34 714 EU-voorstel: Commissiemededeling EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing C(2016)86001

G BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister voor Rechtsbescherming

Den Haag, 7 februari 2019

Bij brief van 28 november 20181 heeft u een reactie gegeven op de nadere brief van de Eerste Kamer, d.d. 12 juni 20182, over het aangescherpte boetebeleid van de Europese Commissie bij te late implementatie van richtlijnen. Naar aanleiding van uw brief wil de Kamer graag nog de volgende vragen aan u stellen.

Het valt de leden op dat algemene maatregelen van bestuur (hierna: AMvB’s) in een toenemend aantal gevallen complexer worden en dat normstelling verschuift van wet naar AMvB. Een goed voorbeeld hiervan is de stelselwijziging van het omgevingsrecht en de regelgeving rondom de wet Computercriminaliteit III. De Raad van State heeft meerdere malen kritisch gewezen op de steeds verdergaande delegatie van regelgeving.3 Door deze ontwikkeling wordt het voor de Kamer lastiger om haar medewetgevende taak uit te oefenen: haar rol en betrokkenheid bij de beoordeling van een AMvB is immers een andere dan wanneer het een wetsvoorstel betreft.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) bij een AMvB wordt, anders dan bij wetsvoorstellen het geval is, pas openbaar gemaakt wanneer de AMvB wordt bekendgemaakt. Dit betekent dat bij een voorhang van een AMvB bij het parlement, het advies niet betrokken kan worden bij de beoordeling van de AMvB. Gelet op het vorenstaande uit de Kamer de wens dat de adviezen van de Afdeling bij AMvB’s in een eerder stadium ter kennis worden gebracht, zodat zij het advies bij een voorgehangen AMvB kan betrekken.

De Kamer is zich er hierbij terdege van bewust dat er op dit moment (wettelijke) belemmeringen kunnen zijn, zoals de openbaarmakingsverplichting op grond van artikel 26 van de Wet op de Raad van State en de procedures neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Draaiboek voor de regelgeving. Desalniettemin vraagt zij u te verkennen wat de mogelijkheden zijn om adviezen in een eerder stadium onder de aandacht van de leden te kunnen brengen. Als er mogelijkheden zijn, bent u dan bereid uitvoering te geven aan die mogelijkheden, zodat

leden het advies van de Afdeling kunnen betrekken bij de beoordeling van een voorgehangen AMvB? Indien er geen mogelijkheden zijn, bent u dan bereid om de vigerende regelgeving te wijzigen?

De Kamer ziet uw reactie – bij voorkeur voor 1 maart 2019 – met belangstelling tegemoet.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Zie dossier E170008 op www.europapoort.nl.

X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 34 714, F.

X Noot
2

Kamerstukken I 2018/19, 34 714, E.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 4, p. 3.

Naar boven