33 930 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2013

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 21 mei 2014

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.702,1 (bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.702,1 (bedragen x 				  € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 308,5 (bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 308,5 (bedragen x 				  € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

7

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

7

2.

Leeswijzer

11

       

B.

Beleidsverslag

14

3.

Beleidsprioriteiten

14

4.

Beleidsartikelen

28

 

4.1.

Beleidsartikel 1 Inzet

28

 

4.2.

Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

41

 

4.3.

Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

45

 

4.4.

Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

49

 

4.5.

Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

54

 

4.6.

Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

58

 

4.7.

Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

66

 

4.8.

Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

69

5.

Niet-beleidsartikelen

72

 

5.1.

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

72

 

5.2.

Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

72

 

5.3.

Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

74

 

5.4.

Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

74

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

75

       

C.

Jaarrekening

84

7.

De verantwoordingsstaat

84

8.

De saldibalans

85

       

Baten-lastenagentschappen

91

9.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

91

10.

Defensie Telematica Organisatie

92

11.

Dienst Vastgoed Defensie

100

12.

Paresto

108

       

Wet Normering Topinkomens

115

13.

Overzicht Wet Normering Topinkomens

115

       

D. Bijlagen

125

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s

125

Bijlage 2:

Inhuur externen

127

Bijlage 3:

Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek

128

Bijlage 4:

Integriteitsmeldingen

129

Bijlage 5:

Milieu

130

Bijlage 6:

Rapportage burgerbrieven

144

Bijlage 7:

Rapportage voortgang maatregelen Beleidsbrief 2011

146

Bijlage 8:

Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013

152

Bijlage 9:

Lijst met afkortingen

156

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2013 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2013 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de agentschappen en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Functie Defensie afgegeven controleverklaring.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Investeringsprojecten

De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2013. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten).

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Algemeen», «Centraal apparaat», «Geheime uitgaven» en «Nominaal en onvoorzien».

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht van externe inhuur (bijlage 2), een overzicht met afgerond Evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 3), een overzicht van Integriteitsmeldingen (bijlage 4), een bijlage milieu (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage over de voortgang van de maatregelen Beleidsbrief 2011 (bijlage 7), de rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).

Groeiparagraaf

  • Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). Dit heeft er onder andere toe geleid dat de tabellen budgettaire gevolgen van beleid zijn ingedeeld naar financiële instrumenten conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Voor de verantwoording van de jaren 2009 tot en met 2012 zijn de gerealiseerde uitgaven omgerekend naar de uitgavencategorieën conform de begrotingsindeling 2013. Tevens is een koppeling gemaakt tussen de tabellen budgettaire gevolgen van beleid en de toelichtingen.

  • De beleidsartikelen 1 tot en met 8 kregen bij de invoering van «Verantwoord Begroten» de status van «Grote Uitvoerende Dienst». Het gevolg hiervan is dat in deze artikelen zowel programma- als apparaatsuitgaven zijn opgenomen. Voor deze status en uitzondering heeft het Ministerie van Financiën toestemming verleend, omdat het Ministerie van Defensie voldeed aan de gestelde criteria (RBV Model 1.33f).

  • De uitgaven voor huisvesting en infrastructuur en de uitgaven voor ICT zijn met ingang van 2013 overgeheveld naar beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie (DMO) en beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (CDC). Het gevolg van deze overheveling is dat de materiële uitgaven van de beleidsartikelen 2 (CZSK), 3 (CLAS), 4 (CLSK) en 5 (KMar) en het niet-beleidsartikel 10 (Centraal apparaat) alleen nog betrekking hebben op de overige exploitatie. Een nadere uitsplitsing van de materiële uitgaven in de tabellen is daarom niet meer opportuun. Bij beleidsartikel 2 (CZSK) wordt dit nog wel gedaan voor de uitgaven die betrekking hebben op het Caribisch gebied.

  • In de begroting 2013 zijn de personele uitgaven van de beleidsartikelen 2 (CZSK), 3 (CLAS), 4 (CLSK), 5 (KMar) en 7 (DMO) volledig geraamd onder «waarvan eigen personeel». Er is op deze artikelen geen externe inhuur geraamd. De externe inhuur voor de genoemde beleidsartikelen is binnen de apparaatsuitgaven verwerkt op de post «waarvan overige exploitatie» onder de materiële uitgaven. Vanaf de begroting 2015 wordt externe inhuur per artikel expliciet geraamd en verantwoord onder de post «waarvan externe inhuur».

  • Verder is in de begroting 2013 een Centraal Investeringsartikel opgenomen: beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Hieronder vallen de investeringen uit beleidsartikel 7 (DMO), beleidsartikel 8 (CDC) en de investeringen voor Wetenschappelijk Onderzoek en Navo-bijdragen uit niet-beleidsartikel 9 Algemeen. In overleg met het Ministerie van Financiën zijn de tabellen met budgettaire gevolgen van beleid aangepast. Hierbij zijn ook de cijfers van voorgaande jaren omgezet in de nieuwe opzet van de tabellen. Dit komt de meerjarige vergelijking binnen het artikel ten goede.

  • Oefen- en uitzendtoelagen zijn in de begroting 2013 als onderdeel van respectievelijk gereedstelling en inzet opgenomen onder de programma-uitgaven. Daar wordt in dit Jaarverslag bij aangesloten. In de begroting 2014 en verder worden deze toelagen conform de rijksbrede definities in lijn met andere departementen gepresenteerd als apparaatsuitgaven.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De begroting van 2013 is opgesteld door het kabinet Rutte I in demissionaire status. De beleidsagenda voor 2013 was daarom sober en vloeide voort uit de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Deze behelsde grootscheepse veranderingen voor Defensie. In dit jaarverslag informeer ik u onder meer daarover (zie tevens bijlage 7 voor de voortgang per maatregel). Bij de begroting van 2015, september a.s., ontvangt u een voortgangsrapportage die ook zal ingaan op de stand van zaken van de maatregelen die voortvloeien uit de nota In het belang van Nederland van 17 september 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 1).

Defensie heeft in 2013 de maatregelen uit 2011 voortvarend uitgevoerd. Ook is intensief gewerkt aan de nota In het belang van Nederland. Met de nota over de toekomst van de krijgsmacht, met als integraal onderdeel het besluit over de vervanging van de F-16, slaat het kabinet de weg in naar een operationeel en financieel duurzame krijgsmacht. Defensie en Financiën hebben samen gewerkt aan een gedegen financiële onderbouwing van de nota. Niet eerder heeft Defensie zoveel gedetailleerde financiële informatie over de belangrijkste wapensystemen bijeen weten te brengen. De nota bevat tal van maatregelen die ingrijpen op de omvang en samenstelling van de krijgsmacht. Door het begrotingsakkoord van oktober 2013 werd het mogelijk enkele van de pijnlijkste maatregelen terug te draaien. U bent daarover geïnformeerd op 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7). Tevens heeft Defensie eind 2013 samen met Economische Zaken een herijkte Defensie Industrie Strategie (DIS) aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 125, nr. 20).

De in de beleidsbrief 2011 aangekondigde bezuinigingen bedroegen structureel € 635 miljoen, waarvan in 2013 € 529 miljoen moest worden behaald. Daarbovenop kwamen structurele herschikkingen van € 135 miljoen om achterstanden op verschillende terreinen weg te werken. Voor het jaar 2013 betrof dit zelfs een bedrag van € 178 miljoen. Deze doelstellingen voor 2013 zijn behaald. De extra taakstelling uit het Lenteakkoord 2013 van € 84 miljoen voor 2013 en verder is verwerkt op niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien. Dit was mogelijk, omdat een deel van de risicoreservering voor de reorganisatie uit de beleidsbrief 2011 niet is gebruikt.

Zoals voorzien in de beleidsbrief 2011, is een deel van de bezuinigingen ten laste gebracht van het investeringsbudget, waardoor het investeringspercentage onder de 20 is gekomen. In 2013 was dat percentage 13,6 en daarmee lager dan voorzien (15,5). Dit is het gevolg van lagere opbrengsten uit materieelverkopen – waardoor het uitgavenkader is verlaagd – en van de vermindering op het budget van 2013 met de overrealisatie van 2012. Deze wijzigingen zijn tevens in de eerste suppletoire begroting gemeld (Kamerstuk 33 640-X, nr.2). De investeringsquote zal in de komende jaren stijgen naar nagenoeg 20 procent, zoals in de begroting 2014 is weergegeven.

Inzetbaarheid en inzet

Inzetbaarheid

Hoewel de operationele inzetbaarheid in 2013 aan beperkingen onderhevig is geweest, is de krijgsmacht zowel nationaal als internationaal onder uiteenlopende omstandigheden ingezet. Gedurende het gehele jaar 2013 heeft Defensie, ondanks de lopende reorganisaties, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Enkele doelstellingen waren uitvoerbaar met beperkingen. De rapportage per inzetbaarheidsdoelstelling treft u in bijlage 8.

Internationale operaties en crisisbeheersing

Evenals in voorgaande jaren is de krijgsmacht ingezet tegen piraterij, in crisisbeheersingsoperaties en voor de opbouw van veiligheidsorganisaties in onder meer Afghanistan, Afrika, het Midden-Oosten en in de Balkan. In het kader van de zelfverdedigingstaak van de Navo zijn Nederlandse Patriots ingezet in Turkije. Tevens is in 2013 besloten deel te nemen aan een VN-operatie Minusma in Mali. Ook was de krijgsmacht actief in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Afghanistan

In 2013 heeft Defensie bijdragen geleverd aan de geïntegreerde politietrainingsmissie (GPM) in Afghanistan. De vroegtijdige beëindiging in juli was mogelijk door het voorspoedige verloop van de overdracht van taken en verantwoordelijkheden aan de Afghanen en hield daarnaast verband met het besluit van de Duitse regering het troepenaantal in Afghanistan te reduceren. Het besluit betekent echter niet het einde van de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan. De regering heeft besloten enkele activiteiten tot in 2014 voort te zetten: het rule of law programma in de provincie Kunduz, de inzet van civiel en politiepersoneel in EUPOL, de militaire bijdrage aan het ISAF-hoofdkwartier en de inzet van de F-16’s in Mazar-e-Sharif.

EU Atalanta en Navo Ocean Shield

Nederland heeft in 2013 deelgenomen aan de strijd tegen piraterij. Het betrof de internationale maritieme operaties van de Navo (Ocean Shield) en de EU (Atalanta) en zelfstandige militaire teams (vessel protection detachments) ter bescherming van koninkrijksgevlagde schepen. De Navo- en EU-mandaten van beide missies gelden tot en met december 2014. Over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan beide missies is de Kamer op 15 november 2013 geïnformeerd.

EUTM Somalië

Nederland levert sinds 2013 een bijdrage aan de EU trainingsmissie (EUTM) Somalië. De EUTM heeft tot doel de training van Somalische veiligheidstroepen ter versterking van de Somali Federal Government. EUTM Somalië heeft inmiddels ruim 3.600 militairen opgeleid. Ook traint de EUTM het hogere kader en de civiele component van het Somalische Ministerie van Defensie ter bevordering van de civiele controle over de krijgsmacht. De Kamer is in december 2013 geïnformeerd over de voortzetting van de missie in Mogadishu.

United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)

Nederland levert sinds april 2012 bijdragen aan UNMISS. Dit omvat zowel een militair als een civiel deel. Het gaat om maximaal dertig personen, te weten vijftien marechaussees (UNPOL), vier civiele politiefunctionarissen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (UNPOL), twee tot drie civiele deskundigen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, twee militaire liaisonofficieren en zeven stafofficieren. De Nederlandse bijdrage is onlangs verlengd tot november 2014. Gezien de recente gebeurtenissen in Zuid-Sudan heeft de VN Veiligheidsraad besloten de sterkte van de missie tijdelijk te verhogen tot 12.500 militairen en 1.323 politiefunctionarissen. De VN onderzoekt en beoordeelt momenteel de mogelijke gevolgen van de huidige ontwikkelingen in Zuid-Sudan voor de missie.

European Union Trainings Mission Mali (EUTM Mali)

In januari 2013 heeft de Raad Buitenlandse Zaken van de EU ingestemd met de oprichting van EUTM Mali. Met de EUTM levert de EU een bijdrage aan de bevordering van de capaciteit van operationele eenheden en de hervorming van de commandostructuur van het Malinese leger. Op 18 februari 2013 is de missie begonnen. Nederland heeft één militair in deze missie. Het mandaat van de missie loopt tot en met 19 mei 2014.

Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)

De internationaalrechtelijke basis voor MINUSMA is vastgelegd in resolutie 2100 (april 2013) van de VN Veiligheidsraad. De missie heeft een breed en geïntegreerd mandaat gekregen, voor een initiële periode van twaalf maanden (tot en met juni 2014). Het is waarschijnlijk dat de VN Veiligheidsraad de missie enkele jaren in stand houdt. Het kabinet heeft op 1 november 2013 bekendgemaakt te zullen deelnemen aan deze missie. De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA richt zich op de inlichtingenketen (informatievergaring). De Nederlandse bijdrage wordt vanaf januari 2014 opgebouwd. De Nederlandse bijdrage zal bestaan uit ongeveer 380 militairen, tien politiefunctionarissen en enkele functionarissen van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie voor de civiele component van MINUSMA.

Patriots Turkije

Op 7 december 2012 is de Kamer geïnformeerd over de inzet van Patriot-systemen in Turkije met als doel de bevolking en het grondgebied van Navo-bondgenoot Turkije te beschermen en bij te dragen tot de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap (Kamerstuk 32 623, nr. 76). De Nederlandse deelneming duurde in beginsel tot eind januari 2014. Op 8 november 2013 heeft Turkije de Navo verzocht om verlenging van de inzet van de Patriot-systemen. Op basis van dit verzoek heeft het kabinet besloten de plaatsing van twee Nederlandse Patriot-systemen in Turkije met een termijn van twaalf maanden te verlengen tot eind januari 2015 (Kamerstuk 32 623, nr. 117). Ook Duitsland en de Verenigde Staten hebben hun inzet verlengd.

NATO Response Force

Ook in 2013 heeft Defensie eenheden gereed gesteld voor de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF). Het betrof de navolgende eenheden: een mijnenjager (twee maal drie maanden), acht F-16’s gedurende het gehele jaar, een brigadehoofdkwartier, een gemechaniseerd bataljon, een geniecompagnie, een artilleriebatterij, een medische role2-eenheid, een ISTAR-element en een logistiek element.

Nationale inzet

De open Nederlandse samenleving blijft kwetsbaar voor ontwrichtende invloeden en veiligheidsrisico’s. Defensie verricht dagelijks tal van activiteiten ten behoeve van de nationale veiligheid in Nederland. Behalve incidentele bijstand op verzoek van civiele autoriteiten voert de krijgsmacht een groot aantal reguliere taken uit, zowel in Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk. Civiele autoriteiten weten Defensie steeds vaker te vinden, waardoor de vraag naar militaire bijstand en steunverlening toeneemt. Deze trend heeft zich in 2013 voortgezet. In 2013 is de krijgsmacht zo’n 2.300 keer nationaal ingezet (ruim 1.900 in 2012). Voorbeelden hiervan zijn de inzet van de marine voor de kust van Nederland en het Caribisch gebied tegen drugscriminaliteit en de inzet van Defensie in Noord-Amsterdam vanwege een hoog inbraakpercentage in dit stadsdeel. Search teams en spoorzoekers (combat trackers) worden steeds vaker ingezet op zoek naar verborgen goederen en forensische sporen. De toenemende inzet zorgt er wel voor dat evenals in 2012 ook in 2013 het budget Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) ontoereikend is geweest om de kosten van deze inzet te dekken. In 2013 waren de gegarandeerde militaire capaciteiten beschikbaar zoals overeengekomen in de bestuurlijke afspraken in het kader van het convenant civiel-militaire samenwerking. Vanzelfsprekend kon in noodgevallen een beroep worden gedaan op de gehele krijgsmacht. Het programma Versterking Civiel Militaire Samenwerking (VCMS) borduurt daarop voort.

Beleidsconclusie

Defensie heeft in 2013 voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen, zij het – zoals aangekondigd in de begroting – met enige beperkingen. Ook in een jaar waarin ingrijpende reorganisaties als gevolg van de beleidsbrief uit 2011 hun beslag kregen, hebben onderdelen van de krijgsmacht in 2013 opnieuw deelgenomen aan uiteenlopende operaties op verscheidene plaatsen in de wereld. In eigen land nam de vraag naar militaire bijstand en steunverlening verder toe en voerde de krijgsmacht naast reguliere tal van incidentele taken uit. Concluderend was de inzetbaarheid van de krijgsmacht in 2013 goed.

Heringericht en verkleind

Na de hervatting van het overleg met de centrales van overheidspersoneel in maart 2013, zijn de meeste reorganisatietrajecten in het afgelopen jaar voltooid. Enkele reorganisaties zijn door nadere afspraken binnen de overlegstructuur net over de jaargrens heengegaan, maar hebben kort daarna hun beslag gekregen. Een uitzondering is de reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie. Dit is gemeld in de brief van 20 januari jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40). De resterende vijftien procent van de reorganisaties zullen volgens planning later in 2014 en in 2015 worden voltooid. De Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) is in oktober 2013 opgericht, het Joint IV Commando (JIVC) in november.

In de begroting van 2013 is nog uitgegaan van een al dan niet gedwongen ontslag van ongeveer 6.000 medewerkers als gevolg van de reorganisaties. In de loop van 2013 is duidelijk geworden dat door een lagere instroom, een hogere irreguliere uitstroom en een actief personeelsbeheer de overtolligheid lager uitvalt. In totaal komt de prognose van de overtolligheid uit op 2.250 medewerkers die extern moeten worden bemiddeld. Van dit totaal zijn 1.750 medewerkers gerelateerd aan de maatregelen uit de beleidsbrief 2011 en 300–500 medewerkers als gevolg van de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland. De exacte personele gevolgen zullen blijken uit de uitwerking van de maatregelen door de lijnverantwoordelijken.

De werking van de «numerus fixus» als bedrijfsvoeringsinstrument is in 2013 geëvalueerd. De belangrijkste conclusie is dat de «numerus fixus» heeft bijgedragen tot het op orde krijgen van de personele samenstelling van Defensie.

Defensie heeft in 2013 het besturingsmodel aangepast. Uitgangspunten daarvan zijn: (aan de voorkant) sturen op de operationele taakuitvoering, ruimte voor de operationele taakuitvoering en eenvoud van besturing. Door ruimte te geven aan de defensieonderdelen en de Bestuursstaf zich te laten richten op het formuleren van de te bereiken doelen en de kaders daarvoor, is het mogelijk de stafcapaciteit te verlagen. In november 2013 is de nieuwe organisatie en werkwijze van start gegaan.

In 2013 is gewerkt aan de doelstelling een moderne en aantrekkelijke werkgever te blijven. Zo is bij de reorganisatie van de Bestuursstaf een pilot uitgevoerd voor het nieuwe functiegebouw Defensie. In dat kader is het aantal functiebeschrijvingen (zowel voor burgers als militairen) binnen de Bestuursstaf drastisch verminderd van 617 naar 51. De functiebeschrijvingen sluiten nu zoveel mogelijk aan bij die van het Rijk, zodat wederzijdse doorstroom vooral voor burgermedewerkers wordt vergemakkelijkt. De ervaringen die daarbij zijn opgedaan worden gebruikt bij de verdere ontwikkeling van het functiegebouw Defensie. Voorts is begonnen met de ontwikkeling van loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel. Eén van de maatregelen betreft het inzetten van loopbaanbegeleiders voor het burgerpersoneel.

In 2013 is overtollig defensiematerieel verkocht. Nadat begin 2013 een aantal Cheetah’s en Flycatchers aan Jordanië zijn verkocht, volgden later dat jaar vijftien F-16’s. Daarnaast kocht Finland een aantal Medium Range Antitank systemen en vorderden de onderhandelingen voor de verkoop van 100 Leopard 2A6-tanks dermate goed, dat in januari 2014 het verkoopcontract kon worden getekend. Het is niet gelukt voor het bevoorradingsschip Zuiderkruis een geschikte koper te vinden, waardoor Defensie genoodzaakt is dit schip voor sloop aan te bieden.

Defensie heeft besloten zowel de Lynx-helikopters als de derde DC-10 niet voor verkoop aan te bieden. De Lynx-helikopters hebben zoveel vlieguren dat de totaalopbrengst lager zal zijn dan wanneer de afzonderlijke componenten worden verkocht. De toestellen worden daarom ontmanteld en in onderdelen verkocht. Ook de derde DC-10 wordt ontmanteld, waarna de onderdelen worden toegevoegd aan de reservedelenvoorraad.

Op het gebied van het vastgoed is de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. De vastgoedmaatregelen zijn in verschillende fasen uitgewerkt, waarvan de resterende fasen 2b en 3 in 2013 aan de Kamer zijn aangeboden. Het plan is nu klaar. De aangekondigde maatregelen worden in de reguliere processen opgenomen en uitgevoerd. Zoals gemeld in de eerste halfjaarrapportage over het vastgoed (Kamerstuk 32 733, nr. 129 van 15 mei 2013) is de beoogde structurele besparing van € 61 miljoen op de exploitatie niet bereikt. Het totaal van de nu bekende maatregelen komt uit op € 41,9 miljoen. Het resterend tekort is in 2013 alsnog met maatregelen belegd in de nota In het belang van Nederland. Defensie informeert twee keer per jaar de Kamer over de projecten uit het herbeleggingsplan en uit de nota In het belang van Nederland en over andere relevante vastgoedmaatregelen en ontwikkelingen.

Beleidsconclusie

Defensie heeft in 2013 zo’n 85 procent van de reorganisaties weten te voltooien die voortvloeiden uit de beleidsbrief 2011. Het restant volgt in 2014 en 2015. Vooral de reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie vergt nog de nodige aandacht. De opbrengsten van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie bleken in 2013 uiteindelijk lager dan voorzien. Het verschil is gecompenseerd met maatregelen in de nota In het belang van Nederland. Ook de overtolligheid als gevolg van de reorganisaties bleek in 2013 lager uit te vallen dan eerder voorzien. Door het aanvullende verlies van arbeidsplaatsen als gevolg van de maatregelen in de nota In het belang van Nederland staat de uiteindelijke omvang van de overtolligheid nog niet vast. Concluderend: specifieke aandachtspunten daargelaten, heeft Defensie in 2013 goede vooruitgang geboekt met de voorgenomen herinrichting en verkleining.

Op orde

Voldoende voorraden voor inzet en oefeningen zijn van wezenlijk belang voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht en de motivatie van de defensiemedewerkers. Defensie werkt de tekorten die in de periode 2006 tot 2011 zijn ontstaan weg. Daarom is in 2013 verder gewerkt aan de normeringen voor inzetvoorraden voor de belangrijkste munitie, kleding en persoonsgebonden uitrusting en voor operationele rantsoenen. Het brand- en bedrijfsstoffenbedrijf en het defensiemunitiebedrijf voldeden in 2013 aan de leverbetrouwbaarheidsnorm. In 2013 is prioriteit gegeven aan kleding en uitrusting die benodigd zijn voor opkomsten van nieuw personeel en de uitvoering van missies, en aan pakketten die zijn gerelateerd aan specifieke functies. Deze doelstelling is gerealiseerd. Eveneens zijn in 2013 de meest urgente munitievoorraden aangevuld. Verder had de beschikbaarheid van reservedelen voor helikopters en vliegtuigen in 2013 de nodige aandacht. Om de beschikbaarheid te verbeteren zijn, op grond van de te maken vlieguren, meerjarige afspraken gemaakt met fabrikanten over leveringsvoorwaarden en de beschikbaarheid van onderdelen. Hiermee zal naar verwachting de beschikbaarheid van helikopteruren verbeteren, wat positieve gevolgen heeft voor de realisatie van de inzetbaarheidsdoelstellingen. De verwachting is dat de voorraden voor eind 2014 voor een belangrijk deel zijn aangevuld. Wel kampt Defensie met beperkte verwervingscapaciteit, tekorten aan technisch personeel en lange levertrajecten voor specifieke onderdelen van fabrikanten. Waar mogelijk wordt verwervingscapaciteit ingehuurd om de achterstanden zo spoedig mogelijk weg te werken.

De instroom van nieuw en jong personeel bij Defensie is voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht van groot belang. Door de nieuwe arbeidsmarktcommunicatiecampagne uit 2012 is in 2013 de interesse voor een baan en het aantal sollicitaties bij Defensie toegenomen. Als gevolg hiervan en door verbeteringen in het wervings- en selectieproces en de arbeidsmarktcommunicatie, is in 2013 85 procent van de aanstellingsopdracht van nieuw personeel gerealiseerd, tegenover 58 procent in 2012. Dit is een belangrijke positieve ontwikkeling, zeker gezien het feit dat de instroom van personeel in de afgelopen jaren aanzienlijk achterbleef. Het grotere aantal sollicitanten zorgt vooral voor een betere vulling van algemene functies. Voor de vulling van meer specialistische vacatures zijn aanvullende campagnes gehouden, gericht op de werving van technici, vliegers en medisch specialisten. Het succesvolle wervingsevenement Techbase in november 2013 trok 12.000 belangstellenden. Dit heeft geleid tot 150 sollicitaties en ruim 6.000 benaderbare jongeren voor de VeVa-techniekopleidingen. De voor VeVa interessante kandidaten zijn voor de kerst nog benaderd door de ROC’s om een voorlichting of open dag te bezoeken.

Beleidsconclusie

De inspanningen om de krijgsmacht voor eind 2014 op orde te krijgen zijn in 2013 onverminderd voortgezet. De maatregelen uit de nota In het belang van Nederland zijn daar mede op gericht. Terwijl de werving in 2013 aantrok, bleken knelpunten in de verwerving hardnekkig. Het zal nog de nodige tijd vergen om de beoogde verbeteringen in de materiële gereedheid te bewerkstelligen die, op hun beurt, vooral een positief effect zullen hebben op het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Concluderend: stap voor stap wordt de krijgsmacht op orde gebracht; 2013 was zoals voorzien een moeilijk jaar waarin niet op alle fronten grote vooruitgang kon worden geboekt.

Vernieuwingen operationeel domein

De vernieuwing van het operationeel domein van de krijgsmacht is nodig om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe bedreigingen en de Nederlandse belangen en de internationale rechtsorde ook in de toekomst te kunnen beschermen. In 2013 is het vervangingsbesluit voor de F-16 genomen en is begonnen met de opleiding en training van personeel voor de F-35. Daarnaast zijn de volgende vorderingen gemaakt:

  • 1. In 2013 is de voorstudie (B-fase) van het project MALE-UAV voltooid. Defensie zal voor de MQ-9 Reaper de gecombineerde studie- en verwervingsvoorbereidingsfase (C/D-fase) doorlopen.

  • 2. Het project Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD), waarmee invulling wordt gegeven aan de beoogde intensivering tegen ballistische raketten, is in 2013 gecontinueerd. Samen met Duitsland, kennisinstituten en de industrie is een onderzoek opgezet naar de vraag hoe Europese partners kunnen samenwerken voor de verbeterde sensorcapaciteit van de Navo.

  • 3. Op het gebied van counter-IED heeft Nederland een voortrekkersrol in het zoeken van innovatieve oplossingen. Nederland werkt samen met militaire partners, onderzoeksinstituten en de industrie. Zo is in 2013 de samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut verder uitgebreid. De mogelijkheden om te komen tot een multinationaal laboratorium voor forensisch onderzoek worden inmiddels onderzocht. Dit laboratorium is snel inzetbaar en bruikbaar voor opleidingen en kennisontwikkeling.

