34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 16 BRIEF VAN DE VERKENNENDE WERKGROEP EXTERN ONDERZOEK SEKSUEEL MISBRUIK EN MISHANDELING

Aan de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 16 april 2018

Per brief van 19 april 2017 heeft het presidium de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (VenJ, thans JenV) en de vaste commissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) verzocht nader invulling te geven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Gesthuizen/Volp (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 102). In deze motie spreekt de Kamer uit dat alsnog onderzoek dient te worden verricht, in opdracht van de Kamer, naar de wijze waarop de overheid en het parlement haar rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen en tegengaan van seksueel misbruik en mishandeling al dan niet heeft waargemaakt, met als doel om hier lessen uit te trekken voor de toekomst.

Verkennende werkgroep

De commissies JenV en VWS hebben besloten om leden uit beide commissies te vragen een verkennende werkgroep te vormen om hierover een advies uit te brengen.1 Via deze brief wil de verkennende werkgroep u informeren over haar werkzaamheden en bevindingen en u een advies geven over het in de motie genoemde vervolgonderzoek.

Aanpak

De verkennende werkgroep heeft zich verdiept in de thematiek van de motie en gesprekken gevoerd met voorzitters van commissies die onderzoek naar seksueel misbruik en mishandeling hebben verricht, of nog uitvoeren.2

Advies

De verkennende werkgroep beveelt de commissies JenV en VWS aan om op dit moment geen (aanvullend) onderzoek te laten doen in opdracht van de Tweede Kamer. Het is de verkennende werkgroep bij bestudering van de inmiddels verschenen onderzoeken en na het voeren van gesprekken met de voorzitters van onderzoekscommissies op dit terrein, gebleken dat:

  • er veel is en wordt onderzocht op dit terrein, waarbij nieuw onderzoek naar verwachting geen wezenlijk nieuwe inzichten zal opleveren ten aanzien van de wijze waarop de overheid en het parlement hun rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen en tegengaan van seksueel misbruik en mishandeling in het verleden hebben waargemaakt;

  • de verkennende werkgroep geen indicaties heeft, anders dan in de verschillende rapporten al beschreven, dat de overheid respectievelijk de volksvertegenwoordiging hun rol onvoldoende hebben waargemaakt;

  • inmiddels verricht onderzoek, alsmede het nog in 2019 te verschijnen onderzoek van de commissie-De Winter, voldoende aanknopingspunten biedt voor het trekken van lessen. De verkennende werkgroep constateert dat op basis van verschenen onderzoeken al lessen zijn getrokken, verwacht dat nog te verschijnen onderzoek daar ook aanknopingspunten voor zal bieden en meent dat nader of aanvullend onderzoek in opdracht van de Tweede Kamer daarom nu niet nodig is voor het trekken van lessen.

Bevindingen en overwegingen

De verkennende werkgroep wil tot slot enkele bevindingen en een tweetal overwegingen delen met de beide commissies.

Permanent, wetenschappelijk onderzoek gericht op de toekomst wel zinvol

De verkennende werkgroep heeft als taak de commissies JenV en VWS te adviseren over het verzoek dat het presidium bij deze commissies heeft neergelegd. Het advies dat onderzoek in opdracht van de Kamer niet nodig wordt geacht, betekent niet dat de werkgroep onderzoek en blijvende aandacht voor deze thematiek niet nodig acht.

Een rode draad in de gesprekken was dat er nog steeds geen goed beeld is van omvang en ontwikkeling van gevallen van misbruik. Dat vereist kwantitatief wetenschappelijk onderzoek, dat periodiek herhaald wordt.

De werkgroep geeft de commissies in overweging te bevorderen dat de regering dat type van onderzoek oppakt, ontwikkelingen blijvend monitort en de Kamer daarover rapporteert.

Aanbevelingen uit onderzoeksrapporten monitoren

Een tweede overweging van de verkennende werkgroep is om niet alleen kwantitatief de ontwikkelingen rond misbruik en mishandeling te monitoren, maar ook de effectiviteit van genomen maatregelen. De verkennende werkgroep heeft geconstateerd dat vele aanbevelingen uit eerdere rapporten zijn overgenomen en er «op papier» veel is veranderd en verbeterd. Tegelijk heeft zij vernomen en geconstateerd dat aandacht voor de feitelijke uitwerking van genomen maatregelen in de praktijk soms beter kan. Aandacht vanuit de wetenschap, het werkveld, de regering en de Kamer voor wat werkt is van groot belang.

De verkennende werkgroep geeft de commissies in overweging de regering te vragen in kaart te brengen wat er al dan niet gedaan is met aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies en te rapporteren over de bereikte effecten. De Kamer kan daarnaast zelf de vinger aan de pols houden door signalen vanuit het veld op te vangen, bijvoorbeeld door middel van rondetafelgesprekken.

De voorzitter van de verkennende werkgroep, Kuiken

De griffier van de verkennende werkgroep, Verstraten


X Noot
1

Op basis van deze inventarisatie besloot de commissie JenV op 4 oktober 2017 om de volgende leden in een verkennende werkgroep te benoemen: Van Oosten (VVD), Peters (CDA), Bergkamp (D66), Kooiman (SP) en Westerveld (GroenLinks). Op 6 december 2017 werd besloten om het lid Kuiken (PvdA) te benoemen tot voorzitter van de werkgroep.

X Noot
2

Gesproken is met dhr. De Vries, vz. cie. Seksuele intimidatie en misbruik in de sport; dhr. De Winter, vz. cie. Geweld in de jeugdzorg en jeugdhulp; mw. Samson, vz. cie. Seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen zijn geplaatst en dhr. Deetman; vz. cie. Seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk.

Naar boven