bevoegdheden uitgevoerd op basis van het wetboek van strafvordering. |
158 |
Kunt u aangeven wat valt onder «meer en beter digitaal onderzoek»? |
De digitalisering van de samenleving en daarmee ook die van criminaliteit gaat verder. De politie moet daarop voorbereid en toegerust zijn. Dit kan zowel zien op onderzoek aan gegevensdragers zoals computers en telefoons, als op onderzoek op het internet, waaronder social media. |
159 |
Betreft «meer en beter digitaal onderzoek» ook monitoring van online omgevingen, zoals sociale media? |
Zie het antwoord op vraag 158. |
160 |
Wordt budget gereserveerd voor toezicht op de voorgenomen inzet van technieken door de politie, bijvoorbeeld wat betreft toezicht op de verwerking en het delen van (gevoelige) persoonsgegevens? |
Nee, er wordt niet specifiek een budget gereserveerd voor de voorgenomen inzet van technieken door de politie. Het toezicht op de politie is niet technologie specifiek ingericht. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op de verwerking (en verstrekking) van persoonsgegevens door de politie. Daarnaast houdt de Inspectie van Justitie en Veiligheid toezicht op de taakuitvoering van de politie. Voor zover daarvoor (moderne) technologieën worden gebruikt kan dit worden meegenomen in het onderzoek van de Inspectie JenV. Naast het externe toezicht is er ook intern controle op de gegevensverwerking door de politie. De politie heeft intern toezicht en controle uit hoofde van WPG en AVG ingericht in de vorm van privacyfunctionarissen en heeft ook twee functionarissen Gegevensbescherming die toezicht houden op de rechtmatige gegevensverwerking. Ook worden door de afdeling Concernaudit audits uitgevoerd. Verder beschikt de politie over en investeert in ethische deskundigheid om de inzet van technieken niet alleen rechtmatig maar ook op ethisch verantwoorde wijze te doen. Ook heeft zij een Ethische Klankbordgroep Politie in het leven geroepen met externe deskundigen om ethische vraagstukken te toetsen. |
161 |
Valt nader te specificeren waar het extra bedrag voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit precies aan besteed wordt? |
Voor zover de verdeling op dit moment gespecificeerd kan worden, is dit opgenomen in de brief die 4 oktober jl. naar uw Kamer is verstuurd (brief d.d. 4 oktober, 2021D36593). Daarin heeft MJenV ook toegelicht aan welke thema’s de extra middelen worden besteed, zoals aan het voorkomen van jonge aanwas, het tegengaan van criminele geldstromen en het weerbaar maken van logistieke knooppunten. De nadere verdeling wordt de komende maanden langs de in die brief genoemde thematische lijnen uitgewerkt. Daarbij worden de middelen ingezet waar ze het meeste verschil kunnen maken, zodat de brede ondermijningsaanpak een krachtige gezamenlijke focus kent en versnippering wordt voorkomen. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de preventieve aanpak gekozen voor een investering die gericht is op de meest kwetsbare wijken. De nadere uitwerking wordt in nauwe samenspraak met de betrokken organisaties en met het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) en de daarbij aangesloten partners gedaan.[1] Van deze uitwerking en voortgang zal MJenV uw Kamer op de hoogte houden. [1] In het SBO zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: de politie, het Openbaar Ministerie, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de G4, de G40, de Regioburgemeesters, de Koninklijke Marechaussee, de Raad voor de Rechtspraak, het Platform Bijzondere Opsporingsdiensten, de Belastingdienst, de Douane, het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). |
162 |
Wat wordt bedoeld met de woorden «voor crisisbeheersing bouwen we een wettelijk kader op met als doel een samenhangend stelsel; de vormgeving van het stelsel is onderdeel van een nieuwe strategische agenda voor 2022 en verder»? En hoe verhoudt dit zich tot de aanpassing van de wet Veiligheidsregio’s? |
Op 3 december 2020 is het rapport van de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s aan uw Kamer aangeboden. Het kabinet zal, zoals aangegeven in zijn standpunt d.d. 3 februari 2021 (TK 2020/21, 29 517, nr. 198), dit evaluatierapport gebruiken voor de totstandkoming van een nieuw integraal wettelijk kader dat betrekking heeft op de crisisbeheersing en de brandweerzorg. De precieze vormgeving van dit kader zal nog nader worden bepaald. Het zal vermoedelijk bestaan uit een samenstel van wetgeving in formele zin en lagere regelgeving, aangevuld met heldere duidingen en afspraken. Het kabinet zal de crisispartners betrekken bij de totstandkoming. In overleg met de Minister van BZK zullen de voorgestelde aanpassingen en het wettelijk kader worden ingepast binnen ons bestuurlijk bestel. Het wettelijk kader vormt de juridische grondslag voor een samenhangend stelsel waarbinnen overheden slagvaardig onderling en met (private) crisispartners, maatschappelijke organisaties en burgers samenwerken om een grote verscheidenheid aan typen van incidenten en crises te kunnen beheersen. Binnen het stelsel wordt de regie op centraal niveau belegd bij de MJenV en op decentraal niveau bij de besturen en voorzitters van de veiligheidsregio’s en de burgemeesters. Het stelsel moet ook zijn toegerust op grensoverschrijdende, moderne risico’s en crises, de dreigingen van morgen en «ongekende» crises. De verdere uitwerking van eerdergenoemd kabinetsstandpunt en de vormgeving van het stelsel zijn onderdeel van een nieuwe, brede en strategische Agenda Crisisbeheersing (als opvolger van de Agenda risico- en Crisisbeheersing, zie hiervoor Slotbrief d.d. 30 april 2021, TK 2020/21, 30 821, nr. 129) voor de komende kabinetsperiode. |
163 |
Hoeveel middelen trekt u in 2022 uit voor de kwaliteitsverbetering en versterking van de continuïteit van het forensisch medisch onderzoek en de lijkschouw? |
Voor 2022 is een bedrag van 3.2 miljoen euro voor de opleiding van forensisch artsen beschikbaar gesteld door de Ministeries van JenV, VWS en BZK gezamenlijk. Ook hebben de Ministeries van VWS en JenV 750.000 euro beschikbaar gesteld voor de wetenschappelijke kennisagenda in 2022 en ondersteunt het Ministerie va JenV de reorganisatie van de GGD‘en op het niveau van de tien politie-eenheden voor de uitvoering van de forensische geneeskunde met 575.000 euro. |
164 |
Kunt u uiteenzetten welk deel daarvan structurele middelen zijn, en welk deel tijdelijke middelen? |
De beschikbaar gestelde middelen zijn incidenteel van aard. |
165 |
Hoeveel middelen zijn extra nodig voor de kwaliteitsverbetering en versterking van de continuïteit van het forensisch medisch onderzoek en de lijkschouw? |
De ministeries hebben in afstemming met de GGDGHOR een raming gemaakt om te bezien wat nodig is om de kwaliteit en continuïteit van de forensische geneeskunde te kunnen borgen. Deze raming ziet onder andere op de financiering van de opleiding van forensisch artsen, een wervingscampagne, ondersteuning van de totstandkoming van de wetenschappelijke kennisagenda, financiering van de borging van de dienstverlening van forensisch artsen bij de GGD-en, het opzetten en onderhouden van een landelijke kennisinfrastructuur voor forensische geneeskunde en de eventuele kosten van postmortaal onderzoek door de gemeentelijk lijkschouwer. Zoals aangegeven in de gezamenlijke beleidsreactie van VWS, JenV en BZK van 15 november jl. op het rapport van de IGJ over gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen beslist het nieuwe kabinet wat er nodig is, en op welke wijze hier eventueel dekking voor wordt gevonden. |
166 |
Wat is het (verwachte) tekort aan forensisch artsen in Nederland? |
Het Capaciteitsorgaan heeft in 2019 berekend dat de instroom in de opleiding tot forensisch arts 40 fte per jaar zou moeten zijn om de verwachte uitstroom te kunnen compenseren. VWS, JenV en BZK subsidiëren sinds 2019 15 opleidingsplaatsen per jaar omdat op dat moment al duidelijk was dat het vullen van 40 opleidingsplaatsen niet haalbaar zou zijn. De instroom in de opleiding is tot nu toe zelfs minder dan het beschikbaar gestelde aantal opleidingsplaatsen van 15 per jaar. Het is daarom van groot belang de bekendheid en de aantrekkelijkheid van het beroep van forensisch arts te vergroten met een wervingscampagne en met maatregelen als een passende salariëring en een goede opleiding. Hiervoor zijn structurele middelen nodig. In de gezamenlijke beleidsreactie van VWS, JenV en BZK op 15 november jl. op het rapport van de IGJ over gemeentelijke lijkschouw door forensisch artsen wordt aangegeven dat het Capaciteitsorgaan zal worden gevraagd om een nieuwe raming forensische geneeskunde uit te laten voeren, waarbij er rekening wordt gehouden met de maatregelen op het terrein van de opleiding en de organisatie van forensisch medisch onderzoek en lijkschouw conform de inrichting van de politie in tien eenheden. |
167 |
Hoeveel forensisch artsen zijn op dit moment in opleiding in Nederland? |
In 2020 zijn er 11 studenten ingestroomd en in 2021 8 studenten. |
168 |
Wanneer is het onafhankelijk expertisecentrum voor adoptie operationeel? |
Gestreefd wordt naar een in de basis functionerend expertisecentrum in de eerste helft van 2022. Geadopteerden kunnen daarmee op één centraal punt terecht voor ondersteuning bij vragen over toegang tot dossiers en afstammingsinformatie, zoektochten, psychosociale hulp en juridische ondersteuning. De omvang van de te bieden ondersteuning kan van daaruit verder worden ontwikkeld en uitgebouwd. |
169 |
Klopt het dat de laatste PMJ-raming (Prognosemodel justitiële ketens) in 2022 reeds een stijging in capaciteitsbehoefte laat zien van ongeveer 50% ten opzichte van 2019? |
Het percentage van 50 heeft betrekking op het verschil in de geprognosticeerde behoefte voor de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) voor 2022 tussen de meest recente PMJ-ramingen en de PMJ-ramingen die ten grondslag lagen aan de begroting 2020. De geraamde stijging van de behoefte voor de JJI’s in 2022 volgens de meest recente PMJ-ramingen ten opzichte van de eerdere raming voor 2019 betreft 29%. Momenteel vindt de jaarlijkse herijking van de PMJ-ramingen voor de justitiële keten, ook voor de JJI’s, plaats, ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding 2023. |
170 |
Kan worden toegelicht wat de oorzaak is van de sterke stijging in capaciteitsbehoefte en of zo’n sterke stijging zich eerder heeft voorgedaan sinds het gebruik van de PMJ-ramingen? |
Het Prognose Model Justitiële ketens (PMJ) raamt enkel de capaciteitsbehoefte in de justitiële ketens, waaronder de JJI’s. In de brief aan uw Kamer van 8 september 2021 (Kamerstukken II 2020–21, 31 839, nr. 806) is gemeld dat uit de Monitor Jeugdcriminaliteit blijkt dat de toename van het aantal minderjarige verdachten en de recidive niet hebben doorgezet. De monitor toont een toename van het aantal verdachten van (vuur)wapen-, drugs- en zware geweldsdelicten. Als deze delicten zwaarder worden bestraft, verblijft een jongere langer in een JJI en vraagt dit meer capaciteit van de Dienst Justitiële Jeugdinrichtingen (DJI). Er is dus niet zo zeer sprake van een toename van het aantal jeugddetenties als wel van een (gemiddeld) langere verblijfsduur waardoor de capaciteitsbehoefte stijgt. Zoals gemeld aan uw Kamer op 9 juli jl. was de stijging in de capaciteitsbehoefte voor de JJI’s in de PMJ ten behoeve van de begroting 2021 voor het eerst zichtbaar. |
171 |
Wanneer kan het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) over de druk in capaciteitsbehoefte naar de Kamer worden gestuurd? |
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Jeugdcriminaliteit wordt voor het zomerreces 2022 opgeleverd. |
172 |
Wat is de stand van zaken van de nieuwe gegevenswet voor het politie- en justitiedomein? |
De beleidsmatige voorbereiding van een nieuw gegevensregime voor het politie- en justitiedomein vordert gestaag. Aan de uitgangspunten voor dat nieuwe regime en aan de uitwerking van de belangrijkste thema’s wordt gewerkt. Dit brengt onder meer mee dat gesprekken worden gevoerd met de partijen uit de strafrechtsketen, de Autoriteit Persoonsgegevens, een aantal maatschappelijke organisaties en met partijen die een nauwe werkrelatie hebben met de strafrechtsketen. In deze beleidsvormingsfase wordt ook gestart met het in kaart brengen van de financiële consequenties en de implementatiegevolgen. Een en ander zal leiden tot een nota waarin de contouren van het toekomstig wettelijk kader zullen worden geschetst. Deze contourennota kan naar verwachting door het nieuwe kabinet in de loop van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Op het moment dat de beleidsuitgangspunten uitgekristalliseerd zijn en aan de vereiste randvoorwaarden kan worden voldaan, waaronder ook de benodigde financiële dekking, wordt gestart met het wetgevingstraject. |
173 |
Kunt u aangeven in hoeveel procent van de zeden- en kinderpornografiezaken, in de jaren 2018, 2019 en 2020 (uitgesplitst per jaar), voldaan werd aan de normen voor de doorlooptijd bij de politie van het moment van kennisname tot het moment van het zenden van de zaak naar het OM (respectievelijk binnen 180 dagen en 210 dagen)? |
Zie de tabel in de bijlage1. |
174 |
Kunt u aangeven in hoeveel procent van de zedenzaken de normen voor de doorlooptijden vanaf het moment van de instroom voor eerste zitting tot het eindvonnis gehaald werden in de jaren 2018, 2019 en 2020 (uitgesplitst per jaar)? |
De norm voor de doorlooptijd gemeten vanaf de datum van de eerste zitting bij de rechtbank tot aan de datum van het eindvonnis door de rechtbank, is dat 80 procent van de zaken binnen 3 maanden wordt afgedaan. In 2018 werd in 70 procent van de zedenzaken dit traject binnen 3 maanden doorlopen, in 2019 in 74 procent van de zedenzaken en in 2020 in 67 procent van de zedenzaken. |
175 |
Wat is de gemiddelde wachttijd tot behandeling en afronding van een strafzaak? |
Voor de strafzaken die in de periode januari t/m 22 oktober 2021 voor het eerst op een rechtbankzitting zijn gekomen, geldt de volgende gemiddelde doorlooptijd voor het traject van datum beslissing afdoening OM tot datum eerste zitting rechtbank: EK-strafzaken 222 dagen, MK-strafzaken 197 dagen en kanton-strafzaken: 327 dagen. Voor de strafzaken waarin in de periode januari t/m 22 oktober 2021 door de rechter een einduitspraak is gedaan, geldt de volgende gemiddelde doorlooptijd voor het traject van datum eerste zitting rechtbank tot datum einduitspraak rechtbank: EK-strafzaken 11 dagen, MK-strafzaken 165 dagen en kanton-strafzaken 11 dagen. |
176 |
Welke maatregelen worden genomen om de doorlooptijden binnen de rechtspraak te verhelpen? |
Zie het antwoord op vraag 97. |
177 |
Hoe worden de belangen van slachtoffers daarin meegenomen, bijvoorbeeld door compensatie voor vertraging? |
Zie het antwoord op vraag 181. |
178 |
Hoe groot is de hoeveelheid achterstallige strafzaken als gevolg van de coronapandemie? |
In de periode dat er als gevolg van de coronapandemie vrijwel geen zittingen plaatsvonden, is bij de rechtbanken een achterstand ontstaan van ongeveer 13.600 misdrijfzaken die op een zitting gepland moesten worden. Eind september 2021 was deze corona-achterstand ingelopen tot ongeveer 1.300 zaken. De corona-achterstand betrof eind september 2021 alleen politierechterzaken; de corona-achterstand van de meervoudige kamer en jeugdzaken was reeds ingelopen. De voorraad op zitting te plannen overtredingszaken bij de rechtbanken was eind september 2021 ongeveer 28.800 zaken groter dan bij aanvang van de lockdown in maart 2020. De afbouw van de corona-achterstand is vertraagd, doordat later dan voorzien gestart is met de inloopkamer strafrecht (vanuit het Programma Tijdige Rechtspraak). Nu in oktober 2021 daadwerkelijk is gestart met deze inloopkamer, zal de voorraad overtredingszaken naar verwachting in 2022 terug gaan lopen. Ook bij de gerechtshoven is een achterstand ontstaan doordat als gevolg van de coronapandemie vrijwel geen zittingen plaatsvonden: bijna 2.800 misdrijfzaken en 250 kantonzaken extra in de voorraad op zitting te plannen zaken. Deze achterstand is voor zowel misdrijfzaken als overtredingszaken weggewerkt. Eind september 2021 was de voorraad op een zitting te plannen misdrijfzaken 1.400 zaken lager dan bij aanvang van de eerste lockdown en de voorraad overtredingszaken was 700 zaken lager. |
179 |
Hoeveel strafzaken zijn tot nu toe in 2021 geseponeerd als gevolg van de coronapandemie? |
Zie het antwoord op vraag 89. |
180 |
Hoeveel datalekken hebben er plaatsgevonden de afgelopen vijf jaar bij de overheid of overheidgerelateerde instanties en is er een rode lijn te vinden in de oorzaak van de datalekken? |
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Bestuursdepartement, COA, IND, DTenV, Justid, NFI, CJIB, DJI, Justis, RvdK en NCTV) heeft in de afgelopen vijf jaar de onderstaande aantallen datalekken gemeld aan het AP: – 36 datalekken in 2016; – 41 datalekken in 2017; – 96 datalekken in 2018; – 143 datalekken in 2019; – 139 datalekken in 2020. De rode lijn in deze datalekken zijn fouten van medewerkers in individuele zaken. Het betreft het vermelden van verkeerde adressen voor fysieke post alsmede die bij digitale post, en onvolledig anonimiseren van documenten. Begin 2020 is het ministerie begonnen met het project Weerbaar JenV. Dat houdt in dat vanaf begin 2021 jaarlijks de medewerkers van nagenoeg alle onderdelen een e-learning cursus over veilig werken met informatie moeten volgen. Dit is voor interne medewerkers ook verplicht gesteld in het Personeelsreglement. |
181 |
Op welke wijze worden de belangen van slachtoffers meegenomen bij de afspraken om de doorlooptijden binnen de rechtspraak te verkorten? Is er bijvoorbeeld compensatie voor slachtoffers voor opgelopen vertraging? |
Het verbeteren van doorlooptijden is ook in het belang van slachtoffers. Vanuit het perspectief van de rechtszoekenden zijn normen voor de totale doorlooptijd geformuleerd door de Rechtspraak. Binnen deze totaalnormen is sprake van genormeerde deeltrajecten. Een deel van deze deeltrajecten bevindt zich buiten de invloedssfeer van de Rechtspraak; de doorlooptijd daarvan wordt bepaald door anderen (procespartijen). Het programma Tijdige rechtspraak heeft als opdracht om de gerechten te ondersteunen om de doorlooptijdenstandaarden te behalen en de voorspelbaarheid voor rechtszoekenden te vergroten. Daarnaast moet het programma leiden tot betere communicatie met rechtszoekenden waardoor de rechtsgang ook voor slachtoffers voorspelbaarder wordt. Compensatie aan slachtoffers voor vertraging lost het werkelijke probleem niet op. Er is daarom gekozen voor investering in de verkorting van doorlooptijden, niet voor investering in compensatie van te lange doorlooptijden. |
182 |
Wat is de gemiddelde wachttijd tot behandeling en afronding van een strafzaak? |
Zie het antwoord op vraag 175. |
183 |
Welke maatregelen worden er genomen om de doorlooptijden binnen de rechtspraak te verhelpen? Worden de belangen van slachtoffers daarin meegenomen? |
Ten aanzien van de doorlooptijden wordt verwezen naar het antwoord op vraag 97. Ten aanzien van de belangen van slachtoffers wordt verwezen naar het antwoord op vraag 181. |
184 |
Welke concrete doelen zijn gesteld voor 2022 en 2023 waar het gaat om verbetering van de doorlooptijden? |
In 2019 zijn voor de meeste rechtsgebieden doorlooptijdstandaarden geformuleerd. Dit is de kwaliteitsnorm op gebied van doorlooptijden waar de Rechtspraak naartoe werkt en ze beschrijven de duur waarbinnen een zaak wordt behandeld. De gerechten werken in de periode 2020 – 2023 samen aan deze opgave onder de noemer «Tijdige rechtspraak». Eind 2023 zouden de doorlooptijden in lijn met de standaarden moeten zijn gebracht en daarmee substantieel korter, en moeten leiden tot meer tevredenheid bij rechtzoekenden. De coronapandemie heeft de Rechtspraak wel voor een flinke uitdaging gesteld voor wat betreft de doorlooptijden. Zolang de pandemie voortduurt, heeft deze impact op de doorlooptijden. |
185 |
Zijn de gestelde doelen voor verbetering doorlooptijden gehaald in 2021? |
In de prijsafspraken die met de Raad voor de rechtspraak zijn gemaakt voor de periode 2020 – 2022 is overeengekomen dat de Rechtspraak concrete maatregelen treft om de doorlooptijden te verbeteren. Afgesproken is dat in deze prijsperiode alle achterstanden worden weggewerkt, uitgezonderd fiscale zaken waar de beschikbaarheid van specialistische capaciteit een belemmering is. Er zijn daarbij geen specifieke doelstellingen voor 2021 geformuleerd. Naar aanleiding van de opgelopen corona-achterstanden is voor het jaar 2021 ten aanzien van het strafrecht afgesproken dat eind 2021 de werkvoorraad minimaal is teruggebracht naar de stand van voor de lockdown begin 2020. Dit doel is nog niet behaald. Voor een overzicht van de huidige achterstanden wordt verwezen naar het antwoord op vraag 178. Samengevat zijn de achterstanden van misdrijfzaken inmiddels vrijwel geheel ingelopen. De achterstanden bij de overtredingen zijn nog steeds substantieel. De verwachting is dat deze achterstanden in 2022 door het in gebruik nemen van de inloopkamer zullen teruglopen. |
186 |
Wat is de gemiddelde wachttijd tot behandeling en afronding van een strafzaak? |
Zie het antwoord op vraag 93. |
187 |
Welke maatregelen worden genomen om de doorlooptijden binnen de rechtspraak te verhelpen? Hoe worden de belangen van slachtoffers daarin meegenomen, bijvoorbeeld door compensatie voor vertraging? |
Ten aanzien van de doorlooptijden wordt verwezen naar het antwoord op vraag 97. Ten aanzien van de belangen van slachtoffers wordt verwezen naar het antwoord op vraag 181. |
188 |
Welke maatregelen worden genomen de aanpak van gender-gerelateerd geweld te bevorderen? |
De aanpak van geweld tegen iemand op grond van geslacht, genderidentiteit, seksuele oriëntatie of genderexpressie, in andere woorden gendergerelateerd geweld, wordt samen met VWS, OCW, BZ en SZW opgepakt. Hierbij gaat JenV over de civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke aanpak. Om de (strafrechtelijke) aanpak van geweld tegen LHBTI-personen, en daarmee genderidentiteit, seksuele oriëntatie of genderexpressie, te versterken is in samenwerking met OCW en de G4 in 2018 het Actieplan Veiligheid LHBTI opgesteld.[1] De maatregelen uit dit actieplan worden op dit moment ten uitvoering gebracht, waaronder de verhoging van het strafmaximum voor haatzaaien, het opstellen van een handelingskader politie mannenontmoetingsplaatsen en de invoering werkwijze individuele beoordeling van de kwetsbaarheid van slachtoffers bij de politie. Daarnaast is nav de motie Paternotte c.s. [2] de politie in 2021 een pilot gestart met gespecialiseerde discriminatierechercheurs. Zij maken onderdeel uit van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie Het expertisecentrum zal politiemensen beter in staat stellen om discriminatievraagstukken te herkennen, op te pakken en af te handelen. Ook binnen de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling bestaat oog voor gender, zoals dat ook van Nederland wordt vereist in het Verdrag van Istanbul. Vrouwen zijn onevenredig vaak slachtoffer van huiselijk geweld.[3] Momenteel onderzoekt Regioplan in opdracht van de Staatssecretaris van VWS of op basis van deze cijfers en op basis van wetenschappelijke literatuur inzichtelijk gemaakt kan worden of en in hoeverre dit geweld gendergerelateerd is. Over de uitkomsten van dit onderzoek, dat enige vertraging heeft opgelopen, hoopt de MRb u begin volgend jaar te informeren. Daarnaast wordt in de versterking van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling sinds 2018 samen met VWS en de VNG geïnvesteerd met het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT). Dit programma zal nog worden voortgezet in 2022. In dit kader wordt onder meer ingezet op het versterken van de multidisciplinaire aanpak in de meest complexe zaken (MDA++), het verbeteren van de veiligheidsexpertise in lokale (wijk)teams of het beter herkennen en aanpakken van intieme terreur of dwingende controle. Binnen het programma zijn instrumenten voor gendersensitief beleid voor gemeenten en professionals ontwikkeld. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de zevende voortgangsrapportage van het programma GHNT die in december 2021 wordt verstuurd. Op 18 februari 2020 is samen met VWS de actieagenda schadelijke praktijken aangeboden aan de Tweede Kamer. Schadelijke praktijken zijn vaak cultureel bepaald. Onder collectieve druk worden vrouwen en mannen gedwongen tot het verrichten van bepaalde handelingen of het vertonen van gewenst gedrag. Hier liggen vaak strikte traditionele opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid aan ten grondslag. De uitvoering van veel maatregelen uit deze actieagenda is gestart, waaronder het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal van huwelijkse gevangenschap en het onderzoek naar het zwaarder straffen van eergerelateerd geweld. Over de voortgang van de diverse maatregelen is uw Kamer op 18 maart 2021[4] en 30 april 2021[5] geïnformeerd. Via de voortgangsrapportage GHNT wordt uw Kamer geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. [1] Kamerstukken II 2018/19, 30 420, nr. 303. [2] Kamerstukken II, 2019/20, 35 164, nr 9. [3] CBS (2020) moord en doodslag, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld (2020). [4] Kamerstukken II, 2020/21, 32 175, nr.70. [5] Kamervragen 2020/2021, nr. 2571. |
189 |
Welke concrete plannen zijn er om het veiligheidsgevoel en daarmee de meldingsbereidheid van slachtoffers te verhogen? |
De bescherming van slachtoffers is de afgelopen jaren op een hoger plan gebracht door invoering van de werkwijze Individuele Beoordeling waarbij de kwetsbaarheid van slachtoffers systematisch en structureel wordt beoordeeld. Op basis van deze beoordeling worden slachtoffers vervolgens beschermd door het treffen van beschermingsmaatregelen zoals bijv. een contactverbod. Deze werkwijze is per 1 juni 2018 landelijk ingevoerd voor slachtoffers die fysiek aangifte komen doen. De werkwijze wordt de komende periode verder uitgebreid naar medewerkers van de regionale servicecentra en de opsporing van de politie. Hiertoe wordt de politie voorzien van extra middelen a 5 miljoen euro. structureel. De werkwijze is er specifiek op gericht de veiligheid van slachtoffers te vergroten en voor hen de drempel te verlagen om in voorkomende gevallen melding te maken van strafbare feiten. Recent heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek verricht naar de wijze waarop de Individuele Beoordeling van slachtoffers uitgevoerd wordt door de politie. Uit het rapport blijkt dat nog niet alle politiemedewerkers op de hoogte zijn van de werkwijze van de individuele beoordeling waardoor niet alle slachtoffers worden beoordeeld op kwetsbaarheid. Daarmee krijgen zij niet de bescherming die ze nodig hebben. De politie komt in het voorjaar 2022 met een verbeterplan over hoe opvolging gegeven gaat worden aan de aanbevelingen van de inspectie. De Kamer is hier op 27 september 2021 over geïnformeerd.[1] [1] Kamerstukken II 2021/22, 29 628, nr. 86. |
190 |
Hoeveel fte is al voorzien/aangenomen/in opleiding als gevolg van de middelen uit de motie Segers-Asscher? |
Vanuit de motie Segers-Asscher zijn er tot en met oktober 2021 39 fte’s geworven voor mensenhandel (van de 46 die gepland stonden voor werving eind 2021). De 23 fte’s voor het Identificatie- en Registratieproces zijn inmiddels geworven, volgens de voorgestelde planning voor 2021. Voor het overige aantal is de politie goed op streek. |
191 |
Hoeveel mensenhandelaren van minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting zijn in 2020 veroordeeld? Hoeveel tot nu toe in 2021? |
Om te bepalen hoeveel strafzaken er geweest zijn waarbij minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting betrokken zijn, is door de RvdR gekeken naar zaken waarin door de rechtbank een uitspraak is gedaan waarin het feit van artikel 273f lid 1 sub 5 Sr bewezen is verklaard. Dit wetsartikel omvat naast seksuele uitbuiting eveneens het verhandelen van organen van minderjarigen. Het is de inschatting van de RvdR dat het merendeel van de zaken waarin dit wetsartikel bewezen is seksuele uitbuiting betreft. In 2020 is het feit van artikel 273f lid 1 sub 5 Sr in 13 zaken door de rechtbank bewezen verklaard. In de eerste 8 maanden van 2021 is dit feit in 16 zaken bewezen. |
192 |
Hoeveel ambtshalve strafrechtelijke onderzoeken zijn er naar mensenhandel gestart in 2020, en specifiek naar seksuele uitbuiting? |
Hoeveel onderzoeken mensenhandel seksuele uitbuiting er gestart zijn in 2020 kan de politie vanuit de beschikbare informatie niet beantwoorden. Wel hoeveel registraties die ambtshalve (zonder aangifte) in 2020 in behandeling (inclusief afgeronde zaken) zijn geweest voor mensenhandel seksuele uitbuiting. Dit waren er 302. Inclusief registraties met een aangifte waren dit er 617. Voor mensenhandel totaal waren dit er in 2020 395 en 808 (inclusief registraties met een aangifte). |
193 |
Hoeveel klanten die betaalde seks hebben gehad met minderjarige slachtoffers waren er in 2020 veroordeeld, ex artikel 248b Sr en hoeveel tot nu toe in 2021? Om hoeveel specifieke mensenhandel-zaken ging het hier, rekening houdend met meerdere klanten per minderjarig slachtoffer? In hoeveel zaken verschilde de strafmaat met de strafmaat uit de Valkenburgse zedenzaak? |
In 2020 is in 14 zaken betaalde seks met een slachtoffer van 16 of 17 jaar (ex artikel 248b Sr) bewezen verklaard door de rechter. In 2021 (t/m augustus) geldt dit voor 8 zaken. In 8 van de in totaal 22 zaken werd een gevangenisstraf van maximaal 3 dagen opgelegd gecombineerd met een taakstraf. In deze zaken werden geen andere feiten door de rechter bewezen verklaard. In de resterende 14 zaken is sprake van een hogere vrijheidsstraf, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. In een aantal van die zaken werden naast betaalde seks met een slachtoffer van 16 of 17 jaar, ook nog andere feiten bewezen verklaard. Op basis van de datasystemen van de RvdR kan niet worden afgeleid of hier sprake was van slachtoffers die meerdere klanten hadden en of zij ook slachtoffer waren van mensenhandel. |
194 |
Hoeveel klanten die betaalde seks hebben gehad met minderjarige slachtoffers, jonger dan 16 jaar, zijn in de afgelopen vijf jaar veroordeeld? |
De datasystemen van de RvdR zijn te bevragen op wetsartikelen. De wet biedt geen artikel dat ziet op betaalde seks met slachtoffers jonger dan 16 jaar. De RvdR kan deze gegevens daarom niet uit zijn systemen halen. |
195 |
Is de mensenhandelpolitie of zedenpolitie verantwoordelijk voor de opsporing van klanten die betaalde seks hebben met minderjarigen, ex artikel 248b Sr? |
Politie/AVIM en de zedenpolitie werken nauw met elkaar samen bij de opsporing van klanten die seks tegen betaling hebben met minderjarigen. Afhankelijk van de casus is politie/AVIM dan wel de zedenpolitie eindverantwoordelijk. |
196 |
Hoeveel strafzaken zijn er geweest waarbij minderjarige slachtoffers van criminele uitbuiting betrokken zijn geweest? In hoeveel zaken is hierbij een succesvol beroep gedaan op het non-punishmentbeginsel? Hoeveel van deze zaken was drugsgerelateerd? |
Voor deze vraag geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit het informatiesystemen van het OM en de Rechtspraak kan worden afgeleid. Voor de beantwoording van deze vraag is dossieronderzoek nodig. Het OM registreert op wetsartikel. Echter, de classificaties waarmee uitbuitingsvormen kunnen worden onderscheiden betreffen seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en «mensenhandel overig». Onder deze laatste classificatie valt naast criminele uitbuiting ook gedwongen bedelarij en orgaanverwijdering. Gelet op de aangegeven classificaties binnen de registratie kan geen zuiver antwoord worden gegeven op de vraag in relatie tot criminele uitbuiting. Ook is niet te achterhalen in hoeverre deze zaken druggerelateerd waren. Tevens vindt bij het OM en de RvdR geen registratie plaats van het aantal slachtoffers dat aanspraak maakt op het non-punishment beginsel. |
197 |
Op hoeveel scholen worden jongeren geronseld voor druggerelateerde criminele uitbuiting? |
Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar over het aantal scholen waarop jongeren worden geronseld voor druggerelateerde criminele uitbuiting. Wel heeft het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) eerder een verkenning gedaan naar criminele uitbuiting onder Nederlandse scholen. Hieruit bleek dat een meerderheid van de bevraagde middelbare scholen zich zorgen maakte over mogelijke criminele uitbuiting op hun school. Om beter zicht te krijgen op de problematiek, wordt met subsidie vanuit JenV momenteel een onderzoek uitgevoerd naar criminele uitbuiting in relatie tot andere vormen van criminaliteit, waaronder drugscriminaliteit. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het CKM en zal in de eerste helft van 2022 gereed zijn. Bij dit onderzoek worden scholen wederom betrokken. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal uw Kamer nader worden geïnformeerd. |
198 |
Op welke wijze zijn scholen toegerust om seksuele en criminele uitbuiting te signaleren en te melden? |
Er zijn verschillende instrumenten ontwikkeld om scholen te helpen bij het signaleren en melden van seksuele en criminele uitbuiting. De Mensenhandel Academy, op de website van CoMensha, biedt een overzicht van het opleidingsaanbod en beschikbaar voorlichtingsmateriaal en instrumenten op het gebied van mensenhandel. Daarnaast heeft de Stichting School en Veiligheid een niet-pluis intervisietool ontwikkeld en gelanceerd in 2019. Dit instrument kan houvast bieden bij het gesprek over een niet-pluisgevoel over een leerling die zorgwekkend gedrag vertoont. Door middel van deze tool kan de onderzoeks- of zorgvraag scherper geformuleerd worden. Afhankelijk van de organisatie in een school kan het Niet-pluis-instrument worden ingezet tussen mentoren onderling, bij een leerlingbespreking of bij een bijeenkomst van het zorgteam, of de voorbereiding daarop. Dit signaal kan vervolgens verder worden opgepakt binnen bestaande zorgstructuren. |
199 |
Op welke wijze wordt de aanpak van druggerelateerde criminele uitbuiting betrokken bij het breed offensief tegen ondermijning, met name in de beleidslijn «voorkomen van jonge aanwas»? |
Bij de aanpak «voorkomen jonge aanwas» worden bestaande aanpakken die effectief of kansrijk zijn om te voorkomen dat jongeren afglijden in de criminaliteit, zoals de aanpak druggerelateerde criminele uitbuiting, meegenomen in de aanpak tegen ondermijning. Het Ministerie van JenV richt zich niet alleen op het voorkomen van nieuwe aanwas maar ook op het voorkomen van recidive. Het gaat om maatregelen binnen en buiten de strafrechtketen. Hierbij werkt JenV nauw samen met andere departementen en de 8 gemeenten die in 2020 middelen hebben gekregen voor de preventieve aanpak van ondermijning. Zie ook antwoord op vraag 197. |
200 |
Op welke wijze worden techbedrijven, waaronder Facebook en Tiktok, betrokken bij de aanpak van misbruik en uitbuiting? |
Tech-bedrijven worden betrokken bij de aanpak van misbruik en uitbuiting in het project dat samen met het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (hierna: CKM) door JenV is opgezet: Het voorkomen en beschermen van (mogelijke) slachtoffers van seksuele uitbuiting tussen de 12 en 23 jaar in de digitale wereld. Jongeren zijn online in toenemende mate kwetsbaar. Om hen te kunnen beschermen is meer inzicht nodig in de rol van technologie bij de uitbuiting van jongeren. Zoals aangekondigd in de brief van 1 juli jl. werd voorgenomen om in het kader van dit project drie expertsessies te organiseren [TK 2020/21, 28 638, nr. 200]. Op dit moment hebben twee van de in totaal drie sessies plaatsgevonden, waarbij politie, OM, een gemeente, zorgverleners, techbedrijven en online platforms waaronder Facebook deel hebben genomen. Begin komend jaar moeten deze sessies, aangevuld met informatie die is opgehaald bij slachtoffers, ervaringsdeskundigen, en die naar voren is gekomen uit onderzoek en literatuurstudies leiden tot een breed gedragen nationaal actieplan. Hiermee wordt nadere invulling gegeven aan de overgenomen aanbeveling van de NRM, zoals gecommuniceerd in de beleidsreactie op de Slachtoffermonitor mensenhandel 2015–2019 van 11 januari 2021 [TK 2020/21, 31 015, nr. 221]. |
201 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde seksuele misdrijven er waren in de periode 2012 tot en met 2020? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de instroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de instroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Onder seksuele misdrijven worden begrepen de misdrijven strafbaar gesteld in artikel 240 t/m 248f Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 249 t/m 250 Sr en artikel 254 t/m 254a Sr. |
202 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde seksuele misdrijven er in de periode van 2012 tot en met 2020 zijn opgehelderd? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de uitstroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de uitstroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Onder seksuele misdrijven worden begrepen de misdrijven strafbaar gesteld in artikel 240 t/m 248f Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 249 t/m 250 Sr en artikel 254 t/m 254a Sr. |
203 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde aanrandingsmisdrijven er waren in de periode 2012 tot en met 2020? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de instroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de instroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor het delict «aanranding», strafbaar gesteld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht. |
204 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde aanrandingsmisdrijven er in de periode van 2012 tot en met 2020 zijn opgehelderd? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de uitstroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de uitstroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor het delict «aanranding», strafbaar gesteld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht. |
205 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde misdrijven betreffende ontucht met minderjarigen er waren in de periode 2012 tot en met 2020? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de instroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de instroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor de delicten strafbaar gesteld in artikel 244, 245, 247, 248, 248a t/m 248f, 249 en 250 Wetboek van Strafrecht. |
206 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde misdrijven betreffende ontucht met minderjarigen er in de periode 2012 tot en met 2020 zijn opgehelderd? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de uitstroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de uitstroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor de delicten strafbaar gesteld in artikel 244, 245, 247, 248, 248a t/m 248f, 249 en 250 Wetboek van Strafrecht. |
207 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde verkrachtingsmisdrijven er in de periode 2012 tot en met 2020 waren? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de instroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de instroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor het delict «verkrachting», strafbaar gesteld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht. |
208 |
Kan per jaar uiteen worden gezet hoeveel geregistreerde verkrachtingsmisdrijven er in de periode 2012 tot en met 2020 zijn opgehelderd? |
Voor het beantwoorden van deze vraag is gekeken naar de uitstroom van zaken bij het OM. Bijgevoegde tabel voorziet in de uitstroom per jaar vanaf 2012 tot en met 20201. Het betreft de instroom voor het delict «verkrachting», strafbaar gesteld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht. |
209 |
Wanneer wordt gestart met het implementatieprogramma van de Wet seksuele misdrijven? |
Het implementatieprogramma start naar verwachting in het voorjaar van 2022. Het programma wordt ingericht om de implementatie van het wetsvoorstel in goede banen te leiden. Betrokken ketenorganisaties, zoals bijvoorbeeld politie, OM en rechtspraak, worden daarbij betrokken. Voor wat de implementatie van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie betreft, worden ook gemeenten betrokken. De komende maanden wordt een projectplan gemaakt, in afstemming met de betrokken ketenorganisaties, waarin de plannen voor het programma staan weergegeven. |
210 |
Hoeveel strafrechtelijke zaken inzake pro-ana coaches lopen er momenteel of zijn tevens afgerond? |
OM en politie houden geen specifieke cijfers bij over het aantal zaken waarbij sprake was van misbruik door een pro-ana coach. |
211 |
Hoeveel minderjarige slachtoffers en verdachten van seksuele uitbuiting waren er in 2020 in beeld bij de politie? |
Onder de classificatie (Iemand bewegen of ertoe brengen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) zijn in 2020 428 misdrijven geregistreerd met 403 slachtoffers, waarvan er 73 minderjarig waren. In 2020 zijn er vanuit politie in totaal 187 verdachten ingezonden naar het OM, waarvan 161 verdachten van seksuele uitbuiting. Van de 161 verdachten OM-verdachten waren 2 minderjarig. |
212 |
Hoe zorgt u binnen een ontmoedigende aanpak dat het grondrecht op asiel gewaarborgd wordt? |
Aanvragen van asielzoekers uit veilige landen zijn in de regel kansarm. Deze groep asielzoekers doet een groot beroep op alle partijen in de keten, mede vanwege de overlast en criminaliteit die een relatief groot deel van deze asielzoekers veroorzaakt. Zo betrof in 2020 het aandeel verdachte vreemdelingen met een nationaliteit uit een veilig land van herkomst 62% van het aantal verdachte vreemdelingen (bron: incidentenoverzicht 2020; Tabel 4.6). Dat is mede reden geweest voor invulling van het concept veilig land van herkomst. Asielzoekers uit die landen doorlopen daarmee een verkorte procedure en krijgen doorgaans bij afwijzing geen vertrektermijn. Een sobere opvang past bij deze verkorte procedure en geeft een helder signaal af. Dat neemt niet weg dat het individuele relaas van een asielzoeker uit een veilig land nog altijd wordt onderzocht met alle gebruikelijke waarborgen en rechterlijke toets. Daarnaast worden asielzoekers uit veilige landen in een extra kwetsbare positie, zoals gezinnen met minderjarige kinderen tot 16 jaar, alleenstaande vrouwen en LHBTI+ (voor zover bij COA en/of ketenpartners bekend) niet in de versoberde opvang opgevangen. |
213 |
Hoe kan het dat sommige gemeenten achterlopen in de realisatie van de taakstelling voor vergunninghouders, doordat het COA hen te weinig statushouders heeft toegewezen? |
Door de grote krapte op de woningmarkt is het zeer moeilijk gebleken om voor vergunninghouders geschikte en betaalbare woningen te vinden. Mede als gevolg van deze voortdurende situatie stagneert de uitstroom naar huisvesting in gemeenten. Soms komt het voor dat het COA, aan gemeenten, te weinig statushouders toewijst waardoor deze gemeenten achterlopen in de realisatie van de taakstelling. De reden hiervoor is voornamelijk gelegen in het nareisproces. Nareizigers zijn op het moment van een positief besluit op de nareisaanvraag nog niet in Nederland. Deze nareizigers gaan, na aankomst in Nederland, meetellen voor de taakstelling in de gemeente waar de referent gehuisvest wordt of al gehuisvest is. Om tot een evenwichtige verdeling van de taakstelling over alle gemeenten te komen, wordt met hun komst rekening gehouden in de taakstelling. Om die reden kan het voorkomen dat gemeenten tijdelijk geen nieuwe statushouders gekoppeld krijgen, in afwachting van de komst van deze nareizigers. Voorbeeld: Een referent heeft een nareisaanvraag ingediend voor zijn familie. Het besluit hierop is positief. De 3 familieleden van de referent mogen naar Nederland komen en worden opgenomen in de taakstelling voor de gemeente waar de referent is gehuisvest. De taakstelling van deze (kleinere) gemeente is 30. Het COA heeft al 27 vergunninghouders gekoppeld en de gemeente heeft voor de meeste vergunninghouders een woning gevonden. Het COA kan de overige 3 statushouders (conform de taakstelling) echter niet koppelen aangezien de nareizigers nog niet in Nederland zijn aangekomen. Hierdoor lijkt het dat een gemeente achterloopt in de realisatie van de taakstelling. Ook komt het voor dat een referent gehuisvest is of gekoppeld wordt aan een gemeente die al voldoende koppelingen heeft, dan wel voldoende statushouders heeft gehuisvest. Nareizigers worden altijd gehuisvest bij de referent. Hierdoor kan het voorkomen dat tijdelijk onvoldoende vergunninghouders overblijven om te koppelen aan een andere gemeente. Op dit moment komt dit echter niet voor. Daarnaast kan in individuele gevallen in overleg met gemeente en provincie besloten worden om terughoudend vergunninghouders toe te wijzen aan een gemeente omdat de woningmarkt niet voorziet in invulling van de huisvesting. In deze gevallen worden statushouders op afroep van de gemeente toegewezen. Om gemeenten te faciliteren in hun huisvestingstaak heeft de rijksoverheid, samen met de provinciale tafels, verschillende initiatieven opgezet. Zo ondersteunt het Ministerie van JenV gemeenten met het huisvesten van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast is een hotel en accommodatieregeling gestart, om vergunninghouders voor wie er nog geen huisvesting is georganiseerd, tijdelijk onderdak te bieden in de gemeente. Daar kunnen zij ook starten met integratie en participatie. Verder investeert het Ministerie van BZK in het uitbreiden van de woningvoorraad en het creëren van gemeentelijke tussenvoorzieningen. Hiervoor heeft het Ministerie van BZK 50 miljoen euro beschikbaar gesteld. Met deze en andere instrumenten wordt gestreefd om gemeenten te helpen om de achterstand op de realisatie van de taakstelling in te lopen. |
214 |
Wat wordt gedaan met gemeenten die achterlopen op de realisatie van de huisvestingstaakstelling voor vergunninghouders en die te weinig/geen actie ondernemen om deze achterstand in te halen? |
Voor de uitvoering van de huisvestingstaakstelling houdt het provinciebestuur toezicht op de gemeente. Dit is geregeld in de Wet revitalisering generiek toezicht. Ter uitvoering van deze toezichthoudende taak is het Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing opgesteld. In dit beleidskader is de «bestuurlijke interventieladder» opgenomen, met mogelijkheden om de gemeente te manen (alsnog) aan haar taak te voldoen. In het uiterste geval kan de provincie overgaan tot indeplaatstelling. Meer in het algemeen is sprake van een tekort aan geschikte en betaalbare woningen. Daardoor stagneert de uitstroom naar huisvesting in gemeenten. Om gemeenten te faciliteren in hun huisvestingstaak heeft de rijksoverheid, samen met de provinciale tafels, verschillende initiatieven opgezet. Zo ondersteunt het Ministerie van JenV gemeenten met het huisvesten van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast is een hotel en accommodatieregeling gestart, om vergunninghouders voor wie er nog geen huisvesting is georganiseerd, tijdelijk onderdak te bieden in de gemeente. Daar kunnen zij ook starten met integratie en participatie. Verder investeert het Ministerie van BZK in het uitbreiden van de woningvoorraad en het creëren van gemeentelijke tussenvoorzieningen. Hiervoor heeft het Ministerie van BZK 50 miljoen euro beschikbaar gesteld. Met deze en andere instrumenten wordt gestreefd om gemeenten te helpen om de achterstand op de realisatie van de taakstelling in te lopen. |
215 |
Hoe vaak is het voorgekomen dat een provincie in de plaats is getreden als een gemeente de realisatie van de taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders verwaarloosde? |
Het komen tot een indeplaatsstelling is een zorgvuldig proces gebonden aan juridische termijnen en procedures, vastgelegd in het Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Provincies hanteren een escalatieladder bij taakverwaarlozing van gemeenten, waarbij de zwaarste sanctie indeplaatsstelling betreft. De dreiging van een indeplaatsstelling heeft vaak het effect dat gemeenten alsnog de huisvestingstaak uitvoeren, en een indeplaatsstellingsprocedure kan worden afgewend. Vanaf 2012 is er 11 keer sprake geweest van de indeplaatsstellingsprocedure. |
216 |
Klopt het dat de Rechtbank Midden-Nederland onlangs oordeelde dat het COA bij de woningtoewijzingen van vergunninghouders altijd rekening moet houden met de belangen van kinderen? Heeft het COA naar aanleiding van deze uitspraak haar werkwijze bij woningtoewijzing aangepast? Op welke wijze? |
Nee, dat klopt niet. De rechter heeft – in deze individuele zaak – geoordeeld dat het COA zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind. Op grond van artikel 3 IVRK is het COA gehouden zich rekenschap te geven van de belangen van kinderen aldus in de betrokken rechterlijke uitspraak door de voorzieningenrechter is overwogen. Tegen het vonnis heeft het COA hoger beroep ingesteld. De verwachting is dat het (civielrechtelijke) hoger beroep nog enkele maanden tot een jaar kan duren. Hangende deze procedure zal het COA het beleid niet aanpassen. De rechter heeft uitspraak gedaan in een individuele zaak, waarbij de rechter in dit individuele geval heeft gekeken of het COA de procedure zorgvuldig heeft doorlopen. De rechter heeft zich echter niet uitgesproken over de vraag of het beleid en de plaatsingscriteria van het COA onredelijk zijn. De rechter heeft enkel geoordeeld dat het COA bij de besluitvorming in deze zaak het belang van het kind moet betrekken. |
217 |
Hoe worden mensen voorgelicht over geldige redenen voor het weigeren van een woning en over de ernstige consequenties van onterechte woningweigering? Waarom worden vluchtelingen bij een – volgens het COA – onterechte woningweigering op straat gezet en waarom kunnen zij niet in de opvang wachten op het oordeel van de onafhankelijke rechter (in kort geding)? |
Direct na vergunningverlening voert het COA met de vergunninghouder het zo te noemen huisvestingsgesprek. In dit gesprek informeert het COA de vergunninghouder over de huisvesting in een gemeente en de verantwoordelijkheden van de vergunninghouder. In het gesprek komt aan de orde dat de vergunninghouder slechts eenmaal een woning aangeboden krijgt en de consequentie van het beëindigen van de opvang bij weigering van de aangeboden woning. Tijdens het gesprek spreekt het COA met de vergunninghouder ook over de uitplaatsingscriteria waarmee rekening moet worden gehouden bij huisvesting in een gemeente, zoals uitplaatsing in een bepaalde regio of specifieke voorzieningen in een woning. Indien een plaatsingscriterium van toepassing is op de vergunninghouder houdt het COA hiermee rekening bij de koppeling aan een gemeente. Na de koppeling aan een gemeente vindt met de vergunninghouder het vergunninghoudersgesprek plaats. In dit gesprek wordt onder andere teruggekeken op het huisvestingsgesprek en gaat het COA na of de vergunninghouder het huisvestingsgesprek begrepen heeft, of dat er onderwerpen zijn die nader toegelicht moeten worden. In de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen is bepaald dat de opvang eindigt indien de vergunninghouder passende huisvesting weigert. Op het moment dat een vergunninghouder onterecht een woning weigert, start het COA een civielrechtelijke ontruimingsprocedure. Deze procedure is nodig om van de rechter een ontruimingstitel te verkrijgen. Zonder deze titel is het COA niet bevoegd de vergunninghouder van de opvanglocatie te doen verwijderen. De uitkomst van deze rechterlijke procedure mag de vergunninghouder afwachten op de opvanglocatie. Het COA zet dus geen vergunninghouders op straat zonder verkregen rechterlijke titel. |
218 |
Hoeveel van de aanvragen voor naturalisatie van houders van een asielvergunning worden afgewezen enkel vanwege het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste? Wat zijn de persoonskenmerken van deze mensen (zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, land van herkomst)? |
In 2020 zijn in totaal 520 naturalisatie aanvragen van houders van een asielvergunning afgewezen. Een naturalisatie aanvraag kan op meerdere gronden worden afgewezen[1]. Gelet hierop en de wijze waarop dit wordt geregistreerd, is niet inzichtelijk hoeveel van die aanvragen zijn afgewezen door het enkel niet voldoen aan het inburgeringsvereiste. Wel is van de 520 afgewezen naturalisatieverzoeken inzichtelijk wat het geslacht is, of de aanvragers jonger dan wel ouder dan 18 jaar zijn en de nationaliteit1. [1] Naast het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste zijn de redenen van afwijzing van een naturalisatieverzoek onder andere vanwege een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid, het niet aantonen van de identiteit en nationaliteit of het niet 5 jaar of langer onafgebroken verblijf gehad hebben. Zie de artikelen 7, 8 en 9 Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 als ook informatie op de IND website: Naturalisatie (IND.nl). |
219 |
Zijn de ontwikkelkosten voor een Content Management Systeem voor openbaarmaking van landeninformatie, geproduceerd door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), opgenomen in de begroting van de IND? |
Nee, aangezien er gebruik gemaakt gaat worden van al bestaande CMS’en, worden er geen significante ontwikkelkosten verwacht. En zijn daarom geen extra kosten opgenomen in de begroting. |
220 |
Welke stappen zijn het afgelopen jaar genomen om meer landeninformatie openbaar te maken? |
Zoals eerder op respectievelijk 2 juli 2020 en 5 maart 2021 aan uw Kamer meegedeeld in reactie op de aanbevelingen van de ACVZ in het rapport Weten en Wegen[1], heeft de IND een aantal maatregelen genomen om de transparantie, herleidbaarheid en de eenduidigheid met betrekking tot de gebruikte landeninformatie beter te borgen. Zo is besloten om de IND landenrapporten in beginsel openbaar te maken. Inmiddels heeft de IND drie rapporten uitgebracht, die zijn gepubliceerd op de site van de IND en op de EASO portal. Verder heeft de IND op 7 april 2021 een digitale bijeenkomst over landeninformatie in het asielproces gehouden om feedback op de IND landenberichten te organiseren. Aan de bijeenkomst namen als deelnemer of toehoorder een groot aantal (NGO) organisaties, academici en ook zusterdiensten uit andere lidstaten deel Tevens heeft de IND op 24 november 2020 een instructie (WI 2020/17, «Het gebruik van bronnen en landeninformatie binnen het asielproces») gepubliceerd. Hiermee wordt de IND beslispraktijk geïnstrueerd om gebruikte landeninformatie op een meer eenduidige en systematische wijze te vermelden in besluitvorming. [1] Advies: Weten en wegen | Advies | Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken |
221 |
Op welke wijze wordt de kwaliteit van beslissingen gemonitord? Hoe is dit terug te zien in de capaciteit en begroting van de IND? |
De IND monitort de kwaliteit van zijn beslissingen op verschillende manieren. Enerzijds wordt er gekeken naar het aantal beroepen dat standhoudt in (hoger) beroep. De norm daarvoor is 85% voor asiel (realisatie tot en met september 2021 85%) en 80% voor regulier (realisatie tot en met september 2021 83%). Daarnaast zijn er de interne kwaliteitsmetingen. Wekelijks wordt steekproefsgewijs de kwaliteit van beslissingen, maar ook andere aspecten van de afhandeling van de zaak, zoals datakwaliteit, gemeten. Daarnaast draagt ook een aantal andere instrumenten bij aan het zicht op de kwaliteit van beslissingen. Hierbij kan gedacht worden aan collegiale toetsing maar ook verplichte controle door een ervaren medewerker bij de beoordeling van beslissingen op de aanvragen door nieuwe medewerkers en bij specifieke onderwerpen zoals LHBTI en bekeerlingen. Het monitoren van de kwaliteit van beslissingen wordt gezien als integraal onderdeel van het werk van de IND en komt dus ook niet apart terug in de capaciteit en begroting van de IND. |
222 |
Heeft de opdracht om als beslismedewerker transparanter te werken en beslissingen beter te onderbouwen met landeninformatie invloed op de personeelsinzet of capaciteit van de IND? |
Zie ook antwoord op vraag 221. Ten aanzien van het gebruik van landeninformatie in individuele zaken zijn de aanbevelingen die de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) heeft gedaan in het rapport «Weten en Wegen» van mei 2020 overgenomen en geïmplementeerd (zie ook brief aan uw Kamer van 2 juli 2020). Er wordt op transparante wijze onderbouwd op welke wijze de landeninformatie is meegewogen. Hoewel het niet mogelijk is om te kwantificeren wat de capacitaire impact is van deze specifieke inhoudelijke wijziging, kan in zijn algemeenheid wel worden gesteld dat de inhoudelijke beoordeling in de afgelopen jaren complexer en daarmee arbeidsintensiever is geworden. Er wordt jaarlijks een kostprijsonderzoek gehouden om de effecten van deze en andere inhoudelijke wijzigingen op de capaciteit inzichtelijk te kunnen maken. |
223 |
Waarop baseert u de aanname dat arbeidsmigratie een oplossing is voor de vergrijzing? Gaat het hier om een duurzame of tijdelijke oplossing? Hoe verhoudt dit zich tot de belasting van arbeidsmigranten en hun gezin op de sociale voorzieningen die ook personeel vergen? |
Mede als gevolg van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking zullen er naar verwachting tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt ontstaan. In een groot aantal onderzoeken (Verkenning bevolking 2050 in beeld van CBS en NIDI, Op weg naar 2030 van de ACVZ, Samenleven in verscheidenheid van de WRR) wordt hierop gewezen. Deze onderzoeken geven, zoals ook is aangegeven in de begroting, aan dat migratie een deeloplossing zou kunnen zijn om tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt op te lossen. Andere oplossingen die worden genoemd zijn een verhoging van de arbeidsparticipatie van met name vrouwen, bepaalde groepen met een migratieachtergrond en ouderen. Daarnaast is verhoging van de arbeidsproductiviteit een middel om de vraag naar arbeid te verminderen. Innovatie is daarbij belangrijk en de ACVZ wijst, ook verwijzend naar het WRR-onderzoek «Innovatie vernieuwd. Opening in viervoud», op het belang dat hooggekwalificeerde migranten daarbij kunnen spelen.[1] Hoewel arbeidsmigratie een deeloplossing kan zijn voor tekorten die kunnen ontstaan als gevolg van vergrijzing, moet ook rekening worden gehouden met het effect van migratie op andere beleidsterreinen. Meer migratie leidt tot meer bevolkingsgroei en dus een hoger beroep op schaarse (collectieve) voorzieningen waaronder sociale voorzieningen en huisvesting. Meer migratie leidt bovendien tot meer diversiteit en daardoor mogelijk minder sociale cohesie, zoals ook beschreven door de WRR. Het kabinet onderschrijft dan ook het standpunt van de WRR dat migratie structureel en integraal benaderd moet worden en niet los mag worden gezien van vraagstukken rond sociale cohesie, maatschappelijk draagvlak, bevolkingsgroei, economie, arbeidsmarkt, onderwijs en huisvesting. In de kabinetsappreciatie op het genoemde NIDI-rapport zal nader worden ingegaan op deze vraagstukken. [1] ACVZ, Op weg naar 2030, pag. 30. |
224 |
Hoe vaak kwam het in het afgelopen jaar voor dat een persoon niet toegelaten is door het land van herkomst, uitgesplitst naar land van herkomst? |
Het komt vrijwel nooit voor dat een vreemdeling aan de grens van het land van herkomst wordt geweigerd. DT&V houdt hier geen registratie van bij. Voor zover is bedoeld hoe vaak landen van herkomst niet meewerken aan afgifte van vervangende reisdocumenten voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 513. Verder maakt het Ministerie van Justitie en Veiligheid per land de maandelijkse cijfers openbaar wat betreft het aantal ingediende LP-verzoeken en T&O-verzoeken, de hierop ontvangen antwoorden van landen van herkomst alsmede het aantal afgegeven vervangende reisdocumenten. Deze cijfers zijn gepubliceerd vanaf 2016 en zijn tevens voorzien van een nadere duiding. Zie voor het aantal ingediende LP-verzoeken en T&O-verzoeken: Zie voor het aantal ontvangen antwoorden op LP-verzoeken en T&O-verzoeken: Zie voor het aantal ontvangen reisdocumenten naar aanleiding van ingediende LP-verzoeken en T&O-verzoeken: |
225 |
Hoeveel Afghanen zijn in de periode 2020–2021 uitgezet naar Afghanistan? Hoeveel van hen waren minderjarig (AMV en met gezinsleden)? |
In 2020 zijn minder dan 5 Afghanen gedwongen teruggekeerd naar Afghanistan. Het betrof hier geen minderjarige vreemdelingen. In 2021 (tot en met september 2021) zijn er geen Afghanen gedwongen teruggekeerd naar Afghanistan. |
226 |
Kunt u uitweiden over de genoemde nieuwe technologie en verdere digitalisering van het grensproces en hoe dit eruit zal komen te zien? |
Op dit moment werkt Nederland aan de verdere ontwikkeling van de automatische grenspassage en aan de implementatie van het Europese slimme grenzen pakket (EES/ETIAS). Het Entry- en Exit System (EES) is een informatiesysteem waarbij in- en uitreis bewegingen, alfanumerieke identiteitsgegevens en biometrische kenmerken van derdelanders digitaal worden geregistreerd. Met als doel het beheer van de buitengrenzen te verbeteren, irreguliere immigratie te voorkomen en het beheer van de migratiestromen te vereenvoudigen. Het EES zal de in- en uitreisstempel in het paspoort vervangen. Met het European Travel Information and Authorisation System (ETIAS) worden bezoekers beoordeeld voordat zij bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen aankomen. Hiermee moet ETIAS bijdragen aan een hoog veiligheidsniveau, het voorkomen van illegale immigratie en het beschermen van de volksgezondheid. Naast de implementatie van de EU-verordeningen zijn er andere digitaliseringsinitiatieven zoals: Self Service Passport Control (SSPC) oftewel geautomatiseerde grenspassage en het Registered Traveller Program (RTP-NL). Het RTP-programma biedt onderdanen van derde landen de mogelijkheid gebruik te maken van automatische grenscontroles voor een vlottere toegang tot het Schengengebied. Voor vooraf geregistreerde en gescreende reizigers wordt het op die manier mogelijk gemaakt om versneld de grens te passeren door middel van automatische grenspassage (TK 22 112 nr. 1591). Door de digitalisering aan de grens kan de KMar meer informatie gestuurd optreden en haar capaciteit effectiever en efficiënter inzetten. De grenswachter wordt ondersteund door moderne technologie en heeft hierdoor eerder en meer informatie. De menselijke toets blijft van doorslaggevend belang. |
227 |
Op welke manier wordt het actief tegengaan van pushbacks meegenomen? |
Het kabinet is van mening dat beheer van de EU-buitengrenzen te allen tijde dient plaats te vinden binnen de geldende Europese en internationale kaders. De afgelopen periode heeft de SJenV actief en op basis van verschillende moties van uw Kamer, aangedrongen op de naleving van de fundamentele rechten aan de buitengrenzen. Dat is gedaan in zowel de relevante Europese gremia (zoals tijdens de JBZ-Raad van 7-8 oktober jl.), in de bilaterale contacten met de betreffende lidstaten alsook in de contacten met de Europese Commissie. De Commissie ziet, als hoeder van de verdragen, toe op de naleving van het EU-recht door de lidstaten. Middels de verslagen van de afgelopen JBZ-raden, maar ook het verslag van het bezoek van de SJenV aan Griekenland is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze moties, waaronder de motie Van Dijk en Podt[1] en de motie Kuik en Van der Werf[2]. [1] Kamerstuk II, vergaderjaar 2020–2021, 32 317, nr. 711 [2] Kamerstuk II, vergaderjaar 2020–2021, 32 317, nr. 692 |
228 |
Zijn er concrete plannen om te gaan toetsen op het handhaven van mensenrechten in grenssituaties? |
De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de grenzen blijft bij de EU-lidstaten. Iedere EU-lidstaat is daarbij gehouden aan het EU-acquis ten aanzien van Europees grens- en asielbeleid. De Commissie ziet als hoeder van de verdragen toe op de naleving daarvan. Zo heeft de Commissie geassisteerd bij het opzetten van onafhankelijke monitoringsmechanismen in Griekenland en Kroatië. Naast de nationale controle- en kwaliteitsmechanismen in de lidstaten, zijn er binnen de Frontex activiteiten monitoringsmechanismen die hierop toezien. Een voorbeeld hiervan is de inzet van de grondrechtenfunctionaris en grondrechtenmonitors in het operationele gebied. Tevens vinden er periodiek, een keer in de vijf jaar, in alle lidstaten evaluaties plaats conform de Verordening voor het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme. Aanvullend kunnen deze evaluaties ook onaangekondigd plaatsvinden, naast de periodieke evaluaties. Indien er tekortkomingen worden geconstateerd tijdens de Schengenevaluatie, volgen er aanbevelingen van de Commissie. Daarna dient door de lidstaat een actieplan te worden opgesteld welke deze tekortkomingen adresseert. In het recente voorstel tot herziening van deze Verordening wordt het onderdeel met betrekking tot grondrechten versterkt. Hierbij is ook een rol voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) voorzien. Het kabinet steunt het voorstel om de evaluatie van grondrechten in het Schengenaquis te versterken. |
229 |
Hoeveel asielzoekers zaten in 2021 vast in grensdetentie? Wat was de gemiddelde duur van grensdetentie? |
In 2021 tot en met september verbleven ca. 150 vreemdelingen in grensdetentie. Ca. 140 hiervan zijn uitgestroomd. Een deel van de vreemdelingen is teruggekeerd, een ander deel is alsnog toegang tot Nederland verleend bijvoorbeeld vanwege vergunningverlening. Op 30 september zaten er ca. 10 vreemdelingen in grensdetentie. De gemiddelde duur van de detentie van de uitgestroomde vreemdelingen was 26 dagen. Bron: DJI, cijfers afgerond op tientallen. |
230 |
Welke gevolgen heeft de verhoging van het budget voor onder meer de politie voor de beslagdoelstelling van 180 miljoen? Wordt deze aangepast? |
De recent aangekondigde extra investeringen in het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit (zie Kamerbrief d.d. 4 oktober jll.) zijn maar gedeeltelijk bestemd voor de aanpak van criminele geldstromen (nl. 25 miljoen.) en dan nog grotendeels voor andere partners dan politie. Het ligt niet in de rede dat deze intensivering gevolgen zal hebben voor de hoogte van de beslagdoelstelling voor politie. Zie verder het antwoord op vraag 232. |
231 |
Wanneer verwacht u dat de 3.800 Fte tijdelijke coronabanen zullen zijn ingevuld? |
Het kabinet heeft ter ondersteuning van het toezicht en de handhaving op de coronamaatregelen 60 miljoen euro. beschikbaar gesteld aan gemeenten om tijdelijke krachten in te huren via de ministeriële regeling specifieke uitkering tijdelijke ondersteuning toezicht en handhaving. Gemeenten hebben vanaf 15 december 2020 tot en met 30 september 2021 gebruik kunnen maken van de regeling. Dankzij de middelen konden ongeveer 3.800 voltijds fte crisisbanen gecreëerd worden. Hoeveel tijdelijke crisisbanen er daadwerkelijk gecreëerd zijn, is niet precies te zeggen. De gemeenten waren vrij in de bepaling van de inzet van de middelen als het gaat om de hoeveelheid mensen gedurende welke periode en welke vormen van ondersteuning in het toezicht en handhaving. De ene gemeente heeft gekozen voor een gerichte inzet in de zomermaanden bij piekdrukte, anderen voor meer langdurige, minder intensieve ondersteuning. Eveneens was het een aanbod aan gemeenten en hebben niet alle gemeenten het (volledige) beschikbare bedrag met het equivalent van 3.800 voltijd fte aangevraagd. |
232 |
Kunt u de Kamer voor de behandeling van de begroting informeren over de norm voor 2022 in de veiligheidsagenda? |
Nee. Op 29 november 2021 wordt de herijking van de doelen uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 voor het jaar 2022 besproken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. De MJenV zal hierna het ambitieniveau van de kwantitatieve doelstellingen voor 2022 vaststellen en uw Kamer hierover informeren. |
233 |
Waarom is de norm voor het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) in 2021 lager dan de realisatie in eerdere jaren? |
In de afgelopen jaren zijn de kwantitatieve doelstellingen uit de Veiligheidsagenda 2019–2022 na bespreking in het Landelijke Overleg Veiligheid en Politie steeds gehandhaafd op het ambitieniveau van het jaar 2019 (met uitzondering van de doelstelling voor mensenhandel). Voor 2019 was ten aanzien van het aantal via strafrechtelijke weg aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (csv’s) een norm van 1.370 csv’s afgesproken. |
234 |
Wat is de reeks van norm en realisatie bij het opsporen van onvindbare veroordeelden? |
In het kader van de Veiligheidsagenda 2019–2022 is afgesproken dat de politie zich inspant om ten minste 40% van de door het programma Onvindbare Veroordeelden aangeboden dossiers positief af te doen. In 2019 werd 51% van de aangeleverde dossiers positief afgedaan. In 2020 is de norm door de corona-pandemie niet gehaald. Er is toen 26% van de aangeboden dossiers positief afgedaan. Over de realisatie in 2021 wordt uw Kamer geïnformeerd in het jaarverslag van de politie voor het jaar 2021. |
235 |
Waarop wordt gebaseerd dat de bezetting van het COA in de komende jaren lager zal uitvallen dan bij de begroting 2021 was geraamd? |
De afname van de bijdrage aan het COA neemt af doordat een lagere bezetting van het COA was voorzien op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. |
236 |
Kunt u toelichten hoe de meerjarenproductieprognose wordt geproduceerd en wat de oorzaken zijn van de fors aflopende instroomverwachting komende jaren? |
Bij de Meerjaren Productie Prognose (MPP) wordt een analyse gemaakt van zowel de huidige alsook de te verwachte ontwikkelingen rondom een groot aantal factoren die de komende jaren de instroom van asielzoekers kunnen bepalen. Vervolgens worden in de MPP verwachtingen omtrent de productiecapaciteit van de verschillende ketenpartners in het migratieproces doorgerekend. De prognoses voor het COA en de IND worden op de gebruikelijke momenten in de Rijksbegroting (te weten, de najaarsnota en de voorjaarsnota) bijgesteld op basis van de inzichten, onzekerheden en aannames die op dat moment van toepassing zijn. Bij de najaarsnota wordt de prognose voor het lopende jaar (2021) bijgesteld op basis van het beeld dat op dat moment van toepassing is. De instroomraming zoals opgenomen in tabel 31 van de begroting vertoont geen dalende trend, maar eerder een stabilisatie1. De «overige instroom» in de tabel betreft de zogeheten zij-instroom, oftewel de aanvragen om een verblijfsvergunning asiel die opnieuw in behandeling zijn genomen na een besluit. Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, begroting 2022, tabel 31 Kengetallen vreemdelingenketen. |
237 |
Kunt u aangeven hoeveel Dublinclaims daadwerkelijk worden geëffectueerd van het aantal claims dat wordt gedaan? |
In 2019 zijn 11.970 uitgaande claims verzonden. In 2020 zijn 7.450 uitgaande claims verzonden. In 2021 zijn tot en met september 5.620 uitgaande claims verzonden. Deze cijfers zien op het aantal verzonden claims, niet het aantal personen. Het kan zijn dat in sommige zaken een heroverwegingsverzoek (second opinion) is ingediend. Op het aantal verzonden claims zijn in 2019 8.450 akkoorden ontvangen. In 2020 zijn 4.670 akkoorden ontvangen en in 2021 zijn tot en met september 3.330 akkoorden ontvangen. Op het aantal ontvangen akkoorden zijn in 2019 2.760 overdrachten geëffectueerd. In 2020 zijn 1.350 overdrachten geëffectueerd en in 2021 zijn tot en met september 460 overdrachten geëffectueerd. Dit betreft een cohortanalyse. Er zit verschil in het aantal verzonden claims, het aantal ontvangen claimakkoorden en het aantal geëffectueerde overdrachten. Dit kan gelegen zijn in het vertrek met onbekende bestemming van de vreemdeling, reisbeperkingen in verband met COVID-19 of om beleidsmatige of juridische redenen. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State of het Europees Hof van Justitie kan worden besloten om niet over te dragen. De overdrachtstermijn is in beginsel zes maanden en kan in een aantal situaties worden verlengd tot maximaal anderhalf jaar. Het kan daarom zo zijn dat de overdracht nog op een later moment geëffectueerd wordt en nog niet in deze cijfers terug te zien is. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities. Aantallen bevatten zowel vreemdelingen die een asielverzoek in Nederland hebben ingediend als vreemdelingen die hier te lande illegaal zijn aangetroffen. Er kan voorts een verschil zijn in cijfers van DT&V en IND, bijvoorbeeld vanwege verschil in peildatum, afronding van cijfers en verschil in definities. Zo kan het voorkomen dat vreemdelingen niet in de vertrekcijfers van de DT&V voorkomen, omdat zij zich uit eigen beweging, zonder de DT&V in te lichten, begeven naar de verantwoordelijke lidstaat. De lidstaat meldt vervolgens aan Nederland dat de vreemdeling zich aldaar heeft gemeld, waarna in de IND systemen de overdracht als geëffectueerd wordt aangemerkt en de claimzaak wordt afgesloten. |
238 |
Hoe lang zitten asielzoekers die reeds door een andere lidstaat zijn geclaimd nog in de opvang voordat zij worden overgedragen? |
Dublinclaimanten hebben in principe recht op opvang vanaf de start van de procedure bij de IND tot het moment van de overdracht aan de andere lidstaat. De duur van het verblijf in de opvang is divers en hangt onder andere af van de reactietermijn van de andere lidstaat, de benodigde onderzoeken, eventuele beroepsprocedures door de vreemdeling en de reisbeperkingen gerelateerd aan COVID-19. Hoewel exacte gegevens van de duur van de opvang niet beschikbaar zijn, is er wel informatie beschikbaar over de doorlooptijden van de IND en DT&V. Tabel 1 in bijlage: Gemiddelde doorlooptijd IND, spoor 11 Tabel 2 in bijlage: Gemiddelde duur in caseload DT&V tot overdracht aan andere staat, spoor 1 Bron: IND (ind.nl/Paginas/Doorlooptijden-asielprocedure.aspx) en DT&V |
239 |
Wat was de gemiddelde verblijfsduur in de opvang van asielzoekers met een Dublinclaim in 2020 en 2021? |
Zie het antwoord op vraag 238. |
240 |
Hoeveel asielaanvragen van asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst werden in 2020 en 2021 afgedaan in spoor 2? Hoeveel asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst zijn gedurende de spoor 2 procedure verdwenen met onbekende bestemming? Hoeveel afgewezen asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst zijn daadwerkelijk teruggekeerd naar het land van herkomst? |
In 2020 zijn 1.000 eerste asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst in spoor 2 afgedaan. In 2021 zijn tot en met september 490 eerste asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst in spoor 2 afgedaan. Van de spoor 2-zaken die vanuit de caseload IND zijn ingestroomd in de caseload van DT&V zijn in 2020 circa 1.010 vreemdelingen uit veilige landen van herkomst zelfstandig vertrokken zonder toezicht en circa 150 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken naar het land van herkomst. De gemiddelde doorlooptijd in spoor 2-zaken in september 2021 is 6 weken. In 2021 tot en met september zijn, van de spoor 2-zaken die vanuit de caseload IND zijn ingestroomd in de caseload van DT&V, circa 350 vreemdelingen uit veilige landen van herkomst zelfstandig vertrokken zonder toezicht en circa 70 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken naar het land van herkomst. In het antwoord zijn de vreemdelingen met een verblijfsstatus elders in de EU (van wie de asielaanvraag ook in spoor 2 wordt afgedaan) buiten beschouwing gelaten. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
241 |
Zijn de coronagerelateerde kosten van 140 miljoen volledig uitgeput? Zo nee, hoeveel is er nog resterend? |
Nee, deze coronagerelateerde budgetten zijn nog niet volledig uitgeput omdat het uitvoeringsjaar 2021 nog lopend is. Uw Kamer wordt bij de Najaarsnota en 2e suppletoire begroting Justitie en Veiligheid 2021 nader over het uitvoeringsjaar 2021 geïnformeerd en bij Slotwet ontvangt uw Kamer een overzicht van de definitieve realisatie van 2021. |
242 |
Zijn in het budget voor de politie concrete bestedingen voor een veilige interne organisatie? |
De politie wordt gefinancierd door middel van een lumpsum (algemene bijdrage). Dat betekent dat zij middelen ontvangt voor het geheel van werkzaamheden dat wettelijk tot de taak van de politie behoort. Derhalve is er dus geen onderscheid in de politiebegroting naar verschillende werkzaamheden, onderdelen of onderwerpen zoals voor een veilige interne organisatie. Wel is met de politie afgesproken dat cumulatief 7 miljoen euro ingezet wordt voor de activiteiten in het kader van Politie voor Iedereen, in het bijzonder de pilot als gevolg van de motie-Paternotte om de mogelijkheden van inzet van gespecialiseerde rechercheurs bij discriminatie te onderzoeken (zie Kamerbrief d.d. 23 november 2020). Naar aanleiding van de motie-Heermans zal daarnaast van 2022 t/m 2025 2 miljoen. per jaar extra worden uitgetrokken om de aanpak van discriminatie en geweld jegens LHBTI te versterken. |
243 |
Kunt u toelichten hoeveel mensen er structureel in dienst bij kunnen komen bij de politie, OM, douane en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) als gevolg van de investering in de strijd tegen ondermijning? Kunt u dit uitsplitsen? |
Deze gelden in de strijd tegen ondermijning worden besteed aan capaciteit én aan zaken als de aanschaf van relevante middelen of investeringen in technologische ontwikkelingen, die voor een effectieve aanpak nodig zijn. In de verdere uitwerking wordt duidelijk wat de optimale inzet is in de brede ondermijningsaanpak en hoeveel daarvan structurele extra capaciteit betreft. Zie ook het antwoord op vraag 161. |
244 |
Kunt u aangeven hoeveel minder beroepen op rechtsbijstand u precies verwacht vanwege de tegenprestatie van commerciële advocatenkantoren en hoe de berekening van die vermindering tot stand komt? Van welke activiteiten van commerciële kantoren gaat u dan uit en hoe gaat u bewerkstelligen dat deze vermindering in beroepen gelijkloopt met de afbouw van middelen naar 64 miljoen euro per jaar? |
Momenteel wordt onderzocht op welke wijze een (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren kan worden uitgewerkt. Daarbij wordt gedacht aan een bijdrage in uren of in geld, zoals het heffen van een inkomens- of omzetafhankelijke bijdrage. MRb voert hierover gesprekken met de NOvA, vertegenwoordigers van enkele commerciële advocatenkantoren en de sociale advocatuur. De advocatuur neemt momenteel initiatieven op het gebied van het maatschappelijk belang, maar zou veel meer kunnen doen. De NOvA heeft in een eerste gesprek aangegeven geen voorstander te zijn van een financiële bijdrage van de commerciële kantoren. Nu nog niet bekend is hoe de bijdrage van de commerciële advocatuur exact vorm gaat krijgen, is het niet mogelijk al aan te geven wat de financiële omvang van deze bijdrage zal zijn. Het doel van de financiële bijdrage van de advocatuur in den brede is niet om een extra taakstelling ten aanzien van het aantal toevoegingen te introduceren. Achterliggende gedachte is bijdragen aan het maatschappelijk belang. |
245 |
Hoe rijmt u de investering van 154 miljoen in bescherming en veiligheid met de investering in preventiemaatregelen die «voorkomen dat er steeds meer beveiliging en bewaking nodig is» (onder ondermijning) en de leegstand die aan de orde is bij verschillende PI’s? |
De investering van 154 miljoen euro is onderdeel van de ondermijningsgelden die met Prinsjesdag beschikbaar zijn gekomen (524 miljoen euro in 2022, waarvan 434 miljoen structureel). Hiermee wordt geïnvesteerd in maatregelen voor een weerbare samenleving en economie (waaronder preventiemaatregelen), versterking van de integrale handhaving en veiligheids- en weerbaarheidsmaatregelen. Voor een voorlopige verdeling van die gelden en verdere toelichting, zie de brief van 4 oktober jl. (2021D36593). De aanpak van ondermijnende criminaliteit enerzijds betekent dat de mensen die nu in de frontlinie staan in de aanpak zich beschermd en veilig voelen tegen de huidige georganiseerde criminaliteit. Anderzijds willen we voorkomen dat er nieuwe (jonge) aanwas van criminelen komt, geldstromen verstoren en het verdienmodel ontregelen. Criminaliteit in zijn algemeenheid daalt weliswaar, maar dit geldt niet voor de (excessen van) georganiseerde criminaliteit. Overigens is in de penitentiaire inrichtingen geen sprake van leegstand, maar van een beperkte onderbezetting als gevolg van de effecten van de maatregelen in verband met corona in de strafrechtsketen en het voorkómen van onderlinge besmetting in de penitentiaire inrichtingen. De instroom in het gevangeniswezen is sinds het begin van dit jaar gestaag toegenomen. |
246 |
Hoeveel geld wordt er jaarlijks geïnvesteerd in de DJI's en kunt u uitsplitsen hoe dat bedrag is opgebouwd? |
In 2022 is de bijdrage van het moederdepartement aan DJI 2.584.221 (x 1.000 euro). Zie ook de agentschapsparagraaf van DJI (vanaf blz. 104 in de begroting, 35 925 VI, nr. 2). In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid van artikel 34 en artikel 37 worden de bijdragen voor het gevangeniswezen, forensische zorg, jeugd en vreemdelingenbewaring inzichtelijk. Zie onderstaande (x 1.000 euro): DJI – Gevangeniswezen 1.196.617 DJI – Forensische zorg 1.104.427 DJI – Jeugd 174.546 DJI – Vreemdelingenbewaring 72.395 |
247 |
Hoe komt het dat u in de memorie van toelichting aangeeft dat de bezetting van het COA lager zal uitvallen dan bij de begroting 2021 was geraamd, terwijl de opvang nu overvol zit? |
In de Meerjaren Productie Prognose (MPP) werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
248 |
Is de meerjarenprognose ten aanzien van de opvang onjuist gebleken, gezien de huidige opvangproblemen, en wordt deze aangepast? |
De Meerjaren Productie Prognose (MPP) wordt twee keer per jaar herijkt (februari en september) en wordt bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus betrokken (Najaarsnota / Voorjaarsnota). In deze herijking vindt (waar nodig) een bijstelling plaats op basis van de inzichten, aannames en onzekerheden die op dat moment van toepassing zijn. In de MPP van september 2021 heeft er, ook voor wat betreft de opvang vanuit COA, een bijstelling plaatsgevonden ten opzichte van de MPP van februari 2021. |
249 |
Wordt het budget voor Nidos en het aantal opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) bijgesteld nu het aantal asielaanvragen van amv’s is toegenomen en er een tekort is aan opvangplekken voor amv's? |
Het budget van Nidos wordt aangepast afhankelijk van het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen dat begeleid en opgevangen wordt. Het actuele beeld is dat de instroom van amv hoger is dan bij de begroting verwacht. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende middelen noodzakelijk zijn. |
250 |
Kan de ondergrens voor de bezettingsgraad van asielzoekerscentra worden verlaagd zodat het COA schommelingen in het aantal asielaanvragen en de lange duur van procedures beter kan opvangen en de kwaliteit van de opvang beter wordt? |
Er is geen formele ondergrens voor de bezettingsgraad. Het is technisch mogelijk om de bezettingsgraad aan te passen. Bij de kostprijs van het COA wordt uitgegaan van 91% bezetting van de capaciteit. Het verlagen van die bezettingsgraad in de bekostigingsafspraken biedt COA de mogelijkheid om een hogere capaciteit aan te houden die ingezet zou kunnen worden als de bezetting onverwacht toeneemt. Deze feitelijke verlaging van de bezettingsgraad vereist aanvullende financiële middelen, die nu niet voorhanden zijn. Het verlagen van de bezettingsgraad heeft geen effect op de kwaliteit van de opvang. |
251 |
Wordt het budget voor Nidos en opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige veemdelingen bijgesteld nu het aantal asielaanvragen van amv’s is toegenomen en er een tekort is aan amv-opvangplekken? |
Zie het antwoord op vraag 249. |
252 |
Kan de ondergrens voor de bezettingsgraad van centra worden verlaagd zodat het COA schommelingen van het aantal asielaanvragen en lange duur van procedures beter kan opvangen en de kwaliteit van de opvang beter wordt? |
Zie het antwoord op vraag 250. |
253 |
Kan worden aangegeven wat de 8 miljoen euro voor de Passenger Name Record (PNR)- uitbreiding precies behelst en waarom dit bedrag niet-juridisch verplicht is? |
«Groeikosten PNR» is een standaard begrotingspost binnen de beschikbare begroting ter implementatie van de PNR-wet en gericht op verhogen van de effectiviteit binnen de bestaande wettelijke kaders van deze wet. De PNR wet is pas sinds juni 2019 van kracht. Sinds juni 2019 is de passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL) operationeel en is verantwoordelijk voor het verzamelen en verwerken van passagiersgegevens met het oog op de bestrijding van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. De Pi-NL is opgestart vanuit een startscenario en wordt van daaruit met de ketenpartners verder ontwikkeld. Genoemd deel van het budget betreft reserveringen voorziene uitgaven voor verdere i) verbetering in gebruik, beschikbaarheid en gegevensbescherming van de technische voorziening TRIP waarmee de passagiersgegevens opgeslagen en doorzocht worden, en ii) versterking van de verantwoordelijke Pi-NL. Dit bedrag is toegezegd aan partners maar nog niet juridisch verplicht omdat dit activiteiten in ontwikkel- en testfase betreft; wanneer bewezen effectief en efficiënt, worden de activiteiten structureel gemaakt en worden de bijbehorende financiële verplichtingen in een vaste begrotingspost opgenomen. |
254 |
Kunt u toelichten welke uitgaven er worden voorzien met de niet-juridisch verplichte uitgaven voor de «Groeikosten PNR»? |
Zie het antwoord op vraag 253. |
255 |
Kunt u toelichten welke uitgaven er worden voorzien met de niet-juridisch verplichte uitgaven voor de «Lokale aanpak jihadisme»? |
Niet-juridisch verplichte uitgaven voor de lokale aanpak jihadisme betreft de zogenoemde versterkingsgelden. Deze versterkingsgelden worden jaarlijks beschikbaar gesteld door de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid welke specifiek zijn bedoeld voor versterking van de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme. Voor 2022 gaat het om een bedrag van maximaal 7 miljoen euro. In 2021 is een bedrag ad. 6,1 miljoen euro aan gemeenten uitgekeerd. Bij de beoordeling van de aanvragen en de toekenning als eenmalige specifieke uitkering voor gemeenten wordt rekening gehouden met de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het bestrijden en verzwakken van extremistische bewegingen in Nederland en voorkomen van aanwas en het tegengaan van radicalisering. Uitkering aan gemeenten wordt uitsluitend verstrekt als sprake is van een van de volgende activiteiten: a. de analyse van de lokale problematiek met betrekking tot radicalisering en extremisme en de evaluatie van de aanpak van radicalisering en extremisme; b. persoonsgerichte aanpak van geradicaliseerde personen; c. het opbouwen, behouden en faciliteren van een netwerk van personen en organisaties die betrokken zijn bij de preventie van radicalisering; d. deskundigheidsbevordering en voorlichting van personen en organisaties die betrokken zijn bij de preventie van radicalisering; e. preventie-activiteiten gericht op specifieke kwetsbare doelgroepen; f. het evalueren van de activiteiten die zijn verricht in het kader van het tegengaan van radicalisering, extremisme en terrorisme. De gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor de besteding van de gelden conform geldende wet- en regelgeving. Hier zal voor de aankomende toekenning ook nadrukkelijk op gewezen worden. Voorts is de beoordeling voor de aanvragen 2022 aangescherpt. De komende periode zal samen met gemeenten worden verkend hoe binnen de kaders van de geldende wet en regelgeving gemeenten kunnen worden ondersteund bij het versterken van hun kennis en inzicht in lokale netwerken (Voetnoot brief: Kamerstukken II, 2020–2021, 30 821, nr. 155). |
256 |
Kunt u toelichten welke uitgaven er worden voorzien met de niet-juridisch verplichte uitgaven voor de «Opdrachten Nationaal Crisis Centrum (NCC)»? |
De onder deze post vermelde uitgaven hebben betrekking op 1. de kosten voor opleiding, training en oefening met betrekking tot nationale crisisbeheersing voor alle departementen. 2. de kosten voor de voor de crisisbeheersing noodzakelijke telefoon- en ICT-systemen, waaronder het Landelijk Crisismanagementsysteem (LCMS), de website crisis.nl en het landelijk informatienummer 0800–1351. 3. de kosten voor de uitwijklocatie van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) dat beschikt over dezelfde vergaderaccommodatie, telefoon- en ICT-apparatuur om de nationale crisisstructuur te kunnen faciliteren in geval de hoofdlocatie om welke reden dan ook, niet kan worden gebruikt. 4. de kosten voor de corporate communicatie van de NCTV, waaronder de website van de NCTV en de kosten voor het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC). |
257 |
Kunt u aangeven wat mogelijkheden zijn om de tarieven voor tolken die zijn aangesloten bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en het Register beëdigde tolken en vertalers te verhogen? |
Aangenomen wordt dat de tolken worden bedoeld die geregistreerd zijn bij Bureau Wbtv en daarmee in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: rbtv) zijn geregistreerd. Bij het BFT zijn geen tolken aangesloten. Met de stelselherziening is marktwerking beoogd. Hiermee dienen de tolken en vertalers naar eigen inzicht te onderhandelen met de door de overheid gecontracteerde intermediairs. In dit stelsel kunnen de tarieven met elkaar overeengekomen worden aan de hand van vraag en aanbod en de gewenste expertise. Ter bescherming van de individuele tolk of vertaler is een absolute ondergrens bepaald door middel van een minimumtarief in het Btis. Op dit moment zijn nog niet alle aanbestedingen uitgezet, deze contracten moeten vervolgens nog geïmplementeerd worden. Op dit moment is een enkel contract geïmplementeerd. Hierdoor komt de marktwerking op de tarieven geleidelijk tot stand. Gedurende deze transitieperiode gelden voor de organisaties waarvoor nog geen aanbesteding is gegund en het contract nog niet is geïmplementeerd dezelfde tarieven als voor de aanpassing van het Btis betaald worden. Dit is onder andere van toepassing bij het OM en de rechtspraak, zij betalen nu tarieven oplopend van 43,98 euro tot 54,00 euro per uur. |
258 |
Hoeveel politiemedewerkers zullen naar verwachting gebruikmaken van de tijdelijke regeling vervroegd uittreden? |
Naar verwachting zullen ca. 5.000 politiemedewerkers gebruik maken van de tijdelijke regeling vervroegd uittreden. |
259 |
Waarom is de garantstellingsregeling faillissementscuratoren (GSR) ondanks een daling van het aantal faillissementen niet gedaald in 2021? |
Er is geen lineair verband tussen het aantal uitgesproken faillissementen en de omvang van de ingeroepen garanties per begrotingsjaar omdat garantieverlening aan de orde kan zijn in een later (begrotings)jaar dan waarin het faillissement werd uitgesproken. In de begrotingsreserve wordt rekening gehouden met een gemiddeld totaalbedrag dat op jaarbasis nodig is voor de compensatie van ingeroepen garanties. Of en hoeveel aan garantstelling moet worden uitgekeerd door de Staat wordt per casus berekend aan de hand van door de curator afgelegde rekening en verantwoording. Mocht blijken dat de curator uiteindelijk minder heeft kunnen verhalen dan de daarvoor gemaakte kosten dan is de Staat verantwoordelijk voor het in die casus afgesproken garantiebedrag. Het totaal aan opbrengsten die curatoren met behulp van de GSR voor de boedel weten te realiseren, is meer dan de uitgaven aan garantstellingen. |
260 |
Wat is de jaarlijkse uitstroom van de politie? Kunt u dit onderverdelen naar leeftijd en (migratie)achtergrond? |
Zie de tabel in de bijlage. Het gaat hierbij om fte. Het is niet mogelijk de verdeling naar migratieachtergrond weer te geven1. |
261 |
Kunt u een prognose geven van het «politietekort» ten opzichte van de beoogde bezetting voor de komende jaren? |
In de begroting 2022–2026 gaat de politie uit van een ontwikkeling van d operationele bezetting zoals weergegeven in de tabel in de bijlage1. |
262 |
Welke uurtarieven betaalt de politie aan advocaten die politieagenten bijstaan? |
Volgens artikel 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) hebben politieambtenaren recht hebben op een tegemoetkoming van de kosten voor rechtsbijstand indien de ambtenaar wegens de uitvoering van de politietaak aansprakelijk wordt gesteld naar burgerlijk recht of als verdachte wordt aangemerkt naar strafrecht. De Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie bevat regels over het toekennen van deze vergoeding. De gehanteerde uurtarieven zijn marktconform. |
263 |
Wat is de verdeling tussen wijkagenten en agenten voor het digitale domein wat betreft de 700 Fte agenten die de komende jaren worden aangetrokken als gevolg van de extra 114.5 miljoen? |
Zie het antwoord op vraag 18. |
264 |
Hoeveel digitale wijkagenten zijn momenteel actief? |
Er zijn momenteel 60 digitaal wijkagenten. De «digitaal wijkagent» is geen formele functie in de zin van het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie. Het betreft een rol die in de afgelopen jaren in een groeiend aantal basisteams is opgepakt, onder meer om online in verbinding te staan met de wijk. Ook de criminaliteit verandert door de digitalisering en vraagt andere, digitale vaardigheden van de politieagenten in de basisteams. Naast het fysieke politiewerk in de wijk, verrichten deze agenten werkzaamheden online ten behoeve van het hele basisteam. Ook stimuleren «digitaal wijkagenten» de digitale transitie van het basisteam. De groei van het aantal «digitaal wijkagenten» in de basisteams wordt tijdelijk en handmatig gemonitord vanuit het perspectief van de doorontwikkeling van de gebiedsgebonden politiezorg. |
265 |
Hoe wordt concreet vormgegeven dat de politieorganisatie in staat is discriminatie en racisme te herkennen en bestrijden? |
Zoals de MJenV heeft aangegeven in zijn brief van 7 september jl (Kamerstukken II, 2021/22, 29 628, nr. 1035) is voor racisme en discriminatie geen plaats in het korps. Agenten staan ten dienste van de gehele samenleving en moeten oog hebben voor alle verschillende culturen en leefstijlen. Daarom wordt op verschillende wijzen gezorgd dat de politiemedewerkers in staat zijn discriminatie en racisme te herkennen. Zo krijgen politiemedewerkers al bij hun opleiding aan de Politieacademie de verschillende antidiscriminatiebepalingen uit de Grondwet en het Nederlands Strafrecht mee. Daarna komt dit onderwerp gedurende hun loopbaan terug in de verplichte periodieke trainingen, zoals in profchecks en in de Integrale Beroepsvaardigheidstraining. Met Politie voor Iedereen (PvI) staat het herkennen en tegengaan van racisme en discriminatie nog prominenter op de agenda van de politie en worden nieuwe initiatieven op dit vlak verder doorontwikkeld. Deze initiatieven zijn vooral gericht op de bewustwording van het belang van professionele objectiviteit bij een controle en bieden handvatten hoe daar in de praktijk mee om te gaan. Voorbeelden hiervan zijn een pilot met Virtual Reality-simulatie, het netwerk divers vakmanschap (NDV), de pilot met discriminatierechercheurs (n.a.v. de motie-Paternotte) en eenexpertisecentrum. |
266 |
Wat zijn concrete maatregelen die genomen zullen worden jegens individuen binnen de politieorganisatie die zich schuldig maken aan racisme en/of discriminatie? Welk preventief beleid wordt concreet gevoerd? |
Wanneer misstanden worden gemeld moet daar vanuit de politieorganisatie adequaat op worden gereageerd. De MJenV wijst u naar zijn brief van 18 juli jl (NB Kamerstukken II 2020/21, 29 628, nr. 1017), waarin hij uitgebreid is ingegaan op onder andere het sanctiestelsel en politietuchtrecht. De korpsleiding is gestart met dialoogsessies met betrokkenen binnen en buiten de politie waarbij het doel is om toe te werken naar meer eenduidigheid en helderheid over sancties in geval van discriminerend gedrag. Hierbij is oog voor een heldere correctie op ongewenst gedrag die rekening houdt met feiten en omstandigheden en met de vraag welke kansen politiemedewerkers krijgen om te leren van hun fouten. Deze dialoogsessies, samen met andere elementen zoals genoemd in de beantwoording van vraag 265, werken mee om bewustwording van het onderwerp en het belang van professionele objectiviteit bij een controle binnen de politie organisatie, verder te stimuleren. |
267 |
Kunt u aangeven wat het steeds digitaler worden van de samenleving en inspelen hierop van de politie betekent voor de rest van de strafrechtketen (o.a. OM en rechtspraak)? |
Het steeds digitaler worden van de samenleving vraagt extra capaciteit en versterking van de expertise in de gehele strafrechtketen. Om deze reden bestaat sinds 2018 een integrale aanpak van cybercrime, hierbij is expliciet aandacht voor de bestrijding van cybercrime voor de strafrechtketen [TK 2017–2018, 28 684, nr. 522; TK 2018–2019, 28 684, nr. 564; TK 2019–2020, 26 643, nr. 696]. In de meest recente voortgangsbrief op de integrale aanpak van 28 juni jl. staat vermeld dat de afgelopen jaren is geïnvesteerd in de versterking van de opsporing in het digitale domein in het algemeen en de bestrijding van cybercrime in het bijzonder [TK 2020–2021, 26 643, nr. 768]. Een deel van de middelen uit het regeerakkoord en een deel van de eenmalige investering bij de Najaarsnota in 2018. Destijds is met name bij de politie, het OM en het NFI geïnvesteerd. Tegelijkertijd wordt in deze brief geconstateerd dat ondanks de inspanningen en successen in de afgelopen jaren de toenemende hoeveelheid cybercrimedelicten en de complexiteit van de opsporing in het digitale domein het lastig maken om voldoende capaciteit en expertise te realiseren. Tevens wordt in deze brief opgemerkt dat de capaciteit bij het OM nog achter blijft bij die van de politie. Om een sterkere handhavingsketen te realiseren adviseert de Cyber Security Raad 329 miljoen euro extra te investeren in het vergroten van inzicht en de aanpak van cybercrime door het OM, de KMar en de politie [Cyber Security Raad, Integrale aanpak cyberweerbaarheid, 6 april 2021]. Voor het OM staat hierin een structurele investering oplopend tot 14,4 miljoen euro vermeld. Het opvangen van effecten in de strafrechtketen is noodzakelijk. Hiervoor kan worden verwezen naar het antwoord op vraag 683 inzake de aangenomen motie van de leden Groothuizen (D66) en Van Toorenburg (CDA). Voor een overzicht van de dillema’s waar digitalisering de opsporing voor stelt wordt verwezen naar de brief inzake internetcriminaliteit [TK 2019–2020, 28 684, nr. 621]. Voor wat de digitalisering betekent voor de dreiging kan worden verwezen naar de brieven over de integrale aanpak en het Cyber Security Beeld Nederland. Gesteld kan worden dat met onze toegenomen digitale afhankelijkheid de digitale dreiging sterk is toegenomen [TK 2020–2021, 26 643, nr. 715]. |
268 |
Kunt u de laatste stand van zaken van de pilot discriminatierechercheurs toelichten, waar o.a. in Kamerstuk 29 628, nr. 1035 naar wordt verwezen? Hoeveel discriminatierechercheurs zijn er van start en hoe wordt er invulling gegeven aan de functie? |
Dit jaar is de pilot met discriminatierechercheurs van start gegaan. Deze rechercheurs maken onderdeel uit van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie, dat politie-breed werkt in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie. Het expertisecentrum stelt politiemedewerkers en hun ketenpartners beter in staat om discriminatievraagstukken tijdig te herkennen, op te pakken en af te handelen. De jaarlijkse rapportage over discriminatiecijfers is hier belegd. Ook zorgen de medewerkers voor integratie van alle aanwezige kennis over de aanpak van discriminatie in het politieonderwijs. In het laatste halfjaarbericht heeft de MJenV uw Kamer gemeld dat de formatie van de politie wordt aangepast om het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (ECAD-P) structureel een plaats te geven. Daarmee zal de basis gelegd zijn om ook de bezetting te formaliseren. Het realiseren van de organisatorische voorwaarden heeft langer geduurd dan werd voorzien. De materiedeskundigen zijn inmiddels geplaatst op de functies in de formatie. Het streven is dat de functies van de discriminatierechercheur in het voorjaar van 2022 ingevuld zijn. Hiervoor is in de eenheden de vraag uitgegaan of er geïnteresseerde kandidaten zijn. Vanuit het expertisecentrum zullen de materiedeskundigen en de discriminatie rechercheurs werken voor alle eenheden in Nederland. Met de eenheden wordt afgestemd welke invulling van taken de meeste meerwaarde zal hebben om als discriminatie-expert te kunnen fungeren voor politiecollega’s uit de eenheden. Deze taken zullen in de pilot worden uitgetest en hiervoor zullen collega’s worden geworven die deze rollen kunnen invullen. |
269 |
Zijn de uitgaven aan het programma Politie voor iedereen en voor «de aanpak van discriminatie en geweld tegen LHBTI+» waar u naar verwijst in de brief «Structurele investeringen in veiligheid» (2021D38504) additioneel aan de 7 miljoen euro «voor de activiteiten in het kader van Politie voor iedereen, in het bijzonder de pilot als gevolg van de motie-Paternotte (Kamerstuk 35 164, nr. 9) om in nauw overleg met het OM de mogelijkheden van inzet van gespecialiseerde rechercheurs bij discriminatie te onderzoeken» voor de jaren 2021–2024? Zo ja, om hoeveel extra geld gaat het? |
Ja. Er zal in de jaren 2022 t/m 2025 2 miljoen euro per jaar extra worden uitgetrokken om de aanpak van discriminatie en geweld jegens LHBTI te versteken. Deze middelen zijn additioneel aan de 7 miljoen euro waarmee de motie-Paternotte wordt uitgevoerd. |
270 |
Hoeveel verdachten van mensenhandel zijn in 2020 en 2021 ingeschreven bij het OM? |
In 2020 zijn er in totaal 192 verdachten van mensenhandel bij het OM aangeleverd, waarvan 187 verdachten zijn ingezonden door de politie. Over het aantal OM-verdachten dat in 2021 door de politie bij het OM wordt aangeleverd wordt uw Kamer in mei 2022 geïnformeerd in het jaarverslag van de politie voor het jaar 2021. |
271 |
Hoeveel bij het OM ingeschreven verdachten van mensenhandel van de afgelopen twaalf maanden zijn jonger dan 22 jaar en hoeveel zijn ouder dan 22 jaar? |
In de afgelopen 12 maanden zijn 210 verdachten van mensenhandel ter vervolging bij het OM ingeschreven. Hiervan zijn 41 verdachten 22 jaar of jonger. 169 verdachten zijn 23 jaar of ouder. |
272 |
Hoeveel digitale wijkagenten zijn er werkzaam bij de politie? Hoeveel digitale wijkagenten zouden erbij moeten komen met de middelen waarnaar wordt verwezen in de brief «Structurele investeringen in veiligheid» (2021D38504)? |
Zie hiervoor de beantwoording van de vragen 263 en 264. |
273 |
Hoeveel agenten (fte) hebben zich in 2021 in brede zin beziggehouden met de aanpak van cybercrime? Hoeveel waren dit er in 2020 en 2019? Hoeveel agenten zullen dit naar verwachting doen in 2022? |
De politie heeft het Team High Tech Crime (THTC), met een capaciteit van 120 fte. Vanaf 2016 is de politie gestart met de opbouw cybercrimeteams in de regionale eenheden met een gemiddelde grootte van 10 fte. Met de gelden die beschikbaar kwamen vanuit het vorige Regeerakkoord en de Miljoenennota 2018 zijn vanaf 2019 in totaal 145 fte extra ingestroomd voor cybercrime, waarvan 95 fte in de cybercrimeteams van de regionale eenheden en de overige fte o.a. bij de Landelijke eenheid voor het verbeteren van de informatiepositie op het gebied van cybercrime. Het THTC en de regionale cybercrimeteams werken eenheidsoverstijgend samen in de aanpak van cybercriminele fenomenen en dadergroepen. Daarnaast worden reguliere cybercrime onderzoeken ook uitgevoerd door districtsrecherches en basisteams. Zie ook het antwoord op vraag 274. |
274 |
Hoeveel digitale wijkagenten en cyberrechercheurs telt de nationale politie op dit moment? Hoeveel waren dit er in 2020 en 2019? Wat is de verwachte instroom voor 2022? |
Zie ook het antwoord op vraag 18, 264 en 273. Op dit moment zijn er 60 «digitaal wijkagenten». Dat aantal is de afgelopen jaren gestaag gegroeid en het is de intentie dat het de komende jaren blijft groeien. Per eind september 2020 maken 989 politiemedewerkers deel uit van een team digitale expertise óf zijn elders in de organisatie actief op het werkterrein digitale expertise. |
275 |
Hoeveel agenten die zich nu bezighouden met de aanpak van cybercrime bij de politie zijn tot nu toe ingestroomd via de verkorte opleiding (zij-instroom)? |
Zie de tabel in de bijlage1. |
276 |
Met hoeveel cybercrimezaken heeft de politie zich tot dusver in 2021 beziggehouden? Hoeveel waren dit er in 2020 en 2019 en hoeveel zaken hiervan lopen nog of zijn afgerond? |
Zie de tabel in de bijlage1. Voor het aantal zaken waarmee de politie zich in 2019, 2020 en 2021 tm september zich heeft beziggehouden, is gekeken welke registraties in die jaren in BOSZ (registratiesysteem van de politie) als laatste status afgerond, in behandeling of ter beoordeling hadden. Dit geeft onderstaande aantallen. Het is niet mogelijk om van deze aantallen vast te stellen hoeveel zaken van 2019 en 2020 hiervan nog lopen en of afgerond zijn. |
277 |
Kunt u toelichten waarom het budget voor de politie in 2023 zakt van € 6.417.990 tot € 6.232.491? |
De daling in het budget dat is opgenomen in artikel 31 van de JenV-begroting ten behoeve van de politie wordt vooral veroorzaakt door technische wijzigingen met betrekking tot «inkoop max». Dit is een vordering van de politie op JenV. In 2021 heeft er een kasschuif plaatsgevonden in de JenV-begroting van 132 miljoen euro van 2025 naar 2022 ten behoeve van «inkoop max». Hierdoor is het budget in 2022 hoger dan in 2023. Deze vordering heeft geen effect op de bijdrage aan politie. In de begroting en het beheerplan 2022 van politie is ook te zien dat deze technische mutatie zich niet uit in de bijdrage aan de politie. Deze is in 2022 geraamd op 6.431 miljoen euro en in 2023 op 6.420 miljoen euro. Het verschil tussen deze bedragen wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door het aflopen van incidentele budgetten. |
278 |
Hoeveel agenten kunnen jaarlijks worden opgeleid in de Politieacademie? Hoe verhoudt dit zich tot de uitstroom die wordt verwacht over 2022, 2023 en 2024? |
Voor instroom zie het antwoord op vraag 79. Zie in de bijlage het aantal aspiranten dat naar verwachting in opleiding zal zijn bij de PA tot en met 20241. |
279 |
In hoeverre is de Politieacademie in staat uit te breiden? Liggen hier plannen voor klaar? Wat zou dit betekenen voor het aantal agenten dat jaarlijks opgeleid kan worden? |
Zie het antwoord op vraag 18. |
280 |
Hoeveel mensen solliciteren jaarlijks voor een baan als agent? Hoeveel worden er (bij benadering) afgewezen ondanks dat ze geschikt zijn voor de functie? |
Er melden zich jaarlijks gemiddeld 20.000 kandidaten voor een operationele functie/opleidingsplaats bij de politie. De vraag hoeveel geschikte kandidaten tijdens het selectieproces worden afgewezen, valt niet eenduidig te beantwoorden. Het selectieproces van de politie bestaat uit een aantal stappen. Kandidaten doen eerst een cognitieve capaciteitentest en persoonlijkheidsvragenlijst. Als er meer geschikte kandidaten zijn dan beschikbare opleidingsplaatsen wordt op basis van culturele achtergrond, vooropleiding, relevante werkervaring of motivatie een selectie gemaakt die doorgaat naar de volgende selectiestappen. Van de kandidaten die buiten deze selectie vallen, kan niet worden gezegd dat zij per definitie geschikt of ongeschikt zijn voor de functie, omdat zij de andere selectie-onderdelen niet doorlopen. De politie registreert niet hoeveel kandidaten er per selectiestap afvallen. Het is wel bekend dat er voor de richtingen Politiekunde en Recherchekunde (bachelor/master) een structureel overaanbod van kandidaten is, mede vanwege het kleinere aantal vacatures. |
281 |
Is de loonbijstelling (113 miljoen euro) een volledige indexatie van de lonen ten opzichte van de marktsector? Hoe verhoudt zich dit precies? |
De loonruimte van overheidswerkgevers in cao-onderhandelingen met de bonden wordt onder andere bepaald door de bijdrage die het kabinet hiervoor beschikbaar stelt. Deze kabinetsbijdrage wordt jaarlijks vastgesteld en uitgekeerd met behulp van het zogenoemde referentiemodel. Uitgangspunt van dit model is dat de overheid de markt kan volgen; de kabinetsbijdrage wordt afgeleid van de contractloonontwikkeling en de mutaties in de sociale lasten zoals die in de markt worden verwacht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van cijfers van het CPB. Daarnaast is ruimte voor een beleidsmatige afweging. De feitelijke loonontwikkeling vindt uiteindelijk zijn beslag in cao-onderhandelingen. Met de loonbijstelling van 113 miljoen euro is de politie volledig gecompenseerd voor de afspraken over de loonontwikkeling zoals opgenomen in de cao politie 2021 en de ontwikkeling van de premies voor pensioenen en sociale zekerheid per 1 januari 2021. |
282 |
In hoeverre is de politie van plan het wagenpark te vergroenen? Rijden er al zero-emissie politievoertuigen rond? Zo nee, wat zijn de ambities? |