  • 4. Defensie wil het operationeel energieverbruik reduceren. In 2013 zijn daartoe succesvol zonnecellen gebruikt in het uitzendgebied. Ook bij de verwerving van nieuw materieel wordt rekening gehouden met duurzaamheid. Zo is de verwerving van niet-operationele wielvoertuigen gericht op voertuigen die voldoen aan de hoogste euro-norm. Aggregaten worden vervangen door energiezuiniger exemplaren.

  • 5. In 2013 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van gezamenlijke opleidingen en normen voor de operationele samenwerking tussen de Special Forces in Nederland. Daarnaast wordt meer eenduidigheid gecreëerd in de organisatie van de Special Forces.

  • 6. De capaciteit voor psychologische operaties is in 2013 vergroot door de omvorming van het Civil Military Cooperation (CIMIC) bataljon van Defensie naar het Civiel en Militair Interactie Commando, inclusief een PsyOps-peloton.

  • 7. Eind 2013 is de derde communicatiesatelliet voor de Advanced Extremely High Frequency (AEHF) satellietcommunicatiecapaciteit evenals ontvangstterminals in gebruik genomen.

Cyber

Het afgelopen jaar heeft Defensie forse stappen gezet om de digitale weerbaarheid te versterken en het vermogen cyberoperaties uit te voeren te ontwikkelen. Het zwaartepunt ligt in eerste instantie bij de bescherming van de netwerken, systemen en informatie van Defensie en de uitbreiding van de inlichtingencapaciteit in het digitale domein. Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) is bijna op volle sterkte en ondersteunt de beveiliging van de meest kritieke defensienetwerken. Met het Nationaal Cyber Security Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een convenant getekend over de wederzijdse ondersteuning bij calamiteiten. In 2013 is het inlichtingenvermogen voor het digitale domein bij de MIVD verder versterkt met elf extra arbeidsplaatsen. Die capaciteit wordt in de toekomst verder uitgebreid. Inmiddels is een deel van de cyberintensivering bij de MIVD ondergebracht bij de gezamenlijke signals intelligence (SIGINT)-cybereenheid van de MIVD en de AIVD. Voor de noodzakelijk kennisontwikkeling en het integreren van cyber tijdens opleiding en training is medio 2013 het Defensie Cyber Expertise Centrum (DCEC) opgericht. Defensie zal het Defensie Cyber Commando (DCC) versneld oprichten, namelijk per 1 juli 2014. Defensie werft het benodigde personeel en leidt hen op. Tevens creëert Defensie een pool van cyberreservisten. In internationaal verband levert Defensie een bijdrage aan cyberprogramma’s van de Navo, de EU en aan de Nationale Cyber Security Research Agenda.

Beleidsconclusie

Defensie heeft in 2013 goede vorderingen gemaakt met de vernieuwing van het operationele domein. Aanhoudende vernieuwing is noodzakelijk om alert en slagvaardig te kunnen blijven reageren op veranderingen in de veiligheidssituatie. Conclusie: Defensie kan de komende jaren voortbouwen op de in 2013 bereikte resultaten. Dit is een doelstelling die velen motiveert.

Internationale defensiesamenwerking

In 2013 zijn op het gebied van internationale militaire samenwerking stappen gezet die voortbouwen op de beleidsnota van 11 mei 2012 (Kamerstuk 33 279, nr. 3). Deze samenwerking heeft het kabinet verder in het beleid verankerd met de Internationale Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 1 van 21 juni 2013) en de nota In het belang van Nederland. De laatstgenoemde nota berust op het uitgangspunt dat Nederland niet in staat is op eigen kracht zijn veiligheid te verzekeren. Onze veiligheidsbelangen zijn verknoopt met de wereld om ons heen. Om dreigingen en risico’s ook in de toekomst het hoofd te kunnen bieden, is verdere verdieping van militaire samenwerking noodzakelijk, zowel met gelijkgezinde landen als in multinationaal verband. Ook in Europees verband zijn beleidsmatige stappen gezet. In 2013 betrof dit vooral de uitwerking van voorstellen in EU-kader voor de verdieping van de samenwerking op het terrein van veiligheid en defensie, ter voorbereiding op de Europese Raad van 19 en 20 december 2013. De Europese Raad heeft een groot aantal voorstellen op deze terreinen bekrachtigd en zal halverwege 2015 de voortgang bespreken.

Ten aanzien van bilaterale samenwerking richt Defensie zich in hoofdzaak op een aantal strategische partners. Dit zijn in eerste instantie België, Duitsland en Luxemburg. Met de ondertekening op 28 mei 2013 van de Declaration of Intent (DoI) met Duitsland is de toch al intensieve samenwerking met dit land op een nog hoger plan gebracht. In de DoI hebben beide landen de intentie vastgelegd om kansrijke samenwerkingsmogelijkheden uit te werken. Daarnaast zijn alle lopende en nieuwe samenwerkingsinitiatieven tegen het licht gehouden om daarmee de samenwerking te bewaken en te sturen. De meest in het oog springende ideeën zijn:

  • Het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier ontwikkelen tot een Joint Task Force hoofdkwartier voor de Navo;

  • Integratie van 11 Luchtmobiele Brigade in de op te richten Division Schnelle Kräfte;

  • Integratie van de eenheden van de Grondgebonden Lucht- en Raketverdediging;

  • Integratie van Duitse en Nederlandse vuursteuneenheden;

  • Nauwere samenwerking op maritiem gebied.

Samen met België en Luxemburg zijn in 2013 de afspraken uit de Ministeriële Verklaring van april 2012 nader uitgewerkt. Inmiddels zijn verschillende overeenkomsten getekend over de uitwisseling van officieren bij de operationele commando’s en de Belgische en Nederlandse defensiestaven. De commandanten van de Belgische en Nederlandse luchtmachten hebben een overeenkomst getekend over de studie naar de inrichting van een Belgian Netherlands Coordination Cell voor de Nederlandse en Belgische helikoptereenheden. Verder zijn in 2013 stappen gezet naar de integratie van de parachutistenopleidingen en de oprichting van het Benelux Arms Control Agency (BACA). Daarnaast heb ik op 23 oktober 2013 met mijn Belgische collega een Letter of Intent getekend inzake de opstelling van een verdrag over gezamenlijke luchtruimbewaking.

Een ander speerpunt van samenwerking is het project voor de verwezenlijking van een multinationale Multi-Role Tanker Transport (MRTT) vloot. Nederland is lead nation van een van de vier pijlers van het project ter versterking van Europese Air-to-Air Refueling capaciteit. Negen EDA-lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal en Spanje) en Noorwegen hebben de Letter of Intent ondertekend. De bedoeling is door middel van een gezamenlijke verwerving van tankervliegtuigen een bijdrage te leveren aan vermindering van dit zowel door de Navo als de EU geconstateerde strategische tekort. Voor Nederland gaat het om de geplande vervanging van de KDC-10 vliegtuigen vanaf 2020.

In de Northern Group spreken Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden sinds 2011 regelmatig informeel over Navo- en EU-aangelegenheden. Hierbij is geen besluitvorming aan de orde; het gaat om informele gedachtewisselingen. In 2013 zijn de mogelijkheden onderzocht van nauwere samenwerking binnen de Northern Group, met als uitgangspunt zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden.

Beleidsconclusie

Het jaar 2013 stond in het teken van de verdere intensivering van de internationale samenwerking. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is van meet af aan geweest dat samenwerking het handelingsvermogen van de betrokken partnerlanden vergroot. De samenwerking met vooral België en Duitsland schrijdt steeds verder voort. Door het besluit het F-16 jachtvliegtuig te vervangen door de F-35, zijn de vooruitzichten voor zowel operationele als industriële samenwerking met Europese partners verbeterd. Het Joint Support Ship (JSS) Karel Doorman wordt aangehouden met het oog op internationale samenwerking. Concluderend: de internationale samenwerking heeft in 2013 forse impulsen gekregen en er zijn concrete resultaten geboekt. Deze doelstelling is in 2013 gehaald.

Een slagvaardige organisatie

In 2013 is verder gewerkt aan vereenvoudiging. Defensie heeft in november 2013 een aangepast besturingsmodel ingevoerd. Om de bureaucratie te verminderen is de interne beradenstructuur veranderd.

Speer

Op 15 juli jl. is het programma SPEER beëindigd en is de uitvoering van de programmadoelen belegd in de lijn. De taken die nog moeten worden uitgevoerd, worden opgepakt door het JIVC en de defensieonderdelen. De uitvoerende processen die horen bij een ERP-invoering (ontwerp, bouw, migratie, beheer) maken deel uit van standaard werkwijzen. Defensie kan hierdoor vrijwel zelfstandig de basisimplementatie van ERP voltooien. Hoewel het programma SPEER daarmee is beëindigd, gaat de verdere realisatie van de programmadoelen onverminderd voort. In 2013 is de basisimplementatie bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) gerealiseerd. De materieellogistieke bedrijfsvoering van het CLAS wordt voor het overgrote deel ondersteund door ERP. De komende jaren volgen het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). Ondersteunende bedrijfsprocessen voor de missie in Mali worden voor een groot deel al met ERP uitgevoerd.

Sourcing en samenwerking

Op 19 juli 2013 is overeenstemming met de bonden bereikt over het sociaal statuut uitbesteding (zie ook Kamerstuk 31 125, nr. 19 van 28 augustus 2013). Voor de vastgoeddiensten is in het tweede kwartaal van 2013 besloten aan te sluiten bij het initiatief om één Rijksvastgoedbedrijf (RVB) op te richten. Deze ontwikkeling past in het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. De aanbesteding van de prioritaire projecten DBBS (Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem), de Uitbesteding Catering Defensie en outsourcing IV/ICT is vertraagd en zal in 2014 starten. Voor IV- en ICT-dienstverlening wordt een gefaseerde aanpak gevolgd, waarbij het ICT-kavel als eerste naar de markt wordt gebracht. Voor de instandhouding van de operationele wielvoertuigen met een laadvermogen tot 7,5 kN is het contract in december 2013 getekend, zodat de transitie in het eerste kwartaal van 2014 kan beginnen. Over de voortgang van de sourcingprojecten bent u geïnformeerd op 13 december 2013 en op 21 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nrs. 21 en 23).

Om sourcing structureel in te bedden in de defensieorganisatie is de afgelopen jaren met het tijdelijke Programmabureau Sourcing een impuls gegeven aan de kaders en de structuur voor het sourcingproces. Eind 2013 is sourcing in de lijn belegd en zijn de resterende activiteiten van het programmabureau overgenomen door de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. Op deze manier is sourcing onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering geworden.

In 2013 ging de Port of Den Helder van start: het verzelfstandigde havenbedrijf. Onderdeel van Port of Den Helder is een planningcel, onder leiding van een medewerker van het CZSK, die schepen kaderuimte toewijst, in zowel de civiele- als de marinehaven.

Beleidsconclusie

Het programma SPEER is beëindigd, maar de doelstellingen zijn nog niet alle verwezenlijkt. Het werk zal de komende jaren in de lijn worden voortgezet. Nadat de basisimplementatie ERP is voltooid, zal Defensie in 2015 een evaluatie naar de Kamer zenden. Ook sourcing is ingebed in de organisatie en daarmee onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering geworden. Met de invoering van een nieuw besturingsmodel heeft Defensie de weg naar vereenvoudiging en ontbureaucratisering ingeslagen. Daarmee zijn in 2013, in overeenstemming met de doelstellingen, belangrijke stappen gezet om de slagvaardigheid van de defensieorganisatie verder te vergroten.

Beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

 2011

 2012

 2013

 

Artikel 1: Inzet

       

Inzet defensiepersoneel en materieel voor ISAF in het kader van eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Bos en Van Geel-gelden.

V

   

27 925, nr. 436

Kwetsbare scheepvaart nabij Somalië

   

X

De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2014

Artikel 4: CLSK

       

Strategische luchttransportcapaciteit

 

V

 

31 516, nr. 2

Artikel 5: KMar

       

Mensenhandel/Mensensmokkel

 

V

 

31 516, nr. 3

Artikel 8: CDC

       

Actieplan werving en behoud

 

V

 

31 516, nr. 4

X: In uitvoering

V: Voltooid

Toelichting

De beleidsdoorlichtingen «Strategische luchttransportcapaciteit», «Mensenhandel/Mensensmokkel» en «Actieplan werving en behoud» zijn in 2012 uitgevoerd. Deze beleidsdoorlichtingen zijn in het eerste kwartaal van 2013 verzonden aan de Kamer. De beleidsdoorlichting «Kwetsbare scheepvaart nabij Somalië» wordt in het tweede kwartaal van 2014 aan de Kamer verzonden.

Garanties en achterborgstellingen

Per 31 december 2013 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2013 zijn er geen aanspraken geweest.

Financiële gevolgen

Overzicht verloop begroting 2013

Stand begroting 2013

7.776.971

   

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindrealisatie 2012

121.328

Doorwerking HGIS eindrealisatie 2012

37.778

Bijstelling ontvangsten

– 49.097

Kasschuif 2013 naar 2014 tot en met 2017

– 135.000

Overhevelingen tussen departementen

10.003

Loonbijstelling

6.375

Vrijgave niet relevant deel van de hoofdsom ABP lening

– 23.146

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS

– 35.000

Subtotaal beleidsmatige mutaties

– 66.759

Beleidsmatige mutaties na 2e suppletoire begroting

 

Overhevelingen tussen departementen

100

Totaal beleidsmatige mutaties

– 66.659

Autonome mutaties

 

Bijstelling ontvangsten

– 16.283

Bijstelling uitgaven

31.172

Bijstelling ontvangsten HGIS

196

Bijstelling uitgaven HGIS

– 23.310

Totaal autonome mutaties

– 8.225

Totaal jaarrekening 2013

7.702.087

Toelichting

Doorwerking eindrealisatie 2012

Het defensiebudget is bijgesteld met € 121,3 miljoen als gevolg van de begrotingsuitvoering in 2012. Het HGIS-budget is bijgesteld met € 37,8 miljoen.

Bijstelling ontvangsten

De lagere ontvangsten worden vooral veroorzaakt door het verschuiven van de verkoopontvangsten (– € 91 miljoen) van roerende en onroerende goederen naar latere jaren als gevolg van afnemende mogelijkheden op de markt. Hier tegenover staan de hogere overige personele en materiële ontvangsten (€ 7 miljoen) en de winstafdracht van het baten-lastenagentschap DTO (€ 35 miljoen).

Kasschuif 2013 naar 2015 tot en met 2017

Bij de eerste suppletoire begroting 2013 is met een kasschuif een deel van de budgetten (€ 40 miljoen) voor de Sociaal Beleidskader (SBK) regelingen doorgeschoven naar 2014. In dat jaar wordt een hoger gebruik verwacht van de SBK-regelingen, vanwege de vertraging in de reorganisaties. Daarnaast worden de investeringen groot materieel van de DMO in 2013 verlaagd met een kasschuif. Hiermee worden de budgetten voor investeringen grootmaterieel verhoogd met € 30 miljoen in 2015, € 21 miljoen in 2016 en € 44 miljoen in 2017.

Overheveling van/naar andere departementen

Van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is € 15,3 miljoen ontvangen voor de bescherming van ambassadepersoneel door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar) en de bijdrage vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het Advanced Passenger Information System (€ 5 miljoen). Hier tegenover staan de defensiebijdrage aan het project C2000 (€ 6,3 miljoen) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en aan het platform «rijksoverheid online» van het Ministerie van Algemene Zaken (€ 2,1 miljoen). Voor het overige betreft het diverse mutaties met een gering financieel volume.

Loonbijstelling

Dit betreft de reguliere uitkering van loonbijstelling voor de defensiebegroting.

Vrijgave niet relevant deel van de hoofdsom ABP lening

Vanwege het volledig op kapitaaldekking brengen van de militaire ouderdomspensioenen is het Ministerie van Defensie met het ABP een aantal leningen overeengekomen. Het Ministerie van Financiën stelt hiervoor de middelen beschikbaar. De lening voor 2013 is echter niet nodig en de hiervoor gereserveerde middelen vallen vrij aan het Ministerie van Financiën.

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS

De uitgaven voor verschillende missies zijn neerwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van het eerder stopzetten van de missie in Kunduz en de lagere uitgaven dan gepland voor de Patriotmissie in Turkije. Het saldo op de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties valt vrij.

Beleidsmatige mutaties voor 2013

De beleidsmatige mutaties zijn de bijstelling voor het platform «rijksoverheid online» aan het Ministerie van Algemene Zaken (€ 0,4 miljoen) en de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 0,5 miljoen) voor de inzet van twee KMar-liaisons op de locaties Peru (Lima) en Kenia (Nairobi). Het kas- en verplichtingenbudget is met deze mutaties aangepast.

Verder zijn er drie beleidsmatige mutaties op het verplichtingenbudget. Het verplichtingenbudget van het CDC is verhoogd met € 106,5 miljoen vanwege de bijstelling van het kostenplafond voor de Nederlandse bijdrage aan het Strategic Airlift Capability (SAC) C-17 programma. Het verplichtingenbudget van CLSK is bijgesteld door de FMS-case voor F16-opleidingen en trainingen in Tucson in de VS ($ 149 miljoen voor vijf jaar) en door het onderhoudscontract van de Makila 1A2 motoren voor de Cougar-helikopters (€ 34,6 miljoen voor de periode 2014 tot en met 2017). De Kamer is hierover geïnformeerd op 28 februari jl. (Kamerstuk 337 750-X, nr. 43).

Autonome mutaties voor 2013

Bijstelling ontvangsten

De neerwaartse bijstelling van ontvangsten met € 16,2 miljoen heeft voor een groot deel betrekking op het beleidsartikel DMO (€ 14 miljoen) voor materiële ontvangsten en BTW-ontvangsten. De overige (kleinere) ontvangsten komen voort uit personele en materiële ontvangsten bij de defensieonderdelen.

Bijstelling uitgaven

De met € 16 miljoen neerwaarts bijgestelde ontvangsten werken door op het uitgavenbudget. Daarnaast zijn de investeringen € 15 miljoen boven budget gerealiseerd. Dit komt deels doordat meer facturen (van reeds aangegane verplichtingen) dan verwacht ter betaling werden aangeboden en deels door overprogrammering (spanning). Ook zijn de SBK-regelingen € 14 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd, wat duidelijk werd nadat de reorganisatie per 1 november 2013 in was gegaan. De exploitatiekosten van de defensieonderdelen realiseren daarentegen € 13 miljoen lager, waarmee de tegenvaller bij de SBK-regelingen kon worden gedekt.

Bijstelling uitgaven HGIS

De uitgavenbudgetten voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties zijn neerwaarts bijgesteld, onder meer vanwege het kabinetsbesluit om de Geïntegreerde Politietrainingsmissie per 1 juli 2013 te beëindigen.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Beleidsartikel 1 Inzet

Algemene doelstelling

De krijgsmacht is er voor de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde. Tevens ondersteunt de krijgsmacht civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Om deze taken te kunnen uitvoeren stelt Defensie militaire eenheden gereed die daarvoor kunnen worden ingezet.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de beschikbaarstelling en inzet van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet voor nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.

Opzet artikel

Onder Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de gehele inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel is daartoe uitgebreid met één niet-financieel overzicht voor de structurele inzet voor nationale en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten. In Beleidsartikel 1 is de verantwoording opgenomen van de additionele uitgaven voor inzet onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijkdrachten. In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten, luchtstrijdkrachten, de marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

Beleidsconclusie

De krijgsmacht is in 2013 ondanks de ingrijpende veranderingen in de organisatie ingezet voor alle drie de hoofdtaken van de krijgsmacht in meerdere operaties op verscheidene plaatsen in de wereld. Defensie heeft in 2013, met enkele beperkingen, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. In de begroting was reeds aangekondigd dat Defensie in 2013 alleen met beperkingen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen zou kunnen voldoen. In bijlage 8 «Rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013» wordt hier nader op ingegaan.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1 Inzet (Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil

Verplichtingen

351.258

302.029

223.487

165.904

153.728

213.150

– 59.422

Programma-uitgaven

360.093

318.319

186.102

191.231

177.246

213.150

– 35.904

Opdracht Inzet

             

– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

360.093

318.319

186.102

185.351

170.420

190.500

– 20.080

– waarvan financiering nationale inzet krijgsmacht

     

2.366

2.581

2.250

331

– waarvan overige inzet

     

3.514

4.245

20.400

-16.155

               

Ontvangsten

20.494

9.347

3.214

8.384

4.807

13.707

– 8.900

Programma-ontvangsten

             

– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

20.494

9.347

3.214

4.286

1.603

1.407

196

– waarvan overige inzet

     

4.098

3.204

12.300

– 9.096

Toelichting algemeen

Binnen artikel 1 worden alleen uitgaven voor inzet begroot en verantwoord:

  • (1) Voor zover deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet zichtbaar zijn in dit artikel indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).

  • (2) Voor zover deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals bijvoorbeeld de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom in die artikelen begroot en verantwoord.

Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen op dit artikel valt € 59,4 miljoen lager uit dan begroot. In de begroting was € 51,5 miljoen voorzien voor nieuwe missies (HGIS). In 2013 is deze voorziening deels aangewend voor de financiering van de inzet Patriots in Turkije en EU NAVFOR ATALANTA, maar hiervan is € 20,1 miljoen niet nodig geweest voor missies en daardoor zijn er geen verplichtingen voor aangegaan. Het overige deel van de lagere realisatie op de verplichtingen wordt veroorzaakt door de kleinere inzet van VPD’s (– € 16,1 miljoen) en neerwaartse bijstelling van verplichtingen bij diverse overige missies (ISAF redeployment, GPM en missies algemeen).

Uitgaven

De uitgaven voor artikel 1 Inzet zijn met de ontwerpbegroting 2013 (Kamerstuk 33 400-X, nr. 2) vastgesteld op € 213,1 miljoen. In 2013 is voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 170,4 miljoen uitgegeven. Inclusief Contributies, Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) en Overige Inzet zijn de totale uitgaven in 2013 € 177,2 miljoen. De uitgaven per missie zien er als volgt uit:

Crisisbeheersingsoperaties

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil

Uitgaven missies

             

ISAF Redeployment

 

64.146

51.514

29.974

11.755

15.900

– 4.145

GPM

   

55.761

88.224

85.800

96.200

– 10.400

UNAMA

     

46

90

50

40

Ocean Shield

 

4.386

7.788

21.191

6.043

2.800

3.243

EU NAVFOR ATALANTA

5.951

11.049

3.297

6.188

21.148

0

21.148

EUFOR Althea

7.291

7.281

6.105

312

206

50

156

KFOR

713

538

561

489

452

 

452

CMF

256

196

244

265

164

250

– 86

NLTC

18

29

124

144

11

175

– 164

UNTSO

520

587

559

551

571

600

– 29

EULEX

376

588

606

501

598

 

598

NS2AU (voorheen AMIS)

12

8

 

49

54

 

54

UNMISS

     

1.266

1.514

1.400

114

Inzet Patriots Turkije

       

18.620

 

18.620

MFO

       

234

 

234

EUTM Somalië

       

372

 

372

EUAVSEC

       

59

 

59

EUTM Mali

       

43

 

43

UNDOF

       

30

 

30

MINUSMA

           

218

Missies Algemeen

3.349

1.398

1.825

2.608

2.316

5.500

– 3.184

Beëindigde missies

326.528

213.533

39.924

12.954

   

0

Totale uitgaven aan missies

345.014

303.739

168.308

164.762

150.299

122.925

27.374

Uitgaven contributies

15.079

14.580

17.794

20.589

20.121

16.000

4.121

Voorziening HGIS

         

51.575

– 51.575

Totale uitgaven HGIS

360.093

318.319

186.102

185.351

170.420

190.500

– 20.080

Hieronder worden de verschillen groter dan € 2,5 miljoen per missie toegelicht.

ISAF Redeployment

De realisatie op de redeployment ISAF is € 4,1 miljoen lager uitgekomen dan begroot, omdat er uiteindelijk minder materieel ter reparatie is aangeboden.

Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM)

Met de tweede suppletoire begroting is het budget met € 14,5 miljoen neerwaarts bijgesteld van € 96,2 miljoen naar € 81,7 miljoen. Deze verlaging was het gevolg van het kabinetsbesluit om de GPM per 1 juli 2013 te beëindigen (Kamerstuk 27 925, nr. 480). De realisatie is € 85,8 miljoen, waarvan € 23,7 miljoen voor de redeployment GPM in 2013. Uiteindelijk is er een verschil met de begroting van € 10,4 miljoen. Een deel hiervan wordt naar 2014 doorgeschoven voor het herstel van het ingezette materieel.

Ocean Shield

De realisatie van de piraterijbestrijdingsmissies Ocean Shield is € 3,2 miljoen hoger uitgekomen dan begroot vanwege de verlenging van deze missie tot eind 2013. Op 7 december 2012 heeft het Kabinet de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerbrief 29 521 X nr. 198). De additionele uitgaven voor deze verlenging werden geraamd op € 7,2 miljoen, waardoor de stand na de eerste suppletoire begroting werd verhoogd naar € 10 miljoen. Met de tweede suppletoire begroting is deze raming met € 1,2 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 8,8 miljoen. De uiteindelijke realisatie bedroeg € 6 miljoen. Deze daling ten opzichte van de tweede suppletoire begroting wordt verklaard door minder uitgaven op diverse posten van de Zr.Ms. Van Speijk.

EU NAVFOR ATALANTA

Op 7 december 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verlenging van EU ATALANTA tot einde 2013 (Kamerbrief 29 521-X, nr. 198). De additionele uitgaven voor deze verlenging zijn geraamd op € 22,9 miljoen. Met de tweede suppletoire begroting is deze raming met € 1 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 21,9 miljoen. De realisatie is € 21,1 miljoen.

Patriots in Turkije

Op 21 november 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het verzoek van Turkije aan de Navo om bijstand voor het beschermen van de bevolking en het grondgebied van Turkije (Kamerstuk 32 623, nr.74) en op 7 december 2012 over het besluit van het kabinet om Nederlandse Patriot-systemen in Turkije te plaatsen (Kamerstuk 32 623, nr. 76). De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de Nederlandse inzet van Patriot-systemen voor een periode van twaalf maanden, werden initieel geraamd op € 42 miljoen in 2013, maar zijn met de eerste suppletoire begroting, neerwaarts bijgesteld naar € 25 miljoen. Deze verlaging komt mede doordat minder personeel benodigd bleek dan voorzien en dat Turkije als gastland (host nation) maximale ondersteuning levert op het gebied van lokaal transport, legering, beveiliging en infrastructuur. Met de tweede suppletoire begroting werd de raming, als gevolg van een verdere verlaging van het personeelsplafond en de doorwerking op de kostenposten voeding, transport en brandstof, met € 6 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 19 miljoen (Kamerstuk 33 640-X, nr. 2). De realisatie is € 18,6 miljoen.

Missies Algemeen

De realisatie op de Missies Algemeen is € 3,2 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit betreft lagere uitgaven voor diverse individuele kleine missies.

Uitgaven contributies

De realisatie op de Uitgaven contributies is € 4,1 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Het betreft deels een verhoging voor de bijdrage aan het budget Navo/AOM en deels de ontplooiing van trainingsmissies in Somalië en Mali door de EU.

Voorziening HGIS

Van de Voorziening HGIS (€ 51,6 miljoen) is in 2013 € 27,4 aangewend voor de hogere uitgaven aan missies. Verder is € 4,1 miljoen besteed aan de hogere uitgaven contributies. Het restant van € 20,1 miljoen valt vrij in de eindejaarsmarge HGIS.

Toelichting op ontvangsten

Ontvangsten HGIS

In 2013 is in totaal € 1,6 miljoen ontvangen. Dit betreft onder meer VN-, Navo- en EU-contributies, opbrengst van verkoop van materieel aan partnerlanden (ISAF) en ontvangsten van partnerlanden (EUFOR Althea).

