34 200 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2014

34 200 F Jaarverslag en slotwet Diergezondheidsfonds 2014

34 210 XII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 10 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 14 augustus 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 25 juni 2015 overleg gevoerd de heer Kamp, Minister van Economische Zaken en met mevrouw Dijksma, Staatssecretaris van Economische Zaken over de jaarverslagen, verantwoordingsstukken 2014 en suppletoire begroting (Voorjaarnota) 2015 van het Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Caluwé

Griffier: De Vos/Franke

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Dikkers, Gesthuizen, Agnes Mulder, Van Veldhoven en Ziengs,

en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken en mevrouw Dijksma, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 19.27 uur.

De voorzitter:

Welkom. Zoals u ziet, is nog niet iedereen aanwezig. De Staatssecretaris voert op dit moment nog een debat in de plenaire zaal over de Wet natuurbescherming. Zij zal op een later moment aanschuiven. Haar ambtenaren schrijven driftig mee voor uw vragen aan de Staatssecretaris. Als u die hebt, moet u die dus vooral stellen. Zij worden bijgehouden. Zodra de Staatssecretaris in de gelegenheid is, zal zij aanschuiven en de vragen die aan haar gesteld zijn, beantwoorden. Mevrouw Van Veldhoven bevindt zich in datzelfde plenaire debat. Zij zal ook later aanschuiven. Als de Minister dan nog niet begonnen is met zijn beantwoording, zal mevrouw Van Veldhoven haar inbreng leveren. Als hij al begonnen is, geven wij haar de gelegenheid om aan het einde van zijn beantwoording haar inbreng te leveren. Het is een beetje een bijzondere situatie, maar wij willen heel graag nu beginnen met het wetgevingsoverleg. Dat betekent dat wij een beetje moeten improviseren.

De spreektijden zijn vastgesteld. Ik stel voor om ons te richten op drie interrupties per persoon. Laten wij proberen om dat aan te houden. Ik heet de Minister en de collega's van harte welkom. Dat ben ik door alle bijzonderheden vergeten. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Ziengs van de VVD. In totaal heeft hij vijftien minuten spreektijd.

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter. Ter linker zijde van mij wordt gezegd dat ik die zeker niet zal volmaken. Ik denk ook dat ik het korter kan houden. Vanavond spreken wij over het sluitstuk van de begrotingscyclus, namelijk over de verantwoordingsstukken over het begrotingsjaar 2014. Het is goed dat we al die jaarstukken van Economische Zaken vanavond bespreken in één overkoepelend wetgevingsoverleg. Het zou mooi zijn als we dat volgend jaar ook zo kunnen regelen.

Bij het aantreden in 2012 stond dit kabinet voor grote uitdagingen, zoals het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het aanjagen van de economische groei. Onze Minister van Economische Zaken heeft daar een grote rol in gehad, door aan de slag te gaan met grote uitdagingen op zijn terrein, zoals het stimuleren van de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Ik denk echter ook aan het terugdringen van de regeldruk en het aantrekkelijker maken en houden van het investeringsklimaat.

Inmiddels zien we steeds meer seinen op groen staan. Via het bekende treintje is Nederland dankzij al die hardwerkende ondernemers en medewerkers uit de crisis geklommen. Het begon met een hogere export. Daarna werden de investeringen hoger. Vervolgens steeg de consumptie en als laatste wagon volgde de arbeidsmarkt. We zien dit ook terug in de cijfers. Het aantal banen neemt toe. De werkloosheid neemt langzaam af. Volgens de Nederlandsche Bank zetten we koers naar de sterkste economische groei sinds 2008.

Wat de VVD betreft zijn dit cijfers om trots op te zijn. De Minister van Economische Zaken heeft hier een grote rol in gespeeld. Diezelfde Minister begrijpt echter, net als de VVD, dat die aantrekkende economie in de eerste plaats van ondernemers komt. Allereerst dus complimenten van de VVD voor al die hardwerkende ondernemers, van de zzp'ers en de mkb'ers tot de grote bedrijven. In de tweede plaats een groot compliment voor de Minister, die de uitdagingen op zijn terrein voortvarend heeft aangepakt.

Ik ga even terug in de tijd, naar de begrotingsbehandeling van 2014. Mijn partij heeft destijds in het debat ingezet op een aantal belangrijke punten: een excellent investerings- en vestigingsklimaat, in het bijzonder voor start-ups, aansluiting van het mkb op het topsectorenbeleid en kredietverlening aan het bedrijfsleven. De VVD is destijds ook ingegaan op de innovatieregelingen Wbso (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk) en RDA (research and development-aftrek). Het kabinet overweegt deze regelingen te integreren tot één fiscaal instrument. In de beleidsdoorlichting van de begrotingsartikelen 12 en 13 lees ik dat deze regelingen effectief zijn. Wat is de stand van zaken van de integratie? Wat zou een eventuele integratie betekenen voor de toegang van het mkb? Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.

Dan kom ik op de kredietverlening. De geringe beschikbaarheid van krediet is vooral in de eerste crisisjaren een serieus knelpunt geweest. We zagen dat de banken vergeleken met de periode voor de crisis fors minder krediet verstrekten. Daarom heeft de VVD zich destijds al hard gemaakt voor stimulering van alternatieve kredietverstrekking en het wegnemen van belemmeringen. Denk aan crowdfunding en kredietunies. Wat de VVD betreft verdient ieder goed businessplan de financiering die daarbij hoort. Inmiddels is er een aantal regelingen bij gekomen om bij te dragen aan dit doel. Qredits is bijvoorbeeld een succes, met naast de microkredieten nu ook de mkb-kredieten. Ook de garantieregelingen, zoals de BMKB (Borgstelling mkb-kredieten) en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), lijken een steentje te hebben bijgedragen. In al wat oudere cijfers – ik meen uit 2011 – over de BMKB zien we dat bij circa 90% van de ondervraagde bedrijven het financieringsdoel niet of onvoldoende tot stand zou zijn gekomen zonder de BMKB. Velen van ons zien volgens mij de meerwaarde van veel van deze garantie- en financieringsregelingen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ook de SP heeft er steeds op gehamerd dat er voldoende middelen in de verschillende kredietfaciliteiten, in de garantieregelingen, moeten zijn. Ik was echter wel een beetje geschrokken van de opmerking van de Rekenkamer dat de effectiviteit van de regelingen niet aan te tonen is. Ik weet niet of de heer Ziengs er zo in zijn eigen bijdrage nog op ingaat, maar hij spreekt heel lovend over die regelingen. Hij schrijft het ook op het conto van het Ministerie van Economische Zaken dat Nederland uit de crisis is gekomen, mede ook door de regelingen. Ik ben wel benieuwd welke onderzoeken de heer Ziengs heeft geraadpleegd. Die wil ik dan ook graag raadplegen.

De heer Ziengs (VVD):

Volgens mij was dit niet echt een vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil graag weten welke onderzoeken u heeft geraadpleegd om te kunnen zeggen dat de garantieregelingen zo effectief zijn geweest.

De heer Ziengs (VVD):

Ik noem met name de BMKB. Er is onderzoek geweest naar de ondernemingsfinanciering in relatie tot de BMKB. 90% van de bedrijven zegt dat het aan de BMKB te danken is dat ze hun financiering voor elkaar hebben gekregen. Wij hebben ook gezien dat er in het verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer een vraag wordt opgeworpen. In de tekst die ik zo zal uitspreken, zal ik die vraag ook aan de Minister stellen. Hoe kan het dat daar verschil in zit? Datgene wat ik heb onderzocht en net ook heb aangegeven over de BMKB, staat gewoon op papier. Dat is na te lezen. De Rekenkamer geeft inderdaad een ander beeld. Daarom zal ik hierover een vraag stellen aan de Minister. Ik hoop dat hij er uitsluitsel over kan geven.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan sluit ik me aan bij die vraag. Ik ben blij dat de heer Ziengs die vraag ook heeft.

De heer Ziengs (VVD):

Het is goed om samen kritisch te blijven kijken naar de effectiviteit en de kosten van de regelingen. De Rekenkamer doet dit ook. Hij schrijft in zijn verantwoordingsonderzoek dat er geen goed zicht is op de onderfinanciering bij bedrijven en dat het nut van de garantieregelingen dus niet goed te beoordelen is. Wellicht kan de Minister hier een reactie op geven.

Ik heb nog een aantal vragen over hetzelfde onderwerp. Ik zal ze rustig een voor een voorlezen. Zijn er aanpassingen nodig in deze garantieregelingen als de financieringsmarkt verder aantrekt? Hoe kijkt de Minister aan tegen de grote variëteit aan financieringsinstrumenten? Overweegt de Minister om regelingen met een lage effectiviteit stop te zetten? Hoe zorgen we ervoor dat de overheid er ook weer op tijd uitstapt en de kredietverlening weer geheel aan de markt laat?

Ik ga door met de terugdringing van de regeldruk voor ondernemers, specifiek het Ondernemingsdossier. Dit is een heel slimme tool, die ervoor zorgt dat inspecties minder bezoeken hoeven te brengen. Dat bespaart de ondernemer tijd, en dus ook geld, zonder afbreuk te doen aan het belang van het naleven van wet- en regelgeving. Het aantal gebruikers van het Ondernemingsdossier is in 2014 verdubbeld naar ongeveer 7.000. Als ik dat getal naast de doelstelling leg, 80.000 gebruikers voor eind 2016, begin ik me toch voorzichtig zorgen te maken of dit aantal wel gehaald zal worden. Ik ken deze Minister als iemand die dergelijke zorgen graag wegneemt. Ik verneem dus graag zijn reactie. De VVD wil vol inzetten op het behalen van de doelstelling.

In mijn introductie gaf ik al aan dat de VVD tijdens de begrotingsbehandeling in november 2013 heeft gepleit voor een betere aansluiting van het mkb op het topsectorenbeleid. In de begroting zie ik een onderuitputting bij het budget topsectoren overig. Deze is deels naar andere budgetten overgeheveld die ten gunste komen van de topsectoren en deels ingezet voor andere problematiek. Verwacht de Minister dit jaar eenzelfde onderuitputting bij deze begrotingspost? Zo ja, kan deze dan ingezet worden voor een verschuiving naar de MIT-regeling (Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren), die mkb-bedrijven bij de topsectoren betrekt? Dat wil de VVD graag. We hebben allen kunnen vernemen dat die behoefte er bij het mkb zeker is. Het extra geld dat de VVD samen met de PvdA per amendement heeft kunnen vrijmaken voor de MIT-regeling leidde namelijk al na twee dagen tot een overtekening. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.

Ik kom op de digitale interne markt. De VVD-fractie zet zich al jaren in voor een sterke en open interne digitale markt. Een goed functionerende Europese digitale markt kan leiden tot een economische groei van wel 500 tot 1.500 miljard euro in Europa. Onze ondernemers kunnen daar miljarden van meepikken vanwege onze goede uitgangspositie op het gebied van de IT, de webwinkels en de gaming- en appindustrie. De Europese Commissie heeft een strategie voor de digitale interne markt gepresenteerd, het zogenoemde «DSM» (Digital Single Market). Op welke concrete manieren gaat de Minister de kansen die het plan van de Commissie biedt, voor Nederland binnenhalen? Ik krijg hierop graag een reactie.

Wanneer verwacht de Minister eindelijk uitsluitsel te kunnen geven over de veel te lang slepende discussie over netneutraliteit en roaming? Als dit het voorland is voor de behandeling van het pakket voor de digitale interne markt, vraag ik me werkelijk af of het ooit gaat lukken. Hoe denkt de Minister hierover? Is de Minister het met de VVD-fractie eens dat één digitale interne markt niet zal lukken als de zuidelijke vakantielanden alleen maar oog hebben voor het binnenharken van zo veel mogelijk euro's uit de portemonnee van Nederlandse toeristen die bellen en internetten op de camping of aan de costa? We hebben begrepen dat het Lets voorzitterschap aanstaande maandag een laatste poging zal wagen om tot een compromis te komen voordat het de voorzittershamer aan Luxemburg overdraagt. Wat vindt de Minister van het compromis? Gaat hij voor- of tegenstemmen?

Ik vervolg mijn inbreng met de landbouw. De Nederlandse land- en tuinbouwsector is qua productie, werkgelegenheid en export een belangrijke pijler van de Nederlandse economie. Daarnaast is de sector internationaal gezien een topspeler. De sector is efficiënt, productief, innovatief en duurzaam. De VVD wil dat Nederlandse ondernemers nu en in de toekomst de ruimte krijgen om te ondernemen en te innoveren, zodat zij voorop blijven lopen in de wereld. Mijn collega Lodders heeft de Staatssecretaris middels een aangenomen motie opgeroepen om het experiment «Regels Wieden» te starten, waarin belangenorganisaties en individuele ondernemers in een platform hun suggesties voor verbeteringen van overbodige regels, conflicterende regelgeving of onpraktische procedures in de land- en tuinbouw en visserij kunnen melden. Aanleiding daarvoor was de constatering dat Nederlandse ondernemers nog te vaak worden opgezadeld met conflicterende regels en onpraktische procedures waar hun Europese concurrenten niet aan hoeven te voldoen, met als gevolg dat de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemers onder druk staat. Hierdoor kunnen ze niet groeien. In het uiterste geval verdwijnt de productie zelfs naar het buitenland. De VVD staat positief tegenover de Maatwerkaanpak Agrofood, maar in onze motie hebben we tot iets anders opgeroepen. In de motie werd de Staatssecretaris opgeroepen om van ondernemers uit de dagelijkse praktijk suggesties te vragen voor het verbeteren van regelgeving en het inventariseren van onpraktische procedures en overbodige regels. De maatwerkaanpak moet natuurlijk ook doorgaan, maar we hebben op dit dossier behoorlijke stappen te zetten. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij deze motie binnen de gestelde termijn gaat uitvoeren? Gaat zij dus met ondernemers uit de dagelijkse praktijk om tafel?

Ook doe ik de Staatssecretaris de suggestie om eens een dagdeel bij de RVO of de NVWA aan de helpdesk mee te luisteren. Er zijn onpraktische en soms hilarische voorbeelden. Het registreren van een perceel bij de RVO gaat tot vier cijfers achter de komma. In de gecombineerde opgave kun je maar tot twee cijfers achter de komma invullen. De RVO stuurt nu brieven rond dat de opgave van de desbetreffende ondernemer niet klopt. Dit soort voorbeelden past niet bij een overheid die de ambitie heeft om de regeldruk te verlagen en onpraktische zaken aan te pakken. Overigens is dit ook mooi voor de Minister, want hij gaat over regeldruk.

Gezien het economische belang van de Nederlandse land- en tuinbouwsector is een goede aansluiting van het groene onderwijs op de arbeidsmarkt belangrijk. Er is een aantal schriftelijke vragen gesteld over het groene onderwijs en de conclusies die in de beleidsdoorlichting zijn getrokken. Kan de Staatssecretaris met voorbeelden en cijfers aangeven wat zij verstaat onder kwalitatieve en kwantitatieve aansluiting op de arbeidsmarkt? Wat is de inzet van de Staatssecretaris de komende jaren op dit vlak? Wat is haar doelstelling in dezen? Welke concrete stappen zijn er nog te zetten? Op het gebied van de aanbestedingen doen de RVO en de NVWA het namelijk niet goed. We lezen in de stukken dat er verbeteracties zijn uitgezet, maar al jaren, volgens mij al zes jaar, worden er onvolkomenheden gemeld. Het gaat weliswaar om verschillende onderdelen, maar toch.

Bij de NVWA is het schrikbarend. Bij 80% van de inkoop is de inkoopprocedure niet gevolgd. Bij een organisatie die controleert of ondernemers zich aan de regels houden, past het niet dat zij zelf de regels aan de laars lapt. Kan de Minister toezeggen dat de onvolkomenheden bij deze agentschappen volgend jaar verleden tijd zijn? Wat vindt de Minister ervan dat er bij 80% van de inkoop niet wordt voldaan aan de inkoopprocedures?

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Fijn dat we vandaag spreken over de verantwoordingsstukken. De Minister kan, wat de Partij van de Arbeid betreft, decharge worden verleend. We hebben echter nog wel een aantal vragen, zowel aan de Minister als aan de Staatssecretaris.

Uit het jaarverslag blijkt niet in hoeverre de verschillende beleidsinstrumenten – garanties, leningen en subsidies – daadwerkelijk hebben bijgedragen aan het behalen van de beoogde beleidsdoelen. Dat is kortweg in onze eigen woorden de conclusie van de Algemene Rekenkamer. Hij stelt bijvoorbeeld dat er geen zicht is op de effectiviteit van de kredietgarantie-instrumenten BMKB en de Groeifaciliteit. De Minister geeft echter aan dat deze instrumenten naar hun aard effectief zijn. Voor de PvdA-fractie schiet dit antwoord tekort. Het is geen automatisme dat deze instrumenten effectief zijn.

De Algemene Rekenkamer stelt ook dat er onvoldoende zicht is op de effectiviteit van de middelen voor natuurbeleid. We horen hierover graag meer van het kabinet. We kunnen onze controlerende taak natuurlijk niet goed uitvoeren als we niet goed weten waarover we het moeten hebben. We hebben namelijk geen goed zicht op de effectiviteit. Waar ligt dit aan, zo vraag ik de beide bewindspersonen. Is er te weinig kennis op het ministerie? Hebben we te veel gesnoeid in het ambtenarenapparaat? Is er te weinig mankracht? Is er te weinig contact met het veld op de verschillende dossiers? Het is niet de bedoeling dat je niet weet wat je moet doen om het gewenste effect te bereiken. Misschien is dat wel het geval, maar dat is dan niet ideaal. Misschien wordt er op dat niveau wel met iedereen gesproken, maar wordt er onvoldoende over gerapporteerd, zodat je het niet kunt teruglezen. We willen graag weten waar het aan ligt. Hoe is het mogelijk dat dit al zo veel jaar achter elkaar wordt gerapporteerd?