In het kader van de aanpak van duurzaamheid voor vervoer heeft de politie de routekaart «Verduurzamen vervoer» uitgewerkt. De politie geeft in deze routekaart aan te streven naar een halvering van de milieubelasting van de reiskilometers in 2030 en reductie van de CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. Voor de niet-operationele voertuigen streeft de politie 100% emissieloos na en voor de operationele voertuigen 50%. Ook streeft de politie na dat 75% van de panden elektrisch rijden faciliteert. Om deze ambitie te verwezenlijken is een doorrekening voor de voertuigen gemaakt die uitgaat van een groei naar ruim 5.000 emissieloze voertuigen in 2025 en ruim 10.000 in 2030. Op dit moment zijn er 79 emissieloze voertuigen in gebruik bij de politie. Een deel daarvan wordt herkenbaar ingezet op de basisteams om ervaringen op te doen voor de toekomstige elektrische politievoertuigen. De verwachting is dat er op korte termijn zo’n 300 emissieloze voertuigen bij zullen komen. De business case van elektrificatie van het wagenpark bij de politie is positief, echter gaan de kosten nadrukkelijk voor de baten uit. De laadpaalinfrastructuur vereist grote investeringen. Daar zit op dit moment het grootste knelpunt ten aanzien van het al dan niet kunnen realiseren van de ambitie. |
283 |
Kunt u de teruglopende beheerkosten voor huisvesting toelichten? Hoe verhoudt dit zich tot het stijgend aantal agenten? |
De teruglopende beheerkosten voor huisvesting komen voort uit de SHP-(Strategisch Huisvestingsplan) afspraken bij de start van de Nationale Politie. Als onderdeel van het SHP is afgesproken dat er richting 2025 een besparing van 76,5 miljoen euro in de exploitatie op huisvesting zal worden gerealiseerd. Deze besparing is opgenomen in de meerjarenbegroting en dat zorgt ervoor dat de beheerskosten jaarlijks teruglopen. Bij een stijging van het aantal agenten zal ook de financiële component (in personeelskosten en materieelkosten) meebewegen en verwerkt worden in de beheerskosten. Indien dit meerjarige, structurele kosten betreft zullen de beheerskosten dan ook relatief hoger zijn, maar t.o.v. het SHP 2025 laat de lijn in beheerskosten nog steeds een teruglopende lijn zien. |
284 |
Naar welke concrete onderdelen zullen de bijzondere bijdragen voor de politie in het kader van digitalisering en cybercrime (14 miljoen euro) gaan? |
De bijzondere bijdrage digitalisering en cybercrime (13,8 miljoen.) dient bij te dragen aan de verdere professionalisering van het alledaagse politiewerk in een gedigitaliseerde wereld. Specifiek gaat het daarbij om de volgende drie werkterreinen: • verbetering van de bewustwording en toerusting van medewerkers dat digitale aspecten normaal en integraal deel uitmaken van het politiewerk. • versterken van operationele processen met een sterke «digitale component» t.b.v. alle hoofdprocessen binnen de Nationale Politie waarbij het toepasbaar maken en inzetten van informatietechnologie een sterke rol speelt. • intensivering van de adequate en effectieve bestrijding van cybercrime. Projecten kunnen niet structureel, maar wel meerjarig gefinancierd worden uit de bijzondere bijdrage totdat deze in de staande organisatie worden ondergebracht. Op dit moment worden o.a. de volgende projecten uit deze middelen bekostigd: • Ontwikkeling Nationaal Politie lab AI (kunstmatige intelligentie) • Digitale opsporing • Versterking aanpak van cybercrime, waaronder kennisontwikkeling, PPS en dader preventie |
285 |
Hebben alle agenten in de noodhulp en de wijkagenten een stroomstootwapen in 2022 (71 miljoen euro ten behoeve van uitrusting voor de politie)? |
Nee. In overleg met de politie worden voorbereidingen getroffen om het stroomstootwapen vanaf 2022 tijdens de dienst uit te reiken cf brief dd. 15/11/2019 aan de groep ambtenaren die door de meldkamer worden ingezet voor het afhandelen van incidentmeldingen (zie brief van de MJenV van 15 november 2019). |
286 |
Wat is het verschil tussen operationele sterkte en operationele bezetting bij de politie? |
De operationele sterkte is een verzamelterm voor zowel de operationele formatie en operationele bezetting. In zijn communicatie met uw Kamer maakt de MJenV om onduidelijkheden te voorkomen consistent onderscheid tussen de operationele formatie (het aantal gefinancierde operationele functies in fte) en de operationele bezetting (het aantal werkelijk aanwezige operationele medewerkers in fte). |
287 |
Hoeveel fte is daadwerkelijk «op straat» van het totale personeelsbestand? |
De term «op straat» wordt binnen de politieorganisatie niet gebruikt als officiële term. Zie verder het antwoord van vraag 291. |
288 |
Wat is de huidige urennorm waaraan wijkagenten in «de wijk» moeten zijn? Wordt deze urennorm ook gehaald? Zo nee, wanneer wel? |
De politie hanteert als interne streefnorm dat een wijkagent 80% van zijn of haar tijd werkzaamheden verricht in en voor de wijk. Of deze streefnorm wordt gehaald verschilt per basisteam en per wijkagent. Bekend is dat binnen sommige basisteams de aanwezigheid van de politie in de wijken momenteel onder druk staat als gevolg van de onderbezetting in de gebiedsgebonden politiezorg (GGP). Die onderbezetting raakt vooral de functiegroepen van agenten die in de incidentafhandeling werken. Wijkagenten worden hierdoor ingeroosterd voor de incidentafhandeling. Zie ook het antwoord op vraag 82 en 296. |
289 |
Kunt u uiteenzetten hoe de bekostiging van aspiranten zich verhoudt tot de bekostiging van operationele bezetting? |
De bekostiging van de aspiranten is onderdeel van de bekostiging van de operationele formatie. Gekoppeld aan de formatie van aspiranten is een normbedrag per fte onderdeel van de algemene bijdrage, die als lumpsum aan politie wordt uitgekeerd. Er is daarmee geen verschil in de wijze van bekostiging van aspiranten en volledig opgeleide operationele formatie. Er is wel een verschil in de hoogte van de vergoeding voor een aspirant en een volledig opgeleide medewerker. |
290 |
Wordt vanuit de Politiewet gerekend met formatie inclusief of exclusief aspiranten? Wat zou het betekenen als met de formatie exclusief aspiranten zou moeten worden gerekend? |
Aspiranten maken sinds 2009 volledig deel uit van de operationele formatie en bezetting. Destijds is besloten om aspiranten volledig mee te tellen om een betere koppeling te maken tussen fte’s en budget. Een deel van de aspiranten is al uit de formatie van de eenheden gehaald. Formatieplekken voor aspiranten zijn in de eenheden ingewisseld voor formatieplekken voor opgeleid personeel, waarbij gelijktijdig de formatieplekken voor de aspiranten zijn ondergebracht bij het Politiedienstencentrum. Door aspiranten uit de formatie van de eenheden te halen is duidelijker over hoeveel werkelijk inzetbare capaciteit een eenheid beschikt. Let wel, ook aspiranten ondergebracht bij het PDC maken nog deel uit van de totale operationele formatie en bezetting van de politie. Als aspiranten volledig uit de operationele formatie zouden worden gehaald, dan zou de totale operationele formatie dalen met ongeveer 4.680 fte. Aspiranten maken onderdeel uit van de operationele formatie (Inrichtingsplan 2012: 9,32%). Wanneer aspiranten geen onderdeel meer zouden uitmaken van de operationele formatie zou dit betekenen dat deze operationele formatie neerwaarts met een getal van ongeveer 4.680 fte moet worden bijgesteld. |
291 |
Hoeveel wijkagenten zijn er in Nederland (exclusief de «digitale wijkagenten»)? |
Eind 2020 waren er 3.589 fte aan wijkagenten, dat was op dat moment 94 fte boven de landelijke norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners (eind 2020: 3.495 fte). Voor het aantal «digitaal wijkagenten» wordt verwezen naar vraag 264. |
292 |
Wat is de opbouw van personeel bij het politiedienstencentrum en de staf afzonderlijk in de jaren 2021–2026? |
Zie de tabel in de bijlage1. |
293 |
Wat is de ratio achter de terugloop van niet-operationele bezetting? |
De niet-operationele formatie is al enige jaren overbezet als gevolg van reorganisatieafspraken. Een deel van deze overbezetting heeft betrekking op de zogenaamde «scheefheid in bezetting» tussen functies en organisatieonderdelen: overbezetting op bepaalde functies versus onderbezetting op andere functies, waarbij deze functies en de mensen die deze uitvoeren onderling niet uitwisselbaar zijn. Daarnaast is een deel van de overbezetting van de niet-operationele formatie nodig om de maximale wervings- en opleidingsinspanningen te kunnen realiseren. Ook is een deel van de overbezetting in de niet-operationele formatie bij de eenheden noodzakelijk om de effecten van de onderbezetting in de operationele formatie te mitigeren. De niet-operationele medewerkers ondersteunen waar mogelijk het operationele personeel door taken over te nemen die niet noodzakelijkerwijs door een medewerker met executieve status hoeven te worden gedaan. In de Meerjarenbegroting 2022–2026 is een daling van de overbezetting van de niet-operationele formatie voorzien. Uiterlijk in 2024 dient de overbezetting de niet-operationele formatie te zijn afgebouwd, namelijk als operationele bezetting en formatie weer nagenoeg in balans zijn. |
294 |
Leidt het extra geld voor de politieacademie (motie-Hermans, Kamerstuk 35 925, nr. 1) tot een groter aantal aspiranten? |
Zie het antwoord op vraag 18. |
295 |
Hoeveel wijkagenten zijn er nodig om er voor te zorgen dat er per 5.000 inwoners tenminste een wijkagent is? |
Zie he antwoord op vraag 291. |
296 |
Hoeveel wijkagenten halen de norm van ten minste 80% van hun werktijd in of voor de wijk werkzaam te zijn en hoeveel niet? |
Zie het antwoord op vraag 82 en 288. Zie ook Kamerstukken II, 2020/21, 29 628 nr. 1015. |
297 |
Kunt u een overzicht geven van het aantal tolken dat jaarlijks uitstroomt bij het Register beëdigde tolken en vertalers? Kunt u hierin onderscheid maken tussen tolken van niveau C1 en niveau B2? |
Een overzicht van de uitgeschreven tolken is opgenomen in de bijlage1. Uit deze tabel blijkt dat er op het C1-niveau sinds januari 2018 een stijging zichtbaar is voor het aantal in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv) ingeschreven tolken. Voor de vertalers is een stabilisatie van de inschrijvingen zichtbaar sinds mei 2019. Tolken op B2-niveau kunnen zich pas met ingang van 1 juli 2020 inschrijven in het register. Sinds deze mogelijkheid zijn er nog geen B2 tolken op eigen verzoek uitgeschreven uit het register. Wel hebben 9 tolken in de tussenliggende periode kunnen aantonen inmiddels aan de voorwaarden voor inschrijving op C1 niveau te beschikken waardoor ze doorgegroeid zijn naar een inschrijving in het Rbtv op het C1 niveau voor de betreffende talencombinatie. Iedere vijf jaar is een grote verlengingsronde zichtbaar (een inschrijving heeft op grond van de wet een duur van vijf jaar) waarbij ook te zien is dat dan een stijging is in het aantal verlopen inschrijvingen. Dit was in 2014 en 2019 en is te verwachten voor 2024. Een verlopen inschrijving is een tolk of vertaler die er voor kiest zijn inschrijving voor het einde van de inschrijfperiode niet te verlengen. Dan verloopt de inschrijving op grond van de wet van rechtswege. De keuze om de inschrijving te laten verlopen wordt onder andere gemaakt vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd. |
298 |
Welke experimenten met maatschappelijk effectieve rechtspraak op basis van de Experimentenwet rechtspleging staan er vooralsnog gepland? |
De Nabijheidsrechter is voorzien als eerste experiment onder de Tijdelijke experimentenwet rechtspleging. Op dit moment is nog niet bekend welke andere experimenten zullen volgen. Experimenten kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit de pilots van de Rechtspraak in het kader van maatschappelijk effectieve rechtspraak. Na de evaluatie van een pilot wordt beoordeeld of met de werkwijze, eventueel in een gewijzigde opzet, verder moet worden geëxperimenteerd. Dan wordt ook besloten of die voortzetting onder de Tijdelijke experimentenwet rechtspleging plaatsvindt. Zie ook het antwoord op vraag 100. |
299 |
Hoeveel mensen zijn afgelopen vijf jaar onherroepelijk veroordeeld voor terrorisme? Hoeveel van hen hadden een dubbele nationaliteit? Van hoeveel van hen is de Nederlandse nationaliteit afgenomen? Hoeveel personen zijn daadwerkelijk uitgezet? |
Het aantal personen dat de afgelopen vijf jaar onherroepelijk is veroordeeld voor terrorisme kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie worden afgeleid. Het is tevens niet bekend hoeveel van hen een dubbele nationaliteit hadden omdat sinds enkele jaren de informatie over dubbele nationaliteiten niet meer actief wordt bijgehouden in de Basisregistratie Personen (BRP). Wel geldt dat, als bij de IND bekend is dat een persoon onherroepelijk is veroordeeld en mogelijk een dubbele nationaliteit heeft, de IND nader onderzoekt of de betreffende persoon in het bezit is van een of meer andere nationaliteiten. Indien uit onderzoek van de IND blijkt dat betrokkene een tweede nationaliteit heeft, dan start de IND altijd een intrekkingsprocedure op. In circa 30 onderzochte zaken was hier sprake van en kon de IND een intrekkingsprocedure opstarten. Het Nederlanderschap is in de afgelopen 5 jaar bij circa 20 personen ingetrokken, waarvan 2 intrekkingen definitief zijn. Nog niet alle intrekkingsprocedures zijn afgerond. In de afgelopen vijf jaar zijn circa 10 vanwege terrorisme veroordeelde personen uit de caseload van DT&V aantoonbaar vertrokken. Daarbij ging het in circa 5 gevallen om een persoon van wie de Nederlandse nationaliteit is ingetrokken. |
300 |
Hoeveel IS-vrouwen kunnen in totaal door Nederland worden teruggehaald? |
Circa 120 Nederlandse uitreizigers zijn nog in Syrië, Irak of Turkije. Van deze groep verblijven ongeveer 45 personen in Syrisch-Koerdische kampen al-Roj of al-Hawl (de vrouwen) of in diverse detentiecentra in Noordoost-Syrië (de mannen). Bij de afweging om al dan niet tot repatriëring over te gaan zijn individuele omstandigheden leidend. Naast het voorkomen van straffeloosheid weegt het kabinet ook altijd de internationale betrekkingen, de veiligheid in het gebied en de veiligheid van betrokkene(n) mee. Daarbij wordt uiteraard ook oog gehouden voor het belang van de nationale veiligheid. |
301 |
Hoeveel IS-kinderen kunnen in totaal door Nederland worden teruggehaald? |
In de regio verblijven nog bijna 200 minderjarigen met ten minste één ouder met de Nederlandse nationaliteit of ouders die langere tijd in Nederland hebben gewoond. Bij de afweging om al dan niet tot repatriëring over te gaan zijn individuele omstandigheden leidend. Bij de afwegingen betrekt het kabinet de internationale betrekkingen, de veiligheid in het gebied en de veiligheid van betrokkenen. Daarbij wordt uiteraard ook oog gehouden voor het belang van de nationale veiligheid. |
302 |
Hoeveel IS-vrouwen zijn in totaal sinds 2015 berecht? Hoeveel van hen zitten momenteel in een gevangenis? Hoeveel van hen komen binnen een jaar vrij? |
Het aantal teruggekeerde vrouwen uit ISIS-gebied dat is berecht voor terroristische misdrijven sinds 2015 kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie worden afgeleid. Er wordt daarnaast in de registratie van verdachten en veroordeelden van terroristische misdrijven geen onderscheid gemaakt op basis van geslacht. Momenteel zitten er zeven vrouwen op de Terroristenafdeling (peildatum 19 oktober 2021). Dit kunnen zowel verdachten als veroordeelden zijn. Het precieze aantal invrijheidstellingen van deze groep is lastig te noemen, aangezien dit onder meer afhankelijk is van ontwikkelingen in de individuele strafprocessen en het voldoen aan voorwaarden. Naar huidig inzicht komt binnen een jaar (peildatum 19 oktober 2021) ten minste één vrouw vrij die onherroepelijk is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. |
303 |
Hoeveel terroristen zijn in totaal sinds 2015 berecht? Hoeveel van hen zitten momenteel in een gevangenis? Hoeveel van hen komen binnen een jaar vrij? |
Het aantal personen dat sinds 2015 is berecht voor terroristische misdrijven kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie worden afgeleid. Momenteel zitten er 48 personen op de Terroristenafdeling (peildatum 19 oktober 2021). Dit betreft naast terrorismeveroordeelden ook -verdachten. Daarnaast bevinden zich 10 terrorismeveroordeelden buiten de Terroristenafdeling in detentie. Naar huidig inzicht komen er op, peildatum 19 oktober 2021, binnen een jaar drie personen vrij die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Het precieze aantal invrijheidstellingen is lastig te noemen, aangezien dit onder meer afhankelijk is van ontwikkelingen in de individuele strafprocessen en het voldoen aan voorwaarden. Het aantal (onherroepelijk) veroordeelden van terroristische misdrijven dat in 2022 vrij komt is daarmee afhankelijk van deze uitkomsten. |
304 |
Hoeveel verdachten van terrorisme lopen op dit moment al dan niet onder toezicht van de reclassering vrij rond? |
Reclassering houdt op dit moment toezicht op 20 terrorismeverdachten wiens voorlopige hechtenis is geschorst. |
305 |
Hoeveel verdachten van terrorisme waren er in 2019, 2020 en in 2021? Hoeveel van hen zijn daadwerkelijk berecht? Hoeveel van hen lopen inmiddels weer vrij rond? |
In 2019, 2020 en 2021 zijn er respectievelijk 94, 51 en 58 (tot en met september 2021) verdachten van terroristische misdrijven ingeschreven in het systeem van het OM. Op de vraag hoeveel van hen daadwerkelijk berecht zijn, kan op dit moment geen antwoord worden gegeven. Enerzijds omdat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. Anderzijds vereist een berechting een onherroepelijke veroordeling en zijn de strafrechtelijke procedures die gestart zijn in deze jaren (nog) niet allemaal afgerond. Immers, de termijnen voor hoger beroep en cassatie dienen in acht te worden genomen voor onherroepelijke berechting. Derhalve kunnen de cijfers over het aantal berechtingen in deze jaren niet direct worden vergeleken met de cijfers van het aantal verdachten uit deze jaren. Dit geldt eveneens voor het precieze aantal invrijheidstellingen van de verdachten uit 2019, 2020 en 2021 die daadwerkelijk zijn berecht. Wel kan worden gesteld dat er in de jaren 2019, 2020, 2021 (tot en met 15 oktober 2021) respectievelijk 12, 7 en 13 personen van een Terroristenafdeling zijn uitgestroomd. |
306 |
Hoeveel verdachten van zware geweldsmisdrijven mochten in 2020 en 2021 in vrijheid hun proces afwachten? Hoeveel hiervan zijn inmiddels berecht? Hoeveel hiervan zitten op dit moment een vrijheidsstraf uit? Hoeveel hiervan zijn zoek? |
In 2020 zijn ongeveer 4.750 verdachten bij het OM ingestroomd op verdenking van zware geweldsmisdrijven. In 2021 waren dat er tot en met september bijna 3.600. Dit betreft verdachten van moord, doodslag en zware mishandeling. Hiervan zijn respectievelijk ongeveer 1.900 (2020) en 1.500 (2021) verdachten in preventieve hechtenis genomen. In de landelijke cijfers kan niet geautomatiseerd worden uitgefilterd of de voorlopige hechtenis onder voorwaarden is geschorst. Het grootste deel van de verdachten is gedagvaard. Voor het antwoord op de vraag hoeveel veroordeelden van zware/ernstige geweldsmisdrijven zoek zijn wordt verwezen naar het antwoord op vraag 308. Het aldaar genoemde aantal heeft niet specifiek betrekking op de jaren 2020 en 2021, maar geeft het totaal weer van het aantal momenteel onvindbare veroordeelden voor ernstige geweldsmisdrijven. |
307 |
Hoeveel verdachten van zware geweldsmisdrijven mochten in 2020 en 2021 in vrijheid hun proces afwachten? Hoeveel hiervan zijn inmiddels berecht? Hoeveel hiervan zitten op dit moment een vrijheidsstraf uit? Hoeveel hiervan zijn zoek? |
Zie het antwoord op vraag 306. |
308 |
Hoeveel veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten zijn er op dit moment? Hoeveel hiervan zijn veroordeeld voor een ernstig geweldsmisdrijf? |
Er zijn op dit moment nog ongeveer 7.922 voortvluchtige veroordeelden met een openstaande vrijheidsstraf waarvan ongeveer 90% zich in het buitenland bevindt. Hiervan zijn er 611 veroordeeld voor een ernstig geweldsmisdrijf. |
309 |
Hoeveel veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moesten uitzitten zijn in 2020 en in 2021 met succes opgespoord, opgepakt en in de gevangenis gezet? |
In 2020 zijn er 605 veroordeelden met een principale vrijheidsstraf opgespoord, opgepakt en in de gevangenis gezet.[1] Dit jaar zijn er tot en met 17 oktober 2021 in totaal 440 veroordeelden met een principale vrijheidsstraf opgespoord, opgepakt en in de gevangenis gezet. [1] Dit cijfer verschilt van het eerder gegeven cijfer over opgepakte veroordeelden in 2020 in het kader van vragen over het jaarverslag JenV 2020 (Kamerstuk 35 830-VI, nr. 7). Toen is uitgegaan van 521 opgepakte veroordeelden. Echter, in dit totaal waren o.a. alleen veroordeelden die al langere tijd (meer dan 6 maanden) als onvindbaar waren geregistreerd meegenomen. In voorliggende beantwoording is dit aangepast. |
310 |
Welke (extra) maatregelen zijn afgelopen jaar genomen om deze veroordeelden op te sporen, op te pakken en in de gevangenis te zetten? |
In 2017 is het programma Onvindbare Veroordeelden gestart. In het kader van dit programma zijn sindsdien alle dossiers met openstaande vrijheidsstraffen doorgenomen. De afgelopen jaren zijn bovendien meerdere maatregelen genomen om te voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken en deze groep effectiever op te sporen. Bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een risicotaxatie-instrument in samenspraak met OM, Rechtspraak en CJIB en onderzoek naar het verbeteren van registratie van adresgegevens van veroordeelden. Het afgelopen jaar is ingezet op borging van de aanpak binnen de taakorganisaties. Uw Kamer wordt binnenkort separaat geïnformeerd over de opbrengen van het gehele programma. Daarbij wordt ook ingegaan op de vraag hoe de zoektocht naar onvindbare veroordeelden structureel zal worden voortgezet. |
311 |
Wat is volgens de richtlijn van het OM de te eisen straf voor deelname aan een terroristische organisatie, verkrachting, verboden wapenbezit, bedreiging met een misdrijf, doodslag, moord, mishandeling, zware mishandeling, stalking, diefstal met geweld, kraken, diefstal van personenauto, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, diefstal met geweld, vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, drugsmisdrijven, verbodenwapenbezit en vuurwapenmisdrijven? |
De (genoemde) richtlijnen voor strafvordering hebben veelal betrekking op diverse vormen van het desbetreffende delict. Bovendien wordt in de richtlijnen ingegaan op bijzondere (strafverzwarende en strafverminderende) omstandigheden waaronder een delict kan zijn gepleegd (bijvoorbeeld plegen met anderen, of sprake is van voorbedachte rade, de betrokkenheid van slachtoffers, of sprake is van een discriminatoir karakter, of alcohol of drugs in het spel is). Zo maakt het bijvoorbeeld voor de strafeis van een delict als zware mishandeling verschil of de mishandeling bestond uit het slaan tegen het hoofd van het slachtoffers of dat een voorwerp tegen het lichaam is gegooid. Ook de aard van het letsel is bij dit type delict van belang voor het bepalen van de strafeis. Tegen deze achtergrond is geen eenduidige hoogte van een strafeis per type delict te noemen, anders dan het raadplegen van de hele set strafvorderingsrichtlijnen. Deze zijn gepubliceerd op www.om.nl. |
312 |
Wat is volgende de richtlijn van de rechtspraak de op te leggen straf voor deelname aan een terroristische organisatie, verkrachting, verboden wapenbezit, bedreiging met een misdrijf, doodslag, moord, mishandeling, zware mishandeling, stalking, diefstal met geweld, kraken, diefstal van personenauto, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, diefstal met geweld, vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, drugsmisdrijven, verbodenwapenbezit en vuurwapenmisdrijven? |
De rechtspraak maakt gebruik van de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting. Dit is een openbaar document, zie Oriëntatiepunten voor straftoemeting | Rechtspraak, https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Strafrecht/Paginas/Orientatiepunten-voor-straftoemeting.aspx. Voor de delicten die niet in dit document staan genoemd is geen oriëntatiepunt. |
313 |
Hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder zijn afgelopen jaar op grond van het adolescentenstrafrecht volgens het jeugdstrafrecht berecht? |
Momenteel voert het WODC een validatiestudie uit naar de registratie van de indicatoren die aangeven of een zaak volgens het jeugdstrafrecht of volgens het commune strafrecht is behandeld. Tot de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, kunnen geen gegevens hieromtrent worden verstrekt. |
314 |
Hoeveel jongeren jonger dan 18 jaar (16 of 17 jaar) zijn afgelopen jaar op grond van het adolescentenstrafrecht volgens het volwassenstrafrecht berecht? |
De registratie van de indicatoren die aangeven of een zaak tegen 16- en 17-jarigen volgens het commune strafrecht is behandeld, is niet eerder gevalideerd. Momenteel voert het WODC een validatiestudie uit. Tot de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, kunnen geen gegevens hieromtrent worden verstrekt. |
315 |
Hoeveel jongeren tot en met 22 jaar waren in 2020 en in 2021 verdachte van een misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal verdachten van misdrijven? |
In 2020 registreerde het OM 176.000 verdachten. Daarvan vielen 42.500 verdachten in de leeftijdscategorie 12 tot en met 22 jaar. Dat is 24% van de verdachten (bron: OM). De gegevens over 2021 worden in 2022 bekend. |
316 |
Hoeveel jongeren verbleven in 2020 en in 2021 in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI), uiteengezet naar migratieachtergrond? |
In 2020 verbleven er 2.101 jeugdigen in een Justitiële Jeugdinrichting (inclusief Kleinschalige Voorzieningen). In de periode januari t/m september 2021 verbleven er 1.573 jeugdigen in een Justitiële Jeugdinrichting en/of een Kleinschalige Voorziening. Er vindt in het registratiesysteem van de Justitiële Jeugdinrichtingen geen landelijke registratie naar migratie-achtergrond plaats.[1] [1] Bron: Jeugd Volg Systeem (JVS). |
317 |
Hoeveel jongeren kregen in 2019, 2020 en in 2021 een Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ)-maatregel opgelegd? |
2019 In het jaar 2019 zijn er 77 zaken geregistreerd waarin een PIJ-maatregel aan een jeugdige is opgelegd.[1] 2020 In het jaar 2020 zijn er 89 zaken geregistreerd waarin een PIJ-maatregel aan een jeugdige is opgelegd.[2] 2021 In het jaar 2021 zijn er tot nu toe (peildatum 19 oktober 2021) bij het CJIB 79 zaken geregistreerd waarin een PIJ-maatregel aan een jeugdige is opgelegd. Daarnaast zijn er in 2021 tot nu toe (peildatum 19.10.2021) 10 zaken geregistreerd waarin de voorwaardelijke PIJ-maatregel is omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.[3] [1] Dit is een ander getal dan bij eerdere beantwoording van vragen over het jaarverslag JenV 2020 (Kamerstuk 35 830-VI, nr. 7) is gecommuniceerd. Dit verschil zit hem in de na-ijleffecten in de registratie. [2] Dit is een ander getal dan bij eerdere beantwoording van vragen over het jaarverslag JenV 2020 (Kamerstuk 35 830-VI, nr. 7) is gecommuniceerd. Dit verschil zit hem in de na-ijleffecten in de registratie. [3] Het CJIB/AICE ontvangt sinds de invoering van de wet USB op 1/1/20 strafrechtelijke beslissingen van het OM en verstrekt uitvoeringsopdrachten aan ketenpartners. In dat kader worden vonnissen/arresten – ook die waarin een PIJ-maatregel is opgelegd – nadat deze onherroepelijk zijn geworden geregistreerd en gerouteerd. Daarbij geldt dat er altijd enige vertraging zit tussen het moment van onherroepelijk worden en registratie bij het CJIB. Daarom levert het CJIB gegevens vanaf 2021. Tot 2020 worden de cijfers aangeleverd door de Raad voor de Rechtspraak. |
318 |
In hoeveel gevallen is in respectievelijk 2018, 2019, 2020 en 2021 jeugd-tbs omgezet in volwassen-tbs? |
Er zijn geen omzettingen naar volwassen-tbs in 2018, 2019 en 2020. De mogelijkheid tot omzetting van een PIJ-maatregel naar een tbs-dwangmaatregel is in 2014 opgenomen in de wet. Deze omzetting geldt voor strafzaken die na april 2014 zijn afgedaan. De PIJ-maatregel duurt maximaal zes jaar en wordt daarna aangevuld met een jaar verplichte nazorg. Na deze zes jaar kan de PIJ-maatregel al worden omgezet in volwassenen-tbs als de veiligheid van anderen in gevaar is en er sprake is van een onverminderd hoog recidiverisico. In 2021 is er tot nu toe (peildatum 18 oktober 2021) één PIJ-veroordeling omgezet naar TBS.[1] [1] Bron: CJIB. |
319 |
Kan worden aangeven wat de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar zijn van jongeren die jeugddetentie opgelegd hebben gekregen uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij detentie opgelegd hebben gekregen? |
De tabel in de bijlage heeft betrekking op jeugdigen die in 2009 (dit is het meest recente cohort om 5-jarige en 10-jarige recidivecijfers te kunnen rapporteren) na een veroordeling tot een jeugddetentie zijn uitgestroomd uit een JJI1. Recidive betreft een nieuw feit (ongeacht ernst of type) dat heeft geleid tot een afdoening door het OM of een veroordeling door de rechter. Het type delict in de tabel heeft betrekking op het delict waarvoor men jeugddetentie kreeg opgelegd. Conform de werkwijze van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bij de Recidivemonitor en het CBS, worden omwille van de privacy statistieken niet getoond als het aantal kleiner is dan 15 personen. |
320 |
Kan worden aangeven wat de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar zijn van jongeren die een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij die maatregel opgelegd hebben gekregen? |
De tabel in de bijlage heeft betrekking op jeugdigen die in 2009 (dit is het meest recente cohort om 5-jarige en 10-jarige recidivecijfers te kunnen rapporteren) na een PIJ-maatregel zijn uitgestroomd uit een JJI1. Recidive betreft een nieuw delict dat heeft geleid tot een afdoening door het OM of een veroordeling door de rechter. Conform de werkwijze van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bij de Recidivemonitor en het CBS, worden omwille van de privacy statistieken niet getoond als het aantal kleiner is dan 15 personen. |
321 |
Hoeveel minderjarigen werden in 2019, 2020 en in 2021 verdacht van een vuurwapenmisdrijf? Hoeveel hiervan zijn daadwerkelijk hiervoor veroordeeld? |
In totaal zijn er in de periode 2019 tot en met augustus 2021 ongeveer 930 zaken bij de Raad voor de Rechtspraak geregistreerd met een minderjarige als verdachte (12 t/m 17 jaar), waarbij een (vuur)wapenmisdrijf ten laste is gelegd in eerste aanleg. In ongeveer 670 zaken in deze periode is een minderjarige veroordeeld voor een (vuur)wapenmisdrijf in eerste aanleg. De vraag is beantwoord voor alle wapenmisdrijven en niet alleen vuurwapenmisdrijven. In de datasystemen is het niet goed mogelijk onderscheid te maken tussen vuurwapenmisdrijven en andere wapenmisdrijven. Hierbij is een (vuur)wapenmisdrijf gedefinieerd als een misdrijf waarbij een artikel uit de Wet wapens en munitie (WWM) ten laste is gelegd of bewezen verklaard.[1] [1] Bron: Raad voor de Rechtspraak. |
322 |
Hoeveel jongeren in de leeftijd van 18–25 jaar werden in 2019, 2020 en in 2021 verdacht van een vuurwapenmisdrijf? Hoeveel hiervan zijn daadwerkelijk hiervoor veroordeeld? |
In totaal zijn er in de periode 2019 t/m augustus 2021 ongeveer 2600 zaken bij de Raad voor de rechtspraak geregistreerd met een jongere in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar als verdachte, waarbij een (vuur)wapenmisdrijf ten laste is gelegd in eerste aanleg. In ongeveer 2100 zaken in deze periode is een jongere in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar veroordeeld voor een (vuur)wapenmisdrijf in eerste aanleg. De vraag is beantwoord voor alle wapenmisdrijven en niet alleen vuurwapenmisdrijven. In de datasystemen is het niet goed mogelijk onderscheid te maken tussen vuurwapenmisdrijven en andere wapenmisdrijven. Hierbij is een (vuur)wapenmisdrijf gedefinieerd als een misdrijf waarbij een artikel uit de Wet wapens en munitie (WWM) ten laste is gelegd of bewezen verklaard (bron: Raad voor de rechtspraak). |
323 |
Hoeveel minderjarigen werden in 2019, 2020 en in 2021 verdacht van een drugsmisdrijf? Hoeveel hiervan zijn daadwerkelijk hiervoor veroordeeld? |
In totaal zijn er in de periode 2019 tot en met augustus 2021 ongeveer 680 zaken bij de Raad voor de Rechtspraak geregistreerd met een minderjarige als verdachte (12 t/m 17 jaar), waarbij een drugsmisdrijf ten laste is gelegd in eerste aanleg. In ongeveer 480 zaken is in deze periode een minderjarige veroordeeld voor een drugsmisdrijf in eerste aanleg. Hierbij is een drugsmisdrijf gedefinieerd als een misdrijf waarbij een artikel uit de Opiumwet ten laste is gelegd of bewezen verklaard.[1] [1] Bron: Raad voor de Rechtspraak. |
324 |
Hoeveel jongeren in de leeftijd van 18–25 jaar werden in 2019, 2020 en in 2021 verdacht van een drugsmisdrijf? Hoeveel hiervan zijn daadwerkelijk hiervoor veroordeeld? |
In totaal zijn er in de periode 2019 t/m augustus 2021 ongeveer 5300 zaken bij de Raad voor de rechtspraak geregistreerd met een jongere in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar als verdachte, waarbij een drugsmisdrijf ten laste is gelegd in eerste aanleg. In ongeveer 4.100 zaken in deze periode is een jongere in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar veroordeeld voor een drugsmisdrijf in eerste aanleg. Hierbij is een drugsmisdrijf gedefinieerd als een misdrijf waarbij een artikel uit de Opiumwet ten laste is gelegd of bewezen verklaard (bron: Raad voor de rechtspraak). |
325 |
Hoeveel ouderen van 65 jaar en ouder waren er in 2019, 2020 en 2021 slachtoffer van een misdrijf? Hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal slachtoffers van misdrijven? |
Op basis van de politiesystemen is in de bijlage het gevraagde overzicht opgenomen1. |
326 |
Hoe vaak is in 2019, 2020 en 2021 een levenslange gevangenisstraf opgelegd? |
In 2019 is door de rechtbank vier keer een levenslange gevangenisstraf opgelegd, deze zijn alle vier nog niet onherroepelijk. In 2020 is door de rechtbank eveneens vier keer een levenslange gevangenisstraf opgelegd, hiervan is één onherroepelijk. In 2021 (t/m september) is door de rechtbank geen levenslange gevangenisstraf opgelegd. |
327 |
Hoe vaak is in 2018, 2019, 2020 en 2021 een taakstraf opgelegd voor een misdrijf, uitgesplitst per delict? |
De jaarlijkse rapportages «Criminaliteit en Rechtshandhaving» van het WODC en het CBS bieden informatie over de oplegging van taakstraffen in de periode 1995 tot en met 2020 (https://www.wodc.nl/onderzoek-in-uitvoering/statistiek-en-monitoring/criminaliteit-enrechtshandhaving). Het aantal taakstraffen wordt daarin niet onderverdeeld naar type delicten. In algemene zin wordt in dit rapport over taakstraffen aangegeven dat in 2020 23.000 taakstraffen (leer- of werkstraffen) worden opgelegd. Daarmee was het in 2020 de meest opgelegde straf (68% van alle straffen). Het aantal taakstraffen is sinds 2010 niet wezenlijk veranderd. De cijfers over het lopende jaar worden in 2022 bekend. |
328 |
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2019, 2020 en 2021 een lagere straf opgelegd dan door het OM was geëist? |
Voor deze vraag geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
329 |
In hoeveel strafzaken heeft een rechter in 2019, 2020 en 2021 een hogere straf opgelegd dan door het OM was geëist? |
Voor deze vraag geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
330 |
In hoeveel strafzaken heeft het Hof in 2019, 2020 en 2021 een lagere straf opgelegd dan de rechter in eerste aanleg, en in hoeveel gevallen een hogere straf? |
Voor deze vraag geldt dat informatie hierover niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid. |
331 |
Hoeveel is er in 2019, 2020 en 2021 uitgegeven aan de Landsadvocaat? |
De uitgaven aan de Landsadvocaat excl. de Raad voor de rechtspraak en de Autoriteit Persoonsgegevens bedraagt voor de jaren 2019, 2020 en 2021 respectievelijk: 6,4 miljoen euro, 7,4 miljoen euro en 5,4 miljoen euro. De uitgaven 2021 betreft het peildatum 27 oktober 2021. |
332 |
Is er een causaal verband tussen de behandelingen in tbs-klinieken en de afname van de recidive? |
In twee recente WODC-rapporten over dit thema, «Recidive na tbs, ISD en overige forensische zorg»[1] en «Recidive na forensische zorgtrajecten met uitstroom 2013–2015»[2] wordt geconstateerd dat het percentage personen dat binnen twee jaar na uitstroom recidiveert verhoudingsgewijs laag is voor de tbs met dwangverpleging, te weten 4% in zeer ernstige delicten en 19% in totaal. [1] Kamerstukken II 2018/19, 33 628, nr. 42. [2] Kamerstukken II 2019/20, 33 628, nr. 76. |
333 |
Hoeveel geld ging in 2019, 2020 en in 2021 specifiek naar de bijstand in asielprocedures? Hoeveel is dit van het totaal? |
De uitgaven in 2019 voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel bedroegen in totaal 45,7 miljoen euro. Dit bedrag bestaat uit 27,8 miljoen euro voor asieltoevoegingen en 17,9 miljoen euro voor overige uitgaven zoals voor tolken en vertalers. De totale uitgaven in 2019 aan het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand bedroegen 418 miljoen euro. In 2020 is er op het gebied van rechtsbijstand 44,5 miljoen uitgegeven aan asielprocedures. Dit bedrag bestaat voor 27,2 miljoen euro uit kosten van toevoegingen en 17,3 miljoen euro voor tolk- en vertaalwerkzaamheden en overige kosten. De totale uitgaven in 2020 aan het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand bedroegen 455 miljoen euro. De uitgaven voor het lopende jaar 2021 voor rechtsbijstand in asielzaken zijn nog niet bekend. |
334 |
Wat zijn de kosten van een gevangene per dag? |
De gemiddelde kosten in 2022 bedragen 307 euro per persoon per dag.[1] [1] Tabel 25, regel «strafrechtelijke sanctiecapaciteit», en tabel 51 in de begroting van JenV 2022. |
335 |
Wat zijn de kosten van een gevangene specifiek op een terroristenafdeling per dag? |
DJI stelt geen afzonderlijke gemiddelde kosten vast voor regimes als een terroristenafdeling of een Extra Beveiligde Inrichting. Een antwoord kan daarom alleen bij benadering worden gegeven op basis van individuele productspecificaties en interne financiering naar de vestigingen. Indicatief kan worden gesteld dat de gemiddelde kosten van een gevangene op een terroristenafdeling in 2022 gemiddeld circa 585 euro per plaats per dag zijn. |
336 |
Wat zijn de kosten van een gevangene specifiek op de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) per dag? |
DJI stelt geen afzonderlijke gemiddelde kosten vast voor regimes als een terroristenafdeling of een Extra Beveiligde Inrichting. Een antwoord kan daarom alleen bij benadering worden gegeven op basis van individuele productspecificaties en interne financiering naar de vestigingen. Indicatief kan worden gesteld dat voor een gevangene specifiek op een EBI de gemiddelde kosten in 2022 circa 770 euro per plaats per dag zijn. |
337 |
Hoeveel gedetineerden zaten in 2019, 2020 en 2021 op een terroristenafdeling, uitgesplitst naar migratieachtergrond? |
In 2019 zijn 56 unieke personen gedetineerd geweest op een terroristenafdeling in het gevangeniswezen. In 2020 waren dat er 57 en in 2021 tot en met 30 september 63. Deze informatie komt uit het centrale DJI-registratiesysteem Tulp. Hierin vindt geen registratie naar migratieachtergrond plaats. |
338 |
Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar van gedetineerden die van een terroristenafdeling uitstromen? |
Uw Kamer is op 26 oktober jl. geïnformeerd over een onderzoek naar de recidivepercentages van de ruim 180 gedetineerden die tussen 2006 en 2020 op enig moment zijn uitgestroomd van de TA.[1] Het terrorismegerelateerde recidive betrof 5%. Het totale recidivepercentage onder TA-gedetineerden die op enig moment zijn gerecidiveerd voor een misdrijf in de onderzoeksperiode betrof 25,3%. Het WODC zal daarnaast het recidivecijfer van TA-gedetineerden periodiek gaan meten. De eerste meting wordt dit najaar verwacht. [1] Zie hiervoor Kamerstukken II, 2022/22, «Aanbieding onderzoeken naar interventies, re-integratie en recidive met betrekking tot de Terroristenafdeling», met bijgevoegd de twee onderzoeken. |
339 |
Hoeveel gedetineerden zaten afgelopen jaar in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van DJI |
In 2020 zijn 1.780 unieke gedetineerde personen aanwezig geweest in een PPC. In 2021 tot en met 30 september waren dat er 1.537.[1] [1] Bron: Tulp. |
340 |
Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van 2, 5 en 10 jaar van gedetineerden die uit een PPC uitstromen? |
Recidive na uitstroom uit de PPC’s komt, gelet op de bestaansduur van de PPC’s, pas voor vanaf 2010. Het aantal gedetineerden dat alleen in een PPC heeft verbleven, is zodanig klein dat een uitsplitsing alleen naar verblijf in een PPC niet mogelijk is. Een verblijf in een PPC staat vrijwel nooit op zichzelf, maar wordt veelal in combinatie doorlopen met voorafgaand dan wel aansluitend een periode in een penitentiaire inrichting of een doorplaatsing naar forensische zorg buiten het gevangeniswezen. Het WODC heeft er daarom voor gekozen om deze uitstroom met andere «zorgmodaliteiten» samen te nemen (zoals vanuit forensische verslavingsklinieken en de ISD extramurale fase) in de categorie «Traject met detentie». De algemene recidive binnen twee jaar na uitstroom (cohort 2013–2015) is voor deze categorie weergegeven in de tabel in de bijlage1.[1] Recidivecijfers na 5 en 10 jaar zijn voor deze categorie niet beschikbaar. [1] Kamerstukken II 2019/20, 33 628, nr. 76, p. 11. |
341 |
Hoeveel personen hadden in 2019, 2020 en 2021 een enkelband? Hoeveel hiervan hadden een enkelband uitgesplitst per jaar omdat hun voorlopige hechtenis was geschorst? |
Circa 3.750 personen droegen in 2019 een enkelband, waarvan ongeveer 16% naar aanleiding van schorsing van de voorlopige hechtenis. In 2020 droegen ruim 3.600 personen een enkelband, waarvan ongeveer 20% personen naar aanleiding van schorsing van de voorlopige hechtenis. Er zijn momenteel nog geen geverifieerde cijfers bekend over 2021. Begin 2022 worden de cijfers over het jaar 2021 conform de aan uw Kamer gedane toezegging op de website van DJI gepubliceerd. |
342 |
Hoe vaak is in 2019, 2020 en in 2021 een enkelband gesaboteerd? |
Uit de gegevens van de reclassering en DJI blijkt dat in 2019 115 keer sprake was van onttrekking in combinatie met sabotage van de enkelband. In 2020 was dit 128 keer. Er zijn momenteel nog geen geverifieerde cijfers bekend over 2021. Deze cijfers worden begin 2022 op de website van DJI gepubliceerd, conform de aan uw Kamer gedane toezegging gegevens over sabotage van enkelbanden periodiek openbaar te maken. |
343 |
Hoe vaak is in 2019, 2020 en 2021 aangifte gedaan van verkrachting en hoeveel verkrachtingszaken zijn in 2019, 2020 en 2021 voor de rechter geweest? |
Het delict «verkrachting» is strafbaar gesteld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht. In 2019 is van dit misdrijf 730 keer aangifte gedaan, in 2020 744 keer en in 2021 vooralsnog 629 keer (1 januari t/m 30 september). Het aantal zaken waarin verkrachting is ten laste gelegd en waarin de rechtbank uitspraak heeft gedaan is in 2019 235 zaken, in 2020 243 zaken en in 2021 vooralsnog 167 zaken (t/m augustus). |
344 |
Wat was in 2019, 2020 en in 2021 het ophelderingspercentage voor verkrachting, moord, doodslag, deelname aan een terroristische organisatie, diefstal van personenauto, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, diefstal met geweld Vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, openbare orde misdrijven, mishandeling, stalking, drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven? |
Zie de tabel in de bijlage1. Er is gebruik gemaakt van (ruwe) data uit de politieregistratie, er heeft dus nog geen nadere analyse op plaatsgevonden. De interne definitie van de politie is gehanteerd: het aantal ophelderingen uit een periode, gedeeld door het aantal geregistreerde misdrijven uit diezelfde periode. Deze definitief wijkt af van de definitie gehanteerd door het CBS: het aantal in dat jaar geregistreerde, opgehelderde misdrijven in procenten van het aantal in het verslagjaar geregistreerde misdrijven. Ophelderingen worden door het CBS dus meegeteld in het jaar dat ze gepleegd zijn, waar ze bij de politie betrekking kunnen hebben op misdrijven die gepleegd zijn in een ander jaar. Percentages kunnen daardoor ook na het verstrijken van het jaar nog toenemen, omdat misdrijven alsnog opgehelderd worden. De aantallen uit het overzicht zijn voorlopig en kunnen afwijken van eerder of later gepresenteerde aantallen vanwege een na-ijleffect. Misdrijven kunnen immers ook na het verstrijken van het jaar nog opgehelderd worden. De vergelijking tussen de jaren is hierdoor minder makkelijk te maken omdat er misdrijven nog deels in behandeling zijn. De misdrijfvormen «deelname aan een terroristische organisatie», «opruiing» en «openbare orde misdrijven,» waar tevens om verzocht wordt, sluiten niet aan op de maatschappelijke klassen (MK) van misdrijven die door de politie worden gehanteerd. Deze misdrijfvormen hebben geen eigen MK en worden niet als zodanig geregistreerd. |
345 |
Wat was de laagst opgelegde celstraf in 2019, 2020 en 2021 voor verkrachting, moord, doodslag, deelname aan een terroristische organisatie, diefstal van personenauto, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, diefstal met geweld, vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, openbare orde misdrijven, mishandeling, stalking, drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven? |
In de tabel in de bijlage zijn de laagst opgelegde vrijheidsstraffen voor de genoemde delicten opgenomen1. De Rechtspraak heeft voor het opzoeken van de laagste, hoogste en gemiddelde vrijheidsstraffen de zaken meegenomen waarin één feit (het betreffende delict) bewezen is verklaard. Dit omdat andere bewezenverklaarde feiten in een zaak de straf beïnvloeden: een straf wordt voor een gehele zaak opgelegd, voor alle bewezen feiten tezamen. Bij veel van de delicten zijn in de meerderheid van de zaken waar het delict bewezen is verklaard, ook een of meer andere feiten bewezen verklaard. De opgelegde vrijheidsstraffen in deze zaken zijn dus niet meegenomen in bijgevoegde tabellen. De lengte van de vrijheidsstraf betreft de totale vrijheidsstraf, dus het voorwaardelijke en/of het onvoorwaardelijke deel van de straf tezamen. Pogingen tot een bepaald delict zijn niet meegenomen. De delicten zijn als volgt gedefinieerd: • verkrachting, art. 242 Sr • moord, art. 289 Sr • doodslag, art. 287 Sr en art, 288, 288a Sr (gekwalificeerd, dus met strafverzwarende omstandigheden) • deelname aan een terroristische organisatie, art. 140a Sr • bedreiging, art 285 Sr • diefstal met geweld, art. 312 lid 1 Sr • vernieling en beschadiging, art. 350 Sr • opruiing, art. 131 Sr • openlijke geweldpleging, art 141 Sr • brandstichting, 157 Sr (dit artikel is iets breder dan alleen brandstichting en bevat ook overstromingen en ontploffingen) • openbare orde misdrijven, art. 131 t/m art. 151c Sr • mishandeling, art 300 t/m 306 Sr • stalking, art. 285b Sr • drugsmisdrijven, alle misdrijven met een artikel uit de Opiumwet • vuurwapenmisdrijven, alle misdrijven met een artikel uit de WWM (dit is iets breder dan alleen vuurwapenmisdrijven en bevat ook andere wapenmisdrijven) In de datasystemen van de Rechtspraak kan worden gezocht op wetsartikel. Voor diefstal van een personenauto’s, straatroof en winkeldiefstal zijn geen aparte wetsartikelen. De vragen naar straffen bij deze delicten zijn daarom niet beantwoord. Voor diefstal/inbraak uit woning geldt dat op artikel 311 lid 1 sub 3 van het Wetboek van strafrecht vóór 1 januari 2020 alleen de woninginbraken in de nachtelijke uren vielen. De hoeveelheid woninginbraken (in andere uren) is echter vele malen groter. Over dit delict kunnen daarom conclusie geen betrouwbare cijfers te geven zijn. Voor sommige delicten zijn de gemiddelden vrijheidsstraffen op lage aantallen gebaseerd. De vrijheidsstraffen voor deelname aan een terroristische organisatie en voor opruiing in 2019 zijn bijvoorbeeld gebaseerd op minder dan 5 zaken per jaar waarin een vrijheidsstraf is opgelegd en die voor verkrachting, moord, dood, opruiing in 2021 op minder dan 50 opgelegde vrijheidsstraffen per jaar. Er worden vaak wel meer vrijheidsstraffen opgelegd voor deze delicten, maar in combinatie met andere feiten in de zaak die bewezen zijn verklaard waardoor deze vrijheidsstraffen voor deze vraag niet meegenomen. |
346 |
Wat was de hoogst opgelegde celstraf in 2019, 2020 en 2021 voor verkrachting, moord, doodslag, deelname aan een terroristische organisatie, diefstal van personenauto, Diefstal met geweld, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, openbare orde misdrijven, mishandeling, stalking, drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven? |
In de tabel in de bijlage zijn de hoogst opgelegde vrijheidsstraffen voor de genoemde delicten opgenomen1. Voor een toelichting op de wijze van beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op vraag 345. |
347 |
Wat was de gemiddelde celstraf in 2019, 2020 en 2021 voor verkrachting, moord, doodslag, deelname aan een terroristische organisatie, diefstal van personenauto, bedreiging, straatroof, winkeldiefstal, diefstal/inbraak uit woning, diefstal met geweld, vernieling en beschadiging, opruiing, openlijke geweldpleging, brandstichting, openbare orde misdrijven, mishandeling, stalking, drugsmisdrijven en vuurwapenmisdrijven? |
In de tabel in de bijlage zijn de gemiddelde vrijheidsstraffen voor de genoemde delicten opgenomen1. Voor een toelichting op de wijze van beantwoording verwijzen wij naar het antwoord op vraag 345. |
348 |
Wat zijn de kosten van een tbs’er per dag? |
De gemiddelde prijs per dag per tbs-plaats is voor de komende jaren geraamd op 631 euro. Dit bedrag is op loon- en prijsniveau 2021. |
349 |
Hoeveel tbs’ers waren er in 2019, 2020 en 2021? |
In de tabel in de bijlage wordt het aantal tbs-gestelden dat aanwezig is geweest weergegeven (aanwezig geweest: bezetting op 1 januari + eerste opnames in dat jaar)1. Het aantal eerste opnames in 2020 loopt tot en met 10 oktober. |
350 |
Hoeveel verloven zijn in totaal toegekend aan tbs’ers? |
Het aantal verloven in dit antwoord is gebaseerd op het aantal toegekende verlofmachtigingen in één jaar. Het betreft dan de machtigingen voor begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof. Het aantal verlofmachtigingen is iets anders dan het aantal verlofbewegingen dat er per jaar plaatsvindt. Binnen een verlofmachtiging vinden meerdere verlofbewegingen plaats. Het totaal aantal verlofbewegingen in 2020 is tussen de 45.000–47.000 (schatting, bron TBS-Nederland en infographic TBS). In verband met COVID-19 werd het verlof van tbs-gestelden met een machtiging begeleid verlof of onbegeleid verlof in de periode half maart tot eind juni 2020 opgeschort. Daarna werden deze verloven, onder voorwaarden, weer opgepakt. In de tabel in de bijlage wordt verder ingegaan op het aantal toegekende verlofmachtigingen (het jaar 2021 loopt tot en met 30 september)1. Het totaal is opgebouwd uit het aantal tbs-gestelden dat op 1 januari over een verlofmachtiging beschikte en het aantal tbs-gestelden dat in het lopende jaar een verlofmachtiging kreeg. Uitgangspunt is het aantal unieke personen; een tbs-gestelde die op 1 januari een machtiging begeleid verlof had en later in het jaar een machtiging onbegeleid verlof toegekend kreeg, telt slechts één keer mee in dat betreffende jaar. |
351 |
Hoe vaak mocht een tbs’er gemiddeld per jaar in 2019, 2020 en 2021 met verlof? |
Deze informatie is als zodanig niet beschikbaar. Het gemiddeld aantal verlofmachtigingen is bekend. Het betreft dan de machtigingen voor begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof. Het aantal verlofmachtigingen is iets anders dan het aantal verlofbewegingen dat per jaar plaatsvindt. Binnen een machtiging kunnen vele bewegingen plaatsvinden, afhankelijk van de machtiging en de individuele situatie van een tbs-gestelde. Derhalve is geen gemiddelde per tbs-gestelde weer te geven. De onderstaande cijfers betreffen derhalve het gemiddelde aantal verlofmachtigingen. Het gemiddelde is gebaseerd op het gemiddelde van de twaalf ultimo maandstanden van de tbs-gestelden die in het bezit zijn van een verlofmachtiging. Voor het jaar 2021 zijn dit negen maanden. 2019: 889 2020: 896 2021: 968 |
352 |
Hoeveel tbs’ers zijn in 2019, 2020 en 2021 helemaal niet op verlof geweest? |
Het aantal tbs-gestelden dat helemaal niet op verlof is geweest, is gebaseerd op het aantal verlofmachtigingen en niet op het aantal verlofbewegingen in één jaar. In theorie is het mogelijk dat een tbs-gestelde met een verlofmachtiging hier gedurende het jaar geen gebruik van heeft kunnen of mogen maken. Met het oog op de COVID-19 pandemie is het laatste niet uitgesloten. Dit kan echter niet uit het bronsysteem MITS worden gehaald. In 2019 heeft 26% van de tbs-gestelden die op 1 januari aanwezig waren geen verlofmachtiging gehad in het betreffende jaar. In de jaren hierna liep dit percentage iets op naar 28% in 2020 en 29% in 2021 (tot en met 30 september). |
353 |
Hoeveel tbs’ers hebben zich in 2019, 2020 en 2021 onttrokken? |
Het aantal onttrekkingen in 2019 bedroeg 45, waarvan 1 ontvluchting en 44 overige onttrekkingen. In 2020 hebben 32 tbs-gestelden zich onttrokken, waarvan 2 ontvluchtingen en 30 overige onttrekkingen. In 2021 hebben zich, tot en met 15 oktober, 19 tbs-gestelden onttrokken, waarvan 19 overige onttrekkingen. Hierbij gaat het om 18 unieke personen. Alle tbs’ers die zich hebben onttrokken zijn nadien weer ingesloten. Bij het beantwoorden van deze vraag zijn onderstaande definities gehanteerd: • Ontvluchting uit een kliniek vanuit het beveiligde gebouw of vanaf het beveiligde terrein, te weten het terrein binnen de ringmuur en/of het (penitentiaire) hekwerk. • Overige onttrekking aan toezicht vanaf het terrein buiten de externe beveiligingsring (ringmuur en/of penitentiair hekwerk). Ook overige onttrekkingen aan toezicht tijdens verblijf buiten de kliniek en het niet terugkeren van toegestaan tijdelijk verblijf buiten de kliniek zijn vormen van overige onttrekkingen aan de maatregel. |
354 |
Hoeveel tbs’ers hebben in 2019, 2020 en 2021 een strafbaar feit gepleegd in de kliniek? |
In 2020 is 98 keer aangifte gedaan van een vermeend strafbaar feit door een tbs-gestelde binnen de kliniek. In 2021 (tot en met 15 oktober) is 72 keer melding gedaan van een vermeend strafbaar feit binnen de kliniek. Deze zijn geselecteerd vanuit meldingen bijzonder voorval (MBV), waarin de klinieken aangiftes van vermeende strafbare feiten en politiecontacten registreren. Deze cijfers zijn niet beschikbaar voor het jaar 2019, vanaf 2020 zijn deze standaard in een monitor vastgelegd. Het is nog niet mogelijk om een betrouwbare en complete vaststelling te geven van de mate waarin de aangiftes uit 2020 en 2021 tot daadwerkelijke strafbare feiten hebben geleid. Dat hangt onder meer af van de afdoening door Openbaar Ministerie en rechterlijke macht. In sommige gevallen kan er lang overheen gaan totdat er sprake is van een «definitief» strafbaar feit, mede onder invloed van beroepsmogelijkheden van de verdachte. DJI is in overleg met de ketenpartners (onder meer OM, reclassering en zorgaanbieders) om de registratie van strafbare feiten door tbs-gestelden te verbeteren. |