Ontvangsten VPD’s (overige inzet)

Voor de inzet van VPD’s is in totaal € 3,2 miljoen van Nederlandse reders ontvangen. Deze ontvangst is € 9,1 miljoen minder dan begroot (€ 12,3 miljoen). Dit wordt veroorzaakt doordat er minder VPD’s zijn ingezet dan geraamd in de begroting.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

In het kader van de levering van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de desbetreffende operaties beschreven.

Toelichting missies

• International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven en verbeteren van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren.

• Geïntegreerde Politiemissie (GPM)

Nederland heeft tot 1 juli 2013 de Afghaanse politie in de provincie Kunduz, Noord-Afghanistan getraind (Kamerstuk 27 925, nr. 415). Daarvoor zijn per rotatie (maximaal) 545 personen uitgezonden die primair in de provincie Kunduz en Mazar-e-Sharif en deels in de hoofdstad Kabul zijn gestationeerd. De GPM is tot 1 juli 2013 opgebouwd uit de volgende elementen:

Police Training Group (PTG)

De PTG was gestationeerd in Kunduz. Het betrof hier 225 civiele en militaire opleiders en trainers, en vijf justitiële experts. Duitse eenheden in het gebied zorgden voor hun bescherming. Voor de medische, logistieke en stafondersteuning van de politietrainers stonden 125 Nederlandse militairen ter beschikking. Na 1 juli 2013 is de PTG begonnen met de redeployment en was op 8 september al het personeel terug in Nederland. Het materiaal van de PTG is verplaatst naar Mazar-e-Shariff en het zal tot de zomer van 2014 duren voordat al het materiaal terug is in Nederland.

Air Task Force (ATF)

De ATF is opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat vier Nederlandse F-16 vliegtuigen en 120 militairen die permanent voor (PTG) ISAF in Mazar-e-Sharif zijn gestationeerd. Primair fungeert de ATF als nationale doorzettingsmacht voor de PTG. Na het vertrek van de PTG uit Kunduz ondersteunt de ATF ISAF en ANSF eenheden, indien deze in nood verkeren. Sinds november 2013 vervult de ATF geen Recce Lite verkenningstaken meer.

Bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF

Nederland levert een personele bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF, het daaronder geplaatste operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command – IJC) en aan de trainingsmissie NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A).

Overige eenheden ter ondersteuning van de missie in Afghanistan

European Union Police Mission (EUPOL)

In 2008 is begonnen met de EU Police Mission (EUPOL) in het zuiden van Afghanistan waarvoor de KMar een aantal functionarissen heeft geleverd. Deze functionarissen zijn ingezet voor de GPM. Daarnaast is personeel afkomstig van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken (specialisten) en Veiligheid en Justitie (Rule of Law) werkzaam in de provincie Kunduz.

United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA)

Nederland levert voor de VN-missie in Afghanistan sinds november 2011 een Police Advisor die is gestationeerd in Kunduz-stad. De Police Advisor is vanaf december 2013 teruggetrokken uit Kunduz en te werk gesteld in Kabul.

• Operatie Ocean Shield (OS)

In 2013 is Zr.Ms. van Speijk in de periode van 31 mei tot 11 augustus ingezet in de Navo-operatie Ocean Shield, gericht tegen piraterij in de omgeving van Somalië. (Kamerstuk 29 521, nr. 198). Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij.

• United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)

UNMISS is opgericht na de Zuid-Soedanese onafhankelijkheid op 9 juli 2011. Resolutie 1996 (2011) geeft UNMISS het mandaat om de vrede en veiligheid te consolideren en de omstandigheden voor ontwikkeling te creëren in Zuid-Sudan. Met Resolutie 2109 (2013) is het mandaat van UNMISS met één jaar verlengd tot 15 juli 2014. De missie ondersteunt de Zuid-Soedanese autoriteiten met vredesconsolidatie, de bescherming van burgers door conflictpreventie en -beheersing, en de opbouw van de veiligheids- en justitiesector. UNMISS is een geïntegreerde missie waarin civiele en militaire inspanningen worden samengebracht en ingebed in de brede internationale inspanning in Zuid Sudan. De missie bestaat uit 7.000 militairen, 900 politiefunctionarissen en 900 civiele stafleden. Nederland draagt sinds april 2012 bij aan UNMISS (Kamerbrief 29 521, nr. 177 ). De Nederlandse bijdrage omvat zowel een militair als een civiel deel. Er is een politiek mandaat voor een Nederlandse bijdrage van maximaal dertig personen: vijftien marechaussees (UNPOL), vier civiele politiefunctionarissen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (UNPOL), twee tot drie civiele experts van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, twee militaire liaisonofficieren (MLO) en zeven stafofficieren. De Nederlandse bijdrage geldt voor de duur van twee jaar tot medio maart 2014.

• European Union Force (EUFOR)/Althea

Nederland leverde in 2013 drie militairen aan het trainingsgedeelte van de EU-missie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1306). De duur van het VN-mandaat is verlengd tot medio november 2014.

• United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2013 twaalf officieren geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon, en op het hoofdkwartier van UNTSO te Jeruzalem. De waarnemers hebben tot taak het toezien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie. De Nederlandse deelname aan deze missie is van onbeperkte duur (het Nederlands mandaat volgt het internationaal mandaat). De additionele uitgaven voor deze missie zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

• European Union Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen om zo een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame en democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo bestaat uit personeel van de KMar, politie, justitie, douane en enkele civiele experts. Het mandaat van de missie werd op 6 juli 2012 verlengd tot 14 juni 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 190).

• Kosovo Force (KFOR)

Ook in 2013 ondersteunde KFOR, naast het waarborgen van de stabiliteit en veiligheid in Kosovo, de opbouw van de Kosovo Security Forces (KSF). Zoals reeds gemeld (Kamerstuk 28 676, nr. 167, 1 november 2012) wordt de Nederlandse bijdrage aan KFOR heroverwogen zodra de gefaseerde reductie van KFOR aanvangt. Tot die tijd draagt Nederland bij met drie staffunctionarissen. De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE) gevormd door twee marechaussees. Tevens was er in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) gevormd door twee MIVD militairen. De regering heeft het mandaat in 2013 met een jaar verlengd tot 1 oktober 2014 (Kamerstuk 28 676, nr. 191).

• United States Security Coordinator (USSC)

De missie van USSC beoogt de Palestijnse veiligheidssector te professionaliseren, als basisvoorwaarde voor een levensvatbare toekomstige Palestijnse staat en om een veilige leefomgeving voor de Palestijnse burgers te creëren. Nederland leverde drie militairen. In november 2013 is het Nederlands mandaat voor een maximale bijdrage van vijf personen aan USSC met twee jaar verlengd tot 31 december 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1316).

• European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah – Gaza)

De EU Border Assistance Mission Rafah vormt de derde partij bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte en heeft als taak om de grensbewaking van het Rafah Crossing Point door de Palestijnse Autoriteit te monitoren en begeleiden. Nederland leverde in 2013 voor deze missie drie marechaussees. Zij stonden stand-by in Nederland. In 2013 is er door de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel. Er heeft in 2013 dan ook geen realisatie plaatsgehad. De Nederlandse bijdrage is in juni 2013 verlengd tot 30 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1274).

• Combined Maritime Forces (CMF)

De CMF richten zich op de strijd tegen het internationale terrorisme en op piraterijbestrijding. Nederland levert twee militairen aan de staf van het hoofdkwartier van de CMF in Bahrein. Deze deelneming is gekoppeld aan de Nederlandse deelname aan Ocean Shield of EU NAVFOR Atalanta.

• European Naval Force (EUNAVFOR) / Operatie ATALANTA

In 2013 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan anti-piraterijoperaties in de wateren omsloten door India, Afrika en het Arabisch schiereiland. In de periode van 7 februari tot 23 mei 2013 leverde Nederland een bijdrage met Zr.Ms. de Ruyter en van 4 augustus tot 6 december 2013 met Zr.Ms. Johan de Witt (Kamerstuk 29 521, nr. 198). Aan boord van Zr.Ms. Johan de Witt was de Nederlandse Force Commander, commandeur Lenselink, met zijn staf geëmbarkeerd en hij heeft in die periode het commando gevoerd over de eenheden van TF 465. Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van schepen van het VN World Food Program en de VN missie African Union Mission in Somalië, het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden, en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Sinds oktober 2010 levert Nederland ook een personele bijdrage aan het Operationele Hoofdkwartier (OHQ) in Northwood in het Verenigd Koninkrijk.

• Security Sector Development Burundi (SSD)

Op 10 april 2009 hebben Nederland en Burundi een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend. Dit MoU is het strategisch kader voor een bilaterale, meerjarige samenwerking (vier fasen van twee jaar) op het gebied van Security Sector Development (SSD). Het SSD-programma bestaat uit drie pijlers: de verbetering van het democratische toezicht op de veiligheidssector (good governance), de verdere professionalisering van het Burundese leger en van de Burundese politie. De vaste Nederlandse defensiebijdrage bestaat uit twee officieren, waarvan één als strategisch adviseur binnen het Burundese Ministerie van Defensie werkt en één als adviseur/coach bij de Burundese projectorganisatie, die in het kader van het MoU defensieprojecten voorbereidt en uitvoert. Additioneel worden ter ondersteuning van projecten Nederlandse militairen voor korte periodes ingezet. Voor Fase II (2011–2013) zijn vier strategische assen gedefinieerd: Defence Review, gender, ethiek en militair juridisch systeem. In 2013 lag de focus op de verdere uitwerking van de Defence Review en op local ownership van het Burundese leger.

Toelichting nieuwe en overige missies

• Ballistic Missile Defense Task Force (BMDTF)

In 2013 heeft Nederland Patriot-systemen in Turkije gestationeerd met als doel de bevolking en het grondgebied van Navo-bondgenoot Turkije te beschermen, en bij te dragen aan de de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap (Kamerstuk 32 623, nr. 76). Nederland deelt de bezorgdheid van de Turkse regering over de dreiging van de Syrische ballistische raketten en heeft om die redenen, samen met Duitsland en de Verenigde Staten de Patriot-systemen ontplooid. De ontplooiing duurde in beginsel twaalf maanden, maar deze inzet is op verzoek van Turkije verlengd met twaalf maanden en zal nu duren tot eind januari 2015 (Kamerstuk 32 623, nr. 117)

• Multinational Force and Observers (MFO) Sinaï

De MFO missie is een observatiemissie die sinds 1982 in de Sinaï (Egypte) actief is. Het mandaat bij MFO berust op het Egyptisch-Israëlisch vredesverdrag van 26 maart 1979, en het daarbij behorende Protocol van 3 augustus 1981. De taken van MFO zijn observeren, rapporteren en verifiëren van schendingen van het vredesakkoord. Nederland nam eerder tot en met 1995 deel aan de missie. In 2012 is besloten per 1 februari 2013 weer aan deze missie deel te nemen. De bijdrage betreft vier militairen voor de initiële periode van 18 maanden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1193).

• European Union Training Mission Somalia (EUTM Somalië)

De rechtsgrondslag voor EUTM Somalië wordt gevormd door uitnodigingen van Uganda en Somalië. Met twee brieven (18 november 2009 en 23 januari 2010) heeft de Transitional Federal Government (TFG) de oprichting van EUTM Somalië verwelkomd. In november 2012 heeft de Somali Federal Government (SNG) dit bevestigd. In de brief van 5 januari 2010 heeft Uganda de EU verzocht deel te nemen aan de opleidingsinspanning van de Somalische veiligheidstroepen in Uganda. De bijdrage van EUTM Somalië aan de training van Somalische veiligheidstroepen is door de VN-veiligheidsraad verwelkomd in resolutie 2036 (2012). Hoofdtaak van de missie is het trainen van Somalische veiligheidstroepen voor de versterking van de SFG. De missie bevordert met behulp van training-, mentor- en adviescapaciteit de ontwikkeling van de veiligheidssector van Somalië. EUTM heeft inmiddels ruim 3.600 militairen getraind in militaire vaardigheden. Door training van het hogere kader van de Somali National Army (SNA) en de staf van het Somalische Ministerie van Defensie ondersteunt EUTM de Somalische autoriteiten bij het versterken van de civiele controle over het leger. Deze activiteiten zijn om veiligheidsredenen niet in Somalië, maar in Oeganda uitgevoerd. Eind 2013 zijn de trainingsfaciliteiten in Uganda gesloten en wordt EUTM Somalië overgebracht naar Mogadishu (Somalië) en Nairobi (Kenia)(Kamerstuk 29 521, nr. 222) Vanaf april 2013 neemt Nederland deel aan de EUTM Somalië (Kamerstuk 29 521, nr. 205). De Nederlandse bijdrage bestond in 2013 uit negen militairen, waarvan vier trainers en vijf stafleden.

• European Union Aviation Security Mission (EUAVSEC)

Op 30 mei 2012 heeft Zuid-Soedan de EU uitgenodigd de European Union Aviation Security Mission in South Soedan (EUAVSEC South Sudan) op te zetten. Op 18 juni 2012 hebben de EU-lidstaten deze uitnodiging aanvaard en besloten tot een civiele missie onder het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Deze missie ondersteunt de Zuid-Soedanese autoriteiten bij de ontwikkeling van een adequaat en duurzaam veiligheidssysteem op de luchthaven van Juba. Nederland levert twee militairen van de KMar aan het hoofdkwartier in Zuid-Soedan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1249). De Nederlandse inzet eindigt op 18 januari 2014.

• European Training Mission Mali (EUTM Mali)

In januari 2013 stemde de Raad Buitenlandse Zaken in met de oprichting van EUTM Mali. Met EUTM Mali levert de EU een bijdrage aan de bevordering van de capaciteit van operationele eenheden en de hervorming van de commandostructuur van het Malinese leger. Het mandaat van de missie loopt tot en met 19 mei 2014. Nederland levert vanaf juli 2013 een militair aan het Belgische detachement dat aan de trainingsmissie deelneemt (Kamerstuk 29 521, nr. 209). De bijdrage staat gepland tot het einde van het mandaat van de missie.

• United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF)

Nederland levert sinds september 2013 twee stafofficieren aan UNDOF. UNDOF is een VN-waarnemingsmissie die sinds 1974 op de Golan toeziet op de handhaving van het staakt-het-vuren tussen Syrië en Israël (VNVR-resolutie 350). Daarnaast levert UNDOF bescherming aan de UNTSO missie waaraan Nederland waarnemers levert. De twee Nederlandse officieren die aan deze missie deelnemen zijn binnen de staf van UNDOF werkzaam op het gebied van liaison en onderhouden derhalve contacten met zowel de Syrische als Israëlische autoriteiten. Het Nederlands mandaat loopt tot en met 31 augustus 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 123).

• United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)

In november 2013 heeft de regering besloten om Nederlandse eenheden aan te bieden aan de VN-missie MINUSMA in Mali (Kamerstuk 29 521, nr. 213). De VN begeleidt Mali op weg naar een functionerende overheid die veiligheid en andere diensten aan de bevolking levert in het hele land. De Nederlandse bijdrage van 368 militairen ondersteunt de VN in de eerste fase van de VN-missie en levert een specifieke bijdrage om de VN-missie op de rails te krijgen. Met deze bijdrage, gericht op een militaire niche-capaciteit, te weten inlichtingen en verkenningen, kan Nederland voorzien in een kritieke behoefte van de VN. De Nederlandse bijdrage vergroot de effectiviteit (en daarmee de kans op succes) van de missie aanzienlijk. De Nederlandse bijdrage wordt in beginsel geleverd tot eind 2015, ervan uitgaande dat de VN Veiligheidsraad het mandaat van MINUSMA na 25 april 2014 verlengt.

• Africa Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA)

ACOTA is een door de Verenigde Staten geleid programma ter versterking van de capaciteit van Afrikaanse partnerlanden om VN/AU-gemandateerde vredesmissies in Afrika uit te voeren. Sinds 2008 steunt Nederland het programma financieel en sinds 2011 ook militair. In 2013 hebben militairen vijf trainingen in Uganda en zes in Burundi ondersteund.

Toelichting overige inzet

• Vessel Protection Detachments (VPD’s)

In 2013 hebben, behalve de eerder genoemde anti-piraterijoperaties in de hoorn van Afrika, ook de VPD’s hun bijdrage geleverd ter bescherming van koninkrijksgevlagde zeetransporten. In 2013 zijn in totaal 40 VPD’s ingezet en er waren geen kapingen. De financiële bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van een VPD is in 2013 constant gebleven. Er wordt planmatig rekening gehouden met de inzet van 175 VPD’s. In 2013 bleef het aantal aanvragen (64) en ook het aantal inzetten (40) achter bij dit planaantal. Daarom is tussentijds besloten om dit planaantal voor 2013 incidenteel bij te stellen naar 75 en later naar 60.

• FRONTEX

In 2013 heeft de KMar actief bijgedragen aan de Joint Operations onder coördinatie van het Europese Agentschap Frontex. De deelname was op nagenoeg alle terreinen: maritiem, lucht, land, opleidingen/trainingen, terugkeeroperaties, risicoanalyse en innovatieve ontwikkelingen. De operaties werden verricht op de grote EU luchthavens, de belangrijkste (land-zee)doorlaatposten en bij de cross border punten (grenzen van Italië, Spanje, Griekenland en Bulgarije). De KMar bekleedt permanent met twee vte’n het Frontex Nationaal Contact Point, waarlangs alle communicatie van en naar Frontex wordt georganiseerd en operationeel wordt aangestuurd. Het betreft de communicatie voor alle betrokken Nederlandse diensten (Ministerie van Defensie, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Veiligheid en Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek), de Nederlandse Politie Eenheid Zeehavenpolitie). Verder vertegenwoordigt CKMar Nederland in de Frontex Management vergadering en wordt hij ondersteund door een beleidsadviseur. Het Opleidings- en trainingscentrum KMar is een partnership Academy van Frontex. Dit houdt in dat diverse activiteiten worden verricht voor Frontex trainingen (didactisch en ontwikkeling). Voorts levert de KMar één vte in deeltijd voor deelname aan het Frontex Analyse Netwerk. Buiten de niet afzonderlijk meetbare uren van inzet voor vergaderingen, besprekingen, evaluaties en trainingen heeft de KMar in 2013 ongeveer 150 grenswachters ingezet in Frontex verband. De KMar heeft één vte permanent geplaatst bij het Hoofdkwartier van Frontex in Warschau.

Toelichting op Nationale inzet

• Structurele nationale taken

Defensie heeft in 2013 structureel een aantal taken voor civiele overheden uitgevoerd, waaronder de taken van het CKMar, de Kustwacht in Nederland en het Caribisch Gebied en de Bijzondere Bijstandseenheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving, of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. In de volgende tabel is een overzicht van de realisatie van deze taken in 2013 opgenomen:

Taak

Realisatie van 2013

Artikel

Structurele taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten op grond van wetgeving en formele afspraken

Explosievenopruiming

Aantal ruimingen

1857

CLAS / FNIK

Patiëntenvervoer

Aantal uitgevoerde transporten

205

CLSK

Luchtruimbewaking

Aantal alerts (onbekend vliegtuig in Nederlands luchtruim)

11

CLSK

Aantal onderscheppingen

3

CLSK

Kustwacht Nederland

Inzet schepen in vaardagen

102

CZSK

Inzet vliegtuigen in vlieguren

1482

CLSK

Aantal helikopterinzetten voor Search and Rescue

39

CLSK

Kustwacht Caribisch gebied

Inzet stationsschip in vaardagen

103

CZSK

Incidentele militaire bijstand en steunverlening

Strafrechtelijke handhaving rechtsorde (Politiewet 2012)

Aantal aanvragen

99

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Handhaving openbare orde (Politiewet 2012)

27

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Steunverlening in het openbaar belang

42

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Bijstand bij rampen en crisis (Wet Veiligheidsregio’s)

3

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Caribisch gebied (inclusief BES)

15

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

• Militaire bijstand en steunverlening

Defensie is ook in 2013 veelvuldig ingezet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid, of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Daarnaast verleende de krijgsmacht in 2013 hulp in het kader van het openbaar belang, bijvoorbeeld in geval van een ramp of zwaar ongeval, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Om de veelvoud aan inzet te illustreren zijn hieronder enkele concrete voorbeelden gegeven.

In januari kwamen duikers van de Defensie Duik Groep (DDG) in actie bij een zoektocht naar de zes nog vermiste opvarenden van de Baltic Ace. Dit schip zonk op 5 december 2012 na een aanvaring op de Noordzee. In die maand verleenden duikers van de DDG ook assistentie aan de recherche van Amsterdam bij een zoektocht naar bewijsmateriaal van een schietpartij. Het speuren leverde enkele relevante voorwerpen op, waaronder een vuurwapen. In januari assisteerde een Advanced Search Team (AST) de politie tijdens een doorzoeking in Eindhoven. Hierbij werden onder meer contanten, hennep en vuurwapens gevonden.

In februari ondersteunden opnieuw AST’s de politie en FIOD tijdens doorzoekingen. Met speciale apparatuur doorzochten deze teams woningen en loodsen. Hierbij werd onder andere een ondergrondse hennepkwekerij verkend en in kaart gebracht. In het Caribisch gebied hielp het ondersteuningsvaartuig Zr.Ms. Pelikaan de bevolking van Saba aan extra drinkwater. Het eiland kampte met een ernstig drinkwatertekort als gevolg van een lange periode van droogte en een defecte waterfabriek.

De maand mei was druk. Naast de inzet tijdens de troonswisseling en 4-5 mei, werden vooral veel zoekteams van Defensie ingezet. Zo ondersteunden combat trackers van het Korps Mariniers en militairen van de landmacht de politie in haar zoektocht naar twee vermiste kinderen. Ook een F-16, uitgerust met een Recce Lite systeem, is tijdens deze langdurige zoektocht ingezet. Andere zoekteams assisteerden de politie in meerdere onderzoeken naar hennepkwekerijen.

Tijdens de ruiming van een zware bom in de IJssel bij Westervoort werd in juli voor het eerst een onbemand Raven verkenningstoestel gebruikt. De politie hield met behulp van dit toestel de omgeving rond de bom in de gaten. Mede door deze inzet konden enkele personen uit de gevarenzone worden gehaald en kon het publiek op veilige afstand worden gehouden. De civiele autoriteiten hebben ook in de rest van 2013 veelvuldig een beroep gedaan op de steun van onbemande vliegtuigen. Zo is de Raven ingezet ter ondersteuning van de Politie bij onderzoeken naar illegale hennepkwekerijen, inbraken en brandstichtingen.

In oktober assisteerden specialisten van Defensie brandweer en politie bij een onderzoek naar gevaarlijke stoffen en oorlogsgassen. De chemicaliën waren opgeslagen in een kelder in Ede die toebehoorde aan een kort daarvoor overleden natuurkundedocent. Marineduikers van de DDG, ondersteund door Zr.Ms. Schiedam, borgen in deze maand twee stoffelijke overschotten uit het motorschip Maria. Dit schip was na een aanvaring op de Noordzee gezonken. Bij een spraakmakend onderzoek onderzochten militairen op verzoek van de politie een bosperceel op Voorne-Putten. In het bos troffen zij een ondergrondse, verborgen kelder aan.

Na de ontsporing van een goederentrein bij Borne in november, ondersteunden genisten van de Koninklijke Landmacht de bergingswerkzaamheden. Specialisten legden een noodweg aan zodat zwaar materieel ter plekke kon komen om de wagons te bergen.

In de laatste maand van 2013 ondersteunde een Oceangoing Patrol Vessel (OPV) op de Noordzee de politie bij de aanhouding van verschillende verdachten van drugssmokkel. Met behulp van twee motorboten probeerden de verdachten pakketten met cocaïne uit zee op te vissen die kort daarvoor door een containerschip over boord waren gezet. Naast de verdachten zijn enige honderden kilo’s cocaïne uit zee gevist.

Overzicht missies

4.2 Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

De zeestrijdkrachten leveren operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit, zowel vloot als mariniers, voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten en van de mate van gereedheid van maritieme eenheden. Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De zeestrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CZSK heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

In 2013 is het CZSK, ondanks aanhoudende spanningen op het personele en materiële vlak, in staat gebleken om de eenheden op te werken voor geplande inzet. Op het personele vlak liggen de tekorten bij (wapen)technisch personeel, medisch personeel en in de onderbouw. Materiële gereedheid is in 2013, naast het gebrek aan technici en de voortduring van de migratie ERP (invoering SAP), verder negatief beïnvloed door het effect van grote organisatieveranderingen.

Realisatie Operationele Doelstellingen

De operationele doelstellingen waar het CZSK conform de begroting aan moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CZSK 2013

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal

eenheden

Operationeel gerede (OG) eenheden

Voortzettingsvermogen

doelstelling

realisatie

doelstelling

Realisatie

Staf

NLMARFOR

1

1

1

Vloot-

eenheden

Fregatten

LC-fregat

4

1,8

1,9

2,2

2,1

 

M-fregat

2

0,5

0,8

1,5

1,2

Patrouilleschepen

0 -> 4

0,6

1,8

3,4

2,2

Bevoorradingsschip

1

0,3

0,4

0,7

0,6

Landing Platform Docks

2

1,5

1,7

0,5

0,3

Onderzeeboten

4

1,5

1,5

2,5

2,5

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

0,7

0,8

0,3

0,2

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

6

3

3,6

3

2,4

Hydrografische opnemingsvaartuigen

2

1

1,4

1

0,6

Ondersteuningsvaartuig CARIB

1

0,8

0,8

0,2

0,2

Mariniers-eenheden

Mariniersbataljons

2

1

1

1

1

Ondersteunende mariniersbataljons

2

1

1

1

1

Unit Interventie Mariniers

1

1

1

Marinierscompagnie CARIB

1

1

1

Bootpeloton Caribisch Gebied

1

1

1

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

1

1

1

Toelichting

Inzet

Gedurende 2013 is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. Verder heeft het CZSK in 2013 inzet verricht voor de kustwacht in Nederland en de kustwacht in het Caribisch gebied. Dit betreft aan CZSK gemandateerde inzet.

Operationele gereedheid

Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CZSK in 2013 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor alle eenheden volledig gerealiseerd. In een aantal gevallen is de realisatie iets hoger dan de doelstelling uitgevallen. Substantieel hoger is de realisatie van de patrouilleschepen, omdat zij versneld zijn bemand en ingezet voor taken in het Caribisch gebied. Indien er sprake is van een geëmbarkeerde vluchteenheid (helikopter) aan boord van een schip, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil

Verplichtingen

644.982

599.001

573.652

679.465

697.563

714.076

– 16.513

Totaal Uitgaven

638.348

613.849

590.214

671.975

711.618

714.076

– 2.458

               

Programma-uitgaven

66.456

65.573

63.581

60.009

155.982

165.093

– 9.111

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando ZSK 1

66.456

65.573

63.581

60.009

155.982

165.093

– 9.111

– waarvan inzet Kustwacht 2

8.017

7.564

7.943

8.147

5.610

8.429

– 2.819

– waarvan gereedstelling

55.451

55.856

53.105

49.181

53.392

66.035

– 12.643

– waarvan instandhouding

2.988

2.153

2.533

2.681

96.980

90.629

6.351

               

Apparaatsuitgaven

571.892

548.276

526.633

611.966

555.636

548.983

6.653

Staven

20.225

14.783

11.896

8.865

8.610

9.286

– 676

Operationele eenheden Commando ZSK

545.047

528.100

509.989

598.370

547.026

539.697

7.329

Bijdragen aan SSO's 3

6.620

5.394

4.749

4.731

     

Apparaat per uitgavencategorie

571.892

548.277

526.634

611.966

555.636

548.983

6.653

personele uitgaven1

417.074

428.969

409.977

491.725

491.414

474.948

16.466

materiële uitgaven

154.818

119.308

116.657

120.241

64.222

74.035

– 9.813

– waarvan huisvesting en infrastructuur

36.840

32.387

31.692

30.689

4.707

4.090

617

– waarvan ICT

23.029

23.707

25.151

24.583

2.139

1.574

565

– waarvan overige exploitatie

94.949

63.214

59.814

64.969

57.376

68.371

– 10.995

               

Apparaatsontvangsten

13.613

11.791

9.876

10.418

18.882

20.164

– 1.282

X Noot
1

Het Marinebedrijf is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten;

X Noot
2

Op dit budget zijn de vlieguren van Kustwacht Nederland (Dornier) en helicapaciteit Kustwacht CARIB gerealiseerd;

X Noot
3

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 16,5 miljoen. De lagere realisatie wordt verklaard doordat in 2013 minder meerjarige verplichtingen zijn aangegaan bij gereedstelling en bij overige exploitatie.

