35 000 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2019

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

       

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

       
 

1.

LEESWIJZER

3

       
 

2.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

4

   

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

4

   

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

6

   

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

9

       
 

3.

BIJLAGE

11

   

1. Verdiepingshoofdstuk

11

   

2. Moties en toezeggingen

15

   

3. Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2019

16

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2019. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan drie leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de begroting.

In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid is geen informatie opgenomen over de budgetflexibiliteit, omdat het grotendeels apparaatsuitgaven betreft.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar zijn de tabellen aangepast aan de Rijksbegrotingsvoorschriften. Naast de tabellen budgettaire gevolgen zijn er tabellen opgenomen in de verdiepingsbijlage voor de drie artikelen. De meer uitgebreide beschrijvingen staan nu onder de toelichting bij de tabellen budgettaire gevolgen.

2. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Tabel Budgettaire gevolgen artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis
(bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

7.961

8.152

8.354

8.354

8.459

9.913

9.913

               

Uitgaven

7.961

8.152

8.354

8.354

8.459

9.913

9.913

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

100%

       
               

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

7.961

8.152

8.354

8.354

8.459

9.913

9.913

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de WFSKH, zoals deze wet luidt met ingang van 1 januari 2009.1

De uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De stijging in 2019 ten opzichte van 2018 volgt uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Deze houdt enerzijds rekening met de indexering die van toepassing is op de uitkeringen in de A-component en de helft van de B-component, en anderzijds met de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven als onderdeel van de B-component van de uitkeringen.

Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2018 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2019 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk.

De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2018 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2019 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van de sector Rijk. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2017 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2018 en 2019 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2018.

Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken. De raming over 2019 vormt een onderdeel van de verdiepingsbijlage.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Tabel Budgettaire gevolgen artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

28.289

28.913

28.914

28.914

28.914

28.914

28.914

               

Uitgaven

28.289

28.913

28.914

28.914

28.914

28.914

28.914

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

100%

       
               

Functionele uitgaven van de Koning

28.289

28.913

28.914

28.914

28.914

28.914

28.914

               

Ontvangsten

30

7

0

0

0

0

0

E. Toelichting

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op gemiddeld 260 fte. Dit is exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het Departement van de Hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (te weten het Koninklijk Paleis te Amsterdam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering en de kosten van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Hieronder vallen ook dotaties aan bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor zes faunabeheerders ter grootte van € 405.000, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 195.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 92.000 voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag van € 16.000 aan «materiële» personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis.

Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Stcrt. 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.2 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, kan de vluchtcoördinator zorg dragen voor civiele inhuur.3

Per 1 juni 2017 is het regeringsvliegtuig PH-KBX niet meer inzetbaar. Middels een Europese aanbesteding heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2017 een nieuw regeringsvliegtuig aangeschaft. Het betreft een Boeing 737-BBJ die naar verwachting in het voorjaar van 2019 wordt opgeleverd. Tot die tijd is een tijdelijk regeringstoestel gehuurd. De voor het regeringsvliegtuig opgenomen raming voor 2019 is gebaseerd op de raming van 2017, in afwachting van de nieuwe tarieven. De geraamde middelen zullen ook worden ingezet voor inhuur zolang het nieuwe regeringstoestel nog niet beschikbaar is.

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Tabel Budgettaire gevolgen artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
(bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

5.787

6.021

5.984

5.987

5.988

5.988

5.989

               

Uitgaven

5.787

6.021

5.984

5.987

5.988

5.988

5.989

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

100%

       
               

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.787

6.021

5.984

5.987

5.988

5.988

5.989

               

Ontvangsten

34

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven toegelicht die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de Minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Rijksvoorlichtingsdienst

De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:

  • a. mediabegeleiding van circa 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals evenementen en staatsbezoeken;

  • b. woordvoering en beantwoording van mediavragen en afhandeling van interviewverzoeken;

  • c. uitgeven van circa 300 persberichten over de activiteiten en werkzaamheden en

  • d. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter, YouTube, Instagram en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 13,5 fte.

Militaire Huis

Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  • a. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;

  • b. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;

  • c. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en

  • d. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

De geraamde personele inzet voor 2019 betreft 15 fte.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  • a. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;

  • b. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • c. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;

  • d. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en

  • e. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 24,5 fte.

3. BIJLAGE

1. Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

8.152

8.152

8.152

8.255

9.674

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning, Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en vermoedelijke opvolger van de Koning

9.674

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

202

202

202

202

202

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning

2

37

37

Stand ontwerpbegroting 2019

8.152

8.354

8.354

8.459

9.913

9.913

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

De raming over 2019 is als volgt samengesteld:

Grondwettelijke uitkeringen in 2019 (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

 

Inkomen

Personele en materiële uitgaven

 

De Koning

926

4.861

5.787

De echtgenote van de Koning

367

633

1.000

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

523

1.044

1.567

Totaal

1.816

6.538

8.354

Grondwettelijke uitkeringen in 2021, 2022 en later

Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van achttien jaar. Conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis ontvangt zij als vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering. Op jaarbasis bedraagt de uitkering voor de vermoedelijke opvolger van de Koning in totaal € 1.559.000, waarvan € 275.000 de A-component (de inkomenscomponent) en € 1.284.000 de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft. Naar rato vanaf de datum van 7 december 2021 betekent dit een grondwettelijke uitkering van € 105.000 in het jaar 2021, waarvan € 18.000 de A-component en € 87.000 de B-component betreft.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

28.287

28.288

28.288

28.288

28.288

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

626

626

626

626

626

626

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie

28.288

Stand ontwerpbegroting 2019

28.913

28.914

28.914

28.914

28.914

28.914

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

7

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

7

0

0

0

0

0

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2019 (bedragen x € 1.000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

18.206

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

9.465

Materiële uitgaven faunabeheer

303

Uitgaven voor luchtvaartuigen

860

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

28.914

Raming uitgaven voor luchtvaartuigen 2019 (bedragen x € 1.000)

Openbaar belang

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet Regeringsvliegtuig1

 

variabel

419

Inzet Gulfstream KLu

 

variabel

66

Inhuur civiele helikopters

 

variabel

25

Inhuur civiele vliegtuigen

 

variabel

350

Totaal

   

860

X Noot
1

In 2019 is het regeringsvliegtuig gedeeltelijk niet beschikbaar. Op basis van de raming van 2017 is een bedrag voor 2019 geraamd, dat zal worden ingezet voor inhuur.

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

5.845

5.847

5.850

5.851

5.851

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

177

138

138

138

138

138

Nieuwe mutaties:

           

Extrapolatie

5.851

Overboeking naar het Ministerie van Financiën bijdrage categoriemanagement

– 1

– 1

– 1

– 1

– 1

Stand ontwerpbegroting 2019

6.021

5.984

5.987

5.988

5.988

5.989

Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

Mutatie amendement 2018

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

Nieuwe mutaties:

           

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2019. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2019

Doorbelaste personele uitgaven

4.476

Doorbelaste materiële uitgaven

1.508

Totaal

5.984

waarvan RVD

1.594

waarvan Militaire Huis

1.898

waarvan Kabinet van de Koning

2.492

2. Moties en toezeggingen

Omschrijving van de motie of toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Het initiatiefwetsvoorstel-Verhoeven (34 456) wordt naar verwachting in januari 2018 door de Tweede Kamer behandeld. Het kabinetsstandpunt zal geruime tijd voor de wetsbehandeling in de ministerraad worden vastgesteld.

Begrotingsbehandeling 2018, 19 december 2017

Het wetsvoorstel is op 10 april 2018 aanvaard door de Tweede Kamer.

Het kabinet treedt in overleg met het Nationaal Archief om, behoudens eventuele beperkingen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de departementale bronnen die de basis vormen van het onderzoek ter beschikking te stellen. Dit onderzoek zal kort na de jaarwisseling zijn afgerond waarna besluitvorming kan plaatsvinden.

Begrotingsbehandeling 2018, 19 december 2017

Departemetale bronnen voor het Rapport Van Baalen zijn toegankelijk gemaakt door het Nationaal Archief.

Er wordt onderzocht of vrijlating van de wilde zwijnen na de wintermaanden mogelijk is. Daartoe wordt een ontheffing aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Begrotingsbehandeling 2018, 19 december 2017

De toezegging is uitgevoerd.

3. Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2019

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft de uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

1. Geraamde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De voor 2019 geraamde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.4

Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4) (bedragen x € 1.000)
 

Raming 2019

Buitenlandse Zaken

2.000

Voor uitgaven ten behoeve van staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis, inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders en ontvangsten van het Corps Diplomatique wordt € 2 miljoen geraamd.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (begroting VII, artikel 9) (bedragen x € 1.000)
 

Raming 2019

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

15.713

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn Paleis Huis ten Bosch, Paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken is in de begroting € 41 miljoen opgenomen, waarvan € 16 miljoen voor de paleizen.

De bijna € 16 miljoen voor de paleizen die aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt betaald, is opgebouwd uit een aantal componenten:

  • ten eerste ruim € 6 miljoen rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • vervolgens ruim € 6 miljoen voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden en – indien zij aan het einde van hun technische levensduur zijn – vervangen, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren en

  • het restant (ruim € 3 miljoen) betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen, voor apparaatinzet en voor heffingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen. In de middelen zijn begrepen de kosten voor rente en afschrijving van de investeringen in Paleis Huis ten Bosch (circa € 0,9 miljoen per jaar vanaf 2019).

Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 45).

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Onderzoek

Koninklijk Paleis Amsterdam

Koninklijk Paleis Amsterdam

Renovatie/groot onderhoud:

           

• Paleis Huis ten Bosch

lopend

geen

geen

geen

geen

geen

• Koninklijk Paleis Amsterdam

geen

Start renovatie Burgerzaal

Renovatie Burgerzaal

geen

geen

geen

• Paleis Noordeinde

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Paleis Huis ten Bosch

De totale investeringen voor de renovatie zijn begroot op € 63,1 miljoen conform de brief aan de Kamer uit november 2017 (Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 XVIII, nr. 6). Via de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt in totaal € 18 miljoen bijgedragen aan de renovatie. De overige € 45,1 miljoen komt ten laste van de voor het paleis gecreëerde voorziening op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf. Oplevering van het gerenoveerde paleis is voorzien eind 2018.

Paleis Noordeinde

Vanaf 2019 is onderhoud aan de logeervleugel van het paleis voorzien. Hierbij worden o.a. loden leidingen vervangen en de inrichting vernieuwd. De kosten van dit onderhoud worden binnen de beschikbare begrotingsmiddelen gedekt.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Eind 2018 wordt een multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek in de Burgerzaal afgerond. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor een renovatie van de zaal vanaf 2019. Daarnaast zal in 2019 gestart worden met reparatie aan het dak en de timpaan/gevel aan de Nieuwezijds Voorburgwal, die door eerdere bezuinigingen niet konden worden uitgevoerd. De kosten voor deze werkzaamheden worden gedekt binnen de beschikbare begrotingsmiddelen.

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking koninklijke paleizen

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen.

2. Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele uitgaven en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek bij brief van 2 juni 2016 (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, gemeld dat het jaarlijkse onderhoudsbudget naar € 87.000 is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totale bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf jaar (2016 t/m 2020), gemiddeld € 87.000 per jaar). Dit gemiddelde is geëxtrapoleerd naar 2023. Dit betreft het hieronder gepresenteerde begrote budget.

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Onderhoud Groene Draeck

87

87

87

87

87

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap. Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek «Financiën Koninklijk Huis» op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.


X Noot
1

Kamerstukken II 2008–2009, 31 505 en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535).

X Noot
2

Indien een lid van het Koninklijk Huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd.

X Noot
3

Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen. Ook kan gebruik worden gemaakt van reguliere lijnvluchten.

X Noot
4

Naast de in de extracomptabele bijlage gepresenteerde uitgaven staat op de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de subsidie voor Kroondomein Het Loo op de begroting. Deze subsidie hangt niet samen met de uitoefening van het koningschap. De subsidie is inzichtelijk gemaakt en toegelicht op artikel 12 van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV).

Naar boven