De Algemene Rekenkamer stelt de effectiviteit van de kredietgarantieregelingen van EZ ter discussie. Bedrijven worden niet daadwerkelijk geholpen bij het verkrijgen van krediet. De Partij van de Arbeid wil van de Minister weten wat hij hieraan zal doen.

Er is geen zicht op additionaliteit, dus in hoeverre er extra kredieten worden verstrekt in vergelijking met een situatie waarin deze instrumenten er niet zouden zijn. Dat inzicht moet er voor de PvdA wel zijn. Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering blijkt dit immers ook mogelijk te zijn. Kan de Minister ervoor zorgen dat bij het volgende jaarverslag de additionaliteit wel in beeld wordt gebracht?

EZ praat regelmatig, zo lezen wij, met actoren, inclusief banken, die met mkb-financiering te maken hebben. Kan Economische Zaken in dit reguliere overleg met banken nagaan of het percentage afwijkingen wordt geregistreerd? Als dat niet het geval is, kan dit dan voortaan worden bijgehouden en aan de Tweede Kamer worden teruggekoppeld?

Brancheorganisaties zijn bij uitstek kenners van een sector en de ondernemingen. Er is ook geregeld overleg, horen wij van de Minister. Hoe betrekt EZ deze bron van kennis en informatie, die dicht bij de ondernemers staat, bij het monitoren van de kredietaanvragen? Kan de Minister dit inbrengen in een eerstvolgend overlegmoment? Kortom, er is veel overleg met aanbieders, maar er is weinig inzicht in slagen en falen van de aanvragen. Dit moet beter in beeld komen om de effectiviteit van de regelingen te kunnen volgen in de Tweede Kamer. Daarom is registratie van de uitkomst van de kredietaanvraag nodig.

De uitvoering van de begrotingssystematiek Verantwoord begroten in 2011 is geen vooruitgang gebleken. Kan overwogen worden om opnieuw een aantal VBTB-elementen (van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording) op te nemen in het jaarverslag zelf? De in 2014 ingediende handreiking van Kamerleden Duisenberg en Van Meenen bevat ook VBTB-elementen. Onze collega Duco Hoogland heeft bij het WGO over het jaarverslag van I en M ook gepleit voor opnieuw smart formuleren van doelen op output- of outcomeniveau, waarbij het Ministerie van OCW als voorbeeld dient. Het jaarverslag dient dan mede om te toetsen of het beleid, het geld, de wetten, de regels en de menskracht in voldoende mate bijdragen aan de te bereiken doelen. Als dit niet het geval is, moet het beleid bijgesteld worden in de Voorjaarsnota of in de begroting in september. Volgens mij ontbreken die instrumenten nu.

Kortom, voor ons moeten de volgende vragen wat meer centraal komen te staan. Welke doelen zijn gepland en behaald? Welke prestaties zijn ervoor gepland en geleverd? Wat heeft het gekost? Ik krijg hierop graag een reactie van de leden van het kabinet.

Volgens het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven van de Kamer is de kwaliteit van de beleidsconclusies na de verbetering in 2013, in 2014 weer verslechterd. Aangenomen wetgeving en dergelijke worden als beleidsresultaat gepresenteerd. Kunnen de bewindspersonen verklaren waarom de kwaliteit van de beleidsconclusies in het jaarverslag slechter is dan die van vorig jaar? Kunnen de bewindspersonen in de volgende jaarverslagen expliciet onderscheid maken tussen beleidsresultaten, beleidsconclusies en beleidsconsequenties?

De Nederlandse belastingbetaler is veel geld kwijt aan de regelingen voor de fiscale stimulering van elektrische auto's. Het ziet ernaar uit dat het doel het middel voorbij is geschoten. De Rekenkamer is kritisch over het effect van deze regelingen. Wij zijn blij dat de Minister dit punt gaat oppakken. Wanneer kunnen we de resultaten hiervan zien? Wanneer worden deze naar de Kamer gezonden?

In de begrotingswijziging behorende bij de Voorjaarsnota valt op dat er een bedrag van 398 miljoen euro aan de interne begrotingsreserve duurzame energie wordt onttrokken. Dit bedrag was bedoeld voor uitgaven aan duurzame energie in de jaren 2015 tot 2020. Nu wordt het bedrag besteed aan de Overheidsdienst Groningen en het SodM, althans voor een gedeelte, zo begrijpen we. Waar wordt de rest van het geld dan aan besteed? Waarom kon er geen andere dekking worden gevonden dan de interne begrotingsreserve duurzame energie, die hier natuurlijk niet voor bedoeld is? Hoe hard is de garantie dat deze 398 miljoen euro na 2021 toch weer voor de oorspronkelijke doelstelling gebruikt kan worden? Gaat de huidige Minister de toekomstige Minister van EZ houden aan deze afspraak? Dat is regeren over je graf. We horen heel graag de reactie van de Minister op dit punt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik werd helemaal vrolijk toen ik de heer Ziengs hoorde spreken, maar na zijn betoog kreeg ik toch een beetje het gevoel dat het de grote Ziengs Goed Nieuws Show was. Ik heb zelf namelijk erg druk gezocht naar de cijfers waar hij zo enthousiast over was, maar ik kon ze niet vinden. Daarom kom ik zelf ook even terug op de financieringsmogelijkheden en de effectiviteit van de regelingen.

Zoals de Minister weet, hecht ik veel waarde aan eerlijk ondernemerschap en een gelijke behandeling van mensen. Daarom hebben we in de Aanbestedingswet voor aanbestedingen regels vastgelegd die dit moeten waarborgen. Deze wet is door de Minister van Economische Zaken in het leven geroepen. Toch presteren diensten van juist dit ministerie het keer op keer om de regels niet of niet goed te volgen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, een naam die suggereert dat hij dienstverlenend is aan alle bedrijven, blijkt volgens de Rekenkamer al jaren structureel de aanbestedingsprocedures niet te volgen. Kan de Minister aangeven of hij er vertrouwen in heeft dat deze situatie in het komende jaar verbeterd wordt? Zo ja, hoe gaat hij ervoor zorgen dat dit agentschap, de andere agentschappen die hij onder zijn hoede heeft en het departement niet meer in de fout gaan?

Daarbij hoor ik graag van de Minister of hij bereid is om de suggestie van de Rekenkamer om afwijzingen bij aanbestedingen standaard te motiveren, over te nemen. Een afwijzing zonder motivering is immers frustrerend, zeker als je er niet op kunt vertrouwen dat de aanbestedende dienst zelf de regels juist hanteert.

Een volgend punt waar we in de Kamer vrij eendrachtig al jaren op hameren, betreft de financieringsmogelijkheden voor ondernemers, zeker die in het midden- en kleinbedrijf, omdat deze tekortschieten, maar met name tekortschoten in Nederland. De SP heeft weleens een voorstel gedaan voor een nationale investeringsbank. De Ministers waren destijds een andere mening toegedaan. Er waren drie garantiefondsen. Deze zijn alle drie flink uitgebreid en verder opgetuigd. Dat heeft altijd op onze steun kunnen rekenen, maar ik schrok er wel een beetje van dat er vrij weinig informatie is over de effectiviteit van de regelingen. Mevrouw Dikkers heeft volgens mij net een juiste interpretatie gegeven van de situatie. Je moet ook niet kijken naar de tevredenheid van ondernemers die er gebruik van hebben gemaakt, maar je moet kijken naar hetgeen er feitelijk in de markt is veranderd. Welke kredieten zouden er niet verstrekt zijn als die regelingen niet waren opgetuigd? Volgens mij moet je daarnaar kijken. Dan meet je namelijk de effectiviteit. Ik wil graag weten van de Minister of hij van plan is om die vraagstukken volgend jaar in zijn verantwoording op te nemen.

Het rapport van de Rekenkamer gaf ons inzicht in het beleid voor stimulering van groen onderwijs. Het is verontrustend dat de Rekenkamer constateert dat op basis van de beleidsdoorlichting ook weinig concreets kan worden gezegd over de effectiviteit van dit beleid. Het is nog verontrustender dat de Rekenkamer constateerde dat de onafhankelijke expert die de beleidsdoorlichting, als ik het goed heb, begeleidde, helemaal niet onafhankelijk was, maar een belanghebbende. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de gevolgen hiervan zijn voor haar beoordeling van de beleidsdoorlichting? Daarnaast vraag ik de Minister wat zijn opvatting is over de onafhankelijkheid van leden van externe begeleidingscommissies bij dergelijke beleidsdoorlichtingen.

Het verontrust mij ook dat er een erg hoog foutpercentage bij het Europees Visserijfonds (EVF) is geconstateerd. De subsidies die het Ministerie van de Staatssecretaris heeft ontvangen, zouden volgens de Rekenkamer kunnen komen te vervallen. Wanneer verwacht de Staatssecretaris daarover zekerheid te hebben? Kan zij hiervoor een bedrag reserveren om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen?

Ik deel ook een compliment uit aan het kabinet. De door de Rekenkamer geconstateerde problematiek met hybride auto's lijkt erg adequaat te worden aangepakt in de recent verschenen Autobrief van de Staatssecretaris van Financiën. Ik ben er niet helemaal zeker van of deze Minister heeft meegewerkt aan deze oplossing, maar dat hoor ik graag van hem. Dan kan hij de complimenten bij dezen incasseren.

Ik sluit af met de Overheidsdienst Groningen. Dan heb ik toch weer een wat kritischer toon. Het is natuurlijk goed dat er 16 miljoen beschikbaar wordt gesteld om de problemen in de regio aan te pakken. Dat geldt ook voor het besluit om de gaswinning te verlagen, ook al had dat besluit in onze ogen eerder moeten worden genomen. Uit de Voorjaarsnota blijkt echter dat het geld voor de overheidsdienst gehaald wordt uit de interne reserve duurzame energie. Deze reserve heeft maar één doel, namelijk zorgen voor een transitie naar duurzame energie. Mevrouw Mulder heeft samen met mevrouw Van Veldhoven hierover een amendement ingediend en daar sta ik heel sympathiek tegenover. Ik vind wel dat er geld beschikbaar moet komen voor de Groningers, maar ik ben er niet zo blij mee dat er nu al, voordat er een debat is geweest over wat er moet gebeuren met dat geld en het fonds, een soort graai wordt gedaan in de kas. Als we dit toestaan, worden er in de toekomst dan nog meer gaten gedicht met dit begrotingsgeld? Dat zou ik een slechte zaak vinden.

Het geld dat in die reserve zit, is in de afgelopen jaren onder andere door huishoudens en bedrijven bij elkaar gebracht. De opslag die mensen op hun energierekening hebben betaald voor een duurzame energievoorziening – deze opslag gaat bovendien elk jaar omhoog – wordt nu gebruikt, zo lijkt, voor de overheidsdienst en andere gaten in de begroting. Dat geldt dus ook voor mensen die getroffen zijn door de aardbevingen in Groningen. Let wel, mijn fractie wil dat de problemen in Groningen snel aangepakt worden, maar we vinden het schandalig dat de Minister van plan is om dit te betalen met geld dat ons minder afhankelijk van aardgas moet maken, dat dus ook door de getroffenen zelf is betaald. Ik wil graag weten welke logica de Minister in dit plan ziet. Vindt hij het rechtvaardig dat hij de mensen met aardbevingsschade zelf laat betalen voor het herstellen van die schade? Daarnaast wil ik weten hoe hij dit rijmt met zijn uitspraak dat begrotingsreserves bestemd zijn voor een concreet doel en alleen voor dat doel gebruikt kunnen worden. Het debat over de verduurzaming van de energievoorziening moet weliswaar nog gevoerd worden, maar volgens mij kan dit principieel echt niet.

Om de problemen veroorzaakt door de aardbevingen aan te pakken moet wat mijn fractie betreft ergens anders dekking worden gevonden. Daarbij willen we dat de Minister specifiek kijkt naar mogelijkheden om de problemen niet voor zich uit te schuiven. Hij moet echt werk maken van de verduurzaming van de energieproductie en het oplossen van de problemen in het gaswinningsgebied, zonder de mensen een sigaar uit eigen doos te bieden.

De heer Ziengs (VVD):

Collega Gesthuizen van de SP daagde mij natuurlijk een klein beetje uit door te zeggen dat ik een grote show neerzette over de cijfers. Daarom wijs ik haar op de beantwoording over het jaarverslag van 2014. Hierin staat heel nadrukkelijk dat in de laatste beleidsevaluatie van de BMKB uit 2011 ondernemers is gevraagd of zij de te financieren doelen daadwerkelijk in dezelfde vorm zouden hebben gerealiseerd. Circa 90% van de ondervraagde bedrijven gaf aan dat zonder de BMKB het financieringsdoel niet of onvoldoende tot stand zou zijn gekomen. Dit komt dus niet zomaar uit de lucht vallen. Door deze feitelijkheden, die hier letterlijk beschreven zijn, te herhalen zou het beeld van de SP misschien wat kunnen kantelen. Ziet de SP hierdoor toch het belang in van de BMKB?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het belang van de BMKB heb ik altijd ingezien, sterker nog, we hebben er op allerlei manieren voor gepleit, waarschijnlijk ook nog met de VVD toen we samen in de oppositie zaten tegen het kabinet-Balkenende IV. We hebben hierin vast nog wel samen opgetrokken. Als we daar geld en middelen voor beschikbaar stellen, vind ik het wel belangrijk om achteraf eerlijk te zijn tegen onszelf. Als het niet effectief blijkt te zijn geweest, steek ik ook mijn hand in eigen boezem. We moeten wel eerlijk zijn en durven zeggen dat de regeling misschien niet heeft opgeleverd wat we ervan hadden verwacht. Is het dan wel een verstandige beslissing geweest om daar zo veel extra middelen voor beschikbaar te stellen? De Rekenkamer heeft geconstateerd dat het anders was. De heer Ziengs citeert uit een rapport waarin prachtige rapportcijfers staan, een 9 van 10. Ik moet wel constateren dat die cijfers vier jaar oud zijn. Ik wil dan graag van de Minister weten wat de huidige effectiviteit is. We hebben het in ieder geval over het jaarverslag over 2014. Ik ben benieuwd of het dan ook voor 90% effectief zal zijn. Het zou betekenen dat 90% van de ondernemers dit krediet niet zou hebben gekregen als er geen BMKB was geweest.

De voorzitter:

Dit in antwoord op de vraag van de heer Ziengs. De heer Ziengs heeft geen vervolgvraag? Dan gaan we door naar mevrouw Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik begin met de omvang van de financieringsproblemen bij bedrijven. Het is een terugkerend onderwerp bij de Rekenkamer. Om die reden breng ik het hier naar voren.

In het aanvullende actieplan dat de Ministers van Economische Zaken en van Financiën in juni 2014 naar de Kamer stuurden, wordt geschreven dat de garanties in de periode 2009–2013 voor meer dan 8 miljard aan leningen aan het mkb mogelijk hebben gemaakt. Maar dit wordt ter discussie gesteld door de Rekenkamer. Hij constateert dat de Minister van Economische Zaken helemaal niet weet in welke mate de regeling Borgstelling mkb-kredieten en de Groeifaciliteit additioneel zijn en of het probleem van slechte kredietverlening aan gezonde bedrijven wel wordt opgelost. Wij ontvangen graag een reactie van de Minister op deze kritiek van de Rekenkamer.

Bij het Ministerie van EZ worden de aanbestedingsregels al zes jaar op rij niet goed nageleefd. Dit terwijl het Ministerie van Economische Zaken het verantwoordelijke ministerie is voor de Aanbestedingswet en daarmee in onze ogen ook wel een beetje een voorbeeldrol vervult. Kan de Minister aangeven wat de gevolgen zijn geweest van het zes jaar op rij niet goed naleven van de aanbestedingsregels? Volgens de Minister gaat het bij de RVO niet steeds om dezelfde inkoopproblemen, maar feit is wel dat het zes jaar op rij fout gaat bij het volgen van de inkoopprocedures. De Rekenkamer heeft ook dit jaar weer geconstateerd dat de belangrijkste oorzaken van het overtreden van aanbestedingsregels is dat die inkoopprocedures regelmatig niet worden gevolgd.

In de beantwoording van de feitelijke vragen wordt ook nauwelijks ingegaan op de vraag waarom dat gebeurt bij de NVWA. Ik weet niet of deze Minister die vraag moet beantwoorden of dat de Staatssecretaris dat moet doen. Hoe komt het dat in 2014 bij zo'n 80% van de inkopen van de producten en diensten de centrale inkoopprocedure gewoon niet is gevolgd? De CDA-fractie wil graag meer duidelijkheid. Waar liggen nu precies de oorzaken? Ook nu wordt door de Minister weer beterschap beloofd. Waarom zullen de aangekondigde maatregelen dan nu wel tot verbeteringen leiden? Waar baseert de Minister dat op? Binnen welke termijn zijn die problemen dan opgelost?

De Rekenkamer gaf vorig jaar aan dat het Ministerie van Economische Zaken in 2013 nog geen totaaloverzicht had van de inkopen en contracten bij het kerndepartement, waardoor het contractenregister, de inkoopanalyse en de aanbestedingskalender onvolledig waren. Is dit inmiddels ook opgelost? Tevens is in het jaarverslag over 2013 toegezegd dat de contracten die niet rechtmatig zijn aanbesteed zullen worden opgezegd. In de beantwoording van de feitelijke vragen wordt aangegeven dat niet alle niet goed aanbestede contracten zijn opgezegd. De reden hiervoor is, zo schrijft de Minister, dat het opzeggen van deze contracten grotere implicaties met zich meebrengt dan op voorhand was verwacht. We ontvangen graag een nadere toelichting op dit punt.

De Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering is tot nu toe nauwelijks gebruikt. De Minister heeft de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met de maritieme sector. Kan de Minister aangeven wat de uitkomsten van deze gesprekken zijn? Zijn de problemen die de sector heeft de wereld uit? Stopt hij met de regeling of wordt de regeling aangepast? Ik hoor graag een reactie van de Minister.