Uitgaven

Het CZSK heeft met een kleine onderschrijding van -€ 2,5 miljoen binnen de gestelde marge van haar budget haar taakuitvoering gerealiseerd. Wel zijn er binnen de opdracht gereedstelling (– € 12,6 miljoen), instandhouding (€ 6,3 miljoen) en apparaatsuitgaven (€ 6,7 miljoen) verschillen. Deze worden hieronder toegelicht.

Gereedstelling

De lagere realisatie is onder andere veroorzaakt doordat activiteitgebonden toelagen, voeding en operationele kosten (haven- sluis- en loodsgelden) zijn achtergebleven ten opzichte van de begroting. Door een lagere personele instroom in het begin van het jaar (met name mariniers) zijn opleidingen en oefeningen met kleinere eenheden uitgevoerd. In de tweede helft van 2013 konden geplande lanceeroefeningen niet doorgaan vanwege het niet beschikbaar zijn van (civiel gecontracteerde) oefendoelen. Ook ligt het aantal gerealiseerde VPD’s (40) aanzienlijk lager dan het planaantal.

Instandhouding

De hogere realisatie van de instandhoudingsuitgaven voor de zeesystemen is het gevolg van overlopende verplichtingen uit 2012 waarvan de betalingen in 2013 gerealiseerd zijn.

Apparaatsuitgaven

Bij de apparaatsuitgaven zijn de personele uitgaven (salarissen) bijgesteld door het deels repareren van de nadelige effecten van de Wet Uniformering Loonbegrip op de militaire salarissen en door de gewijzigde ABP premies en sociale lasten. De lagere realisatie van de overige exploitatie komt onder meer door overhevelingen van activiteiten en bijbehorende budgetten naar het CDC, specifiek op het gebied van gezondheidszorg, catering (koffie en thee voorzieningen) en werving.

4.3 Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. Voor de grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusies

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLAS heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn vooral van kwalitatieve aard, personeel heeft in dat geval niet de juiste functieopleiding(en). Dit geldt vooral bij technisch personeel. Daarnaast is er met name sprake van een tekort aan specifiek personeel op medisch gebied (kwantitatief).

De materiële gereedheid is negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en de impact van lopende reorganisaties in de materieeldienst. Ook het tekort aan gekwalificeerd technisch personeel speelt hierin een rol.

Realisatie Operationele Doelstellingen

De operationele doelstellingen waar het CLAS conform de begroting aan moet voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CLAS 2013

Groep

Organieke eenheid

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede (OG) eenheden (inclusief inzet)

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

HRF(L)HQ

NL deel staf HRF HQ

1

1

1

   

CIS Battalion

1

   

1

1

Staff Support Battalion

1

1

1

   

Korps Commandotroepen

Commandotroepen-compagnie

4

2

2,3

2

1,8

Brigade HK

Brigade Hoofdkwartier

3

1

1

2

2

Luchtmobiele Brigade

Infanteriebataljon Luchtmobiel

3

1

1,1

2

1,9

Geniecompagnie

1

0,3

0,7

0,7

0,3

Bevoorradingscompagnie

1

0,3

0,4

0,7

0,6

Geneeskundige compagnie

1

0,3

0,5

0,7

0,5

Herstelcompagnie

1

0,3

0,4

0,7

0,6

Natres-bataljon

1

1

1

   

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Pantserinfanteriebataljon

4

1

1

3

3

Brigade verkenningseskadron

2

1

1

1

1

Pantsergeniebataljon

2

1

0,7

1

1,3

Geneeskundige compagnie

2

1

0,8

1

1,2

Herstelcompagnie

2

1

0,5

1

1,5

Natres-bataljons

2

2

2

   

Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL)

Staf OOCL + Stafcompagnie

1

 

0,4

1

0,6

VuursteunCommando 1

1

0,3

0,4

0,7

0,6

Geniebataljon

1

0,5

0,5

0,5

0,5

JISTARC-modules

5

2

2,7

3

2,3

CIS-bataljon (CIS-compagnie)

3

1

0,7

2

2,3

Civil Effects Support Element

6

2

2,3

4

3,7

Bevoorradings- en Transportbataljon

2

1

0,7

1

1,3

Geneeskundig bataljon (Role 2 MTF)

4

1

1

3

3

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando (DGLC)

Commando element

1

1

1

   

Patriot

3

2

2

1

1

AMRAAM

2

1

1,5

1

0,5

Stinger

3

2

2,5

1

0,5

Explosieven Opruimingsdienst (EOD)

Ploegen

48

12

29,3

36

18,7

X Noot
1

VuursteunCommando: voorheen de Afdeling Veldartillerie. De Afdeling Veldartillerie is per 21 januari 2013 gereorganiseerd in het VuursteunCommando.

Toelichting

Inzet

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLAS heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Pantsergenie bataljons Gemechaniseerde Brigades

Sinds de reorganisatie van het CLAS is er binnen de pantsergeniebataljons gekozen de compagnieën aan de bataljonstaakgroepen te koppelen en de eenheden met een deels gezamenlijk oefenprogramma gereed te stellen. Door deze verandering is de doelstelling niet volledig gehaald.

Geneeskundige compagnieën Gemechaniseerde Brigades

Sinds de reorganisatie van het CLAS is er binnen de Geneeskundige eenheden gekozen de pelotons (van de geneeskundige compagnieën) aan de bataljonstaakgroepen te koppelen en zodoende met een deels gezamenlijk oefenprogramma gereed te stellen. Hierdoor is de doelstelling niet volledig gehaald.

Herstelcompagnieën Gemechaniseerde Brigades

De doelstelling is niet gehaald vanwege de reorganisatie van de herstelcompagnieën (juni 2013). De reorganisatie heeft geleid tot het opnieuw samenstellen van de eenheden. Het nieuwe personeel dient opnieuw opgewerkt te worden op het gewenste niveau. Op materieel gebied is er een achterstand in het onderhoudsproces ontstaan. Door de nadruk te leggen op het inhalen van het vredesonderhoud van het materieel, kon het opwerken van de pelotons niet worden bespoedigd.

101 CIS bataljon

De interne reorganisatie van 101 CIS bataljon heeft geleid tot veel vacatures op specialistische functies. Dit gecombineerd met de slechte materiele inzetbaarheid van de voertuigen en de lange herstelduur van het specifieke verbindingsmateriaal (TITAAN, SATCOM en MRRS), heeft ervoor gezorgd dat de eenheid de doelstelling niet heeft kunnen realiseren.

Bevoorradings- en Transportbataljon

De beperkingen in de materiële gereedheid en de lage inzetbaarheid van wielvoertuigen (diverse typen vrachtauto’s en aanhangwagens) heeft ertoe geleid dat de doelstelling niet gehaald is.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil

Verplichtingen

1.392.558

1.349.347

1.261.386

1.273.299

1.175.948

1.135.839

40.109

Uitgaven

1.371.357

1.384.682

1.280.930

1.277.277

1.155.056

1.135.839

19.217

               

Programma-uitgaven

89.411

93.227

76.631

92.598

154.992

163.007

– 8.015

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LAS

89.411

93.227

76.631

92.598

154.992

163.007

– 8.015

– waarvan inzet

           

0

– waarvan gereedstelling

84.640

89.408

73.157

89.325

87.150

91.824

– 4.674

– waarvan instandhouding

4.771

3.819

3.474

3.273

67.842

71.183

– 3.341

               

Apparaatsuitgaven

1.281.946

1.291.455

1.204.299

1.184.679

1.000.064

972.832

27.232

Staven 1

6.825

5.857

6.236

7.950

8.098

18.048

– 9.950

Operationele eenheden Commando LAS 2

1.251.551

1.265.478

1.180.399

1.159.744

991.966

954.784

37.182

Bijdragen aan SSO's 3

23.570

20.120

17.664

16.985

     
               

Apparaat per uitgavencategorie

1.281.946

1.291.455

1.204.299

1.184.679

1.000.064

972.832

27.232

personele uitgaven

967.883

1.026.819

966.045

951.777

931.372

877.185

54.187

materiële uitgaven

314.063

264.636

238.254

232.902

68.692

95.647

– 26.955

               

Apparaatsontvangsten

17.382

21.017

21.470

18.346

26.772

20.523

6.249

X Noot
1

Formatie van Staf Clas omvat de afdeling Kabinet en Financiën & Control;

X Noot
2

Het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen is in 2012 toegevoegd aan de formatie (exploitatie) en dat geldt in 2013 ook voor de gereedstellings- en instandhoudingsbudgetten;

X Noot
3

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingen zijn € 40,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. De hogere realisatie wordt voor een deel verklaard door de hogere gerealiseerde uitgaven (€ 19,2 miljoen). Daarnaast heeft het CLAS in 2013 een meerjarige verplichting geboekt voor het uitbestede onderhoud voor het project «Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen» (€ 23 miljoen voor een periode van 10 jaar). Daarnaast is als gevolg van de oprichting van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando bij het CLAS de contributie voor de «Nato Missile Firing Installation» vastgelegd (€ 1,2 miljoen ten behoeve van Patriots). Het resterende verschil wordt veroorzaakt door neerwaarts bijgestelde verplichtingen.

Uitgaven

Gereedstelling

De realisatie van de gereedstelling is € 4,7 miljoen lager dan begroot, omdat oefeningen en activiteiten zijn gecombineerd en hierdoor zijn de uitgaven voor operationele toelages en voeding lager.

Instandhouding

De instandhouding is € 3,3 miljoen lager gerealiseerd door de invoering van SAP. Daarom konden gedurende zes weken door het materieellogistieke bedrijf geen verwervingsmutaties in de logistieke systemen worden verwerkt.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven van € 27,2 miljoen worden veroorzaakt door de hogere personeelsuitgaven (€ 54 miljoen) vanwege het deels repareren van de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL), de gewijzigde herstelpremie ABP en sociale lasten. De lagere materiële exploitatie (– € 26 miljoen) is deels het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de opleidingsbudgetten in verband met de reorganisatie. Verder zijn er diverse ontvlechtingen naar andere defensieonderdelen, zoals de budgetten voor gezondheidszorg (€ 5 miljoen) en facilitaire activiteiten (€ 4,4 miljoen) naar het CDC.

Ontvangsten

De hogere realisatie (€ 6,3 miljoen) op het ontvangstenbudget wordt vooral veroorzaakt door de verkoop van boventallige reservedelen aan Navo-partners.

4.4 Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De luchtstrijdkrachten leveren lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en de samenstelling van de luchtstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van de luchtstrijdkrachten.

Voor de lucht- en grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken.

Beleidsconclusies

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLSK heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Het behalen van de operationele doelstellingen hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De materiële gereedheid is negatief beïnvloed door een tekort aan technisch personeel en een tekort aan reservedelen. Dit heeft er toe geleid dat vooral de doelstellingen voor helikopters niet volledig zijn behaald. Zie verder de toelichting bij de diverse helikoptertypes onder de tabel.

Realisatie operationele doelstellingen.

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande matrix is per eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CLSK 2013

Groep

 Organieke eenheid

Totaal

aantal

eenheden

Operationeel gerede (OG) eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

57

17

21,7

40

35,3

Helikopters (Defensie Helikopter Commando)

AH-64D Apache

21

7

0

14

21

CH-47 Chinook

14

4

0

10

14

AS-532 Cougar

8

4

0

4

8

AB-412SP (SAR)

3

2

1,9

1

1,1

NH-90 NFH

9 → 12 (10)

3 → 6 (3)

0

6 (7)

10

Luchttransport

(K)-DC10

3

1,5

1,4

1,5

1,6

C-130H Hercules

4

2

1,4

2

2,6

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

2

1

1,1

1

0,9

Force protection

OGRV-eenheden

3

1

1,8

2

1,2

Command & Control element

2

1

2

1

0

Air C-4 ISR

AOCS

1

1

0,8

0

0,2

NDMC

1

1

0,7

0

0,3

Toelichting

Inzet

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid.

De operationele doelstellingen voor 2013 zijn niet voor alle wapensystemen van CLSK behaald. Hieronder worden deze eenheden nader toegelicht.

Apache-helikopter

Bij de gevechtshelikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationele eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen is er tot halverwege het jaar een lage inzetbaarheid van de Apaches geweest. De reservedelen situatie is in het tweede helft van het jaar verbeterd, resulterend in meer inzetbare Apaches. Ondanks de stijgende lijn in de materiële beschikbaarheid van de Apaches zijn er niet voldoende Apaches inzetbaar om de bemanningen het gehele oefenprogramma te laten uitvoeren. Hierdoor zijn de bemanningen niet volledige combat ready opgeleid en getraind. De oefenvoorbereidingen voor de uitzending naar Mali hebben ongehinderd doorgang gevonden. Een deel van de crews is Deployable Combat Ready (DCR). De DCR getraindheid is voldoende om binnen de gestelde reactietijd ISAF-achtige missies uit te voeren.

Chinook-helikopter

Bij de Chinook-helikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen is er tot halverwege het jaar een lage inzetbaarheid van de Chinooks. Door het afsluiten van diverse contracten en de aflevering van de laatste (zesde) nieuwe Chinook is de beschikbaarheid van de Chinook in de tweede helft van het jaar toegenomen. Ondanks de stijgende lijn in de materiële beschikbaarheid van de Chinook zijn er niet voldoende Chinooks inzetbaar om de bemanningen het gehele oefenprogramma uit te laten voeren. Hierdoor zijn de bemanningen niet volledig combat ready opgeleid en getraind. Een deel van de crews is Deployable Combat Ready (DCR). De DCR getraindheid is voldoende om binnen de gestelde reactietijd ISAF-achtige missies uit te voeren.

Cougar-helikopter

Het tekort aan reservedelen, gecombineerd met een extra inzet voor de anti-piraterij missie hebben ervoor gezorgd dat onvoldoende materieel en personeel in Nederland aanwezig zijn om alle crews combat ready op te leiden. Hierdoor was de Cougar specifiek gereed in plaats van organiek gereed. Desondanks zijn de Cougar en haar bemanningen in staat geweest alle opdrachten in het kader van nationale en internationale inzet uit te voeren.

AB-412

De AB-412 kan haar taken uitvoeren, functioneert onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door onderbezetting. Op de momenten dat de AB-412 tijdelijk niet beschikbaar was is de Cougar ingezet voor de SAR en Patiëntenvervoer-taken.

NH-90 helikopter

De inzetbaarheid van de NH-90 is onvoldoende, slechts één NH-90 was gelijktijdig inzetbaar als boordhelikopter. De pijlen (zoals ook in de begroting opgenomen) geven aan dat het aantal beschikbare NH-90’s gedurende het jaar toeneemt van negen naar twaalf conform het afleverschema en dat de doelstelling voor het aantal operationeel gerede NH-90’s gedurende het jaar stijgt van drie naar zes. Vanwege het vertraagde afleverschema van de NH-90 zijn in 2013 uiteindelijk tien NH-90’s voor Defensie beschikbaar gekomen. De doelstelling van het aantal operationeel gerede NH-90’s voor 2013 is hierdoor niet boven drie uitgekomen. Dit resulteert in een doelstelling voor het voorzettingsvermogen van zeven NH-90’s. Over de NH-90 is de Kamer in de 13e jaarrapportage project NH-90 geïnformeerd (Kamerstuk 25 928, nr. 55 van 1 november 2013).

(K)DC-10 (tanker)transportvliegtuig

De (K)DC-10 (tanker)transportvliegtuigen hebben niet volledig kunnen voldoen aan de opgedragen doelstellingen. Tekorten aan reservedelen en het ontbreken van een aantal onderhoudscontracten hebben de inzetbaarheid van de (K)DC-10 beperkt. Halverwege het jaar is de laatste gemodificeerde KCD-10 afgeleverd en beschikte Defensie weer over de volledige strategische tanker/transportvloot.

C-130 transportvliegtuig

De C-130 transportvliegtuigen hebben niet volledig kunnen voldoen aan de opgedragen doelstellingen. Door het uitblijven van operationele subsystemen om te kunnen opereren met parachutisten en het nog niet beschikbaak hebben van zelfbeschermingsmiddelen kan de bemanning niet aan alle combat ready eisen voldoen. De C-130 heeft dit jaar wel kunnen voldoen aan alle opgedragen transporttaken.

AOCS

Het AOCS kan haar taken uitvoeren, maar scoort onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door vacatures.

Nationale Datalink Management Cell (NDMC)

De NDMC kan haar taken uitvoeren, maar scoort onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door vacatures.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil

Verplichtingen

679.404

754.488

609.073

627.070

857.262

663.949

193.313

Uitgaven

729.984

721.088

685.357

661.877

651.319

663.949

– 12.630

               

Programmauitgaven

56.747

53.291

47.208

45.001

149.516

132.003

17.513

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LSK

56.747

53.291

47.208

45.001

149.516

132.003

17.513

– waarvan inzet

             

– waarvan gereedstelling

36.019

38.897

33.372

25.971

20.538

19.388

1.150

– waarvan instandhouding

20.728

14.394

13.836

19.030

128.978

112.615

16.363

               

Apparaatsuitgaven

673.237

667.797

638.149

616.876

501.803

531.946

– 30.143

Staven 1

40.756

39.818

42.935

25.105

16.756

24.178

– 7.422

Operationele eenheden Commando LSK 2

621.076

619.272

586.758

584.512

485.047

507.768

– 22.721

Bijdragen aan SSO's 3

11.405

8.707

8.456

7.259

     
               

Apparaat per uitgavencategorie

673.237

667.797

638.149

616.876

501.803

531.946

– 30.143

personele uitgaven

418.537

432.708

406.332

414.284

401.910

390.242

11.668

materiele uitgaven

254.700

235.089

231.817

202.592

99.893

141.704

– 41.811

               

Apparaatsontvangsten

9.970

15.986

13.556

13.854

15.256

15.286

– 30

X Noot
1

De Definitie CLSK formatie staf CLSK is in 2012 aangepast vanwege een ge wijzigde begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Financiën & Control.

X Noot
2

Het Logistieke Centrum Woensdrecht is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstellings- en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
3

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 193,3 miljoen is vooral het gevolg van de meerjarige verplichting (voor de periode 2014 tot en met 2018) voor F-16 opleidingen in Amerika ($ 149 miljoen) en het onderhoudscontract van de Makila motoren voor de Cougar-helikopters (€ 34,6 miljoen voor de periode 2014 tot en met 2017).

Uitgaven

Instandhouding

De uitgaven voor instandhouding zijn € 16,4 miljoen hoger vanwege de aanschaf van reservedelen voor de NH-90 helikopter (€ 11,7 miljoen). Ook is door interne herschikking het budget verhoogd en gerealiseerd om de instandhoudingsactiviteiten te kunnen uitvoeren.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn € 11,7 miljoen hoger als gevolg van het voor een deel repareren van de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip en de gewijzigde ABP premies en sociale lasten.

Materiële uitgaven

De neerwaartse bijstelling van de materiële uitgaven (– € 41,8 miljoen) is onder meer een gevolg van herschikkingen en concentreren van activiteiten bij andere defensieonderdelen met de daarbij behorende budgetten. Zo zijn de activiteiten van de Groep Geleide Wapens (€ 6 miljoen) overgegaan naar het Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen. Het kleding en uitrustingsbudget is overgegaan naar het KPU- bedrijf (€ 4 miljoen); het wervingsbudget (€ 3,6 miljoen) en het budget commandantenvoorziening (€ 2,3 miljoen) zijn overgegaan naar het CDC. Verder is het opleidingsbudget naar beneden bijgesteld door het achterblijven van de aanvragen voor opleidingen.

4.5 Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

Algemene doelstelling

De Koninklijke marechaussee (KMar) levert militaire politiecapaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar). Het gezag over de KMar berust, naast de Minister van Defensie, bij de Minister van Veiligheid en Justitie.

Het CKMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland en houdt zich bezig met beveiliging, handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder grenstoezicht, politietaken ten behoeve van Defensie en op burgerluchtvaartterreinen, samenwerking met en bijstand aan de politie en uitvoering van politietaken in het kader van internationale vredesoperaties. Naast het reguliere takenpakket fungeert het CKMar als strategische reserve voor de Nederlandse politie. Hiermee levert het CKMar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de Staat door optreden in binnen- en buitenland.

Beleidsconclusies

Het CKMar heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CKMar heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk

Indicatoren algemene doelstelling

De operationele doelstellingen waaraan het CKMar moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande tabel is weergegeven wat de operationele beschikbaarheid moest zijn en hoeveel daarvan gerealiseerd is. Waar het aantal eenheden gedurende het jaar varieert, is het rekenkundig gemiddelde in de tabel opgenomen.

Realisatie doelstellingen KMAR 2013

Organieke eenheid

Geplande inzet

Totaal aantal eenheden

(vte)

Totaal aantal Operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Gem. Realisatie

Doelstelling

Gem. Realisatie

Doelstelling

Gem. Realisatie

VTE’n voor politietaken Defensie uitgezonden eenheden

ong. 7

8

50

25

25

25

25

VTE’n voor civiele politiemissies

ong. 85

67

256

128

128

128

128

Peloton voor Crowd Riot Control (CRC)

   

1

   

1

1

VTE’n voor Close Protection Team (CPT) ter begeleiding van VIP’s in buitenland.

ong. 13

8

26

13

13

13

13

VTE’n voor Close Protection Team (CPT) ter begeleiding ambassadepersoneel (convenant BZ)

ong. 32

29

132

33

33

99

99

Toelichting

Door de redeployment uit Afghanistan is de realisatie van zowel de civiele politiemissies als de begeleiding van VIP’s in het buitenland achter gebleven bij de doelstelling. Het CKMar heeft wel voldaan aan de vraag. In het meerjarige convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de uitvoering van de beveiliging van ambassadepersoneel is vastgelegd dat voor de uitvoering van de taak jaarlijks budget naar het Ministerie van Defensie wordt overgeheveld in de eerste suppletoire begroting. Daarom is de doelstelling niet zichtbaar in de Ontwerpbegroting, maar komt hij wel terug in het Jaarverslag van Defensie.

Inzet

Gedurende 2013 is door eenheden van het CKMar deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 – Inzet. Het CKMar heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CKMar in 2013 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor alle eenheden volledig gerealiseerd.

Overige inzet

Het takenpakket van het CKMar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: bewaken en beveiligen, de grenspolitietaak en internationale en militaire politietaken. Het CKMar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden.

Bewaken en beveiligen

Het CKMar draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van bepaalde vitale objecten en personen. Zij doet dit in samenwerking met nationale en internationale publieke en private partners.

Kengetallen

Prognose

2013

Realisatie

2013

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

Het aantal permanent te bewaken objecten

7

7

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten voor De Nederlandsche Bank

100%

100%

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor expeditionaire beveiligingsopdrachten

(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling rij 4)

(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling

rij 4)

Grenspolitietaak

CKMar richt zich op de bestrijding van illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Deze taak wordt risicogestuurd, flexibel en efficiënt uitgevoerd door zowel de informatiepositie van de CKMar als de informatiepositie van de ketenpartners optimaal te benutten. Als grenspolitie wendt de KMar bedreigingen voor Nederland en het Schengengebied af bij de grens.

Kengetallen

Prognose

2013

Realisatie

2013

Aantal luchthavens waar grensbewaking wordt uitgevoerd

8

8

waarvan permanent

6

6

Aantal prioriteitsmeldingen (op luchthavens waar politietaken worden uitgevoerd)

12.000

12.069

Aantal verwijderingen (directe verwijderingen en verwijderingen na aanlevering van DT&V)

6.000

5.587

waarvan begeleid

2.000

1.449

Het aantal verwijderingen is afhankelijk van het aanbod. Door het achterblijven van het aanbod in 2013 is de realisatie lager dan de prognose.

Internationale en militaire politietaken

Het CKMar is als één van de vier operationele commando’s van het Ministerie van Defensie mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het buitenland- en veiligheidsbeleid van Nederland. Vanwege de specifieke organisatiekenmerken kan het CKMar met zowel de andere krijgsmachtsonderdelen als zelfstandige politieorganisatie in binnen- en buitenland optreden.

Kengetallen

Prognose

2013

Realisatie

2013

Aantal misdrijfdossiers (aangeleverd aan OM Arnhem)

Op basis van criminaliteitsbeeldanalyse

683

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties

(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling

rij 1 en 2)

(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling

rij 1 en 2)

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

399.720

381.059

398.677

388.505

329.085

317.618

11.467

Uitgaven

407.274

403.414

400.456

392.326

328.658

317.618

11.040

               

Programmauitgaven

7.454

6.681

7.366

7.140

2.252

2.285

– 33

Opdracht Inzet KMAR

7.454

6.681

7.366

7.140

2.252

2.285

– 33

– waarvan gereedstelling

7.454

6.681

7.366

7.140

2.252

2.285

– 33

Apparaatsuitgaven

399.820

396.733

393.090

385.186

326.406

315.333

11.073

Staven 1

30.184

30.427

30.662

11.786

22.883

11.622

11.261

Operationele eenheden KMAR

365.436

362.722

359.469

370.233

303.523

303.711

– 188

Bijdragen aan SSO's 2

4.200

3.584

2.959

3.167

     
               

Apparaat per uitgavencategorie

399.820

396.733

393.090

385.186

326.406

315.333

11.073

personele uitgaven

271.776

288.843

292.357

289.364

288.490

270.721

17.769

materiële uitgaven

128.044

107.890

100.733

95.822

37.916

44.612

– 6.696

               

Apparaatsontvangsten

8.301

5.941

6.219

8.074

7.154

4.652

2.502

X Noot
1

De Definitie formatie staf KMar is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Financiën & Control.

X Noot
2

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 11,5 miljoen hoger dan begroot. De oorzaak voor deze stijging is dezelfde als die voor de hogere apparaatsuitgaven, die hieronder wordt toegelicht.

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De hogere personele uitgaven van € 17,8 miljoen worden vooral veroorzaakt door de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (€ 6,6 miljoen), de gewijzigde herstelpremie ABP (€ 2,7 miljoen) en door de inzet van BSB personeel voor het beveiligen van ambassades in het buitenland, waaraan het Ministerie van Buitenlandse Zaken € 8,3 miljoen heeft bijgedragen.

De materiële uitgaven zijn € 6,7 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de ontvlechting van diverse budgetten naar andere defensieonderdelen, het achterblijven van diverse kleine exploitatieprojecten en knelpunten in het verwervingsproces.

4.6 Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

Algemene doelstelling

Defensie voorziet in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en zij verkoopt, indien aan de orde, groot materieel en infrastructuur.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor het tijdig voorzien in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en de afstoting van overtollig groot materieel en infrastructuur.