355 |
Hoeveel tbs’ers hebben in 2019, 2020 en 2021 een strafbaar feit gepleegd tijdens verlof? |
In 2020 is negen keer melding gedaan van een vermeend strafbaar feit door een tbs-gestelde tijdens verlof. In 2021 (tot en met 15 oktober) is elf keer melding gedaan van een vermeend strafbaar feit tijdens verlof. Deze aangiftes zijn geselecteerd vanuit meldingen bijzonder voorval (MBV), waarin de klinieken aangiftes van vermeende strafbare feiten en politiecontacten registreren. Deze cijfers zijn niet beschikbaar voor het jaar 2019, vanaf 2020 zijn deze standaard in een monitor vastgelegd. Voor de definitie van verlof hebben we de tbs-gestelden aangehouden die in het kader van hun programma onbegeleide vrijheden hebben. Het is nog niet mogelijk om een betrouwbare en complete vaststelling te geven van de mate waarin deze aangiftes uit 2020 en 2021 tot daadwerkelijke strafbare feiten hebben geleid. Dat hangt onder meer af van de afdoening door Openbaar Ministerie en rechterlijke macht. In sommige gevallen kan er lang overheen gaan totdat er sprake is van een «definitief» strafbaar feit, mede onder invloed van beroepsmogelijkheden van de verdachte. DJI is in overleg met de ketenpartners (onder meer OM, reclassering en zorgaanbieders) om de registratie van strafbare feiten door tbs-gestelden te verbeteren. |
356 |
Hoeveel incidenten zijn er geweest in 2019, 2020 en 2021 met tbs’ers? |
Incidenten vanuit de TBS klinieken worden op verschillende niveaus gemeld, oplopend in de mate van ernst. Incidenten worden aan de directeur van de kliniek gemeld, ernstigere incidenten worden vervat in een melding bijzonder voorval (MBV) aan de MRb. Het aantal incidenten in Forensische Psychiatrische Centra, gemeld middels een MBV, bedroeg 194 meldingen in 2019, 197 meldingen in 2020 en 133 meldingen in 2021 (t/m 15 oktober). |
357 |
Hoeveel tbs'ers hebben er gemiddeld per dag verlof? |
Zie het antwoord op vraag 351. |
358 |
Hoeveel tbs’ers verbleven in 2019, 2020 en 2021 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek? |
De gemiddelde bezetting van de longstayafdeling bedraagt: • 2019: 95 • 2020: 97 • 2021: 98 (tot en met 30 september): Het gemiddelde is gebaseerd op de bezetting aan het eind van iedere maand. |
359 |
Hoeveel tbs’ers zijn in 2019, 2020 en 2021 van de longstayafdeling van een tbs-kliniek uitgestroomd? Waar gingen deze tbs’ers naartoe? |
In 2019 zijn er 11 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn: – Overlijden: 3 – Interne overplaatsing naar longcarevoorziening Pompekliniek: 3 – Externe overplaatsing naar intramurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 4 – Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 In 2020 zijn er 5 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn: – Overlijden: 2 – Voorwaardelijke beëindiging tbs-maatregel: 1 – Externe overplaatsing naar intramurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 – Externe overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 In 2021 zijn er (tot en met 5 oktober) 3 personen uitgestroomd uit de longstayafdeling. De redenen van uitstroom zijn: – Overlijden: 1 – Interne overplaatsing naar transmurale verblijfsafdeling Pompekliniek: 1 – Externe overplaatsing naar intramurale verblijfsafdeling andere tbs-kliniek: 1 |
360 |
Hoeveel tbs’ers zijn in 2019, 2020 en 2021 op de longstayafdeling van een tbs-kliniek ingestroomd? |
Ingestroomde tbs-gestelden op de longstayafdeling: • 2019: 9 • 2020: 6 • 2021 (tot en met 5 oktober): 5 |
361 |
Hoeveel individuele gedetineerden waren er in 2019, 2020 en 2021? Kan dit worden uiteengezet naar migratieachtergrond? |
In 2019 waren 33.678 unieke personen gedetineerd, inclusief personen op een extramuraal verblijf. In 2020 waren dat er 27.261 en in 2021 tot en met 30 september 24.557. Deze informatie komt uit het centrale DJI-registratiesysteem Tulp. Hierin vindt geen registratie naar migratieachtergrond plaats. Tevens wordt dit niet op een andere manier geregistreerd. |
362 |
Bij hoeveel individuele gevangenen en hoe vaak is in 2019, 2020 en in 2021 in gevangenissen contrabande aangetroffen? |
In 2019 zijn er in 2.608 keren contrabande aangetroffen bij gedetineerden in penitentiaire inrichtingen. In 2019 zijn verder 1.959 keren contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden. Hierbij valt te denken aan contrabande die wordt aangetroffen op de luchtplaats of op het dak. In 2020 zijn er in 2.059 keren contrabande aangetroffen bij gedetineerden in penitentiaire inrichtingen. In 2020 zijn verder 1.889 keren contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden. In 2021 zijn, tot en met 15 oktober, 1.106 keren contrabande aangetroffen bij gedetineerden verblijvend in een gevangenis. In 2021 zijn verder tot en met 15 oktober 628 keren contrabande aangetroffen die niet te relateren valt aan individuele gedetineerden. |
363 |
Bij hoeveel individuele tbs’ers en hoe vaak is in 2019, 2020 en 2021 in tbs-klinieken contrabande aangetroffen? |
In 2019 zijn er in totaal 30 keren contrabande aangetroffen bij tbs-gestelden. 26 individuele tbs-gestelden waren voor deze 30 keren verantwoordelijk. In 2020 zijn 23 MBV’s (Melding Bijzonder Voorval) opgemaakt met betrekking tot het aantreffen van contrabande bij tbs-klinieken. In totaal zijn er 32 contrabanden aangetroffen (bijvoorbeeld drugs en een telefoon). Hierbij waren 19 individuele tbs-gestelden betrokken. In 2021 zijn er, tot en met 15 oktober, 16 MBV’s opgemaakt met betrekking tot het aantreffen van contrabande bij tbs-klinieken. In totaal zijn er 18 contrabanden aangetroffen (bijvoorbeeld drugs en een telefoon). Hierbij waren 14 individuele tbs-gestelden betrokken. De Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s) registreren contrabande d.m.v een Melding Bijzonder Voorval (MBV). Een MBV voor contrabande wordt opgesteld indien er een vuurwapen, steekwapen, grote hoeveelheden (hard)drugs, communicatiemiddelen of geld worden aangetroffen. |
364 |
Bij hoeveel jongeren in jeugddetentie en hoe vaak is in 2019, 2020 en 2021 in jeugdgevangenissen contrabande aangetroffen? |
Zie tabel in de bijlage1. |
365 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van tbs’ers zijn na 2, 5 en 10 jaar uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen? |
De tabel in de bijlage bevat de prevalentie van algemene recidive onder tbs-gestelden met dwangverpleging die zijn uitgestroomd in 2004–2008, uitgesplitst naar het type delict op grond waarvan zij tbs opgelegd hebben gekregen1.[1] Deze cijfers betreffen het meest recent onderzochte uitstroomcohort dat voldoende lang geleden is uitgestroomd om uitspraken te kunnen doen over hun recidive na respectievelijk twee, vijf en tien jaar.[2] [1] De percentages hebben betrekking op enig delict en derhalve niet op het delict waarvoor iemand is veroordeeld. [2] Kamerstukken II 2019/20, 33 628, nr. 76. |
366 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van gedetineerden zijn van 2, 5 en 10 jaar uitgesplitst per type delict op grond waarvan zij celstraf opgelegd hebben gekregen? |
In de tabel in de bijlage staan de cijfers over recidive binnen 2, 5 en 10 jaar van volwassen daders veroordeeld met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in 2009 uitgesplitst naar type delict waarvoor de straf is opgelegd1. |
367 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van veroordeelden voor verkrachting en zedenmisdrijven in het algemeen zijn van 1, 2, 5 en 10 jaar? |
In de tabel in de bijlage staan de recidive binnen 1, 2, 5 en 10 jaar op basis van volwassen zedendaders en daders veroordeeld voor verkrachting met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in 20091. |
368 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van veroordeelden voor openlijke geweldpleging zijn van 1, 2, 5 en 10 jaar? |
Deze cijfers zijn opgenomen in de tabel prevalentie van algemene recidive van daders van geweld in 2009. Deze tabel is opgenomen in de bijlage1. |
369 |
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers van veroordeelden voor vuurwapenmisdrijven zijn van 1, 2, 5 en 10 jaar? |
In de tabel in de bijlage is de prevalentie van algemene recidive van daders met een wet wapens en munitiefeit in 2009 opgenomen1. |
370 |
Hoeveel gedetineerden zijn in 2018, 2019, 2020 en 2021 tijdens een transport, bijvoorbeeld naar de rechtbank, ontsnapt of hebben hiertoe een poging gedaan? Hoeveel van deze gedetineerden die daadwerkelijk zijn ontsnapt of hiertoe een poging hebben gedaan waren op dat moment geboeid, uitgesplitst per jaar? |
Er zijn in 2018 vier pogingen geweest tot een onttrekking waarvan in 2 gevallen de gedetineerden geboeid waren. In 2019 zijn er twee pogingen tot onttrekking en twee onttrekkingen geweest. Bij de poging tot onttrekking van vrijheid beperkende middelen was er één gedetineerde geboeid. Bij de twee onttrekkingen is er geen gebruik gemaakt van de vrijheid beperkende middelen. In 2020 zijn er twee onttrekkingen geweest waarvan bij één geval sprake was van een geboeide gedetineerde. In 2021 zijn er twee onttrekkingen geweest. In beide gevallen was de gedetineerde niet geboeid. |
371 |
Hoeveel pogingen tot ontsnapping in justitiële inrichtingen zijn er geweest in 2018, 2019, 2020 en 2021? |
Onder «Poging tot ontvluchting» wordt verstaan dat een justitiabele op of buiten het inrichtingsterrein direct door het inrichtingspersoneel wordt staande gehouden en teruggeleid naar de inrichting, zonder dat tevens «derden» hebben ingegrepen. Als meerdere justitiabelen gelijktijdig hebben geprobeerd te ontvluchten wordt dat als meerdere pogingen tot ontvluchten geregistreerd. In 2018 zijn er in totaal elf pogingen tot ontvluchting gedaan vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat hier om twee pogingen binnen penitentiaire inrichtingen (PI’s), waarbij bij één poging twee justitiabelen betrokken waren. Daarnaast waren er drie pogingen binnen de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s), waarbij bij één poging drie jongeren betrokken waren. Tenslotte waren er drie pogingen in tbs-klinieken. In 2019 zijn er in totaal vier pogingen gedaan tot ontvluchting vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat om één poging vanuit een PI, twee pogingen vanuit een JJI jeugd en één poging vanuit een tbs-kliniek. In 2020 zijn er in totaal acht pogingen gedaan tot ontvluchting vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat hier om twee pogingen vanuit PI’s, vijf pogingen vanuit JJI’s en één poging vanuit een Tbs-kliniek. In 2021 zijn er tot en met 15 oktober in totaal acht pogingen gedaan tot ontvluchting vanuit justitiële inrichtingen. Het gaat hier om twee pogingen bij de JJI’s waarvan bij één poging vier jongeren betrokken waren, één poging binnen vreemdelingenbewaring waarbij twee vreemdelingen betrokken waren en één poging vanuit een tbs-kliniek. |
372 |
Hoeveel personen verblijven op dit moment in de EBI? |
Op 17 oktober 2021 verblijven er 10 personen op de EBI. |
373 |
Hoeveel levenslang gestraften zitten op dit moment in totaal in de gevangenis? |
Op peildatum 15 oktober 2021 zaten in totaal 56 personen met een levenslange gevangenisstraf in de gevangenis, waarvan bij 13 personen de opgelegde straf nog niet onherroepelijk is. |
374 |
Hoeveel pogingen tot ontsnapping in justitiële inrichtingen zijn er geweest in 2018, 2019, 2020 en 2021? |
Zie het antwoord vraag 371. |
375 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder kortgestraften, met straffen tot zes maanden? |
Zie de tabel Prevalentie van algemene recidive van gevangenisgestraften (>= 6 maanden of < 6 maanden) in 2009. Deze tabel is opgenomen in de bijlage. |
376 |
Kunt u een overzicht geven van de recidive onder vrijheidsstraffen langer dan zes maanden? |
Zie het antwoord op vraag 375, waarin wordt verwezen naar de tabel Prevalentie van algemene recidive van gevangenisgestraften (>= 6 maanden of < 6 maanden) in 2017. Deze tabel is opgenomen in de bijlage. |
377 |
Hoeveel misdrijven zijn door corona niet berecht? |
De organisaties in de strafrechtketen hebben extra maatregelen getroffen om de door de maatregelen vanwege COVID-19 opgelopen werkvoorraden versneld weg te werken. In het sepotbeleid hanteert het Openbaar Ministerie geen specifieke grondslag vanwege de COVID-19-crisis. Voor misdrijfzaken is geen sprake van een toegenomen aantal sepots. |
378 |
Kunt u aangeven hoeveel minder beroepen op rechtsbijstand u precies verwacht vanwege de stelselherziening rechtsbijstand en hoe de berekening van die vermindering tot stand komt? Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze vermindering in beroepen gelijkloopt met de afbouw van middelen naar 64 miljoen euro per jaar? |
De stelselvernieuwing zorgt voor een daling van het beroep op rechtsbijstand door het eerder oplossen van zaken als gevolg van de versterking van de eerste lijn en een meer burgergerichte overheid. In de bijlage bij de derde voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2019/20, 31 753, nr. 216) over de actualisatie van de doorrekeningen is uiteengezet wat de aannames en uitgangspunten zijn bij de doorrekeningen van de stelselvernieuwing, ook in welke mate het eerder oplossen zal leiden tot een lager beroep op rechtsbijstand. Als de maatregelen van de stelselvernieuwing ten volle renderen, zal dit ertoe leiden dat met ingang van 2025 nog een bedrag van 64 miljoen euro structureel per jaar benodigd is voor vergoedingen die liggen op het niveau van scenario 1 van de commissie-Van der Meer. Voor een deel gaat het om maatregelen die leiden tot een afname van het beroep op rechtsbijstand, voor een deel gaat het om maatregelen die zien op lagere kosten, zoals een andere eigenbijdragesystematiek. De doorrekeningen worden momenteel geactualiseerd om de laatste inzichten en uitgangspunten ten aanzien van de stelselvernieuwing daarin te verwerken. |
379 |
Welke inspanningen zijn er verricht in 2021 om de herziening van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR) te kunnen aanbieden bij de Raad van State? |
Zoals in de vaststelling van de begrotingsstaten is aangegeven heeft het proces (aanzienlijke) vertraging opgelopen. Hierdoor kon het wetsvoorstel tegen eerdere verwachtingen in nog niet dit jaar voor advies worden aangeboden aan de Raad van State. Ondertussen is een eerste versie van de conceptnota gedeeld met alle stakeholders, zodat zij kunnen reageren op de voorgenomen wijzigingen. De verwachting is dat het wetsvoorstel in de loop van 2022 ter advisering kan worden aangeboden aan de afdeling advisering van de Raad van State. |
380 |
Hoeveel toevoegingen voor rechtsbijstand zijn er in 2021 tot nu toe afgegeven per rechtsgebied? Welke ontwikkelingen worden verwacht in 2022 ten aanzien van het aantal toevoegingen voor rechtsbijstand? |
Zie de bijlage voor het aantal toevoegingen (inclusief mediation en lichte adviestoevoegingen (LAT)) naar rechtsgebied in 20211. Voor de verwachtingen van het aantal toevoegingen voor 2022 wordt verwezen naar tabel 15 op pagina 54 en 55 van de JenV-begroting 2022. |
381 |
Waar op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid staan de kosten van gerechtstolken en -vertalers? |
De kosten voor gerechtstolken en -vertalers zijn onderdeel van de gerechtskostenbudgetten. Het gerechtskostenbudget voor de strafsector wordt door het Openbaar Ministerie beheerd en verantwoord (zie artikelonderdeel 33.3) en het gerechtskostenbudget voor de civiele- en bestuurssector wordt door de Rechtspraak beheerd en verantwoord en zit in de bijdrage aan de Rechtspraak (artikelonderdeel 32.3). |
382 |
Hoeveel budget moet aan de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden toegevoegd om gerechtstolken en -vertalers een minimum uurtarief van 85 (het Duitse tarief) in plaats van 43,89 te bieden? |
Voor een verhoging van het tarief voor gerechtstolken en -vertalers naar minimaal 85 euro per uur moet ongeveer 23 miljoen euro worden toegevoegd ten behoeve van de uitgaven aan tolken en vertalers binnen de gerechtskostenbudgetten bij het OM en de Raad voor de rechtspraak en rekening houdend met de uitgaven aan tolken en vertalers bij de IND. Bovenstaande bedragen hebben alleen betrekking op de wijziging ten opzichte van de tarieven in het Besluit tarieven in ambtshandelingen (Btis). In de vernieuwde systematiek wordt uitgegaan van marktwerking, waardoor het werkelijk te betalen tarief voor het ministerie in de aanbestedingen tot stand komt. Het ophogen van de minimumtarieven zou uiteraard van grote invloed zijn op de uiteindelijke prijs die tot stand komt. Vanuit het Programma Tolken in de Toekomst is eerder de afweging gemaakt dat ophogen van de minimumtarieven onwenselijk is in het kader van de totstandkoming van marktwerking. Daarnaast kan het ophogen van tarieven voor een bepaalde doelgroep niet op zichzelf en los gezien worden van andere doelgroepen of andere ministeries. De vernieuwde systematiek gaat ervan uit dat de prijzen in markt tot stand komen door onder andere vraag en aanbod in bepaalde expertises. Het aandeel van de totale inkoop aan tolkdiensten bedraagt voor het OM en Rechtspraak slechts 10% van het geheel. De gevolgen van het aanpassen van een (beperkte) doelgroep raakt het hele stelsel. Andere ministeries en onderdelen daarvan zetten ook tolken en vertalers in, denk hierbij aan alle bijzondere opsporingsdiensten die verdeeld zijn over 4 ministeries. Maar ook de aan de overheid verbonden uitvoeringsprocessen zoals reclassering, VWN en Nidos. Daarbij komt dat er reeds overeenkomsten zijn afgesloten op basis van de vernieuwde systematiek. |
383 |
Hoeveel «transacties» van tolk- en vertaaldiensten aan gerechtstolken en -vertalers hebben er de afgelopen tien jaar plaatsgevonden? Kunt u dit naar jaar splitsen? |
Het aantal transacties van zowel het OM als de rechtspraak zijn te specificeren in tolk- en vertaaldiensten volgens bijgevoegde tabel. In de tabel zijn de afgeronde gegevens tot en met 2017 opgenomen. Oudere gegevens zijn namelijk niet reproduceerbaar in verband met wijzigingen van systemen. OM en Rechtspraak Jaar en aantallen: 2020 – 30.000 tolkopdrachten 26.000 vertaalopdrachten 2019 – 33.000, 27.000,, 2018 – 33.000, 26.000,, 2017 – 35.000, 23.000,, |
384 |
Op welke tarieven zouden de tarieven van gerechtstolken en -vertalers uitkomen wanneer de tarieven uit respectievelijk 1981 en 1963 met terugwerkende kracht zouden worden geïndexeerd? |
Het tarief voor gerechtstolken is in 2003 verhoogd en geïndexeerd tot 43,89 euro in het kader van het toenmalige harmonisatietraject. Wanneer het tarief uit 2003 met terugwerkende kracht wordt geïndexeerd volgens de indexeringsformule die in het JenV-domein bij onder meer ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders en bewindvoerders schuldsanering wordt gehanteerd, dan komt het tarief voor gerechtstolken uit op 55,23 euro per uur. Wanneer het tarief voor gerechtsvertalers op gelijke wijze met terugwerkende kracht wordt geïndexeerd, dan zou dit uitkomen op 0,099 euro per woord. |
385 |
Waarop is de keuze gebaseerd om gerechtsvertalers te betalen op basis van woordentelling en niet op basis van een normregel? |
Met deze keuze is aangesloten op het gegeven dat het in de vertaalsector gebruikelijk is om vergoedingen per woord te hanteren. De overheid hanteert namelijk al jaren in de aanbestedingen een woordtarief en in het bedrijfsleven is dit ook gebruikelijk. Het nieuwe stelsel voorziet dat gewerkt wordt met marktpartijen, door de wijziging van het Btis naar een tarief per woord is aansluiting gevonden bij de in de markt aanwezige gebruiken. |
386 |
Welke voor- en nadelen kleven er aan de overgang van de wijze van financiering als gerechtstolken niet langer op basis van woordentelling (waarbij de ene taal financieel meer oplevert dan de andere) worden gefinancierd, maar op basis van de normregel? |
Met de recente wijziging in het Btis is er onlangs voor gekozen om de vergoeding per vertaalde regel te wijzigen in een vergoeding per woord. Dit is gedaan om hiermee aansluiting te zoeken bij de vertaalsector aangezien het daar gebruikelijk is om een vergoeding per woord te hanteren. Hierbij is ervoor gekozen om het tarief te wijzigen in een tiende van het voorheen geldende vaste tarief. Dit omdat een regel doorgaans bestaat uit ongeveer 10 tot 12 woorden per zin. |
387 |
Wanneer zijn de aanbestedingen van de gerechtstolken en -vertaaldiensten afgerond volgens planning? |
Naar verwachting zijn de aanbestedingen halverwege 2022 afgerond. Na gunning van iedere opdracht vergt de implementatie van het betreffende contract nog enige tijd. De verwachting is dat in de tweede helft van 2022 alle contracten daadwerkelijk zullen zijn ingegaan. |
388 |
Wanneer kan de Kamer de eerste uitkomsten van het monitoringsmechanisme van de aanbestedingen van de gerechtstolken- en vertalers verwachten conform de motie van de leden Groothuizen en Van Dam (Kamerstuk 29 936, nr. 56)? |
Zoals eerder in de brief d.d. 18 september 2020 is aangegeven kan MJenV naar verwachting de Kamer in de eerste helft 2022 informeren over de eerste uitkomsten van het monitoringsmechanisme. Op dit moment kan er nog geen volledig beeld gegeven worden, omdat het noodzakelijk is dat data uit meerdere contracten verkregen wordt. Daardoor kunnen in 2022 de eerste inzichten gegeven worden op basis van de dan lopende contracten. Later kan er een volledig beeld gegeven worden wanneer alle contracten geïmplementeerd zijn. Gelijktijdig met de motie van de leden Groothuizen en Van Dam is een motie Van Dam c.s. aangenomen (Kamerstuk 29 936, nr. 54) om de monitoring samen met de beroepsorganisaties tot stand te brengen. Daarom heeft in september een overleg plaatsgevonden waarbij de eerste gefragmenteerde inzichten met een toelichting zijn gedeeld met de acht organisaties die deze sector in totaal kent. De beroepsorganisaties hebben een uitnodiging ontvangen voor een volgend overleg in december. |
389 |
Kunt u toelichting geven over de verlaging van de bijdrage voor het College van de Rechten van de Mens (CRM)? |
De bijdrage voor het CRM in 2022 is niet verlaagd. Het verschil wordt veroorzaakt doordat het CRM in 2021 een incidentiele financiële bijdrage vanuit het Ministerie van Financiën heeft gekregen ten behoeve van de beoordeling van klachten van ouders die menen bij de uitvoering van de kindertoeslagregeling gediscrimineerd te zijn door de Belastingdienst. |
390 |
Kan het budget onder «toevoegingen rechtsbijstand» verder worden uitgesplitst naar rechtsgebieden? |
In tabel 15 op pagina 54 en 55 van de JenV-begroting 2022 zijn de uitgaven voor rechtsbijstand voor 2020 weergegeven, met onderscheid naar strafzaken (ambtshalve), strafzaken (regulier), civiele zaken, bestuur, asiel, piketdiensten en lichte adviestoevoegingen. |
391 |
Klopt het dat aan het budget voor de rechtsbijstand 154 miljoen euro wordt toegevoegd, conform scenario 1 van de commissie-Van der Meer, maar het budget vanaf 2022 weer afneemt? Kan dit worden toegelicht? |
Ja, dat klopt. De reeks loopt af van 154 miljoen euro in 2022 naar structureel 64 miljoen euro per jaar vanaf 2025. Voor 2022 wordt 154 miljoen euro beschikbaar gesteld voor vergoedingen die liggen op het niveau van scenario 1 van de commissie-Van der Meer. Als de maatregelen van de stelselvernieuwing ten volle renderen, is hiervoor met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd. Voor een deel gaat het om maatregelen die leiden tot een afname van het beroep op rechtsbijstand, zoals de versterking van de eerste lijn en een meer burgergerichte overheid. Voor een deel gaat het om maatregelen die zien op lagere kosten, zoals goedkopere rechtshulppakketten, doelmatigheidswinst en een andere eigenbijdragesystematiek. De doorrekeningen worden momenteel geactualiseerd om de laatste inzichten en uitgangspunten ten aanzien van de stelselvernieuwing daarin te verwerken. |
392 |
Welke positieve effecten op de begroting voor de toevoegingen rechtsbijstand worden ingecalculeerd? Kunnen deze worden toegelicht? |
Zie het antwoord op vraag 391 voor de maatregelen uit de stelselvernieuwing met een positief effect op de begroting. |
393 |
Kunnen de aannames en berekeningen die ten grondslag liggen aan de afname van het budget voor de toevoegingen rechtsbijstand worden toegelicht? |
In de bijlage over de doorrekeningen bij de eerste voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2018/19, 31 753, nr. 177) is de systematiek van de doorrekeningen toegelicht. In de bijlage bij de derde voortgangsrapportage (Kamerstukken II 2019/20, 31 753, nr. 216) over de actualisatie van de doorrekeningen is uiteengezet wat laatst gehanteerde aannames en uitgangspunten zijn bij de doorrekeningen van de stelselvernieuwing. Op basis van die aannames en uitgangspunten is doorgerekend dat als de maatregelen van de stelselvernieuwing ten volle renderen, met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd is voor een stelsel met vergoedingen die liggen op het niveau van scenario 1 van de commissie-Van der Meer. De doorrekeningen worden momenteel geactualiseerd om de laatste inzichten en uitgangspunten ten aanzien van de stelselvernieuwing daarin te verwerken. Een dergelijke actualisatie is vast onderdeel van het programma en vindt periodiek plaats. |
394 |
Welke positieve effecten voor de rechtsbijstand worden verwacht ten gevolge van de stelselherziening rechtsbijstand? Kunnen de onderliggende aannames en berekeningen worden toegelicht? |
Zie de antwoorden op de vragen 391 en 393. |
395 |
Waarom blijkt niet uit de begroting dat betere vergoedingen voor sociale advocatuur leiden tot meer rechtszaken? |
Met de verhoging van de vergoedingen voor professionals werkzaam in het stelsel voor rechtsbijstand worden hun vergoedingen in overeenstemming gebracht met hun daadwerkelijke gemiddelde tijdsbesteding. Het is niet de verwachting dat dit zal leiden tot meer rechtszaken. De vernieuwing van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand is er juist op gericht om geschillen in een vroeg stadium en op een laagdrempelige manier op te lossen. |
396 |
Klopt het dat bij indexering met terugwerkende kracht het uurtarief van gerechtstolken van € 43,89 in 1981 naar € 94,44 in 2020 gaat? |
Nee, zie het antwoord op vraag 384. |
397 |
Klopt het dat bewoners en bedrijven uit het Groninger gasgebied geen, dan wel moeilijk, aan een rechtsbijstandverzekering kunnen komen op basis van hun adres? |
Navraag bij BZK en EZK, waar dit onderwerp primair is belegd, heeft geleerd dat er signalen van bewoners bekend zijn dat sommige rechtsbijstandsverzekeraars geen rechtsbijstand vergoeden bij een geschil dat gaat over deze mijnbouwschade. Het wetsvoorstel Versterken Groningen, dat momenteel bij de Eerste Kamer ligt, bevat een artikel dat ziet op het verstrekken van (kosteloze) rechtsbijstand aan gedupeerden in het schade- en versterkingsproces. |
398 |
Kan uiteen worden gezet hoe het klantcontact van het Juridisch Loket zich tijdens corona heeft ontwikkeld ten opzichte van 2019? |
Het aantal klantcontacten van het Juridisch Loket (hierna: het Loket) daalde in 2020 naar 584.110. Dat is 19% minder dan in 2019. Deze daling wordt veroorzaakt door de beperking van de openstellingsmogelijkheden vanwege de coronapandemie. De tijd die het Juridisch Loket aan klanten en dienstverlening besteedde, daalde met 12% ten opzichte van 2019 tot 182.339 uren. De meeste klanten bereikten het Loket via de telefoon. Het aantal telefooncontacten daalde naar 348.235. Dit is een daling van 10% ten opzichte van 2019. Deze lichte daling is te wijten aan het feit dat het Loket in het begin van de coronapandemie telefonisch tijdelijk minder goed bereikbaar was. Klanten wachtten gemiddeld 5,4 minuten voordat ze hun vraag konden stellen. De gemiddelde duur van een telefoongesprek steeg in het verslagjaar licht van 10,4 minuten naar 11,4 minuten. Deze stijging werd veroorzaakt door het feit dat klanten met meer complexe vragen nu aan de telefoon werden geholpen in plaats van naar een spreekuur-afspraak konden komen. Het aantal contacten aan de balie daalde in 2020 naar 25.390. Ten opzichte van 2019 is dit een forse daling van 76%. In 2020 hielp het Loket 9.729 klanten tijdens een spreekuur. Dit is een daling van 74% ten opzichte van 2019. Deze dalingen werden veroorzaakt door de noodgedwongen sluiting van de vestigingen vanwege de coronamaatregelen. Het Loket heeft ondanks de uitdagende omstandigheden steeds getracht het contact met de rechtzoekende zo goed mogelijk op peil te houden. Dit mag ook blijken uit het aantal contacten via e-mail, dat in 2020 met 55% toenam naar 105.579 contacten. Sinds 22 maart 2021 is de fysieke dienstverlening weer geopend voor niet tot nauwelijks zelfredzame klanten die op afspraak bij een vestiging terecht konden. Vanaf 18 oktober jl. zijn de vestigingen van het Loket weer geopend voor vrije inloop van (alle) rechtzoekenden. |
399 |
Kan uiteen worden gezet welk deel van de bevolking de afgelopen tien jaar recht had op rechtsbijstand, een rechtsbijstandsverzekering had of gebruik heeft gemaakt van een commerciële advocaat? |
Uit cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat het bereik van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand 38,2% was in 2016, 38,1% in 2017, 37,2% in 2018 en 36,4% in 2019. Voor 2020 is het bereik nog niet bekend. Vóór 2016 werd een andere rekenmethode gebruikt, waardoor de cijfers van eerdere jaren niet vergelijkbaar zijn met de jaren vanaf 2016. Voor rechtsbijstandverzekeringen heeft IPSOS voor een aantal jaar in beeld gebracht hoeveel procent van de huishoudens in Nederland een rechtsbijstandverzekering heeft. In 2010 was dat 52% van de huishoudens, in 2012 54%, in 2014 54%, in 2016 53%, in 2018 52% en in 2020 ging het om 48% van de huishoudens. Het is onbekend welk deel van de bevolking gebruik heeft gemaakt van een commerciële advocaat. |
400 |
Wanneer kan de Kamer (verdere) investering verwachten in de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), zoals de motie-Klaver/Ploumen (Kamerstuk 28 362, nr. 44) heeft verzocht? |
Per brief van 19 november 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 197). Vanaf 2022 ontvangt de AP structureel 6 miljoen extra. In de motie Klaver/Ploumen wordt de AP genoemd als een uitvoeringsorganisatie waarin geïnvesteerd moet worden. Het is aan een volgend kabinet om te besluiten over een eventuele verdere uitbreiding van de AP. |
401 |
Hoe verhouden de totale investeringen van de overheid in digitalisering zich tot het budget van de AP? |
De totale investeringen van de overheid in digitalisering zijn als zodanig niet bekend. Investeringen van de overheid in digitalisering staan niet in relatie tot het budget van de AP. Voor de AP is de digitale overheid overigens momenteel een van de drie belangrijkste focusgebieden. |
402 |
Hoeveel klachten heeft de AP behandeld in 2021 en heeft de AP voldoende capaciteit en middelen om deze taak uit te voeren? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 in het eerste half jaar 10.650 klachten heeft afgehandeld. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Als onafhankelijke toezichthouder bepaalt de AP zelf hoe zij de middelen (die JenV toekent) inzet op haar verschillende taken, waaronder het afhandelen van klachten. |
403 |
Hoeveel klachten van burgers verwacht de AP in 2022 te ontvangen en is er voldoende budget om deze tijdig te behandelen? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2022 verwacht 21.350 klachten te ontvangen. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Als onafhankelijke toezichthouder bepaalt de AP zelf hoe zij de middelen (die JenV toekent) inzet op haar verschillende taken, waaronder het behandelen van klachten. |
404 |
Hoeveel datalekmeldingen zijn er in 2021 binnengekomen bij de AP en heeft de AP voldoende capaciteit en middelen om deze taak uit te voeren? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 in het eerste half jaar 12.241 datalekmeldingen heeft ontvangen. De AP verwacht in heel 2021 24.000 tot 25.000 datalekmeldingen te ontvangen. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Als onafhankelijke toezichthouder bepaalt de AP zelf hoe zij de middelen (die JenV toekent) inzet op haar verschillende taken, waaronder het behandelen van datalekmeldingen. |
405 |
Hoeveel risicoanalyses met het oog op nieuwe digitale ontwikkelingen heeft de AP kunnen uitvoeren in 2021 en heeft de AP voldoende capaciteit en middelen om deze taak uit te voeren? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 geen risicoanalyses heeft uitgevoerd. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Als onafhankelijke toezichthouder bepaalt de AP zelf hoe zij de middelen (die JenV toekent) inzet op haar verschillende taken, waaronder risicoanalyses. De AP legt in het toezichtwerk extra nadruk op drie focusgebieden: datahandel, digitale overheid en artificiële intelligentie en algoritmes. Deze aandachtsgebieden zijn door de AP vastgelegd in de AP Focus 2020–2023: «Dataprotectie in een digitale samenleving». |
406 |
Hoeveel wetgevingsadviezen heeft de AP gegeven in 2021 en heeft de AP voldoende capaciteit en middelen om deze taak uit te voeren? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 in het eerste half jaar 45 wetgevingsadviezen heeft gegeven, die deels in 2020 zijn aangevraagd. In 2021 ontving de AP in het eerste half jaar 44 wetgevingsadviesverzoeken en had zij nog 27 wetgevingsadviezen in behandeling. De AP verwacht in 2021 in totaal ongeveer 100 wetgevingsadviezen te geven. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Als onafhankelijke toezichthouder bepaalt de AP zelf hoe zij de middelen (die JenV toekent) inzet op haar verschillende taken, waaronder het geven van wetgevingsadviezen. |
407 |
Hoe verhoudt het risico van discriminatie en schending van burgerrechten bij het gebruik van algoritmes zich tot het aantal fte’s dat zich bij de AP bezighoudt met het toezicht op algoritmes en artificiële intelligentie? |
De AP heeft circa 170 fte in dienst. Het is aan de AP als zelfstandig bestuursorgaan om keuzes te maken en prioriteiten te stellen ten aanzien van de inzet van haar medewerkers. Voor de AP is toezicht op AI en algoritmen momenteel een van de drie belangrijkste focusgebieden. |
408 |
Hoe verhoudt het gebruik van algoritmes in het bedrijfsleven zich tot het aantal fte’s dat zich bij de AP bezighoudt met het toezicht op algoritmes? |
Zie het antwoord op vraag 407. |
409 |
Hoe groot is het budget van de AP in vergelijking met andere Nederlandse toezichthouders? |
Een vergelijking van de AP met andere Nederlandse toezichthouders is onderdeel geweest van het externe onderzoek naar de taken en financiële middelen van de AP, waarover de Tweede Kamer op 19 november 2020 is geïnformeerd (Kamerstukken II, 2020/21, 25 268, nr. 192). In dat onderzoek is een vergelijking gemaakt met de totale kosten van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), het Agentschap Telecom (AT) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In 2019 had de ACM totale kosten van 74 miljoen euro, de AFM totale kosten van 105 miljoen euro, het AT totale kosten van 49 miljoen euro en de NVWA totale kosten van 395 miljoen euro. Deze vier organisaties kennen niet eenzelfde context. De kosten die deze toezichthouders maken zijn niet te vergelijken met het budget van de AP, gelet op de verschillende terreinen waarop de toezichthouders werkzaam zijn. |
410 |
Hoeveel boetes zijn er in 2021 opgelegd door de AP en hoeveel boetes verwacht de AP op te leggen in 2022? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 tot 1 september 11 sancties, waarvan 8 boetes, heeft opgelegd. De AP verwacht in 2021 in totaal 14 tot 18 sancties op te leggen en dat dit aantal in 2022 ongeveer gelijk zal zijn. Het is overigens goed om daarbij in ogenschouw te houden dat de oplegging van boetes geen doel op zich is. |
411 |
Hoe groot is de voorraad klachten die nog op behandeling wachten door de AP? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat 11.662 klachten nog niet door de AP in behandeling zijn genomen. Daarbij dient in ogenschouw te worden gehouden dat niet alle klachten die de AP ontvangt ook daadwerkelijk op grond van de AVG opgepakt hoeven te worden. |
412 |
Hoeveel boetes verwacht de Kansspelautoriteit op grond van de Wet Kansspelen op afstand in 2022 op te leggen? |
Hoeveel boetes in 2022 opgelegd zullen worden, is niet op voorhand door de Kansspelautoriteit (Ksa) aan te geven. In het handhavingsbeleid van de Ksa staat centraal dat consumenten veilig kunnen spelen. Om dit te bereiken staan de kansspelautoriteit een aantal instrumenten ter beschikking waaronder boetes. De Ksa geeft aan dat de aandacht niet alleen gericht zal zijn op het opleggen van boetes. Zij verwacht meer en sneller effect van andere handhavingsmiddelen, zoals de last onder dwangsom en het geven van een bindende aanwijzing aan betaaldiensten die voor illegale aanbieders diensten verlenen (artikel 34n Wet op de kansspelen). |
413 |
Kunt u toelichting geven over de verlaging van de bijdrage voor Caribisch Nederland? |
Het vaste budget voor Caribisch Nederland (BES) op artikel 33.3 is ca. 5 miljoen euro. Dit budget is niet verlaagd. Het verschil tussen 2021 en 2022 wordt veroorzaakt door de financiële bijdrage die het Ministerie van BZK jaarlijks bij voorjaarsnota overboekt naar JenV t.b.v. het Parket van de Procureur-Generaal en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie i.h.k.v. de bestrijding van ondermijning in de Caribische landen. De bijdrage voor 2022 zit nog niet in het budgettair kader van JenV maar zal bij voorjaarsnota overgeboekt worden naar JenV. |
414 |
Wat is de (geschatte) achterstand bij het OM, ultimo 2021, tegen de achtergrond dat er voor 2022 geen middelen zijn gereserveerd om achterstanden weg te werken? |
Conform toezegging zullen de MJenV en de MRb u vóór de begrotingsbehandeling separaat schriftelijk informeren over de huidige stand van zaken. Hoe de coronacrisis en de impact op onder andere de strafrechtketen zich in 2022 zich verder zal ontwikkelen is op dit moment moeilijk voorspelbaar. Te zijner tijd zal worden bezien wat nodig is om de achterstanden verder weg te werken. |
415 |
Kunt u aangeven hoeveel fte er nu bij het OM en de rechterlijke macht werkzaam zijn op gebied van milieucriminaliteit? |
Bij het Functioneel Parket werken om en nabij de 50 fte, onderverdeeld naar officieren van justitie en secretarissen, aan de bestrijding van milieucriminaliteit (de grotere zaken). Die zaken komen in beginsel terecht bij de vier concentratierechtbanken (Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Den Bosch). Daar is milieucriminaliteit telkens in een van de teams ondergebracht, maar de rechtbanken werken niet met geoormerkte kamers of rechters. Precieze aantal fte’s is niet aan te geven. |
416 |
Hoe vaak heeft u over 2020 en 2021 gebruik gemaakt van uw aanwijzingsbevoegdheden richting het Openbaar Ministerie? Over welke strafzaken, voor zover u daar in het openbaar over kunt spreken, bent u, al dan niet en marge van overleggen, door de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal geïnformeerd? |
De aanwijzingsbevoegdheid uit artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie is niet ingezet. De MJenV wordt op grond van artikel 11 van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal geïnformeerd over ontwikkelingen in het algemeen, van voorvallen en van strafzaken die de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de strafrechtelijke rechtshandhaving raken of die van bijzondere betekenis zijn voor de rechtshandhaving. Over lopende strafzaken kan ik, zoals bekend, geen mededelingen in het openbaar doen. |
417 |
Kan een overzicht worden gegeven van de door de coronacrisis veroorzaakte achterstanden in de opsporing, vervolging en berechting van de afzonderlijke categorieën strafzaken? Welke concrete maatregelen worden genomen om deze achterstanden weg te werken? |
Zie het antwoord op vraag 92. |
418 |
Hoeveel subsidie (in euro’s) is de afgelopen vijf jaar uitgegeven voor de bestrijding van cybercrime?/ Naar welke organisaties is deze subsidie gegaan? |
De afgelopen jaren zijn meerdere subsidies verstrekt voor het tegengaan, of inzicht verkrijgen in, cybercrime. Het tegengaan van cybercrime kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld via de verbetering van cybersecurity, het vergroten van het bewustzijn van burgers en bedrijven over digitale dreigingen, preventie van digitale criminaliteit en het concreet testen van systemen op zwakheden. Subsidies die in dit kader worden vergeven kunnen als neveneffect hebben dat ook cybercrime wordt voorkomen. Een volledig overzicht is daarom lastig te geven. De subsidies die worden weergegeven in dit antwoord hadden specifiek als doel het tegengaan van cybercrime in enge zin [TK Kamerstukken 2020–2021, 26 643, nr. 715]. In dit kader zijn vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid in ieder geval de afgelopen vijf jaar de volgende subsidies verstrekt. Een nadere uitsplitsing van deze subsidiebedragen vanuit JenV en desbetreffende organisaties is weergegeven in de bijgevoegde tabel1. Bij de integrale aanpak cybercrime wordt samengewerkt met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor subsidies die de alleen door EZK zijn verstrekt op het gebied van cybersecurity wordt u verwezen naar de Minister van EZK. |
419 |
Kan worden verklaard waarom Slachtofferhulp Nederland in 2022 bijna 6 miljoen euro minder zal ontvangen dan in 2021 en op welke wijze Slachtofferhulp Nederland over dit voornemen is geïnformeerd? |
De verlaging van het budget van SHN met 6 miljoen euro van 2021 naar 2022 wordt veroorzaakt doordat er incidentele middelen zijn toegevoegd. Voor een aantal projecten, waaronder «Mens als Maat» en «Namens de familie», is er 2,4 miljoen euro in 2021 toegevoegd aan het budgettair kader van SHN. Deze worden voor projecten van andere begrotingsartikelen overgeboekt naar het begrotingsartikel van SHN. Daarnaast zijn er in 2021 middelen beschikbaar gesteld voor corona gerelateerde uitgaven. Hiervoor heeft SHN een bedrag van 3,5 miljoen euro toegevoegd gekregen. Wanneer er aan SHN extra incidentele bedragen worden toegekend, bijvoorbeeld om een specifiek project of specifieke pilot te bekostigen, vindt altijd overleg plaats over de voorwaarden die aan die financiering verbonden zijn. Daarvan maakt ook deel uit, dat SHN wordt geïnformeerd over het structurele of incidentele karakter van de financiering. Uit het voorgaande volgt, dat de wijziging van het budget in de ontwerpbegroting van 2022 niet van invloed is op de omvang van de wettelijke taken van SHN. SHN zal zich onverminderd kunnen blijven inzetten voor het bieden van emotionele, praktische en juridische ondersteuning van slachtoffers van strafbare feiten. Mede in het kader van de reguliere planning- en control cyclus is er voortdurend aandacht voor en overleg met SHN over de middelen die de organisatie nodig heeft voor het goed kunnen uitvoeren van haar wettelijke taak. |
420 |
Kan worden aangegeven waarom het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling met € 292.000 wordt verminderd voor 2022 en op welke manier Perspectief Herstelbemiddeling van dit voornemen op de hoogte is gesteld? |
Het budgettair kader voor Perspectief Herstelbemiddeling (PH) is in de JenV begroting 2022 lager dan het kader voor 2021. Deze daling was reeds opgenomen in de meerjarencijfers van de begroting 2021. In de jaren 2020 en 2021 is het budget eenmalig verhoogd met 300.000 euro o.b.v. de toenmalige PMJ. Hierdoor is er sprake van een daling in 2022 ten opzichte van 2021. Mede op basis van de nieuwe PMJ-ramingen die opgesteld gaan worden voor de jaren 2023 en verder, zal worden bezien of de verwachte productie in 2022 past in het actuele budget. Mede in het kader van de reguliere planning- en control cyclus is er voortdurend aandacht voor en overleg met PH over de middelen die de organisatie nodig heeft voor het goed kunnen uitvoeren van haar wettelijke taak. Hierbij wordt rekening gehouden met actuele ontwikkelingen. |
421 |
Hoe wordt de stijging aan uitgaven voor het Schadefonds geweldsmisdrijven van 2020 naar 2021 verklaard? |
De uitvoering van de tijdelijke regeling voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg (De Winter) is belegd bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM). Daartoe heeft het SGM in 2021 een tijdelijk aanvullend financieel kader toegevoegd gekregen aan het budget voor de Commissie SGM. Hiermee is het budgettair kader 2021 boven dat van 2020 komen te liggen. |
422 |
Waarom dalen de uitgaven aan het Schadefonds geweldsmisdrijven in 2022 ten opzichte van 2021, maar ook ten opzichte van 2020? |
De daling van 2022 ten opzichte van 2020 volgt uit de uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) 2021 waarin een lagere behoefte aan SGM-producten voor 2022 werd geraamd dan in 2020 beschikbaar was. In 2021 zijn incidentele middelen toegevoegd aan het budgettair kader van het SGM voor de uitvoering van de regeling De Winter. Deze maken geen deel uit van het kader 2022, waardoor dat lager ligt dan het kader van 2021. |
423 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van € 5.918.000 op het budget voor Slachtofferhulp Nederland? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
424 |
Leidt de vermindering van het budget voor Slachtofferhulp Nederland tot een verschuiving in opdracht? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
425 |
Wat zal Slachtofferhulp Nederland niet langer op zich nemen? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
426 |
Op welke wijze is Slachtofferhulp Nederland geïnformeerd en betrokken bij dit besluit? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
427 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van € 292.000 op het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
428 |
Leidt de vermindering op het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling tot een verschuiving in opdracht? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
429 |
Wat zal Perspectief Herstelbemiddeling niet langer op zich nemen? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
430 |
Op welke wijze is Perspectief Herstelbemiddeling geïnformeerd en betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
431 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van 5.918.000 euro op het budget voor Slachtofferhulp Nederland? Op welke wijze is Slachtofferhulp Nederland geïnformeerd en betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
432 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van 292.000 euro op het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
433 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van het budget voor Slachtofferhulp Nederland? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
434 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
435 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van € 5.918.000 op het budget voor Slachtofferhulp Nederland? Kunt u een overzicht geven van alle mutaties bij Slachtofferhulp Nederland ten opzichte van de begroting 2021 en daarop een toelichting geven? Leidt de budgetvermindering ook tot een vermindering aan taken? Is Slachtofferhulp Nederland hierbij betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
436 |
Kunt u een toelichting geven op de vermindering van € 292.000 op het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling? Kunt u een overzicht geven van alle mutaties bij Perspectief Herstelbemiddeling ten opzichte van de begroting 2021 en daarop een toelichting geven? Leidt de budgetvermindering ook tot een vermindering aan taken? Is Perspectief Herstelbemiddeling hierbij betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
437 |
Kan een toelichting worden gegeven op de vermindering van € 5.918.000 op het budget voor Slachtofferhulp Nederland? Leidt dit tot een verschuiving in de opdracht? Wat kan Slachtofferhulp Nederland niet langer op zich nemen? Op welke wijze is Slachtofferhulp Nederland geïnformeerd en betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 419. |
438 |
Kan een toelichting worden gegeven op de vermindering van € 292.000 op het budget voor Perspectief Herstelbemiddeling? Leidt dit tot een verschuiving in de opdracht? Wat kan Perspectief Herstelbemiddeling niet langer op zich nemen? Op welke wijze is Perspectief Herstelbemiddeling geïnformeerd en betrokken? |
Zie het antwoord op vraag 420. |
439 |
Hoeveel onherroepelijke veroordeelden die nog een gevangenisstraf moeten uitzitten zijn er in 2021 opgespoord en vastgezet? |
Zie het antwoord op vraag 309. |
440 |
Welk tijdpad heeft het ministerie voor ogen om tot een optimale kanalisatiegraad te komen? |
Het grootste deel van de kanalisatie zou behaald moeten worden in de eerste drie jaar na opening van de online markt. De verwachting is dat de kanalisatiegraad na die drie jaar nog iets zal blijven stijgen. Het aantal vergunde aanbieders zal waarschijnlijk nog toenemen. De Kansspelautoriteit kan daarnaast verschillende (nieuwe) handhavingsmiddelen inzetten om het resterende illegale aanbod tegen te gaan. |
441 |
Welke programma’s en projecten worden er vanuit Justitie en Veiligheid gefinancierd met de doelen (1) voorkomen van radicalisering en (2) de-radicalisering? Kunt u daarbij nader toelichten of en, zo ja, op welke manier gericht beleid wordt gevoerd op bepaalde vormen van radicalisering, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op jihadisme, rechts-extremisme, radicalisering binnen de coronaprotestbeweging en de rol van online radicalisering binnen deze stromingen? Kunt u tevens inzichtelijk maken welk deel van de financiering voor de-radicalisering en het voorkomen van radicalisering wordt uitgegeven aan welke stroming (voor het deel van de financiering dat aan specifieke stromingen wordt besteed)? |
Er worden vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid diverse programma’s en projecten gefinancierd die gericht zijn op het voorkomen van radicalisering en deradicalisering. Deze inzet vindt onder meer plaats via de Versterkingsgelden. Deze versterkingsgelden worden jaarlijks beschikbaar gesteld door de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid welke specifiek zijn bedoeld voor versterking van de integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme en ondersteuning van lokale, nationale en internationale partners. Aanvankelijk gebeurde dit vanuit het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme en later vanuit de Integrale Aanpak Terrorisme. Deze financiering wordt niet onderverdeeld naar vormen van radicalisering, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van d.d. 26 oktober jl. (Kamerstukken II, 2020–2021, 30 821, nr. 155). In totaal bedragen de Versterkingsgelden circa 11 miljoen euro. Gemeenten kunnen Versterkingsgelden aanvragen om de aanpak in het tegengaan van radicalisering en (gewelddadig) extremisme en terrorisme verder vorm te geven en te versterken. De onderdelen waarop de gemeenten deze Versterkingsgelden kunnen aanvragen zijn verder uitgelicht in het antwoord op vraag 255. Jaarlijks wordt maximaal 7miljoen euro ingezet ten behoeve van de lokale aanpak van radicalisering en (gewelddadig) extremisme en terrorisme. Ruim 4miljoen euro wordt besteed aan landelijke faciliteiten zoals het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR; 1 miljoen euro), Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE; 2,225 miljoen euro) en het fonds ZOZ (750.000 euro). Daarnaast zijn bij het Regeerakkoord in 2017 in totaal 13 miljoen euro aan CT-gelden beschikbaar gesteld. Hieruit wordt jaarlijks circa 2 miljoen euro structureel geïnvesteerd in het gespecialiseerde team Terrorisme, Extremisme en Radicalisering van Reclassering Nederland en in het Programma Aanpak Radicalisering en Extremisme van DJI om de inzet op re-integratie en deradicalisering te intensiveren. |
442 |
De herziening van het schadestelsel zoals neergelegd in het advies van het adviescollege Donner wordt aan een volgend kabinet overgelaten, welke maatregelen worden genomen in de tussentijd slachtoffers te stimuleren een schadevergoeding aan te vragen en hen hierin te begeleiden? |
Het vergroten van de mogelijkheden tot het verhalen van schade is één van de prioriteiten uit de huidige Meerjarenagenda Slachtofferbeleid. De afgelopen drie jaar zijn daar verscheidene acties voor ingezet, zoals de mogelijkheid per 1 januari 2019 om affectieschade te vorderen als onderdeel van een schadevergoeding. Slachtoffers worden daarnaast op verschillende manieren gefaciliteerd en ondersteund om schadevergoeding aan te vragen. Zo kunnen slachtoffers van ernstige gewelds- en zedendelicten gratis rechtsbijstand krijgen die onder andere gericht is op het goed formuleren van de vordering van de benadeelde partij. Slachtoffers krijgen daarnaast een schadeformulier van het OM, waarop ze kunnen aangeven of ze schade hebben geleden en waarbij ze de mogelijkheid krijgen dit te onderbouwen. Er is de afgelopen jaren geïnvesteerd in het OM om de begeleiding van slachtoffers door slachtoffercoördinatoren, o.a. op dit gebied, te verstevigen. Daarnaast is één van de kerntaken van Slachtofferhulp Nederland om slachtoffers te ondersteunen om hun schade vergoed te krijgen door te helpen bij het in kaart brengen van de schade en te ondersteunen tijdens het strafproces of te adviseren over wie de schade kan vergoeden. Op 29 september jl. is een campagne gelanceerd die is gericht op het vergroten van de bekendheid van de door Slachtofferhulp Nederland geboden juridische dienstverlening, onder meer op het gebied van schadevergoeding. Door oplegging van de schadevergoedingsmaatregel door de rechter zorgt de overheid voor het innen van de schadevergoeding, zodat het slachtoffer wordt ontzien in het executeren van het toegewezen schadebedrag. |
443 |
De herziening van het schadestelsel zoals neergelegd in het advies van het adviescollege Donner wordt aan een volgend kabinet overgelaten, welke maatregelen worden genomen om in de tussentijd slachtoffers te stimuleren een schadevergoeding aan te vragen en hen hierin te begeleiden? |
Zie het antwoord op vraag 442. |
444 |
Kunt u aangeven of en hoe er in 2022 een start kan worden gemaakt met de uitvoering van de aanbevelingen van het adviesrapport van de Cyber Security Raad «Integrale aanpak cyberweerbaarheid»? |
Het rapport van de Cyber Security Raad wordt een advies gegeven over benodigde investeringen in cybersecurity aan het volgend kabinet, en vormt daarmee een waardevolle bijdrage bij de strategievorming op het gebied van cybersecurity in de toekomst. Tot de beëdiging van een nieuw kabinet zal het huidige kabinet acties blijven uitvoeren op basis van de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA) en de latere aanvullingen daarop, waarover uw Kamer geïnformeerd is in de jaarlijkse voortgangsrapportages van de NCSA. Onze samenleving en economie zijn vrijwel volledig afhankelijk geworden van digitale middelen. Dit heeft als gevolg dat digitale incidenten zich steeds vaker kunnen gaan voordoen met potentieel steeds zwaardere economische, maatschappelijke en sociale ontwrichting als gevolg. De weerbaarheid tegen digitale dreigingen moet omhoog en de respons tegen dreigingen moet worden verbeterd. Dit doen we door onder andere te investeren in digitale slagkracht, een veilige digitale overheid, een weerbare vitale infrastructuur en instrumenten om burgers en het MKB te helpen bij actuele dreigingen. Ons advies aan een volgend kabinet is om hier op in te blijven zetten. |
445 |
Wat is de ratio achter de daling van het budget van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) vanaf 2022 en verder? |
In 2020 en 2021 is het budget van het IFV opgehoogd ten behoeve van beschermingsmiddelen COVID-19. Van een structurele daling is derhalve geen sprake. |
446 |
Is het budget van het NCSC in de afgelopen jaren toegenomen? |
Overzicht budget NCSC (x1.000 euro) 2019 2020 2021 2022 Programmageld (art. 36) 8.731 8.730 8.907 8.907 Apparaatsgeld (art. 91) 16.136 16.789 17.253 17.143 Totaal beschikbaar budget 24.867 25.519 26.160 26.050 |
447 |
Hoeveel fte zijn werkzaam bij het NCSC? |
Er zijn ongeveer 160 fte werkzaam bij het NCSC in 2021. |
448 |
In hoeverre zijn het budget en Fte vergelijkbaar met andere Cyber Security centra in de EU? |
Bij het kabinet zijn geen statistieken bekend over het budget en omvang van Computer Security Incident Response Teams (CSIRTs) binnen de EU. Een vergelijking met CSIRTs in andere lidstaten is lastig te maken, omdat het budget en aantal fte onder andere afhankelijk zijn van de taakstelling van een CSIRT. Zo bedient het NCSC primair de rijksoverheid en vitale aanbieders. Andere CSIRTs in andere lidstaten kunnen een andere doelgroep of takenpakket hebben. In het in vraag 444 genoemde advies van de Cyber Security Raad «Integrale Aanpak Cyberweerbaarheid» is een benchmarkonderzoek opgenomen met een internationale vergelijking naar de investeringen van verschillende landen in cybersecurity. In dit rapport wordt gesteld dat Nederland significant minder investeert in cyberweerbaarheid dan andere landen, waaronder Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. |
449 |
Welke soorten cybercrime/cybersecurity krijgen bij het NCSC de meeste aandacht? Voor welke gevallen van cybercriminaliteit wordt het meeste geld uitgetrokken? |
Het NCSC richt zich onder andere op het leveren van advies en bijstand ter verhoging van de weerbaarheid van hun doelgroepen Rijk en vitaal. Over het soort cybercrime/cybersecurity waar het meeste geld voor wordt uitgetrokken kan geen uitspraak worden gedaan. Cijfers hierover worden niet bijgehouden. Daarnaast is het lastig om te specificeren voor welke gevallen van cybercriminaliteit het meeste geld wordt uitgetrokken, omdat er door het NCSC ook geïnvesteerd wordt in bredere trajecten ter verhoging van de weerbaarheid tegen digitale dreigingen. Met deze investeringen wordt de weerbaarheid tegen verschillende soorten cybercrime verhoogd. Ook is een deel van de middelen uit het Regeerakkoord en een deel van de eenmalige investering bij de Najaarsnota in 2018 hieraan besteed, met name bij de politie, het OM en het NFI. Het betreft onder meer investeringen in de opsporingsmogelijkheden van de politie, kennisontwikkeling binnen het Openbaar Ministerie, NFI, publieksvoorlichting en het lokaal bestuur. |
450 |
Wat wordt er verstaan/bedoeld als wordt gezegd dat Nederland «het grenstoezicht wil verbeteren, zodat grensautoriteiten tijdig kunnen optreden, bijvoorbeeld bij onverwachte situaties (zoals corona) of bij verhoogde instroom? Waaraan moet dan gedacht worden? Op welke manier spant Nederland zich hiervoor in? |
Het Schengengebied kent de nodige uitdagingen door toenemende en diversiteit van passagiersstromen en grensoverschrijdende veiligheidsrisico’s waaronder terrorisme, een niet goed functionerend Europees asielsysteem in combinatie met secundaire migratie, de gevolgen van Brexit en COVID-19. In dat verband werkt Nederland vanuit een integrale benadering om het grensbeheer te optimaliseren, het zogenoemde Integrated Border Management (IBM). Tevens investeert het kabinet voortdurend in innovatieve instrumenten, nieuwe technologie en verdere digitalisering van het grensproces op nationaal en internationaal niveau. Door de digitalisering aan de grens kan de Koninklijke Marechaussee haar capaciteit effectiever en efficiënter inzetten. De grenswachter wordt ondersteund door moderne technologie en heeft hierdoor eerder en meer informatie. Ook wordt de samenwerking gezocht met bijvoorbeeld de private partners van de luchthaven-en maritieme sector ter facilitering van passagiers en reizigers in het grensproces (Kamerstukken II 2020/21, 22 112 nr. 3163). |
451 |
Wordt met andere lidstaten gesproken over het verbeteren van het grenstoezicht? Zo ja, met welke en wat is er concreet met hen besproken? |
In Europees verband wordt met andere lidstaten gesproken over het verbeteren van grenstoezicht. Uw Kamer is hierover geïnformeerd over nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven inzake het grenstoezicht (Kamerstukken II 2020/21, 22 112 nr. 3162). Dat betreft o.a. de gesprekken die gevoerd worden inzake de Schengen Strategie, de Verordening voor het Schengenevaluatie- en monitoringsmechanisme (Kamerstukken II 2020/21, 32 317, nr. 70 en Kamerstukken II 2020/21, 22 112 nr. 3163) en de Nederlandse inzet ten behoeve van de operaties van het Europese Grens- en Kustwacht agentschap (hierna: Frontex) in 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 32 317 nr. 700). In de verschillende Brusselse gremia, onder andere het Schengenforum wordt over het versterken van het grenstoezicht in de EU-lidstaten gesproken (TK 32 317). Daarnaast is het Schengenevaluatiemechanisme een belangrijk instrument. Dat mechanisme bestaat om te controleren in hoeverre lidstaten het Schengenacquis juist toepassen, het vertrouwen tussen lidstaten te versterken en om na te gaan of aan de voorwaarden voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis is voldaan in lidstaten die (nog) geen onderdeel zijn van Schengen. Ook worden op dit moment door Nederland gesprekken gevoerd voor mogelijke aanpassingen van de Schengengrenscode, onder andere voor opname van een link tussen secundaire migratie en Schengen via de herziening van de Schengengrenscode. Een voorstel voor wijziging van de Schengengrenscode wordt begin december 2021 verwacht. |
452 |
Waarom valt verbeteringen van het grenstoezicht onder het kopje «beleidswijzigingen»? Wat wordt er dan concreet in het beleid gewijzigd? |
Zoals eerder aan de TK gecommuniceerd (TK 22 112, 3162), vergt het migratievraagstuk, waar het grenstoezicht onderdeel van uitmaakt, een actieve en integrale aanpak, zowel nationaal als internationaal. Centraal daarbij staan beheersbaarheid, rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid van de migratieagenda in het algemeen en het grenstoezicht in het bijzonder. Mogelijke aanpassingen in EU wet- en regelgeving kunnen mogelijk effect hebben op zowel beleid als uitvoering in het nationaal grenstoezicht. De Europese Commissie heeft bijvoorbeeld begin juni 2021 een Schengenstrategie gepresenteerd. Voorts komt de Commissie naar verwachting in 2022 met een wetsvoorstel om het gebruik van Advance Passenger Information (API) uit te breiden tot intra-Schengen vluchten om grenscontroles bij internationale luchthavens en maritieme grensposten te vergemakkelijken. Ook verwijst de Commissie naar de rol van kunstmatige intelligentie en stelt zij voor om meer gebruik te maken van technologie voor grensoverschrijdende politiesamenwerking. Tot slot benoemt zij het belang van voortgang op voorstellen uit het migratie- en asielpact, om te komen tot een grensprocedure en een structureel solidariteitsmechanisme. De verwijzing van de Commissie naar beter gebruik van technologie bij zowel buitengrenstoezicht als binnengrenstoezicht, acht het kabinet positief. Hierbij moet vanzelfsprekend wel oog zijn voor een gebalanceerde inzet: de verwerking van persoonsgegevens die hieruit voortvloeit dient plaats te vinden in lijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit geldt ook voor een eventuele uitbreiding van het API-systeem, naar onder andere intra-Schengen vluchten. Het kabinet staat hier in beginsel positief tegenover omdat het de veiligheid kan vergroten en meer inzicht kan geven in migratiestromen binnen het Schengengebied, zonder reisbewegingen te verstoren. Hierbij dient echter het doelbindingsbeginsel voor ogen te worden gehouden. Uw Kamer wordt vanzelfsprekend nader geïnformeerd over bovenstaande ontwikkelingen. |
453 |
Hoe verhoudt de grotere Nederlandse bijdrage aan Frontex zich tot berichten over de betrokkenheid van Frontex bij het schenden van de mensenrechten van vluchtelingen? |
Op 4 december 2019 is de huidige Europese grens- en kustwachtverordening (2019/1896) in werking getreden. Hierdoor is Frontex, middels de totstandkoming van het permanente korps, uitgerust met meer operationele capaciteit. De capaciteit per lidstaat, en dus ook voor Nederland, is vastgelegd in de verordening en zal de aankomende jaren trapsgewijs in capaciteit toenemen. Nederland draagt hierdoor elk jaar meer bij met personeel aan de Frontex operaties. De Frontex operaties worden onder verantwoordelijkheid van een lidstaat uitgevoerd conform de geldende Europese en internationale wet- en regelgeving. Verder zijn er vanuit de Europese grens- en kustwacht verordening (2019/1896) verschillende mechanismen om ervoor te zorgen dat de grondrechten worden gewaarborgd in Frontex operaties, zoals een onafhankelijke grondrechtenfunctionaris, een adviesforum, toezichthouders voor de grondrechten en klachten- en rapportagemechanismen. De Nederlanders die worden ingezet voor Frontex operaties werken binnen de kaders en mandaat van een operationeel plan. Deze kaders komen overeen met het internationaal en Europees recht. |
454 |
Zal Nederlands personeel dat voor Frontex zal werken ook met wapens bemand worden? |
Op basis van de Europese grens- en kustwachtverordening (2019/1896) voert Nederlands personeel taken uit voor Frontex operaties, oefent het personeel bevoegdheden uit overeenkomstig de instructies en als algemene regel in aanwezigheid van grensautoriteiten van de ontvangende lidstaat. Deze functionarissen mogen daarbij dienstwapens, munitie en uitrusting dragen. Deze middelen mogen alleen worden gebruikt conform de Verordening onder zeer strikte voorwaarden en voor specifieke situaties (bijvoorbeeld zelfverdediging) en overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat. Tevens dient de lidstaat van herkomst of, in het geval van statutair personeel, het agentschap, daarmee in te stemmen. Deze afspraken worden neergelegd in het operationeel plan dat wordt opgesteld ter voorbereiding op een gezamenlijke operatie. |
455 |
Wat wordt bedoeld met «migratiemanagement»? |
Migratiemanagement is een brede term waarmee wordt gedoeld op de wijze waarop een land asiel en migratie in goede banen leidt. Het beslaat het gehele terrein van de uitvoering van het asiel- en migratiebeleid. Daarbij valt onder meer te denken aan zaken als: de opvang van asielzoekers, hoe een land asielverzoeken en aanvragen voor reguliere verblijfsvergunningen behandelt, hoe het waarborgt dat snelle identificatie plaatsheeft van personen die internationale bescherming nodig hebben, maar ook hoe een land grenscontroles uitvoert of uitvoering geeft aan de daadwerkelijke terugkeer van personen die geen bescherming nodig hebben. |
456 |
Kan uiteen worden gezet hoe de maandelijkse bezetting van het COA sinds januari 2015 was? |
De maandelijkse bezetting in tabelvorm is opgenomen in de bijlage1. |
457 |
Wat is de huidige werkachterstand bij de IND? |
De IND heeft een veelheid aan verschillende procedures. Wanneer alle lopende procedures bij elkaar worden opgeteld gaat het om 126.140 procedures die op 1 oktober 2021 open staan. Van dit aantal lopen 9.810 zaken buiten de wettelijke beslistermijn. Bij deze aantallen zijn de zaken die bij de rechtbanken lopen ((hoger)beroepen en aanvragen voor voorlopige voorziening[1]) niet meegenomen. Voor het beeld worden enkele werksoorten uitgelicht: • Asiel eerste aanleg: 10.020 in procedure waarvan 1.430 buiten de wettelijke termijn. (zie voor verdere toelichting vraag 136) • Regulier eerste aanleg (MVV, VVR EU en VVR zonder MVV): 15.260 in procedure waarvan 1.770 buiten de wettelijke termijn. • Bezwaarzaken (regulier + nareis): 7.110 in procedure waarvan 2.040 buiten de wettelijke termijn. • Verzoeken om naturalisatie: 36.320 in procedure waarvan 100 buiten de wettelijke termijn. Andere procedures die niet apart zijn opgenomen betreffen onder meer: intrekkingen, erkenning referent, omwisseling van document en Brexit procedures. De wettelijke beslistermijn bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning verschilt per type verblijfsaanvraag van 15 dagen tot 1 jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. Zo is bij asiel de wettelijke beslistermijn in de regel zes maanden, bij regulier negentig dagen en bij verzoeken tot naturalisatie een jaar. Voor een overzicht van de beslistermijnen per type verblijfsaanvraag zie de website van de IND: www.ind.nl/Paginas/Beslistermijnen.aspx. De wettelijke beslistermijn kan in bepaalde omstandigheden worden verlengd, zoals vanwege aanvullend onderzoek of omdat de vreemdeling nog stukken moet aanleveren. Ook kan een zaak buiten de wettelijke beslistermijn lopen omdat er een fraudeonderzoek loopt of openbare orde aspecten spelen. De redenen voor het verlengen van de wettelijke beslistermijnen zijn eveneens te vinden op de voornoemde pagina op de website van de IND. |
458 |
Waarom wordt de komende jaren gesneden in het budget voor de IND en het COA? |
De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
459 |
Op basis van welk prijspeil worden de punttarieven voor de sociale advocatuur per 1 januari 2022 vastgesteld? |
De basis van de indexatie van de punttarieven per 1 januari 2022 is het prijsindexcijfer 2020, het loonindexcijfer 2020 en de arbeidsproductiviteit in arbeidsjaren naar bedrijfstakken 2020. De bron van deze cijfers is het CBS. |
460 |
Dienen de prognoses voor het COA en de IND voor het jaar 2022 te worden bijgesteld vanwege de huidige instroomcijfers? |
De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
461 |
Wat zijn de kosten en baten van niet-westerse immigratie sinds 1995? Klopt de berekening uit het rapport «Grenzeloze verzorgingsstaat» dat de niet-westerse immigratie in de periode 1995–2009 in totaal 231 miljard euro heeft gekost? Zo nee, kunt u gedetailleerd aangeven waarom de berekeningen in dat rapport niet kloppen? |
De overheid houdt geen boekhouding bij van kosten en opbrengsten van groepen mensen in de samenleving, zoals Nederlanders, mensen met een migratieachtergrond, mensen met een (arbeids)beperking, 65+-ers of welke categorie dan ook. Mensen laten zich immers niet reduceren tot een simpele optel- en aftreksom langs de meetlat van de euro. Het is dan ook niet mogelijk om gedetailleerd aan te geven waarom de berekeningen niet kloppen. |
462 |
Wat zijn de kosten en baten van niet-westerse immigratie sinds 2010? Klopt de berekening uit het rapport «Grenzeloze verzorgingsstaat» dat de niet-westerse immigratie in de periode 2010–2019 totaal 202 miljard euro heeft gekost? Zo nee, kunt u gedetailleerd aangeven waarom de berekeningen in dat rapport niet kloppen? |
Zie het antwoord op vraag 461. |
463 |
Wat zijn de ramingen voor de kosten en baten van niet-westerse immigratie de komende decennia en welke ontwikkelingen kunnen hierop van invloed zijn? Klopt de berekening uit het rapport «Grenzeloze verzorgingsstaat» dat de nettokosten voor niet-westerse immigratie in het basisscenario over de hele periode 2020–2040 in totaal 590 miljard euro en de nettokosten voor niet-westerse immigratie in het groeiscenario over de hele periode 2020–2040 in totaal 654 miljard euro bedragen? Zo nee, kunt u gedetailleerd aangeven waarom de berekeningen in dat rapport niet kloppen? |
Zie het antwoord op vraag 461. |
464 |
Wat zijn de netto kosten van één primaire asielmigrant, ingewilligd 1e asielverzoek? Klopt de berekening van dr. Jan van de Beek in het bericht «We geven het veel te goedkoop weg» in de Telegraaf van 25 september jl. dat de netto kosten 950.000 euro afgerond 1 miljoen euro per persoon bedragen? |
Zie het antwoord op vraag 461. Het is dan ook niet mogelijk om de netto kosten van een ingewilligd asielverzoek te berekenen. |
465 |
Hoeveel asielzoekers worden dit jaar in totaal verwacht? Wat is de maximale opvangcapaciteit? |
Dit jaar worden tussen de 17.500 en 25.500 eerste asielaanvragen verwacht. Naast asielzoekers die een eerste asielaanvraag hebben ingediend, verblijven ook andere groepen in de COA-opvang zoals nareizigers die in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen en vergunninghouders die wachten om in gemeenten te worden gehuisvest. De opvangcapaciteit was eind augustus ruim 29.000 opvangplekken. Door de inzet van onder andere defensielocaties en noodlocaties is deze capaciteit de afgelopen periode fors uitgebreid. Het uitgangspunt hierbij is dat het aantal opvangplekken toeneemt als het moet en afneemt als dat kan. Hierdoor is er niet te spreken over een absolute maximale opvangcapaciteit. |
466 |
Hoeveel afgewezen/uitgeprocedeerde asielzoekers die van de rechter te horen hebben gekregen dat zij Nederland hebben verlaten, verblijven momenteel in Nederland? |
In de caseload van de DT&V zaten op 30 september 2021 9.280 vreemdelingen. Van deze caseload zijn er 4.060 vreemdelingen juridisch verwijderbaar, wat inhoudt dat er geen juridische procedures meer lopen. Dit zijn niet allemaal asielzoekers. De caseload bestaat uit: • Vreemdelingen die zijn aangehouden in het kader van het binnenlands (mobiel) vreemdelingentoezicht. • Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd in het kader van de grensbewaking. • Vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken. • Afgewezen asielzoekers die het land moeten verlaten. • DT&V houdt geen registratie bij van het aantal afgewezen asielzoekers in de caseload. Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, is niet uit de systemen van de migratieketen te genereren. In het meest recente onderzoek van het WODC wordt dit aantal in de periode van medio 2017 tot medio 2018 ingeschat op tussen de ca. 23.000 en ca. 58.000 vreemdelingen.[1] Inzet van de overheid is dat deze vreemdelingen terugkeren. Als de vreemdeling geen gebruik maakt van de mogelijkheden voor zelfstandig vertrek, kan daarbij worden ingezet op gedwongen vertrek. |
467 |
Hoeveel statushouders zijn de afgelopen 10 jaar op vakantie en/of familiebezoek gegaan naar het land dat zij zijn ontvlucht? Wat is hun herkomst? In hoeveel gevallen is de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar het land van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd? |
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht, dan start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Terugkeer naar het land van herkomst wordt als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Het is derhalve niet mogelijk om cijfers te geven over het aantal herbeoordelingsonderzoeken en intrekkingen op grond van het bezoeken van het herkomstland. In 2020 zijn 140 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2020 zijn 20 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken. In 2021 (t/m september) zijn 120 asielvergunningen voor bepaalde tijd ingetrokken. In 2021 (t/m september) zijn 30 asielvergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken. Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is en als de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen. |
468 |
Hoeveel Syriërs hebben sinds 2015 een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel daarvan zijn nareizigers? |
Voor de beantwoording van deze vraag is alleen gekeken naar verblijfsvergunningen asiel. Het is ook mogelijk dat Syriërs op andere gronden een verblijfsvergunning in Nederland hebben verkregen. In bijgevoegde tabel staat hoeveel eerste asielaanvragen van Syriërs zijn ingewilligd en hoeveel Syriërs een afgeleide asielvergunning op grond van nareis hebben gekregen1. Het betreft de periode van januari 2015 t/m september 2021. Bron: IND, 2015 – 2021 t/m september op basis van jaarstanden, aantallen afgerond op tientallen |
469 |
Hoeveel Syriërs met een tijdelijke verblijfsvergunning bevinden zich op dit moment in Nederland? Hoeveel van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen nog dit jaar c.q. in 2022 af? |
Volgens de IND-registratie bevonden zich op 1 oktober 2021 41.040 Syriërs met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland. Van deze personen verloopt in 2021 in 3.470 gevallen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. In 2022 verloopt van 11.370 van deze personen de geldigheid van de verblijfsvergunning. Dit aantal is exclusief de afgeleide asielvergunningen in het kader van nareis. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen |
470 |
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Syriërs hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit? |
Van de Syriërs die in of na 2015 een verblijfsvergunning hebben aangevraagd, zijn op peildatum 1 oktober 2021 23.510 personen genaturaliseerd tot Nederlander. Dat aantal is inclusief sinds 2015 in Nederland geboren kinderen. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen |
471 |
Hoeveel van de in Nederland verblijvende Syriërs hebben met een identiteitsdocument aan kunnen tonen dat zij de Syrische nationaliteit bezitten? |
Van 1 januari 2015 tot 30 september 2021 heeft de politie circa 45.830 ID-onderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag door een vreemdeling die aangegeven hebben de Syrische nationaliteit te hebben. Van deze groep heeft ca. 22.290 vreemdelingen geldige identiteitsdocumenten overgelegd, dat is 49%.[1] Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMAR of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten (of het ontbreken daarvan). Bron: Nationale Politie; cijfers afgerond op tientallen. [1] Cijfers zijn op basis van de politie registratie waarbij de aanleiding van het opgestarte ID-onderzoek een aanvraag asiel is. Dit kan afwijken van het aantal eerste asielaanvragen dat door de IND wordt geregistreerd. |
472 |
Hoeveel Syriërs in Nederland hebben een 1F status en hoeveel daarvan zijn er uitgezet? |
Van 2007 tot 1 oktober 2021 is in totaal aan 46 personen met de Syrische nationaliteit 1F tegengeworpen. Tussen 2007 en heden heeft er geen gedwongen vertrek van personen met de Syrische nationaliteit aan wie 1F is tegengeworpen plaatsgevonden, en zijn er minder dan 5 personen zelfstandig vertrokken. Vreemdelingen met een 1F status hebben geen rechtmatig verblijf en dienen Nederland in beginsel te verlaten. Het kan echter zo zijn dat de terugkeer van een vreemdeling met een 1F-status naar het land van herkomst ernstig gevaar voor die persoon oplevert (strijdig met artikel 3 van het EVRM). Dit houdt in dat de betreffende persoon niet gedwongen naar het land van herkomst wordt uitgezet. Op deze vreemdeling rust echter nog wel de verplichting Nederland te verlaten. Daarbij wordt bezien of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook wordt de situatie in het land van herkomst gemonitord om te bezien of (gedwongen) vertrek op termijn mogelijk is. IND stuurt ieder 1F-dossier aan het Landelijk Parket ter beoordeling van een mogelijke strafrechtelijke procedure tegen de vreemdeling. Deze dossiers worden door het LP geanalyseerd en op strafrechtelijke aanknopingspunten beoordeeld. |
473 |
Welke steden en/of gebieden in Syrië zijn veilig? |
In het nu geldende landenbeleid inzake Syrië wordt geen onderscheid per regio gemaakt voor wat betreft de mate en aard van geweld en onveiligheid. De algehele veiligheidssituatie en de ernstige mensenrechtenschendingen van de zijde van de Syrische autoriteiten en andere partijen zoals die volgen uit landeninformatie vormen aanleiding om bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. Uitzondering hierop vormen de Syrische asielzoekers die actief aanhanger zijn van het Syrische regime. Een uitzondering geldt ook in geval een Syriër op eigen initiatief is teruggereisd en een periode in Syrië heeft verbleven en in het specifieke individuele geval geoordeeld kan worden dat geen risico bestaat op vervolging als vluchteling of een reëel risico op ernstige schade. |
474 |
In welke delen van Syrië is nog sprake van IS-geweld? |
Na verlies van het kalifaat in 2019 is IS voornamelijk overgeschakeld op een ondergrondse guerrillastrijd. Er worden nog altijd aanslagen tegen overheid, veiligheidstroepen en andere bevolkingsgroepen uitgevoerd. Voornamelijk in Oost- en Centraal-Syrië heeft IS bewegingsvrijheid en worden aanslagen gepleegd. |
475 |
Hoeveel Syriërs zijn vanuit Nederland en andere landen inmiddels, tijdelijk en/of permanent, teruggekeerd naar het land van herkomst? |
Er heeft de afgelopen jaren vanuit Nederland geen gedwongen vertrek van Syriërs naar Syrië plaatsgevonden. Dit gelet op de ernstige mensenrechtensituatie in Syrië en het risico dat Syriërs bij terugkeer lopen. Nederland onderhoudt geen diplomatieke contacten met de Syrische autoriteiten. Ook de DT&V onderhoudt geen contacten gericht op gedwongen vertrek waardoor vertrek naar Syrië in de praktijk alleen op vrijwillige basis plaatsvindt. Indien een Syrische migrant de wens heeft om terug te keren naar Syrië kan de DT&V hierin ondersteunen middels het boeken van een vlucht. In 2019, 2020 en 2021 tot en met september zijn per jaar ca. 10 Syrische migranten met behulp van de DT&V teruggekeerd. Voor wat betreft terugkeer vanuit andere landen meldt het meest recente ambtsbericht inzake Syrië dat nog altijd sprake is van grootschalige binnen- en buitenlandse ontheemding. Vrijwillige terugkeer wordt door de Verenigde Naties niet gefaciliteerd omdat de drempelvoorwaarden voor veilige en waardige terugkeer niet worden gehaald. UNHCR registreerde over de periode 2016–2020 dat 267.170 personen op zelfgeorganiseerde wijze vrijwillig vanuit buurlanden naar Syrië zijn teruggekeerd. Dit is minder dan vijf procent van het totaal aantal vluchtelingen in de regio. Het totaal aantal teruggekeerden vanuit de regio kan wezenlijk hoger zijn. Deze aantallen betreffen namelijk alleen de door UNHCR geregistreerde en gemonitorde terugkeer. Bronnen: DT&V, cijfers afgerond op tientallen; Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen Ambtsbericht Syrië, juni 2021. |
476 |
Hoeveel asielzoekers uit Afghanistan komen op dit moment Nederland binnen? Hoeveel Afghanen hebben inmiddels een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel gezinsleden nemen zij gemiddeld mee? |
In 2021 t/m september zijn 1.920 eerste asielaanvragen door Afghanen in Nederland ingediend. Dit is inclusief de asielaanvragen die hier te lande zijn ingediend door Afghaanse evacués. In 2021 t/m september zijn 750 eerste asielaanvragen van Afghaanse vreemdelingen ingewilligd. Bij dit cijfer zitten ook veel gezinnen (echtgenoten, minder en meerderjarige kinderen, etc,). In 2021 t/m september 70 nareizigers met de Afghaanse nationaliteit ingereisd. Zie vraag 494 voor het gemiddeld aantal partners en gezinsleden dat een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland laat komen. Dit aantal kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar de recente Afghaanse asielinstroom. Deze asielinstroom bestaat grotendeels uit geëvacueerde gezinnen. Naar verwachting zal het aantal nareizigers bij deze groep lager zijn dan gebruikelijk. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. Er is bij de cijfers géén cohortbenadering toegepast. Het aantal ingediende aanvragen en het aantal ingewilligde aanvragen kan dan ook niet met elkaar in verband worden gebracht. |
477 |
Hoeveel asielzoekers en/of statushouders die zich in Nederland bevinden worden vervolgd en/of zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische organisatie? |
Het vaststellen van de identiteit van een verdachte wordt in het kader van het strafrecht uitgevoerd en valt daarmee onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Dit geschiedt op basis van identiteitsdocumenten, documenten die daarmee verband houden en/of naam-, adres- en woonplaatsgegevens. Om zicht te krijgen op welke personen betrokken zijn bij criminele activiteiten is de verblijfsstatus irrelevant. Om die reden is er voor de politie geen grondslag voor het registreren van de juridische verblijfsstatus van verdachten. In het jaarlijkse incidentenoverzicht wordt een overzicht geven van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. Voorts wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken in de aanpak van internationale misdrijven via de jaarlijkse rapportagebrief. Zie ook het antwoord op vraag 299. Bronnen: – Incidentenoverzicht 2020 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185) – Kamerbrief «Nederlandse aanpak van internationale misdrijven in 2020» d.d. 27 oktober 2020. |
478 |
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens? |
Bij de buitengrenzen van het Schengengebied binnen Nederland voeren de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Zeehavenpolitie (ZHP) de grensbewaking uit. Bij grensdoorlaatposten ondergaan personen de nodige controles, deze controles worden door de ZHP uitgevoerd in het Rotterdamse havengebied en door de KMar aan de overige buitengrenzen. Indien een vreemdeling bij aankomst aangeeft een asielaanvraag in te willen dienen dan draagt de KMar/ZHP de vreemdeling over aan de IND. In totaal zijn er in 2020 ca. 13.670 eerste asielaanvragen ingediend. In 2019 waren dat er 22.5301. Zoals vermeld in de Staat van Migratie 2021 zijn in 2020 ongeveer 550 vreemdelingen aangetroffen door de KMar of ZHP die bij aantreffen een asielaanvraag hebben ingediend. Het gaat hierbij om registraties bij de grote lucht- en zeehavens. In 2019 ging het om 920 vreemdelingen met een asielaanvraag. Van de vreemdelingen die een asielaanvraag ingediend hebben in Ter Apel en die niet zijn aangetroffen op een van de buitengrenzen zal het overgrote deel binnengekomen zijn via land. Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, De Staat van Migratie 2021 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185). |
479 |
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de IND over de gevolgde reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag? Kunt u dit specificeren naar aantallen: geen gevolg, wel gevolg en consequentie? |
Alle asielzoekers (van 15 jaar en ouder) wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar deze wordt niet op een zodanige wijze geregistreerd in het IND-systeem, dat er kwantitatieve informatie over kan worden gegenereerd. Er zijn daarom geen cijfers beschikbaar over het aantal asielzoekers dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute. Wanneer de IND van mening is dat de asielzoeker bewust geen duidelijkheid geeft over de reisroute of deze anderszins foutieve informatie over de reisroute verschaft, kan artikel 30b, eerste lid onder c van de Vreemdelingenwet worden toegepast: Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. |
480 |
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen? |
In 2020 heeft de politie circa 10.360 ID-onderzoeken uitgevoerd met aanleiding aanvraag asiel door een vreemdeling. Bij circa 6.340 registraties (61%) kon de vreemdeling geen geldige reis- en identiteitsdocumenten overleggen. In circa 4.030 gevallen kon de vreemdeling dat wel (39%). In 2021 (tot en met september) heeft de politie circa 11.470 ID-onderzoeken uitgevoerd met aanleiding aanvraag asiel door een vreemdeling. Bij circa 8.340 registraties (73%) kon de vreemdeling geen geldige reis- en identiteitsdocumenten overleggen. In circa 3.120 gevallen kon de vreemdeling dat wel (27%). [1] Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten – of het ontbreken daarvan. [1]: Cijfers zijn op basis van de politie registratie waarbij de aanleiding van het opgestarte ID-onderzoek een aanvraag asiel is. Dit kan afwijken van het aantal eerste asielaanvragen dat door de IND wordt geregistreerd. De KMar voert ook ID-onderzoeken uit, met name op Schiphol. Bron: Nationale Politie; cijfers afgerond op tientallen. |
481 |
Hoeveel van de asielzoekers die in 2020 en in 2021 (tot nu toe) geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd, zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning? |
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over documenten maakt immers deel uit van de algehele beoordeling. |
482 |
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen? |
Alle meest recente en beschikbare cijfers met betrekking tot misdrijven zijn te vinden in het incidentenoverzicht 2020, dat eerder dit jaar aan uw Kamer werd toegezonden. Hierin wordt bijgehouden hoeveel vreemdelingen die in COA-opvang zitten verdacht zijn van overlast of misdrijven. In 2020 zijn er in totaal 2.272 vreemdelingen die dat jaar in COA opvang verbleven verdacht van een misdrijf. In 2019 waren dat er 2.805. Let wel dat een verdenking niet betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. In het incidentenoverzicht staan de gepleegde misdrijven uitgesplitst naar type. Een afwijzing of intrekking op grond van openbare orde kan slechts geschieden wanneer de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf en er een minimale straf van zes maanden bij een subsidiaire beschermingsstatus en tien maanden bij een vluchtelingenstatus is opgelegd (art. 3.86, Vreemdelingenbesluit). Dat is mogelijk als het misdrijf in Nederland is gepleegd of in een ander land. Dit wordt echter niet afzonderlijk geregistreerd. Wel kan het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde aspecten worden genoemd. In 2019 ca. 30 asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in 2020 waren dit ook ca. 30 zaken. In 2019 zijn ca. 30 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde, in 2020 waren dat er ca. 40. Het incidentenoverzicht 2021 zal op verzoek van de SJenV in 2022 worden samengesteld door het WODC. Bron: Incidentenoverzicht 2020 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185) |
483 |
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet? |
Zie het antwoord op vraag 482. |
484 |
Hoeveel vreemdelingen zijn in heel 2020 en in 2021 (tot nu toe) door de politie aangehouden? |
In 2020 heeft de politie 18.053 personen met een niet-Nederlandse nationaliteit aangehouden. In 2021 heeft de politie tot nu toe 14.339 personen met een niet Nederlandse nationaliteit aangehouden. Zie in de tabel in de bijlage het totaal aantal (unieke) personen (12 jaar en ouder) aangehouden voor een misdrijf in 2018, 2019, 2020 en 2021 tot nu toe en het aantal (unieke) personen daarvan met een niet Nederlandse nationaliteit1. |
485 |
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn het afgelopen jaar in aanraking geweest met justitie/politie? |
Zie het antwoord op vraag 482. |
486 |
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen /(oud)statushouders? |
Zie het antwoord op vraag 482. |
487 |
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd? |
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie of de KMar kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten – of het ontbreken daarvan. Daarnaast hebben de IND-loketmedewerkers een training documentenherkenning gevolgd om de echtheid van documenten te beoordelen indien de vreemdeling een reguliere aanvraag indient. Het aantreffen van vervalste of onjuiste documenten wordt niet apart geregistreerd door de IND. In de periode januari 2020 t/m september 2021 is door de KMar 1.170 keer geregistreerd dat een document naar aanleiding van een asielaanvraag is gecontroleerd op echtheid. In 90 gevallen was sprake van een vervalst of onjuist document. |
488 |
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude/ het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag? |
Uit de handmatig bijgehouden gegevens blijkt dat er in 2020 in het kader van migratiefraude door de IND 29 keer aangifte is gedaan bij de politie en 12 aangiftes zijn gedaan via de Inspectie SZW. |
489 |
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst? |
Zie het antwoord op vraag 135 voor een overzicht van alle opvanglocaties in Nederland. In de bijlage een overzicht van het geslacht en de leeftijd van de asielzoekers die op dit moment in de opvang van het COA verblijven en een overzicht van de landen van herkomst van asielzoekers die bij het COA verblijven1. In volgorde van omvang. Peildatum 21 oktober 2021. |
490 |
Welke toekomstplannen heeft u aangaande de opvangcapaciteit op COA-locaties en welke kosten gaan hiermee gepaard? |
De Meerjaren Productie Prognose ligt ten grondslag aan de verwachting van de opvangcapaciteit die in de begroting van 2022 is weergegeven. Daarvoor zijn de volgende bedragen (x 1.000 euro) begroot1. Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 11. |
491 |
Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland? |
In de tabel als opgenomen in de bijlage staan de inwilligingspercentages per EU-land volgens de definities van Eurostat 1. Eén van de verschillen met de nationale definities is dat Dublin afdoeningen niet in de Eurostat cijfers zijn opgenomen. Daarmee is het totaal aantal afdoeningen in bijgevoegde tabel lager, waardoor de inwilligingspercentages hoger uitvallen dan wanneer wordt vergeleken met rapportages volgens gebruikelijke Nederlandse definities. Zie voor verdere toelichting en de Nederlandse inwilligingscijfers paragraaf 4.3.5 van de Staat van Migratie. Bron: Eurostat, tabel MIGR_ASYDCFSTA, afgerond op vijftallen. |
492 |
Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU? |
Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom van eerste asielaanvragen was in 2020 77%. Het aandeel mannen in de Europese instroom van eerste asielaanvragen over dezelfde periode was 54%. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom van eerste asielaanvragen was in 2020 7%. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom van asielaanvragen over dezelfde periode was 3%. Bronnen: Eurostat, tabel MIGR_ASYAPPCTZA, betreft EU-27 Eurostat, tabel MIGR_ASYUNAA, betreft EU-27 |
493 |
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld laten overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken? |
Het gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per toegelaten asielzoeker is als volgt1[1]: Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen. Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten.[2] Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,64. Zie hiervoor het antwoord op vraag 494. Er zijn geen cijfers bekend over het gemiddeld aantal gezinsleden dat asielzoekers in andere EU-lidstaten hebben laten overkomen. Bron: IND/Metis, standdatum september 2021. [1] Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde mvv nareis per jaar is gedeeld door aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer. [2] In de vraagstelling staat twee maal het woord gezinshereniging. Dit is geïnterpreteerd als gezinshereniging en gezinsvorming. |
494 |
Hoeveel partners / gezinsleden laat een zich in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen? |
Het gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per toegelaten asielzoeker is opgenomen in de tabel in de bijlage1[1] Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen. Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,64. Bron: IND/Metis, standdatum september 2021 [1] Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde mvv nareis per jaar is gedeeld door aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer. |
495 |
Hoeveel vreemdelingen zijn door middel van gezinsmigratie de afgelopen vijf jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? |
In de periode van 2016 tot en met 2020 zijn 144.990 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2016 tot en met 2020 40.080 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
496 |
In hoeveel gevallen heeft de hoofddirecteur van de IIND een verblijfsvergunning verleend op basis van schrijnendheid? |
De Hoofddirecteur van de IND is met ingang van 1 mei 2019 gemandateerd met de bevoegdheid om tijdens de eerste aanvraagprocedure ambtshalve een verblijfsvergunning regulier op schrijnende omstandigheden te verlenen. Dit is vastgelegd in artikel 3.6ba, eerste lid, Vreemdelingenbesluit. In de periode van 1 mei 2019 tot 1 oktober 2020 heeft de hoofddirecteur IND in zeven zaken besloten een vergunning te verlenen op grond van een schrijnende situatie op grond van deze bevoegdheid. In de periode 1 oktober 2020 tot 1 oktober 2021 zijn geen verblijfsvergunningen verleend op grond van een schrijnende situatie in de zin van artikel 3.6ba eerst lid van het Vreemdelingenbesluit. |
497 |
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook één of meerdere asielprocedures hebben doorlopen? |
In de periode van januari 2018 tot en met september 2021 zijn 7.210 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde periode zijn 397.460 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
498 |
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend? |
Zoals eerder aan de Tweede Kamer is geantwoord, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen».[1] Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd. Op basis van de eerder gehanteerde lijst van migranten uit deze landen zijn in 2020 11.210 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 16.990 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd (bron: IND). Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt. [1] TK, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel, nr. 1715. |
499 |
Hoe vaak is door machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag tot een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan? |
Over het verantwoordingsjaar 2020 zijn in totaal 13.650 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van MVV plichtige vreemdelingen afgehandeld, daarvan zijn 1.770 aanvragen afgewezen. Redenen voor afwijzing van de aanvraag zijn naast het niet voldoen aan het MVV-vereiste, bijvoorbeeld het niet hebben van voldoende en duurzame middelen van bestaan, het niet overleggen van de gevraagde bewijsstukken en documenten ten aanzien van de identiteit en nationaliteit en de (on)gehuwde relatie met de referent in Nederland. Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste. Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx. |
500 |
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden? |
Over het verantwoordingsjaar 2020 zijn in totaal 13.650 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van MVV-plichtige vreemdelingen afgehandeld. Daarvan zijn 11.010 aanvragen ingewilligd. Dit betekent dat in deze 11.010 ingewilligde aanvragen de vreemdeling is vrijgesteld van het MVV-vereiste. Deze vrijstelling kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste. Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx. Het merendeel van deze gronden was aan de orde in het afgelopen jaar. |
501 |
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude? |
In 2020 is er in totaal voor 13.440 vreemdelingen een verblijfsvergunning voor kennismigratie aangevraagd, en 13.170 vreemdelingen hebben een verblijfsvergunning voor kennismigratie gekregen.[1] Het verblijfsrecht van kennismigranten is in 2020 in 130 gevallen geweigerd en in 2.060 gevallen ingetrokken, omdat niet (meer) aan één of meer voorwaarden van de betreffende regeling is voldaan.[2] Te denken hierbij valt aan het niet (langer) voldoen aan het looncriterium, voortijdige beëindiging van het dienstverband/overplaatsing, of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel achterhouden van gegevens. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is op grond van bestaande registratie niet te genereren hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. [1] Dit aantal is het totaal aantal ingewilligde aanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe kaart en de ingewilligde aanvragen voor «overplaatsing binnen een onderneming (inclusief de ingewilligde aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen). Het verblijfsdoel «overplaatsing binnen een onderneming» vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees (ICT). [2] De gronden tot afwijzing van de aanvraag zijn opgenomen in artikel 16 Vreemdelingenwet. Voor de specifieke voorwaarden voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe Kaart en ICT wordt verwezen naar respectievelijk de artikelen 3.30a, 3.30 b en 3.30 d, Vreemdelingenbesluit. |
502 |
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten? |
In 2020 is in 1.540 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 240 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 1.300 zaken is het verblijf beëindigd, omdat aan niet een of meerdere voorwaarden uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan. De redenen voor verblijfsbeëindiging zijn een beroep op de algemene middelen, openbare orde en veiligheid, volksgezondheid of vanwege rechtsmisbruik en fraude. Doordat meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registraties niet te bepalen op welke grond de intrekking heeft plaatsgevonden. In 2020 zijn 390 EU-burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan via 350 gedwongen vertrek. Over de intrekkingen in omliggende landen zijn geen gegevens bekend. Bronnen: IND en DT&V, cijfers afgerond op tientallen |
503 |
Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd? |
In 2020 zijn in Nederland 5.590 aanvragen ingediend voor een EU-document door niet EU-onderdanen. In 2020 zijn in Nederland 4.300 aanvragen door partners en familieleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden ingewilligd. De aanvragen en de afgehandelde aanvragen betreffen niet noodzakelijkerwijs dezelfde procedures. Een aanvraag en de afhandeling daarvan hoeven niet in dezelfde periode te geschieden. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
504 |
Hoeveel Midden-en Oost-Europese (MOE)-landers verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn? Hoeveel van de in Nederland verblijvende MOE-landers zitten in sociale huurwoningen? |
Arbeidsmigranten uit Midden en Oost Europa zijn EU burgers en zij hoeven zich dus niet te laten registreren bij de IND. Ze worden alleen als ingezetene geregistreerd in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) wanneer ze zich kunnen inschrijven als inwoner van een gemeente. Het is daarom niet exact aan te geven hoeveel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europese landen in totaal momenteel in Nederland verblijven. Ook kunnen zij voorkomen in het RNI (register niet ingezetenen), als zij niet langer dan vier maanden in Nederland verblijven, waaraan overigens geen recht op reguliere huisvesting is verbonden. Op 1 september 2021 stonden er 310.041 personen van de eerste generatie met een Midden- en Oost- Europese nationaliteit ingeschreven in de BRP als inwoner van Nederland. Het is niet mogelijk te specificeren waar deze personen verblijven en dus ook niet of zij in een sociale huurwoning verblijven. Bron: CBS, voorlopige cijfers; zie https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/83482NED/table?dl=5A587 |
505 |
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit? |
In 2020 zijn circa 6.340 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal. Het aantal geldige verblijfsdocumenten kan niet uit de IND-systemen worden gegenereerd. In 2020 zijn 33.211 paspoorten en 96.570 identiteitskaarten als vermist/gestolen opgegeven. Het aantal personen dat op 1 april 2021 een paspoort in bezit had was 9.539.549 en het aantal identiteitskaarten betreft 7.294.233. Hierbij wordt opgemerkt dat een persoon zowel een paspoort als identiteitskaart in bezit kan hebben. Bronnen: – IND, cijfers afgerond op tientallen – Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) |
506 |
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd? |
In 2020 zijn 13.780 reguliere en 170 asielvergunningen ingetrokken. In 2021 zijn tot en met oktober 2021 7.950 reguliere en 150 asielvergunningen ingetrokken. De IND trekt een verblijfsvergunning in om verschillende redenen. Dit kan onder andere zijn omdat iemand een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of dat iemand bijvoorbeeld uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen. Dit laatste betreft het merendeel van de intrekkingen. Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is en als de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen. Zoals vermeld in het incidentenoverzicht 2020, zijn in 2020 circa 40 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde. Als een vergunning om deze reden wordt ingetrokken, betekent dat dat de vreemdeling een «ernstig misdrijf» of een «bijzonder ernstig misdrijf» heeft gepleegd, afhankelijk van de vergunning die hij had. Kort gezegd is in beginsel sprake van een «ernstig misdrijf» als de rechter zes maanden gevangenisstraf of meer heeft opgelegd en van een «bijzonder ernstig misdrijf» bij tien maanden of meer. Voor de overige gronden is het aantal intrekkingen niet uit de geautomatiseerde gegevenssystemen van de IND op te maken. Bronnen: – IND, cijfers afgerond op tientallen – Incidentenoverzicht 2020 (Kamerstukken II 2020–21, 30 573, nr. 185). |
507 |
Hoe vaak wordt een aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven/ openbare orde? |
Een verblijfsvergunning kan worden afgewezen op grond van strijd met de openbare orde. Dat is mogelijk als het misdrijf in Nederland is gepleegd of in een ander land. Dit wordt echter niet afzonderlijk geregistreerd. Wel kan het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde aspecten worden genoemd. In 2019 zijn ca. 30 asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in 2020 waren dit ook ca. 30 zaken. In 2019 zijn ca. 30 asielvergunningen ingetrokken op grond van openbare orde, in 2020 waren dat er ca. 40. Cijfers zijn afgerond op tientallen. [1] Deze aantallen zijn exclusief vreemdelingen met een 1F status. Zie hiervoor de Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2020 [2] en begrotingsvraag 522. [1] https://www.eerstekamer.nl/overig/20210707/incidentenoverzicht_2020_2/document. [2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022; nummering 35 925-VI-17. |
508 |
Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd? |
Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling (van 12 jaar en ouder) een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten. Als hij dit niet kan, moet hij aangeven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure wordt standaard het register op signaleringen van de Schengenlanden gecheckt. Indien de vreemdeling als gesignaleerd geregistreerd staat, wordt altijd navraag gedaan bij de lidstaat naar de reden van signalering en wordt eventueel vonnis opgevraagd. Er zijn geen registers om te bekijken of er een asielzoeker veroordeeld is in andere landen tenzij de asielzoeker is gesignaleerd in een van de registers die betrekking hebben op grenscontroles. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens de procedure signalen bij de IND binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart. |
509 |
Hoe vaak is actief door de Vreemdelingendienst gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren? |
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde administratieve controles in de systemen, voert de politie in het kader van het binnenlands vreemdelingentoezicht persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten bij gezinsmigratie. De tabel in de bijlage geeft het totaal aantal persoonsgerichte controles weer vanuit de politie in de periode 2015 tot en met 2020, uitgevoerd in het kader van het binnenlands vreemdelingentoezicht1. Uit de geautomatiseerde data systemen van de migratieketen is niet op te maken in hoeveel gevallen het hierbij een persoonsgerichte controle bij een vergunninghouder betreft. De afname van het aantal controles in de periode 2015 tot en met 2017 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen. In 2018 was een herstel zichtbaar en was het aantal persoonsgerichte controles weer gestegen. Vanwege de COVID-19-pandemie zijn er minder controles uitgevoerd in 2020, omdat er tijdelijk geen controles aan huis werden gedaan, vanwege de toen geldende veiligheidsoverwegingen in relatie tot COVID-19. Later dat jaar zijn die controles wel weer opgepakt, met de nodige beschermingsmiddelen. Zie tabel in de bijlage voor de Persoonsgerichte controles van 2015 t/m 2020. |
510 |
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd? |
Van de 34.720 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2020 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 300 afgewezen en 2.040 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend, dubbele aanvraag). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij reeds genaturaliseerd zijn of niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
511 |
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd? |
Op 11 oktober 2021 zijn er 123.080 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel. 87.090 vreemdelingen staan geregistreerd met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 35.990 vreemdelingen die geregistreerd staan met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. |
512 |
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2010 tot en met 2020? |
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2021, tot en met augustus, zijn ongeveer 12.160 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 2.880 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 3.260 vreemdelingen gedwongen. Ca. 6.020 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken. Zie de tabel zoals opgenomen in de bijlage1. |
513 |
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat? |
Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Waar de samenwerking stokt, zetten Nederland en de EU uitdrukkelijk in op het komen tot effectieve werkafspraken. Voor een aantal voor Nederland relevante landen geldt, dat de afgelopen jaren een structureel beeld laten zien van tekortschietende samenwerking op gedwongen terugkeer, dit geldt bijvoorbeeld voor Ethiopië, Irak, Iran, Marokko en Somalië. |
514 |
Hoe vaak heeft u negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd? |
Bij brief van juli 2020 is aan uw Kamer als uitvoering van de Uitvoering motie Becker cs. over uitvoering van de regeerakkoordafspraken over migratieovereenkomsten, (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 19 637, nr. 2675) bericht over de stand van de ingezette maatregelen tot dat moment. De inzet op terugkeersamenwerking is in de periode na de zomer 2020 tot op heden overschaduwd door de maatregelen die door regeringen wereldwijd zijn getroffen in de strijd tegen de verspreiding van het COVID-19 virus. De inspanningen waren in de afgelopen tijd vooral gericht op de normalisatie van het reizigersverkeer, waarbij nieuwe varianten van het virus herhaaldelijk opspelen en (tijdelijke) uitzettingsbeletselen opwerpen. Voor zover de omstandigheden dat toelaten wordt wel ingezet op de verbetering van de terugkeersamenwerking, idealiter eerst via het voeren van een constructieve dialoog. Een recent voorbeeld hiervan is de intentieverklaring die het kabinet heeft gesloten met Egypte om de migratiesamenwerking te verbeteren. Terugkeersamenwerking is daar een belangrijk onderdeel voor Nederland, maar de migratiesamenwerking ziet ook op samenwerking op het terrein van aanpak van mensensmokkel, opvang in de regio, grondoorzaken van migratie, het tegengaan van irreguliere migratie en informatie-uitwisseling over bestaande legale migratiemogelijkheden. Bij het verbeteren van de migratiesamenwerking met derde landen, trekt Nederland bij voorkeur op in EU-verband. In februari dit jaar heeft de Europese Commissie in het kader van artikel 25bis van de Visumcode het vertrouwelijke rapport met de beoordeling van de EU-brede terugkeersamenwerking met derde landen onder de EU-lidstaten verspreid. Op basis van deze beoordeling heeft de Commissie in juli jl. voorstellen gedaan voor visummaatregelen voor Gambia, Bangladesh en Irak. De Raad heeft recent negatieve visummaatregelen voor Gambia aangenomen, voor het onvoldoende meewerken aan terugkeer. De voorstellen voor Bangladesh en Irak worden nog besproken in de Raad. Specifiek gaat het om de tijdelijke opschorting van: vrijstelling om ondersteunende documenten aan te leveren voor bepaalde categorieën aanvragers (bonafide reizigers); de vrijstelling van betaling van visumleges voor diplomatieke paspoorthouders; de maximale behandeltermijn van 15 dagen; en de afgifte van meervoudige visa. Deze maatregelen zijn per 1 november jl. in werking getreden. Binnen 6 maanden nadat de maatregelen in werking zijn getreden, moet de Commissie rapporteren aan het Europees Parlement en de Raad over de bereikte voortgang. De Commissie mag dan voorstellen doen om de maatregelen aan te passen of terug te trekken. In geval dat de huidige maatregelen ineffectief zijn gebleken, mag de Commissie als aanvullende maatregel verhoging van de visumleges voorstellen. Het kabinet acht de maatregelen tegen Gambia een bescheiden eerste stap, maar deze stap laat wel zien dat het instrument ingezet wordt. Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd, acht het kabinet artikel 25bis van de Visumcode als een belangrijk instrument om terugkeersamenwerking te verbeteren en zal het zich hiervoor blijven inzetten. Daarbij is het kabinet voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de bredere externe betrekkingen in acht worden genomen. Verwachte effectiviteit dient daarbij als criterium voorop te staan. Ook moet volgens het kabinet rekening worden gehouden met de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen. Uiteindelijk gaat het om het realiseren van verbeterde samenwerking. Alleen al door het proces en de dialoog wordt met dit instrument gedragsverandering bewerkstelligd. Begin 2022 wordt er wederom een vertrouwelijk rapport door de Commissie verspreid. Ditmaal gaat het over de terugkeersamenwerking met derde landen in het jaar 2020 en zal in de Raad wederom het proces van start gaan om potentiële visummaatregelen in te stellen. Het kabinet zal zich daarbij maximaal inzetten voor een geloofwaardige lijst van landen die aansluit bij de Nederlandse prioriteiten. Het kabinet hecht groot belang aan dit nieuwe instrument aangezien de gehele EU meer gewicht in de schaal legt dan een enkele lidstaat. Dit laat onverlet dat in geval van derde landen waarmee (nog) niet op EU-niveau over terugkeer wordt onderhandeld, dit zo nodig bilateraal of in Benelux-verband gebeurt. |
515 |
Hoeveel vreemdelingen zijn gedwongen teruggestuurd naar Marokko? Wat is de reden van gedwongen terugkeer? Hoe vaak had gedwongen terugkeer moeten plaatsvinden, maar is dit niet gelukt? Wat is de reden voor deze mislukking en wat heeft u gedaan dit te corrigeren? |
In 2020 zijn circa 140 Marokkanen gedwongen vertrokken. Hiervan zijn circa 110 Marokkanen uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring en 20 Marokkanen vanuit strafrechtelijke detentie. In de meeste gevallen (circa 110) betrof het gedwongen overdrachten op basis van een Dublinclaim. Ongeveer 10 Marokkanen zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko. In 2020 zijn circa 220 Marokkanen met onbekende bestemming vertrokken na opheffing van de vreemdelingenbewaring. In 2021 t/m september zijn circa 90 Marokkanen gedwongen uitgezet. Hiervan zijn circa 80 Marokkanen uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring, en 10 Marokkanen vanuit strafrechtelijke detentie. In de meeste gevallen (circa 80) betrof het gedwongen overdrachten op basis van een Dublinclaim. Ongeveer 10 Marokkanen zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko. In 2021 zijn tot en met september circa 160 Marokkanen met onbekende bestemming vertrokken na opheffing van de vreemdelingenbewaring. In algemene zin doen zich als gevolg van de coronapandemie bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen en de weigering van vreemdelingen om medewerking te verlenen aan een PCR-test), waardoor vanaf 2020 minder vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten. Dit geldt ook voor terugkeer naar Marokko. De relatie met Marokko is daarnaast complex. Zoals bekend is Marokko een belangrijk land voor samenwerking op migratie, waaronder terugkeer. Bij uitspraak van 2 april 2021 heeft de Afdelings bestuursrechtspraak van de Raad van State echter geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko bestaat indien de vreemdeling niet beschikt over geldige reisdocumenten, en er een vervangend reisdocument (laissez-passer) moet worden aangevraagd.[1] Als gevolg van deze uitspraak is het niet langer mogelijk om Marokkaanse vreemdelingen zonder geldige reisdocumenten ter fine van uitzetting in bewaring te stellen. De terugkeersamenwerking met Marokko is een speerpunt van het kabinet. Er is bilateraal contact op verschillende niveaus met Marokko over een breed aantal onderwerpen. Daarbij wordt ook de intentie voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de aandacht gebracht. Hierbij heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voortouw om de brede relatie te verbeteren. [1] Zie: AbRS d.d. 2 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:698). |
516 |
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
In 2021 tot en met september zijn ca. 2.275 vreemdelingen in bewaring gesteld. Van de vreemdelingen van wie in die periode de bewaring werd opgeheven hebben ca. 1.120 vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten. Bron: DT&V, cijfers afgerond op vijftallen. |
517 |
Hoeveel van de vreemdelingen die het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie hebben gezeten, zijn daar meer dan een keer vastgezet? |
In 2020 hebben ca. 2.560 unieke vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gezeten. Onder hen bevinden zich 110 vreemdelingen die in 2020 meer dan één keer in vreemdelingenbewaring hebben verbleven. In 2021 tot en met september hebben circa 2.130 unieke vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gezeten. Onder hen bevinden zich circa 130 vreemdelingen die in 2021 meer dan één keer in vreemdelingenbewaring hebben verbleven. Bron: DJI, afgerond op tientallen. |
518 |
Hoeveel van de aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) overgedragen personen hebben afgelopen vijf jaar daadwerkelijk Nederland aantoonbaar verlaten? Uitgesplitst naar aantallen overdrachten/ vertrekken per jaar? |
De tabel in de bijlage geeft een overzicht van de uitstroom bij de DT&V over de afgelopen vijf jaar1. Deze cijfers zijn eerder gepubliceerd in de jaarlijkse Rapportages Vreemdelingenketen (2015–2020) en de Staat van Migratie 2021. Als gevolg van de coronapandemie doen zich bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen en de weigering van vreemdelingen om medewerking te verlenen aan een PCR-test), waardoor vanaf 2020 minder vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten. |
519 |
Hoe vaak moet de DT&V een geplande uitzetting afbreken als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie van het terugkeerproces? Welke kosten brengen deze wandaden met zich mee? |
In 2020 zijn ca. 70 vluchten geannuleerd doordat de vreemdeling zich heeft verzet tegen het vertrek. In 2021 (tot en met september) waren dit ca. 30 vluchten. Dit betreft zowel gedwongen als zelfstandig vertrek. De kosten van iedere uitzetting en annulering verschilt per individuele casus en is afhankelijk van een combinatie van diverse factoren. Ook zijn er meerdere ketenpartners bij betrokken, zoals de KMar en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Daarom is er geen specifieke informatie beschikbaar over de kosten van annuleringen als gevolg van fysiek verzet van vreemdelingen. In het kader van kostenbesparing worden waar mogelijk flexibele tickets geboekt. |
520 |
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren? |
Vanuit de gezinslocaties zijn in 2021 (tot en met september) ca. 20 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Er zijn daarnaast minder dan 10 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2020 zijn ca. 70 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Daarnaast zijn er ca. 10 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2019 zijn ca. 85 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Ook zijn er ca. 20 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. In 2018 zijn ca. 75 vreemdelingen behorend tot een gezin zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst. Er zijn ca. 55 personen behorend tot een gezin uitgezet naar het land van herkomst vanuit vreemdelingenbewaring aansluitend op het verblijf in een gezinslocatie. |
521 |
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten? |
Inzet van de overheid is dat vreemdelingen, die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Wanneer van de mogelijkheid tot zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Bij een deel van de vreemdelingen is sprake van niet-aantoonbaar vertrek. Zij onttrekken zich aan het zicht van de overheid. Er is dan niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. Het WODC heeft een inschatting gemaakt van het aantal in Nederland onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017 tot medio 2018. Uit dit onderzoek, dat in oktober 2020 is afgerond, blijkt dat de omvang van de populatie onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017 tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de circa 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen ligt. Over het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in andere EU-lidstaten zijn geen gegevens beschikbaar. Bron: Kamerstukken II 2020/21, 19 637 nr. 2688. |
522 |
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet uitgezet? |
Voor vreemdelingen met een 1F-status wordt door DT&V bijgehouden indien deze op grond van artikel 3 EVRM niet kunnen worden uitgezet. Artikel 3 EVRM is een absoluut verbod op uitzetting naar een land waar een persoon een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Echter, op de vreemdeling rust dan nog steeds de verplichting Nederland te verlaten. In die gevallen wordt bezien of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert. Het aantal vreemdelingen met een 1F-status in de werkvoorraad van de DT&V bedroeg eind 2020 circa 110. Bij circa 70 van deze dossiers is ook sprake van niet-verwijderbaarheid vanwege artikel 3 EVRM. In de rapportagebrief internationale misdrijven 2020[1] is ten onrechte vermeld dat er 18 1F-ers aantoonbaar Nederland hebben verlaten. Dit aantal behoeft bijstelling: het aantal 1F-ers dat Nederland aantoonbaar heeft verlaten is 3, daarnaast zijn 15 1F-ers zelfstandig vertrokken zonder toezicht. In de rapportagebrief internationale misdrijven 2020 zijn deze cijfers per abuis bij elkaar opgeteld. Dit zal in de eerstvolgende rapportagebrief worden hersteld. Ten aanzien van de overige categorieën vreemdelingen in de werkvoorraad van DT&V kan niet uit de systemen gegenereerd worden of er sprake is van een 3 EVRM-beletsel. Dit kan gaan om een beperkte groep personen die vanwege gepleegde strafbare feiten geen asielstatus (meer) hebben. Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te genereren. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken. [1] Kamerstukken II 2021–22, 35 925-VI, nr. 17. |
523 |
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring? |
De overheid heeft geen zicht op alle vreemdelingen die zich illegaal in Nederland bevinden. Dit is inherent aan illegaal verblijf. Conform de afspraken in de ketenprocesbeschrijving Vreemdelingen in de Strafrechtketen[1] draagt de strafrechtketen echter vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond over aan DT&V. Op 30 september 2021 had de DT&V ca. 740 zogeheten VRIS-ers in de caseload. Nagenoeg alle VRIS-ers bevonden zich op een DJI-locatie, de meesten voor het uitzitten van een (preventieve) straf of maatregel en circa 10 VRIS-ers zaten in vreemdelingenbewaring. In beginsel wordt in al deze zaken gewerkt aan terugkeer. In 2021 tot en met september zijn ca. 740 VRIS-vreemdelingen uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan ca. 510 (69%) aantoonbaar en ca. 230 (31%) zelfstandig zonder toezicht. In heel 2020 lag het percentage aantoonbaar vertrek van VRIS-ers op 67%. Het slagen van uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder het beschikbaar zijn van reisdocumenten, informatie over identiteit en nationaliteit en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast doen zich als gevolg van de coronapandemie bij het realiseren van vertrek veel beperkingen voor (zoals vluchtbeletselen en de weigering van vreemdelingen om medewerking te verlenen aan een PCR-test), waardoor vanaf 2020 minder vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten. |
524 |
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar / vorig jaar overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen? |
In 2020 zijn ca. 14.680 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2021 tot en met september zijn ca. 10.780 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven. Bron: DT&V, cijfers afgerond op tientallen. |
525 |
Hoeveel (gewelds) incidenten vonden er afgelopen jaar plaats in de centra voor vreemdelingendetentie in Rotterdam, Zeist en Schiphol? Om wat voor incidenten gaat dit en welke straffen zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland verwijderd? |
In 2020 hebben in de detentiecentra voor vreemdelingenbewaring in Rotterdam, Zeist en Schiphol ca. 90 geweldsincidenten plaatsgevonden. In 2021 tot en met augustus ging het om ca. 60 geweldsincidenten. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemiddelde bezetting in 2020 met ca. 300 ongeveer 50 hoger lag dan de gemiddelde bezetting in 2021 tot en met augustus (ca. 250). In 2020 ging het in ca. 62% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 38% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel. In drie gevallen werd een waarschuwing (voorwaardelijke straf) gegeven. In alle andere gevallen werden de geweldplegers in afzondering geplaatst, waarvan in ca 26% van de gevallen op eigen cel. Ook in 2021 tot en met augustus ging het in ca. 62% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 38% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel. In alle gevallen werden de geweldplegers in afzondering geplaatst, waarvan in ca. 19% van de gevallen op eigen cel. Alle vreemdelingen in detentiecentra verblijven daar ter fine van uitzetting. Het gedwongen vertrek hoeft dus niet direct gerelateerd te zijn aan het geweldsincident waarbij de vreemdeling is betrokken. Het is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn te bepalen hoeveel van de vreemdelingen die een geweldsincident in een detentiecentrum hebben veroorzaakt, uiteindelijk uit Nederland zijn vertrokken. Hiervoor is een koppeling van cijfers van DJI en DT&V noodzakelijk. Een dergelijke koppeling is niet eenvoudig en vereist een privacy impact analyse. Bron: DJI, cijfers afgerond op tientallen. |
526 |
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres c.q. in Nederland verblijven? Van welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken? |
Op 10 oktober 2021 woonden ca 5.480 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. Ca 1.880 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit (al deze cijfers zijn afgerond op tientallen). Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken. Bron: CBS |
527 |
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen en die worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten? |
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid subsidieert een aantal organisaties die zich inzet voor de belangen van vreemdelingen. Die inzet is breder dan belangenbehartiging. In de tabel in de bijlage is weergegeven met welke organisaties het ministerie op dit moment een subsidierelatie heeft in het kader van migratie1. Het ministerie houdt geen overzicht bij van de subsidierelaties die gemeenten of andere onderdelen van het Rijk hebben met organisaties. |
528 |
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren? |
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Het budget van de DT&V is in 2021 96 miljoen euro. Ook worden er verschillende projecten gefinancierd met middelen van het Ministerie van JenV en het Ministerie van BZ. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DT&V, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), VluchtelingenWerk Nederland, Barka Nederland, Goedwerk Foundation, Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt (ROS), Solid Road en Stichting Wereldwijd. Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is. De vreemdeling is daarbij vrij om gebruik te maken van iedere mogelijke ondersteuning. In de tabel zoals opgenomen in de bijlage een specificatie van de begrote uitgaven en terugkeerders in 20221. |
529 |
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten worden hiervoor uitgetrokken? |
In de landelijke vreemdelingenvoorzieningen (LVV’s) worden vreemdelingen zonder recht op verblijf of Rijksopvang opgevangen. Ook vangen sommige gemeenten vreemdelingen op in Bed, Bad en Broodvoorzieningen (BBB’s). In het programma LVV participeren vijf gemeenten met pilot-LVV’s: Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Voor het programma LVV heeft het Ministerie van justitie en veiligheid met de VNG bestuurlijke samenwerkingsafspraken gemaakt over de opvang en begeleiding van vreemdelingen zonder recht op verblijf of Rijksopvang met als doel het bereiken van meer bestendige oplossingen, dit hoeven niet altijd uitgeprocedeerde vreemdelingen te zijn. Onder bestendige oplossingen worden terugkeer, doormigratie of, indien aan de orde, legalisering van verblijf verstaan. Onderdeel van deze samenwerkingsafspraak is een programmafinanciering waaraan zowel Rijk als gemeenten bijdragen. De bijdrage van het Rijk aan het programma LVV en de transitie van BBB’s naar LVV’s bedroeg 12 miljoen euro in 2021. Dit werd aangevuld met 1,5 miljoen euro aan Europese subsidies (6,5 miljoen euro voor de periode 2019–2021) en een bijdrage uit het gemeentefonds van 4,4 miljoen euro. In totaal bedroeg in 2021 de totale kostenraming van het programma LVV en de transitie van BBB’s naar LVV’s 17,9 miljoen euro. Van deze 17,9 miljoen euro werd er in 2021 1,6 miljoen euro besteed aan een transitievergoeding voor gemeenten. Hiernaast was er een aanvullende bijdrage van het Rijk voor de personele inzet in de migratieketen in 2021 van 2,4 miljoen euro. In de brief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer van 28 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de verlenging van de convenanten en de bijbehorende financiering tot 1 juli 2022.[1] Hierbij is uitgegaan van hetzelfde financieringsniveau dat voor 2021 geldt. De bijdrage vanuit het Rijk voor het programma tot 1 juli 2022 bedraagt dan ook 6 miljoen euro. De transitievergoeding aan gemeenten bedraagt 0,8 miljoen euro in 2022 voor de periode tot 1 juli 2022. Later in dit antwoord wordt deze transitievergoeding verder toegelicht. Vanuit het LVV-programmabureau wordt een driemaandelijkse monitor bijgehouden. De cijfers hiervoor worden aangeleverd door de LVV-gemeenten in afstemming met de IND, DT&V en Politie (AVIM). De cijfers die worden genoemd zijn afkomstig uit de monitor van 1 augustus 2021. Deze cijfers worden bijgehouden per gemeente. Binnen een gemeente kunnen er meerdere fysieke locaties zijn waar de LVV doelgroep wordt opgevangen. Het aantal personen uit de LVV dat aantoonbaar is vertrokken[2] tot 1 augustus 2021 is opgenomen in de tabel als opgenomen in de bijlage1. In de monitor wordt er geen uitsplitsing gemaakt tussen het aantal personen dat is vertrokken naar het land van herkomst en het aantal personen dat is vertrokken naar een ander land (doormigratie). De vertrekcijfers zijn negatief beïnvloed door de gevolgen van corona. In de lokale samenwerkingsoverleggen (LSO’s) stellen de betrokken partijen samen een begeleidingsscenario vast voor iedere individuele vreemdeling. Dit begeleidingsscenario kan op vertrek of verblijf zien. Soms zijn meerdere besprekingen noodzakelijk om een scenario vast te kunnen stellen. Het aantal personen in de LVV van wie het begeleidingsscenario op vertrek is gericht op 1 augustus 2021 is opgenomen in de tabel in de bijlage1. Tevens zijn er gemeenten met Bed, Bad en Broodvoorzieningen (BBB). Deze gemeenten ontvangen een transitievergoeding die is bedoeld om tijdens de overgang naar de LVV’s tegemoet te komen aan de kosten die de gemeenten maken. Voor deze gemeenten is in de meicirculaire van 2019 een lijst opgenomen met de respectievelijke decentralisatie-uitkeringen voor de periode 2019–2021. Het totaalbedrag voor deze gemeenten is sterk gedaald sinds 2018. In 2018 bedroeg dit 12 miljoen euro, in 2019 4,8 miljoen euro, in 2020 2,9 miljoen euro en in 2021 1,6 miljoen euro. Voor de verlenging van de convenanten is uitgegaan van hetzelfde financieringsniveau als voor 2021. Voor de eerste helft van 2022 bedraagt de transitievergoeding dan ook 0,8 miljoen euro. Over de exacte verdeling van dit bedrag voor de eerste helft van 2022 tussen de verschillende gemeenten met een BBB worden met de VNG nog afspraken gemaakt. Het Rijk beschikt niet over een sluitend overzicht van het aantoonbaar vertrek vanuit BBB-locaties. [1] Kamerstukken II 2020–21, 19 637, nr. 2749. [2] Hieronder wordt aantoonbaar vertrek naar het land van herkomst of doormigratie verstaan, inclusief gedwongen vertrek na vreemdelingenbewaring. |
530 |
Welke gemeenten kennen een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Hoe hoog is deze per gemeente en met welk doel worden deze verstrekt? |
Het is aan de gemeenten zelf of zij een subsidieregeling kennen. Hierover zijn door het Ministerie van Justitie en Veilighei geen gegevens verzameld. |
531 |
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen? |
Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties. Vluchtelingen worden dan ook niet als zodanig geregistreerd door deze landen. Het is dan ook niet vast te stellen hoeveel vluchtelingen zich exact in deze landen bevinden. Volgens UNHCR is in 2020 aan 32 personen een asielvergunning verleend in Saudi-Arabië; 121 in de VAE en 40 in Koeweit. Bron: UNHCR, Refugee Data Finder (geraadpleegd op 26 oktober 2021). |
532 |
Hoeveel asielzoekers zijn het afgelopen jaar teruggestuurd naar een ander EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er? |
In 2020 zijn, zoals ook uit de Staat van Migratie 2021 blijkt, vanuit de caseload van de DT&V 1.280 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken (zelfstandig of gedwongen) naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. In 2020 zijn 4.760 vreemdelingen met een Dublinclaim ingestroomd in de caseload van DT&V. De uitstroomcijfers zijn niet rechtstreeks te relateren aan de instroomcijfers. Een Dublinclaimant kan bijvoorbeeld eind 2020 de caseload van DT&V instromen, en pas in 2021 de caseload van DT&V uitstromen. Bron: DT&V, cijfers afgerond op tientallen. |
533 |
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU landen? Wat is het inwilligingspercentage van deze take charge claims van de betreffende landen? Hoe vaak worden deze claims geweigerd, graag uitgesplitst per land. Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublinclaims door andere EU landen? |
533(a) Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU landen? Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 533(a)1. 533(b) Wat is het inwilligingspercentage van deze take charge claims (= overname claims) van de betreffende landen? Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 533(b)1. 533(c) Hoe vaak worden deze claims geweigerd, graag uitgesplitst per land. Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 533(c)1. Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublinclaims door andere EU landen? Bij de gevraagde kostenberekening kan o.a. worden gedacht aan personeels- en huisvestingkosten in de keten omdat vreemdelingen deels opnieuw geclaimd zullen worden en deels opgenomen moeten worden in de nationale asielprocedure. Deze personeels- en huisvestingskosten worden niet geregistreerd en slaan neer bij verschillende organisaties binnen en buiten JenV. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet iedere afwijzing van een claim leidt tot een opname in de nationale procedure en daarmee tot kosten. De gevraagde kostenberekening kan derhalve niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van JenV. Voor de geleverde cijfers geldt: Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op tientallen. Cijfers tussen 0–9 worden aangegeven met < 10, een leeg veld is gelijk aan 0. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities. |
534 |
Hoe vaak wordt, anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning, gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan? |
De verleningsgrond van de asielvergunning vervalt wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst vanwege individuele of algemene omstandigheden. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV, artikel 11, tweede lid, en artikel 16, tweede lid, van de EU kwalificatierichtlijn – door de Staassecretaris te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke wijziging van de situatie heeft zich (nog) niet voorgedaan in Syrië waardoor er geen aanleiding bestond om het beleid te wijzigen. Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf. Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt, wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving individueel getoetst of de vreemdeling in het bezit kan blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken moet worden. Er is in deze zaken dan sprake van een volledige herbeoordeling. Met betrekking tot de totale intrekkingen van verblijfsvergunningen asiel kan worden vermeld dat in 2020 170 asielvergunningen zijn ingetrokken. In 2021 zijn tot 1 oktober 2021 150 asielvergunningen ingetrokken. |
535 |
Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere Europese landen? |
Het aantal vreemdelingen dat in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid-Europese landen is gegaan en vervolgens is doorgereisd naar andere (Europese)landen, wordt niet centraal bijgehouden. Als een dergelijke vreemdeling naar Nederland doorreist, melden ze zich niet per sé bij de IND. Als een vreemdeling besluit om een asielaanvraag in te dienen in Nederland, dan wordt door de IND het asielverzoek afgewezen, onder de motivering dat de vreemdeling al bescherming geniet/kan genieten in een andere EU-lidstaat. |
536 |
Hoeveel sociale huurwoningen zijn de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders? |
In de tabel als opgenomen in de bijlage staat hoeveel statushouders de afgelopen vijf jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders1. Hierbij wordt benadrukt dat het aantal gehuisveste statushouders niet gelijk is aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bijv. een gezin) samen gehuisvest worden. Het aantal (sociale huur)woningen dat met het huisvesten van vergunninghouders gemoeid is, wordt door de rijksoverheid niet geregistreerd. |
537 |
Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen gemiddeld? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren? |
Voor een inzicht in het procedeergedrag van vreemdelingen verwijst SJenV u naar het rapport van de onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht dat in juni 2019 aan uw Kamer is toegezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 19 637, nr. 2501). In bijlage C, vanaf pagina 118 treft u onder meer een cijfermatige analyse van de afwikkeling van de in 2017 en 2018 ingediende eerste asielverzoeken, en aanvullende informatie over tweede en volgende asielprocedures. Het door de jaren heen vergelijken van het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat een vreemdeling doorloopt na afwijzing van een eerste verblijfsaanvraag kan een vertekend beeld en incomplete informatie opleveren. Om inzicht te geven in het procedeergedrag over tijd is meer nodig dan het genereren van het gemiddeld aantal procedures per jaar. Een dergelijk soort onderzoek kan niet binnen de gestelde termijn uitgevoerd worden. |
538 |
Bij hoeveel van de minderjarige vreemdelingen die momenteel in Nederland verblijven is medisch geverifieerd dat zij daadwerkelijk minderjarig zijn? In hoeveel gevallen kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld en is desondanks toch een verblijfsstatus toegekend? |
Elke alleenstaande minderjarige vreemdeling die asiel aanvraagt en zijn identiteit niet met documenten kan aantonen, wordt na binnenkomst in Nederland geschouwd door AVIM (of KMar) en de IND. Wanneer de uitkomst hiervan is dat er twijfel bestaat over de gestelde leeftijd, wordt nader onderzoek gedaan. Dit kan bestaan uit een Dublin-onderzoek of een medisch leeftijdsonderzoek. In 2020 heeft NFI 24 medische leeftijdsonderzoeken uitgevoerd. In het merendeel van deze zaken was de uitkomst dat de vreemdeling niet bewezen meerderjarig is. Omdat deze informatie in het individuele dossier van de vreemdeling wordt vastgelegd kunnen de hier gevraagde cijfers niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Alleen als door middel van deze onderzoeken naar de leeftijd bewezen wordt dat de vreemdeling meerderjarig is, wordt de leeftijd van de vreemdeling aangepast en wordt hij gedurende de verdere procedure als volwassene behandeld. Het verstrekken van onjuiste informatie over de identiteit, wordt als fraude indicator betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. |
539 |
Hoeveel kennismigranten van buiten de EU telt Nederland op dit moment? (Ongeveer) hoeveel daarvan vervullen banen waarbij geen academisch opleidingsniveau is vereist? |
Op 1 oktober 2021 hebben 54.770 kennismigranten een geldige verblijfsvergunning in Nederland. Hiervan zijn er 48.900 kennismigranten met een verblijfsvergunning op grond van de nationale kennismigrantenregeling die hier hooggekwalificeerde arbeid verrichten. Op basis van een EU-Richtlijn zoals de Europese blauwe kaart (2009/50/EG) en intra-corporate transferee (2014/66/EU) zijn er respectievelijk 610 en 5.260 kennismigranten in Nederland. Zie voor cijfers over 2020 ook hoofdstuk 2.2.2.3 van de Staat van Migratie 2021. Voor de nationale kennismigrantenregeling en voor leidinggevenden en specialisten in het kader van de intra-corporate transferee regeling geldt een opleidingseis niet als voorwaarde om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Kennismigranten onder de nationale regeling en blauwe kaart houders moeten voldoen aan het looncriterium. Voor vreemdelingen die naar Nederland komen via de intra-corporate transferee regeling geldt het vereiste dat het salaris marktconform moet zijn. Dit geeft een indicatie dat de vreemdeling hooggekwalificeerde arbeid gaat verrichten en een bijdrage zal leveren aan de Nederlandse kenniseconomie. De IND kan een aanvraag afwijzen of een vergunning intrekken indien het loon niet voldoet aan het geldende looncriterium of niet marktconform is. Er geldt wel een opleidingseis voor Europese blauwe kaart aanvragen. De vreemdeling moet voor het uitoefenen van dat beroep of de desbetreffende sector beschikken over een diploma van hoger onderwijs. De opleiding, die daarvoor gevolgd moet worden, moet ten minste een studieduur hebben van drie jaar. Tevens moeten trainee-werknemers die in het kader van de intra-corporate transferee toelatingsregeling naar Nederland komen beschikken over een masterdiploma. |
540 |
Waarom lopen de uitgaven voor de IND en het COA vanaf 2020 af? |
Zie het antwoord op vraag 11. De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
541 |
Hoe verhouden de afnemende uitgaven voor de IND en het COA zich tot toenemende instroom- en opvang behoefte? |
Zie het antwoord op vraag 11. De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
542 |
Zijn de opgenomen middelen in de begroting voor de asielketen bedoeld om de toegenomen asielinstroom en verhoogde vraag naar opvang op te vangen? Zo niet, hoeveel extra geld is nodig om dat wel te kunnen? |
De middelen in de begroting zijn bedoeld om de op basis van de MPP van februari 2021 verwachte productie en capaciteitsbehoefte te kunnen financieren. Echter het actuele beeld is anders dan de voor de begroting gehanteerde prognose en wordt bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus betrokken (Najaarsnota / Voorjaarsnota). De bijdrage aan IND en COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom en uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
543 |
Hoeveel extra geld is nodig om de mensen die voor de Taskforce van de IND hebben gewerkt te behouden? Hoeveel kost het per extra fte? |
Bij de IND is sprake van een continue werving- en selectieprocedure. Van alle mensen die zich hebben ingespannen voor de Taskforce (TF) is een deel al opgenomen in de 2021 formatie van de IND. Meer specifiek zijn in de zomer van 2021 reeds 87 medewerkers van de Taskforce in vaste dienst genomen bij de IND. Naast deze reeds in vaste dienst genomen medewerkers, verwacht de IND dat eind 2021 nog 80 uitzendkrachten in dienst zijn die werkzaamheden hebben verricht voor de TF. Zij kunnen, bij geschiktheid, in aanmerking komen voor een structurele IND aanstelling. De middelloonsom voor 2022 voor de directie Asiel & Bescherming is 71.530 euro per FTE. Daarmee kost behoud van deze FTE’s 5,7 miljoen euro. Dit zijn enkel personele kosten. Aanvullend zijn er onder andere kosten voor de uitvoering van het werk, zoals bureaukosten en het opleiden tot een beslissingsbevoegde medewerker. De IND wordt voor de primaire processen op basis van kostprijzen gefinancierd. Daarbij wordt op basis van de meerjarige productie prognose (MPP) aantallen een berekening gemaakt van het aantal benodigde fte. Bij een verschil tussen benodigde (begrote) capaciteit en beschikbare capaciteit wordt er geworven c.q. afgeschaald. |
544 |
Hoeveel geld is nodig voor de asielketen om de verwachte instroom en bezetting van de komende vijf jaar zorgvuldig en snel het hoofd te kunnen bieden (zowel incidenteel als structureel)? |
Middels de Meerjaren Productie Planning (MPP) wordt zo goed als mogelijk geraamd wat de instroom, doorstroom en uitstroom van de migratieketen is de komende jaren. Op dit moment zijn de onzekerheden nog groter dan in andere jaren o.a. als gevolg van COVID-19, tekort aan woningen voor statushouders en onrust in Afghanistan. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
545 |
Hoeveel wordt geïnvesteerd in het tegengaan en oplossen van misstanden in de leefomstandigheden/huisvesting, behandeling en eerlijk werkgeverschap van arbeidsmigranten? |
Namens de Minister van SZW kan SJenV zeggen dat het kabinet momenteel de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie-Roemer) aan het implementeren is. Dat betreft ongeveer 50 aanbevelingen die door verschillende departementen, lagere overheden en sociale partners moeten worden uitgevoerd. Daarmee wordt geïnvesteerd in het tegengaan en oplossen van misstanden rondom arbeidsmigranten. Veel van de aanbevelingen omvatten kleine budgettaire consequenties die binnen de bestaande begrotingen worden opgelost. Sommige aanbevelingen hebben ook grotere budgettaire en/of politieke consequenties, zoals aanbevelingen die vragen om additionele middelen voor de Inspectie SZW, het openstellen van integratietrajecten en/of het instellen van een certificeringsstelsel voor uitzendbureaus. |
546 |
Op welke manier wordt geïnvesteerd om de aanbevelingen van de Commissie-Roemer te implementeren? |
Op 28 september 2021 heeft uw Kamer de motie-Van Kent c.s. aangenomen, die het kabinet verzoekt zo snel mogelijk over te gaan tot uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam, en daar waar nodig aan te geven waar budgettaire vraagstukken liggen en politieke keuzes nodig zijn in de nadere uitwerking, zodat de Kamer zich daarover kan uitspreken.[1] Het kabinet voert deze motie momenteel uit. Uw Kamer zal voor het eind van het jaar geïnformeerd worden over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen en waar nodig worden politieke en budgettaire vraagstukken aan u voorgelegd. [1] Kamerstukken II 2021/22, 29 861, nr. 71. |
547 |
Welke stappen verwacht u te zetten naar een ontwikkeling van de Europese blauwe kaart? Hoe verhouden deze zich tot de gronden waarop een Nederlandse vergunning voor verblijf wordt verleend? |
Herziening van de Richtlijn Europese blauwe kaart In het verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7-8 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd dat de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken haar formele goedkeuring heeft gegeven op 7 oktober jl., waarmee de herziening van de Richtlijn Europese blauwe kaart is vastgesteld. Na publicatie in het Publicatieblad van de EU en een inwerkingtredingsperiode start de implementatietermijn. Verblijfsregelingen voor kennismigranten Voor kennismigranten worden er verblijfsvergunningen afgegeven op basis van de twee volgende regelingen: de nationale kennismigranten regeling of de Richtlijn Europese blauwe kaart. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning als kennismigrant gelden een aantal algemene voorwaarden voor beide regelingen, zoals een een arbeidsovereenkomst met een werkgever in Nederland en het loon voldoet aan het geldende marktconforme salariscriterium. Voor beide vergunningen geldt een uitzondering op de plicht om in het bezit te zijn van een tewerkstellingsvergunning. De nationale kennismigrantenregeling hanteert in beginsel twee salariscriteria: voor kennismigranten jonger dan 30 jaar en voor kennismigranten die 30 jaar of ouder zijn. Voor de Europese blauwe kaart ligt het salariscriterium ruimschoots hoger. De herziene Richtlijn biedt echter de mogelijkheid tot het hanteren van een gunstiger salariscriterium. Aanvragen tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning op grond van de nationale kennismigrantenregeling worden doorgaans sneller afgehandeld dan aanvragen voor de Europese blauwe kaart. De reden hiervoor is dat de kennismigrantenregeling vereist dat de aanvrager (i.e. de werkgever) de status van erkend referent bezit. De IND streeft ernaar deze aanvragen binnen 2 weken te behandelen en te beslissen. Daartegenover hanteert de Richtlijn de verplichting tot erkend referent niet, maar met de herziene Richtlijn zal er voor erkende werkgevers een versimpelde procedure gaan gelden. Ook hanteert de herziene Richtlijn een opleidingseis, en andere aanvullende controles, hetgeen niet voor de nationale kennismigrantenregeling geldt. Intra EU mobiliteit en status EU-langdurig ingezetene Voor de houder van een Europese blauwe kaart is het makkelijker om voor korte of lange termijn in een andere EU-lidstaat te werken dan voor een kennismigrant die op grond van de nationale kennismigranten regeling in het bezit is van een verblijfsvergunning. Ten slotte kunnen houders van een Europese blauwe kaart voorts onder de herziene richtlijn makkelijker de status van EU-langdurig ingezetene verwerven mits zij direct voorafgaande aan de aanvraag minimaal twee jaar als houder van een Europese blauwe kaart hebben verbleven in de lidstaat waar deze status wordt aangevraagd. |
548 |
Waarvoor is de 1% niet juridisch verplichte uitgaven gereserveerd? |
Er is 1% niet juridisch verplicht uitgaven gereserveerd om onverwachte verplichtingen te dekken alsook om diverse (kleinere) opdrachten, die niet bestuurlijk zijn verplicht, te financieren met als doel ontwikkelingen en verbeteringen in de vreemdelingenketen te bewerkstelligen. Dit gaat bijvoorbeeld om subsidies en bijdragen om overlast te bestrijden. |
549 |
Waarom neemt de bijdrage aan de IND met bijna 120 miljoen euro af in 2024 ten opzichte van 2020? |
In 2020 heeft IND veel hogere uitgaven gedaan dan gebruikelijk. Ondermeer voor het wegwerken van de achterstanden (taskforce) en het betalen van dwangsommen als gevolg van deze achterstanden. Het jaar 2020 kan niet als representatief gezien worden voor de IND, wat grotendeels het verschil tussen de gerealiseerde uitgaven 2020 en begrote middelen voor 2024 verklaart. Daarbij is er Rijksbreed terughoudendheid geweest in het verwerken van meerjarige reeksen vanwege de onzekerheden in de raming waardoor de MPP tot en met 2022 is verwerkt. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
550 |
Ten koste waarvan neemt de bijdrage aan de IND met bijna 120 miljoen euro af in 2024 ten opzichte van 2020? |
De afnan de bijdrage aan de IND gaat met name ten koste van het personeel. Op basis van de MPP was destijds een lagere productie voor de IND voorzien, voor de lagere productie is minder personeel benodigd. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. Tevens wordt In het kader van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag en Werk aan Uitvoering gekeken naar een stabiele werkomgeving voor uitvoeringsorganisaties, inclusief het uitrusten met de passende en financiële kaders. |
551 |
Waarom neemt de bijdrage aan het COA met jaarlijks 100 miljoen af tot uiteindelijk zelfs een afname van 300 miljoen euro in 2024 ten opzichte van 2020? |
De afname van de bijdrage aan het COA neemt af doordat een lagere bezetting van het COA was voorzien op basis van de MPP. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. Tevens wordt In het kader van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag en Werk aan Uitvoering gekeken naar een stabiele werkomgeving voor uitvoeringsorganisaties, inclusief het uitrusten met de passende en financiële kaders. |
552 |
Ten koste waarvan neemt de bijdrage aan het COA met jaarlijks ca. 100 miljoen af, tot uiteindelijk zelfs een afname van bijna 300 miljoen euro in 2024 ten opzichte van 2020? |
De afname van de bijdrage aan het COA gaat vooral ten koste van opvangcapaciteit, het personeel en de faciliteiten dat op deze locaties benodigd is. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. Tevens wordt In het kader van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag en Werk aan Uitvoering gekeken naar een stabiele werkomgeving voor uitvoeringsorganisaties, inclusief het uitrusten met de passende en financiële kaders. |
553 |
Waarom ontvangt Vluchtelingenwerk subsidie en is dit juridisch verplicht? |
VluchtelingenWerk Nederland (VWN) ontvangt vanuit het Ministerie van JenV subsidie voor een drietal activiteiten: ondersteuning rechtsbescherming asielzoekers, tolk- en vertaaldiensten en een steunfunctie. De subsidie is juridisch verplicht op het moment dat hiervoor een beschikking geslagen is. Omdat het een langlopende subsidie betreft kan deze echter niet zonder meer worden stopgezet. In die zin is de subsidie juridisch verplicht tot de hoogte van een eventueel afbouwscenario. |
554 |
Waarom is 99% van de begrote bedragen juridisch verplicht? |
De begrote bijdragen aan de IND en het COA zijn bestuurlijk verplicht evenals een groot gedeelte van de opdrachten die voortvloeien uit het programma van de keteninformatisering en de uitgaven voor de vervoersbewegingen van de vreemdelingen vanwege een meerjarig convenant. Daarnaast wordt budget besteed aan Nidos (een rechtspersoon met een wettelijke taak) en subsidieverlening aan Stichting Vluchtelingenwerk Nederland en overige subsidies-ontvangers. Er is hier ook sprake van bestuurlijke meerjarige verplichting omdat deze voor meerdere jaren worden vastgelegd. 1% van de begrote bedragen is niet juridisch verplicht. Deze reservering is om onverwachte verplichtingen te kunnen dekken alsook om diverse (kleinere) opdrachten, die niet bestuurlijk zijn verplicht, te financieren met als doel ontwikkelingen en verbeteringen in de vreemdelingenketen te bewerkstelligen. |
555 |
Wat zijn de mogelijkheden om het juridisch verplichte gedeelte van het budget op migratie vanaf 2023 te verlagen? |
Het juridisch verplichte gedeelte kan alleen worden verlaagd wanneer de verstrekte subsidies en/of opdrachten aan de vreemdelingenketen lager zijn dan het beschikbare kader. Het beschikbare kader is de reeks die in de Rijksbegroting is opgenomen. Juridische verplichtingen hebben vaak een lange termijn karakter vanwege meerjarige afspraken. Het grootste deel van de uitgaven van migratie worden besteed aan de grote organisaties in de vreemdelingeketen; COA, IND, Nidos, DTenV en DJI (Vreemdelingenbewaring). Deze uitgaven in de begroting zijn gebaseerd op de verwachtingen met betrekking tot de asielinstroom. Daardoor is er weinig vrije (niet juridisch verplichte) ruimte. Om het verplichte gedeelte van het budget te verlagen zijn afbouwtrajecten noodzakelijk. Bijvoorbeeld om personeel en gebouwen (COA) af te vloeien of contracten af te kopen. |
556 |
Waarom is de subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland juridisch verplicht voor het komende jaar? |
De subsidie is juridisch verplicht op het moment dat hiervoor een beschikking geslagen is. Omdat het een langlopende subsidie betreft kan deze echter niet zonder meer worden stopgezet. In die zin is de subsidie juridisch verplicht tot de hoogte van een eventueel afbouwscenario. |
557 |
Waarom neemt de bijdrage aan Nidos meerjarig toe? |
De bijdrage aan Nidos wordt mede bepaald op basis van de MPP en de meerjarige bezettingsprognose van Nidos. Op basis van deze prognoses is de verwachting dat het aantal amv’s en daarmee de benodigde opvang en begeleiding zal toenemen. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
558 |
In welke mate is het mogelijk om een overzicht te geven van de overige subsidies onder 37.2 in tabel 30? |
In de tabel als opgenomen in de bijlage het overzicht van de overige subsidies die onder artikel 37.2 vallen1. |
559 |
In welke mate is het mogelijk om een overzicht te geven van de overige subsidies onder 37.3 in tabel 30? |
Zie de tabel in de bijlage voor een specificatie van de overige subsidies die voor 2022 op grond van het begrotingsartikel 37.3 zijn begroot1. |
560 |
Waarom is de bijdrage aan het COA in 2022 lager dan in 2021? |
Op basis van de Meerjaren Productie Planning, die ten grondslag ligt aan de begroting, werd in 2022 een lagere bezetting bij het COA verwacht dan in 2021, met name als gevolg van het wegwerken van de achterstanden door de IND. |
561 |
Wat zijn de subsidieafspraken met Vluchtelingenwerk Nederland? |
VluchtelingenWerk Nederland (VWN) ontvangt vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheidsubsidie voor een drietal activiteiten: ondersteuning rechtsbescherming asielzoekers, tolk- en vertaaldiensten en een steunfunctie. In haar subsidieaanvraag heeft VWN een beoogd benodigd budget per activiteit vermeld. Het staat VWN vrij om, indien de actuele behoefte daarom vraagt en in afstemming met het ministerie, budgetten tussen deze activiteiten te schuiven. |
562 |
In welke mate is de subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland geoormerkt? |
VluchtelingenWerk Nederland (VWN) ontvangt vanuit het Ministerie van JenV subsidie voor een drietal activiteiten: ondersteuning rechtsbescherming asielzoekers, tolk- en vertaaldiensten en een steunfunctie. De subsidie is geoormerkt op het moment dat hiervoor een beschikking geslagen is. Omdat het een langlopende subsidie betreft kan deze echter niet zonder meer worden stopgezet. In die zin is de subsidie geoormerkt tot de hoogte van een eventueel afbouwscenario. |
563 |
Waarom lopen de kengetallen in de vreemdelingenketen op, maar de middelen voor de vreemdelingenketen af? |
De kengetallen lopen niet allemaal op. De voor de begroting gehanteerde verwachting is dat de asielinstroom toeneemt. Een belangrijke reden voor de financieel aflopende reeks is dat de effecten uit de Meerjaren Productie Prognose (MPP) niet meerjarig financieel worden verwerkt. Een andere oorzaak voor de aflopende financiële reeks is dat de IND de afgelopen jaren een aanzienlijke budgettaire groei heeft doorgemaakt, daarbij is het de verwachting dat de IND-productie op gelijk niveau blijft en waar mogelijk op basis van de aanbevelingen uit verschillende adviesrapporten efficiënter en effectiever wordt. Het stabiele productieniveau van de IND heeft ook effect op de kengetallen die gehanteerd worden voor het vaststellen van de begroting van het COA. De huidige kengetallen voor instroom zijn lager dan de kengetallen voor uitstroom, waardoor meerjarig de gemiddelde bezetting bij COA afneemt. |
564 |
Waarop zijn de kengetallen in de vreemdelingenketen, met name op instroom, gebaseerd? |
De kengetallen vreemdelingenketen (begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2022, tabel 31) zijn als volgt tot stand gekomen. De realisatie 2020 betreft de feitelijke instroom in 2020. De prognoses zijn voornamelijk gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognoses (MPP) van de Vreemdelingenketen Zie het antwoord op vraag 236 voor een toelichting op de totstandkoming van de MPP. |
565 |
Hoe berekent u de te verwachten gemiddelde opvang in de COA-locaties? Met welke variabelen rekent u en welke prognoses zijn daarvoor gemaakt? Welk van deze variabelen viel hoger uit in 2021 waardoor het daadwerkelijke aantal aanmerkelijk hoger ligt dan de prognose? |
Voor de gemiddelde bezetting in de opvang is onder andere de Meerjaren Productie Prognose (MPP) als bron gebruikt. Binnen de gehanteerde MPP (februari 2021) was destijds de verwachting meegenomen dat de opgelopen achterstanden v.w.b. de uitstroom van vergunninghouders in 2021 nog ingelopen konden worden. Maar daarbij is ook vermeld dat indien deze uitstroom trager plaatsvindt dan initieel ingeschat, dat dit in het desbetreffende jaar tot een hoger gemiddelde bezetting bij het COA tot gevolg kon hebben. Dat laatste heeft zich in de praktijk over 2021 voorgedaan, waardoor de gemiddelde bezetting inderdaad hoger is uitgevallen dan destijds op basis van de daarbij behorende inzichten, aannames en onzekerheden in de prognose is verwerkt. |
566 |
Heeft de IND voldoende behandelcapaciteit om te voorkomen dat er achterstanden bij de behandeling van nareisaanvragen ontstaan? |
In 2021 is de instroom van nareisaanvragen hoger dan eerder werd geprognosticeerd. De IND heeft maatregelen genomen om de capaciteit aan te laten sluiten op het hoger aantal aanvragen. Aangezien het aantal asielaanvragen in het afgelopen jaar hoger was dan eerder werd geprognosticeerd, is het de verwachting dat ook het aantal nareisaanvragen zal toenemen. Dit betekent dat – mede in samenhang met de andere werksoorten van de IND – wordt bezien welke extra capacitaire maatregelen getroffen moeten worden. |
567 |
Wat zijn de inwilligingspercentages voor Afghanistan, Turkije, China, Soedan, Eritrea, Ethiopië, Syrië, Venezuela, Iran en Irak over de afgelopen drie jaren? Wat zijn de percentages verleende vergunningen na beroep, en eventueel hoger beroep, voor deze nationaliteiten gemeten over de drie voorafgaande jaren? |
Zie de tabellen in de bijlage1. De genoemde absolute aantallen en percentages zien op alle in het betreffende jaar besliste aanvragen. Aanvragen kunnen in een eerder jaar zijn ingediend dan waarin erop is beslist. Absolute aantallen zijn afgerond op tientallen. Cijfers tussen 0–9 worden daarbij aangegeven met <10. * Dit betreft de absolute aantallen inwilligingen en de inwilligingspercentages van de in het betreffende jaar in de sporen 1, 2 en 4 afgehandelde eerste en opvolgende asielaanvragen. ** Alle cijfers zien op de in het betreffende jaar afgehandelde eerste en opvolgende asielaanvragen die opnieuw door de IND zijn beoordeeld naar aanleiding van een gegrond (hoger) beroep. Afgewezen asielaanvragen die in (hoger) beroep door de rechter in stand zijn gelaten, leiden niet tot een nieuw besluit door de IND en zijn dus niet in de berekeningen meegenomen. |
568 |
Hoe is de prognose voor de uitstroom uit de opvang van het COA voor de komende jaren tot stand gekomen? |
Voor de gemiddelde bezetting in de opvang is onder andere de Meerjaren Productie Prognose (MPP) als bron gebruikt. Zie het antwoord op vraag 236 voor een algemene toelichting op de totstandkoming van de MPP. Ten aanzien van de uitstroom uit de opvang van het COA vindt er een doorrekening plaats. Dit gebeurt op basis van de te verwachte asielinstroom bij de IND, de verwachte uitstroom (inwilligingen/afwijzingen) en de verwachte doorstroom naar gemeenten van vergunninghouders. |
569 |
Waarom wordt de instroom verblijfsvergunning regulier lager geschat vanaf 2022 dan de realisatie in 2020? |
In 2020 was de instroom regulier extra hoog vanwege de verblijfsaanvragen Brexit, de piekinstroom verlengingen en naturalisatie. Verblijfsaanvragen Brexit kwamen voort uit het terugtrekkingsakkoord en de piekinstroom verlengingen en naturalisatie kwam voort uit de hogere instroom van eerste aanvragen regulier en asiel in de voorafgaande jaren. In 2022 is een verblijfsaanvraag op grond van het terugtrekkingsakkoord niet meer mogelijk. Daarnaast wordt op basis van de eerste aanvragen geen piekinstroom bij verlengingen verwacht. |