Dan ook nog een vraag ten aanzien van de landbouw. Is het mogelijk, de Kamer te informeren over de totale kosten die gemoeid waren met de maatregelen naar aanleiding van de Russische boycot van landbouwgoederen in 2014? Op welke posten van de begroting drukken deze maatregelen? Deze vraag is met name bestemd voor de Staatssecretaris.

Ik heb nog een vraag voor de Staatssecretaris. De NVWA wordt flink gereorganiseerd. We kunnen er niet helemaal de vinger op leggen hoe de plannen verlopen. Daarom vraag ik de Staatssecretaris of de realisatie van het verbeterplan NVWA op koers ligt. Welke effecten hebben de vertragingen bij de werving van personeel en de modernisering van het ICT-systeem op het verbeterplan? De verhogingen van de NVWA-tarieven, onderdeel van dat verbeterplan, hebben er in ieder geval toe geleid dat de haven van Rotterdam onderhand duurder is dan zijn concurrenten. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de concurrentiepositie van de haven van Rotterdam te versterken? Misschien heeft de Minister daar ook ideeën over.

Dan kom ik bij de wijze van begroten. Is de Minister bereid om onderscheid te maken tussen beleidsresultaten, beleidsconclusies en beleidsconsequenties? Doordat dit nu ontbreekt, heeft de Tweede Kamer onvoldoende inzicht in het effect van de geïnvesteerde euro's. Is de Minister bereid om zich ervoor in te zetten om dit onderscheid per beleidsartikel te maken? Met name de PvdA heeft hier uitgebreid over verhaald.

Dan de begrotingsreserve duurzame energie. Bij het lezen van de suppletoire begroting hebben wij vastgesteld dat de Minister dit jaar 20 miljoen euro en in de aankomende jaren nog meer geld, oplopend tot 398 miljoen euro, uit de pot haalt voor duurzame energie. Deze middelen worden door inwoners en bedrijven opgebracht ten behoeve van duurzame energie. Hoe verhoudt zich dit met de regels voor begrotingsreserves, waarin staat dat het geld apart wordt gezet voor een bepaald doel? Ook de SP-fractie en de PvdA-fractie gaven dit al aan. De Minister heeft vorig jaar in de Kamer nog gezegd dat de niet uitgegeven middelen voor duurzame energie het volgende jaar via de begrotingsreserve weer beschikbaar komen. Waarom kiest de Minister voor een andere besteding?

De andere besteding is des te opvallender gezien de kritiek die de Rekenkamer, net als vele andere instellingen, heeft over het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020, want dat wordt niet gehaald. Waarom haalt de Minister nu 398 miljoen euro van de 595 miljoen euro aan middelen uit de begrotingsreserve voor andere zaken zoals de rijksdienst in Groningen? Zo laadt hij de verdenking op zich dat de reserve gebruikt wordt als stopverf voor de begroting. Wie heeft nu eigenlijk de problemen in Groningen veroorzaakt? Volgens het CDA is dat de NAM. Wat ons betreft gaat zij flink betalen voor die rijksdienst. Zij lost de problemen zelf niet adequaat op, heeft jarenlang zaken voor zich uit geschoven en nu moet de samenleving ervoor gaan bloeden. Het moet niet gekker worden. Jarenlang hebben we de problemen gezien. Is dit dan de ultieme oplossing?

Daar komt nog bij dat er te weinig informatie beschikbaar is om goed te kunnen beoordelen of die 16 miljoen voor de rijksdienst goed onderbouwd is. Misschien ziet de Minister zelf ook wel in dat dit niet helemaal de koninklijke weg is. Wij geven hem graag de gelegenheid om zaken te repareren. Daarom hebben wij samen met D66 een amendement ingediend om de onttrekking van de middelen uit de begrotingsreserve ongedaan te maken.

Het CDA zou willen dat de middelen, als zij over zijn, juist worden ingezet voor lokale duurzame energie-initiatieven en energiebesparing en dan met name in de provincie Groningen. Energie die we niet gebruiken hoeven we ook niet op te wekken. Energiebesparingsmaatregelen dragen ook nog bij aan de werkgelegenheid in Groningen. Dat is ook heel erg belangrijk.

Ik denk dat ik zo langzamerhand een heel eind door mijn tijd heen ben, dus ik moet gaan afronden.

De voorzitter:

U zit op zeven minuten. Dan houdt u nog iets over voor de tweede termijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan heb ik nog een afrondende zin: wat het CDA betreft zou een grotere inzet, nodig zijn op energiecoöporaties met zon. Die hebben ook draagvlak van onderop. We zien dat in de SDE+-regeling, waar best wel het een en ander van is gebruikt. We zouden het mooi vinden als de Minister een regeling in de SDE+ zou willen creëren voor energiecoöperaties.

De voorzitter:

Dan zijn wij gekomen aan einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schat in dat het plenaire debat waar mevrouw Van Veldhoven bij zit binnen een kwartier afgelopen zal zijn. Wij wachten op haar en wij hopen dat zij haar inbreng nog kan leveren voordat de Minister antwoordt.

De vergadering wordt van 20.11 uur tot 20.34 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, het debat in de plenaire zaal is zojuist afgelopen. Ik krijg net een sms'je van de griffier dat mevrouw Van Veldhoven onderweg is. We wachten even op haar komst.

Mevrouw Van Veldhoven, u was als verlate deelnemer al aangekondigd. De Minister was nog niet begonnen. Ik stel voor dat u eerst uw inbreng in eerste termijn levert. Dan kan de Minister daarna aan zijn beantwoording beginnen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Hartelijk dank voor de flexibiliteit. In deze laatste weken voor het reces is het voor iedereen puzzelen met de agenda.

We bespreken vandaag de jaarverslagen en de verantwoordingsstukken over 2014 van het Ministerie van Economische Zaken. Ik wil me vandaag eigenlijk concentreren op één belangrijk punt: de interne begrotingsreserve duurzame energie. Dat zal de Minister niet verrassen. Nederland loopt nog zwaar achter met duurzame energie. Minder dan 5% van onze energie komt van hernieuwbare bronnen, en daarmee staan we echt onderaan het lijstje van Europa. In 2020 moeten we minstens 14% hebben. Volgens de Nationale Energieverkenning (NEV) is de kans dat we dat met het ingezette beleid halen, nog niet groot. De rechter heeft net in een historische uitspraak geoordeeld dat de Nederlandse Staat de uitstoot van CO2 in 2020 met ten minste 25% moet hebben teruggebracht ten opzichte van het niveau in 1990. Dat betekent dat daarvoor ook een versterking van het energieakkoord nodig zal zijn. Er zijn dus genoeg uitdagingen op het gebied van duurzame energie en om die uitdagingen het hoofd te bieden, is ook geld nodig.

De overheid stelt subsidiegeld ter beschikking voor duurzame energie. Dat deden we via de MEP, wat nog een beetje doorloopt. We deden dat via de SDE, wat ook nog een beetje doorloopt, en we deden dat via de SDE+-regeling. Dat laatste geld komt uit een opslag op de energierekening die alle burgers en bedrijven betalen. Maar het geld wordt nog niet altijd helemaal gebruikt. Het ongebruikte geld komt vervolgens op de balans als een interne begrotingsreserve en kan in latere jaren alsnog aan duurzame energie worden uitgegeven. De afspraak die is gemaakt, is ook heel expliciet geweest: het geld dat met de SDE+ word opgehaald, wordt ook echt voor duurzame energie gebruikt. Sterker nog, als er fracties waren met creatieve ideeën over een manier waarop dat geld ook zeer nuttig voor duurzaamheid zou kunnen worden aangewend, zei de Minister steevast met rechte rug: nee, dit is alleen voor duurzame energie.

De praktijk is echter wat weerbarstig, projecten lopen soms vertraging op of gaan helemaal niet door. Van 2008 tot 2013 ging het om gemiddeld 26%. Daarom blijft veel geld liggen en hebben we ook niet altijd de juiste verwachtingen van wat we weten te bereiken. Door de tegenvallende resultaten blijven we dan ook achterlopen met de doelstelling voor duurzame energie, maar we weten nog steeds dat we het wel moeten gaan halen. Ik weet ook van deze Minister dat hij daar echt voor staat. In lastige debatten over windenergie toont hij zich steeds als de Minister die zegt: we gaan het gewoon halen; ik ga ervoor en we gaan gewoon door.

Ik vraag de Minister daarom of we deze begrotingsmethode en het op deze manier inboeken van duurzame-energieprojecten niet zouden moeten herzien. Is hij in ieder geval bereid om per direct ten aanzien van de uitgaven van de subsidieregelingen duurzame energie niet alleen de 100% mogelijke uitgaven maar ook de realistische uitgaven per post jaarlijks naar de Kamer te sturen?

Ik zei het net al: de interne begrotingsreserve duurzame energie is ervoor bedoeld dat het geld dat van de subsidieregelingen overblijft, later alsnog kan worden ingezet voor duurzame energie. Dat heeft de Minister een paar jaar geleden ook nog een keer bevestigd. Ik zie ook dat zo'n pot ongebruikt geld wel verleidelijk is. Dat zien we ook in dit jaarverslag. Wanneer een Minister te maken heeft met tekorten elders op de begroting, is dat helemaal het geval. Dat is eigenlijk precies wat we nu zien gebeuren. De Minister gaat de begrotingsreserve duurzame energie gebruiken om algemene tekorten op de begroting te dekken, zoals de tegenvaller in de ruilvoet. Nu is mijn begrip van duurzaamheid breed, maar dat kan ik er toch maar moeizaam aan koppelen.

Een ander voorbeeld is het financieren van de kosten van de gaswinning. De rijksdienst in Groningen, de versterking van het Staatstoezicht op de Mijnen en de bodemonderzoeken zijn heel belangrijke zaken, maar het zijn ook uitgaven die zijn veroorzaakt door grote problemen in een fossiele-energiesector. Wat is de logica om dat met het geld voor duurzame energie te willen voorfinancieren? Deze greep uit de kas wordt gedaan via een slimme begrotingstruc. In de Voorjaarsnota komt een technische kasschuif. Het geld in de begrotingsreserve wordt vervroegd ingezet onder betaling van subsidies voor duurzame energie. En doordat deze uitgaven dan wegvallen, komt er een meevaller op de begroting en kan een even groot bedrag aan andere zaken worden uitgegeven. Tot 2020 gaat het hier om een bedrag van bijna 400 miljoen. In principe komt dit geld na 2020 weer terug in de interne begrotingsreserve, omdat we verwachten dat er meevallers zullen zijn bij de uitgaven van het ETS. Die zouden dan weer teruggestort worden in de interne begrotingsreserve. Daardoor is er dus niets aan de hand, aldus de argumentatie van de Minister.

Maar het is natuurlijk wel geld dat nu al kan worden ingezet om de energietransitie te bevorderen. Bovendien, we weten wel wat we nu hebben en we kunnen een verwachting uitspreken ten aanzien van het ETS, maar we hebben dat geld nog niet. En als dat tegenvalt, ontstaat er toch een gat in het budget dat beschikbaar is voor duurzame energie.

Kan de Minister ook aangeven hoe dit zich verhoudt tot zijn uitspraken van een paar jaar geleden, dat het geld van duurzame energie altijd voor duurzame energie behouden zal blijven? Als we kijken naar de grote uitdaging die we hebben, zouden de extra vrijvallende middelen op de post voor ETS in de periode van 2015 tot 2020 dan niet extra aan duurzame energie en energie-innovatie moeten kunnen worden uitgegeven? We moeten daarna nog zo veel doen! Moeten we nu een meevaller in de toekomst op dit terrein al inboeken om een tegenvallende ruilvoet op te vangen?

Vindt de Minister die begrotingstruc ook niet een problematisch precedent? Had deze uitgevoerd kunnen worden wanneer de overschotten op een andere plek in de begroting hadden gestaan, bijvoorbeeld wanneer ze in de toekomstfondsen waren gestopt of op een andere plaats waren gereserveerd voor duurzame energie? Ik heb samen met het CDA een amendement ingediend. Wat het CDA en D66 betreft, moet het geld voor duurzame energie ook echt naar duurzame energie gaan, gezien de enorme uitdagingen die we hier nog het hoofd moeten bieden.

De voorzitter:

Dan zijn we nu echt aan het eind van de eerste termijn van de Kamer gekomen. De Staatssecretaris komt ook net uit het debat in de plenaire zaal. Ik heet ook haar welkom.

Het woord is aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Kamp:

Voorzitter. De Staatssecretaris en ik mogen ons inzetten voor het Ministerie van Economische Zaken en deel uitmaken van het kabinet. Wij zijn natuurlijk allebei blij dat we de overgang aan het maken zijn van economische krimp naar vorig jaar een klein beetje groei, dit jaar een stevige 2% groei die we denken te halen en volgend jaar wellicht nog een iets hogere groei.

Volgens de heer Ziengs is dat in de eerste plaats aan de ondernemers en hun medewerkers te danken. Dat zijn de Staatssecretaris en ik zeer met hem eens. Zo is het ook. De ondernemers en hun medewerkers hebben in de tijd dat de economie terugliep, de zaak zo goed mogelijk aan de gang gehouden en zijn daar ook een heel eind in geslaagd. Ondanks de wegvallende binnenlandse vraag die echt achteruitging, slaagden zij erin om de andere poot onder onze economie, namelijk de export, overeind te houden. Het is van groot belang geweest dat zij daarin geslaagd zijn.

De huidige situatie is dat niet alleen de export maar ook de binnenlandse bestedingen aan het aantrekken zijn. We zien ook dat de investeringen door de ondernemers aantrekken. We verwachten voor het lopende jaar een groei van 7% bij de investeringen door ondernemers. Alle andere landen van de Europese Unie zouden heel blij zijn als ze in de buurt van dat percentage zouden kunnen komen. We zijn de ondernemers en hun medewerkers die ervoor gezorgd hebben dat de goede beweging weer is ingezet en dat we voor dit en volgend jaar zicht hebben op economische groei, erkentelijk.

Daarnaast noem ik niet alleen de medewerkers van het ministerie waarvoor de Staatssecretaris en ik mogen werken maar ook de medewerkers van de andere ministeries, die allemaal hun uiterste best doen om de overheid zo effectief en efficiënt mogelijk te laten functioneren. Zij zijn ook zeer gericht op het benutten van economische kansen. Dat geldt niet alleen voor de mensen van het Ministerie van EZ, maar ook voor die van andere ministeries. De inzet van onze medewerkers is van groot belang geweest. Ik denk verder dat de voortdurende inspanningen van de Kamer en van het kabinet, bijvoorbeeld op het gebied van de vermindering van de regeldruk, de financiering van het bedrijfsleven en de stimulering van het benutten van kansen voor onze economie, van groot belang zijn geweest. Het is dus een resultaat van een gezamenlijke inspanning. De heer Ziengs heeft de ondernemers en hun medewerkers in dat verband dan ook terecht genoemd.

Ik ga nu in op een aantal punten die de heer Ziengs naar voren heeft gebracht. Hij sprak over de integratie van de Wbso en de RDA. Dat zijn twee fiscale regelingen om innovatie en daarmee ondernemerschap te ondersteunen. De heer Ziengs vroeg hoe het nu staat met het plan om de Wbso en de RDA te integreren. We hebben dat plan bijna afgerond. Het zijn twee verschillende regelingen. De ene wordt ingezet voor de belastingaanslag en de andere erna. Het is dus niet zo gemakkelijk om die twee regelingen te integreren. Het voorwerk is echter bijna klaar. Ik denk dat we de resultaten daarvan binnen een à twee weken naar de Kamer kunnen sturen.

De heer Ziengs vroeg in dat verband ook bijzondere aandacht voor de positie van het mkb. Zoals hij waarschijnlijk weet, is 97% van de gebruikers van de Wbso mkb-ondernemer. Driekwart van het geld gaat ook naar het mkb. Bij de RDA gaat de helft van het geld naar het mkb. We hebben een MIT-regeling die voor 100% naar het mkb gaat en waarvoor het budget de afgelopen jaren door initiatieven van de VVD en de PvdA een paar keer is verhoogd. We hebben een TKI-toeslag die in het kader van het topsectorenbeleid wordt toegekend. Daarbij zijn 1.900 bedrijven betrokken, waarvan 1.400 mkb-bedrijven. De aandacht die de heer Ziengs wil voor het mkb bij dit soort regelingen, is er dus volop.

De heer Ziengs sprak voorts over de effectiviteit van de bestaande financieringsregelingen. Ik zal ingaan op zijn vragen en opmerkingen daarover, en ook op die van de andere woordvoerders daarover. Ik wil er eerst in het algemeen iets over zeggen. Ik weet niet of de heer Ziengs en anderen zich dat realiseren, maar die regelingen zijn vaak lang bestaande regelingen. De BMKB-regeling bestaat bijvoorbeeld al 100 jaar. De heer Ziengs vraagt zich af wanneer de overheid zich kan terugtrekken uit die financieringsregelingen voor het bedrijfsleven. Ik denk dat er altijd wel betrokkenheid van de overheid is bij de financiering van het bedrijfsleven. Op momenten dat er veel vraag is naar leningen, zijn garanties belangrijk om ervoor te zorgen dat de kansen die zich voordoen, ook maximaal benut worden door de ondernemers. Op het moment dat het slecht gaat in de economie, willen we ook graag dat ondernemers toch doorgaan en toch weer kansen zien en benutten. Dan willen we ook graag dat die regelingen beschikbaar zijn. Of het nu goed of minder goed gaat in de economie, we willen eigenlijk dat die regelingen altijd beschikbaar zijn.

Er zijn verschillende garantieregelingen. Sommige zijn voor kleinere bedrijven en andere voor grotere bedrijven. De GO-regeling is voor de grote bedrijven. De BMKB-regeling is voor kleine bedrijven. We hebben ook nog een aantal andere regelingen, die zijn toegespitst op bepaalde groepen.