Beleidsconclusie

In 2013 is de investeringsquote uitgekomen op 13,6 procent en dus lager dan het voorziene percentage van 15,5. Dit wordt veroorzaakt doordat enerzijds het totale defensie uitgavenbudget exclusief HGIS met € 54 miljoen is gedaald ten opzichte van de ontwerpbegroting (de noemer). Anderzijds zijn de investeringen met € 154 miljoen neerwaarts bijgesteld (de teller). Het investeringsbudget is naar beneden bijgesteld vanwege de technische verwerking van begrotingsmutaties. Het betreft lagere verkoopopbrengsten in 2013 (€ 87 miljoen) en de hogere investeringsuitgaven in 2012 (€ 67 miljoen). Beide mutaties zijn van invloed op het uitgavenbudget investeringen van 2013. De investeringsquote zal in de komende jaren stijgen naar nagenoeg 20 procent, zoals in de begroting 2014 is weergegeven.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht (bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

1.526.637

635.365

926.864

970.395

633.007

1.313.418

– 680.411

Uitgaven

1.656.884

1.460.952

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.173.362

– 153.706

               

Programmauitgaven

1.656.884

1.460.952

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.173.362

– 153.706

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

1.223.428

1.036.808

908.594

829.577

739.145

803.875

– 64.730

Opdracht Voorzien in infrastructuur

220.069

219.435

240.239

255.481

142.451

193.384

– 50.933

Opdracht Voorzien in ICT

90.826

88.300

78.518

62.042

47.460

79.486

– 32.026

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

85.416

74.736

69.447

70.663

59.166

63.076

– 3.910

Bijdrage aan de NAVO

37.145

41.673

34.547

16.852

31.434

33.541

– 2.107

               

Programmaontvangsten

292.436

271.321

278.089

216.241

118.077

205.528

– 87.451

– waarvan verkoopopbrengsten groot materieel

254.265

248.094

207.449

170.575

98.603

151.058

– 52.455

– waarvan verkoopopbrengsten infrastructuur

27.715

19.234

63.176

30.706

13.736

52.600

– 38.864

– waarvan overige ontvangsten

10.456

3.993

7.464

14.960

5.738

1.870

3.868

Een toelichting bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht Voorzien in nieuw materieel en verkoopopbrengsten groot materieel en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten) bij de geformuleerde doelstellingen in de begroting 2013:

Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget is € 680,4 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

Medio 2013 is besluitvorming voorbereid voor de nota In het belang van Nederland. Gedurende dit traject is terughoudend omgegaan met het aangaan van verplichtingen. Dit duurde tot medio september. Een andere grote oorzaak van de lagere realisatie van de verplichtingen is de ondervulling van de DMO organisatie en de daarmee samenhangende capaciteitsproblemen binnen de gehele keten van het voorzien-in-proces. Hierdoor was het niet mogelijk om al de geplande verwervingsactiviteiten uit te voeren. De reorganisatie van de defensieorganisatie heeft hier in 2013 een versterkend effect op gehad. In de raming van de verplichtingenstand voor 2013 is hiermee onvoldoende rekening gehouden.

Daarnaast zijn er gedurende 2013 diverse wijzigingen geweest bij een groot aantal projecten die van invloed zijn geweest op de realisatie van de verplichtingen. Zo heeft de beperkte verwervingscapaciteit bij NATO Helicopter Management Agency (NAHEMA) bij het project NH-90 een onderrealisatie van € 31,5 miljoen veroorzaakt. Bij de projecten HV-brillen en Short Range Tactical UAV leidt de vertraging in DMP fase B/C tot een onderrealisatie van respectievelijk € 42,7 miljoen en € 19,2 miljoen. Vertraging bij de totstandkoming van contracten bij het project F-16 zelfbescherming ASE leidt tot een onderrealisatie van € 71,1 miljoen. Het project Chinook, uitbreiding & versterking heeft € 10,0 miljoen aan projectreserve vrijgegeven, waardoor deze niet meer tot realisatie komt.

Ook de aanpassing van de fasering van diverse andere projecten heeft geleid tot een onderrealisatie van € 17,9 miljoen. Daarnaast zijn projecten in voorbereiding met een verplichtingenbudget in 2013 (€ 60,0 miljoen), die nog niet in uitvoering zijn genomen. Tenslotte zijn diverse geplande projecten met een lang aanbestedingstraject tegen verwachting niet in 2013 tot een juridische verplichting gekomen.

Programma-uitgaven

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

De realisatie van de programma-uitgaven bij voorzien in nieuw materieel is € 64,7 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

Investeringen zeestrijdkrachten

Omschrijving project

(Bedragen x € 1 miljoen)

Projectvolume (begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

Instandhouding M-fregatten

57,8

2014

28,9

14,0

12,5

– 1,5

FRISC

28,6

2014

14,2

8,2

11,4

3,2

Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)

116,0

2019

13,3

26,0

24,3

– 1,7

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)

1.560,3

2015

1.532,6

8,4

13,8

5,4

LCF Munitie

306.8

2017

303,8

 

Instandhouding Walrusklasse

94,1

2018

21,6

12,5

4,5

– 8,0

Patrouilleschepen

529,6

2014

476,0

16,1

26,8

10,7

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

407,9

2015

223,2

70,7

54,0

– 16,7

Bij de patrouilleschepen is de realisatie € 10,7 miljoen hoger dan begroot, doordat de overgelopen facturen 2012 in 2013 zijn betaald (€ 7,5 miljoen) en een herfasering heeft plaatsgevonden van diverse relatief kleine aanschaffingen (€ 3,2 miljoen) waaronder Integrated Logistic Support (ILS) aankopen en opleidingen.

Bij het Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS) is de realisatie € 16,7 miljoen lager dan begroot door vertraging in geplande werkzaamheden (€ 10,0 miljoen), het doorschuiven van mijlpaalbetalingen (€ 5,0 miljoen) van 2013 naar 2014 en het later dan voorzien verrichten van ILS aankopen. Dit geeft geen vertraging in de planning van het opleveren van het schip.

Investeringen landstrijdkrachten

Omschrijving project

(Bedragen x € 1 miljoen)

Projectvolume (begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

Battlefield Managementsystem (BMS)

62,7

2013

50,8

6,9

1,8

– 5,1

Datacommunicatie Mobiel Optreden

42,8

2013

33,6

5,5

2,1

– 3,4

Groot Pantservoertuig (ontwikkeling)

108,3

2013

105,3

0,5

1,4

0,9

Groot Pantserwielvoertuig (productie)

735,5

2018

271,2

104,8

72,3

– 32,5

IGV (productie en training)

1.118,1

2013

1.076,2

5,5

31,5

26,0

AGBADS

126,0

2013

116,9

5,0

5,5

0,5

Vervanging genie- & doorbraaktank

87,4

2013

43,8

7,4

3,3

– 4,1

Bij het Groot Pantserwielvoertuig (productie) is de realisatie € 32,5 miljoen lager dan begroot door twee belangrijke wijzigingen in het hoofdcontract van de Boxer ultimo 2012. Dit heeft ertoe geleid dat de betaling voor escalatie (€ 24,0 miljoen) uiteindelijk in 2012 is uitgevoerd in plaats van in 2013. Daarnaast is vanwege vertraging in de levering van de Boxer de verwerving van Support/Test Equipment, C4I middelen en de Boxer rijsimulator aangehouden (€ 8,5 miljoen).

Bij het IGV (productie en training) is de realisatie € 26,0 miljoen hoger dan begroot door uitbreiding TACTIS voor IGV. Levering en betaling werden oorspronkelijk verwacht in 2012, maar zijn uiteindelijk gerealiseerd in 2013.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Omschrijving project

(Bedragen x € 1 miljoen)

Projectvolume

(begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

AH-64D verbetering bewapening

25,6

2017

3,9

0,4

– 3,5

F-16 M6.5 onderhoudstape

21,9

2015

5,7

2,3

– 3,4

AH 64D MTADS

77,5

2013

76,5

0,1

0,6

0,5

AH 64D Upgrade

118,0

2015

10,1

31,2

5,4

– 25,8

Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2)

364,6

2014

324,7

8,9

25,5

16,6

F-16 M5 modificatie

46,3

2018

35,5

2,0

0,2

– 1,8

F-16 Mode 5 IFF

39.3

2015

18,2

6,2

4,0

– 2,2

F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening fase 1

58,8

2015

38,7

1,2

0,2

– 1,0

F-16 Zelfbescherming (ASE)**

81,0

2015

7,3

25,0

0,8

– 24,2

Bij de AH 64D Upgrade valt de realisatie € 25,8 miljoen lager uit dan begroot doordat contracten bij de Amerikaanse overheid later tot stand zijn gekomen dan verwacht en de doorbelasting op facturen is achter gebleven bij de oorspronkelijke raming. De realisatie van de Chinook Uitbreiding & Versterking valt € 16,6 miljoen hoger uit dan begroot doordat de geplande leveringen van de zes Chinook-F helikopters in 2011 en 2012 vertraging hebben opgelopen door problemen met de ontwikkeling van de nieuwe ACMS Block 6 software. De laatste Chinook-F helikopters zijn in 2013 afgeleverd. Doordat contracten later tot stand komen dan aanvankelijk gepland, valt de realisatie van de F-16 Zelfbescherming (ASE) € 24,2 miljoen lager uit dan begroot.

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding productie

Het project Vervanging F-16 heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. Met de nota In het belang van Nederland kiest Defensie voor de F-35 als opvolger van de F-16. Besloten is dat de sinds de beleidsbrief van april 2011 bestaande projectreservering van € 4,5 miljard. tevens het projectbudget wordt. In de Ontwerpbegroting voor 2014 is toegelicht welke effecten dit besluit heeft op de samenstelling van het projectbudget.

Defensie neemt reeds deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding (MoU) voor de F-35. Voorts heeft Defensie in mei 2008 een MoU getekend voor deelneming aan de Initial Operational Test and Evaluation (IOT&E), waarvoor ook twee testtoestellen zijn aangekocht die beide in 2013 in gebruik zijn genomen. In de huidige planning worden de eerste toestellen vanaf 2019 aan Nederland geleverd en kan Nederland een eerste capaciteit in 2021 operationeel gereed hebben. De twee afgeleverde (test)toestellen worden tot 2019 ingezet voor deelname aan de operationele testfase van het F-35 programma en de voorbereidingen daarop.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgaven voor de PSFD, de IOT&E en de twee testtoestellen:

Omschrijving project (Bedragen x

€ 1 miljoen)

Projectvolume (begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

Vervanging F-16

PSFD MoU

169,5

2024

104,5

0,0

22,3

22,3

Vervanging F-16 NL IOT&E MoU

22,2

2015

0,0

0,0

0,0

0,0

Testtoestellen inclusief bijkomende middelen

282,0

2013

197,5

41,6

59,6

18

Uit hoofde van het PSFD MoU voor het project vervanging F-16 wordt jaarlijks een bijdrage aan de programmakosten betaald. De overrealisatie van € 22,3 miljoen in 2013 wordt verklaard doordat de geraamde betaling voor 2014 in 2013 is uitgevoerd.

In het Jaarverslag 2012 is gemeld dat de realisatie in 2012 voor de testtoestellen is achtergebleven bij de planning, omdat een aantal facturen bij de eindejaarsrealisatie niet tot betaling is gekomen. Deze facturen zijn overgelopen en betaald in 2013, hetgeen heeft geleid tot een overrealisatie van € 18 miljoen.

Investeringen defensiebreed

Omschrijving project

(Bedragen x € 1 miljoen)

Projectvolume

(begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

MILSATCOM lange termijn

130,9

2017

102,8

9,0

6,6

– 2,4

Modernisering navigatiesystemen

36,3

2015

15,5

5,0

2,2

– 2,8

NH-90

1.174,9

2018

860,3

103,7

63,8

– 39,9

MILSATCAP

34,4

2018

8,2

7,0

4,7

– 2,3

Richtkijker schutter lange afstand

30.5

2013

16,0

5,3

10,5

5,2

De realisatie van het project NH-90 is € 39,9 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit kwam door het later contracteren van behoeften voor modificaties om de NH-90 geschikt te maken voor transporttaken.

Investeringsquote

De investeringsquote bestaat uit het percentage van de investeringen (het totaal van de investeringen, inclusief het investeringsdeel «bijdragen aan de Navo» en «Wetenschappelijk onderzoek») ten opzichte van het gecorrigeerde defensiebudget (gecorrigeerd met de HGIS budgetten voor Crisisbeheersingsoperaties en Attaches). Het verloop van de investeringsquote van Defensie 2013 is in onderstaande grafiek weergegeven:

De investeringsquote is in 2013 uitgekomen op 13,6 procent. Dat is ten opzichte van de begroting 1,9 procent lager dan voorzien (15,5 procent). Het investeringsbudget is met € 154 miljoen gedaald ten opzichte van de ontwerpbegroting door de doorwerking van de hogere realisatie investeringsuitgaven uit 2012 (€ 67 miljoen). Daarnaast zijn de lagere verkoopopbrengsten (grootmaterieel en vastgoed) van invloed geweest op het uitgavenbudget (€ 87 miljoen).

Opdracht Voorzien in infrastructuur

De lagere uitgaven van € 50,9 miljoen worden verklaard door vertraging bij nieuwbouwprojecten als gevolg van onvoldoende capaciteit bij de DVD in de voorbereiding en gewijzigde regelgeving.

Investeringen Infrastructuur

Projecten in uitvoering > € 25 miljoen (bedragen x € 1 miljoen)

Project

volume

(2013)

Fasering

tot

Gerealiseerde

Uitgaven t/m

2012

Verwachte

uitgaven in

2013

Gerealiseerde

uitgaven in

2013

Verschil

uitgaven

2013

Nieuwbouw Schiphol

140,4

2014

123,7

22,2

15,6

– 6,6

Herbelegging infrastructuur vliegbases

Soesterberg en Gilze-Rijen

234,7

2012

212,5

0,0

0,1

0,1

Infrastructuur en voorziening KMA

52,3

2019

21,2

0,0

1,4

1,4

Aanpassing/renovatie

Plein/Kalvermarktcomplex

26,0

2012

22,4

0,0

2,2

2,2

Hoger onderhoud Woensdrecht

76,9

2014

11,4

19,2

3,0

– 16,2

Nieuwbouw LOKKmar

84,9

2015

21,6

20,9

11,7

– 9,2

EPA Maatregelen

64,4

2019

11,4

8,7

8,7

0

Strategisch Vastgoedplan KMar

51,3

2015

8,4

16,4

6,5

– 9,9

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen:

Door gewijzigde wetgeving bij aanbestedingen, capaciteitsproblemen bij de DVD in de voorbereiding en vertraging in realisatie zijn de projecten «Nieuwbouw Schiphol», «Hoger onderhoud Woensdrecht», «Nieuwbouw LOKKMar» en «Strategisch Vastgoedplan KMar» in de planning verschoven. Bij het project «Nieuwbouw LOKKMar» is tevens sprake van voordelige aanbestedingsresultaten. Vanwege de ontwikkelingen Informatie Gestuurd Optreden KMar is het project Strategisch Vastgoedplan KMar «on hold» gezet. Dit verklaart de lagere uitgaven bij deze projecten.

Opdracht Voorzien in ICT

Bij de opdracht Voorzien in ICT is de realisatie in totaal € 32,0 miljoen lager dan begroot. Deze lagere realisatie heeft betrekking op het niet volledig realiseren van diverse projecten. Dit wordt veroorzaakt door de reorganisatie, die veel capaciteit aan het reguliere proces onttrok. Bij geen van de individuele projecten uit de begroting 2013 wijkt de realisatie meer dan € 5,0 miljoen af van de verwachting:

Omschrijving project

(bedragen x € 1 miljoen)

Projectvolume

(begroting 2013)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2012

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil uitgaven 2013

ERP/M&F (SPEER)

268,1

2014

248,1

14,6

14,5

– 0,1

Defensie vervanging C2000 Randapparatuur

7,5

2013

3,6

3,9

0,4

– 3,5

DEFCERT fase 1

7,2

2013

3,8

1,1

0

– 1,1

EKMS (Cryptosleutel-management)

18,0

2015

0,5

4,9

0,1

– 4,8

Legacy ERP (PALS)

31,6

2014

24,8

4,2

1,5

– 2,7

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

2013

Omschrijving

(bedragen in € 1000)

Verwachte uitgaven in 2013

Gerealiseerde uitgaven in 2013

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

33.533

33.533

0

Programmafinanciering NLR

517

517

0

Contractonderzoek

Technologie-ontwikkeling (TO)

24.281

22.306

– 1.975

Contractonderzoek

Kennisgebruik (KG)

4.745

2.810

– 1.935

Totaal generaal

63.076

59.166

– 3.910

Programmafinanciering TNO, MARIN en NLR

In 2013 is uitvoering gegeven aan het Research & Development Plan 2013, in lijn met de Strategie, Kennis & Innovatie Agenda van Defensie. Defensie blijft een hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht door te investeren in de opbouw en instandhouding van een Defensie specifieke kennisbasis. In 2013 is hieraan invulling gegeven door te investeren in kennis en kunde bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. In 2013 is gestart met 60 kennisopbouw programma’s. Hiervan zijn er zestien in de loop van het jaar voltooid. Daarnaast zijn er achttien nieuwe programma’s opgestart.

Contractonderzoek technologieontwikkeling

Naast de programmafinanciering is in 2013 gestart met 102 lopende technologie ontwikkelingsprojecten. Hiervan zijn er in de loop van 2013 38 afgerond. Daarnaast zijn er 31 nieuwe technologieprojecten gedurende 2013 opgestart. De onderrealisatie van € 1,9 miljoen is het gevolg van vertraging in de opstartfase (aanbesteding). Hoofdreden daarvan was de nieuwe belegging van verwerving als gevolg van de reorganisatie. Daarnaast kenden een aantal projecten een langere doorlooptijd dan voorzien.

Contractonderzoek kennisgebruik

In 2013 zijn er zes nieuwe kennisgebruiksprojecten opgestart en tien voltooid. Ook hier geldt dat de lagere realisatie van € 1,9 miljoen voornamelijk ontstaat door de reorganisatie, waardoor het proces soms vertraagde.

Bijdrage aan de Navo

De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage in gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s. Ook de uitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen. De lagere bijdrage aan de Navo (€ 2,1 miljoen) wordt vooral veroorzaakt doordat de realisatie van Navo Veiligheid Investeringsprojecten (NVIP) binnen de Navo-lidstaten lager uitviel dan begroot. Om die reden heeft de Navo lagere bijdragen (calls for funds) opgevraagd.

Verkoopopbrengsten groot materieel

Bij afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische roerende zaken. Overtollige strategische roerende zaken zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in goede samenwerking met Domeinen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie.

Ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2013 vallen de verkoopopbrengsten groot materieel € 52,4 miljoen lager uit. Dit heeft vooral te maken met de economische crisis, waardoor landen minder koopbereid zijn en er sprake is van grote internationale concurrentie van andere landen die defensiematerieel aanbieden.

Voor enkele soorten materieel zijn nog geen definitieve kopers gevonden. Wel hebben diverse landen belangstelling getoond voor materieel waaronder de Leopard-II tank (in januari 2014 gecontracteerd), Pantserhouwitser 2000, CV-90 en het bevoorradingsschip Zr.Ms. Amsterdam.

De gerealiseerde ontvangsten via Domeinen zijn uitgekomen op € 98,6 miljoen en daarmee € 4,6 miljoen minder dan verwacht. Dit komt door vertraagde boekingen van de bancaire ontvangsten aan Domeinen. Hierdoor valt een beperkt deel van de ontvangsten voor 2013 in 2014.

Verkoopopbrengsten infrastructuur

In 2013 zijn vanwege de slechte onroerend goed markt beduidend minder objecten verkocht dan voorzien, waardoor er € 38,9 miljoen minder is ontvangen. Zo zijn de verkopen van de objecten PWA kazerne, Officierscasino, MC Weesp, Marinekazerne Driehuis, Jagersborgh Roermond en diverse kleine objecten niet gerealiseerd.

4.7 Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van ICT-middelen, brandstof, munitie en kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Beleidsconclusie

Naar aanleiding van de beleidsbrief is de reorganisatie van het materieel logistieke veld in 2012 begonnen. De drie systeemlogistieke bedrijven (het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen (DBGS) voornamelijk gevestigd in Amersfoort) zijn overgedragen aan de operationele commandanten. De apparaatsuitgaven zijn grotendeels overgedragen met een Nota van Wijziging bij de Ontwerpbegroting 2012. De overige budgetten van de systeemlogistieke bedrijven zijn met deze begroting overgedragen aan de operationele commandanten. Daarnaast is met ingang van 2013 het Joint IV commando (JIVC) opgericht. Het JIVC, dat valt onder de DMO, gaat zowel de operationele als de niet-operationele defensiebedrijfsvoering ondersteunen. Daartoe heeft de DMO al in 2012 de zeggenschap gekregen over de taakuitvoering van IVENT en het programma SPEER.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

1.201.488

867.425

999.355

1.039.074

846.181

862.466

– 16.285

Uitgaven

1.202.212

1.135.800

1.121.262

871.683

853.972

862.466

– 8.494

               

Programmauitgaven

551.979

551.400

576.355

541.336

361.145

357.310

3.835

               

Opdracht Logistieke ondersteuning

             

– waarvan gereedstelling

225.231

243.454

278.045

232.613

246.323

259.635

– 13.312

– waarvan afstoting

16.683

13.894

15.516

8.787

0

0

0

– waarvan instandhouding

310.065

294.052

282.794

299.936

114.822

97.675

17.147

               

Apparaatsuitgaven

650.233

584.400

544.907

330.347

492.827

505.156

– 12.329

Staven 1

5.928

5.898

5.870

6.276

5.566

10.918

-5.352

Ondersteuning operationele eenheden 2

641.852

575.397

537.253

322.638

487.261

494.238

– 6.977

Bijdragen aan SSO's

2.453

3.105

1.784

1.433

     
               

Apparaat per uitgavencategorie

650.233

584.400

544.907

330.347

492.827

505.156

– 12.329

personele uitgaven

335.782

336.102

319.313

130.587

178.093

181.077

– 2.984

materiele uitgaven

314.451

248.298

225.594

199.760

314.734

324.079

– 9.345

– waarvan huisvesting en infrastructuur 3

112876

102.960

105.867

87.242

     

– waarvan ICT 4

24920

21.272

19.039

11.406

220.486

228.753

– 8.267

– waarvan overige exploitatie

176.655

124.066

100.688

101.112

94.248

95.326

– 1.078

Apparaatsontvangsten

45.975

44.822

52.532

58.451

59.554

42.667

16.887

X Noot
1

De Definitie formatie staf DMO is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt verstaan Directeur, afdeling Kabinet en Financiën & Control;

X Noot
2

Ondersteuning operationele eenheden, gereedstelling en instandhouding zijn inclusief de logistieke bedrijven voor de periode 2009 tot en met 2012;

X Noot
3

Huisvesting en infrastructuur in 2013 gecentraliseerd bij het CDC;

X Noot
4

Informatievoorziening in 2013 gecentraliseerd bij IVENT en ondergebracht bij de DMO.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen (– € 16,3 miljoen) worden vooral veroorzaakt doordat er minder kortlopende verplichtingen voor ICT zijn aangegaan. Daarnaast zijn er minder verplichtingen aangegaan voor gereedstelling (munitie en brandstof).

Uitgaven

Gereedstelling

De realisatie van de post gereedstelling is € 13,3 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de veranderingen vanwege de beleidsbrief «Defensie na de kredietcrisis» in combinatie met de doorgevoerde reorganisatie. Door de tijdelijk lagere capaciteit is het budget voor munitie en operationele zaken neerwaarts bijgesteld met respectievelijk € 7,2 miljoen en € 7,3 miljoen. Hier tegenover staan een aantal overhevelingen van andere departementen (circa € 1,2 miljoen).

Instandhouding

De realisatie van de post instandhouding is € 17,1 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt deels veroorzaakt door het overgaan van een deel van de instandhoudingsactiviteiten vanuit de operationele commando’s naar de DMO, inclusief de daarbij horende budgetten. Verder is door interne herschikking het budget verhoogd om de geplande activiteiten te kunnen uitvoeren.

ICT

De realisatie van de post ICT, onderdeel van de materiële uitgaven, is € 8,3 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het tijdelijke productieverlies vanwege de reorganisatie in 2013 (€ 2,3 miljoen) en door de lagere afroep van IV-diensten door de operationele commando’s (€ 6,0 miljoen).

Ontvangsten

De ontvangsten zijn € 16,9 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de extra afdracht van de winst van het agentschap DTO aan het moederdepartement.

4.8 Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht, is wereldwijd actief en voorziet in randvoorwaarden en faciliteiten zodat de defensieonderdelen zich kunnen concentreren op hun kerntaken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening binnen Defensie waaraan het CDC een bijdrage levert.

Beleidsconclusie

In de begroting voor 2013 is aangegeven dat IVENT is overgegaan van het CDC naar de DMO en ondergebracht in het Joint IV Commando. Tevens zijn de IV-budgetten bij de DMO gecentraliseerd. De facilitaire budgetten zijn gecentraliseerd bij het CDC als gevolg van de oprichting van het Facilitair Bedrijf Defensie. Ook de Paresto-subsidie en de infrastructuurbudgetten zijn gecentraliseerd bij het CDC. Het op beleidsartikel 8 uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2013 conform de verwachting.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

(bedragen x € 1.000) 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

838.272

783.389

807.989

940.428

1.111.277

939.434

171.843

Uitgaven

855.198

852.022

911.032

906.135

1.040.029

939.434

100.595

               

Programmauitgaven

   

1.087

12.984

7.600

5.834

1.766

Opdracht Dienstverlenende eenheden

             

– waarvan gereedstelling

   

1.087

7.112

7.590

5.393

2.197

– waarvan afstoting

     

5.058

     

– waarvan instandhouding

     

814

10

441

– 431

               

Apparaatsuitgaven

855.198

852.022

909.945

893.151

1.032.429

933.600

98.829

Staf CDC 1

18.365

17.681

19.902

19.302

13.760

20.858

– 7.098

Ondersteuning operationele eenheden

803.870

800.108

860.044

843.678

956.930

853.648

103.282

Bijdragen aan SSO's

12.376

12.294

9.562

9.926

41.909

39.009

2.900

Attachés

20.587

21.939

20.437

20.245

19.830

20.085

– 255

               

Apparaat per uitgavencategorie

855.198

852.022

909.945

893.151

1.032.429

933.600

98.829

personele uitgaven

336.630

337.765

477.234

475.274

424.809

441.432

– 16.623

– waarvan eigen personeel

324.288

325.065

466.564

464.167

411.204

429.783

– 18.579

– waarvan attachés

12.342

12.700

10.670

11.107

13.605

11.649

1.956

materiële uitgaven

518.568

514.257

432.711

417.877

607.620

492.168

115.452

– waarvan huisvesting en infrastructuur 2

4.197

9.667

39.735

135.425

396.124

328.193

67.931

– waarvan ICT 3

127.384

143.840

142.247

134.198

   

0

– waarvan overige exploitatie

378.742

351.511

240.962

139.116

205.271

155.539

49.732

– waarvan overige exploitatie attachés

8.245

9.239

9.767

9.138

6.225

8.436

– 2.211

               

Apparaatsontvangsten

57.703

49.682

68.106

75.041

55.319

44.319

– 11.000

X Noot
1

Onder staf CDC wordt verstaan de commandant, ondersteuningsgroep, kabinet en Financiën & Control;

X Noot
2

Huisvesting en infrastructuur in 2012 geconcentreerd bij het CDC;

X Noot
3

Exploitatie informatievoorziening door baten-lastenagentschap DTO in 2012 naar de DMO.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 171,8 miljoen hoger dan geraamd. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de bijstelling voor de Nederlandse bijdrage aan het Strategic Airlift Capability (SAC) C-17 programma (€ 106,5 miljoen tot en met 2013): In het Memorandum of Understanding (MoU) zijn zowel een kostenplafond (Cost Ceiling) als een nagestreefd kostenniveau (Cost Target) opgenomen. Sinds 2013 wordt niet langer gebruik gemaakt van het nagestreefde kostenniveau, maar van het kostenplafond. Dit is verwerkt in de financiële administratie en in de begroting van de Nederlandse bijdrage aan het programma. Het resterende deel hangt samen met de hogere apparaatsuitgaven, waarvan de posten hieronder worden benoemd.