570 |
Waarom wordt er uitgegaan van een lagere gemiddelde bezetting in de opvang vanaf 2022? |
In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
571 |
In hoeverre heeft de taskforce van de IND bijgedragen aan een oplossing voor de oudere casussen binnen de caseload? Indien dit niet het geval is, waarom niet (zie rapport commissie-Van Zwol, blz. 134)? |
Er vielen in totaal 15.350 zaken onder de taskforce van de IND. Dit betrof alle asielzaken die ingediend waren voor 1 april 2020. Op 1 oktober 2021 zijn in totaal 14.850 zaken afgehandeld en staan nog 500 zaken open. Circa 150 openstaande zaken zijn zaken met een niet- of beperkt beïnvloedbare langdurige beslisbelemmering. Daarmee heeft de taskforce een wezenlijke bijdrage geleverd aan het wegwerken van de oudere zaken uit de caseload. Zoals in de kamerbrief van 12 juli 2021 is gemeld, is de taskforce inmiddels opgeheven en worden de zaken die nog afgehandeld moeten worden gedaan door directie Asiel en Bescherming van de IND.[1] Zie ook het antwoord op begrotingsvraag 699. [1] Kamerstukken II 2020–21, 19 637, nr. 2763. |
572 |
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de soms extreem lange verblijfsduur (langer dan vijf jaar) van mensen in azc's? Kan per oorzaak worden uitgesplitst hoe vaak dit (ongeveer) voorkomt? (zie rapport commissie-Van Zwol, blz. 134)? |
In de Staat van Migratie 2021 zijn cijfers opgenomen over de verblijfsduur in de COA-opvang. Te zien is dat in 2020 670 vreemdelingen langer dan 5 jaar in de COA opvang verbleven. Het is niet mogelijk per oorzaak uit te splitsen hoe vaak dit voorkomt. Veelal zal het vreemdelingen betreffen die verblijven in de gezinslocatie. Zonder vrijwillige medewerking bij vertrek zal de verblijfsduur in de COA opvang voor deze groep langer zijn, nu onderdak, conform geldende jurisprudentie, geboden moet worden tot het moment dat het jongste kind de leeftijd van 18 heeft bereikt. |
573 |
Loopt de IND nog steeds op schema om eind 2021 weer volgens de wettelijke termijnen te beslissen? |
De IND heeft vorig jaar en het afgelopen jaar enorme inspanningen geleverd om de asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april 2020 aan de Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt. Bij brief van 12 juli 2021 over de stand van zaken en afronding Taskforce is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat alle inzet nu is gericht op het binnen de wettelijke termijn beslissen van de zaken van na 1 april 2020. Nadien hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de inzet van de behandelcapaciteit van de IND. Door de hogere dan verwachte asielinstroom in combinatie met de crisis in Afghanistan blijft de druk binnen de IND onverminderd hoog. Voor het eerste kwartaal 2022 is het de verwachting dat de IND ca. 6.400 aanvragen moet beslissen en afronden om niet buiten de wettelijke termijn te lopen. Dit is een majeure opgave waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die geleerd zijn bij de Taskforce op het gebied van schriftelijk horen en telehoren zullen hier zeker in meegenomen worden. Daarnaast is een deel van de capaciteit van de Taskforce in vaste dienst genomen bij de IND om kennis en kunde niet te verliezen en ook in 2022 het werkaanbod het hoofd te bieden. Risico’s op vertraging door de gevolgen van nieuwe COVID-19-maatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere instroom worden nauwlettend in de gaten gehouden. |
574 |
Houden de Meerjaren Productie Prognoses (MPP) en de inschatting van de bezetting van het COA rekening met de coronapandemie en het feit dat vrijer reizen bijvoorbeeld betekent dat gezinsherenigers nu wel kunnen komen? |
Ja, bij het opstellen van de Meerjaren Productie Prognoses (MPP) is nadrukkelijk overwogen dat ontwikkelingen rondom de coronapandemie, alsmede het opheffen van de reisbeperkingen, invloed zouden hebben op de asielmigratie (waaronder gezinshereniging), en dus ook op de bezetting van het COA. Het feit dat niet alle toekomstige ontwikkelingen rondom de coronapandemie op dit moment al nauwkeurig in te schatten zijn, heeft mede geleid tot een relatief grote bandbreedte voor de prognose voor 2022. |
575 |
Hoe verklaart u de zin «lastig voorspelbare uitgaven voor (de instroom van) asielzoekers op te vangen» in het licht van het feit dat het aantal aanvragen sinds 2017 stabiel op 30.000 per jaar blijft en door corona in 2020 op 20.000 kwam? |
Uit de actualiteit blijkt dat de instroom van asielzoekers in zeer korte tijd majeur kan veranderen. Bij het opstellen van de begroting is uitgegaan van een lagere instroom en daarmee werklast voor de ketenpartners in de migratieketen, dan op basis van de actuele instroom. |
576 |
Hoe groot is de voorraad van het aantal aanvragen voor nareis- en bezwaarzaken? Bij hoeveel zaken is momenteel de beslistermijn verstreken? |
De voorraad eerste aanleg nareiszaken was op 1 oktober 2021 ongeveer 7.740 zaken. In 1.110 zaken hiervan is de wettelijke beslistermijn reeds verstreken. De voorraad bezwaar nareiszaken was op 1 oktober 2021 ongeveer 1.320 zaken. In 530 zaken hiervan is de wettelijke beslistermijn reeds verstreken. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen (standdatum: 1 oktober 2021) |
577 |
Wat is de gemiddelde doorlooptijd in 2021 voor nareiszaken in eerste aanleg en in bezwaar? |
De gemiddelde doorlooptijd voor nareiszaken op 1 oktober 2021 was voor eerste aanleg ongeveer 27 weken, en voor bezwaar ongeveer 55 weken. Bron: IND, stand 1 oktober 2021, afgerond op hele weken. |
578 |
Wat is het inwilligingspercentage van de top tien nationaliteiten ten aanzien van nareisaanvragen voor 2020 en 2021? |
Zie de tabel als opgenomen in de bijlage1. Bron: IND, standdatum september 2021. |
579 |
Wat is de prognose van het aantal aankomsten van nareizigers nog in 2021 en in 2022? |
De huidige prognose van het aantal nareizigers voor heel 2021 komt uit op circa 8.800 vreemdelingen. Voor 2022 is de prognose circa 7.000 nareizigers. |
580 |
Komt er een aparte voorziening voor nareizigers waar zij hun aankomstprocedure kunnen doorlopen inclusief de inschrijving in de BRP zodat zij niet onnodig lang hoeven te verblijven in het aanmeldcentrum in Ter Apel? |
Op dit moment is het staande praktijk dat alleen de gemeente Westerwolde nareizigers inschrijft in de BRP in Emmen, juist om het proces voor deze groep aanvragers zo soepel mogelijk te laten lopen. De IND bekijkt of het op korte termijn mogelijk is om opnieuw een afsprakensysteem voor nareizigers te introduceren. Voor nareizigers met een MVV geldt al een lichte toets omdat al is vastgesteld dat ze in aanmerking komen voor een (afgeleide) verblijfsvergunning. De IND onderzoekt nu of voor deze groep ook andere maatregelen mogelijk zijn. Hierbij wordt vooral gekeken naar passende oplossingen zoals de aankomst en opvang op een andere locatie dan Ter Apel. |
581 |
Hoeveel houders van een vergunning onbepaalde tijd asiel zijn genaturaliseerd in 2020 en dit jaar tot dusver? |
In 2020 zijn in totaal 18.900 personen genaturaliseerd tot Nederlander, met een voorgaande verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. In 2021 tot en met september zijn in totaal 15.760 personen genaturaliseerd tot Nederlander met een voorgaande verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Bron: IND, cijfers zijn afgerond op tientallen. |
582 |
Hoeveel reguliere vergunningen zijn aan (voormalige) asielzoekers verleend in 2020 en 2021 op basis van buitenschuld, discretionair (bevoegdheid IND), slachtoffer/getuigen mensenhandel, verblijf bij familie, medische of overige humanitaire gronden? Tellen deze ook mee voor de huisvestingstaakstelling? Zijn deze asielzoekers ook inburgeringsplichtig? |
In de tabel in de bijlage staat aangegeven hoeveel verblijfsvergunningen regulier bepaalde tijd er zijn verstrekt aan verzoekers van wie eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd is afgewezen1. Of vergunninghouders meetellen voor de taakstelling is afhankelijk van de omstandigheden. Vergunninghouders die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning hebben ontvangen,[1] tellen mee voor de taakstelling. Dit volgt uit de Huisvestingswet 2014. Vreemdelingen die in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen zijn niet altijd inburgeringsplichtig; dit is afhankelijk van de aard van de verblijfsvergunning (tijdelijk of niet-tijdelijk) van het familielid waarbij men zich voegt. Of een vreemdeling met een discretionaire vergunning inburgeringsplichtig is, is eveneens afhankelijk van het feit of een tijdelijke of niet-tijdelijke vergunning is verleend door de IND. Bij een tijdelijke verblijfsvergunning op basis van de in de bijgevoegde tabel onder B8 genoemde beperkingen is men niet inburgeringsplichtig. Bij de overgang naar een vergunning van niet-tijdelijke aard ontstaat wél een inburgeringsplicht. Of een vreemdeling daadwerkelijk inburgeringsplichtig is, hangt verder ook nog af van onder andere diens leeftijd en een eventuele vrijstellingsgrond. Bron: METIS/INDiGO op basis van jaarstanden (voor 2021 geldt stand per 1/10/2021); aantallen afgerond op tientallen. [1] Zoals bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b, c, of d, van de Vreemdelingenwet 2000. [2] Categorie B9 in de tabel is inclusief verleende vergunningen discretionair aan voormalig asielzoekers (<10). |
583 |
Hoe realistisch is het dat «de IND eind 2021 weer in staat [zal] zijn om binnen de wettelijke termijn te beslissen», daar de bijdrage aan de IND de komende jaren alleen maar afneemt? |
De IND heeft vorig jaar en het afgelopen jaar grote inspanningen geleverd om de asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april 2020 aan de Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt. Bij brief van 12 juli 2021 over de stand van zaken en afronding Taskforce is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat alle inzet nu is gericht op het binnen de wettelijke termijn beslissen van de zaken van na 1 april 2020. Nadien hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de inzet van de behandelcapaciteit van de IND. Door de hogere dan verwachte asielinstroom in combinatie met de crisis in Afghanistan blijft de druk binnen de IND onverminderd hoog. Voor het eerste kwartaal 2022 is het de verwachting dat de IND ca. 6.400 aanvragen moet beslissen en afronden om niet buiten de wettelijke termijn te lopen. Dit is een majeure opgave waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die geleerd zijn bij de Taskforce op het gebied van schriftelijk horen en telehoren zullen hier zeker in meegenomen worden. Daarnaast is een deel van de capaciteit van de Taskforce in vaste dienst worden genomen bij de IND om kennis en kunde niet te verliezen en ook in 2022 het werkaanbod het hoofd te bieden. Risico’s op vertraging door de gevolgen van nieuwe COVID-19-maatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere instroom zijn reële factoren om mee te wegen. De ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden. De benodigde middelen voor de IND zijn op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) voor twee jaar toegekend in de begroting. In deze middelen zaten in de jaren 2020 en 2021 ook extra middelen, bovenop de reguliere productie, voor het wegwerken van achterstanden. Deze achterstanden zijn inmiddels nagenoeg weggewerkt. De bijdrage aan de IND daalt als gevolg van de MPP voor 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. Het blijft de inspanning van de IND om binnen de wettelijke termijnen te beslissen. Hiervoor blijft de IND zich onverkort inspannen. Hierbij is het streven dat de voorraad bij de IND voor 90% binnen de wettelijke termijn is. |
584 |
Wat wordt gedaan om vluchtelingen zo snel mogelijk te huisvesten en het verblijf in asielzoekerscentra te verkorten? |
Op dit moment verblijven ruim 11.000 vergunninghouders in de opvang die door gemeenten moeten worden gehuisvest. Hiervan wacht meer dan de helft langer dan de afgesproken 14 weken op huisvesting. Om de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen zijn de afgelopen periode verschillende maatregelen genomen door COA, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft sinds juli 2021 een regeling opengesteld voor het stimuleren van versnelde huisvesting en begeleiding van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast heeft het ministerie een hotel- en accommodatieregeling opgesteld wat het mogelijk maakt om vergunninghouders zes maanden in een hotel of andersoortige accommodatie op te vangen onder begeleiding door een gemeente. Na afloop van deze periode is het aan gemeenten om voor (tijdelijke) huisvesting te zorgen van de vergunninghouder. Daarnaast zijn door het COA en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereed kunnen worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Het gaat concreet om de inzet van zogeheten tussenvoorzieningen, waarbij het Rijk verantwoordelijkheid neemt voor de grond en de bebouwing met tijdelijke units. Ook is door het COA, het RVB, het Ministerie van Defensie, Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties, en commerciële partijen, zoals de Koninklijke Horeca Nederland en bouwbedrijven, in bredere zin bestaand vastgoed geïnventariseerd dat eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor tijdelijke bewoning, in eerste instantie ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders. In de praktijk blijkt dat het enige tijd duurt om de benodigde verbouwingen te doen alvorens locaties gereed zijn voor (tijdelijke) bewoning. |
585 |
Op welke manier wordt geïnvesteerd in het verbeteren van de leefomstandigheden in asielzoekerscentra? |
Het COA vindt het belangrijk dat alle bewoners veilig zijn en zich veilig voelen op de asielzoekerscentra en dat de asielzoekerscentra leefbaar zijn. Daarbij is er extra aandacht voor de veiligheid en het welbevinden van kwetsbare personen (bijv. kinderen, slachtoffers van mensenhandel, slachtoffers van huiselijk geweld, LHBTI, bekeerlingen, medisch kwetsbaren, kindbruiden). Het COA zet ook in op het tegengaan van de overlast door een kleine groep bewoners om daarmee de leefomstandigheden van de overige bewoners te verbeteren. Tevens bouwt het COA gestaag verder aan het verder verbeteren van de (methodische) begeleiding en voorlichting. Hiermee wil het COA bereiken dat bewoners de regie en verantwoordelijkheid (kunnen) nemen op het asielzoekerscentrum en voor hun toekomst. Het COA biedt voor vergunninghouders integratie en participatie aan, gekoppeld aan het nieuwe inburgeringsstelsel, en voor bewoners die niet in Nederland mogen blijven begeleiding gericht op terugkeer. |
586 |
Hoe verhouden de lagere kosten voor de asielopvang in het COA zich tot de opvang van te verwachten en reeds aanwezige Afghaanse evacués? |
De komst van de Afghanen heeft plaatsgevonden na het opstellen van de begroting en deze zijn als gevolg daarvan niet betrokken bij het opstellen van de begroting. Dit zal betrokken worden in de reguliere begrotingscyclus (najaarsnota 2021 en voorjaarsnota 2022). |
587 |
Hoe wordt in de begroting rekening gehouden met de kosten voor opvang van te verwachten en reeds aanwezige Afghaanse evacués en hoe is voorzien in de toegang tot onderwijs en adequate zorg voor de kinderen in deze groep? |
In deze begroting is geen rekening gehouden met de aanwezige Afghaanse evacués. Dit zal betrokken worden in de reguliere begrotingscyclus (najaarsnota 2021 en voorjaarsnota 2022). Voor de toegang tot het onderwijs en adequate zorg zijn maatwerk afspraken gemaakt. |
588 |
Hoe verhouden de lagere kosten voor de asielopvang in het COA zich tot een situatie waarin onverhoeds toenemende aantallen asielzoekers in Nederland hun toevlucht vinden? Hoe wordt dan voorzien in de opvang met de lagere kosten voor het COA? Hoe is in dat geval geregeld dat kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen op de kortst mogelijke termijn toegang krijgen tot voorzieningen die hun optimale ontwikkeling ondersteunen? |
Het COA heeft een wettelijke taak om asielzoekers in Nederland op te vangen en wordt gefinancierd op basis van het aantal bewoners. Wanneer onverhoeds toenemende aantallen asielzoekers moeten worden opgevangen, zal de bezetting bij het COA toenemen en voorzien de bekostigingsafspraken in het afrekenen van de gerealiseerde bezetting. Bij Voorjaarsnota 2021 is extra structureel budget gereserveerd voor reservecapaciteit bij het COA. Deze capaciteit is bedoeld om gemakkelijker mee te kunnen bewegen met veranderingen in de bezetting. Het COA zet zich constant in voor het welzijn van de asielzoekers in hun opvang en bij dergelijke schommelingen is er altijd specifieke aandacht voor de bijzondere situatie van kinderen en amv’s. |
589 |
Kunt u aangeven welk deel van de voor het COA begrote gelden is gereserveerd voor zorg en onderwijs voor kinderen in gezinnen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen conform de standaarden die voor alle kinderen in Nederland gelden? Welke beleidsinspanningen heeft u daartoe verricht? |
Er zijn geen specifieke middelen in de begroting gereserveerd. Het COA biedt een totaalpakket aan vreemdelingen, hiervoor wordt het COA bekostigd. De zorg verloopt via GezondheidsZorg Asielzoeker (GZA) en voor de bekostiging van het onderwijs is er de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers (OHBA-regeling). De OHBA-regeling stelt gemeente in staat om de huisvesting en inboedel van de scholen te bekostigen, het onderwijzend personeel wordt gefaciliteerd door het Ministerie van OCW. Het voortgezet onderwijs wordt bekostigd uit het gemeentefonds. Verschillende beleidsinspanningen zijn verricht zoals het organiseren van voorlichting, samenwerking met de werkgroep Kind in AZC en jongerenambassadeurs en door meer aandacht te geven aan de leeftijdscategorie 12–17 jaar. |
590 |
Hoeveel vergunningen tot verblijf voor onbepaalde asiel heeft de IND verleend in 2020 en 2021? |
De IND heeft in 2020 21.850 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingewilligd en in 2021 (t/m september) 17.380. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen |
591 |
In hoeveel gevallen is na vijf jaar vergunning bepaalde tijd asiel in 2020 en 2021 alleen een verlenging gegeven, bijvoorbeeld omdat nog niet aan het inburgeringsvereiste is voldaan? |
De IND heeft in 2020 van 8.520 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd de geldigheidsduur na 5 jaar verlengd en in 2021 t/m september bedroeg het aantal verlengingen van de geldigheidsduur van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd na 5 jaar 5.290. Dit kan zowel een verlenging op verzoek van de vreemdeling betreffen als een ambtshalve verlenging. Een ambtshalve verlenging vindt plaats als de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd wordt afgewezen – bijvoorbeeld omdat nog niet is voldaan aan het inburgeringsvereiste – maar wel voldaan wordt aan de voorwaarden voor verlenging. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
592 |
In hoeveel gevallen is de vergunning voor bepaalde tijd asiel en onbepaalde asiel ingetrokken in 2020 en in 2021 en om welke redenen? |
Zie het antwoord op vraag 138. |
593 |
Hoeveel wordt geïnvesteerd in het inlopen van Nederlandse taalachterstanden en het stimuleren van Nederlandse taalontwikkeling bij kinderen in de opvanglocaties van COA en Nidos? |
Kinderen onder de 18 zijn leerplichtig. Aandacht voor het inhalen van taalachterstanden vindt plaats in het onderwijs, bijvoorbeeld omdat kinderen vaak worden geplaatst in een schakelklas waar leerlingen extra les krijgen in taal, lezen en het opdoen van een nieuwe woordenschat. De bekostiging hiervan loopt via de OCW begroting. Vanuit de JenV begroting zijn hier geen specifieke aanvullingen op. Wel wordt op diverse locaties door vrijwilligers aandacht besteedt aan het leren van de Nederlandse taal, bijvoorbeeld in aanvulling op voorschoolse educatie en in speelzalen. |
594 |
Waarop is de verwachte daling gebaseerd van de gemiddelde opvangduur van vergunninghouders na vergunningverlening vanaf het jaar 2022? Wat worden er voor maatregelen genomen om dit te realiseren? |
Zie het antwoord vraag 584. |
595 |
Kunt u aangeven welk bedrag in de migratiebegroting is gereserveerd voor het kindvriendelijk horen van kinderen in de asielprocedure? |
Er is binnen de IND-begroting geen aparte post opgenomen voor kindvriendelijk horen. Voor zover het kindvriendelijk horen leidt tot extra tijd voor de IND is dit opgenomen in de productnorm en de gehanteerde vergoeding van de diverse asielproducten. |
596 |
Welke inspanningen heeft u verricht om ervoor te zorgen dat kinderen in gezinnen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen hun verhaal kunnen doen in lijn met bepalingen uit het VN-Kinderrechtenverdrag? |
Voor kinderen van 15 jaar en ouder die met hun gezin asiel aanvragen geldt dat zij altijd zelfstandig worden gehoord. Namens kinderen jonger dan 15 behorend tot gezinnen dienen in principe de ouder(s) de asielaanvraag in. Deze kinderen worden alleen gehoord indien zij tussen de 12 en 15 zijn en er aanleiding toe is of indien zij er zelf om vragen. De gezinnen worden over deze mogelijkheid geïnformeerd. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) worden gehoord vanaf 6 jaar. Kinderen tussen de 6 en 12 worden gehoord in een speciale kindvriendelijke ruimte, door speciaal opgeleide hoormedewerkers. Kinderen vanaf 12 jaar worden in principe in reguliere hoorruimtes gehoord. Alle hoormedewerkers die amv’s horen hebben de EASO-training «Interviewing Children» gevolgd en houden rekening met de omstandigheden zoals de leeftijd, de sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling, opleiding en culturele achtergrond van de kinderen. Zowel gezinnen als amv’s worden tijdens de asielprocedure bijgestaan door een advocaat. Daarnaast krijgen amv’s een jeugdbeschermer van Nidos toegewezen. Zij kunnen de gehoren bijwonen. |
597 |
Hoe gaat u ervoor zorgen dat verhuizingen van kinderen in het kader van de asielprocedure worden voorkomen en waar is deze beleidslijn terug te vinden? |
Het asielproces brengt verplaatsingen met zich mee voor de betrokken vreemdelingen. Dit geldt ook voor (gezinnen met) kinderen. Verhuizingen vinden plaats, bijvoorbeeld vanwege een volgende stap in het asielproces, het sluiten van een locatie, op eigen verzoek van de vreemdeling of voor het borgen van de veiligheid op locatie. Het beleid van het COA, zoals ook vastgelegd in de meerjarenstrategie van het COA, is erop gericht om het aantal verhuisbewegingen, zeker voor kinderen, zoveel mogelijk te minimaliseren. Dit doet het COA onder andere door kinderen zoveel mogelijk te plaatsen op een azc met een langdurige bestuursovereenkomst. Wanneer een verhuizing noodzakelijk is wordt gebruik gemaakt van een «verhuischecklist» voor het maken van afwegingen en vindt een goede voorbereiding en gedegen afstemming met alle betrokken partners plaats. Indien nodig gaat het COA daarbij ook in gesprek met ouders over bewustwording van de impact bij het kind bij verhuizen. De daadwerkelijke verhuizing vindt, indien deze het gevolg is van het sluiten van een locatie, zoveel mogelijk plaats in de schoolvakantie om de overgang minder abrupt te laten zijn. De huidige situatie omtrent de druk op de opvangcapaciteit zorgt er wel voor dat het aantal verhuizingen tijdelijk toeneemt. Iedere plek is nodig en het tijdelijke karakter van sommige locaties voor noodopvang maakt een verhuizing onvermijdelijk. Het aantal verhuisbewegingen van kinderen wordt ook gemonitord. De laatste cijfers, van 2020, zijn te vinden in de met uw kamer gedeelde Staat van Migratie. |
598 |
Waar is het bedrag te vinden dat u heeft gereserveerd voor kinderen en amv’s in de asielopvang die kampen met mentale of fysieke beperkingen? |
Dit is niet expliciet onderdeel van de begroting. Deze kosten zijn opgenomen in de integrale kostprijs van het COA en Nidos. |
599 |
Hoeveel wordt geïnvesteerd in het uitvoeren van medisch leeftijdsonderzoek, wanneer twijfel bestaat over de gestelde minderjarigheid van een alleenstaande minderjarige vreemdeling? |
Voor de kosten van medisch leeftijdsonderzoek wordt 0,2 miljoen euro. begroot. |
600 |
Kunt u aangeven welk bedrag in de migratiebegroting is gereserveerd voor toekomstgerichte begeleiding van afgewezen alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de opvang, zoals de toekomsttraining amv, vanuit mentoren, opvangouders en voogden? |
In de migratiebegroting wordt er geen financieel onderscheid gemaakt in toekomstgerichte begeleiding tussen amv’s met een verblijfsvergunning en afgewezen amv’s. Afgewezen amv’s boven 15 jaar worden over het algemeen in kleinschalige woonvoorzieningen van het COA opgevangen. Het COA verzorgt zowel de opvang, als de begeleiding van deze amv’s, waarbij het kind centraal staat en elk kind de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft. Er wordt geen financieel onderscheid gemaakt tussen de opvang en de begeleiding. |
601 |
Hoeveel wordt geïnvesteerd in de registratie, het onderzoek naar vermissing en het terugvinden van kinderen die vermist raken uit het Nederlandse opvangsysteem? |
Het COA registreert de aanwezigheid van amv op de locaties (inhuisregistratie). Bij vermissing (24 uur niet aanwezig) wordt dit direct gedeeld met Nidos en de politie. De politie werkt bij vermissingen met een algemeen Handelingskader vermiste personen (2019). Dit handelingskader is ook van toepassing als een amv vermist raakt. In overleg met de keten is er een annex geformuleerd en toegevoegd aan dit handelingskader voor wat betreft het melden en afhandelen van als vermist opgegeven amv. Nidos stemt met de politie de verdere acties af. Hoeveel er wordt geïnvesteerd in het kader van tijd en middelen wordt niet bijgehouden door de verschillende organisaties. |
602 |
Op hoeveel vreemdelingenzaken rust een beslistermijn langer dan een half jaar (tabel 35)? |
Het aantal afgedane zaken bij de IND in totaal en het deel daarvan waarbij de vreemdeling een besluit kreeg langer dan een half jaar na van indiening van de aanvraag, in 2020 en in 2021 t/m september is opgenomen in de tabel in de bijlage1. Ter verduidelijking is het goed te vermelden dat de wettelijke beslistermijn die geldt voor een aanvraag voor een verblijfsvergunning verschilt per type verblijfsaanvraag van 15 dagen tot 1 jaar, met daarbij de mogelijkheid tot verlenging. Zo is bij asiel de wettelijke beslistermijn in de regel zes maanden, bij regulier negentig dagen en bij verzoeken tot naturalisatie een jaar. Voor een overzicht van de beslistermijnen per type verblijfsaanvraag zie de website van de IND: www.ind.nl/Paginas/Beslistermijnen.aspx. De wettelijke beslistermijn kan in bepaalde omstandigheden worden verlengd, zoals vanwege aanvullend onderzoek of omdat de vreemdeling nog stukken moet aanleveren. De redenen voor het verlengen van de wettelijke beslistermijnen zijn eveneens te vinden op de voornoemde pagina op de website van de IND. Ook kan een zaak buiten de wettelijke beslistermijn lopen omdat er een fraudeonderzoek loopt of openbare orde aspecten spelen. Dat de uiteindelijke termijn waarbinnen een zaak is afgedaan langer heeft geduurd dan zes maanden wil dus niet in alle gevallen zeggen dat de zaak buiten de wettelijke beslistermijn is afgedaan. Zie het antwoord op vraag 457 voor de openstaande aanvragen van de IND. |
603 |
Wat was de gemiddelde doorlooptijd voor asielverzoeken in spoor 4 in januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus en september van dit jaar? |
De IND publiceert maandelijks de gemiddelde doorlooptijden van de afgedane zaken over de laatste 4 maanden op de website: https://ind.nl/Paginas/Doorlooptijden-asielprocedure.aspx. In de tabel als opgenomen in de bijlage staan de gemiddelde doorlooptijden (over de laatste 4 maanden) van de afgehandelde zaken in spoor 4 uitgesplitst naar AA en VA1. Dit jaar is volop ingezet op het beslissen op oudere zaken van voor 1 april 2020 waarin de beslistermijn al was verstreken (Taskforcezaken). Deze zaken hadden op het moment van uitstroom een hoge doorlooptijd en trokken het gemiddelde omhoog. Nu deze zaken grotendeels zijn afgedaan wordt de gemiddelde doorlooptijd weer lager. |
604 |
Kunt u per land van herkomst aangeven hoeveel asielverzoeken wachten op een beoordeling? |
In bijgevoegde tabel het aantal openstaande eerste asielverzoeken per nationaliteit op 1 oktober 20211. |
605 |
Kunt u aangeven welk percentage asielverzoeken van Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs inmiddels is afgehandeld? Kunt u daarbij aangeven om hoeveel zaken het gaat? Zo nee, kunt u dan aangeven hoeveel asielverzoeken van Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs in totaal in 2021 tot nu toe zijn afgehandeld en hoeveel verzoeken uit die landen van herkomst nog openstaan? |
De eerste asielaanvragen van Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs die momenteel nog open staan zijn opgenomen in de tabel in de bijlage1. In de tabel staat hoeveel eerste asielaanvragen door Syriërs, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, Turken, Jemenieten en Eritreeërs vanaf 2017 in totaal zijn ingediend en welk percentage daarvan nog niet is afgedaan. Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen. |
606 |
Hoe groot was de werkvoorraad voor spoor 4 (algemene asielprocedure, AA) en spoor 4 (verlengde asielprocedure, VA) op 1 oktober 2021? Voor hoeveel van deze asielverzoeken is de wettelijke beslistermijn voorbij? Hoeveel mensen wachten langer dan negen maanden? Hoeveel wachten langer dan een jaar? Hoeveel mensen wachten langer dan twee jaar? Kunt u de antwoorden uitsplitsen naar AA en VA? |
De voorraad van spoor 4 was op 1 oktober 2021 staat opgenomen in de tabel in de bijlage1. Dit betreffen allemaal eerste aanleg zaken. Onder AA vallen zowel de zaken die in afwachting zijn om het AA-proces in te stromen, als de zaken die in het AA-proces zitten. In totaal is in 1480 van deze zaken de wettelijke beslistermijn verlopen. In bijgevoegde tabel staat hoe lang deze zaken inmiddels in de voorraad zitten. Bron: INDiGO/METiS, afgerond op tientallen. Omdat de tabellen afgeronde cijfers bevatten kan het lijken dat de aantallen niet correct optellen. |
607 |
Wat is de prognose voor het aantal asielzoekers in de algemene procedure en in de verlengde asielprocedure per 1 januari 2022? |
De huidige prognose van de IND van het aantal asielzoekers in de algemene procedure (AA) en in de verlengde asielprocedure (VA) per 1 januari 2022, is als volgt: 1. 1ste verzoeken Spoor 4 – AA: 10.500 2. 1ste verzoeken Spoor 4 – VA: 1.300 Deze prognose omvat alleen het aantal asielzoekers in spoor 4 (AA en VA). Deze prognose omvat derhalve niet het aantal asielzoekers in de andere sporen. Benadrukt wordt dat het een prognose betreft op basis van een berekening aan de hand van een aantal uitganspunten. De daadwerkelijke stand op 1 januari 2022 kan uiteindelijk van deze cijfers afwijken. De cijfers zijn afgerond op honderdtallen. |
608 |
Wat zijn de doorlooptijden voor spoor 1, 2 en 4 (met onderscheid in algemene en verlengde procedure) in 2020 en 2021? |
Voor 2020 bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor: Spoor 1: 14 weken Spoor 2: 8 weken Spoor 4 AA: 39 weken Spoor 4 VA: 60 weken Voor 2021 tot en met september bedragen de gemiddelde doorlooptijden in weken per spoor: Spoor 1: 13 weken Spoor 2: 7 weken Spoor 4 AA: 46 weken Spoor 4 VA: 68 weken De doorlooptijden worden berekend op basis van de gemiddelde doorlooptijd van uitgestroomde zaken. De doorlooptijd van een individuele zaak kan variëren en dus korter of langer zijn dan gemiddelde doorlooptijd. De IND publiceert maandelijks de gemiddelde doorlooptijden van de afgedane zaken over de laatste 4 maanden op de website: https://ind.nl/Paginas/Doorlooptijden-asielprocedure.aspx. |
609 |
Hoe lang duurt het gemiddeld genomen per spoor voordat de beroepsprocedure in asielzaken is behandeld? Hoelang is de wachttijd in beroep en in hoger beroep gemiddeld per spoor? |
De gemiddelde doorlooptijden per spoor in beroep en hoger beroepszaken zijn opgenomen in de Staat van Migratie 20211. De onderstaande doorlooptijden voor de rechtbanken en de Raad van State naar sporen zijn gegenereerd met behulp van gegevens van de IND omdat de rechtspraak geen registratie van doorlooptijden naar sporen kent. Hier zijn ook de doorlooptijden per spoor bij de Raad van State opgenomen. De werkwijze van berekenen wordt nog aangescherpt, maar deze gemiddelde doorlooptijden geven een eerste beeld. In de berekening van deze doorlooptijden zijn de Voorlopige Voorzieningen en «Beroep niet tijdig beslissen» niet meegenomen. Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, De Staat van Migratie 2021 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 30 573, nr. 185) |
610 |
Welk percentage asielverzoeken wordt afgedaan in spoor 1, 2 en 4? Hoe vaak vindt een spoorwisseling plaats (van spoor 2 naar spoor 4)? |
Van eerste asielaanvragen die in 2021 t/m september zijn afgedaan is; 17% in spoor 1 afgedaan, 6% in spoor 2 afgedaan en 76% in spoor 4 afgedaan. De verdeling over de sporen in aantallen en percentages van de eerste asielaanvragen die in 2021 t/m september zijn afgedaan staan in de tabel als opgenomen in de bijlage1. Tussentijdse spoorwisselingen worden in de geautomatiseerde gegevenssystemen van de IND niet bijgehouden. Het is enkel mogelijk om het spoor weer te geven waarin een zaak zich op dit moment bevindt, dan wel het spoor waarin de zaak zich op het moment van de beslissing op de aanvraag bevond. Het is wel mogelijk om aan te geven hoeveel asielzoekers uit veilige landen van herkomst die normaal gesproken instromen in spoor 2[1] zijn uitgestroomd uit spoor 4 (AA/VA)[2]. Uit cijfers blijkt dat er in 2020 ongeveer 110 en in 2021 t/m september ongeveer 130 asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst op inhoudelijke gronden in spoor 4 zijn afgehandeld. Ter vergelijking; in spoor 2 stroomden in 2020 ongeveer 1.010 en in 2021 t/m september ongeveer 470 asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst uit in spoor 2. [1] De lijst van veilige landen van herkomst is aan verandering onderhevig. Het kan zijn dat bepaalde nationaliteiten die in de cijfers zijn meegenomen thans niet (meer) als veilig land van herkomst aangemerkt (kunnen) worden. Ook kan het zijn dat het land nog in het traject van herbeoordeling zit dat naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak van 7 april 2021 is gestart (zie Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, nr. 2726). [2] In spoor 2 worden ook asielaanvragen behandeld van asielzoekers die elders in de EU asielbescherming genieten. Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel asielzoekers die elders in de EU bescherming genieten uiteindelijk zijn uitgestroomd in spoor 4. Aanvragen van alleenstaande minderjarige kinderen (AMV) uit veilige landen worden niet in spoor 2 behandeld maar worden sowieso in spoor 4 afgedaan. |
611 |
Wat is het inwilligingspercentage van spoor 1, 2 en 4? Kunt u dat opsplitsen naar de top 10 landen van herkomst? |
Asielprocedures in spoor 1 en spoor 2 worden in principe niet ingewilligd, omdat de vreemdeling een Dublin indicatie heeft of uit een veilig land komt (of al ergens anders bescherming geniet). Als blijkt dat een asielaanvraag toch een grond heeft om ingewilligd te worden dan wordt deze niet in spoor 1 of 2, maar in spoor 4 afgedaan. Het inwilligingspercentage in spoor 1 en 2 van eerste asielaanvragen in 2020 en 2021 t/m september was daarom 0%. In de tabel als opgenomen in de bijlage staan de inwilligingspercentages in 2020 en in 2021 t/m september van eerste asielaanvragen in spoor 4 voor de top 10 landen van herkomst1. Bron: IND. De percentages zijn afgerond en tellen daardoor soms niet op tot 100%. |
612 |
Hoeveel kleinschalige opvanglocaties zijn gerealiseerd om overeenkomstig het Regeerakkoord kansrijke asielzoekers en statushouders te huisvesten in of nabij de stad waar ze gehuisvest worden? |
Vooralsnog zijn er nog geen kleinschalige opvanglocaties gerealiseerd. De inspanningen blijven erop gericht om deze alsnog vorm te geven. |
613 |
Welk percentage asielzoekers die al een half jaar of langer in Nederland verblijven zijn ingeschreven in de BRP? |
Asielzoekers uit veilige landen of met een Dublinclaim worden niet ingeschreven in de BRP. Het percentrage asielzoekers in spoor 4 dat langer dan 6 maanden in Nederland verblijft en is ingeschreven in de BRP was op 1 november 2021 72%. |
614 |
Hoe groot is de achterstand bij de inschrijving in de BRP van vergunninghouders die in de opvang verblijven? |
Er zijn thans geen achterstanden in de inschrijvingen in de BRP. De werkvoorraden die zijn ontstaan ten gevolge van de COVID19-situatie zijn ingelopen. |
615 |
Is er nu en in 2022 voldoende personele inzet van de betrokken gemeenten, IND en COA beschikbaar om de BRP-straten sneller te laten functioneren? |
De inschrijvingen in de BRP vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid kan geen uitspraken doen over de capaciteit die gemeenten hierop inzetten. De inzet vanuit de IND en COA is erop gericht om de inschrijvingen te faciliteren. Hier is voldoende capaciteit voor beschikbaar en er zijn thans geen achterstanden in de inschrijvingen in de BRP. De werkvoorraden die zijn ontstaan ten gevolge van de COVID-19-situatie zijn ingelopen. Daarnaast is er met de gemeenten een project ingericht om gezamenlijk te komen tot procesverbetering. |
616 |
Welke niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) voeren projecten uit om het verblijf van vreemdelingen in Nederland te voorkomen of te beëindigen? |
Er kan geen uitputtend overzicht worden gegeven van alle non-gouvernementele organisaties (NGO’s) die zich met terugkeeractiviteiten bezighouden, aangezien er ook terugkeeractiviteiten worden gefinancierd door andere overheidsorganen, zoals gemeenten. Wel kan er een overzicht worden gegeven van de lopende terugkeerprojecten van NGO’s die vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid via de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) gesubsidieerd worden. Deze subsidiëring gebeurt op grond van het Return and Emigration Assistance from the Netherlands (REAN) programma, via de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek (2019) en via incidentele subsidies. De volgende organisaties worden momenteel gesubsidieerd: de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Stichting Barka, Stichting ROS, Stichting Solid Road, Stichting WereldWijd, Stichting Goedwerk en VluchtelingenWerk Nederland. Ten overvloede wil SJenV hierbij opmerken dat IOM geen NGO is, maar een intergouvernementele organisatie. IOM voert het REAN-programma uit, dit is het grootste Nederlandse terugkeerprogramma. Het project van Stichting Barka richt zich op het vertrek van gemeenschapsonderdanen die zich sociaal en maatschappelijk niet in Nederland kunnen handhaven. De overige projecten richten zich op het vertrek en de herintegratie van vertrekplichtige vreemdelingen. |
617 |
Kan worden aangegeven of de AP met de begrote 25 miljoen euro aan al haar wettelijke verplichtingen als toezichthouder kan voldoen? Zo ja, kan dit nader onderbouwd worden? |
In het KPMG-onderzoek naar taken en middelen van de AP is geïnventariseerd welke wettelijke taken de AP moet uitvoeren. De taken van de AP bestaan onder andere uit toezicht, klachtafhandeling, advisering, voorlichting en internationale taken. De wet schrijft niet voor welke normen daarbij gelden. Er is dus geen rechtstreeks uit de wet af te leiden objectieve maatstaf op basis waarvan de prestaties van de AP kunnen worden gekwalificeerd. De AP stelt dan ook prioriteiten in de uitvoering van haar taken. De huidige capaciteit van de AP wordt voor het merendeel ingezet op reactieve toezichthoudende taken, waaronder ook het behandelen van klachten en datalekmeldingen. Overigens heeft de AP vergeleken met de leden van de European Data Protection Board een relatief hoog budget. Bovendien is sprake van een sterke groei in budget en aantal fte, vergeleken met de andere gegevensbeschermingsautoriteiten. |
618 |
Kan worden aangegeven of de AP met de begrote 25 miljoen euro aan de uitvoering van haar strategische prioriteiten toe kan komen? Zo ja, kan dit nader onderbouwd worden? |
De AP stelt als zelfstandig bestuursorgaan zelf haar doelstellingen en strategische prioriteiten waarbij de kosten voor de uitvoering moeten passen binnen het door JenV beschikbaar gestelde budget. |
619 |
Welke invloed heeft het rapport naar de benodigde toekomstige capaciteit van de AP gehad op het huidige budget van de AP? |
Op 19 november 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II, 2020/21, 25 268, nr. 192). MRb heeft naar aanleiding van het KPMG-rapport bijdragen voor 2020 beschikbaar gesteld van in totaal 4,7 miljoen euro voor het oplossen van incidentele problematiek van de AP en voor het doen van een investering in haar bedrijfsvoering. Voor 2021 heeft MRb het beschikbare budget met 6 miljoen euro verhoogd tot een bedrag dat gelijk is aan de realisatie van 2020 (24,6 miljoen). Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Het KPMG-rapport noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Het vanaf 2022 structureel toegekende budget van bijna 26 miljoen euro valt daar dus binnen. |
620 |
Hoeveel asielaanvragen van asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst werden in 2019, 2020 en 2021 afgedaan in spoor 2? |
In 2019 zijn 1.830 aanvragen van asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst afgedaan in spoor 2. In 2020 zijn 1.000 aanvragen afgedaan en in 2021 zijn tot en met september 490 aanvragen afgedaan. Asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst of die al in een andere EU-lidstaat bescherming hebben worden in de meeste gevallen afgedaan in Spoor 2. In 2020 stroomde 11% van de ingediende eerste asielaanvragen in via Spoor 2. Zie hiervoor hoofdstuk 4.3.1 van de Staat van Migratie. Cijfers betreffen een afronding op tientallen. |
621 |
Hoeveel afgewezen asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst zijn daadwerkelijk teruggekeerd naar het land van herkomst? |
Vanuit de caseload van de DT&V zijn in 2020 225 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen van herkomst die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd aantoonbaar (zelfstandig of gedwongen) teruggekeerd naar het land van herkomst. Hiervan is in 150 zaken een asielaanvraag afgehandeld in spoor 2. Vanuit de caseload van de DT&V zijn in 2021 (tot en met september) 130 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen van herkomst die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd aantoonbaar (zelfstandig of gedwongen) teruggekeerd naar het land van herkomst. Hiervan is in 70 zaken een asielaanvraag afgehandeld in spoor 2. Zie ook het antwoord op vraag 240. |
622 |
Voor hoeveel asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst is in 2019, 2020 en in 2021 een Dublinclaim gelegd? Hoeveel daarvan zijn gehonoreerd? |
Zie de tabel zoals opgenomen in de bijlage1. Deze cijfers zien op het aantal verzonden claims, niet het aantal personen. Er kunnen meerdere claimverzoeken ten aanzien van dezelfde vreemdeling zijn verzonden.[1] Er zit verschil tussen het aantal verzonden claims, het aantal ontvangen claimakkoorden en het aantal geëffectueerde overdrachten. Dit kan gelegen zijn in het vertrek met onbekende bestemming van de vreemdeling, reisbeperkingen in verband met COVID of om beleidsmatige of juridische redenen. [1] De lijst van veilige landen van herkomst is aan verandering onderhevig. Het kan zijn dat bepaalde nationaliteiten van landen die in de cijfers zijn meegenomen thans niet (meer) als veilig land van herkomst aangemerkt (kunnen) worden. |
623 |
Hoeveel asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst zijn daadwerkelijk overgedragen? Hoeveel asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst zijn in 2019, 2020, 2021 met onbekende bestemming gegaan gedurende de Dublinprocedure? |
In 2019 zijn 330 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd – aantoonbaar overgedragen naar een andere lidstaat op grond van de Dublinverordening. In 2019 zijn 1.060 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd, en voor wie een Dublinclaim is opgevoerd – met onbekende bestemming vertrokken. In 2020 zijn 200 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd – aantoonbaar overgedragen naar een andere lidstaat op grond van de Dublinverordening.In 2020 zijn 610 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd, en voor wie een Dublinclaim is opgevoerd – met onbekende bestemming vertrokken. In 2021 t/m september zijn 120 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd – aantoonbaar overgedragen naar een andere lidstaat op grond van de Dublinverordening. In 2021 zijn 480 vreemdelingen afkomstig uit veilige landen – die vanuit de IND bij de DT&V zijn ingestroomd, en voor wie een Dublinclaim is opgevoerd – met onbekende bestemming vertrokken. |
624 |
Hoe lang is de verblijfsduur in de opvang van asielzoekers afkomstig uit veilige landen van herkomst die zijn afgedaan in spoor 2 en hoe lang van asielzoekers uit veilige landen waar een Dublinclaim is gedaan? |
Zie het antwoord op vraag 238 ten aanzien van de beschikbare gegevens. Asielzoekers van wie het asielverzoek wordt behandeld in spoor 2, worden ondergebracht in een separate sobere opvangvorm. Daarvan zijn kwetsbare groepen uitgezonderd. De verblijfsduur in de sobere opvanglocaties in Ter Apel en Budel-Cranendonck over de periode van oktober 2020 t/m augustus 2021 was gemiddeld 38,5 dagen. Bron: COA, peildatum 16 oktober 2021 |
625 |
Hoeveel asielzoekers en statushouders (met een vergunning in een derde land) in spoor 2 gaan in beroep? Hoe vaak is dit beroep gegrond? |
[1] In spoor 2 worden zaken van vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst[2] afgedaan, maar ook zaken van vreemdelingen die een status (internationale bescherming) in een EU lidstaat bezitten en aanvragen van vreemdelingen met een nationaliteit van een EU lidstaat. De beroepszaken in 2021 relateren aan eerste asielaanvragen die in 2021, 2020 of 2019 zijn ingediend. Ter vergelijking: in 2021 zijn tot en met september 880 eerste asielaanvragen in spoor 2 om inhoudelijke redenen afgewezen. Dit kunnen ook eerste asielaanvragen zijn die zijn ingediend voor 2021. Het aantal gegrond verklaarde beroepen in 2021 zijn uitspraken in beroepszaken waar een eerste asielaanvraag in 2021, 2020 of 2019 aan ten grondslag ligt1. Een gegrond beroep betekent niet dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel wordt verstrekt, bijvoorbeeld kan het zijn dat een vastgesteld motiveringsgebrek door de IND wordt hersteld. [1] Voor beantwoording van de vraag is er gekeken naar zaken die inhoudelijk zijn afgedaan. Een klein aantal beroepszakenzaken van procedures die niet inhoudelijk afgedaan zijn wordt niet meegeteld. Dit zijn bijvoorbeeld procedures die buiten behandeling zijn gesteld. [2] De lijst van veilige landen van herkomst is aan verandering onderhevig. Het kan zijn dat bepaalde nationaliteiten die in de cijfers zijn meegenomen thans niet (meer) als veilig land van herkomst aangemerkt (kunnen) worden. Ook kan het zijn dat het land nog in het traject van herbeoordeling zit dat naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak van 7 april 2021 is gestart (zie Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, nr. 2726). |
626 |
Kunt u toelichten waarom de bijdrage aan Stichting Halt de komende jaren nauwelijks stijgt, terwijl de laatste PMJ-raming een sterke stijging van de capaciteitsbehoefte laat zien voor de JJI’s? |
De doelgroep van de JJI’s is een andere dan die van Stichting Halt. Fluctuaties in ramingen kunnen daarmee niet met elkaar in verband gebracht worden. De PMJ-raming voor Stichting Halt laat zelfstandig ook een stijging zien. De bijdrage aan stichting Halt is geënt op de groei die de PMJ laat zien tot 2023. |
627 |
Wat wordt precies bedoeld met «nog te verdelen taakstellingen»? Om welke taakstellingen gaat dit precies en welke bedragen zijn hier mee gemoeid? |
In de toelichting op artikel 92 is aangegeven welke functies het artikel Onverdeeld in een begroting heeft. Eén van die functies is het parkeren van gelden waarvan de verdeling over de beleidsartikelen op dat moment nog niet (volledig) bekend is. Bijvoorbeeld de 200 miljoen voor veiligheid (motie Hermans, 35 925, nr. 13). Ook bij taakstellingen wordt het artikel Onverdeeld gebruikt om in afwachting van de exacte verdeling over de Justitie en Veiligheid-begroting, de gelden gemoeid met de taakstelling te parkeren. Op dit moment bevat het artikel Onverdeeld geen nog te verdelen taakstellingen. |
628 |
Aan welke beleidsvoornemens die door de demissionaire status van het kabinet, in afwachting van de kabinetsformatie, nog niet in procedure zijn gebracht, wilt u het onverdeelde geld uit artikel 92 uitgeven? |
Het grootste deel van de gelden op het artikel onverdeeld heeft een vaste bestemming waarover eerder besloten is. Een deel van de middelen is gereserveerd voor beleidsvoornemens die nog niet in procedure zijn gebracht, maar die wel zijn voorbereid en waaraan kosten verbonden zijn. De kosten hiervan zijn geparkeerd op het artikel Onverdeeld. Het gaat hierbij om beleid op het terrein van zeden/sekswerkers, Wet aanpak online kinderpornografisch materiaal en om de bekostiging van de Competente Autoriteit Terroristische Content Online (TCO). Ook zijn op artikel 92 de middelen opgenomen volgend uit de motie Hermans t.b.v. veiligheid en handhaving. Deze middelen zullen uiterlijk bij Voorjaarsnota worden toegedeeld aan de beleidsartikelen. |
629 |
Welke gevolgen heeft de meest recente PMJ-raming voor het strategisch personeelsplan van DJI? |
De meest recente PMJ-raming heeft geen gevolgen voor het strategisch personeelsplan (SPP) van DJI. Het SPP is een strategische analyse om tot keuzes te kunnen komen op het gebied van HRM, en beschrijft initiatieven die DJI op dat gebied wil en zal nemen om de komende periode zijn maatschappelijke opdracht goed te blijven vervullen. Op basis van het SPP is vastgesteld dat werving en behoud van (nieuwe) medewerkers de hoogste urgentie heeft. De meest recente PMJ-raming geeft geen aanleiding om tot een andere prioritering te komen. |
630 |
Kunt u toelichten waarom en waarop van 2022–2023 70 miljoen bezuinigd wordt op personeel van de IND? Hoe verhoudt dit zich tot de asielinstroom die volgens uw verwachting in 2023 1.000 hoger ligt dan in 2022? Hoeveel personeel moet er hiervoor uitvloeien (in fte)? En hoe snel kan de capaciteit weer op aan een 2022 vergelijkbaar niveau worden gebracht, indien onverwacht toch een nieuwe migratiecrisis dreigt? |
De benodigde middelen voor de IND zijn, o.b.v. de Meerjaren Productie Prognose (MPP), voor twee jaar toegekend in de begroting. In deze middelen zaten in de jaren 2020 en 2021 ook extra middelen, bovenop de reguliere productie, voor het wegwerken van achterstanden. Deze achterstanden zijn inmiddels nagenoeg weggewerkt. Op basis van een geactualiseerde Productieplanning zal de capaciteit (evenals de daarvoor benodigde financiën) worden bepaald. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. De IND heeft vorig jaar en het afgelopen jaar grote inspanningen geleverd om de asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april aan de Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt. Bij brief van 12 juli 2021 over de stand van zaken en afronding Taskforce is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat alle inzet nu is gericht op het binnen de wettelijke termijn beslissen van de zaken van na 1 april 2020. Nadien hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de inzet van de behandelcapaciteit van de IND. Zo is de instroom van asielzoekers de laatste maanden sterk toegenomen waardoor extra behandelcapaciteit is ingezet op het afnemen van aanmeldgehoren. Ook zijn er tot nu toe ca 2.000 Afghaanse evacués naar Nederland gekomen en ingestroomd in het asielproces. Deze ontwikkelingen hebben impact op de behandeling van asielaanvragen van na 1 april 2020. Desondanks blijft de inspanning van de IND erop gericht om zo snel mogelijk weer binnen de wettelijke termijnen te beslissen. Hiervoor blijft de IND zich onverkort inspannen, daarbij is het streven dat de voorraad asielaanvragen bij de IND eind 2021 voor in elk geval 90% binnen de wettelijke termijn is. |
631 |
Kan de IND op een aanvullende bijdrage rekenen, daar de instroom de geprognotiseerde 18.000 al ruimschoots is gepasseerd? |
Voor 2022 wordt rekening gehouden met een totale instroom asiel van 22.000 per jaar. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
632 |
Hoe verklaart u de daling van 80 miljoen euro in 2023 voor de IND? Waarom is ervoor gekozen om niet geheel de MPP reeks te volgen? |
De benodigde middelen voor de IND zijn op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) voor twee jaar toegekend in de begroting. In deze middelen zaten in de jaren 2020 en 2021 ook extra middelen, bovenop de reguliere productie, voor het wegwerken van achterstanden. Deze achterstanden zijn inmiddels nagenoeg weggewerkt. De bijdrage aan de IND daalt als gevolg van de MPP voor 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. |
633 |
Kunt u aangeven waarom bij een verwacht aantal aanvragen van 23.000 in 2023 toch wordt gekozen het budget van de IND te doen dalen met gevolgen voor de personele omvang? |
De benodigde middelen voor de IND zijn op basis van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) voor twee jaar toegekend in de begroting. In deze middelen zaten in de jaren 2020 en 2021 ook extra middelen, bovenop de reguliere productie, voor het wegwerken van achterstanden. Deze achterstanden zijn inmiddels nagenoeg weggewerkt. De bijdrage aan de IND daalt als gevolg van de MPP die gebruikt is voor de begroting 2022. In de MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting. Dit beeld wordt continu bijgesteld en betrokken bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus. De MPP wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. De bijstelling in februari wordt tevens gebruikt als input voor de voorjaarsnota. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn. Op dit moment is er geen sprake van een afschaling van capaciteit bij de IND. |
634 |
Bij hoeveel asielzaken is er een ervaren IND-medewerker die toezicht houdt? Hoe lang zijn IND-medewerkers getraind? Hoeveel uitzendkrachten heeft de IND in dienst gehad in 2020 en in 2021? |
Alle medewerkers die starten als beslis- en hoormedewerker bij Directie Asiel en Bescherming van de IND doorlopen een uitgebreid en centraal opleidingstraject (de basisopleiding asiel) waarin zij leren om zelfstandig te horen en te beslissen. Momenteel is het huidig opleidingstraject ongeveer 11 maanden met een begeleiding van 1 op 3. Hierbij worden nieuwe medewerkers begeleid door ervaren collega’s. Nadat de medewerkers deze opleiding met goed gevolg hebben doorlopen, worden de medewerkers door hun locaties begeleid in het afrondende traject tot tekenbevoegdheid. De snelheid waarmee een nieuwe medewerker het gehele opleidings- en begeleidingstraject doorloopt en tekenbevoegd is op het horen en beslissen na de centrale basisopleiding, wisselt uiteindelijk per medewerker. Met het verder professionaliseren van de IND Academie is het de ambitie van IND om de basisopleiding asiel nu terug te brengen naar de duur van 9 maanden en een begeleiding in te regelen van 1 ervaren medewerker op 5 minder ervaren medewerkers. De kwaliteit van de opleiding blijft hierbij te allen tijde centraal staan. Na het afronden van het opleidings- en begeleidingstraject vindt regelmatig bijscholing plaats, voor alle medewerkers, net als intercollegiale afstemming. Uitzendkrachten die werkzaam zijn op de locatie Utrecht (bij de Directie Asiel en bescherming) hebben een korter traject gevolgd om opgeleid te worden, want zij zijn slechts op één onderdeel ingewerkt: óf het horen óf het nemen van (concept) beslissingen. Definitieve beslissingen worden genomen door ervaren IND-medewerkers. Er wordt gemonitord in welke fase van ontwikkeling deze uitzendkrachten zijn en of zij zelfstandig kunnen worden ingezet binnen de fase van ontwikkeling. Alle andere zaken doen zij onder begeleiding van ervaren IND medewerkers. Ondertussen krijgen zij scholing en begeleiding om hen verder te brengen in hun opleidingstraject. In 2020 had de IND 791 uitzendkrachten ingehuurd en in 2021 (t/m september) waren dat er 749. Dit aantal betreft het aantal uitzendkrachten voor de gehele IND. |
635 |
De IND wordt bekostigd op basis van output – output van wat precies? |
Ouputbekostiging betekent dat de IND op basis van de gerealiseerde prestaties (de output) wordt bekostigd. Deze output betreft de «productie» die de IND realiseert. De IND ontvangt per gerealiseerd product een vergoeding op basis van de vooraf vastgestelde kostprijs van het product. Voorbeelden hiervan zijn asielaanvragen, MVV-aanvragen, naturalisatieverzoeken en beroepszaken. |
636 |
Waar wordt naar verwezen met het woord «productgroep»? Integrale kostprijs van wat? |
Een product van de IND betreft een afgeronde aanvraag of beslissing die de IND realiseert. De IND ontvangt per gerealiseerd product een vergoeding op basis van de vooraf vastgestelde (gemiddelde) kostprijs van het product. Zie ook het antwoord op vraag 635 |
637 |
Hoeveel geld, van het half miljard euro dat met deze begroting extra wordt uitgetrokken voor veiligheid, wordt specifiek uitgetrokken voor het NFI, zodat zij meer onderzoeken kan doen? |
Voor zover de verdeling van de extra middelen voor de ondermijningsaanpak op dit moment gespecificeerd kan worden, is dit opgenomen in de brief die 4 oktober jl. naar uw Kamer is verstuurd (kenmerk 2021D36593). Hierin is opgenomen dat het NFI structureel geld zal ontvangen voor: 1) investeringen in de forensische opsporing in het kader van de versterking van integrale handhaving, opsporing, vervolging en berechting. Deze middelen worden ingezet voor meer en beter drugsonderzoek, meer DNA-onderzoek, meer en beter digitaal onderzoek en het optimaliseren van samenwerking in de keten. Hiervoor is in totaal 30 miljoen voor de betrokken partners beschikbaar. 2) de bijdrage aan de uitvoering van het verbod op Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS), in het kader van de handhaving lachgas en NPS, en interventies drugsgebruik; 3) uitbreiding van de capaciteit van het NFI uit het budget dat beschikbaar is voor een aantal bijzondere opsporingsdiensten en toezichthouders, eveneens in het kader van de versterking van de integrale handhaving. Hiervoor is in totaal 40 miljoen voor de betrokken organisaties beschikbaar. De nadere verdeling van deze middelen werkt MJenV in de komende maanden langs de in die brief genoemde thematische lijnen zorgvuldig uit, zodat de gelden optimaal besteed worden en zodat maximaal effect gesorteerd wordt in de brede ondermijningsaanpak. Deze nadere uitwerking wordt gedaan in nauwe samenspraak met de betrokken organisaties. Van deze uitwerking en voortgang zal uw Kamer op de hoogte worden gehouden. |
638 |
Is bekend of het aantal particuliere beveiligers de afgelopen tien jaar is toegenomen? Zo ja, met hoeveel? |
Desgevraagd heeft de politie laten weten dat op peildatum 27 oktober 2021 21.779 unieke natuurlijke personen in het toestemmingensysteem van politie geregistreerd staan als beveiliger. De politie heeft geen cijfers van het aantal geregistreerde particuliere beveiligers in 2011 omdat alle persoonsgegevens vier jaar na de laatste verwerking automatisch worden gewist in het kader van de privacywetgeving. De Nederlandse Veiligheidsbranche geeft in hun branchescan uit mei 2021 aan dat in 2020 in totaal 25.855 personen werkzaam waren in de particuliere beveiligingsbranche. In dezelfde branchescan blijkt dat in 2011 31.364 personen werkzaam waren in de particuliere beveiligingsbranche. De cijfers betreffen alleen werknemers in de beveiligingsbranche die werkzaam zijn in een zogenaamd directe functie. Zij zijn de medewerkers in het veld die de daadwerkelijke beveiligingswerkzaamheden uitvoeren. De Nederlandse Veiligheidsbranche verwacht voor 2021 wel weer een stijging door het opengaan van de samenleving en de aantrekkende economie. |
639 |
Kan worden verduidelijkt hoeveel boa's in dienst zijn van gemeenten, waarbij dit per gemeente uiteen wordt gezet? Kan dit overzicht op basis van het aantal boa's per aantal inwoners (van veel naar weinig) worden aangeleverd? |
In de bijlage is een tabel opgenomen die verduidelijkt hoeveel boa’s in dienst zijn van gemeenten1. Dit overzicht is gerangschikt naar het aantal boa’s per inwoner per domein op basis van het aantal boa’s in domein I (van veel naar weinig). Het is goed om te benadrukken dat enkele gemeenten niet in bijgevoegde lijst staan, maar via een samenwerkingsverband wel boa’s in dienst kunnen hebben. De uitsplitsing hiervan is echter niet te achterhalen in de systemen van Justis. |
640 |
Welke concrete maatregelen neemt de rechtspraak naar aanleiding van de toeslagenaffaire? |
De Rechtspraak wil zich in de eerste plaats richten op wat zij kan doen om vergelijkbaar onrecht in de toekomst te voorkomen. Volgens de Raad voor de rechtspraak moet een individuele rechter aan de bel kunnen trekken als deze zich zorgen maakt over bepaalde zaken. Niet voor niets pleitten bestuursrechters in het rapport «Recht vinden bij de rechtbank» voor meer samenspraak en tegenspraak binnen de rechterlijke macht. Volgens de Raad voor de rechtspraak vergt dit een actieve houding van rechters. Niet alleen de bestuursrechters zullen actiever moeten zijn als mogelijke misstanden worden geconstateerd. Dit geldt ook voor de andere rechtsgebieden. De eerste stappen op dit vlak zijn al gezet, bijvoorbeeld door in het jaarverslag van de Rechtspraak voortaan te wijzen op mogelijk knellende wetgeving. Daarnaast wordt in het voornoemde rapport van de bestuursrechters opgemerkt dat de Algemene wet bestuursrecht een groot aantal instrumenten biedt om tot een evenredige uitkomst te komen. Van die instrumenten moet de rechter volgens de Raad voor de rechtspraak ook gebruik maken als toepassing van de wet op een concrete zaak tot een onevenredige uitkomst leidt. Zo kan maatwerk worden geboden. |
641 |
Kunt u aangeven hoe uitvoering gegeven wordt aan de ambitie om meer uitspraken te publiceren? Kunt u een overzicht geven van de aantallen uitspraken die de afgelopen tien jaar zijn gepubliceerd? Welke redenen liggen eraan ten grondslag dat het niet lukt om meer uitspraken openbaar te maken? |
De afgelopen 10 jaar zijn de volgende aantallen gerechtelijke uitspraken door de Raad voor de rechtspraak online gepubliceerd op Rechtspraak.nl (zie de bijlage)1. Uit de aantallen blijkt dat er een gestage groei is van gepubliceerde uitspraken. Deze uitspraken worden handmatig gepseudonimiseerd, hetgeen een zeer arbeidsintensief proces is. Zoals ook in antwoord op vragen van het lid Groothuizen (D66) van uw Kamer toegelicht (vergaderjaar 2019–2020, nr. 2031), was in het kader van het prijsakkoord 2020–2022 afgesproken dat het percentage van het aantal gerechtelijke uitspraken in Nederland dat online wordt gepubliceerd zou stijgen naar 5%. In 2020 is 7,2% van alle uitspraken gepubliceerd. De Raad voor de rechtspraak heeft laten weten dat de rechtspraak het streven heeft om op termijn 75% van de gerechtelijke uitspraken online te gaan publiceren. Dit dient te gebeuren op een manier die rekening houdt met de belangen van alle bij zaken betrokken partijen. Om dit op zorgvuldige wijze vorm te geven, heeft de Raad voor de rechtspraak laten weten de komende tien jaar hieraan uitvoering te geven in de vorm van het programma «Meer en verantwoord publiceren». |
642 |
Waarom gaat de rechtspraak niet over de eigen begroting? |
De begroting van de Rechtspraak is onderdeel van het begrotingshoofdstuk van Justitie en Veiligheid. De huidige wetgeving biedt balans met aan de ene kant de wens tot waarborging van de onafhankelijkheid van de rechtspraak en aan de andere kant de ministeriële verantwoordelijkheid, het budgetrecht van het parlement en de formele positie van de wetgever. Deze balans is na uitgebreide overweging onder de huidige wetgeving bereikt. Er zijn bij het ontwerp van de huidige wetgeving ook andere constructies overwogen, maar die werden niet passend geacht in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen. In dit kader zij ook verwezen naar de in het parlement gevoerde discussie naar aanleiding van het initiatiefvoorstel-Van Nispen eigen begroting Raad voor de rechtspraak en het advies Raad van State d.d. 7 februari 2017 (Kamerstukken 34.618). |
643 |
Wat zijn de huidige achterstanden in de rechtspraak? |
Voor de huidige achterstanden in het strafrecht wordt verwezen naar het antwoord op vraag 178. De achterstand binnen bestuursrecht bedroeg eind oktober 2021 41.750 zaken. De achterstand in civiele handelszaken bedroeg eind oktober 2021 8.250 zaken. De achterstand in kanton handelszaken bedroeg eind oktober 2021 12.000 zaken. De Rechtspraak is nog niet gereed met het inrichten van de managementinformatie op het gebied van familierecht, waardoor het aantal zaken waarbij sprake is van een achterstand op dit moment niet bekend is. |
644 |
Wanneer wordt verwacht dat het digitale kanaal klaar is voor gebruik om rechtszoekenden en procesvertegenwoordigers digitaal toegang te laten krijgen tot de rechtspraak? |
Het digitaal indienen van beslagrekesten gaat nog dit jaar van start via het webportaal van de Rechtspraak. Via het portaal kunnen advocaten dan eenvoudig digitaal zaken indienen, digitaal stukken uitwisselen en ongeacht tijd of plaats digitaal stukken inzien. Na elk ingediend stuk, ontvangt de advocaat automatisch een digitale ontvangstbevestiging voor de eigen administratie. Volgend jaar volgt de zaakstroom rijksbelastingen en de periode daarna tot het einde van het project, stroom voor stroom, de andere zaakstromen in civiele en bestuursrechtelijke zaken. |
645 |
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het tijdpad van de bouw van de grote EBI in Vlissingen? |
Het bouwproject voor het Justitieel Complex Vlissingen ligt op schema. De start van de bouw is beoogd eind 2023 en de oplevering van het complex eind 2026. Vanaf 2027 wordt het complex in gebruik genomen. |
646 |
Kan worden aangegeven hoeveel geld de afgelopen vijf jaar is uitgegeven aan (de oprichting van) de Netherlands Commercial Court en hoeveel geld de komende vijf jaar zal worden uitgegeven aan de Netherlands Commercial Court? |
Met de Raad voor de rechtspraak is overeengekomen dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid de kosten voorafgaand aan de start van de Netherlands Commercial Court en de kosten gedurende de aanloopperiode zal voorschieten. De inkomsten uit griffierecht voor behandeling van deze zaken in eerste aanleg en/of in hoger beroep worden verrekend met deze kosten. Aan de Netherlands Commercial Court (NCC) is in de afgelopen vijf jaar in totaal ongeveer 3 miljoen euro. uitgegeven (na verrekening van griffierechten-ontvangsten in NCC-zaken), te weten: ongeveer 1,9 miljoen euro. in 2018, ongeveer 0,6 miljoen euro. in 2019 en ongeveer 0,5 miljoen euro. in 2020. Voor 2021 zijn de kosten van de NCC (exclusief verrekening van griffierechten-ontvangsten in NCC-zaken) begroot op 0,9 miljoen euro. en voor 2022 en verdere jaren op 1 miljoen euro per jaar. |
647 |
Wanneer kan de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen bij het wetsvoorstel tot opheffing van het verpandingsverbod? |
Het streven is om in de eerste helft van 2022 de nota naar aanleiding van het verslag aan uw Kamer aan te bieden. |
648 |
Wanneer wordt het wetsvoorstel strafbaarstelling van het bezit van instructief materiaal over het seksueel misbruiken van kinderen bij de Kamer ingediend? |
Op 15 september jl. is het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over dit wetsvoorstel ontvangen. Het wetsvoorstel wordt begin december ingediend bij de Tweede Kamer. |
649 |
Hoeveel fte werkt bij de AP specifiek aan voorlichting en preventie? Hoeveel burgers, MKB-bedrijven en grote organisaties moeten daarmee van voorlichting/preventief toezicht worden voorzien? |
Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Het is aan de AP als zelfstandig bestuursorgaan om keuzes te maken en prioriteiten te stellen ten aanzien van de inzet van haar medewerkers. Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP 12,5 fte specifiek inzet op voorlichting en preventie. |
650 |
Hoeveel klachten heeft de AP ontvangen in 2021? Hoeveel heeft zij behandeld? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 in het eerste half jaar 12.644 klachten heeft ontvangen en 10.650 klachten heeft afgehandeld. |
651 |
Hoeveel datalekmeldingen zijn in 2021 binnengekomen bij de AP? Hoeveel fte heeft de AP beschikbaar voor het behandelen van datalekmeldingen? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in 2021 in het eerste half jaar 12.241 datalekmeldingen heeft ontvangen. Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Het is aan de AP als zelfstandig bestuursorgaan om keuzes te maken en prioriteiten te stellen ten aanzien van de inzet van haar medewerkers. Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP 6,5 fte inzet op de behandeling van datalekmeldingen. |
652 |
Hoeveel verkennende onderzoeken naar relevante actuele ontwikkelingen heeft de AP kunnen uitvoeren in 2021 en hoeveel zal zij er naar verwachting in 2022 kunnen uitvoeren? |
Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP in het eerste kwartaal van 2021 zeven verkennende onderzoeken is gestart en één verkennend onderzoek heeft afgerond. In 2022 verwacht de AP enkele verkennende onderzoeken uit te voeren. |
653 |
Hoeveel fte houdt zich bij de AP bezig met het toezicht op algoritmes? |
Het onafhankelijke onderzoek van KPMG naar de taken en middelen van de AP (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 192) noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP een structureel budget van ongeveer 26 miljoen euro. Dit budget valt dus binnen de door KPMG genoemde marges. Het is aan de AP als zelfstandig bestuursorgaan om keuzes te maken en prioriteiten te stellen ten aanzien van de inzet van haar medewerkers. Uit navraag bij de AP blijkt dat de AP 1 fte inzet op toezicht op algoritmes. De huidige capaciteit van de AP wordt voor het merendeel ingezet op reactieve toezichthoudende taken, waaronder het behandelen van klachten. |
654 |
In 2022 wordt 154 miljoen geïnvesteerd in de sociale advocatuur, hoe wordt naast toegankelijke rechtsbijstand ook geïnvesteerd in emotionele ondersteuning voor slachtoffers tijdens strafzaken? |
Het bieden van emotionele ondersteuning aan slachtoffers tijdens het strafproces is een van de kerntaken van Slachtofferhulp Nederland (SHN). Er is vanuit JenV voortdurend aandacht voor en overleg met SHN over de middelen die de organisatie nodig heeft om ook deze belangrijke taak op een goede manier te kunnen uitvoeren. |
655 |
Hoe wordt naast toegankelijke rechtsbijstand ook geïnvesteerd in emotionele ondersteuning voor slachtoffers tijdens strafzaken? |
Zie het antwoord op vraag 654. |
656 |
Kan nauwgezet worden toegelicht hoe de financiële tegenprestatie van commerciële advocatenkantoren er in de praktijk uit komt te zien? |
Momenteel wordt onderzocht op welke wijze een (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren kan worden gevraagd. Daarbij denkt MRb aan een bijdrage in uren of in geld. De NOvA en vertegenwoordigers van enkele commerciële advocatenkantoren hebben onlangs expliciet aangegeven de rechtsbijstand aan mensen met een klein inkomen te beschouwen als een overheidstaak en geen voorstander te zijn van een financiële bijdrage vanuit de commerciële advocatuur. Mede daarom zal de MRb in de eerste helft van 2022 de Kamer een voorstel doen hoe dit wettelijk kan worden vastgelegd. De MRb blijft met de NOvA en commerciële en sociale advocaten in nauw contact over de uitwerking daarvan, evenals over kleinschalige initiatieven die de commerciële advocatuur wel voornemens is om in te zetten (zoals het openstellen van de digitale bibliotheek). |
657 |
Wordt de financiële tegenprestatie van commerciële advocatenkantoren verplicht? |
Zie het antwoord op vraag 656. |
658 |
Welk bedrag verwacht u op te halen met de financiële tegenprestatie van commerciële advocatenkantoren en kunt u toelichten waar dat cijfer op is gebaseerd? |
Zie het antwoord op vraag 244. |
659 |
Kan uiteen worden gezet wat het uitvoeren van scenario 1 van de commissie-Van der Meer betekent voor het aantal punten dat per zaakscode wordt toegekend en wat dit uiteindelijk financieel betekent per 1 januari 2022? |
Met het overnemen van de aanbevelingen van de commissie worden de puntenaantallen weer in lijn gebracht met de gemiddelde tijdsbesteding in zaken op verschillende rechtsgebieden. Dat betekent dat gemiddeld gezien één punt gelijk staat aan ongeveer een tijdsbesteding van één uur. Voor de invoering van scenario 1 van de commissie wordt uitgegaan van het punttarief van 113,85 euro exclusief btw. Dit betreft het door de commissie gehanteerde punttarief uit 2016, verhoogd met het bedrag van de jaarlijkse indexering sindsdien. Dit tarief wordt conform artikel 3, tweede lid, Besluit vergoedingen rechtsbijstand («Bvr») per 1 januari 2022 en hierna jaarlijks geïndexeerd. Verder zullen de puntenaantallen voor door rechtsbijstandverleners behandelde zaken, conform onder andere bijlage 8 van het rapport van de commissie, worden aangepast en opgenomen in de bijlage bij het Bvr. Op de meeste rechtsgebieden gaan de puntenvergoedingen omhoog, maar op enkele rechtsgebieden gaan conform het advies van de commissie-Van der Meer de puntenvergoedingen ook omlaag. Bij brief van d.d. 2 november 2021 is uw Kamer hier uitgebreid over geïnformeerd. |
660 |
In 2022 wordt € 54 miljoen geïnvesteerd in de sociale advocatuur, hoe wordt naast toegankelijke rechtsbijstand ook geïnvesteerd in emotionele ondersteuning voor slachtoffers tijdens strafzaken? |
Zie het antwoord op vraag 654. |
661 |
Hoeveel van het budget dat binnen de 524 miljoen ondermijningsgelden is gereserveerd voor bijzondere opsporingsdiensten en toezichtorganisaties (zoals de FIOD) gaat specifiek naar de aanpak van milieucriminaliteit? |
De gelden voor de bijzondere opsporingsdiensten en toezichtorganisaties zijn bedoeld voor een versterking van de brede aanpak van ondermijning. Aspecten van milieucriminaliteit kunnen wel betrokken worden bij deze aanpak, maar er is geen specifiek geld voor gereserveerd. |
662 |
Wie coördineert en houdt toezicht op de preventiemaatregelen die in het kader van de 524 miljoen ondermijningsgelden worden genomen? |
Om de extra investering in het brede offensief adequaat te kunnen sturen, begeleiden en monitoren, is een bedrag beschikbaar voor de landelijke regie vanuit het departement Justitie en Veiligheid. Het programma-directoraat-generaal Ondermijning dat op dit moment voor deze regie verantwoordelijk is, is voorlopig ingericht voor een looptijd van twee jaar. Algehele coördinatie zal echter ook in de komende jaren nodig blijven, gezien de extra middelen voor de gehele keten. Daarnaast zal worden uitgewerkt hoe de landelijke coördinatie op het gebied van preventie (leefbaarheid in wijken en het voorkomen van jonge aanwas) het beste kan worden vormgegeven. Daarvoor gaan de MJenV en de MRb in gesprek met hun collega’s van BZK, SZW, VWS, OCW en het Strategisch Beraad Ondermijning. |
663 |
Kunt u uitsplitsen wat de keteneffecten voor het OM en de rechterlijke macht zijn bij alle investeringen die worden gedaan in het kader van de 524 miljoen ondermijningsgelden (brief d.d. 4 oktober, 2021D36593) en de 200 miljoen motie-Hermansgelden (brief d.d. 13 oktober, 2021D38504)? Welke berekening hanteert u om tot deze effecten te komen? |
Voor de ondermijningsaanpak is thematisch geld toegekend. De 29 miljoen euro die in de brief over de ondermijningsgelden (brief d.d. 4 oktober, 2021D36593) genoemd wordt voor de keteneffecten voor OM, rechtspraak, DJI en reclassering wordt de komende maanden nader met de betrokken partners zorgvuldig uitgewerkt zodat de gelden optimaal besteed worden en maximaal effect gesorteerd wordt in de brede ondermijningsaanpak. Bij de berekening van keteneffecten wordt vaak uitgegaan van een algemene rekenregel die ook gehanteerd is in het Pact voor de Rechtsstaat en Het Pact Beprijsd: als de politie 100 miljoen euro krijgt, moeten het Openbaar Ministerie 10 miljoen euro en de rechtspraak 5 miljoen euro krijgen voor de keteneffecten. Die rekenregel houdt er echter geen rekening mee dat het OM en de rechtspraak ook te maken kunnen hebben met keteneffecten van andere opsporingsdiensten, zoals de FIOD. Daarnaast zijn de keteneffecten hoger naarmate de complexiteit van zaken toeneemt. Zaken met een link met georganiseerde criminaliteit zijn vaak omvangrijk en complex, waardoor de keteneffecten voor de rechtspraak groter kunnen zijn dan bij «normale» zaken. Bij de voorlopige verdeling van ondermijningsgelden is daarom van die algemene rekenregel afgeweken en zijn de keteneffecten voor met name de rechtspraak hoger ingeschat. Daarnaast is op specifieke deelopgaven ingeschat wat de uitvoeringskosten voor het OM en de rechtspraak zijn. Zo zijn voor handhaving drugs uitvoeringskosten voor het OM opgenomen voor de implementatie van het verbod op Nieuwe Psychoactieve Stoffen[1]. Ten aanzien van de aan politie toebedeelde middelen van de 200 miljoen euro n.a.v. de motie-Hermans is op basis van de algemene rekenregel gekomen tot een andere verdeling waarin recht wordt gedaan aan de intensivering «agenten in de wijk». Dit betekent dat binnen de bassipolitiezorg veel taken die door de politie worden verricht niet tot opvolging door het OM leiden. [1] Zowel het OM als de rechtspraak worden bij het maken van nieuwe wetgeving gevraagd om een inschatting van de impact op hun organisatie door middel van een uitvoeringstoets |
664 |
Wie coördineert en houdt toezicht op de preventiemaatregelen die in het kader van de 524 miljoen ondermijningsgelden (brief d.d. 4 oktober) worden genomen? |
Zie het antwoord op vraag 662. |
665 |
Kunt u aangeven waaruit blijkt dat drugsgebruik vermindert als lachgas en nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) worden verboden (zie ook brief d.d. 4 oktober)? |
Lachgas is op dit moment eenvoudig en goedkoop verkrijgbaar en de risico’s van gebruik als recreatief roesmiddel worden door gebruikers laag ingeschat (zie 13.8 in de Nationale Drugsmonitor van het Trimbos Instituut en het WODC) Een plaatsing op lijst II van de Opiumwet betekent dat onder andere bezit van en handel in lachgas strafbaar worden (met uitzondering van enkele eigenlijke toepassingen, zoals in de voedingsmiddelenindustrie en bij verbrandingsmotoren). Dat beperkt de legale beschikbaarheid en geeft het signaal dat het niet om een onschuldige stof gaat. De Staatssecretaris van VWS en de MJenV zetten daarnaast in op preventie. De verwachting is dat met een verbod op lachgas het aanbod, en daarmee ook het gebruik zal verminderen. De NPS-markt is dynamisch en verandert voortdurend. Met de invoering van het NPS-verbod ondervangen we de mogelijkheid dat criminelen snel nieuwe varianten van stoffen – die al op lijst I van de Opiumwet staan – op de markt brengen, waarvan de verwachting is dat zij vergelijkbare gezondheidsrisico’s opleveren. Dit beperkt de (tijdelijk legale) beschikbaarheid van deze stoffen en geeft een waarschuwing af over de negatieve gezondheidseffecten van gebruik van deze stoffen. De verwachting is dus ook hier dat een verbod het gebruik van NPS zal verminderen. Hoe een plaatsing op een van de lijsten van de Opiumwet kan bijdragen aan de vermindering van het gebruik, blijkt bijvoorbeeld uit de gevolgen van de plaatsing van 4-FA op lijst I van de Opiumwet. In dat geval bleek dat de waarschuwing over de risico’s van de stof naar aanleiding van ernstige incidenten vermoedelijk in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de daling van het gebruik sindsdien. Dit is ook af te leiden uit het aantal 4-FA monsters dat destijds werd aangeleverd bij het Drugs Informatie en Monitoring Systeem. De risicobeoordeling van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) over 4-FA en het daaropvolgende verbod in mei 2017 hebben deze dalende trend vermoedelijk versterkt (zie ook brief d.d. 1 juni jl., 2021D21031). |
666 |
Hoeveel geld uit het totale budget voor opsporing gaat op aan de opsporing van drugscriminaliteit? Hoe is deze verhouding in andere landen, zoals Portugal en Canada? |
De kosten voor de strafrechtketen van drugscriminaliteit en daaraan gerelateerde ondermijning worden in onderzoek, dat op 21 september jl. naar uw Kamer is verstuurd, geschat tussen de 1,7 miljard euro en 2,8 miljard euro (Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 24 077, nr. 483). 1,1 miljard euro – 1,6 miljard euro daarvan zijn kosten voor de politie. We beschikken niet over deze cijfers voor Portugal en Canada. |
667 |
Kunt u een internationaal overzicht geven van hoe andere landen de productie, het gebruik en de verkoop van drugs reguleren? Wat is bij hen strafbaar en wat niet? |
De wet- en regelgeving met betrekking tot de productie, het gebruik en de verkoop van drugs volgt in bijna alle landen de drie VN-verdragen over verdovende middelen en psychotrope stoffen. Volgens de verdragen moeten de productie, vervaardiging, in- en uitvoer, de afgifte van, de handel in, het gebruik en het bezit van verdovende middelen uitsluitend tot geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden worden beperkt. Een aantal landen wijkt van deze afspraken af door het gebruik van cannabis voor medicinale en/of recreatieve doeleinden te decriminaliseren, en soms zelfs te legaliseren. Dat laatste is het geval in Uruguay, Canada en steeds meer staten in de VS; daar zijn onder bepaalde, per land verschillende, voorwaarden binnenlandse productie, verkoop en gebruik van cannabis toegestaan. Enkele andere landen overwegen regulering. Legalisering van cannabis voor medicinale doeleinden heeft in meer landen plaatsgevonden of wordt overwogen. Daarnaast is in een aantal landen het bezit van kleine hoeveelheden drugs voor persoonlijk gebruik gedecriminaliseerd. Dit geldt onder andere voor Uruguay, Mexico, Costa Rica, Portugal en de Amerikaanse staat Oregon. In Nederland wordt het bezit van kleine hoeveelheden voor persoonlijk gebruik in principe niet vervolgd. Overigens zijn niet alle drugs in alle landen verboden, zoals qat of cocabladeren die om traditionele redenen gekauwd worden. Om de strafbaarheid van dat laatste te kunnen opheffen heeft Bolivia in 2012 het Enkelvoudige Verdrag van 1961 opgezegd om vervolgens weer toe treden met een voorbehoud met betrekking tot cocabladeren. |
668 |
Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe geldstromen van ondermijnende drugscriminaliteit samenlopen met de geldstromen van georganiseerde milieucriminaliteit? Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe bij drugscriminaliteit en milieucriminaliteit gebruik wordt gemaakt van dezelfde zwarte handelsroutes? |
Het is mogelijk dat bij verschillende soorten criminaliteit, geld en handel dezelfde routes volgen. Voor ondermijnende drugscriminaliteit en georganiseerde milieucriminaliteit kan op dit moment niet worden aangegeven in hoeverre dat overlapt. Hier is geen onderzoek naar gedaan. Met de bouw en oprichting van het MIT komt er meer inzicht in routes en stromen. Het MIT heeft namelijk als doel het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren en de legale economie (zie Kamerbrief Kamerstukken II, 2020–2021, 29 911, nr. 327). Het MIT is daarbij onderdeel van een heel netwerk aan diensten en organisaties die zich richten op de integrale aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Het MIT richt zich vooral op die vormen van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde en de nationale veiligheid. Door deling van informatie, kennis en expertise zal meer inzicht, coördinatie en overzicht zijn, waardoor betere keuzes voor interventies gemaakt kunnen worden die meer effect hebben. Daarbij zal ook meer inzicht ontstaan tussen eventuele overlap van de (legale) geld- en handelsroutes en de criminele activiteiten die daarin plaatsvinden. Met dit inzicht kunnen de deelnemende organisaties van het MIT en andere relevante partijen criminele systemen gerichter verstoren en onze samenleving weerbaarder te maken tegen dreiging vanuit criminele netwerken. Tevens kan dit inzicht worden aangewend voor nader onderzoek, bijvoorbeeld vanuit het Strategisch Kenniscentrum ondermijning. |
669 |
Kunt u aangeven hoeveel van de extra beschikbare 524 miljoen euro voor ondermijning per onderwerp ingezet gaat worden voor respectievelijk «een verstevigde inzet op handhaving, opsporing en vervolging» en hoeveel voor «het tegengaan van nieuwe aanwas»? |
In de brief over de extra investeringen in de aanpak van ondermijning (brief d.d. 4 oktober, 2021D36593) is een eerste verdeling opgenomen. Voor «een verstevigde inzet op handhaving, opsporing en vervolging» is 159 miljoen euro beschikbaar, waarvan 60 miljoen euro voor de politie, 30 miljoen euro voor forensisch onderzoek, 40 miljoen euro voor bijzondere opsporingsdiensten en toezichtorganisaties en 29 miljoen euro voor de keteneffecten bij het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering. Voor «het tegengaan van nieuwe aanwas» is 82 miljoen euro beschikbaar, voor preventie en de justitiële functie in de wijk. Zie verder het antwoord op vraag 161. |
670 |
Hoe gaat concreet «jongeren perspectief geboden [worden] op studie en werk»? En welk deel van de 525 miljoen aan extra middelen voor ondermijning wordt daarvoor te beschikking gesteld? |
Voor het voorkomen van jonge aanwas en de versterking van de justitiële functie in kwetsbare wijken komt 82 miljoen euro structureel beschikbaar. Onderdeel van deze aanpak is het bieden van perspectief in de vorm van studie en werk. De wijze waarop dit precies vorm krijgt wordt lokaal bepaald. Gedacht kan worden aan projecten als Stichting Citysteward Rotterdam, die praktijkgerichte trainingen biedt voor jongeren, f de Presikhaaf University in Arnhem, waar 60 risicojongeren uit de wijk intensief worden begeleid naar concrete doelen en tussenresultaten op het gebied van o.a. studie en werk. Maar ook de interventies Re-integratieofficier en Integrale Persoonsgerichte Toeleiding naar Arbeid (RIO/IPTA) die door het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn ontwikkeld, kunnen door gemeenten worden ingezet. Dit om risicogroepen waarbij duidelijke aanwijzingen zijn dat zij een criminele carrière zijn gestart of daarvoor kwetsbaar zijn te leiden naar een veilige terugkeer in de maatschappij, met als belangrijkste doel perspectief bieden op werk en/of opleiding. Zie verder het antwoord bij vraag 151. |
671 |
Kan uiteen worden gezet hoe de toegezegde extra 524 miljoen voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit precies verdeeld zal worden? |
Zie het antwoord op vraag 161. |
672 |
Welke doelstelling/taken komen voort uit de post verbeteren wetgevingskwaliteit? |
Achter deze algemene doelstelling zit de brief van het kabinet van 25 juni 2021 over versterking van kwaliteit van beleid en wetgeving (Kamerstuk II, 2020/21, 35 570-VI, nr. 115). Deze brief is op het onderdeel wetgevingskwaliteit een vervolg op de kabinetsreactie op het POK-rapport. In de brief zijn de vijf doelstellingen geformuleerd die verbonden zijn aan het onderwerp wetgevingskwaliteit: 1) intensivering samenwerking tussen beleid, wetgeving en uitvoering, 2) vernieuwing van het Integraal Afwegingskader voor beleid en wetgeving, 3) versterking wetgevingskwaliteit, 4) versterken interdepartementale wetgevingstoets en 5) sneller inspelen op de ervaringen in de praktijk. De doelstellingen worden momenteel onder leiding van JenV uitgewerkt in een 17-tal acties. Via de voortgangsrapportages POK zal de Kamer hiervan op de hoogte worden gehouden. |
673 |
Wat is de status van de uitvoering van de motie van de leden Van Nispen en Simons over het verbeteren van de sociale en juridische positie van sekswerkers (Kamerstuk 28 638, nr. 194) |
Het Ministerie van JenV is in gesprek met belangenorganisaties (zoals Soa Aids, sekswerk alliantie destigmatisering, sekswerkexpertise), sekswerkers en hulpverleners over wat er in het plan van aanpak moet komen. In het plan zal onder meer aandacht zijn voor de bejegening en benadering van sekswerkers, destigmatisering van sekswerk, voorlichting en hulpverlening aan sekswerkers en geweld tegen sekswerkers. Het plan wordt de eerste helft van 2022 opgeleverd. In de begroting is voor de uitvoering van het plan geen financiering voorzien. Het is aan het nieuwe kabinet om hiermee aan de slag te gaan. |
674 |
Kunt u de aan A. Mulder (VVD) toegeschreven motie toeschrijven aan de rechtmatige indiener, zijnde A. (Agnes) Mulder (CDA)? |
Deze motie is destijds abusievelijk op de verkeerde partij ingevoerd in ons registratiesysteem. Wij hebben dit naar aanleiding van uw vraag direct gewijzigd. |
675 |
Hoe staat het met de motie-Verhoeven/Van Dam (Kamerstuk 35 300-VI, nr. 64) over het wettelijk kader voor gezichtsherkenningstechnologie? Kan ter uitvoering een tijdlijn worden geschetst? |
Deze motie is door MRb meegenomen in de brief van 5 februari jl., waarin het juridisch kader voor het gebruik van biometrische gegevens, zoals gezichtsherkenningstechnologie in «horizontale relaties» uiteen is gezet. Bij brief van 18 oktober jl. aan uw Kamer (Kabinetsreactie op het bericht in de Volkskrant over de EDPB/EDPS Opinie betreffende de AI-verordening) is MRb nader ingegaan op het juridisch kader inzake het verwerken van biometrische gegevens en andere systemen die grootschalige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van burgers kunnen veroorzaken. De conclusie is dat gezichtsherkenningstechnologie tussen burgers onderling of tussen burgers en bedrijven alleen in zeer uitzonderlijke gevallen mag worden toegepast. Die ruimte is er slechts in die gevallen waarin onomwonden toestemming wordt verleend of wanneer er redenen van zwaarwegend algemeen belang zijn om gezichtsherkenning toe te passen voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden. Hierbij kan worden gedacht aan het beveiligen van vitale processen of de volksgezondheid. Dit wordt nader verduidelijkt in de het wetsvoorstel Verzamelwet gegevensbescherming, dat MRb aan het einde van dit jaar naar de Raad van State verwacht te zenden. |
676 |
In hoeveel strafzaken is de webcrawler actief ingezet bij mensenhandelzaken? In hoeveel strafzaken is de lokprofiel ingezet? |
Zoals in de Kamerbrief opsporing/vervolging mensenhandel van 18 november 2020 (TK 2020/21, 28 638, nr. 184) staat beschreven verkennen politie en OM momenteel aan de hand van concrete casuïstiek stap voor stap hoe de webcrawler binnen de huidige juridische kaders een bruikbare bijdrage kan leveren aan de opsporing van mensenhandel. Dit moet zorgvuldig gebeuren aangezien met de ontwikkeling van de webcrawler uiteindelijk een breder belang wordt gediend; namelijk de inzet van webcrawlingtechnologie bij de opsporing van verschillende criminaliteitsvormen. Er is op dit moment nog geen zicht op een proefproces van een mensenhandelstrafzaak waarbij de inzet van de webcrawler aan de rechter kan worden voorgelegd. De inzet van het lokprofiel heeft recent tot één proefzaak ten aanzien van mensenhandel geleid. |
677 |
Wat is de status van de vereiste juridische basis voor de webcrawler en de lokprofiel? |
Over de status van de vereiste juridische basis voor de webcrawler en lokprofielen wordt u op korte termijn en nog voor de begrotingsbehandeling van JenV door middel van een Kamerbrief over de opsporing en vervolging van mensenhandel nader geïnformeerd. |
678 |
Wanneer gaat u de motie-Hijink (Kamerstuk 27 529, nr. 240) uitvoeren zodat de AP kan gaan groeien van 184 fte naar 470 fte? |
Per brief van 11 februari 2021 heeft MRb op deze motie gereageerd (Kamerstukken II 2020/21, 25 268, nr. 197). Het KPMG-rapport waarnaar de motie Hijink verwijst noemt verschillende toekomstscenario’s voor de AP. Qua totaalbudget variëren deze van 19 miljoen euro tot meer dan 45 miljoen euro. Vanaf 2022 ontvangt de AP structureel 6 miljoen euro extra. Haar structureel toegekende budget van ongeveer 26 miljoen euro valt dan ook binnen de door KPMG genoemde marges. Het is vervolgens aan een volgend kabinet om te besluiten over een eventuele verdere groei van de AP. |
679 |
Wanneer kan naar verwachting een voordracht worden gedaan voor de algemene maatregel van bestuur en/of ministeriële regeling als uitwerking van het amendement-Van Wijngaarden (Kamerstuk 35 349, nr. 7) over de bescherming van privacy van slachtoffers? |
Het amendement Van Wijngaarden regelt dat gegevens van slachtoffers in het strafdossier onvermeld blijven in bij AMvB bepaalde gevallen. Conform de bijbehorende motie Van Wijngaarden (Tweede Kamer, 2020–2021, 35 349, nr. 14) is recent gestart met het uitvoeren van een impactanalyse waarmee de werklast, uitvoerbaarheid en kosten in kaart gebracht worden. De resultaten van de impactanalyse dienen als basis voor de concept-AMvB. Het streven is om uw Kamer begin volgend jaar te informeren over de uitkomst van de impactanalyse en daarmee inzicht te geven in de uitvoerbaarheid en (financiële) haalbaarheid van de uitvoering van het amendement Van Wijngaarden. Op basis van dit beeld kan voorjaar 2022 vervolgens worden besloten tot het opstellen van een AMvB. De voordracht voor een vast te stellen AMvB zal niet eerder worden gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is voorgelegd. |
680 |
Wanneer wordt het wetsvoorstel tot afschaffing van de verjaring van tenuitvoerlegging van straffen naar de Raad van State gestuurd? |
Het wetsvoorstel bevindt zich in een afrondende fase en wordt nog onderworpen aan een uitvoeringstoets. Na afronding van de uitvoeringstoets zal het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aanhangig worden gemaakt bij de Raad van State. De verwachting is dat dit zal plaatsvinden in de eerste helft van 2022. |
681 |
Hoeveel akkoorden zijn er inmiddels gesloten op basis van de Wet Homologatie onderhands akkoord (WHOA)? |
Er zijn sinds de inwerkingtreding van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) op 1 januari 2021 zo’n 160 verklaringen bij de rechter neergelegd door ondernemingen die een akkoord op basis van de WHOA voorbereiden. Er zijn door de rechter op basis van de WHOA ongeveer 100 uitspraken gedaan. In één zaak kunnen meerdere uitspraken zijn gedaan, bijvoorbeeld vanwege de benoeming van een deskundige, de bevestiging van een akkoord of het toekennen van een afkoelingsperiode. In 4 gevallen heeft de rechter een akkoord bevestigd, in 1 geval is een akkoord afgewezen. |
682 |
Wat is de status van de uitvoering van de motie Van der Graaf c.s. over een online opsporingsstrategie? |
OM en Politie onderkennen dat vanuit de samenleving de wens bestaat om meer proactief op te kunnen treden tegen online seksueel misbruik en geweld tegen kwetsbare groepen met intensievere toepassing van digitale opsporingsmiddelen. Zij plaatsen echter ook kanttekeningen bij deze wens. OM en politie geven onder meer aan dat de in de veiligheidsagenda gestelde focus en doelstellingen reeds deels de roep tot het ontwikkelen van een online opsporingsstrategie ondervangen. Daarnaast geven zij aan dat binnen de huidige wettelijke mogelijkheden, ook sinds de inwerkingtreding van de Wet Computercriminaliteit III, reeds veel verschillende vormen van digitale opsporingsmiddelen worden toegepast, zoals de inzet van een lokprofiel of lokpuber. De inzet van de huidige digitale opsporingsmiddelen is echter een tijdrovende operatie waarbij ook capaciteit een rol speelt. Het standpunt van OM en politie geven de MJenV aanleiding om hierover nader met hen in gesprek te gaan. |
683 |
Wanneer wordt uitvoering gegeven aan de motie-Groothuizen/Van Toorenburg (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 60) voor extra capaciteit voor de aanpak van cybercrime bij het OM? |
Sinds het aannemen van de motie hebben er geen structurele investeringen in de capaciteit en/of expertise bij de politie voor de aanpak van cybercrime plaatsgevonden. Wanneer dit plaatsvindt zal aan de motie uitvoering gegeven worden. Daarbij hechten we er wel aan te vermelden dat in het begrotingsproces rekening wordt gehouden met de keteneffecten van dergelijke intensiveringen bij één van de organisaties op de strafrechtketen (bijvoorbeeld via het Prognosemodel Justitiële ketens voor wat betreft het aantal strafzaken) [TK 2019–2020, nr. 28 844, nr. 199]. |
684 |
Kunt u toelichten waarom het onderzoek naar geweld tegen journalisten onder de werking van het taakstrafverbod brengen nog niet is aangevangen en wanneer het onderzoek naar verwachting is afgerond? |
Het WODC heeft twee keer per jaar de gelegenheid om nieuwe onderzoeken te starten. Dit voorjaar was de beschikbare ruimte gevuld met andere onderzoeken. In de ronde van dit najaar is het onderzoek naar geweld tegen journalisten geagendeerd, waaronder ook de vraag valt of journalisten onder de werking van het taakstrafverbod gebracht kunnen worden. Het onderzoek zal dus binnenkort beginnen. De doelstelling is om dit onderzoek in de zomer van 2022 af te ronden. |
685 |
Wat is de status van de uitvoering van de motie Kuik/Van der Graaf welke vraagt om een actieplan om de grootste en meest onzichtbare slachtoffers van mensenhandel in beeld te krijgen? |
Om opvolging te geven aan deze motie en aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Misbruik van Kinderen, is een aantal acties in gang gezet. Allereerst is samen met stakeholders zoals gemeenten, opvanginstellingen, jeugdzorginstellingen, het OM en maatschappelijk middenveld uitgewerkt wat de exacte focus van het plan van aanpak zou moeten zijn. Op basis van deze gesprekken is gekomen tot de volgende afbakening. Het plan richt zich op het bestrijden en voorkomen van slachtoffer- en daderschap van seksuele uitbuiting onder Nederlandse jongeren tot en met 23 jaar. De komende maanden zullen de Ministeries van VWS en JenV samen met stakeholders dit plan nader uitwerken en aanvullen met concrete actievoorstellen. Deze actievoorstellen zullen zowel gericht zijn op de betrokken jongeren, als op het verbeteren van de kennispositie van de betrokken professionals, en vrienden en ouders die een rol spelen in het leven van de jongere. De motie Kuik en van der Graaf roept ook op om te bezien welke rol anonieme chatfuncties kunnen spelen bij de ondersteuning van jongeren. De Ministeries van VWS en JenV zijn voornemens om, samen met de VNG, een groot onderzoek uit te laten voeren dat betrekking zal hebben op deze hulp-, advies- en meldpunten. Het onderzoek zal zich met name richten op de vraag hoe het huidige aanbod aansluit bij de behoeften van mogelijke slachtoffers. Naar verwachting start het onderzoek begin 2022 en heeft dit een looptijd van circa 6 maanden. Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. |
686 |
Hoe vaak is in 2020 en tot nu toe in 2021 een maatregel opgelegd op grond van de Wet Langdurig Toezicht? |
Op grond van de Wet langdurig toezicht is de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de periode 2018–2020 58 keer opgelegd, waarvan 39 keer in 2020. Conform de aan uw Kamer gedane toezegging, worden de cijfers van 2021 in 2022 aan uw Kamer aangeboden. |
687 |
Wat is de huidige voortgang met betrekking tot het implementeren van de aanbevelingen die de ARK heeft gedaan tot het verbeteren van de cybersecurity van Schiphol? Klopt het dat de implementatie van verschillende aanbevelingen aanzienlijk is vertraagd? Zo ja, wat is de oorzaak van deze vertragingen? Wanneer verwacht u de implementatie van de aanbevelingen af te ronden? |
De ARK heeft verschillende aanbevelingen gedaan. Op 15 juni 2021 is de Kamer door JenV middels een Kamerbrief geïnformeerd over de status van de opvolging van ARK aanbevelingen. Sindsdien hebben verschillende relevante ontwikkelingen plaatsgevonden. Hieronder volgt een kort overzicht van de laatste stand van zaken. Het klopt dat de implementatie van verschillende aanbevelingen aanzienlijk vertraagd is. Dit geldt primair voor de ARK aanbeveling om de goedkeuringsprocedure van het Self Service Passport control Systeem (SSPC) te doorlopen. In de vermelde Kamerbrief is aangegeven dat het in lijn der verwachting lag om in Q2/Q3 van 2022 de goedkeuringsprocedure aan te vragen. De huidige verwachting is dat deze goedkeuring pas vanaf 2024 aangevraagd kan worden. Dit is primair het gevolg van de aanzienlijke doorlooptijd van het autorisatieproces «Algemene Beveiligingseisen voor Defensie opdrachten (ABDO)» ten behoeve van Schiphol. In de tussentijd wordt gewerkt aan het verkrijgen van een Interim Approval To Operate (IATO) om de periode tot het afronden van de goedkeuringsprocedure te overbruggen. Een andere ARK aanbeveling is de aansluiting van het SSPC op een Security Operation Centre (SOC). Momenteel wordt de aansluiting van het SSPC op het SOC van Schiphol voorbereid. De huidige verwachting is om de aansluiting in Q2 2022 te realiseren. Ook heeft de ARK aanbevolen om de voorgenomen overdracht van het eigenaarschap van het SSPC te overdenken in relatie tot de waarborging van de cybersecurity. Het kabinet kiest ervoor in te zetten op de voorziene eigenaarsconstructie, zoals ook aan de Kamer gecommuniceerd. De overdracht wordt door JenV, Defensie en Schiphol nader gezamenlijk uitgewerkt. Hierbij wordt zorg gedragen dat de cybersecurity effectief gewaarborgd wordt conform aanbeveling ARK. De aanbeveling om gezamenlijk een cybersecurity-crisisoefening uit te voeren voor het SSPC, heeft op 17 september jl. heeft plaatsgevonden. Er wordt nu onderzocht hoe de inzichten uit de oefening opgevolgd kunnen worden. Voor de aanbeveling om jaarlijkse beveiligingstesten uit te voeren geldt dat momenteel verkend wordt of het mogelijk is om de beveiliging van SSPC vanaf Q3 2022 periodiek te testen. JenV en betrokken stakeholders zijn en blijven gecommitteerd om de aanbevelingen zo spoedig te implementeren en de beveiliging van het SSPC te verbeteren. |
688 |
Waarom gaat de subsidie voor het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV) vanaf volgend jaar omlaag? |
De algemene meerjarige subsidiereeks van het CCV daalt vanwege een eerdere korting als gevolg van de bredere financiële problematiek. Hierover is er een brief naar de Kamer verstuurd op 24 juni 2019 (TK 2018–2019, 3500-VI nr. 122), waarbij u bent ingelicht over de mogelijkheden voor de verbreding van de activiteiten van het CCV. Het gaat om activiteiten die aansluiten bij de doelstelling van het CCV, te weten werken aan een veilig en rechtvaardig Nederland samen met private en publieke partijen. Zo zijn er aanvullende middelen beschikbaar gekomen, die naast de algemene bijdrage, ingezet zijn. Daarmee is gebouwd aan een financieel stabiele organisatie, die is toegerust voor haar taken. |
689 |
Waarom wordt de subsidie voor CoMensha gehalveerd? |
De subsidie aan CoMensha wordt niet gehalveerd. De subsidie aan CoMensha betreft een gedeelde verantwoordelijkheid van meerdere departementen, waaronder VWS en SZW. In de JenV-begroting wordt onder beleidsartikel 33 alleen de beschikbare middelen vanuit Directoraat-Generaal Rechtshandhaving en Rechtspleging weergegeven. De bijdragen vanuit de andere departementen worden hier niet in meegenomen. |
690 |
Waarom gaat de subsidie voor de Fraudehelpdesk omlaag? |
De begroting geeft de beschikbare dekking weer. Oorzaak voor de daling is gelegen in de stopzetting van EZK-aandeel (250.000 euro) in de subsidie. Alleen voor 2021 en 2022 hevelt EZK het subsidiedeel aan J en V over, respectievelijk 250.000 euro in 2021 en 125.000 euro (50%) in 2022. Vanaf 2023 draagt EZK geen subsidie meer bij. De MJenV heeft uw Kamer over het bovenstaande geïnformeerd (Kamerstukken II, 2020/21, 35 570 VI, nr. 82) en aangegeven dat Justitie als enig overgebleven subsidieverstrekker de consequenties ervan zal bezien. |
691 |
Waarom zijn er in 2022 en in latere jaren minder middelen beschikbaar gesteld aan het CCV dan in 2021? |
Zie het antwoord op vraag nummer 688. |
692 |
Wat is de ratio achter de daling van het budget voor de fraudehelpdesk? |
Zie het antwoord op vraag nummer 690. |
693 |
Kan het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) met 233.000 euro haar werk goed doen? Zo ja, waaruit blijkt dat? |
De op 24 september 2021 door uw Kamer aangenomen motie van het lid Hermans voorziet in een structurele investering van 200 miljoen in veiligheid. Hiervan wordt 1,5 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor het EOKM, zodat de continuïteit van het meldpunt is geborgd. Daarnaast is de financiële positie van het EOKM afhankelijk van bijdragen van derden, zoals bijvoorbeeld subsidies van de Europese Unie, bijdragen van betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. Met deze extra vrijgemaakte middelen kan het EOKM haar werk goed uitvoeren. |
694 |
Kan een overzicht worden gegeven van de initiatieven die worden verstaan onder het Brede Offensief tegen Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit (Botoc)? |
Onder het brede offensief scharen we allereerst de investeringen zoals in 2020 aangekondigd als het breed offensief (zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2019–2020, 29911–281). Hoofdthema’s daarbij waren bewaken & beveiligen, de oprichting van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) en de preventieve en regionale aanpak. De jaarlijkse voortgangsbrief over de aanpak van ondermijning wordt nog voor de begrotingsbehandeling JenV aan uw Kamer gestuurd. Met de investeringen in de aanpak van ondermijning, zoals aangekondigd in de brief van 4 oktober jl. (brief d.d. 4 oktober, 2021D36593) wordt het offensief verbreed, verstevigd en structureel geborgd. Het breed offensief is een samenhangende aanpak van preventie én repressie, op lokaal, regionaal. Nationaal én internationaal niveau, volgens het devies van voorkomen, oprollen, afpakken. |
695 |
Hoeveel officiële schorsingen van leerlingen zijn in 2020 en 2021 gemeld bij de Onderwijsinspectie als gevolg van drugsgebruik? Wordt geregistreerd om welke drugs het gaat? |
Het aantal schorsingen wordt door de Onderwijsinspectie per schooljaar bijgehouden. In het schooljaar 2020/2021 waren er 242 schorsingen voor bezit of gebruik van drugs of alcohol. In het schooljaar 2019/2020 waren dit er 406. Deze aantallen gelden voor het primair, speciaal en (speciaal) voortgezet onderwijs samen. Er wordt in de registratie geen onderscheid gemaakt tussen drugs of alcohol, noch wordt er geregistreerd om welke drugs het gaat. |
696 |
Zijn er cijfers hoeveel minderjarigen worden geweigerd bij coffeeshops? |
Er zijn geen cijfers bekend van het aantal minderjarigen dat geweigerd wordt bij coffeeshops. |
697 |
Hoeveel speekseltesten zijn er afgenomen sinds de inwerkingtreding van de wet Drugs in het verkeer? Hoeveel testen waren positief? |
Het aantal afgenomen speekseltesten voor drugsgebruik in het verkeer wordt niet geregistreerd door de Politie. De uitslag van de speekseltest is op zichzelf ook geen wettig bewijsmiddel. Een bloedonderzoek is noodzakelijk voor een vervolging voor rijden onder invloed van drugs. Op het moment dat sprake is van een positieve speekseltest wordt bij de verdachte bloed afgenomen. Sinds de inwerkingtreding van de wet Drugs in het verkeer op 1 juli 2017 tot en met 31 december 2020 zijn in totaal ca. 30.700 bloedonderzoeken drugs in het verkeer afgenomen. Ca. 19.100 van die bloedonderzoeken gaven een positief resultaat, d.w.z. boven de wettelijk gestelde grenswaarde voor de betreffende drugs. Voor het jaar 2021 zijn nog geen cijfers beschikbaar. |
698 |
Wat is de stand van zaken in het wietexperiment? Wanneer wordt met dit experiment gestart? |
Op 29 oktober 2021 hebben MJenV en MVWS uw Kamer per brief geïnformeerd [TK 24 077, nr. 484] over de stand van zaken in het wietexperiment en de voortgang. Met MVWS is MJenV vergevorderd in het aanwijzen van de telers en de voorbereidingen voor de start van het experiment. Het streven is in de loop van de tweede helft van 2022 te starten met de overgangsfase. |
699 |
Hoeveel asielaanvragen heeft de IND-taskforce in totaal afgehandeld? Hoeveel aanvragen die onder de taskforce vielen staan nog open? Hoeveel aanvragen zijn afgewezen? Hoeveel aanvragen zijn ingewilligd? |
Er vielen in totaal 15.350 zaken onder de Taskforce. Op 10 november 2021 zijn 15.110 zaken afgehandeld. Van de afgehandelde zaken zijn er 4.670 aanvragen afgewezen, 9.920 ingewilligd en 530 zijn op een andere wijze afgedaan, bijvoorbeeld doordat de klant de aanvraag heeft ingetrokken of is overleden.[1] Zoals bij Kamerbrief van 12 juli jl. is gemeld is de Taskforce inmiddels opgeheven en worden de zaken die nog afgehandeld moeten worden gedaan door Directie asiel en bescherming van de IND.[2] Er zijn op peildatum 10 november 2021 nog 240 zaken uit de oude-Taskforce voorraad in behandeling bij de IND waarin nog beslist moet worden, waarvan[3]: • 40 kinderen; • 140 zaken waarin een voornemen is uitgebracht; • 50 zaken met een niet- beïnvloedbare beslisbelemmering. [1] Bron: IND, peildatum 10 november 2021. Afgerond op tientallen. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. [2] Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2763 (Kamerbrief) [3] Bron: IND, peildatum 10 november 2021. Afgerond op tientallen. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-VI-30.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.