De heer Ziengs merkte op dat er bij de ondersteuningsregelingen op het gebied van financiering sprake is van een heel grote variëteit. Dat komt ook omdat wij erg ambitieus zijn. We willen graag dat alle sectoren ondernemers, alle aparte groepen ondernemers die ook echt een aparte behandeling nodig hebben, die aandacht ook krijgen. De ene keer gaat het om start-ups. Voor hen gelden typische dingen. De andere keer gaat het om bedrijven die de start-up al achter de rug hebben, waarbij er echt opgeschaald moet worden. Daar zijn we dan ook weer bij betrokken. Wanneer een bedrijf eenmaal succesvol is geweest, dus wanneer het ook die fase is doorgekomen, moet er een snelle groei gefinancierd worden. Daarvoor zijn we ook beschikbaar. En dan heb je ook nog bedrijven die gewoon door de jaren heen functioneren, maar die op een gegeven moment voor een lening een garantie van de overheid nodig hebben. Voor hen willen wij er ook graag zijn. En je hebt ook heel grote bedrijven waarvoor weer aparte regelingen in het leven zijn geroepen. Ik noem de scheepsbouw, die apart bekeken wordt, ook door de Kamer. De Kamer heeft een aantal keren bij motie aangegeven dat er aparte aandacht voor de scheepsbouw moet zijn.

Wij hebben dus voor al die verschillende groepen toegespitste regelingen. Ik denk ook dat het niet goed anders kan. We blijven wel steeds attent. We zijn dan ook nu al weer bezig om te bekijken of het mogelijk is om bepaalde dingen te stroomlijnen, dus meer op elkaar af te stemmen. De poging om de twee grootste fiscale regelingen Wbso en RDA te integreren, is daarvan een goed voorbeeld. Mijn inschatting is dus dat die regelingen ook in de toekomst zullen blijven bestaan.

We moeten ons voorstellen dat die garantieregelingen geen cadeautjes zijn die worden uitgedeeld aan het bedrijfsleven. De risico's die we daarbij lopen, worden ingeschat en vertaald in een premie. Als een bedrijf gebruikmaakt van zo'n garantieregeling, moet het daar premie voor betalen. Het bedrijf dat een financiering aanvraagt, heeft er belang bij om geen garantie te vragen als het niet nodig is. De ondernemer moet immers betalen voor die garantie. En als je dat geld niet nodig hebt, kun je dat geld beter in je zak houden en doe je het dus zonder die garantie. Mocht er een situatie zijn dat een garantie aangevraagd wordt terwijl dat eigenlijk niet nodig is, dan moet toch weer diezelfde premie betaald worden. Dan is dat voor het algemene risicobeeld van de overheid, met het risico dat we lopen op die garanties, alleen maar gunstig.

Het is niet zo dat de banken heel gemakkelijk financiering verlenen als er een overheidsgarantie is, omdat de overheid die garantie altijd maar voor een gedeelte geeft. De banken lopen dus ook zelf risico. Ook de banken zijn dus kritisch bij het verstrekken van financiering. Die kritische opstelling van banken in algemene zin bij het verstrekken van financiering en de kritische opstelling van ondernemers om, als ze die garantie niet nodig hebben voor hun financiering, die dan ook niet te vragen, leidt ertoe dat er naar mijn mening op gepaste wijze gebruikgemaakt wordt van die regeling. Er is gezegd dat je niet precies kunt vaststellen of het echt wel nodig is dat die financieringen steeds verstrekt worden. Dat kunnen we inderdaad niet precies vaststellen, maar dat volgt uit de logica van de regelingen. Een aantal leden heeft daarnaar gevraagd en ik heb toegelicht dat de regelingen naar hun aard zodanig zijn dat er geen onnodig gebruik van wordt gemaakt.

Bovendien kijken wij iedere vijf jaar nog eens heel kritisch naar die regelingen, ook naar de BMKB-regeling, die al 100 jaar bestaat. Bij de laatste evaluatie van de GO-regeling is vastgesteld dat sprake is van goed en bedoeld gebruik. Bij de laatste evaluatie van de BMKB-regeling in 2011 bleek, zoals de heer Ziengs zelf aangaf, dat die voor 90% goed gebruikt is en dat die voor 60% zelfs doorslaggevend was. Bij de volgende evaluaties van de diverse regelingen zullen wij nagaan of wij het voor elkaar kunnen krijgen dat de Kamer beter inzicht heeft in die additionaliteit, zoals gevraagd is. Wij gaan nu al na of we daar econometrische modellen op kunnen loslaten, waardoor die informatie beter beschikbaar komt. Daar werken we aan met werkgroepen. Als we daar een oplossing voor vinden, zullen we die ook gaan toepassen. We zullen dat echter nooit helemaal precies in beeld kunnen brengen. Om dat te doen zouden we boven op al die dossiers moeten zitten en zouden we per dossier moeten bekijken wanneer een bank financiering heeft verleend dan wel geweigerd, wat de doorslaggevende factor daarin is geweest en welke rol de garantieregeling daarin heeft gespeeld. Het is ondoenlijk om dat per dossier te doen. Wij moeten het volgens mij doen door te zorgen voor een goede opzet van de regeling en door deze bij de vijfjaarlijkse evaluaties kritisch te bekijken en extern te laten toetsen.

Een van de leden zei dat er bij een externe toetsing iemand betrokken is geweest die daar belang bij had. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Als we de toetsing extern laten doen, moeten we ervan op aan kunnen dat het waardevolle toetsingen zijn. Mocht daar een keer een verkeerde invulling aan zijn gegeven, dan is dat onbedoeld. Meestal gaat het goed, maar zo'n geval is wel een aansporing voor ons om ervoor te zorgen dat het iedere keer goed gaat. Dat vind ik belangrijk. Ik denk dat ik op de BMKB-regeling zo nog even terugkom, maar dit wilde ik hierover in eerste instantie naar aanleiding van de vragen van de heer Ziengs opmerken.

Banken gebruiken in een aantal gevallen de garantieregeling wel en in een aantal gevallen niet. Banken kunnen een aanvraag afwijzen, maar het percentage aanvragen dat door de banken wordt afgewezen, is heel laag. Dat komt doordat banken formele aanvragen waarvan ze al in een voorstadium denken dat die niet haalbaar zijn, wegschuiven. De formele aanvragen die uiteindelijk bij de banken binnenkomen, worden dus voor het overgrote deel gehonoreerd. Wat er in het voorstadium precies gebeurt, is het werk van de banken. Zij beoordelen de individuele kredietaanvragen. Zij laten hun kennis van de sector waarin de desbetreffende persoon werkt daarop los en zij beoordelen het plan. Het is heel moeilijk voor ons om daar ook zicht op te krijgen. De manier waarop wij dit benaderen, met alle instrumenten die wij hebben om financiering te ondersteunen en met de toepassing van de garantieregeling, is in overeenstemming met hetgeen de heer Ziengs heeft gezegd. Hij zei dat een goede ondernemer met een goed ondernemingsplan financiering moet kunnen krijgen. Dat is ook het uitgangspunt dat ik hanteer bij de toepassing van de instrumenten die we hebben.

De heer Ziengs sprak over onderuitputting van het budget voor topsectoren overig. Hij zei dat we het geld dat niet benut wordt, wel moeten gaan benutten, bijvoorbeeld door het in te zetten voor de MIT (regeling Mkb Innovatiestimulering Topsectoren). Die regeling heeft de afgelopen twee jaar al een paar keer een forse verhoging van het budget gekregen. In dit geval kan dat niet, want het budget voor de topsectoren overig is een verzamelpost van met name instrumenten die in het verleden zijn gebruikt voor innovatiestimulering. De uitgaven die uit dit budget worden gedaan, zijn dan ook de laatste uitbetalingen van in het verleden aangegane verplichtingen. Op dit moment kan ik geen onderuitputting inschatten voor deze begrotingspost. Het zijn allemaal verplichtingen die worden uitbetaald. Het loopt op zijn eind. Ik verwacht daar verder geen onderuitputting meer voor. Daar doen zich nu dus geen extra mogelijkheden voor.

De heer Ziengs heeft ook gevraagd of het mogelijk is dat er minder geld geraamd wordt voor de garantieregeling. Wij proberen om de garantieregeling kostendekkend te laten zijn, zoals ik al zei. Het gebeurt zeker dat we er geld bij moeten leggen – dat gebeurt dit jaar en dat is vorig jaar en het jaar daarvoor ook gebeurd – maar de premie moet zodanig zijn dat er ook jaren zijn waarin er geld overblijft. Dat wordt dan gereserveerd. Op het moment dat je geld tekortkomt, kun je dan die reserve weer benutten.

Ik heb gereageerd op de woorden van de heer Ziengs over de grote variëteit van de financieringsinstrumenten. De heer Ziengs en anderen hebben zich vervolgens heel kritisch uitgelaten over de inkoop bij het Ministerie van Economische Zaken. Daarbij hebben zij in het bijzonder de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland genoemd. Zij hebben het kerndepartement niet genoemd. Daar was vorig jaar namelijk ook nog kritiek op van de Rekenkamer. We hebben de problemen bij de inkoop op het kerndepartement inmiddels opgelost. Dat kunnen wij op kortere termijn ook doen bij de RVO. Ik vraag de Kamerleden enig begrip voor de RVO, omdat deze pas een jaar bestaat. De RVO is een samenvoeging van Agentschap NL en de Dienst Regelingen. Dat waren twee heel grote overheidsorganisaties, die zijn samengevoegd. Daarbij moesten allerlei procedures opnieuw worden opgezet. Bij het toepassen van die procedures zijn er dingen niet goed gegaan, maar het is niet zo dat het daar helemaal verkeerd gaat met de inkoop. De regelingen en de manier van handelen sluiten niet precies op elkaar aan. Dat moet natuurlijk wel. Het afgelopen jaar is op het kerndepartement het inkoopprobleem ten aanzien van de regels opgelost. Dat moet volgend jaar ook bij de RVO het geval zijn.

De problematiek is wat hardnekkiger bij de NVWA. Daar moet op dit punt echt een behoorlijke verbetering worden gerealiseerd. Wij hebben zeker gesteld dat het hoogste managementniveau bij de NVWA betrokken is bij het verbeteringsproces dat nu is ingezet. Het verbeteringsproces houdt in dat de kwaliteit en de kwantiteit van de mensen die zich bij de NVWA met de inkoop bezighouden op niveau worden gebracht. Wij hebben ook besloten om bij de ICT-projecten van de NVWA voorrang te geven aan het inkoopproces. Daar moeten dus ook verbeteringen vandaan komen. Verder verplichten wij de medewerkers van de NVWA om het zogenaamde inkoopplein en het inkoopuitvoeringscentrum in te schakelen. Wij hebben ook geregeld dat er veel meer met jaarorders gewerkt zal worden. Als je je bij de jaarorders precies aan de regels houdt, heb je niet het probleem dat je dat bij iedere bestelling apart moet doen. We zorgen ervoor dat men in de hele organisatie precies weet wat men op dit punt moet doen en dat er in de organisatie goed gecommuniceerd wordt over de inkoop. Ik vind de aandacht die de leden aan dit punt hebben gegeven terecht. De Staatssecretaris en ik geven hier ook aandacht aan. Dit moet leiden tot de noodzakelijke verbeteringen. Ik noem de Staatssecretaris, maar op dit punt ben ik toch verantwoordelijk. Ik zal daar graag samen met de Staatssecretaris invulling aan geven.

De heer Ziengs sprak over de mogelijkheden die zich voordoen op de Europese digitale interne markt. Hij vroeg zich af of Nederland die mogelijkheden gaat benutten. Wat mij betreft zullen we dat zeker doen. Dat hebben we uitgebreid medegedeeld aan de Kamer in het BNC-fiche van 22 mei, naar aanleiding van het pakket maatregelen dat de Europese Commissie voor de digitale markt wil nemen. We hebben ook gezegd dat voor het kabinet de interne markt het belangrijkste is van Europa. De interne consumentenmarkt van Europa is groter dan die van Amerika of China; het is de grootste van de hele wereld. Daar wordt echter niet genoeg gebruik van gemaakt omdat wij zitten met 28 landen, 24 talen en allemaal verschillende uitvoeringssystemen. Dat kan veel beter voor de diensten en zeker ook voor de digitale markt. Wij willen ervoor zorgen dat er digital proof regels komen. Die regels moeten er niet meer vooral op gericht zijn om bestaande ondernemersactiviteiten in goede banen te leiden, maar moeten ook ruimte bieden aan vernieuwende ondernemersactiviteiten. Voorbeelden daarvan als Airbnb en Uber zijn bij de Kamer bekend, maar dat zijn er slechts een paar. Juist in de vernieuwing zit de groei. Als je regels hebt die vernieuwing tegenwerken, ondervind je daar zeker op lange termijn grote schade van en dat willen we niet. Wij zijn ook bezig om modernere regelgeving voor auteursrechten op te stellen. Dat is van het grootste belang. De telecomregels moeten gemoderniseerd worden. Wij zijn in de gelukkige positie dat Nederland niet alleen de aandacht van de Europese Commissie daarvoor heeft, maar ook het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt in de eerste helft van 2016. Dat geeft ons de gelegenheid om processen die tot verbetering leiden, in goede banen te leiden en houden.

De heer Ziengs vroeg nog naar netneutraliteit en roaming. Ik zal op dit punt heel kort zijn, omdat we hierover uitgebreid gesproken hebben in het algemeen overleg Telecomraad van 12 juni. De positie van het kabinet is ook bij de Kamer bekend. Wij vinden dat je, als je hier in Nederland een abonnement hebt en naar Spanje of Griekenland gaat, daar gewoon hetzelfde moet betalen voor het gebruik van je telefoon als in Nederland. Dat is nu niet zo. Je betaalt daar vele malen meer. Het is de bedoeling – de onderhandelingen hierover met het Europees parlement zijn bijna afgerond – dat er in 2017 een einde komt aan die grote verschillen. Bovendien zijn in de tussenperiode de bedragen die extra betaald moeten worden al voor een groot deel verlaagd. Ongeveer twee derde van de tarieven gaat eraf; een derde van de tarieven blijft over. Dat is een goede tussenstap. Om die reden kan ik uiteindelijk instemmen met het voorstel van het Letse voorzitterschap van de EU over roaming. Daar zal Nederland dus voorstemmen.

Dat geldt niet voor de netneutraliteit. Wat Europa op dit punt aan het doen is, vinden wij niet goed. Wij zijn voor netneutraliteit, waarbij iedere afnemer van internetdiensten zelf de beslissingen neemt en waarbij niet degene die het netwerk beheert, kan bepalen wie er voor de toegang tot het netwerk moet betalen en wie er voor niets op mag. Wij vinden ook niet dat de netwerkbeheerder bepaalde dingen mag weghouden en andere dingen mag toelaten. Wij willen netneutraliteit, ook in Europa. Dat krijgen we niet voor elkaar. Vervolgens willen we wel dat Europa ons toestaat om de netneutraliteit in Nederland te handhaven. Dat krijgen we ook niet helemaal voor elkaar. Ik ben er echt niet tevreden over en ik heb al aangekondigd dat ik op dit punt in Europa zal tegenstemmen. Ik vind dat het niet goed gaat. Er zijn wel stappen in de goede richting, maar uiteindelijk is het niet goed genoeg. Ik zal op dit punt dus tegenstemmen.

De heer Ziengs heeft ook gevraagd hoe het met het Ondernemingsdossier zit. De heer Ziengs en ik zijn groot liefhebber van het Ondernemingsdossier. Dat geldt zeker voor mij, maar ook voor de heer Ziengs, denk ik. Het Ondernemingsdossier houdt in dat je als ondernemer één keer al je relevante informatie in je eigen digitale dossier inbrengt en dat alle overheden daar vervolgens uit kunnen putten als ze informatie van je nodig hebben. Bovendien willen we het Ondernemingsdossier ook gebruiken om de ondernemer allerlei handige digitale hulpen aan te bieden, zodat hij gewaarschuwd wordt als hij bepaalde dingen moet of kan doen. Dan weet hij dat precies en wordt hij daarmee geholpen. Wij zijn het ondernemingsdossier helemaal aan het ontwikkelen. Wij zijn op dat punt erg ambitieus. We zetten er veel druk achter. Aan het eind van 2016 willen wij er 80.000 hebben. Nu zijn er zo'n 7.000. Er zijn branches waarin tegen alle bedrijven wordt gezegd dat zij mee moeten doen. Er zijn ook gemeenten die dit doen. Het moet echter allemaal wel bevochten worden. Ik zie nu aankomen dat wij in de loop van 2016 uitkomen op ongeveer 35.000 ondernemingsdossiers. Dat is veel meer dan nu, maar minder dan de 80.000 die ik voor het eind van 2016 wil hebben. Ik houd de druk er zeer op. Ik probeer goede regelhulpen te maken om het ondernemingsdossier aantrekkelijker te maken. Ik ben erg druk bezig met de VNG, gemeenten en brancheorganisaties. Het zal misschien wat later worden, maar het gaat wel lukken. Dit is voor ondernemers zo belangrijk dat dit wat mij betreft alleen maar kan slagen,

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het leuke van zo'n breed overleg over het jaarverslag is dat je ook eens wat meer hoort over portefeuilles van collega's. Dat ondernemingsdossier klinkt heel erg goed. De Minister wil dit heel erg graag uitbreiden. Waar loopt hij tegenaan bij het uitrollen van het ondernemingsdossier?