Uitgaven

Personele uitgaven

De lagere personele uitgaven (– € 16,6 miljoen) worden vooral veroorzaakt door de overheveling van budget naar de post materiële uitgaven (verhuiscontract buitenland en medisch specialisten) die voorheen onder personele uitgaven werden geboekt.

Huisvesting en infrastructuur

De uitgaven voor huisvesting en infrastructuur zijn € 67,9 miljoen hoger dan begroot. Het budget voor energie en water was initieel te laag begroot en is met € 21,6 miljoen verhoogd. Aan de exploitatie van de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie is € 2,5 miljoen extra budget toegekend in verband met de herziene opdracht na vaststelling van de bewakingsplattegrond. Het budget voor instandhouding infrastructuur is met € 30,6 miljoen naar boven bijgesteld ter dekking van het exploitatietekort, waarvan € 21,1 miljoen door interne herschikking binnen de materiële uitgaven. De defensieonderdelen hebben ten behoeve van huisvestingsactiviteiten voor € 5,2 miljoen additioneel ontvlochten. Tenslotte is het budget verhoogd met € 8 miljoen vanwege de hogere ontvangsten en zijn de betreffende uitgaven gerealiseerd.

Overige exploitatie

De uitgaven voor overige exploitatie zijn € 49,7 miljoen hoger dan begroot. Door de defensieonderdelen is additioneel budget ontvlochten ten behoeve van facilitaire dienstverlening (€ 23,9 miljoen) en ten behoeve van werving (€ 13,9 miljoen). Voor € 4 miljoen is er sprake van hogere ontvangsten, het resterende bedrag betreft interne herschikkingen.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten (€ 11 miljoen) worden veroorzaakt door hogere ontvangsten van de ingediende declaraties bij de zorgverzekeraar door de Defensie Gezondheidszorg Organisatie en de ontvangsten van IVENT voor de door het CDC geleverde facilitaire diensten.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 9 Algemeen

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.

Artikel 9 Algemeen

(bedragen x € 1000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

131.940

115.582

94.131

116.660

84.443

95.502

– 11.059

Uitgaven

106.781

116.572

100.993

90.850

100.566

95.502

5.064

               

Programma-uitgaven

             

Subsidies en bijdragen

14.610

19.697

21.554

21.904

21.682

19.695

1.987

Bijdrage NAVO en internationale samenwerking 1

43.372

37.061

35.740

30.077

39.906

44.898

– 4.992

Overige uitgaven

48.799

59.814

43.699

38.869

38.978

30.909

8.069

Totaal programma-uitgaven

106.781

116.572

100.993

90.850

100.566

95.502

5.064

               

Totaal ontvangsten 2

             
X Noot
1

Bijdrage Navo exclusief investeringen;

X Noot
2

Bijdrage ontvangsten NAVO zijn toegevoegd aan artikel 6 Investeringen krijgsmacht.

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 11,1 miljoen lager dan was begroot. Door de reorganisatie zijn minder verplichtingen aangegaan dan verwacht.

Uitgaven

De lagere bijdrage aan de Navo en internationale samenwerking van € 5 miljoen heeft onder meer te maken met de laatste «Call for contribution military budget» die lager uitvalt dan was voorzien door de Navo. De hogere overige uitgaven hebben voor het merendeel betrekking op de overheveling van budget vanuit de operationele commando’s naar het Nationaal Militair Museum.

5.2 Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen (waarvan een deel «niet relevant» dat betrekking heeft op de lening voor de kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen), wachtgeld, inactiviteitswedden en SBK-gelden.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 10 centraal apparaat

Artikel 10 Centraal apparaat

(bedragen x € 1000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen

1.413.466

1.451.490

1.539.764

1.761.039

1.655.999

1.592.910

63.089

Uitgaven

1.402.243

1.462.716

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.592.910

65.793

               

Apparaatsuitgaven

             

Bestuursstaf

125.259

125.721

116.779

107.015

89.315

99.960

– 10.645

Militaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst

70.723

70.848

72.751

70.670

59.437

56.879

2.558

Pensioenen en uitkeringen *)

1.069.855

1.147.502

1.224.066

1.380.124

1.256.134

1.177.256

78.878

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

124.278

109.833

123.102

202.876

253.817

258.815

– 4.998

Ziektekostenvoorziening

12.128

8.812

5.783

2.845

     
               

Apparaat per uitgavencategorie

1.402.243

1.462.716

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.592.910

65.793

personele uitgaven

1.350.551

1.419.639

1.498.742

1.723.733

1.638.573

1.562.284

76.289

– waarvan eigen personeel

144.291

153.494

145.790

137.888

128.622

126.213

2.409

– waarvan pensioenen, wachtgelden en uitkeringen

1.206.260

1.266.145

1.352.952

1.585.845

1.509.951

1.436.071

73.880

materiële uitgaven

51.692

43.077

43.739

39.797

20.130

30.626

– 10.496

– waarvan huisvesting en infrastructuur

121

162

593

       

– waarvan ICT

16.524

17.174

21.213

20.404

     

– waarvan overige exploitatie

35.047

25.741

21.933

19.393

20.130

30.626

– 10.496

               

Totaal ontvangsten

1.054

16.540

6.749

24.839

2.669

6.937

– 4.268

* waarvan niet relevant

33.840

41.992

81.915

80.976

84.140

107.172

– 23.032

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 63,1 miljoen hoger dan was voorzien als gevolg van de hogere uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.

Uitgaven

De realisatie van de personele uitgaven is € 76,3 miljoen hoger dan begroot. Het merendeel hiervan (€ 73,9 miljoen) heeft betrekking op pensioenen en uitkeringen die zijn gestegen, onder andere vanwege de afhandeling van de uitkeringen voor de ereschuld veteranen. De realisatie van de overige exploitatie is € 10,5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de reorganisatie, waardoor verschillende activiteiten niet of later zijn gestart (onder andere opleiding, transport en uitbestedingen).

5.3 Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.

Artikel 11 Geheime uitgaven

(bedragen x € 1000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen en uitgaven

2.245

2.236

6.238

5.251

5.264

5.264

0

Geheime uitgaven

2.245

2.236

6.238

5.251

5.264

5.264

0

Totaal uitgaven en verplichtingen

2.245

2.236

6.238

5.251

5.264

5.264

0

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.4 Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.

Artikel 12 Nominaal en onvoorzien

(bedragen x € 1000)

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

begroting 2013

verschil

Verplichtingen en uitgaven

       

0

63.401

– 63.401

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

             

Nader te verdelen

       

0

63.401

– 63.401

Onvoorzien

             

Totaal uitgaven

       

0

63.401

– 63.401

In dit begrotingsartikel worden de door het Ministerie van Financiën toegekende bedragen opgenomen. Met de tweede suppletoire begroting 2013 is het resterende bedrag volledig uitgedeeld naar de defensieonderdelen. Het saldo 2013 is nihil.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen

  • 1. Rechtmatigheid;

  • 2. Totstandkoming beleidsinformatie;

  • 3. Financieel beheer en materieel beheer;

  • 4. Overige aspecten bedrijfsvoering.

1. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.

In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven. Om binnen deze toleranties te blijven is een correctie op de posten aangegane verplichtingen in de verantwoordingsstaat en de post openstaande verplichtingen in de saldibalans doorgevoerd waardoor de, statistisch gezien meest waarschijnlijke, fout in de saldibalans nihil is. Voor de uitgaven geldt dat bij vijf beleidsartikelen de rapportagetolerantie voor de onzekerheden zijn overschreden. Het betreft de beleidsartikelen 1 Inzet, 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (CZSK), 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten (CLSK), 7 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en 8 Commando DienstenCentra (CDC). Ook is er een overschrijding voor de onzekerheden bij de uitgaven op totaalniveau. De overschrijdingen van de (artikel)toleranties voor de onzekerheden in de uitgaven zijn voornamelijk het gevolg van de grootschalige en complexe reorganisatie van het financiële controlveld.

Op artikel 1 Inzet bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 15.221.000, waarbij de artikeltolerantie € 15.000.000 is. Dit is een overschrijding van 1,47 procent van de artikeltolerantie en 8,6 procent aan onzekerheden op een totaal van € 177.246.000 aan uitgaven op artikel 1.

Op artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 27.988.000, waarbij de artikeltolerantie € 21.915.000 is. Dit is een overschrijding van 27,7 procent van de artikeltolerantie en 3,9 procent aan onzekerheden op een totaal van € 711.618.000 aan uitgaven op artikel 2.

Op artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 29.861.000, waarbij de artikeltolerantie € 19.997.000 is. Dit is een overschrijding van 49,3 procent van de artikeltolerantie en 4,6 procent aan onzekerheden op een totaal van € 651.319.000 aan uitgaven op artikel 4.

Op artikel 7 Defensie Materieel Organisatie is er een onzekerheid bij de uitgaven van € 65.864.000, waarbij de artikeltolerantie € 27.406.000 is. Dit is een overschrijding van 140,3 procent van de artikeltolerantie en 7,7 procent aan onzekerheden op een totaal van € 853.971.000 aan uitgaven op artikel 7.

Op artikel 8 Commando DienstenCentra is er een onzekerheid van € 56.863.000, waarbij de artikeltolerantie € 32.860.000 is. Dit is een overschrijding van 73 procent van de artikeltolerantie en 5,5 procent aan onzekerheden op een totaal van € 1.040.029.000 aan uitgaven op artikel 8.

De rapporteringstolerantie van Defensie voor de onzekerheden in de uitgaven kent een tolerantiegrens van € 241.317.000. De onzekerheden bedragen € 358.464.000, hetgeen een overschrijding van 48,5 procent van de rapporteringstolerantie betekent en 4,7 procent aan onzekerheden op een totaal van € 7.702.087.000 aan uitgaven.

Daarnaast is de tolerantiegrens van € 15.000.000 voor rechtmatigheidsfouten voor de samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen overschreden. De geconstateerde onrechtmatigheden hebben in totaal een omvang van € 20.039.000. Dit is een overschrijding van 33,6 procent van de tolerantiegrens. Het totaal bestaat vooral uit de ophoging van het budget ad € 14.510.000 aan enkele doorlopende contracten van een project. Deze ophoging had voor voorafgaand toezicht voorgelegd moeten worden aan het Ministerie van Financiën, wat niet is gebeurd. Daarnaast is er een bedrag van

€ 5.529.000 aan overige rechtmatigheidsfouten aangetroffen.

Frauderisico’s financieel en materieel beheer en integriteitsschendingen

Bij Defensie worden vooral interne frauderisico’s onderkend, bijvoorbeeld op het gebied van regelingen op het personele en financiële gebied en verwervingsactiviteiten. Externe frauderisico’s zijn bij Defensie slechts beperkt aan de orde, aangezien Defensie bijna geen subsidies verstrekt. Defensie sluit aan op het Rijksbrede Uniform Subsidiekader. In de interne regelgeving en richtlijnen van Defensie zijn beheersmaatregelen opgenomen om de onderkende interne en externe frauderisico’s te beperken.

Vermoedens van integriteitschendingen (inclusief vermoedens van fraude) kunnen bij Defensie worden gemeld. Deze meldingen leiden tot onderzoek om vast te stellen of er sprake is van een integriteitsschending. Bij een vermoeden van het plegen van een strafbaar feit wordt aangifte gedaan. Een overzicht met het aantal geregistreerde meldingen en de getroffen maatregelen is opgenomen in bijlage 4 van het Jaarverslag van Defensie. De wijze van rapporteren hierover sluit aan op de systematiek van de sector Rijk.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

In de brief van 14 februari 2013 (32 733, nr. 116) is toegezegd de Kamer vanaf 2013 bij het jaarverslag en de begroting te informeren over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen. De interne managementrapportagestructuur is hierop in 2013 aangepast. Het totstandkomingsproces van de gereedheidsinformatie was in 2013 ordelijk. De gereedheidsinformatie in de kwartaalrapportages is juist en volledig overgenomen in het jaarverslag.

Stuur- en verantwoordingsinformatie

In 2013 heeft het Ministerie van Defensie de verbetering van de informatie over de operationele gereedheid verder ter hand genomen. De gegevens over de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid leiden tot de informatie over de operationele gereedheid van de krijgsmacht. Nadat de bepaling van de norm voor personele gereedheid is geüniformeerd, is in 2013 een gestandaardiseerde rapportage ontworpen voor de bepaling van de materiële gereedheid. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de hoofdwapensystemen. Deze rapportage wordt gefaseerd ingevoerd en is afhankelijk van de transitie van de hoofdwapensystemen naar ERP M&F. Dit is een meerjarig proces. In 2014 zullen de eerste resultaten hiervan zichtbaar worden.

3. Financieel en materieelbeheer

Financieel beheer

Verwachte terugval financieel beheer als gevolg van reorganisatie financiële controlveld

In 2013 zijn de inspanningen in het financieel beheer gericht geweest op het reorganiseren van het financiële controlveld. Op 3 juni 2013 is het Financieel Administratie en Beheerkantoor (FABK) van start gegaan en 1 november 2013 is de reorganisatie van het gehele financiële controlveld afgerond. Door het grote aantal reorganisaties en de wijzigingen binnen het financiële controlveld is reeds gemeld 1 dat een tijdelijke dip in de kwaliteit van het beheer niet kon worden uitgesloten. De verwachte en als zodanig aan de Kamer gemelde dip in de kwaliteit van het beheer heeft zich in 2013 binnen de financiële processen daadwerkelijk voorgedaan.

Tijdigheid van betalen

In 2013 voldeed Defensie niet aan de rijksbrede norm dat minimaal 90 procent van de facturen binnen 30 dagen wordt betaald. Het gemiddelde percentage was 85,9 procent. In de opstartfase heeft het FABK een moeilijke periode gekend waarin de achterstand van het aantal te betalen facturen is opgelopen tot circa 12.000. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren het grote aantal vacatures, met name op de locatie Eygelshoven, het opleiden van medewerkers (inclusief inhuur), de overdracht van dossiers en systeemstoringen. Gedurende de start van het FABK is de prioriteit gelegd bij het betalen van de leveranciers om continuïteit van leveringen te garanderen en liquiditeitsproblemen bij leveranciers te voorkomen. Daarbij is de verificatie van de facturen niet altijd op de juiste wijze uitgevoerd. Achterliggende documentatie ten aanzien van de betaalde facturen is niet in alle gevallen (volledig) aanwezig in de dossiers, waardoor er onzekerheden over de rechtmatigheid van de uitgaven bestaan. Deze situatie heeft geleid tot de overschrijding van de genoemde toleranties in de paragraaf rechtmatigheid.

Verplichtingenbeheer

Zoals hiervoor aangegeven heeft de prioriteit gelegen op het betaalproces. Voor het verplichtingenbeheer zijn met name de grotere dossiers met meerjarige kasreeksen beschouwd. Door deze focus op grote risico’s hebben de relatief kleine dossiers minder aandacht gekregen. Daardoor is het beheer van de verplichtingen in 2013 ten opzichte van 2012 verslechterd. Uit de bevindingen ten aanzien van de registratie van de verplichtingen blijkt dat mutaties vaker niet voor het juiste bedrag zijn vastgelegd (te hoog of te laag). Nadat in 2012 voor wat betreft de openstaande verplichtingen geen extracomptabele correctie nodig is geweest om binnen de wettelijke tolerantiegrenzen van de comptabele rechtmatigheid te blijven, is deze in 2013 wel nodig geweest om binnen de goedkeuringstolerantie te blijven. Dit betrof een correctie van met name onzorgvuldigheden op kleinere dossiers. Voor wat betreft de openstaande verplichtingen in de financieel omvangrijke dossiers was slechts in beperkte mate sprake van fouten.

Verbeterplan financieel beheer

Conform het groeipad uit het plan van aanpak Verbeteren Beheer zal het financieel beheer, inclusief het verplichtingenbeheer, met het volledig operationeel worden van het FABK vanaf 2014 structureel verbeterd worden. Eind 2013 zijn alle reorganisaties binnen het controlveld afgerond en kunnen de financiële processen verder worden genormaliseerd. Het is nu zaak om deze grootschalige en complexe reorganisatie te laten bezinken en de betrokken partijen hun nieuwe taken en verantwoordelijkheden goed op te laten pakken. Het FABK ondersteunt en bewaakt, door uniformering en concentratie van kennis en kunde, het administratieve proces van de begrotingsuitvoering. Daarvoor is een instrumentarium op basis van indicatoren ingericht om afwijkingen in de financiële processen tijdig te detecteren en te herstellen (interne kwaliteitsbewaking, ook wel «second line of defence» genoemd). Daarbij gaat het niet alleen om de interne bedrijfsvoering van FABK, maar ook om de procesbewaking op de gefaseerde uitvoering van de begroting. De aandachtspunten vanuit het samenvattend auditrapport 2012, met betrekking tot het betaalproces, de tijdigheid van de administratieve beheershandelingen en het op orde zijn van de verplichtingenadministratie, maken reeds integraal onderdeel uit van het hiervoor genoemde verbeterplan Financieel Beheer. Deze aandachtspunten zullen conform het tijdpad zoals is aangegeven in de Kamerbrief Beheer bij Defensie (zie voetnoot 1) worden uitgevoerd. In 2015 zal Defensie voor het eerst volledig werken volgens het einddoel zoals gemeld in het verbeterprogramma.

Inkoopbeheer / Europese aanbestedingsregels

Uit de controle van de Auditfunctie Defensie (AFD) zijn vijf dossiers aangemerkt als aanbestedingsfouten, waarvan drie boven de Europese drempel, met een totale opdrachtwaarde (inclusief BTW) van € 9.047.000. De secretaris-generaal heeft voor twee van de aanbestedingsfouten boven de Europese drempel via de zogenaamde SG-procedure vooraf toestemming gegeven om af te wijken van de plicht om Europees aan te besteden. Dit betroffen beiden overbruggingsovereenkomsten voor een beperkte periode met een totale omvang van € 2.314.000. Vanwege de mogelijke operationele gevolgen voor Defensie is ingestemd met het verzoek om af te wijken van de geldende aanbestedingsregels.

Interne financiële regelgeving

In 2012 heeft de Algemene Rekenkamer een onvolkomenheid toegekend vanwege het strijdig zijn van de interne financiële regelgeving met de interdepartementale regelgeving van Financiën. In 2013 is in samenspraak met het Ministerie van Financiën gezocht naar een oplossing. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Aanwijzingsregeling Verplichting = Kas Rijksoverheid 2010, die op 14 februari 2014 is vastgesteld met terugwerkende kracht naar 1 januari 2013. Hiermee is de interne financiële regelgeving van Defensie weer in overeenstemming met de interdepartementale regelgeving.

Materieelbeheer

De nadruk bij het materieelbeheer lag in 2013, naast het behoud van de kwaliteit van het feitelijk beheer, op de bewustwording en de taakvolwassenheid (rolneming) van de lijn.

In 2013 is de Monitor Kwaliteit Materieelbeheer (MKM) zelfstandig toegepast door de doelgroepen, inbegrepen de toepassing van de MKM-module Sturing en Beheersing. Uit de MKM bleek dat de kwaliteit van het beheer stabiel was ten opzichte van 2012 en voldeed aan de gestelde norm. Uit onderzoek van de AFD is gebleken dat het door de lijn opgebouwde beeld van het materieelbeheer betrouwbaar is. De met de MKM zelf geconstateerde verbeterpunten uit 2012 bleken adequaat opgepakt. In ruim 95 procent van de onderzochte gevallen was (op het moment van controle) de aanpak van de tekortkomingen daadwerkelijk in gang gezet. Samen met de uitrol van de checklists Sturing en Beheersing is dit belangrijk voor de rolneming van de lijn.

In 2013 heeft het nieuwe Voorschrift Materieelbeheer Defensie (VMD 3.0) verder vorm gekregen. Naast de nieuwe structuur van het voorschrift en de aansluiting op het nieuwe besturingsmodel, is tevens de aansluiting van de beheersmaatregelen voor het feitelijk materieelbeheer getoetst aan de bovenliggende wet- en regelgeving. Hiermee is gewaarborgd dat de noodzakelijke beheersactiviteiten onderdeel van het kwaliteitssysteem vormen en dat onnodige beheerlast wordt uitgesloten.

De tweede helft van 2013 heeft in het teken gestaan van de overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de lijn. Met de reorganisatie van 1 november 2013 is deze overdracht in belangrijke mate gerealiseerd. Het projectbureau Professionaliseren Materieelbeheer Defensie (PMD) blijft in 2014 beschikbaar voor expertise en advies. In deze periode worden de resterende taken en verantwoordelijkheden overgedragen.

4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Governance beheer

In het besturingsmodel van Defensie (BBD2013) is de regierol voor het beheer belegd bij de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. De lijn is integraal verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering inclusief het beheer.

Verbeterprogramma

Conform afspraken met de Tweede Kamer rapporteert Defensie twee maal per jaar over het verbeterprogramma beheer. In een brief bij de Begroting en in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag.

Eind 2012 was duidelijk dat de vooruitgang bij het beheer niet voor alle thema’s snel genoeg werd gerealiseerd om de verbeterprogramma’s af te ronden binnen het gestelde tijdpad. Defensie heeft vervolgens begin 2013 de ambitie herijkt. Daarbij is niet alleen het verbeterprogramma bezien, maar vooral ook de samenhang met andere verandertrajecten binnen Defensie, zoals de lopende reorganisaties en de invoering van ERP (programma SPEER). Besloten is de doelen van het verbeterprogramma te behouden, maar wel een jaar extra te nemen voor de structurele borging en voltooiing van de verbeterprogramma’s. De uitvoering van de verbetermaatregelen loopt door tot en met 2014. In 2015 wordt voor het eerst voor alle beheeronderwerpen conform de verbeterde werkwijze gewerkt. De resultaten van de herijking zijn gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 116).

Gegeven alle veranderingen in de bedrijfsvoering waren de doelstellingen voor het beheer in 2013 dezelfde als in 2012. De uitzondering was de doelstelling voor het materieel beheer, die met 10 procent naar beneden is bijgesteld en gelijk is getrokken voor het gevoelig en het niet-gevoelig materieel. 70 procent van de eenheden diende minimaal redelijk te scoren op het feitelijk beheer in de MKM. De verbetertrajecten (onder meer de oprichting FABK, project P-dossiers) die in 2012 niet tot voltooiing waren gekomen, zijn in 2013 uitgevoerd.

Bij het Rapport bij het Jaarverslag over 2012 constateerde de Algemene Rekenkamer over de hele linie een verbetering bij het beheer. Van de 17 uit 2012 onvolkomenheden bleven er nog vijf staan. Drie bij het financieel beheer gericht op de verplichtingen bij DMO en CDC, de betalingen bij CDC 2 en op onduidelijkheden in de regelgeving, een bij het materieelbeheer waar het de rolneming van de lijn betreft en als laatste de onvolkomenheid inzake de kwaliteit van de personeelsdossiers. De onvolkomenheid bij de MIVD betreffende de verklaringen van geen bezwaar was opgelost, maar bleef wel als aandachtpunt staan, alsmede de juistheid van de veiligheidsmachtigingsniveaus van de medewerkers van de Bestuursstaf. Als laatste aandachtspunt merkt de Algemene Rekenkamer het autorisatiebeheer aan. De verbeterprogramma’s beheer zijn gericht op het oplossen van de onvolkomenheden. De aandachtpunten zijn los daarvan opgepakt door Defensie.

De AFD heeft de rapportage over de realisatie van de verbeterprogramma’s in 2013 getoetst aan de geleverde onderbouwing en hun eigen bevindingen. Dit onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van het gestelde in de voortgangsrapportage.

Personeelsbeheer

De onvolkomenheid van de Algemene Rekenkamer uit 2012 bij het personeelsbeheer betreft de kwaliteit van de personeelsdossiers. Het controleren, schonen en openstellen van de personeelsdossiers is conform planning in 2013 voltooid. De taken van de projectorganisatie zijn in oktober 2013 overgedragen aan de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD)/Diensten Centrum Human Resources (DC HR). Het project is hiermee beëindigd en de staande organisatie neemt de kwaliteitsbewaking over.

In de IV zijn checks ingebouwd om te waarborgen dat er geen aanstellingsbrieven worden aangemaakt zonder dat de wettelijk vereiste documenten in het digitale dossier aanwezig zijn. Inmiddels is vastgesteld dat de procedure in onvoldoende mate wordt nageleefd door het bevoegd gezag. Daarnaast wijst controle uit dat ongeveer 2.900 medewerkers nog moeten worden aangeschreven over de openstelling van hun dossier. Hierop is correctieve actie ondernomen. Tevens is het personeelsdossier als onderwerp opgenomen in het externe gedeelte van het functioneringsgesprek. De borging is hiermee onderdeel van het reguliere proces. De completering van de dossiers met de wettelijke documenten heeft veel aandacht gehad in 2013. Met de borgingsmaatregelen is de verwachting dat het percentage gecompleteerde dossiers (dit gaat om de wettelijke documenten) in 2014 verder zal stijgen.

De datakwaliteit is op een vergelijkbaar of hoger niveau dan in 2012. Door een verbeterde controle is de betrouwbaarheid beter gewaarborgd. Wel verdienen de handmatige beheersmaatregelen en de complexe P&O-regelgeving de aandacht.

Aandachtspunten beheer (onder meer veiligheidsonderzoeken)

In het Rapport bij het Jaarverslag over 2012 merkt de Algemene Rekenkamer de problematiek inzake de verklaringen van geen bezwaar niet langer aan als onvolkomenheid. Het aandachtspunt betreft de tijdigheid van afhandeling van aanvragen voor verklaringen van geen bezwaar (VGB’s). In 2013 is meer dan 90 procent van de aanvragen binnen acht weken afgehandeld, waarmee de (interne) norm is gehaald. In het proces zijn ook structurele aanpassingen getroffen, zodat nieuwe achterstanden worden voorkomen. Het gaat daarbij mede om een voorspelde werklast. De geïmplementeerde verbeteringen maken het mogelijk vanaf 2014 structureel te voldoen aan de (intern) gestelde en aan de Tweede Kamer 3 gemelde norm: minimaal 90 procent van de aanvragen veiligheidsonderzoeken worden voltooid binnen acht weken. Het aandachtspunt rondom de verklaringen van geen bezwaar bij medewerkers van de Bestuursstaf is opgepakt. Het aantal medewerkers met een verklaring van geen bezwaar die niet aansluit bij het veiligheidsmachtigingsniveau van de functie, of waarbij de verklaringen van geen bezwaar ontbreekt, is verminderd ten opzichte van 2012 door de genomen beheersmaatregelen. Het autorisatiebeheer wordt verbeterd.

Samenhang verbetering in de bedrijfsvoering met andere verandertrajecten

Er is een samenhang tussen verdere verbeteringen in de bedrijfsvoering en een aantal andere grote verandertrajecten die Defensie werden uitgevoerd. De reorganisatie en SPEER hebben hiervan de meeste impact gehad op de organisatie in 2013.

Op 15 juli jl. is het programma SPEER beëindigd en is de uitvoering van de programmadoelen belegd in de lijn. De taken die nog moeten worden uitgevoerd, zijn opgepakt door het JIVC en de defensieonderdelen. De taken en verantwoordelijkheden van de supervisor SPEER zijn overgedragen aan de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. Met het stopzetten van het programma, spreken we niet meer over SPEER, maar over de voltooiing van de basisimplementatie ERP. De doelstellingen en afspraken blijven hierbij ongewijzigd, conform de tussenbalans uit 2010 en SPEER weer spits update 6. De reorganisatie heeft in november 2013 zijn beslag gekregen. De personele verschuivingen binnen het departement hebben voor een onrustige periode gezorgd. De reorganisatie in het control veld en de oprichting van het FABK hebben hun weerslag gehad op de kwaliteit van het financieel beheer. Ter ondersteuning van het materieel moet de noodzakelijke informatievoorziening zijn ingericht met behulp van ERP.

Grote ICT-projecten

De grote ICT-projecten worden binnen Defensie in uitvoering gegeven en gemonitord volgens de rijksbrede afspraken hieromtrent, die zijn gecommuniceerd met de Kamer 4 en die zijn vastgelegd in het Handboek PPM van het Rijk. Deze afspraken hebben ten doel de inherente risico’s die Defensie met deze projecten loopt, beheersbaar te krijgen. Een van deze afspraken betreft de jaarlijkse rapportage op het ICT-dashboard dat wordt beheerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het betreft projecten met een omvang van meer dan € 20 miljoen en projecten met een omvang van meer dan € 5 miljoen met een «hoog» risico. Voor projecten met een omvang groter dan € 20 miljoen die zijn gestart na 2012 is een Privacy Impact Assessment (PIA) van toepassing. Defensie heeft op dit moment zeven ICT-projecten lopen waarover gerapporteerd wordt in het ICT-Dashboard.

Alle lopende en voorgenomen projecten staan in het Defensie Investeringsplan (DIP). Voor de rapportage wordt uit dit DIP een selectie gemaakt. Alleen projecten «in realisatie» worden gerapporteerd. Ook vallen de projecten waarvan het product uitsluitend een militair-operationele toepassing krijgt (wapensysteem/inzet bij militaire conflicten), buiten de scope van de Rijks ICT-rapportage. Over deze projecten wordt namelijk al aan de Kamer gerapporteerd in het Materieelprojectenoverzicht.

Na 2012 zijn geen projecten > € 20 miljoen in realisatie gegaan. Daarom heeft Defensie geen Privacy Impact Assesments uit hoeven voeren. Mogelijke afbreukrisico’s voor Defensie bij het uitvoeren van grote ICT-projecten betreffen de impact op de logistieke en financiële bedrijfsvoering en impact op publieke dienstverlening en nationale veiligheid.

Genetwerkt Samenwerken

In 2013 is, op basis van de pilots bij CLAS en CDC, een besluit genomen over de wijze waarop Genetwerkt Samenwerken defensiebreed wordt ingevoerd. Besloten is om een beperkt aantal voorbereidende stappen te zetten om Genetwerkt Samenwerken breder te kunnen invoeren op de kantoorwerkplekken van Defensie. De nadruk ligt op een betere samenwerking op en tussen de verschillende defensielocaties. Ook wordt invulling gegeven aan de rijksbrede ambitie om in 2017 digitaal te werken binnen de overheid.

Audit Comité Defensie

Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de secretaris-generaal en een platform voor het bespreken van de sturings- en beheersingsvraagstukken. Het doel is de bedrijfsvoering op het gewenste niveau te krijgen en te houden. Ook biedt het een platform voor de producten van de Auditfunctie Defensie (AFD). Het Audit Comité is in 2013 zes keer bij elkaar gekomen. De voornaamste agendapunten betroffen het op orde krijgen en houden van het beheer (personeel, materieel en financieel) de defensiebrede risicoanalyse, de uniformering van stuur- en verantwoordingsinformatie en het auditplan en defensiebrede rapportages van de AFD.

Life Cycle Costing (LCC)

Ten behoeve van de financiële onderbouwing van de nota «In het belang van Nederland» is gebruik gemaakt van zogenoemde sjablonen voor de grote wapensystemen. Daarin zijn de investeringen, de relevante exploitatie en de ontvangsten in samenhang beschouwd over een periode van vijftien jaar. In 2013 heeft Defensie een grote inspanning geleverd om de financiële informatie over de grote wapensystemen bijeen te brengen. Op 1 november 2013 is de brief «Inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen en plan van aanpak daarvoor» (Kamerstuk 33 763, nr. 27) aangeboden aan de Tweede Kamer. In deze brief is een stappenplan opgenomen dat nader is uitgewerkt in een in plan van aanpak Financiële Duurzaamheid (en LCC). Daarmee wordt invulling gegeven aan de instandhouding van het evenwicht gedurende het komende uitvoeringsjaar. Het waarborgen van het evenwicht op lange termijn gebeurt door de vervolgstappen in het plan van aanpak nader uit te werken. De inbedding van de LCC-systematiek in de bedrijfsvoering (processen en systemen) vergt de komende jaren een structurele inspanning.

Baseline Informatiebeveiliging Rijk (BIR)

Defensie voldoet grotendeels aan de kaders in het BIR, maar is nog in afwachting van nadere informatie over de wijze waarop het BIR-verantwoordingsdossier moet worden ingericht. Zo is bijvoorbeeld de zogenaamde «explain-procedure» waarmee afwijkingen van het BIR moeten worden toegelicht pas eind februari 2014 ter vaststelling aan de departementen aangeboden.

Vastgoed

Naast de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie en de vastgoedbesluiten die volgen uit de keuzes in en de discussie over de nota In het Belang van Nederland, stond 2013 op het terrein van het vastgoed in belangrijke mate in het teken van de voorbereiding voor de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) in 2014. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) zal naar alle waarschijnlijkheid grotendeels opgaan in dit nieuwe Rijksvastgoedbedrijf. Met de oprichting van het RVB ontstaat een nieuwe situatie en een nieuw moment voor Defensie om het Vastgoedbeleid nader vorm te geven.

C. DE JAARREKENING

7. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2013 van het Ministerie van Defensie (X)

(bedragen x € 1.000)
   

(1)

   

(2)

   

(3)=(2)-(1)

 

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

  Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

  Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

  Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

 

7.776.971

373.783

 

7.702.087

308.490

 

– 74.884

– 65.293

                   

Beleidsartikelen

 

6.019.894

366.846

 

5.937.554

305.821

 

-82.340

-61.025

                   

1. Inzet

213.150

213.150

13.707

153.728

177.246

4.807

– 59.422

– 35.904

– 8.900

2. Taakuitvoering zeestrijdkrachten

714.076

714.076

20.164

697.563

711.618

18.882

– 16.513

– 2.458

– 1.282

3. Taakuitvoering landstrijdkrachten

1.135.839

1.135.839

20.523

1.175.948

1.155.056

26.772

40.109

19.217

6.249

4. Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

663.949

663.949

15.286

857.262

651.319

15.256

193.313

– 12.630

– 30

5. Taakuitvoering koninklijke marechaussee

317.618

317.618

4.652

329.085

328.658

7.154

11.467

11.040

2.502

6. Investeringen krijgsmacht

1.313.418

1.173.362

205.528

633.007

1.019.656

118.077

– 680.411

– 153.706

– 87.451

7. Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieelorganisatie

862.466

862.466

42.667

846.181

853.972

59.554

– 16.285

– 8.494

16.887

8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando Dienstencentra

939.434

939.434

44.319

1.111.277

1.040.029

55.319

171.843

100.595

11.000

                   

Niet-beleidsartikelen

 

1.757.077

6.937

 

1.764.533

2.669

 

7.456

– 4.268

                   

  9. Algemeen

95.502

95.502

0

84.443

100.566

0

– 11.059

5.064

0

10. Centraal apparaat

1.592.910

1.592.910

6.937

1.655.999

1.658.703

2.669

63.089

65.793

– 4.268

11 Geheime uitgaven

5.264

5.264

0

5.264

5.264

0

0

0

0

12 Nominaal en onvoorzien

63.401

63.401

0

0

0

0

– 63.401

– 63.401

0

8. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
   

31-12-2013

31-12-2012

   

31-12-2013

31-12-2012

1

Uitgaven ten laste van de begroting

7.702.087

8.066.750

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

308.490

433.648

3

Liquide middelen

31.474

33.128

       

4

Rekening-courant RHB

   

4a

Rekening-courant RHB

7.347.676

7.593.708

       

5

Begrotings reserves

   

6

Uitgaven buiten begrotings verband

61.031

71.475

7

Ontvangsten buiten begrotings verband

138.426

143.997

8

Kas trans verschillen

           

9

Openstaande rechten

   

9a

Tegenrekening openstaande rechten

   

10

Extra-comptabele vorderingen

289.832 

278.500 

10a

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

289.832

278.500

11a

Tegenrekening extra-comptabele schulden

   

11

Extra-comptabele schulden

   

12

Voorschotten

3.128.409 

3.131.788 

12a

Tegenrekening voorschotten

3.128.409

3.131.788

13a

Tegenrekening garantie verplichtingen

   

13

Garantie verplichtingen

   

14a

Tegenrekening openstaande verplichtingen

3.566.714

3.727.887

14

Openstaande verplichtingen

3.566.714 

3.727.887 

15

Deelnemingen

   

15a

Tegenrekening deelnemingen

   
 

Totaal

14.779.547

15.309.528

 

Totaal

14.779.547

15.309.528

Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2013 (alle bedragen x € 1.000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 31.474 en bestaat uit de volgende saldi:

Kas

9.638

Bank

21.836

Totaal

31.474

In de liquide middelen en de ontvangsten buiten begrotingsverband staat op een separate bankrekening € 3.007 opgenomen voor gelden die door het Duitse Bundesministerium der Verteidigung zijn verstrekt om het Duitse aandeel in het project Licht-Verkennings-en Bewakingsvoertuig (Fennek) te betalen.

ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 61.031.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Commando DienstenCentra

Voor de uitgaven buitenbegrotingsverband staat een contract open met een vordering groter dan € 10.000. Dit betreft een contract met de Bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waarvan de salarissen november en december ad € 22.754 nog te ontvangen was per 31-12-2013. Op 1 maart 2014 staat nog € 13.634 open.

ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 138.426. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 84.051) en daarnaast voor € 42.751 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 11.624) betreft grotendeels gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden waaronder € 3.007 voor het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (Fennek).

ad 9. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 10. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 289.832 (alle bedragen x € 1.000).

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

9.873

Baten-lastenagentschappen Defensie

8.140

CMH/MRC

5.065

Diversen

17.673

Buitenlandse mogendheden

14.140

Koninklijke Schelde Groep lening

12.252

Verkoop overtollige goederen

240.260

Subtotaal

307.403

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

17.571

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2013

289.832

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2013 tot en met 2020 via de Dienst Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 240.260 tegoed. Hiervan is € 78.092 op korte termijn en € 162.168 op lange termijn opeisbaar. De Dienst Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van nominaal € 20.420. betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marine activiteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2013 is niet ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 12.252.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 240.260 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen ultimo 2013: € 49.572 (alle bedragen x € 1.000).

Vorderingen groter dan € 2 miljoen die in 2013 buiten invordering zijn gesteld (alle bedragen x € 1.000).

Er zijn geen vorderingen groter dan € 2 miljoen buiten in vordering gesteld.

ad 11. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 12. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.128.409.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € (alle bedragen x € 1.000).

Jaar van ontstaan

Beginstand

verstrekt

verrekend

Openstaand voorschot

<2010

439.834

 

249.145

190.689

2010

250.276

 

35.736

214.540

2011

458.833

 

158.978

299.855

2012

1.982.845

 

1.422.727

560.118

2013

 

1. 913.320

50.113

1.863.207

Totaal

3.131.788

1.913.320

1.916.699

3.128.409

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2013 een bedrag van € 1.202.879 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de ereschulden veteranen is in 2012 en 2013 een bedrag van € 220.894 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van KPMG met betrekking tot de wachtgelden is in 2013 een bedrag van € 109.355. betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Er staan een drietal voorschotten met betrekking tot het project vervanging F-16 open die groter zijn dan € 100.000. Een voorschot van € 160.206 betreft de aanschaf van het eerste Nederlandse F-35A toestel en een tweede voorschot van € 117.390 betreft de aanschaf van het tweede Nederlandse F-35A toestel. Beide toestellen zijn in 2013 afgeleverd door de leverancier en na acceptatie overgenomen van de Amerikaanse overheid. Eerder was voorzien dat deze voorschotten vanaf 2013 verrekend zouden worden. In 2013 is gebleken dat het verrekenen van de voorschotten nog enige tijd zal vergen, omdat hiervoor de financiële nacalculatie van de contracten moet zijn voltooid. Dit is aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 26 488, nrs. 320 en 335). Een derde voorschot betreft het Production, Sustainment & Follow-on Development Memorandum of Understanding (PSFD MoU) ter waarde van € 115.363. Met dit MoU uit 2006 wordt de samenwerking tussen Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden op het gebied van de F-35 voortgezet. Dit MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en heeft tot doel de productie, instandhouding en doorontwikkeling van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het MoU afspraken over het management van het F-35 programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten.

Een voorschot van € 266.769 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig). De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats tussen 2013 en 2017.

ad 13. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2013 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2013 zijn er geen aanspraken geweest.

ad 14. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1.000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.566.714. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,758.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2013

3.727.887

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

7.913.110

Subtotaal

11.640.997

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8.074.283

Openstaande verplichtingen per 31/12/2013

3.566.714

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Openstaande verplichtingen van € 107.706 hebben betrekking op het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering heeft plaats in 2013 tot en met 2015. Modificaties van de geleverde toestellen loopt door tot 2018.

Openstaande verplichtingen van € 426.874 hebben betrekking op de aanschaf van 200 stuks Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De leveringen zijn vanaf 2013 tot en met 2017.

Een openstaande verplichting van € 430.355 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de Navo waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar missies in Kosovo, Afghanistan en Irak vanuit Hongarije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

Een openstaande verplichting van € 105.933 betreft een overeenkomst voor het opleiden en trainen van F16 vliegers in de VS. Het contract is aangegaan voor een periode van vijf jaar. De laatste betaling wordt in 2018 verwacht. Daarnaast staat er voor de oude overeenkomst voor het opleiden en trainen van vliegers in de VS nog een bedrag van € 9.111. Deze overeenkomst had een looptijd tot en met 2013.

ad 15. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

9. Samenvattende verantwoordingsstaat 2013 inzake baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Defensie (X)

(Bedragen in € 1000)

1

2

3=2–1

 

 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting 2013

Realisatie 2013

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

1

Baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie

 

Totale baten

311.153

307.259

– 3.894

378.671

 

Totale lasten

311.153

307.966

– 3.187

339.151

 

Saldo van baten en lasten

0

-707

– 707

39.520

           
 

Totale kapitaalontvangsten

60.000

27.791

– 32.209

12.588

 

Totale kapitaaluitgaven

100.000

91.389

– 8.611

80.401

2

Baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie

 

Totale baten

220.255

219.318

– 937

240.099

 

Totale lasten

220.255

220.187

– 68

239.411

 

Saldo van baten en lasten

0

-869

– 869

688

           
 

Totale kapitaalontvangsten

46.625

37.118

– 9.507

154.360

 

Totale kapitaaluitgaven

53.786

37.015

– 16.771

164.265

3

Baten-lastenagentschap Paresto

 

Totale baten

79.042

80.345

1.303

87.687

 

Totale lasten

79.042

79.210

168

89.016

 

Saldo van baten en lasten

0

1.135

1.135

– 1.329

           
 

Totale kapitaalontvangsten

0

   

0

 

Totale kapitaaluitgaven

0

   

0

10. Baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie (Bedragen x € 1.000)

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 

Verlies en winstrekening

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Verschil realisatie en begroting

Realisatie

2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

273.008

270.638

– 2.370

335.401

Omzet overige departementen

38.000

36.473

– 1.527

43.083

Omzet derden

145

120

– 25

121

Rentebaten

     

66

Vrijval voorzieningen

 

28

28

 

Bijzondere baten

       

Totaal baten

311.153

307.259

– 3.894

378.671

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

165.000

153.025

– 11.975

164.446

Waarvan eigen personeel

130.000

120.855

– 9.145

135.011

Waarvan inhuur

35.000

32.170

– 2.830

29.435

– materiële kosten

108.353

128.773

20.420

145.552

Waarvan apparaat ICT

8.564

9.691

1.127

 

Waarvan bijdrage aan SSO’s

 

550

550

 

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

2.602

3.230

628

2.829

– materieel

32.398

21.774

– 10.624

24.879

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

 

27

27

– rentelasten

2.800

642

– 2.158

1.327

– bijzondere lasten

495

495

118

Totaal lasten

311.153

307.966

– 3.187

339.151

Saldo van baten en lasten

– 707

707

39.520

Toelichting op de staat van baten en lasten

Opbrengst moederdepartement

Binnen de omzetcategorieën zijn afwijkingen te zien maar op totaalniveau wijkt de omzet slechts 0,9 procent af van de begroting.

In 2012 werden de omzet en de kosten van de kas/verplichtingen onderdelen van IVENT in de jaarrekening opgenomen. In 2013 is weer een zuivere scheiding aangebracht en worden alleen de baten en lasten van het agentschap opgenomen.

Opbrengst overige departementen

Dienstverlening aan overige departementen vindt pas plaats na goedkeuring door de Secretaris Generaal van het Ministerie. De opbrengsten van overige departementen zijn ten opzichte van de begroting en het bedrijfsplan niet afwijkend.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de Navo en haar partners. Deze dienstverlening is ten opzichte van het niveau van 2012 nagenoeg gelijk gebleven. De dienstverlening bestond in 2013 uit incidentele kleine opdrachten.

Vrijval voorzieningen

De vrijval voorzieningen wordt verklaard onder de voorraden op de balans.

Personele kosten

De uitgaven voor vaste medewerkers zijn lager dan vorig jaar en begroot. De belangrijkste oorzaak is het feit dat de ondersteunende stafdiensten als P&O en F&C niet meer ten laste van het agentschap komen maar in de kas/verplichtingen administratie zijn opgenomen.

Er loopt nog een dispuut met het moederdepartement over de doorbelasting van salarissen november die door DTO als kas/verplichtingen worden aangemerkt. Het dispuut bedraagt ca. € 0,7 miljoen.

Materiële kosten

De hogere directe kosten worden vooral veroorzaakt door een grotere klantvraag aan handelsgoederen dan in het plan was voorzien. Dit is direct gerelateerd aan de hogere omzet. De huisvestingskosten zijn € 2,7 miljoen hoger dan begroot, dit vindt zijn oorzaak in het feit dat in de begroting niet volledig rekening is gehouden met de doorbelasting van huisvestingskosten door het CDC.

De kosten hardware en software zijn € 7,7 miljoen hoger dan het plan. De oorzaak is achterblijvende investeringen, hierdoor moeten oude hard- en software contracten worden verlengd om de dienstverlening blijvend te kunnen garanderen.

De ICT kosten van het eigen apparaat wijken € 1,1 miljoen af van de begroting. De oorzaak is dat deze kosten niet als zodanig in de administratie van DTO worden geadministreerd.

Afschrijvingskosten

Evenals in 2012 zijn de investeringen in (im)materiële activa in 2013 achtergebleven bij de begroting, hierdoor zijn de afschrijvingskosten lager dan begroot.

Rentelasten

De rentelasten zijn ruim € 2 miljoen lager dan begroot door achterblijvende investeringen en het vervroegd aflossen van leningen.

Bijzondere lasten

Onder de bijzondere lasten is een bedrag opgenomen van € 0,5 miljoen, dit is het «verlies» op de begroting van de kas/verplichtingen delen.

Balans per 31 december 2013

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand

Stand

31-12-2013

31-12-2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

11.258

10.482

Materiële vaste activa

   

– gebouwen

15.979

16.447

– inventaris/installaties

4.630

6.340

– computer hardware en -software

52.363

51.550

– overige materiele vaste activa

33

1.100

Voorraden

3.462

2.571

Debiteuren

6.427

12.406

Overlopende activa / Nog te ontvangen

31.356

28.764

Liquide middelen

2.722

61.017

Totaal activa

128.229

190.677

Passiva

   

Eigen Vermogen

19.666

20.099

– exploitatiereserve

 

12

– onverdeeld resultaat

707-

39.520

Subtotaal eigen vermogen

18.959

59.631

     

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

28.398

13.192

Crediteuren

21.234

48.027

Overlopende passiva / Nog te betalen

59.638

69.827

Totaal passiva

128.229

190.677

Toelichting op de balans

Immateriële en materiële vaste activa

In 2013 is geïnvesteerd in (im)materiële vaste activa:

  • voor het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk;

  • voor de verbouwing van het rekencentrum Maasland;

  • voor het C2000 netwerk;

  • voor het noodzakelijk vervangen van eindgebruiker hardware conform lifecycle vervangingsplan;

  • Voor de aanschaf van Cisco en HP licenties.

In 2013 heeft tevens een inventarisatie plaatsgevonden van vaste activa. Dit heeft in samenhang met de uitrol van thinclients geleid tot een aanzienlijke desinvestering van activa, voor het merendeel zonder boekwaarde. De opschoning is van belang voor een goed inzicht in de daadwerkelijke voorraad activa, niet in de laatste plaats met het oog op de komende sourcing.

Voorraden

De voorraden hebben betrekking op de voorraden in het centrale magazijn in Soesterberg en bij leverancier Morpho. Bij deze laatste liggen de voorraden nog niet gepersonifieerde smartcards. Een deel van deze voorraad smartcards is bestemd voor post-actieven. Gelet op de daadwerkelijke afname in de afgelopen jaren is een groot deel van deze voorraden te beschouwen als incourant en kan worden vernietigd. Deze incourante voorraad voor een bedrag van € 0,7 miljoen is vervat in de voorziening en die is in mindering geboekt op de boekwaarde naast een klein bedrag voor mogelijke incourantheid van de normale voorraad.

(Bedragen x € 1.000)

Voorzieningen

Stand

Dotaties

Vrijval

Onttrekkingen

Stand

31-12-2012

2013

2013

2013

31-12-2013

Voorraden

787

27

– 28

– 43

743

Totaal aan voorzieningen

787

27

– 28

– 43

743

Debiteuren

Door stringente bewaking van open posten is de omvang van de post debiteuren verder afgenomen ten opzichte van 2012. In de post debiteuren is een voorziening ad € 0,2 miljoen voor mogelijke oninbaarheid opgenomen. In de voorziening hebben geen mutaties plaatsgevonden. Het saldo open posten kan op hoofdlijnen als volgt worden gesplitst. Dit is exclusief het saldo-effect dat optreedt als gevolg van derden debiteuren en de getroffen voorziening.

Balanspost

Moeder departement

Andere departementen

Debiteuren

4.787

1.680

Overlopende activa / nog te ontvangen

Onder de overlopende activa worden onder activa de posten «nog te factureren bedragen» voor € 6,5 miljoen en «vooruitbetaald onderhoud hardware en software» voor € 21,7 miljoen gepresenteerd. Deze laatste heeft vooral betrekking op vooruitbetaald onderhoud op Microsoft licenties tot een bedrag van € 10,5 miljoen, maar ook voor € 1,6 miljoen aan onderhoud voor de Defensiepas. Het bedrag van € 6,5 miljoen kan geheel toegerekend worden aan het moederdepartement.

Liquide middelen

De daling van de liquide middelen van 2012 naar de stand per ultimo 2013 wordt vooral veroorzaakt door de afdracht van het winstsaldo 2012 van € 39,6 miljoen, de vervroegde aflossing van leningen voor € 9 miljoen en de betaling van de thinclients voor € 6,8 miljoen.

In het laatste kwartaal van 2013 ontstond de dreiging dat DTO het boekjaar zou afsluiten met een negatief saldo op de rekening courant. Dit saldo mag volgens de regeling agentschappen maximaal € 0,5 miljoen negatief bedragen. Sinds de oprichting van het agentschap DCC in 1994 is dit niet eerder voorgekomen.

Voor 2014 en verdere jaren is stringente liquiditeitssturing vereist.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over 2013 bedraagt € 0,7 miljoen negatief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen dat dient om de gevolgen van de bezuinigingen en geïntensiveerde investeringen op te vangen.

Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 393,4 miljoen in 2011, € 378,6 miljoen in 2012 en € 307,2 miljoen in 2013) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 17,99 miljoen. Het nieuw ontstane surplus van € 1 miljoen zal in 2014 met het moederdepartement worden afgerekend.

Leningen bij het Ministerie van Financiën (langlopend)

Van het totaalbedrag aan leningen is een bedrag van € 8,6 miljoen overgeboekt naar kortlopende leningen (opgenomen onder balanspost crediteuren). Per ultimo 2013 is een bedrag van € 23,8 miljoen geleend voor de investeringen.

Crediteuren

De relatief lage stand van de crediteuren ten opzichte van 2012 wordt verklaard door grote facturen die per ultimo 2012 open stonden voor klantopdrachten, het salaris november 2012 inclusief eindejaarsuitkering en de aanschaf van thinclients.

Over 2013 zijn de facturen in 99,1 procent van de gevallen betaald binnen 30 dagen. Hiermee is de norm van 90 procent ruimschoots gehaald. De gemiddelde betaaltermijn lag net onder de 30 dagen.

De crediteuren aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Balanspost

Moeder departement

Andere departementen

Crediteuren

1.364

1.885

Het restant van het saldo betreft de overige crediteuren niet zijnde crediteuren moederdepartement of andere departementen.

Overlopende passiva / nog te betalen

Onder de overlopende passiva zit de post «salarissen en sociale lasten» van € 27,5 miljoen, deze heeft betrekking op reserveringen voor vakantiedagen, opbouw van vakantiegeld en de verschuldigde salarissen van november en december. Ook is een bedrag opgenomen voor vooruitgefactureerde omzet van € 5,2 miljoen en een bedrag van € 0,1 miljoen voor nog te betalen dienstreizen. Het totaal van deze bedragen, een bedrag van € 32,8 miljoen is geheel verschuldigd aan het moederdepartement.

Onder de overlopende passiva zit verder de post «nog te ontvangen facturen» voor een bedrag van € 18,3 miljoen.

Kasstroomoverzicht over 2013

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 

Kastroomoverzicht

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2012

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 +

61.017

61.017

0

69.761

 

stand depositorekeningen

       

2.

Totaal operationele kasstroom

40.000

5.303

– 34.697

59.069

           
 

Totaal investeringen (–/–)

– 25.000

– 27.395

– 2.395

– 22.445

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

1.200

3.991

2.791

428

3.

Totaal investeringskasstroom

– 23.800

– 23.404

396

– 22.017

           
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 39.965

– 39.965

0

– 21.124

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

       
 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 24.029

– 24.029

0

– 36.832

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

60.000

23.800

– 36.200

12.160

4.

Totaal financieringskasstroom

– 3.994

– 40.194

– 36.200

– 45.796

           

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

73.223

2.722

– 70.501

61.017

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is naast het resultaat en de afschrijvingen tevens de daling in het debiteurensaldo met € 5,3 miljoen en het crediteurensaldo met € 26,1 miljoen een belangrijke factor.

Investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen zijn in lijn met de begroting voor de kasstroom van 2013.

Financieringskasstroom

In 2013 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 23,8 miljoen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2013

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel.

