35 369 (R2142) Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag; Genève, 26 september 2019

A/ nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 november 2020.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 december 2020.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2020

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 september 2019 te Genève tot stand gekomen Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag (Trb. 2020, nr. 1 en Trb. 2020, nr. 33).

Een toelichtende nota bij dit Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 18 november 2020 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Van 23 september tot en met 26 september 2019 vond in Genève het 3e Buitengewone Congres van de Wereldpostunie plaats. Tijdens dit Buitengewone Congres kwam bij het Algemeen Postverdrag een Tweede Aanvullend Protocol tot stand.

De Wereldpostunie (UPU) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties en heeft momenteel 192 leden. De Unie bevat vier organen: het Congres, de Raad van Bestuur, de Postraad en het Internationaal Bureau. Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie en bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie.

Het Congres komt om de vier jaar bijeen. Tijdens deze bijeenkomst komen onder meer de strategische en financiële plannen voor de Unie aan de orde. Het laatste Congres vond plaats in 2016 in Istanboel. Op verzoek of met instemming van ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie kan ook een Buitengewoon Congres bijeen worden geroepen (zie artikel 15 van de Constitutie van de Wereldpostunie1). Zowel bij een Congres als bij een Buitengewoon Congres kan worden besloten tot wijziging en herziening van de verdragen van de Unie.

De reden om de UPU-lidstaten bijeen te roepen voor het 3e Buitengewone Congres was de aankondiging van de Verenigde Staten om het lidmaatschap van de UPU per 1 oktober 2019 te beëindigen als er voor die tijd geen herziening zou hebben plaatsgevonden van het systeem van eindkostenvergoedingen. In dat kader had het Congres een mandaat met betrekking tot de herziening van het eindkostenvergoedingssysteem voor E-formaat brieven post, omvangrijke brieven en kleine pakketten.

Het onderhavige Tweede Aanvullend Protocol wijzigt het Algemeen Postverdrag dat bepalingen bevat inzake de internationale postdienst en de briefpostdienst. De tekst van het Algemeen Postverdrag is op 6 oktober 2016 te Istanboel opnieuw vastgesteld (zie Trb. 2017, nr. 162, blz. 10 respectievelijk blz. 63). Deze tekst is laatstelijk gewijzigd in september 2018 tijdens het 2eBuitengewone Congres te Addis Abeba (zie Trb. 2019, nr. 10).

Het Tweede Aanvullend Protocol is, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, ondertekend voor het Europese deel en het Caribische deel van Nederland, alsmede voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

2. Het Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

Het Tweede Aanvullend Protocol bevat artikelen die voorzien in een wijziging van de artikelen 28, 29, 30, 31 en 33 van het Algemeen Postverdrag.

Daarnaast wordt aan het Postverdrag toegevoegd een nieuw artikel 28bis. Met dit artikel wordt een gewijzigd eindkostenvergoedingssysteem ingevoerd. Dit systeem bepaalt welke vergoeding postbedrijven elkaar in rekening mogen brengen voor de bezorging van met name e-commerce pakketjes. Het huidige systeem is gedateerd, omdat de te ontvangen vergoedingen in sommige gevallen niet kostendekkend zijn. Hierdoor kan er sprake zijn van oneerlijke concurrentie op de internationale e-commercemarkt. Tijdens het Buitengewone Congres is overeenstemming bereikt op welke wijze deze marktverstoring kan worden weggenomen.

Het gewijzigde systeem geeft lidstaten meer ruimte om de tarieven voor de afhandeling van elkaars internationale post te verhogen in de situatie dat de geldende eindkostentarieven onder het niveau van het binnenlandse losse posttarief liggen. Deze ruimte houdt in dat de UPU-lidstaten kunnen besluiten om hun eindkostentarieven gedurende de periode 2021–2025 in geleidelijke stappen te verhogen tot maximaal 70% van het binnenlandse losse posttarief. Het doel daarvan is het verhogen van de kostendekkendheid van de binnenlandse bezorging van inkomende internationale post. Het eerste lid van artikel 28bis bevat de verplichting voor de verdragspartijen om uiterlijk 1 januari 2021 de overeengekomen wijziging van het eindkostenvergoedingensysteem in te voeren.

3. Positie van de Europese Unie

De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen van de Unie, tijdens het Buitengewone Congres van Genève een verklaring afgelegd (zie Trb. 2020, nr. 1, blz. 11 respectievelijk blz. 22). Deze verklaring hield in dat zij het Tweede Aanvullend Protocol, zoals aangenomen door het Congres, zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie Trb. 2008, nr. 53), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Trb. 2008, nr. 51) en uit de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (verder: GATS, zie Trb. 1994, nr. 235, blz. 304 en volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee wordt verduidelijkt dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit de EU-verdragen of de GATS, de bepalingen van deze laatste verdragen voorgaan.

4. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

In de slotbepaling van het Tweede Aanvullend Protocol over de inwerkingtreding wordt 1 januari 2020 als datum van inwerkingtreding genoemd. Deze datum wordt uitgelegd als de vroegste datum van inwerkingtreding voor partijen die hun instrument van bekrachtiging of toetreding hebben gedeponeerd.

In de praktijk echter zullen de UPU-lidstaten die nog niet hebben geratificeerd, vanaf de genoemde datum uitvoering geven aan het Aanvullend Protocol. Dit kan beschouwd worden als een voorlopige toepassing van het Protocol door deze lidstaten. Dit geldt ook voor het Koninkrijk (zie Trb. 2020, nr. 1, blz. 24).

Overigens wordt met verwijzing naar het nieuwe artikel 28bis erop gewezen dat de verplichting om het gewijzigde eindkostenvergoedingssysteem te hanteren pas vanaf 1 januari 2021 zal gelden.

5. Koninkrijkspositie

Het belang van medegelding van het desbetreffende Protocol voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit voort uit de noodzaak om aangesloten te blijven op het wereldnet van brieven, documenten- en pakkettransport. Dit is niet enkel in het belang van de burgers die gebruik maken van die diensten, maar ook in het belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk. De wijziging van het Algemeen Postverdrag zal voor het gehele Koninkrijk gelden.

De bij het Buitengewone Congres van Genève namens de lidstaten van de Europese Unie afgelegde verklaring (zie hierboven paragraaf 3) heeft alleen betrekking op het Europese deel van Nederland en niet op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland. De bepalingen van het EU-recht inzake het vrij verkeer van diensten gelden in de beginsel niet voor de diensten in de Caribische delen van het Koninkrijk, met inbegrip van het postvervoer. Derhalve is een verklaring inzake de EU-verdragen voor de Caribische delen van het Koninkrijk niet aan de orde. Een uitzondering hierop is het discriminatieverbod van artikel 51, eerste lid, van het LGO-besluit (Besluit 2013/755 van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie). Echter, omdat een soortgelijk discriminatieverbod ook in WTO/GATS-kader geldt, dat onverminderd van toepassing is op zowel de Caribische delen van het Koninkrijk als de EU, kan worden volstaan met een verklaring dat het Aanvullend Protocol voor de Caribische delen van het Koninkrijk zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de GATS2.

In de lijn van het voorgaande zal, wanneer de wijziging zal worden bekrachtigd voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland, ten tijde van de bekrachtiging van het Aanvullend Protocol een verklaring worden afgelegd dat bij een mogelijke strijdigheid van de bepalingen van het Aanvullend Protocol met bepalingen van de GATS, de bepalingen van de GATS voor gaan.

6. Uitvoeringswetgeving en een ieder verbindende bepalingen

Het Tweede Aanvullend Protocol zal voor het Koninkrijk der Nederlanden niet leiden tot wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving.

Naar het oordeel van de regering bevat de wijziging van het Algemeen Postverdrag eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan natuurlijke personen danwel rechtspersonen rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft zowel de hierboven genoemde gewijzigde artikelen als het toegevoegde artikel 28bis.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
2

Hoewel het non-discriminatiebeginsel in het LGO-besluit niet in exact dezelfde bewoordingen is opgesteld, ligt het wel voor de hand dat het EU-Hof deze bepaling zoveel mogelijk in lijn met het non-discriminatiebeginsel zoals dat geldt in WTO/GATS-kader zal uitleggen.

Naar boven