Minister Kamp:

Het zijn allemaal praktische dingen. De branches waarmee ik afspraken heb gemaakt en die het inmiddels toepassen, zijn er blij mee. Gemeenten die het toepassen, zijn er ook blij mee. Iedere gemeente en iedere branche moet er wel toe besluiten. Als een branche of een gemeente het doet, dan kan een individuele ondernemer er ook toe besluiten. Een ondernemer is vaak met van alles en nog wat bezig, behalve met zijn digitale ondernemingsdossier. Ik moet het vooral hebben van de brancheorganisaties en de gemeenten die vooroplopen. Ik ben helemaal niet ontevreden over hun medewerking, maar het gaat niet zo snel als wij gedacht hadden. Als wij het voor elkaar krijgen dat volgend jaar 35.000 ondernemingen een digitaal dossier hebben, dan hebben wij toch een flinke stap gezet. Het moeten er uiteindelijk een paar honderdduizend worden en ook dat gaan wij bereiken. Daar ben ik van overtuigd. Ik trek er hard aan.

Ik kom op de vragen van mevrouw Dikkers. Op veel van de punten die zij heeft ingebracht, heb ik al gereageerd. Zij heeft het over additionaliteit gehad en over het percentage afwijzingen. Zij zei ook dat de brancheorganisaties bij de onderbenutting betrokken moeten worden. Als voorbeeld noemde zij de financiering van scheepswerven. Ik vind het inderdaad belangrijk dat de brancheorganisaties erbij betrokken worden. Dat doen wij ook. Wij hebben er voortdurend overleg mee. Wij hebben intensief overleg met de brancheorganisatie voor de scheepswerven. Zij en wij hebben geconstateerd dat de garantieregeling onderbenut wordt. Zij wijzen erop dat er een andere financieringsbehoefte is. Eerst kocht iemand een schip en tijdens het bouwen daarvan betaalde de opdrachtgever nog niet. Een werf was dan een jaar of anderhalf jaar bezig om een schip te bouwen en dat moest allemaal gefinancierd worden. Dat geld moest van de bank komen en daar gaven wij dan een garantie voor. Nu willen opdrachtgevers dat een werf accepteert dat er geleidelijk wordt betaald als er met het schip wordt gewerkt. Als er geld wordt verdiend met het schip wordt de werf daaruit betaald. Maar om daar nu als overheid ook weer garant voor te staan ... Dat is allemaal niet zo gemakkelijk. Wij zijn daar met de branche over aan het praten. De branche wil voorlopig vasthouden aan de huidige regeling, terwijl zij tegelijkertijd met de overheid in gesprek blijft om te kijken hoe er op een goede manier ingespeeld kan worden op de veranderende marktsituatie, met steun van de overheid. Het overleg daarover gaat door.

Mevrouw Dikkers is evenals mevrouw Mulder en mevrouw Van Veldhoven uitgebreid ingegaan op de benutting van het bedrag van 398 miljoen uit een reserve als een soort brug. Ik zal daar straks nader op ingaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Minister geeft aan dat door de veranderende omstandigheden de regeling onvoldoende wordt gebruikt. Is het bedrag dat hiervoor gereserveerd is nog steeds noodzakelijk of kan die reservering afgebouwd worden?

Minister Kamp:

Ik denk niet dat we de regeling afbouwen. Een aparte regeling voor scheepswerven is van belang. Ik ben zelf een fan van de Nederlandse scheepswerven. Ik kan mij de tijd herinneren dat iedereen dacht dat het voorgoed voorbij was met de scheepswerven en dat schepen alleen nog in Korea, Japan en China zouden worden gebouwd. In die landen worden veel schepen gebouwd, maar de speciale schepen worden nog steeds in Nederland gebouwd. Er is nu een dip in de offshore, maar de afgelopen jaren heeft die sector het heel goed gedaan. Als de offshore zich herstelt, zal die sector het opnieuw goed gaan doen. Ik heb veel bewondering voor de Nederlandse scheepswerven. Het kabinet heeft daar met steun van de Kamer een aparte garantieregeling voor opgezet. Ik wil die graag in stand houden en kijken op welke wijze wij die het beste kunnen benutten voor deze belangrijke sector.

Mevrouw Dikkers vindt de omschrijvingen in de begroting onvoldoende scherp. Het gaat dan om doelen, prestaties en te onderscheiden onderdelen. Ik ben dat wel met haar eens. Wij hebben nu niet alle bekende beleidsteksten weer opnieuw in het jaarverslag gezet. Dat was een afspraak met de commissie en dat moeten wij ook blijven doen. Het jaarverslag moet zich vooral richten op benutting van de middelen. Bij EZ kunnen wij nog wel een slag maken als het gaat om het onderscheiden van de diverse aspecten van de verslaggeving. Een en ander kan wel wat scherper geformuleerd worden. Wij zullen dat het komende jaar ook gaan doen.

Dan kom ik op de benutting van de reserve. Ik zal eerst uitleggen waarom deze reserve bestaat. Dit is een al langer bestaande reserve. Als je duurzame energie wilt bevorderen, doe je op een gegeven moment een toezegging. Als je een toezegging doet, dus in feite een subsidiebeschikking afgeeft, moet je ook het geld daarvoor apart zetten. Dat gebeurt ook. Vervolgens wordt de activiteit ontplooid en moeten wij het geld uitbetalen. Het komt voor dat de activiteit wel wordt ontplooid en dat ook het geld wel uitbetaald wordt, maar dat dit langer duurt dan wij aanvankelijk dachten. Het gevolg is dat het toegezegde geld voorlopig blijft staan. Dat geld kan niet opnieuw toegezegd worden. Dat mag niet. Je kunt niet een euro aan de een toezeggen en diezelfde euro ook aan de ander toezeggen. Als dan beiden die euro opvragen, sta je met grote ogen te kijken omdat je maar een dekking van een euro hebt. Het toegezegde geld moet dus apart gehouden worden.

Een aantal uitgaven wordt pas na langere tijd gedaan. Dat geld wordt dus niet benut. Mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Mulder zeiden dat dit geld betreft dat is opgehaald via de opslag duurzame energie die gebruikers betalen en dat dit nu vervolgens ergens anders voor wordt aangewend. Dat is een misverstand. Ongeveer een derde van dat interne fonds is afkomstig van de opslag duurzame energie. Daar kom ik niet aan. Twee derde is afkomstig uit de rijksmiddelen. Het geld is toegezegd onder de oude regelingen en zal op een gegeven moment uitgekeerd worden. Dat geld wordt dus later uitgegeven.

Ik werd geconfronteerd met een aantal tegenvallers op de begroting op korte termijn, terwijl ik op langere termijn een aantal meevallers op diezelfde begroting heb. Die meevallers betreffen in het bijzonder toezeggingen op het punt van ETS. Wij hebben 78 miljoen per jaar beschikbaar om bedrijven tegemoet te komen tot het jaar 2020. In Europa is men bezig om dit systeem tegen die tijd goed functionerend te hebben. Met toepassing van de begrotingsregels is de inschatting dat dit geld na 2020 niet meer nodig is. Na die tijd kan ik dus meevallers verwachten. Op de korte termijn heb ik tegenvallers, op de lange termijn heb ik meevallers en ondertussen staat er een groot bedrag onbenut in een reserve.

Daarbij komt dat het grootste deel van die reserve is afkomstig uit de begroting, namelijk 400 miljoen. Ik heb dat bedrag gebruikt om de tegenvallers vanwege de ruilvoetproblematiek op te vangen. Dat gaat om ongeveer 40 mln. Ik heb dat geld ook gebruikt voor de financiering van de overheidsdienst Groningen en voor intensiveringen op mijn ministerie bij de directies die zich met energie bezighouden, in het bijzonder met duurzame energie. Tot slot heb ik dat bedrag gebruikt voor de noodzakelijke versterking van SodM. Dat zijn uitgaven die ik moet doen. Als ik die uitgaven niet financier uit de beschikbare begrotingsreserve, moet ik ze op een andere manier dekken. Dan moet ik de bedragen voor innovatie of de ondersteuning van de financiering van het mkb of het aantal medewerkers op het ministerie verminderen. In korte tijd, vijf, zes, zeven jaar, hebben wij op EZ al een reductie van 40% van het aantal ambtenaren gehad. Bij het kerndepartement van EZ is het aantal ambtenaren met 40% gereduceerd, terwijl de taken voor de ambtenaren alleen maar toenemen. Het is niet verantwoord om nu nog verder terug te gaan wat betreft het aantal ambtenaren. Dat kan ik niet verantwoorden. Ik vind het niet verantwoord om te snijden in de financiering van het mkb net nu de economie aantrekt. Ik vind het ook niet verantwoord om te gaan snijden in de innovatieondersteuning. Daar hebben wij juist zeer groot belang bij. Dankzij de innovatie zijn wij het vijfde exporterende land van de wereld. De innovatie in het bedrijfsleven moet gestimuleerd worden. Men loopt nog wat achter en dat kan beter. Daar hebben wij goede regelingen voor die ik graag wil behouden.

Ik vind het jammer als er onnodige bezuinigingen moeten worden doorgevoerd als daar een bedrag op een goede manier voor gebruikt kan worden. In mijn meerjarenbegroting koppel ik redelijke toekomstige meevallers aan redelijke tegenvallers op korte termijn aan elkaar. Ik gebruik de begrotingsreserve in dit geval als een brug. Daarmee voorkom ik dat onnodig pijn gedaan moet worden aan medewerkers op het ministerie, innovatie en ondersteuning van de financiering voor het mkb. Om die reden vind ik het amendement dat door mevrouw Mulder en door mevrouw Van Veldhoven is ingediend niet verstandig. Uit de gegeven toelichting blijkt dat de argumentatie ook niet helemaal op orde is. Ik ontraad dat amendement dus.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik dank de Minister voor dit antwoord. Zijn keuzes zijn helder voor mij, maar ik vraag mij af hoe hij ervoor zorgt dat het bedrag voor duurzame energie in de toekomst beschikbaar blijft. Hij wil dat misschien zelf wel, maar het is de vraag wat zijn opvolgers ervan maken. Daar kun je volgens mij geen garanties voor geven. Er ligt op dat punt een grote opgave, zeker gezien de recente rechterlijke uitspraak.

Minister Kamp:

We spreken over een bedrag van 400 miljoen over een periode van vijf jaar. Dat is een flink bedrag. U moet zich echter realiseren dat ik in het kader van duurzame energie per jaar toezeggingen doe voor een bedrag van 3 tot 3,5 miljard euro. Die toezeggingen zullen de komende jaren flink oplopen. Die 400 miljoen over vijf jaar moet u wel zien in het licht van het bedrag van 3,5 miljard of meer dat jaarlijks aan toezeggingen wordt gedaan. Ik zit hier niet met begrotingsregels te goochelen. Volgens de begrotingsregels moet ik op langere termijn inschattingen maken van meevallers. Volgens dezelfde regels moet ik inschattingen maken van tegenvallers op de korte termijn. Ik heb dat gedaan. Vervolgens heb ik die twee elementen op een verantwoorde manier aan elkaar gekoppeld met gebruikmaking van een begrotingsreserve die daarvoor benut kan worden. Het effect hiervan is dat de uitgaven voor duurzame energie op geen enkele manier daardoor beïnvloed worden. De 400 miljoen die ik van de reserve gebruik is niet afkomstig van de opslag voor duurzame energie. Het zijn bedragen die ik al toegezegd heb en die in de toekomst tot uitkering komen, maar dat duurt nog even. In die tussenperiode mag ik dat geld niet gebruiken om andere toezeggingen mee te doen. Het geld staat op de begroting van EZ. Ik heb gekozen voor een volstrekt logische opstelling. Het gaat niet ten koste van de investeringen in duurzame energie. Ik houd mij precies aan de begrotingsregels. Ik heb deze afspraak met Minister van Financiën gemaakt en de invulling ervan samen met hem gedaan. Wij hebben dit met een correcte toepassing van de begrotingsregels en zonder dat de duurzame energie er op de een of andere manier de dupe van is, toegepast. Ik houd staande waar ik op geciteerd ben door mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Mulder. Ik heb gezegd dat het geld dat voor duurzame energie bij de mensen in Nederland wordt opgehaald met ODE (opslag duurzame energie) in zijn geheel en zonder terughoudendheid wordt gebruikt voor duurzame energieprojecten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Minister geeft aan dat ongeveer twee derde oorspronkelijk uit de rijksmiddelen komt en dat dat bedrag niet verplicht is. Hoor ik goed dat hij zegt: eigenlijk ligt er maar op een derde verplichtingen, op die twee derde niet? Hij gaat dat besteden aan het voorfinancieren van gaten in de begroting, terwijl je eigenlijk niet weet of dat geld definitief daarin gestopt gaat worden. De PvdA gaf dat net ook al aan.

Minister Kamp:

Ik ben niet succesvol geweest in het goed onder woorden brengen hiervan. Dat blijkt wel uit de vraag van mevrouw Mulder. Die twee derde, die 400 miljoen, is verplicht. Het gaat om oude regelingen, de MEP en de SDE, op grond waarvan verplichtingen zijn aangegaan. Juist omdat verplichtingen zijn aangegaan, kan ik dat geld niet voor een ander doel – duurzame energiedoelstellingen – nog eens gebruiken. Het enige wat ik kan doen, is dat geld laten staan in dat fonds. Het is wel heel jammer om dat geld in dat fonds te laten staan totdat het over vijf, zes, zeven of acht jaar een keer uitgegeven wordt. Het is heel jammer om dat geld daar te laten staan en vervolgens extra bezuinigingen door te voeren. Het is veel logischer om het geld dat als dood geld op die EZ-begroting in dat fonds zit, te gebruiken als brug tussen die tegenvallers en die meevallers. Al het geld dat voor duurzame energie wordt opgehaald, via de opslag duurzame energie, staat hierbuiten. Al dat geld wordt aangewend voor investeringen in duurzame energie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Hoeveel geld van deze begrotingsreserve is verplicht? Een aantal projecten gaat niet door, zo schetst ook de Rekenkamer. Ik wil gewoon exacte bedragen horen.

Minister Kamp:

Ik wil die graag geven. Het gaat om een bedrag van 402 miljoen euro; dat is verplicht op grond van oude regelingen. Wat ik nu inzet als brug voor wat ik net heb geschetst, is een bedrag van 398 miljoen. Hiermee heb ik dit punt afgerond.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het valt mij op dat er op pagina 22 en 23 een mooi overzichtje staat van de interne begrotingsreserves van heel veel punten: landbouw, apurement, visserij. Ik zie daar niet de interne begrotingsreserve energie bij staan. Een van de kritiekpunten van de Rekenkamer was de slechte inzichtelijkheid van de Kamer in dit soort interne begrotingsreserves. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook of hij bereid is om dit te verhelderen. Hij noemt nu een aantal getallen. Het zou mooi zijn als we die nog even op schrift konden krijgen, met die een derde en twee derde en wat er nu precies uitgaat. De Minister zegt dat het dit jaar gaat om een bedrag van maar 20 miljoen. Ik denk dan: dan vervalt de opgave die er op de rest van het departement rust, want dat is ook geen 400 miljoen maar 20 miljoen. Het kabinet spreekt over bedragen van 5 miljard die uitgedeeld kunnen worden dus dan is 20 miljoen geen onoverkomelijk bedrag zou ik zeggen, als ervoor wordt gekozen om het op een andere manier te doen. De Minister heeft duidelijk aangegeven dat die 400 miljoen nodig is om aangegane verplichtingen te dekken. Hij kan die dus niet nog een keer uitgeven voor een project in de toekomst. Hij bestemt nu echter al wel een meevaller in de toekomst voor die aangegane verplichtingen. Die meevaller in de toekomst kan hij dan niet meer aanwenden voor die uitdaging, waarvan we allemaal weten dat die groter is dan wat we nu voorzien hebben. Denkt de Minister niet, kijkend naar die uitdaging, dat hij die 400 miljoen heel goed zou kunnen gebruiken om de doelstellingen die we moeten halen en die nog groter zijn dan we dachten, toch te gaan halen in de toekomst? Kan hij uitsluiten dat daarvoor een extra SDE+-heffing nodig is ter grootte van die 400 miljoen?

Minister Kamp:

Ik zal op alle drie de punten van mevrouw Van Veldhoven ingaan. Op de eerste plaats de begrotingsreserves: wij denken een goed inzicht te geven in die begrotingsreserves. Mevrouw Van Veldhoven vindt het niet duidelijk genoeg. We zullen kijken hoe we dat de volgende keer duidelijker kunnen maken. Ik zal daar mijn best voor doen. Ten tweede wil zij de cijfers graag op schrift hebben. Ik zet die niet op schrift, want ik zit hier mondeling te communiceren en ik geef gewoon precies de cijfers. Ik kan daar op schrift niets aan veranderen. In de begrotingsreserve staat ultimo 2014 595 miljoen. Daarvan was 402 miljoen afkomstig uit de rijksbegroting. Die kwam niet van de opslag duurzame energie. Van die 402 miljoen – geld dat is toegezegd en in de toekomst uitgegeven gaat worden, maar dat voorlopig niet uitgegeven wordt – wordt 398 miljoen gebruikt om een aantal tegenvallers te dekken. De meevallers die straks komen, zijn meevallers die gewoon reëel ingeschat moeten worden in het meerjarenperspectief. We maken niet alleen een begroting voor het jaar 2016, maar we kijken ook langer vooruit. We moeten zien wat eraan staat te komen op korte en langere termijn. Je kunt zeggen: met die lange termijn hebben we niets te maken, misschien willen we die meevaller tegen die tijd wel voor een ander doel gebruiken. Dat zou kunnen. Het is evenwel heel goed om nu, op dit moment, zowel de tegenvallers op korte termijn als de meevallers op lange termijn met elkaar te verbinden om te voorkomen dat er onverantwoorde ingrepen moeten worden gedaan in de innovatie, het ambtelijk apparaat en de ondernemingsfinanciering. Het lijkt mij heel verstandig om dat te doen. Met de keuze die het kabinet heeft gemaakt, blijven we precies binnen de begrotingsregels. Ik heb daarover overeenstemming bereikt met de Minister van Financiën. Wat mij betreft, is dat helemaal in overeenstemming met de begrotingssystematiek en doen wij daarmee recht aan het geld dat wij binnenhalen voor duurzame energie. Ik herhaal in de richting van mevrouw Van Veldhoven: al het geld dat we binnenhalen voor duurzame energie op grond van de opslag duurzame energie zal ik inzetten voor duurzame-energieprojecten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank de Minister voor de helderheid in de cijfers en de bevestiging op het punt van de SDE+. Dat is helder. Het blijft evenwel een feit dat de middelen die op de rijksbegroting stonden waren toegezegd voor duurzame energie nu worden aangewend voor andere doeleinden. We moeten maar hopen dat in de toekomst bijvoorbeeld de verlenging van de compensatie voor ETS niet alsnog verlengd wordt, waardoor het geld toch weer voor andere dingen nodig is. Met het energieakkoord staan we nu op 13%. Als er extra geld nodig is om de doelstelling van 14% te halen, dan hebben we die 400 miljoen al uitgegeven aan de ruilvoet. Die kunnen we dan niet meer inzetten. Dan zal er toch een extra heffing op de SDE+ komen. Dan ontstaat er de situatie waarin we die 400 miljoen hebben uitgegeven aan extra dingen en er een heffing moet worden ingevoerd. Kan de Minister reflecteren op dat punt, gezien de uitdagingen die er zijn?

Minister Kamp:

Wat mevrouw Van Veldhoven zegt, is niet juist. Het is niet zo dat wij dat geld opnieuw uitgeven. Wij zouden dat geld opnieuw uitgeven als ik nu zou zeggen: er staat 400 miljoen die ik voorlopig nog niet nodig heb, dus ik doe maar een toezegging voor wat extra windmolens in Groningen zodat er op dat punt nog wat meer kan gebeuren. Dan zou ik het geld uitgeven. Dat doe ik echter niet. Ik zeg: luister, dat geld staat er en dat wordt niet gebruikt. Ik kan dat geld nu voor iets anders gebruiken. Ik weet dat dat geld straks weer terugkomt omdat zich meevallers voordoen. Ik pas de begrotingsregels op die meevallers toe. Ik weet dat ze komen en omdat ze voorspelbaar zijn, weet ik dat het geld dat ik er nu tijdelijk uithaal precies op de aangegeven manier er weer in komt. Het is verstandig om, als je twee dingen aan elkaar kunt verbinden op een verantwoorde manier, geen schade in je organisatie, de ondernemerswereld en de innovatiewereld aan te richten. Het is dan veel beter om dit te doen. Ik maak gebruik van dood kapitaal om economische schade te voorkomen. Het kost geen cent voor wat betreft de duurzame energie. Al het geld wat daarvoor nodig is, beschikbaar is en binnen wordt gehaald, wordt daarvoor gebruikt. Deze 400 miljoen is daarvoor niet beschikbaar omdat dat geld al is toegezegd en niet meer opnieuw mag worden uitgegeven. Het mag wel tijdelijk worden benut. Ik gebruik het ook alleen maar tijdelijk. Het is niet zo dat ik het nu gebruik voor uitgaven waarna het geld weg is. Nee, ik gebruik het tijdelijk, als overbrugging.

Als mevrouw Van Veldhoven zich zou realiseren wat het niet uitvoeren van wat ik voorstel voor schade in de organisatie van Economische Zaken, de ondernemerswereld en de innovatiewereld, aanricht – schade die absoluut niet nodig is – dan zou zij haar amendement niet handhaven.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik wil toch even het volgende helder hebben van de Minister, ondanks zijn duidelijke beantwoording. Hij gaat het geld nu uitgeven waardoor het niet voor iets anders kan worden gebruikt. Hij gaat er daarbij van uit dat het terugkomt omdat er in de toekomst meevallers te verwachten zijn. Dat is de ingreep die de Minister voorstelt. Het is niet zo dat hij het nu niet uitgeeft; dat doet hij wel degelijk.

Minister Kamp:

Ja, maar ik geef het uit terwijl ik zeker weet dat het weer terugkomt. Ik gebruik het tijdelijk. Het geld wordt nu gebruikt en straks weer teruggebracht. Het blijft dus beschikbaar om de verplichtingen die we voor die 400 miljoen aangegaan zijn, na te kunnen komen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Minister zegt dat hij het er tijdelijk uit haalt. Dat is best wel creatief. Hij zegt dat het in de toekomst wordt aangevuld door de ETS-meevallers. Ondertussen hadden we dit geld echter ook gewoon kunnen besteden aan duurzame energie in plaats van aan andere onderdelen, omdat er in de toekomst meevallers te verwachten zijn. Heeft de Minister overwogen om gewoon bij de NAM op gesprek te gaan en te zeggen: NAM, helaas, het is jullie niet gelukt, het is niet goed gegaan met die schadeafhandeling, jullie kunnen het zelf niet aan, komen nu bij de overheid aankloppen, en wij vinden het dus niet meer dan redelijk dat jullie ons vergoeden voor de organisatorische kosten van die schadeafhandeling. Die schadeafhandeling is het gevolg van de gaswinning in Groningen. Ik vind dit niet meer dan redelijk. Heeft de Minister zo'n gesprek met de NAM gevoerd? Nu vult hij het potje met de ETS-meevallers in de toekomst. Hij had het potje ook gewoon kunnen laten vullen door de NAM, toch? Ik ben er ook nog steeds niet van overtuigd ...

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb nog een andere vraag. Ik hoor graag hoe die 16 miljoen voor de rijksdienst besteed gaat worden. Ik heb daar geen idee van. Waar is dat nu precies voor nodig?

Minister Kamp:

Mevrouw Mulder vroeg of ik het bedrag van 400 miljoen ook voor iets anders zou kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor de financiering van duurzame energieprojecten. Dat kan niet, want als ik een toezegging doe voor een duurzaam-energieproject, dan gaat het altijd om een uitbetalingstermijn van een jaar of vijftien. Ik zou dan nu toezeggingen doen voor een periode van vijftien jaar terwijl ik het geld van de meevallers van de ETS vanaf 2020 al binnen krijg. Daarmee ontstaat een grote discrepantie tussen het moment van tegenvallen en meevallen. Dat maakt het niet mogelijk om die twee aan elkaar te koppelen. Die tegenvallers doen zich op korte termijn voor terwijl die meevallers zich vanaf 2020 voordoen. Dat betekent dat het precies mogelijk was om een match tussen die beide te maken door die brugfunctie te benutten die ik net beschreven heb. Mevrouw Mulder vroeg waar die 16 miljoen voor de rijksdienst Groningen precies voor nodig is. Ik wil haar dat graag duidelijk maken. Ik zal kijken wat wij daarover op papier naar de Kamer hebben gestuurd. Als dat onvoldoende duidelijk is voor het inzicht dat mevrouw Mulder vraagt, dan zal ik dat alsnog schriftelijk naar de Kamer toesturen. Mevrouw Mulder zegt verder: haal dat geld op bij de NAM. Dat kunnen we niet doen, vind ik. Ik denk dat we een heleboel geld bij de NAM moeten ophalen. De NAM veroorzaakt namelijk met de aardgaswinning schade en die moet vergoed worden. Dat gebeurt ook. Er zijn ook allerlei andere kosten die daarmee samenhangen en die betaald moeten worden. Voor onze overheidsactiviteiten moeten wij echter zelf financiering vinden. We hebben dat hier ook gedaan. Ik denk niet dat er een titel is om een deel van de overheidsuitgaven bij de NAM in rekening te brengen, nog afgezien van het feit dat als je die via de NAM in rekening brengt, die voor twee derde deel weer voor rekening van de overheid komen vanwege de systematiek die daarvoor geldt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoor wat de Minister zegt. Mijn buurvrouw van de SP-fractie heeft dat eigenlijk ook aangegeven. Nu is het eigenlijk gewoon een sigaar uit eigen doos, ook voor de mensen in Groningen. Het is een lening op de toekomst. De Minister zei ook: als ik het geld aan duurzame energie besteed, wordt het uitgezet over een periode van vijftien jaar. Dat lukt dus niet. Maar als je bijvoorbeeld kijkt naar eenmalige innovatiegelden voor duurzame energie, heb je alweer een andere businesscase. De Minister kiest nu dus echter voor een andere variant. Laten wij er met elkaar heel helder over zijn dat de Minister hierin een andere keuze maakt. Nu blijft dat een beetje in het midden. Ik vind dat eerlijk gezegd heel erg vreemd.

Minister Kamp:

Ik maak geen andere keus; ik ben de enige die een keuze maakt. Ik geef namelijk aan hoe ik dit probleem financieel oplos. Mevrouw Mulder zegt dat ik de 400 miljoen daarvoor niet mag gebruiken. Dat betekent echter dat ik met een probleem in mijn begroting zit. Mevrouw Mulder zegt niet tegen mij: haal het maar weg bij de financiering van het mkb. Zij zegt niet: 40% ambtenaren minder is mij niet genoeg, maak er maar 55% van. Ook zegt zij niet: haal het maar weg bij de innovatie. Dat doet zij allemaal niet; zij zegt alleen dat mijn keuze niet goed is. Mijn keuze is mijn keuze en die verdedig ik. Het is de keus van het kabinet. Daarover kan mevrouw Mulder haar opvattingen hebben, dat is haar goed recht, maar ik heb van haar geen alternatief gehoord, geen voorstel om dekking voor de tegenvallers te vinden indien niet gedaan wordt wat ik voorstel. Het is mijn taak om de begroting op orde te brengen. Dat heb ik gedaan. Als mevrouw Mulder de begroting anders wil, zal zij zowel wat uitgaven als wat inkomsten betreft met voorstellen moeten komen.

Mevrouw Mulder zei verder dat de mensen in Groningen een sigaar uit eigen doos krijgen. Met alle respect, dat slaat nergens op. Mensen in Groningen die schade hebben geleden, krijgen de schade vergoed. Zij kunnen kiezen: ofwel de schade wordt voor rekening van het Centrum Veilig Wonen door een aannemer hersteld, ofwel de mensen laten zelf de schade herstellen door een aannemer en krijgen de rekening vergoed, ofwel de mensen krijgen het bedrag uitbetaald waarop de schade is getaxeerd. Dat heeft niets met sigaren uit eigen dozen te maken. Er wordt gewoon schade vergoed. Daarnaast worden er huizen versterkt. De kosten daarvan worden ook door de NAM betaald. Ook wordt de economische structuur versterkt en zijn er regelingen om tot waardestijging te komen in plaats van waardedaling. Al die regelingen worden gefinancierd door de NAM. Wij hebben aangegeven om welke bedragen het gaat. Als wij daarvoor geld tekort zouden komen, moeten er nadere ramingen komen, zo hebben wij verder gezegd. Ik begrijp absoluut niet waarom mevrouw Mulder nu onverhoeds op een avond zegt dat de mensen in Groningen een sigaar uit eigen doos krijgen. Misschien vinden sommige mensen het leuk om dat te horen, maar het heeft niets met de werkelijkheid te maken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de tijd. Er is ook nog een tweede termijn voorzien. Ik geef de leden dus in overweging om vervolgvragen op dit punt, waarover al veel vragen zijn gesteld, mee te nemen in hun tweede termijn.

Ik vraag de Minister om door te gaan met zijn beantwoording.

Minister Kamp:

Mevrouw Gesthuizen sprak indringend over de inkoopproblemen bij het ministerie. Ik ben daarop ingegaan. De financieringsmogelijkheden voor ondernemers heb ik reeds behandeld in antwoord op vragen van de eerdere woordvoerders.

De SP wil een nationale investeringsbank. Die hebben wij in Nederland niet. Wel hebben wij de Nederlandse Investeringsinstelling, NLII. Ook hebben wij een apart agentschap ingesteld opdat Nederland optimaal kan profiteren van de Europese EFSI-regeling, het plan-Juncker, om de investeringen in Europa te ondersteunen. Daarvoor hebben wij een aparte voorziening getroffen. Weliswaar hebben wij dus niet een echte nationale investeringsbank zoals andere landen, maar dat komt omdat wij in ons land andere voorzieningen hebben die ook goed werken. Zoals ik al heb gezegd, zijn wij het in grootte vijfde exportland in de wereld. Wij lopen voorop wat betreft het aantrekken van investeringen door het bedrijfsleven. Er gaan in Nederland dus heel veel zaken goed, ook vanwege de manier waarop wij dat met elkaar hebben geregeld.

Over de onafhankelijkheid van leden bij externe beleidsevaluaties denk ik hetzelfde als mevrouw Gesthuizen. Daarop ben ik ingegaan. Ook op de Overheidsdienst Groningen ben ik ingegaan. Datgene wat ik over de begrotingsreserve heb gezegd in antwoord op vragen van mevrouw Mulder, mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Dikkers, heb ik mede in de richting van mevrouw Gesthuizen gezegd.

Mevrouw Mulder sprak over de inkoop en over de scheepsbouwfinanciering. Op beide onderwerpen ben ik ingegaan. Zij sprak ook over de concurrentiepositie van de havens. Zij heeft daarmee een belangrijk punt bij de kop gevat. Andere landen ondersteunen hun havens en wij doen dat niet; het past niet zo in de Nederlandse manier van doen. De havens krijgen bovendien te maken met het feit dat zij vennootschapsbelastingplichtig worden, wat zij in het verleden niet waren. Dit betekent dat de concurrentiepositie van de havens grote aandacht moet krijgen. Die aandacht geef ik daaraan ook volop, zowel hier in het land als in Brussel, waar ik erover heb gesproken met Commissarissen. Dit onderwerp krijgt van mij de aandacht die het verdient. Wij zullen er ook nog wel een tijdje mee bezig zijn, zo kan ik verzekeren.

Op de techniek van de wijze van beschrijving per beleidsartikel ben ik reeds ingegaan. Mevrouw Mulder sprak verder over de 14%-doelstelling voor duurzame energie in 2020, die niet gehaald zou worden. Daar denk ik anders over; ik denk dat die doelstelling wel gehaald zal worden. Ik kan de leden ook verzekeren dat ik alles doe wat gedaan moet worden om deze doelstelling te halen, zonder terughoudendheid.

Mevrouw Mulder heeft vervolgens gezegd dat wij de SDE+ ook toegankelijk zouden moeten maken voor lokale energie. Wij hebben voor lokale energie een aparte regeling, die door mevrouw Mulder weleens wordt aangeduid als de «postcoderoosregeling». De postcoderoos is echter maar een klein onderdeel van deze regeling. Er is dus een aparte stimuleringsregeling voor lokale energie, die nog niet zo lang bestaat. Er wordt al behoorlijk veel van gebruikgemaakt. Voor deze regeling bestond een aantal belemmeringen, maar die hebben wij weggenomen. Wij hebben de bereidheid om samen met initiatiefnemers actief te blijven om ervoor te zorgen dat deze goede regelingen goed gebruikt zullen worden. Daarvoor zal ik me blijven inzetten, omdat ik geloof in die regeling om de duurzame lokale energieproductie te bevorderen.

Niets staat de lokale coöperaties echter in de weg om ook gebruik te maken van de SDE+-regeling. Deze regeling biedt nu mogelijkheden voor een bedrag van 3,5 miljard per jaar, maar zal in de komende jaren mogelijk nog meer mogelijkheden krijgen. Het is heel goed denkbaar dat energiecoöperaties daarvoor in aanmerking willen komen. Dat zal dan ook kunnen. Ik maak er geen aparte categorie van, want dan zou ik ze anders behandelen dan andere duurzame-energiemogelijkheden. Voor wind op zee doen wij dat weliswaar, maar wij gaan dat niet voor alles doen, omdat de essentie van de SDE+-regeling juist is dat wij de verschillende vormen van duurzame energieproductie naast elkaar hebben en de goedkoopste daarvan laten toepassen, omdat anders de rekening die de burgers moeten betalen te hoog wordt.

Naar mijn mening heb ik de vragen van mevrouw Mulder daarmee beantwoord. Op het punt van mevrouw Van Veldhoven ben ik ook uitgebreid ingegaan. Hiermee zou ik mijn eerste termijn dus willen afsluiten.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan gaan wij door naar de Staatssecretaris. Ik stel haar in de gelegenheid om de aan haar gestelde vragen te beantwoorden.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Gelet op de tijd zal ik de inleiding met verhalen over de heldendaden van het afgelopen jaar maar achterwege laten. Ik heb begrepen dat de heer Ziengs hierover al uitgebreid voor mij heeft gesproken, waarvoor dank. Alles rond de geweldige tweede plek die de agrosector opnieuw heeft kunnen innemen op de wereldranglijst, datgene wat wij hebben gedaan rond de Melkveewet, de conferenties die wij hebben georganiseerd, dat alles laat ik maar voor wat het is.

Ik kom op de door de heer Ziengs gestelde vragen over de Maatwerkaanpak Agrofood. Ik begreep dat naar zijn mening de door mevrouw Lodders ingediende motie nog niet voldoende zou zijn uitgevoerd. Dat kan kloppen, want dit is nog maar een eerste stap. Ik ben het zeer met hem eens dat het verbeteren van regelgeving een voortdurend proces moet zijn en dat op dit punt nog stappen gezet kunnen worden. Wij hebben in april een brief gestuurd over de bewuste motie. Daarin hebben wij aangegeven dat wij de Maatwerkaanpak Agrofood als een eerste stap beschouwen. Dit jaar en volgend jaar worden besteed aan de uitvoering van het oplossen van de knelpunten die wij hebben geïnventariseerd. Daarvan hebben wij zes knelpunten opgelost. De stikstofgebruiksnormen groenbemesters hebben wij vereenvoudigd, het gebruik van de spuitlicentie is verduidelijkt, wij hebben verlaging van de administratieve lasten bij antibioticagebruik voor dieren gerealiseerd en er is meer samenwerking tussen instanties bij de controles van stallen op brandveiligheid. Ook in de halfjaarlijkse rapportages regeldruk, die via de Minister aan de Kamer worden gestuurd, hebben wij natuurlijk de mogelijkheid om de Kamer op de hoogte te houden.

Zoals ik in de brief heb gemeld, ben ik bereid om in 2016 opnieuw met het bedrijfsleven te verkennen welke nieuwe inventarisatieronde van knelpunten wenselijk is. Ik spreek heel regelmatig met ondernemers uit de praktijk. Maandag aanstaande is het Boerenforum. Daarin gaan wij dit keer in gesprek over het thema bodem. Ik hoop dat ook daaruit weer concrete voorstellen naar voren zullen komen, waarmee wij iets kunnen. Laat ik een voorbeeld geven van de wijze waarop wij omgaan met specifieke klachten of verzoeken van ondernemers. Tijdens een discussiebijeenkomst ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders heeft mevrouw Briene het RVO-tarief voor de registratie van overdracht van varkens- en pluimveerechten aan de orde gesteld. Naar aanleiding van het door haar opgebrachte punt hebben wij dat tarief toen weten te verlagen van € 250 naar € 100 per overdracht. Dat is een verlaging van 60%. Dit is een voorbeeld van een ondernemer uit de praktijk die bij ons is gekomen met een verzoek en van de wijze waarop wij soms in staat zijn om op zo'n verzoek te reageren.

De heer Ziengs heeft ook vragen gesteld over het groene onderwijs, en bij mijn weten heeft mevrouw Mulder daarover eveneens een vraag gesteld. Groen onderwijs is van groot economisch belang. Het verzoek aan mij was om met voorbeelden en cijfers aan te geven wat ik versta onder de kwalitatieve en kwantitatieve aansluiting op de arbeidsmarkt. Er is sprake van een kwalitatieve en kwantitatieve aansluiting wanneer de inhoud van opleidingen en het aantal gediplomeerden aansluiten op de specifieke vraag. Uit onderzoek is ons gebleken dat het aantal knelpunten de afgelopen jaren aanzienlijk is gedaald en dat een ruime meerderheid van de gediplomeerden het vereiste opleidingsniveau heeft voor de uitgevoerde functies; ik kan daarbij zo meteen nog wat cijfers geven. Onder meer wordt het aanbod tweejaarlijks adequaat gemeten door middel van de zogeheten Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep. Deze indicator is opgenomen in de begroting. In 2013 werden voor 52% geen of nauwelijks knelpunten voorzien voor de agrarische opleiding. Het streven – er werd immers ook naar een doelstelling gevraagd – is om tot 60% te komen.

De komende jaren gaan wij de kwalitatieve aansluiting verbeteren door vakinhoudelijke vernieuwing, het aanbieden van excellent praktijkgericht onderzoek samen met het bedrijfsleven en het stimuleren van ondernemerschap. Wat betreft het kwaliteitsniveau is de doelstelling voor aansluiting een hoog kwaliteitsniveau van opleidingen. Dit wordt gemeten door de Inspectie van het Onderwijs. In 2013 bedroeg dit 88% voor het groene onderwijs. Dat was in 2012 83%. Het percentage afgestudeerden dat minimaal werkt op het niveau van de opleiding was in 2013 70%. Daarbij streven wij naar een percentage van 85. Ik kan nog een heel verhaal houden over de manier waarop wij inhoudelijk nog verder willen gaan met het versterken van het beroepsonderwijs, maar ik kan me ook goed voorstellen dat wij dit bij de behandeling van de begroting uitgebreider laten terugkomen. Wij zijn hierover namelijk volop met het groene onderwijs in gesprek.

Mevrouw Gesthuizen noemde het verontrustend dat volgens de Rekenkamer op basis van de beleidsdoorlichting weinig concreets kan worden gezegd over de effectiviteit van het beleid. De Rekenkamer stelt dat de conclusies te stellig zijn geformuleerd gezien het beschikbare evaluatiemateriaal en de onderzoeksbeperkingen. Ik herken de opmerkingen van de Rekenkamer. Wij hebben aangegeven dat er sprake is van onderzoeksbeperkingen omdat de doorlichting alleen betrekking heeft op het vakdepartementaal onderwijsbeleid en de daarvoor beschikbare middelen en niet op het algemeen onderwijsbeleid. Dit heeft een grote impact gehad op de uitvoering van het onderzoek. Met het beschikbare evaluatiemateriaal hebben wij echter wel waardevolle informatie over de geleverde prestaties vanuit het groenonderwijsbeleid boven tafel gekregen. Wij hebben de lessen die uit die beleidsdoorlichting te trekken zijn, omgezet in de meerjareninvesteringsprogramma's. Daarbij proberen wij het vraaggestuurd onderwijs ook veel meer in de benen te krijgen. Die beweging is in overeenstemming met het groene onderwijs in gang gezet. Gelet op het voorgaande, heeft de beleidsdoorlichting haar werking wel gehad. Wij hebben daarmee namelijk bekeken welke verbeteringen er moesten worden doorgevoerd zodat het onderwijsbeleid effectiever zou zijn. Dat heeft het dus in ieder geval opgeleverd.

Mevrouw Gesthuizen heeft een vraag gesteld over de onafhankelijkheid van de voorzitter van de begeleidingscommissie voor de beleidsdoorlichting. Deze voorzitter is gekozen op basis van brede ervaring met en inzicht in de bestuurlijke en onderwijswereld binnen het groene domein. Op het moment van zijn voorzitterschap had hij geen actieve rol en geen verantwoordelijkheid voor het onderzochte beleid. Volgens de letter van het zogenoemde rijksbrede kader voor evaluaties voldeed de voorzitter achteraf niet exact aan de gestelde bepalingen, omdat hij tot 2012 een functie had bij de Groene Kennis Coöperatie. Dit is door de Algemene Rekenkamer vastgesteld. Bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting heeft deze factor geen rol gespeeld. De voorzitter van de begeleidingscommissie heeft in zijn aanbiedingsbrief verslag gedaan. Daarbij komt de onafhankelijkheid van de werkwijze van de begeleidingscommissie aan bod. Aan alle eisen van het rijksbrede kader voor evaluaties is voldaan. Als je mensen een beleidsdoorlichting laat doen, wil je dat ze expertise hebben over het onderwerp waarnaar ze moeten kijken. Het is dus heel moeilijk om mensen te vinden die zelf helemaal nooit een rol hebben gehad. Ik denk dat transparantie ontzettend belangrijk is. Doordat mensen er zelf blijk van geven, dat we het goed in de gaten houden, dat de Rekenkamer er de vinger op legt en dat er achteraf in de verantwoording aandacht aan wordt besteed, kun je voorkomen dat er mist rond ontstaat.

Mevrouw Gesthuizen heeft vragen gesteld over het hoge foutenpercentage bij het Europees visserijprogramma. Dat is niet zo'n mooi verhaal. Voor de uitvoering van het Europees visserijprogramma kan EZ tot eind 2015 door begunstigden gemaakte subsidiabele kosten declareren. Deze kosten zijn gemaakt om de doelen van het visserijprogramma te realiseren, voor een verantwoorde visserijketen waarmee een duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. In 2014 is 5,3 miljoen niet gedeclareerd omdat de Auditdienst Rijk tekortkomingen constateerde bij de onderbouwing van een deel van de declaratie. Mijn inzet is erop gericht om dit bedrag alsnog te declareren. Er is een verbeterplan opgesteld om de tekortkomingen bij de declaratie op te lossen. Dat plan wordt nog in deze zomer afgerond. Wij zijn erover in gesprek met de Europese Commissie. Vervolgens wordt de Europese Commissie over de door de auditdienst beoordeelde uitkomsten geïnformeerd. EZ kan dan een gecorrigeerde declaratie indienen. Het is dus niet zo dat die fouten er op voorhand toe leiden dat er niet alsnog gedeclareerd kan worden, maar in sommige gevallen moet het beter worden onderbouwd. In de loop van 2017 neemt de Commissie een definitief besluit over de goedkeuring van de door Nederland ingediende financiële verantwoording. Pas in 2017 zullen we dus definitief duidelijkheid hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dank voor de beantwoording. Ik heb een heel korte vraag. Voor welk deel van de declaraties is er een mogelijk risico? Gaat het om een aanzienlijk bedrag, dus om een substantiële tegenvaller waarmee op de begroting rekening moet worden gehouden? Of is het in de ogen van de Staatssecretaris dusdanig beperkt dat dit eigenlijk niet nodig is?

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is nu lastig te voorspellen. We verwachten dat we het bedrag voor een deel alsnog kunnen declareren. Het hangt ook echt af van de wijze waarop wij de verantwoording kunnen vormgeven en de Commissie daarop weer reageert. Het lijkt mij dus goed om de Kamer over het vervolgproces op de hoogte te stellen als wij daar weer nieuws over hebben, bijvoorbeeld als wij na de zomer met de Commissie hebben kunnen spreken. Dat lijkt mij eerlijk gezegd het beste. Het zou nu te veel nattevingerwerk zijn om daar een educated guess over te geven. Ik vind dat niet verstandig om te doen.

Mevrouw Dikkers heeft gevraagd naar de effectiviteit van het natuurbeleid. Zij wil daar meer toelichting op en vraagt waarom er weinig inzicht in was. We hebben een heel lang proces achter de rug. Ik herinner mij wetgevingsoverleggen over onder andere het ILG en de afwikkeling daarvan. Dat heeft tot boeiende debatten geleid tussen de Kamer en het departement. We hebben de decentralisatie – daarover hebben we de hele dag, ook in de plenaire zaal, gesproken – van het beheer en de ontwikkeling bij de provincies gelegd. De middelen worden dus via het Provinciefonds beschikbaar gesteld. Om de ontwikkelingen te toetsen, zullen we het Planbureau voor de Leefomgeving vragen het beleid te evalueren. Op het wetsvoorstel zijn ook amendementen ingediend om de monitoring stevig ter hand te nemen en daar niet alleen het Planbureau voor de Leefomgeving maar ook de Algemene Rekenkamer bij te betrekken. Ik heb in het debat van zojuist toegezegd dat wij heel graag bij de Kamer terugkomen op de wijze waarop we de monitoring zodanig kunnen vormgeven dat die zo inzichtelijk mogelijk is. Het ILG heeft een heel lange geschiedenis, maar die wil ik vanavond maar niet weer helemaal herhalen. Ik zie tot mijn vreugde dat mevrouw Dikkers daar ook geen behoefte aan heeft, dus dat scheelt.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd welk bedrag er in totaal gemoeid is met beleidsmaatregelen ten aanzien van de Russische boycot van landbouwgoederen. Zij vroeg ook welk artikel op de begroting dit is. Wij hebben, deels in Europees verband, een hele set maatregelen getroffen om de gevolgen van het importverbod op te vangen. Er hangt weer een en ander in de lucht, hoewel wij dat nog niet geverifieerd hebben gekregen. We zullen dus moeten bespreken hoe we daar in de toekomst mee verdergaan. We hebben noodverordeningen voor groente en fruit van de Europese Commissie gehad. EZ heeft daarnaast de Garantstelling Landbouwondernemingen Werkkapitaal. Aan de uitvoering van de noodverordeningen – het is Europees geld – is in totaal circa 1,3 miljoen uitgegeven. Dat zijn uitvoeringskosten van de RVO en controlekosten van de NVWA. Dit staat op de begroting onder artikel 16, oftewel «Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens». Voor de garantieregeling zijn nog geen uitgaven gedaan. De regeling is opengesteld, maar daarvan is geen gebruik gemaakt. Dat is eigenlijk een gunstig teken, omdat de markt op dat punt dus zijn eigen werk doet. Er is ook een werktijdverkortingsregeling ingesteld door de Minister van SZW. De lasten daarvan staan op zijn begroting. Ik kan geen uitspraak doen over het bedrag dat daarmee gemoeid is.

De Minister heeft al uitgebreid antwoord gegeven op de vraag hoe het zit met het moderniseren van ICT-systemen en het verbeterplan van de NVWA. Ik sla die vraag over, want anders doen we dingen dubbel en dat zou jammer zijn. Ik geloof ook dat er geantwoord is op de vraag naar de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven. Daarmee ben ik aan het einde van mijn inbreng.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik neem aan dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dit is een wetgevingsoverleg, dus u dient in tweede termijn eventueel moties in te dienen. De heer Ziengs begint. Hij heeft nog drieënhalve minuut spreektijd.

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter. Daar heb ik ruim voldoende aan. De Minister heeft over de financiering aangegeven dat met name uit het onderzoek van 2011 is gebleken dat de BKMB daadwerkelijk heel goed is voor ondernemers. Ik heb begrepen dat wij in 2016 een nieuwe evaluatie kunnen verwachten. Is dat inderdaad zo? Ik begreep namelijk dat er gesproken werd over termijnen van vijf jaar.

Mijn tweede punt is het Ondernemingsdossier. De ambitie is nu bijgesteld naar 35.000. Ik denk dat dit een realistischer beeld geeft, gezien de 7.000 die op dit moment gerealiseerd is. De Minister gaf in antwoord op een vraag van een van mijn collega's al een klein beetje aan dat er belemmeringen zijn. Herkent hij bijvoorbeeld ook een financiële belemmering in branches die wat kleiner zijn en die daardoor de drempel niet over kunnen? Zijn er, wellicht met de ervaringen die zijn opgedaan uit de pilots die op dit moment draaien, mogelijkheden om op goedkopere wijze ondernemingsdossiers te organiseren binnen de kleinere branches? Ziet de Minister daar dus mogelijkheden voor en hoe zou dat ingevuld kunnen worden naar aanleiding van de ervaringen die nu zijn opgedaan?

De voorzitter:

Het woord is nu aan mevrouw Dikkers. Zij heeft nog maar liefst negen minuten over, maar die hoeft zij niet allemaal te gebruiken.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor de beantwoording. Daarover ben ik tevreden, maar het punt van de gelden van de Minister en de uitleg die hij daarbij geeft, doet mij een beetje denken aan mijn dochter. Zij zei dat ze best naar Sunny Beach kan omdat ze het geld waarvan ze eigenlijk moet studeren straks wel weer aanvult met vakkenvullen bij Albert Heijn. Het is een kwestie van nu uitgeven en straks tekorten voor de doelbestemming van het eerdere fonds beschikbaar stellen. Het is niet zo dat de Minister het niet gaat uitgeven. Dat wil ik toch nog wel even helder hebben. Het was mij niet helemaal duidelijk hoe het zat en de Minister had veel woorden nodig om uit te leggen hoe hij het ziet. Het is dus een uitgave die hij nu doet ten behoeve van tekorten die hij op zijn huidige begroting heeft en waarvan hij verwacht dat hij ze kan aanvullen met middelen die hij gaat krijgen in de toekomst.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen heeft nog vier minuten voor haar tweede termijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Die ga ik ook niet volmaken. Ik probeer me even te bedenken hoe ik zonder iets lelijks te zeggen aan de Minister duidelijk kan maken dat ik niet overtuigd ben door zijn beantwoording over die 16 miljoen, want ik wil ook niet dat de Minister dan iets lelijks terug gaat zeggen. Ik ga daarom iets scherps proberen te zeggen wat niet lelijk is. Mag ik het zo zeggen: het lijkt alsof de Minister een beetje in zijn eigen wereld leeft? De Rekenkamer heeft het toch geconstateerd en ik meen dat ik iets voorbij heb zien komen van een van Urgenda verloren rechtszaak. Dat zijn allemaal dingen die met elkaar samenhangen. Klimaat, energiedoelstellingen, reductie van broeikasgassen: we moeten toch constateren dat ons nog een flinke kluif wacht als het gaat om de transitie naar duurzame energie?

Daar is een beperkt budget voor, waarvan de Minister zegt: dat ligt allemaal vast; ik kan dat nu niet uitgeven, dat geld ligt daar maar en anders heb ik een probleem op een andere plek in mijn begroting. Ik heb daar begrip voor, maar ik sluit me toch aan bij de mooie vergelijking die mevrouw Dikkers een beetje ten koste van haar dochter maakte. Zo gemakkelijk is het natuurlijk niet terugverdiend, zeker niet als je bedenkt dat we eigenlijk een achterstand hebben en we dat geld heel hard nodig gaan hebben.

Ik wil de Minister dus toch nog een keer verzoeken om hierover nog een keer goed na te denken. Ik sta nu op het standpunt dat ik het amendement van beide dames links van mij, namelijk Mulder en Van Veldhoven, zeker wil steunen. Ik weet dat het een lastige opgave is om het geld vervolgens ergens anders vandaan te halen – we kunnen niet toveren – maar ik vind de huidige dekking slecht.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder heeft nog drie minuten over.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor de beantwoording van de diverse vragen die wij hebben gesteld. Ik moet wel vaststellen dat de Minister met zijn handelwijze een lening neemt op de toekomst, terwijl een investering in hernieuwbare energie juist nodig is. De Minister heeft de CDA-fractie niet kunnen overtuigen met zijn handelwijze. Deze gelden hadden ook gewoon ingezet kunnen worden voor innovatie op het gebied van duurzame energie, zoals mevrouw Dikkers al heeft aangegeven met de vergelijking met haar dochter.

De Minister zegt dat de indieners van het amendement geen dekking hebben gegeven. De indieners hebben echter wel degelijk aangegeven waar de Minister terechtkan, namelijk bij de NAM. Verder zou de Minister wellicht op de interne begrotingsreserve apurement kunnen kijken of daar mogelijkheden zijn voor dekking. Er was een meevaller van 30 miljoen euro. Die lost misschien de problemen in dit jaar voor de Minister op. Wij vinden echt dat de Minister bij de NAM terechtkan. Daarom dienen we de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Rijksdienst Groningen is ingesteld om in het bijzonder de schadeafhandeling over te nemen veroorzaakt door de NAM bij de gaswinning in Groningen;

van mening dat de aardbevingsschade gefinancierd zou moeten worden door de NAM;

verzoekt de regering om in overleg te gaan met de NAM over de financiering van de organisatiekosten die eerst bij de NAM lagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34 200-XIII).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hopen dat de Minister het gesprek met de NAM alsnog aangaat.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven van de D66-fractie. Zij heeft nog vijf minuten spreektijd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik zat een beetje te dubben hoe ik het verhaal van de Minister moest vertalen. Iedereen begreep het. Ik had het in mijn verhaal over mijn dochter, maar ik had het net zo goed over mijn zoon kunnen hebben. Ik had het over de afspraak om geen geld van zijn bankrekening te halen. Als mijn zoon dan toch pint, maar hij zijn spaarvarken stukslaat en hij dat geld weer op zijn bankrekening stort, kan hij zeggen dat er nog evenveel op staat. Maar per saldo heeft hij dan toch minder geld. Als hij zegt dat hij geld van oma krijgt voor zijn rapport, dan moet ik hopen dat zijn cijfers over een paar jaar zo goed zijn dat hij dat echt krijgt. Dat is net iets onzekerder dan het geld dat op de bank staat. De Minister zegt het niet twee keer te kunnen toezeggen. Je zou dan ook kunnen zeggen dat je het niet twee keer kunt uitgeven, hopend op een meevaller in de toekomst.

Ik besef best dat de Minister terecht zegt dat hij er geen extra windmolens mee kan financieren tot 2020, maar dit energieakkoord loopt nog door tot 2023. Ook tussen 2020 en 2023 hebben we een enorme opgave. Ik zou mij zomaar kunnen voorstellen dat er een moment komt waarop we met elkaar het energieakkoord verlengen en versterken. Dat zou in ieder geval de ambitie van de fractie van D66 zijn. Er zijn zelfs mensen in de borgingscommissie van het energieakkoord die zeggen: we kunnen echt extra geld gebruiken als we alle doelstellingen moeten gaan halen. Kortom, we zouden dat geld goed kunnen gebruiken. Het voorstel van de Minister op dit punt is dus een ruil op slechte voet. Hij schetst een valse tegenstelling – ik probeer het net zo vriendelijk te zeggen als mevrouw Gesthuizen – door te zeggen: het is óf dit óf innovatie in het mkb. Hij weet natuurlijk heel goed dat dit de warme belangstelling heeft van de twee fracties die het amendement hebben ingediend. Als ik Minister was, had ik het waarschijnlijk ook zo gepresenteerd, maar er zijn wel degelijk meer opties.

Een beetje bladerend door de verschillende interne begrotingsreserves kwam ik bij de toelichting op de ontvangsten op pagina 23, waarin staat dat op 3 juli 2014 het Europees gerecht Nederland gelijk heeft gegeven in een bezwaar dat Nederland heeft gemaakt. Daardoor krijgt ons land 30 miljoen terug. Dat is hartstikke mooi. De apurementreserve staat inmiddels bijna op 180 miljoen. Daarmee lost de Minister niet het geheel op, want de problematiek kent een omvang van 400 miljoen, maar we kunnen wel degelijk voor komend jaar de problematiek van de 20 miljoen oplossen. Het is gewoon een meevaller van 30 miljoen. Financier daar dan uit voor en laten we komend jaar benutten om na te denken over de vraag hoe de problematiek evenwichtiger over de begroting kan worden opgelost. De Minister lost de problemen nu op door één interne begrotingsreserve vrijwel geheel uit te putten terwijl er meerdere interne begrotingsreserves zijn. Hij zou ervoor kunnen kiezen om het over meerdere begrotingsreserves te spreiden. Ik kan mij niet voorstellen dat de Staatssecretaris daar problemen mee heeft. De Minister heeft immers gegarandeerd dat het geld terugkomt. Ik ga er ook niet van uit dat we die 180 miljoen nodig hebben tussen nu en 2020. In de systematiek van de Minister weet ik zeker dat hij de Staatssecretaris zou kunnen overtuigen, zoals hij hoopt de Kamer daarvan te overtuigen. Anders hebben we daarvoor de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, voor het jaar 2015 het tekort te vullen uit de storting van 28,9 miljoen in de interne begrotingsreserve apurement en voor komende jaren na te denken over een evenwichtige spreiding van de problematiek over de begroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34 200-XIII).

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. De Minister geeft aan dat hij gelijk kan antwoorden. Er zijn geen vragen meer gesteld aan de Staatssecretaris.

Minister Kamp:

Voorzitter. De heer Ziengs heeft gevraagd of ik al in het jaar 2016 de BMKB wil evalueren. Dat kan ik niet doen omdat ik dit jaar al aan het evalueren ben. Ik ben druk bezig met de evaluatie. Ik zal in de tweede helft van dit jaar de resultaten van de evaluatie aan de Kamer toesturen.

De heer Ziengs vroeg zich af of er in bepaalde branches misschien financiële belemmeringen zijn in het gebruik van het ondernemersdossier die op een creatieve manier weggenomen zouden kunnen worden. Ik zal nagaan hoe dat zit. Ik kom erop terug bij de Kamer en zal daarin inzicht geven. Op een gegeven moment zal ik vertellen hoe het gaat met de voortgang van het ondernemersdossier. Ik zal daarbij ingaan op deze suggestie van de heer Ziengs.

Mevrouw Dikkers schetste dat ik nogal veel woorden nodig had om op haar punt in te gaan, dus ik zal proberen dat een beetje goed te maken door er nu niet al te veel woorden aan te besteden. Ik zal proberen om concreet in te gaan op de opmerking die mevrouw Mulder en mevrouw Van Veldhoven en enigszins mevrouw Gesthuizen maakten over hetzelfde punt. Mevrouw Gesthuizen zei dat er nog een heleboel voor de boeg is wat betreft duurzame energie. Dat ben ik zeer met haar eens. Daarom is het goed om te zien waar we nu over spreken. De suggestie is dat ik geld aan het opmaken ben dat bestemd is voor duurzame energie. Dat gebeurt niet. Ik maak dat geld helemaal niet op. Ik gebruik het voor een overbrugging. We moeten ook even zien over welke bedragen we nu spreken. Het gaat voor de jaren 2016 tot en met 2020 om een bedrag van tussen de 73 miljoen en de 77 miljoen euro per jaar. In die jaren doe ik voor ten minste 3.500 miljoen euro per jaar aan toezeggingen om duurzame-energieprojecten te kunnen realiseren. Ik zie aankomen dat ik daar in de komende jaren nog grotere bedragen voor zal moeten toezeggen. Aan de ene kant gebruik ik dood geld, 77 miljoen per jaar, voor een tijdelijke overbrugging en aan de andere kant doe ik voor 3.500 miljoen of meer aan toezeggingen per jaar op het punt van duurzame energie. Laten we het wel even in de juiste verhoudingen zien.

Mevrouw Mulder zegt dat het opgelost kan worden door het geld weg te halen bij de NAM. Ik denk niet dat wij het geld voor overheidstaken weg moeten halen bij een andere overheid. Die moet allerlei dingen doen. De ene keer is de NAM erbij betrokken en de andere keer de gemeente Amsterdam en weer een andere keer gaat het over voetbalwedstrijden waarvoor politie nodig is. Er zijn allerlei taken voor de overheid. Overheidstaken moeten door de overheid gefinancierd worden. De schade die aangericht wordt als gevolg van aardgaswinning in Groningen verhalen we op de NAM.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hebben gezien dat het de afgelopen jaren niet goed is gegaan met de schadeafhandeling door de NAM. Met name complexe gevallen zijn als een hete aardappel voor ons uitgeschoven en niet opgelost. De NAM komt er niet uit en komt bij de overheid terecht. Zij mag het gaan oplossen omdat de NAM het niet heeft opgelost. Dan vind ik het niet meer dan redelijk om dan toch met de NAM in gesprek te gaan om de organisatorische kosten die horen bij de schade die wordt veroorzaakt door de NAM, neer te leggen waar die thuishoren.

Minister Kamp:

De NAM heeft inmiddels tienduizenden schadegevallen afgehandeld. Er staan nog 100 tot 200 complexe zaken open. De NAM heeft gezegd die voor het einde van het jaar af te wikkelen. Er is voor de schadeafhandeling een aparte organisatie in het leven geroepen, Centrum Veilig Wonen, met onafhankelijk toezicht. Ik denk dat de situatie toch iets anders ligt dan mevrouw Mulder schetst. De motie-Agnes Mulder/Van Veldhoven op stuk nr. 8, waarin de regering wordt verzocht om met de NAM overleg te gaan voeren over het financieren van een deel van de kosten van de rijksoverheid, ontraad ik. Ik wil dat overleg namelijk niet gaan voeren.

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook nog een aantal opmerkingen gemaakt waarop ik mag reageren. Ook naar haar toe heb ik de vergelijking gemaakt tussen de 77 miljoen per jaar die tijdelijk gebruikt wordt en de 3.500 miljoen en meer die aan toezeggingen gedaan gaat worden. Ik heb al eerder aangegeven dat ik de 398 miljoen niet kan uitgeven, maar wel kan gebruiken als overbrugging. Dat doe ik ook.

Mevrouw Van Veldhoven spreekt over een meevaller van 28,9 miljoen. Ik kan haar verzekeren dat er een groot aantal meevallers en tegenvallers zijn in de begroting van EZ, maar uiteindelijk was er ook nog een bedrag dat op een verantwoorde manier gedekt kon worden in het voorstel dat we nu hebben gedaan. Daaraan wil ik graag vasthouden. Het voorstel gaat over een bedrag van 398 miljoen aan dood geld dat niet gebruikt werd, maar nu gebruikt wordt om verdere schade aan de begroting van Economische Zaken te voorkomen. Dat los je niet op met een bedrag van 28,9 miljoen. Daarom ontraad ik de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder op stuk nr. 9.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Kan de Minister mij vertellen wat er gebeurt met de andere interne begrotingsreserves? Hoe wordt dat geld de komende jaren ingezet tot 2020? Hoe zal dat actief worden ingezet? Als ik het goed begrijp, heeft de Minister daarvoor allerlei geraamde plannen. In de brief lees ik echter, met name wat betreft apurement, dat de geraamde onttrekking 0 is. Bij de andere begrotingsreserves staan wel enige geraamde onttrekkingen, maar dat zijn allemaal kleine bedragen. Zelfs als de geraamde onttrekkingen eraf worden getrokken, zien we nog 24 miljoen, 30 miljoen en 180 miljoen aan geld dat in ieder geval komend jaar volgens de brief van de Minister dood geld is. Daarmee kan prima de problematiek van dit jaar worden opgelost. Daartoe roept de motie op: los het op deze manier op en kijk voor volgende jaren – ik begrijp dat de problematiek dan groter is – naar een evenwichtiger verdeling over de begroting.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Veldhoven vraagt mij aan het einde van het debat, om 22.20 uur, of ik voor de tien begrotingsreserves van Economische Zaken even precies de bestedingsplannen kan aangeven. Ik weet niet of dit een serieus bedoelde vraag is. Bij de post van 28,9 miljoen waarover zij spreekt, is een interne begrotingsreserve aan de orde voor de risicoafdekking die er moet zijn in de relatie tussen ons en de Europese Commissie op het terrein van de landbouw. Als er bepaalde bedragen teruggehaald worden bij Nederland, die opgebracht moeten worden, dan hebben we daarvoor de begroting. Dat is die begroting, maar zo hebben we nog negen andere begrotingen. Als mevrouw Van Veldhoven een overzicht wil hebben van hoe het zit met die begrotingen, zal ik dat op schrift moeten verstrekken. Ik kan dat niet om 22.20 uur aan het einde van het debat uit mijn mouw schudden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Laat ik het zo zeggen: de serieuze elementen uit het antwoord van de Minister waardeer ik, met name dat hij bereid is om een aantal dingen op schrift te zetten. Ik vroeg hem naar de cijfers die in zijn eigen brief staan, namelijk dat voor de verschillende begrotingsreserves geraamd is wat er komend jaar aan onttrokken wordt. Daarmee is dus ook duidelijk wat er komend jaar niet geraamd is om onttrokken te worden. Dan lijkt het mij redelijk om te veronderstellen dat dit voor komend jaar dood geld is. Anders zou er een geraamde onttrekking zijn opgenomen in de brief. Ik hoef niet precies te weten wat daarin zit. Maar als ik zie dat er 180 miljoen op de post apurement staat, waar net 30 miljoen is bijgestort, dan kan ik mij toch niet voorstellen dat we, waar er als geraamde onttrekking 0 staat, het risico lopen dat die gehele pot komend jaar wordt leeggetrokken. Dan is het toch helemaal niet zo gek om aan de Minister te vragen om voor dit jaar de problematiek daar op te lossen en om te onderzoeken of er een evenwichtiger oplossing mogelijk is over de hele begroting? De Minister hoort dat vele partijen bezwaren hebben. We bieden hem een concrete oplossing. Het enige wat ik aan de Minister vraag is om het voor dit jaar op die manier op te lossen en om het na te gaan voor volgende jaren. Ik snap niet waarom daar zo'n flauw antwoord voor nodig is.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Veldhoven hoeft mij helemaal geen concrete oplossing te bieden. Ik heb ook geen concrete oplossing voor 28,9 miljoen nodig. Ik heb aangegeven dat er op de begroting van Economische Zaken een interne begrotingsreserve staat, namelijk een bedrag van 402 miljoen euro. Dat is oorspronkelijk uit de begroting afkomstig. Daarvoor zijn toezeggingen gedaan. Dat geld wordt pas over een aantal jaren uitgegeven. In de periode dat het geld niet uitgegeven wordt, zet ik het in voor een ander doel. Op een gegeven moment komt er voorspelbaar weer geld binnen. Ik heb aangegeven hoe en wanneer dat geld binnenkomt. Dat gebruik ik om de interne reserve weer aan te vullen. Vervolgens kunnen we alle verplichtingen nakomen die uit die reserve moeten worden gefinancierd. Ik heb geen probleem op dat vlak. Ik heb aangegeven hoe ik dit wil oplossen in het voorstel dat ik gedaan heb. Ik heb dat op een manier gedaan die niet alleen een dekking geeft voor 2015, maar ook voor de komende jaren. Ik heb die 28,9 miljoen niet nodig. Ik handhaaf het voorstel dat ik heb gedaan. Ik ontraad het amendement, evenals de motie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik vind het een beetje wonderlijke gang van zaken. Wij dienen een amendement in waarin we aangeven dat dit volgens ons niet de goede investering is. Vervolgens zegt de Minister dat wij geen oplossingsrichtingen hebben. Wij hebben er toen verschillende aangeboden. Tot slot zegt de Minister dan dat hij die oplossingsrichtingen helemaal niet nodig heeft. Ik vind het een zeer bijzondere, rare gang van zaken. Het zal wel de logica van de Minister zijn om bijna 22.30 uur. Dat zijn dan kennelijk de woorden van de Minister.

Minister Kamp:

Ik heb een voorstel gedaan om een interne begrotingsreserve van 398 miljoen te gebruiken. Dit geld wordt nu niet gebruikt en ik stel voor om het wel te gebruiken om schade aan de EZ-begroting te voorkomen. Mevrouw Mulder en mevrouw Veldhoven dienen een amendement in om het bedrag van 398 miljoen niet te gebruiken. Zij stellen voor om 28,9 miljoen uit een andere interne begrotingsreserve te halen. Dat is misschien de oplossing van mevrouw Mulder en mevrouw Van Veldhoven voor het bedrag van 398 miljoen, maar niet de mijne. Ik heb aangegeven waarom ik niet een andere reserve van 28,9 wil gebruiken, maar juist deze reserve voor een bedrag van 398 miljoen. Ik heb aangegeven dat ik daarmee binnen de begrotingsregels blijf. Ik heb dit voorstel samen met de Minister van Financiën ontwikkeld. Dit is het voorstel dat het kabinet doet. Het alternatief dat mij is aangereikt, is dat ik met de pet in de hand naar de NAM moet. Dat doe ik niet voor de financiering van de rijksbegroting. Daarom heb ik het voorstel gedaan zoals ik het heb gedaan.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de regering. Ik heb geen bijzonderheden gehoord over de dechargeverlening. De stemmingen over de moties en het amendement zijn aanstaande woensdag.

Ik herhaal een toezegging van de Staatssecretaris. Zij zegt toe, de Kamer nader te informeren over de verwachtingen ten aanzien van de momenteel nog niet direct goedgekeurde declaraties binnen het Europees Visserijfonds, EVF, met indien mogelijk een inschatting van eventuele tegenvallers en de hoogte daarvan.

Sluiting 22.22 uur.

Volledige agenda

1. Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken 2014

Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 1 – Brief regering d.d. 20-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

2. Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij het Ministerie van Economische Zaken (XIII)

Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 2 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 20-05-2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

3. Slotwet Ministerie van Economische Zaken 2014

Kamerstuk 34 200 XIII – Begroting d.d. 20-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

4. Jaarverslag Diergezondheidsfonds 2014

Kamerstuk 34 200 F, nr. 1 – Brief regering d.d. 20-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

5. Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij het Diergezondheidsfonds (F)

Kamerstuk 34 200 F, nr. 2 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 20-05-2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

6. Slotwet Diergezondheidsfonds 2014

Kamerstuk 34 200 F – Begroting d.d. 20-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

7. Kabinetsreactie op de motie van het lid Lodders over het experiment «Regels wieden»

Kamerstuk 29 515, nr. 360 – Brief regering d.d. 28-04-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

10. Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken 2014 (Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 1)

Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 6 – Brief regering d.d. 09-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

11. Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij het Ministerie van Economische Zaken (XIII) (Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 2)

Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 7 – Brief regering d.d. 09-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

12. Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de slotwet Ministerie van Economische Zaken 2014 (Kamerstuk 34 200 XIII, nrs. 3 en 4)

Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 5 – Brief regering d.d. 09-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

13. Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Diergezondheidsfonds 2014 (Kamerstuk 34 200 F, nr. 1)

Kamerstuk 34 200 F, nr. 6 – Brief regering d.d. 09-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

14. Jaarverslag Faunafonds 2014

Kamerstuk 29 446, nr. 92 – Brief regering d.d. 29-05-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

15. Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Kamerstuk 34 210 XIII – Begroting d.d. 29-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

17. Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 34 210 XIII)

Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4 – Brief regering d.d. 22-06-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven