Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2021
Op 16 februari jl. heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag geoordeeld
dat de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) die op dit moment de
wettelijke grondslag vormt voor de avondklok,2 ten onrechte is geactiveerd en dat artikel 8, eerste en derde lid Wbbbg, daarom onmiddellijk
buiten werking moeten worden gesteld.3 Dit brengt met zich dat de wettelijke grondslag voor de Tijdelijke regeling landelijke
avondklok covid-19 (Stcrt. 2021, 4191) komt te vervallen. De Staat heeft daarom per ommegaande een schorsingsverzoek ingediend
bij het gerechtshof Den Haag. De beslissing van de voorzieningenrechter om per direct
de avondklok op te heffen is daarop door het gerechtshof Den Haag op 16 februari jl.
geschorst totdat het gerechtshof een beslissing heeft genomen in hoger beroep. Dit
hoger beroep dient vrijdag 19 februari as.
Het Outbreak Management Team (OMT) beoordeelt in zijn 99e advies van 8 februari 2021
de epidemiologische situatie nog steeds als kwetsbaar, met grote onzekerheden wat
betreft de prognose voor de komende maanden vanwege de opkomst van de Britse variant.
Het totale huidige pakket van maatregelen (geholpen door de opbouw van immuniteit
door doorgemaakte infecties en door vaccinaties) wordt essentieel geacht om de hoogte
van een derde golf door de nieuwe variantvirussen te kunnen controleren en voor een
belangrijk deel te kunnen mitigeren, waarbij een goede opvolging van het huidige maatregelenpakket
essentieel is. Het OMT adviseert onder meer op grond van voornoemde argumenten om
het huidige maatregelenpakket, inbegrepen de avondklok en bezoekbeperking, onveranderd
te verlengen. De regering deelt die analyse en maakt deze tot de hare.
Gezien deze dringende noodzaak acht het Kabinet het passend in elk geval te voorzien
in nog eens een afzonderlijke wettelijke grondslag voor het instellen van een avondklok.
Hierbij is spoed gewenst nu het niet uit te sluiten is dat die grondslag bij een onverhoopte
uitkomst van het hoger beroep wellicht nodig is.
Ik verzoek u daarom, indien het wetsvoorstel door de Tweede Kamer wordt aanvaard,
de behandeling door uw Kamer zo spoedig mogelijk daarna en uiterlijk donderdag of
vrijdag a.s. te doen plaatsvinden, in de hoop dat dit wetsvoorstel reeds bij de behandeling
van het hoger beroep kan zijn aanvaard. Het voorstel is heden bij de Tweede Kamer
ingediend.
Ten aanzien van het wetsvoorstel 35 722 voortduringswet artikel 8 Wbbbg, tijdelijke avondklok merk ik op dat er hoe dan ook belang bestaat bij behandeling van dit wetsvoorstel,
allereerst omdat het kabinet van oordeel is dat dit de juiste weg is en is geweest,
en ten tweede omdat dit wetsvoorstel betrekking heeft op het aansluitend voortduren
van de thans lopende regeling avondklok, die als bekend gelegitimeerd is door het
koninklijk besluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. De behandeling hiervan
in uw Kamer staat gepland op 23 februari aanstaande en dat kan in beginsel ook zo
blijven, nu de huidige ministeriële regeling nog steeds van kracht is.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus