34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij verzocht om een reactie op het advies dat de verkennende werkgroep «extern onderzoek seksueel misbruik en mishandeling» aan haar heeft uitgebracht (Kamerstuk 34 843, nr. 16). De werkgroep heeft verkend hoe invulling kan worden gegeven aan het onderzoek waar de motie Gesthuizen/Volp om verzoekt.1 Dit onderzoek zou volgens de motie moeten gaan over de wijzewaarop de overheid en het parlement hun rol en verantwoordelijkheid al dan niethebben waargemaakt ten aanzien van het voorkomen en tegengaan van seksueelmisbruik en mishandeling. Met deze brief reageer ik, mede namens de Minister van VWS, op dit verzoek en op de moties die door het lid Van Nispen (SP) zijn ingediend tijdens het debat over seksuele intimidatie en misbruik in de sport.2

De verkennende werkgroep concludeert dat er in de afgelopen jaren veel en diepgravend onderzoek is gedaan naar het fenomeen seksueel misbruik en dat nader of aanvullend onderzoek naar hoe de overheid en het parlement hun rol en verantwoordelijkheid (in het verleden) hebben ingevuld geen wezenlijke nieuwe inzichten zal opleveren. Wel geeft de werkgroep aan de vaste commissies van JenV en VWS in overweging om:

  • 1. te bevorderen dat de regering periodiek kwantitatief wetenschappelijk onderzoek oppakt waarmee de omvang en ontwikkeling van het fenomeen seksueel misbruik wordt gevolgd en daarover rapporteert aan de Tweede Kamer;

  • 2. de regering te vragen in kaart te brengen wat er al dan niet is gedaan met de aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies en te rapporteren over de bereikte effecten.

Ad overweging 1. Te bevorderen dat de regering periodiek kwantitatief wetenschappelijk onderzoek oppakt waarmee de omvang en ontwikkeling van het fenomeen seksueel misbruik wordt gevolgd en daarover rapporteert aan de Tweede Kamer;

De verkennende werkgroep concludeert terecht dat er al veel onderzoek is en wordt verricht naar de wijze waarop de overheid en het parlement haar rol en verantwoordelijkheid neemt bij het voorkomen en tegengaan van seksueel misbruik en mishandeling. De verkennende werkgroep merkt op dat het evenwel ontbreekt aan een goed beeld van de omvang en ontwikkeling van seksueel misbruik.

Ik deel de opvatting van de werkgroep dat er onverminderd aandacht nodig is voor het fenomeen seksueel misbruik. Tegelijkertijd constateer ik dat er ook al veel onderzoek wordt gedaan naar omvang en ontwikkeling van dit fenomeen. Onder andere het CBS en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen Kinderen verzamelen informatie en doen (periodiek) onderzoek naar omvang en ontwikkeling van (seksueel) misbruik en de effecten van beleid. Kenniscentrum Rutgers voert een periodiek onderzoek uit onder de titel «Seksuele gezondheid in Nederland», voor het laatst in 2017. Dat onderzoek wordt in 2021 weer herhaald. In de laatste editie van dit onderzoek wordt in hoofdstuk 7 onder de kop «Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding» bericht over de prevalentie van seksueel geweld onder kinderen, jongeren en volwassenen.

Ik wil waken voor het stapelen van onderzoek op onderzoek. Nieuw onderzoek lijkt mij gelet op de onderzoeken die al plaatsvinden dan ook niet wenselijk. Ik wil wel in samenspraak met het WODC en genoemde kennisinstituten verkennen of en op welke punten de bestaande onderzoeken naar de omvang en ontwikkeling van seksueel misbruik uitbreiding behoeven om aan de genoemde wens van de verkennende werkgroep te voldoen.

Ad overweging 2. De regering te vragen in kaart te brengen wat er al dan niet is gedaan met de aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies en te rapporteren over de bereikte effecten;

De verkennende werkgroep heeft geconstateerd dat veel aanbevelingen uit de rapporten van de verschillende commissies zijn overgenomen en dat er op papier veel is verbeterd. Tegelijk heeft de werkgroep vernomen en geconstateerd dat aandacht voor de feitelijke uitwerking van genomen maatregelen in de praktijk soms beter kan.

De commissies Deetman, Samson en De Vries hebben veel feiten bloot gelegd van wat zich aan seksueel misbruik in respectievelijk de Rooms-Katholieke Kerk, de jeugdzorg en de sport heeft afgespeeld. Naast inzicht in aard en omvang van het fenomeen, hebben de onderzoeken ook inzicht gegeven in de manier waarop de verantwoordelijke autoriteiten met signalen van seksueel misbruik omgaan. De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft in de brief van 7 december 2016 naar aanleiding van de slotmonitorrapportage van de heer Deetman geconstateerd dat de overheid en de samenleving veel hebben geleerd op het gebied van de aanpak van seksueel misbruik.3 Seksueel misbruik is beter bespreekbaar geworden, de opsporing en vervolging van zedenmisdrijven is geprofessionaliseerd en de hulp aan slachtoffers is verbeterd. Dat deze ontwikkeling niet stil is blijven staan, blijkt uit de #metoo beweging en de aanvullende beleidsinitiatieven die naar aanleiding daarvan door dit kabinet worden genomen.4

De aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies hebben daarnaast een plaats gekregen in de kwaliteitskaders van de verschillende sectoren.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Samson heeft de jeugdzorgsector, onder leiding van Jeugdzorg Nederland en samen met de commissie Rouvoet, een kwaliteitskader Voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg opgesteld en geïmplementeerd. Dit kwaliteitskader dient met name de waakzaamheid inzake seksueel misbruik te bevorderen.

De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2014 en 2015 een omvangrijk landelijk onderzoek gedaan bij 52 instellingen naar het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag aan de hand van het toetsingskader Voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit toetsingskader sluit nauw aan bij het Kwaliteitskader van de commissie Rouvoet. Hierbij is de kwaliteit van het handelen van de instellingen getoetst op de volgende onderwerpen: voorziet de instelling in de randvoorwaarden kinderen te beschermen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag? Handelen professionals adequaat bij risico’s op seksueel grensoverschrijdend gedrag? En handelen professionals adequaat bij (vermoedens van) seksueel grensoverschrijdend gedrag? Ook nu kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. bij risico’s of bij daadwerkelijk seksueel misbruik in specifieke (jeugdzorg-) instellingen het handelen van de betrokken instellingen toetsen.

Naar aanleiding van het onderzoek van de commissie Deetman heeft de Rooms- Katholieke Kerk (RKK) maatregelen getroffen om seksueel misbruik te voorkomen en slachtoffers die zich melden erkenning en genoegdoening te bieden. U ontvangt nog voor het zomerreces de jaarlijkse rapportage over de wijze waarop de RKK vervolg geeft op de toezegging om slachtoffers hulp en erkenning te bieden en in schrijnende gevallen financiële genoegdoening toe te kennen, conform de motie van het lid Van Toorenburg.5

Voor een deel is dit proces van het inbedden van voorzorgen en voorwaarden nog niet afgerond. Naar aanleiding van de aanbevelingen van Commissie De Vries heeft de Algemene Vergadering van NOC*NSF op 14 mei jl. een Plan van Aanpak vastgesteld.6 In het komende half jaar wordt dit Plan van Aanpak verder uitgewerkt. Op dit ogenblik is ook nog onderzoek gaande naar geweld in jeugdhulpinstellingen. De Commissie De Winter zal in 2019 haar eindrapport presenteren.

Ik concludeer dat er in verschillende sectoren aandacht wordt besteed aan seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook in nieuwe beleidsvoornemens staat de aanpak en het voorkomen van seksueel misbruik hoog op de agenda. In het onlangs door de ministeries van JenV en VWS en de VNG gepresenteerde programma Geweld hoort nergens thuis voor bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling, wordt specifiek aandacht besteed aan slachtoffers van seksueel geweld. De Tweede Kamer zal periodiek over de voortgang van dit programma worden geïnformeerd.

Ook op dit punt begrijp ik evenwel de wens van de Tweede Kamer om op lange(re) termijn zicht te houden op de effecten van de uitvoering van de maatregelen die de verschillende commissies hebben aanbevolen. Om die reden ga ik in gesprek met onder andere de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen Kinderen over de wijze waarop een onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen in de diverse onderzochte sectoren kan worden vorm gegeven. Daarbij moet dit onderzoek wel van toegevoegde waarde zijn ten opzichte van de voornoemde onderzoeken en vormen van toezicht. Ik zal de Tweede Kamer hierover in de tweede helft van 2018 berichten.

Het is helaas een feit dat het fenomeen seksueel misbruik in onze samenleving moeilijk uit te bannen is. Het vergt van de samenleving als geheel voortdurende alertheid. Ik ben mij er ten volle van bewust dat ook de komende jaren hier nog steeds een zeer belangrijke opgave voor de overheid ligt.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 550 VI, nr. 102

X Noot
2

Kamerstuk 34 843, nrs. 20 en 21.

X Noot
3

Kamerstuk 34 550 VI, nr. 89

X Noot
4

Kamerstuk 34 843, nr. 1

X Noot
5

Kamerstuk 34 000 VI, nr. 83

X Noot
6

Kamerstuk 34 843, nr. 15

Naar boven