Omzetbedragen x € 1 miljoen

Doelmatigheidsindicatoren

               

Realisatie

Realisatie

Budget

Budget

Budget

Budget

Budget

Budget

 

2012

2013

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Omschrijving Generieke Deel

               

Omzet

               

Housing

2,6

1,9

2,2

2,0

       

Defensiepas / MFSC

5,7

5,1

6,9

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

Handelsgoederen

16,4

19,9

2,1

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

Dienstontwikkeling en klantopdrachten

7,0

6,5

4,9

5,0

5,0

5,0

5,0

5,0

Werkplekdiensten

126,3

92,0

98,6

95,0

87,0

84,0

84,0

84,0

Communicatie

27,5

20,1

23,0

22,0

21,0

20,0

20,0

20,0

Connectivity

39,7

37,3

34,5

33,0

29,0

29,0

29,0

29,0

Totale omzet product(groep) Generiek

225,2

182,8

172,2

166,0

151,0

147,0

147,0

147,0

Advies en applicaties

21,6

14,1

8,7

8,0

8,0

8,0

8,0

8,0

IV Services

92,1

86,3

100,9

101,0

86,0

83,0

83,0

83,0

IV-I (Inhuur + inkoop)

39,1

23,5

28,4

27,0

23,0

23,0

22,0

22,0

Niet standaard aanvragen

0,5

0,6

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Totale omzet product(groep) Specifiek

153,3

124,5

139,0

137,0

118,0

115,0

114,0

114,0

Totale omzet

378,5

307,3

311,2

303,0

269,0

262,0

261,0

261,0

Tarieven in €

Gemiddeld gewogen tarief per uur

€ 87,00

€ 79,39

€ 76,30

€ 76,40

€ 76,50

€ 76,60

€ 76,70

€ 76,70

Totaal aantal FTE per ultimo het jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

(exclusief inhuur)

1.836

1.760

1.804

1.857

1.761

1.690

1.597

1.597

Saldo baten/lasten als percentage totale baten

10%

– 0,1%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Betrouwbaarheid informatievoorziening

99%

99%

97%

97%

97%

97%

97%

97%

                 

Omschrijving Specifiek Deel

               

Ontwikkeling tarief werkplek Defensie (2007=100%)

77%

59%

62%

60%

62%

62%

62%

62%

Gemiddeld gewogen kostprijs applicatietaken

€ 71,80

€ 67,11

€ 67,00

€ 64,00

€ 64,10

€ 64,20

€ 64,30

€ 64,30

Gemiddeld gewogen kostprijs ontwikkeltaken

€ 80,32

€ 72,93

€ 72,90

€ 69,90

€ 70,00

€ 70,10

€ 70,20

€ 70,30

Percentage niet facturabele medewerkers

23%

12%

14%

14%

13%

13%

13%

13%

Declarabiliteit in uren per jaar

1450

1450

1450

1450

1450

1450

1450

1450

Aantal externe inhuur t.b.v. eigen apparaat

63

80

63

70

66

56

56

56

Aantal externe inhuur t.b.v. klant(opdrachten)

99

138

159

142

115

132

132

132

Met ingang van de begroting 2014 zijn de doelmatigheidsindicatoren opgesteld in overeenstemming met model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Omzet

Bij de staat van baten en lasten is de omzet van DTO toegelicht.

Totaal aantal vte per ultimo 2013

Ultimo het jaar 2013 heeft DTO een bezetting van 1760 eigen medewerkers (1718 vte) gesplitst in 1.688 burgers en 72 militairen. In dit aantal van 1.760 zitten 30 herplaatsers die per 31 december 2013 de dienst verlaten.

Inhuur

Per ultimo 2013 waren 218 inhuurkrachten werkzaam waarvan 91 voor de nieuwe afdeling Transitie Organisatie Operations, 63 op organieke arbeidsplaatsen en de overige op klantopdrachten.

Prijs per werkplek

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek in het jaar 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek is het gevolg van efficiencymaatregelen.

In 2013 is de prijs gedaald tot 59 procent ten opzichte van 2007.

11. Baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie (Bedragen x € 1.000)

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

71.437

70.866

– 571

78.321

Omzet inzake programmafacturen

instandhouding

131.450

140267

8.817

151.033

Omzet huisvesting

17.368

4508

– 12.860

8.919

Omzet overige departementen

0

1438

1.438

1.373

Omzet derden

0

1

1

12

Mutatie onderhanden projecten

 

– 193

– 193

– 2.954

Rentebaten

 

43

43

 

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

       

Vrijval uit voorzieningen

     

37

Bijzondere baten

 

2.388

2.388

3.358

Totaal baten

220.255

219.318

– 937

240.099

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

56.688

56.379

– 309

54.201

waarvan eigen personeel

54.288

53.343

– 945

 

waarvan externe inhuur

2.400

3.036

636

 

– uitbesteding

 

2.512

2.512

3.909

– materiële kosten

12.414

12.702

288

11.383

waarvan apparaat ICT

5.688

159

– 5.529

2.206

waarvan bijdrage aan SSO's

 

3.774

3.774

0

– programmagelden instandhouding

131.450

142.261

10.811

153.889

Rentelasten investeringen DVD

1.142

985

– 157

1.217

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

11.646

2.681

– 8.965

6.737

Rentelasten rekening-courant

0

0

0

4

Afschrijvingskosten

   

0

 

– materieel

1.193

631

– 562

903

– materieel huisvestingsactiviteiten

5.722

1.730

– 3.992

2.123

Overige lasten

   

0

 

– dotaties voorzieningen

0

0

0

15

– bijzondere lasten

0

306

306

2.824

Totaal lasten

220.255

220.187

– 68

239.411

Saldo van baten en lasten

0

– 869

– 869

688

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is opgebouwd uit het honorarium voor het totale dienstverleningspakket van de DVD. In 2013 is door het moederdepartement meer budget beschikbaar gesteld voor instandhouding dan in de begroting is opgenomen. De realisatie van de Commandantenvoorziening is gestegen omdat er meer geld beschikbaar is gekomen in 2013. De omzet Verwerving en Afstoting is gedaald ten opzichte van de begroting. Dit is het gevolg van vertraging in nieuwbouwprojecten, van gewijzigde regelgeving en van onvoldoende capaciteit.

Omzet huisvesting

De omzet huisvesting is de ontvangen tegemoetkoming voor het beschikbaar stellen van investeringen in gebouwen en werken & terreinen voor de «leenfaciliteitprojecten» (afschrijvingen en rente) en de rentebaten over de investeringen van nog niet opgeleverde leenfaciliteitprojecten (inclusief voorfinanciering). Door de vertraging in de uitvoering van deze projecten zijn er minder investeringen gedaan, waardoor minder leningen zijn opgevraagd en dus minder rente in rekening is gebracht bij het moederdepartement. Daarnaast is over het deel van de gebouwen die eind 2012 zijn overgedragen aan het moederdepartement geen huisvestingsvergoeding ontvangen terwijl deze wel begroot was.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft dienstverlening voor de bouw van een gevangenis op Bonaire voor de RGD, de uitleen van een servicemonteur aan de RVOB voor het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg, adviezen aan TNO en een reeks kleinere opdrachten, onder andere voor de politie.

Mutaties onderhandenprojecten

In de begroting is deze post nihil gesteld. Er is sprake van een negatieve mutatie als gevolg van het treffen van een voorziening voor een verliesgevend project.

Rentebaten

Over het positief saldo van rekening courant bij het Ministerie van Financiën is in 2013 rentevergoeding ontvangen.

Bijzondere baten

De incidentele baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten hierin worden gevormd door het nemen van omzet 2012 in 2013 (€ 0,3 miljoen), het ontvangen van een vergoeding voor juridische kosten in verband met een positieve uitspraak op een arbitrage zaak (€ 0,1 miljoen) en de verkoop van het wagenpark waardoor de getroffen reservering voor de restwaarde is komen te vervallen (€ 0,3 miljoen). Van het moederdepartement zijn geen inkoopfacturen ontvangen (€ 0,9 miljoen) en van DTO zijn geen inkoopfacturen ontvangen voor IV-projecten (€ 0,7 miljoen).

Uitbesteding

In de begroting is geen bedrag opgenomen voor uitbesteding. Voor een aantal projecten is de projectvoering echter uitbesteed.

Programmagelden instandhouding

De hogere lasten hangen samen met de extra gelden die door het moederdepartement beschikbaar zijn gesteld.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

Dit betreft de verschuldigde rente voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Voor de verklaring van de daling van € 12,9 miljoen wordt verwezen naar de omzet huisvesting.

Afschrijvingskosten materieel

Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan was voorzien in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn uitgesteld als gevolg van onzekere toekomstige ontwikkelingen en in verband met verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement.

Bijzondere lasten

Dit zijn incidentele lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. In totaal is een extra reservering € 0,1 miljoen getroffen voor de afwaardering van de panden Zwolle en Tilburg op basis van de WOZ-waarde en voor de extra lasten uit voorgaande jaren vanwege te lage transitoria (€ 0,2 miljoen).

Omzet per productgroep van het moederdepartement, overige departementen en omzet derden

(Bedragen x € 1.000)
 

Begroting

2013

Realisatie

2013

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie

2012

Expertise & Advies 1

6.321

8.503

2.182

8.562

Verwerving & afstoting

22.013

15.366

– 6.647

19.106

Commandantenvoorziening (COVO)

1.479

3.666

2.187

2.225

Instandhouding

41.624

44.770

3.146

49.813

X Noot
1

De realisatie 2013 is inclusief omzet per productgroep categorie «overig».

De producten Commandantenvoorziening en instandhouding genereren meer dan de helft van de omzet. De daling van de omzet ten opzichte van 2012 is een gevolg van minder nieuwbouwprojecten en minder door het moederdepartement beschikbaar gesteld budget voor instandhouding.

Balans per 31 december 2013

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

104.606

47.353

– gebouwen in aanbouw

40.341

69.456

– transportmiddelen

0

1.606

– overige materiële vaste activa

134

203

Vlottende activa

   

Onderhanden projecten

6.984

7.177

Debiteuren

1.627

1.038

Vorderingen op moederdepartement

796

450

Overlopende activa

1.809

7.440

Liquide middelen

40.103

58.569

Totaal activa

196.400

193.292

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

1.391

701

– verplichte reserve

0

 

– onverdeeld resultaat

-869

688

Leningen bij het Ministerie van Financiën

142.506

110.318

Voorzieningen

 

 

Crediteuren

7.990

15.917

Schulden aan moederdepartement

1.002

2.275

Overlopende passiva

44.380

63.393

Totaal passiva

196.400

193.292

Materiële vaste activa

Door de overdracht van gebouwen in aanbouw van de projecten KMar Schiphol en Hoger Onderhoud Woensdrecht aan het moederdepartement en het opstarten van nieuwe gebouwen in aanbouw is de boekwaarde van de materiële activa per saldo gedaald. Als gevolg van de verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement is de boekwaarde van de transportmiddelen ultimo 2013 nihil.

Onderhanden projecten

De postonderhanden projecten omvat de apparaatskosten van de lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen omzet is ontvangen. Ten opzichte van 2012 is deze post gedaald met € 0,193 mln voornamelijk als gevolg van het treffen van een voorziening op een verliesgevend project.

Overlopende activa

De post overlopende activa bedraagt ultimo 2013 € 1,8 miljoen. In 2012 was dit € 7,4 miljoen. De daling wordt vooral veroorzaakt door minder te vorderen programmageld doordat meer inkoopfacturen zijn verwerkt voor de kassluiting van het moederdepartement. Van dit bedrag is € 1,6 miljoen een vordering op het moederdepartement en € 0,2 miljoen een vordering op derden.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat voor € 1,3 miljoen uit vorderingen op overige departementen en voor € 0,3 miljoen uit vorderingen op derden.

Eigen vermogen

Het negatief resultaat van de DVD kan worden opgevangen binnen het eigen vermogen. In 2014 komt een eind aan een langdurig en intensief reorganisatietraject en wordt gestart met een organisatie die voorbereid is op de veranderende omstandigheden. In de begroting voor 2014 is rekening gehouden met een hogere productiviteit. Dit moet leiden tot een (licht) positief bedrijfsresultaat. Het jaar 2014 zal ook in het teken staan van de vorming van het rijksvastgoedbedrijf (RVB) met een daarbij horende eigen begroting. Op basis van vijf procent van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 11,2 miljoen. De stand eind 2013 bedraagt € 0,5 miljoen.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2013

Stand 31-12-2012

Leningen bij het Ministerie van Financiën

   

Vermogensconversielening

5.180

5.210

Investeringsleningen

137.326

105.108

Totaal leningen

142.506

110.318

Met de leningen van het Ministerie van Financiën worden de materiële vast activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden bepaald in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vast activa. De vermogensconversielening loopt tot 2038 met een rente van 5 procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van drie jaar tot vijftig jaar tegen rentepercentages variërend van 1,7 procent tot 5,6 procent.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Dotaties 2013

Vrijval 2013

Onttrekkingen 2013

Stand 31-12-2013

Garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

Wachtgelduitkeringen

0

0

0

0

0

FPU 57+ voorziening

0

0

0

0

0

Totaal aan voorzieningen

0

0

0

0

0

Crediteuren

Het saldo van de crediteuren bedraagt € 8,0 miljoen (2012: € 15,9 miljoen). De daling is het gevolg dat leveranciers sneller een inkoopfacturen sturen en ook de maatregelen die zijn genomen om de doorlooptijd van de inkoopfacturen te verkorten.

Overlopende passiva

(Bedragen x € 1.000)
 

 Stand 31-12-2013

 Stand 31-12-2012

Aflossing leningen Ministerie van Financiën

3.119

6.264

Vooruitontvangen bedragen

10.225

11.592

Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen bedragen

27.574

39.340

Te betalen vakantiegelden

1.698

1.711

Betalingen onderweg

41

2.747

Te betalen vakantiedagen

1.723

1.739

Totaal overlopende passiva

44.380

63.393

De post «Aflossing leningen Ministerie van Financiën» is ten opzichte van 2012 gedaald met € 3,1 miljoen. Dit wordt voornamelijk verklaard door een extra aflossing van € 2,8 miljoen in verband met de afwaardering van twee gebouwen.

De post «met betrekking tot huidig boekjaar te betalen» bestaat onder meer uit te betalen programmagelden Instandhouding en te betalen apparaatskosten en producteindafrekeningen. De daling van de te betalen programmagelden ten opzichte van 2012 ad € 7,3 miljoen wordt verklaard doordat leveranciers facturen eerder indienen en door verbeterde doorlooptijden van verwerking van facturen. De nog te betalen apparaatskosten en eindafrekeningen dalen met € 4,4 miljoen vanwege de versnelde afwikkeling van diverse eindafrekeningen.

De post «overlopende passiva» wordt nader uitgesplitst in € 16,6 miljoen als te betalen bedrag aan het moederdepartement, € 1,2 miljoen als te betalen bedrag aan overige departementen en € 26,6 miljoen als te betalen bedrag aan derden.

Kasstroomoverzicht

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand

depositorekeningen

52.545

58.569

6.024

         

2.

Totaal operationele kasstroom

1.500

– 18.570

– 20.070

         

 

Totaal investeringen (–/–)

– 46.625

– 30.482

16.143

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1.543

1.543

3.

Totaal investeringskasstroom

– 46.625

– 28.939

17.686

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

 

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 7.161

– 6.532

629

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

46.625

35.575

– 11.050

4.

Totaal financieringskasstroom

39.464

29.043

– 10.421

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013+ stand

depositorekeningen (=1+2+3+4)

46.884

40.103

– 6.781

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gedaald ten opzichte van het plan. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de effecten van de sterke daling van crediteuren en overlopende passiva. Leveranciers zenden de facturen gemiddeld sneller in, maar ook zijn er maatregelen genomen om de doorlooptijd van de facturen te verkorten.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het betreft hier vooral investeringen in activa en gebouwen. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lagere afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van het project Hoger Onderhoud Woensdrecht, kazerne KMar Schiphol en Opleidingscentrum KMar.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen lager dan geraamd. Verder zijn leningen aan het Ministerie van Financiën afgelost in verband met de verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2013 
 

realisatie 

Oorspronkelijke begroting

omschrijving generiek deel

2010

2011

2012

2013

2013

VTE-totaal

1408

1008

849,0

858,5

855,0

Saldo van baten en lasten (%)

– 2,0%

– 3,5%

0,6%

– 0,4%

0,0%

Servicelevels (norm = 90%)

85%

81%

74%

65%

85%

Projecttevredenheid (norm = 90%)

94%

95%

98%

95%

95%

Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker)

87,9

80,7

103,7

104,6

90%

           

omschrijving specifiek deel

2010

2011

2012

2013

2013

           

kostprijzen per product(groep)

         

Expertise & Advies

76,69

81,96

77,25

75,95

 

Verwerving & afstoting

73,24

69,94

71,55

70,81

 

COVO

62,07

53,87

63,00

63,45

 

Instandhouding

59,67

63,97

64,59

61,3

 

Gemiddelde kostprijs per product

65,18

64,18

65,07

65,07

 
           

Omzet per productgroep (pxq) in K€

         

Expertise & Advies (honorarium)

8.219

9.059

8.562

7.413

6.321

Verwerving & afstoting  excl ohw)

28.011

20.394

19.106

15.366

22.013

COVO

4.310

1.980

2.225

3.666

1.479

Instandhouding

45.226

45.262

49.813

44.770

41.624

Beveiliging

28.141

Overig

1.230

1.090

Kostprijs per productgroep

De kostprijzen per productgroep, de tarieven per uur, zijn in 2013 nagenoeg hetzelfde als in 2012.

Het baten-lastenagentschap DVD streeft naar verbetering van doelmatigheid. Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:

  • de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

  • het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

  • de sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid.

Benchmarkonderzoeken

In de jaarrekening 2012 werd nog gesproken over een sourcingtraject. In het kader van dit onderzoek past een benchmarkonderzoek met de markt. Inmiddels is de situatie sterk veranderd omdat in 2013 het besluit is gevallen de DVD op te nemen in het Rijks Vastgoed Bedrijf. In het kader hiervan worden ook benchmark activiteiten uitgevoerd met de overige partners (RGD en RVOB). De resultaten hiervan zijn nog niet bekend.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden projecten en exclusief programmagelden instandhouding en expertise en advies en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe vte’n. De in 2011 ingezette lichte stijging van de bouwmarktprijzen heeft zich in (2012 en) 2013 voortgezet. Dit effect (van herstel) was ook in enige mate terug te zien in aanbestedingsresultaten van de DVD dit jaar ten opzichte van 2012.

Kwaliteitsindicatoren (sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid)

Naast een periodiek uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek worden diverse servicelevels bijgehouden: de snelheid van reageren op en het opheffen van defecten en storingen en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een daadwerkelijke raming of offerte. De norm is in 2010 in overleg met de klant gewijzigd van 90 procent naar 80 procent door budgetproblematiek bij de defensieonderdelen. In 2013 is dit percentage verder gedaald naar een gemiddelde van 65 procent. Deze uitslag van het servicelevel lijkt aan te geven dat de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende is. De werkelijkheid is genuanceerder. Het niet behalen van de norm is een direct gevolg van een tekort aan capaciteit om storingen af te melden. Het betreft administratieve achterstanden waar inmiddels een oplossing voor is gevonden (na de stop op het plegen van inhuur).

12. Baten-lastenagentschap Paresto

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (Bedragen x € 1.000)

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 

 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

77.416

77.479

62

86.155

Omzet overige departementen

       

Omzet derden

700

642

– 58

700

Rentebaten

42

77

35

52

Overige omzet

883

942

59

668

Vrijval voorzieningen

       

Bijzondere baten

 

1.204

1.204

112

Totaal baten

79.042

80.344

1.303

87.687

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

45.399

42.385

– 3.014

50.586

waarvan eigen personeel

43.982

39.080

– 4.902

 

waarvan externe inhuur

1.417

3.305

1.888

 

– materiële kosten

33.580

33.884

304

35.669

waarvan apparaat ICT

2.484

1.421

– 1.063

 

waarvan bijdrage aan SSO's

 

1.004

1.004

 

Rentelasten

       

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

       

– materieel

63

73

10

934

– desinvesteringen

       

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

 

2.830

2.830

1.397

– rentelasten

       

– bijzondere lasten

 

39

39

430

Totaal lasten

79.042

79.210

168

89.016

Saldo van baten en lasten

1.135

1.135

– 1.329

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen, namelijk de omzet bedrijfsvoering (verkopen) ad € 44,6 miljoen en de omzet bijdrage defensieonderdelen ad € 32,9 miljoen.

Omzet bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep

(Bedragen x € 1000)

 Oorspronkelijk

vastgestelde

begroting

 Realisatie

2013

Omzet regulier

25.626

25.401

Omzet niet-regulier

6.254

8.759

Omzet logistieke ondersteuning

9.742

10.408

Totaal opbrengst verkopen

41.622

44.568

De omzet bedrijfsvoering is wat betreft de opbrengst verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;

  • De niet reguliere omzet is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties worden gehouden;

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De reguliere omzet blijft achter op de begroting door het eerder dan gepland sluiten van locaties en het mede daardoor met 8,6 procent ten opzichte van de begroting gedaalde gastenaantal (naar 5,8 miljoen; 6,0 miljoen in 2012). De besteding per gast is wel gestegen ten opzichte van de begroting, met 1,7 procent naar € 3,14 (€ 3,08 in 2012). Ook is de omzet afhaalmaaltijden sterk gestegen. De niet-reguliere omzet is met € 8,8 miljoen 40,1 procent hoger uitgevallen dan begroot (€ 8,4 miljoen in 2012). In de begroting was rekening gehouden met terughoudendheid in het verbruik van de niet-reguliere budgetten bij de eenheden, maar in de realisatie was dat nog niet te merken. De omzet Logistieke ondersteuning ligt hoger dan de begroting doordat er te voorzichtig is begroot.

Omzet bijdrage Defensieonderdelen

De omzet bijdrage defensieonderdelen betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties.

Omzet derden

De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. Het CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars.

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,26 procent) en de lopende rekening courant met het Ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,11 procent).

Overige omzet

Deze post betreft voornamelijk de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met de grootste leveranciers en de producentenbonussen van toeleveranciers.

Bijzondere baten

Het betreft hier incidentele baten en minder kosten vanuit het vorige boekjaar, te weten een leveranciersbonus (€ 0,3 miljoen), vrijval van kosten dienstvervoer (€ 0,2 miljoen), lagere automatiseringskosten (€ 0,2 miljoen), vrijval van een reorganisatiereservering

(€ 0,3 miljoen), correctie belastingaangifte (€ 0,2 miljoen) en diverse kleine baten.

Personele kosten

De realisatie van gemiddelde bezetting over 2013 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Personele kosten (Bedragen x € 1) 
 

 Budget 

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

136

54.180

135

51.943

Burgerpersoneel

701

47.925

688

45.945

Overige categorieën:

       

Inhuur en uitzendkrachten

28

51.288

58

57.026

Herplaatsers en SBK

63

47.925

38

45.945

Totaal/Gemiddeld

928

48.942

919

47.526

In de loop van de reorganisatie van mei 2013 hebben meer medewerkers de dienst verlaten dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Tevens is de reservering met betrekking tot de ingeschatte vertraging van de reorganisatie in 2013 vrijgevallen. De loonsom van inhuurkrachten is hoger dan begroot door inhuur van management op operationele knelpunten in de operatiën en op het servicekantoor.

Materiële kosten

De materiële kosten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten ingrediënten (€ 29,7 miljoen), automatiseringskosten (€ 2,4 miljoen) waarvan € 1,0 miljoen automatiseringskosten DTO die als bijdrage aan SSO’s zijn verantwoord en overige exploitatiekosten (€ 1,8 miljoen).

De materiële kosten zijn hoger dan de begroting (zie tabel Staat van Baten en Lasten) door de hogere omzet verkopen.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen, rentelasten en bijzondere lasten. De dotaties voorzieningen bestaan uit een donatie van € 0,2 miljoen voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing, een dotatie van € 0,6 miljoen met betrekking tot het vervangen van het betaalmiddel chipknip en een dotatie van € 2,0 miljoen voor de verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS. Er zijn in 2013 geen rentelasten geweest. De bijzondere lasten bestaan voornamelijk uit incidentele lasten uit het vorige boekjaar.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten betreffen incidentele lasten, te weten een distributiefee over vorig boekjaar, een nagekomen factuur CAOP en afkoop van watercoolers.

Resultaatbestemming.

Het resultaat over 2013 bedraagt € 1,1 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving toegevoegd aan het eigen vermogen. De grens voor de exploitatiereserve voor 2013 is € 4,2 miljoen, te weten maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto komt eind 2013 met € 0,7 miljoen boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit. Dit bedrag wordt in 2014 afgedragen aan het moederdepartement.

Balans per 31 december 2013

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

12

86

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

12

59

– overige materiële vaste activa

 

27

Voorraden

1.493

1.957

– voorziening incourante voorraden

– 50

– 174

Debiteuren

465

779

Nog te ontvangen

3.543

3.125

Liquide middelen

18.461

15.396

Totaal activa:

23.924

21.169

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

3.738

5.067

– onverdeeld resultaat

1.135

– 1.329

Voorzieningen

4.974

2.197

Leningen bij het Ministerie van Financiën

   

Crediteuren

7.086

9.100

Nog te betalen

6.991

6.134

Totaal passiva

23.924

21.169

Materiële vaste activa

Deze post bevat nog enkele ICT-activa.

Voorraden

Op de balans zijn de voorraden op de locaties van Paresto en de voorraden van de logistieke centra in Bathmen en Den Helder opgenomen. De afname wordt veroorzaakt door herrubricering tussen de voorraden en de overlopende activa van Bathmen.

Debiteuren

De debiteuren worden uitgesplitst in vorderingen op het moederdepartement (€ 0,2 miljoen), op andere departementen (€ 0,2 miljoen) en op derden en overig (€ 0,1 miljoen).

Nog te ontvangen

Deze post is nader te specificeren in nog te ontvangen van het moederdepartement (€ 1,4 miljoen), van andere departementen (€ 0.1 miljoen) en derden (€ 2,1 miljoen).

Liquide middelen

De post liquide middelen omvat de gelden in rekening courant bij het Ministerie van Financiën (€ 18,4 miljoen) en overige departementen (€ 0,1 miljoen).

Eigen Vermogen

In 2013 is geen uitkering aan het moederdepartement geweest. De grens voor de exploitatiereserve voor 2013 is € 4,2 miljoen (maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar). Het eigen vermogen bedraagt € 4,9 miljoen, dit betekent dat in 2014 € 0,7 miljoen wordt afgedragen aan het moederdepartement.

Leningen

Alle door Paresto opgenomen gelden bij Ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.

Voorzieningen

Voorzieningen (Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Dotaties 2013

Vrijval 2013

Onttrekkingen 2013

Stand 31-12-2013

Externe expertise outsourcing

597

212

0

– 52

757

Verlieslatende overdracht voorraad Logistieke ondersteuning

1.600

1.974

0

0

3.574

project vervanging chipknip

 

644

0

0

644

Totaal aan voorzieningen

2.197

2.830

0

– 52

4.975

In 2013 is gedoteerd aan de voorziening voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing ter waarde van € 0,2 miljoen en aan de voorziening verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS ter waarde van € 2,0 miljoen. Tevens is een nieuwe voorziening aangelegd ter waarde van € 0,6 miljoen in verband met de te maken kosten in het kader van afschaffing van de chipknip. De onttrekking betreft facturen van de ingehuurde partijen met betrekking tot het project outsourcing.

Crediteuren

Het crediteuren saldo ad € 7,1 miljoen bestaat voor € 4,4 miljoen uit schulden aan het moederdepartement en voor € 2,7 miljoen uit schulden aan derden.

Nog te betalen

Nog te betalen (Bedragen x € 1.000)
 

Stand  31-12-2013

Stand  31-12-2012

Vakantieverplichting personeel

2.367

2.725

Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen

0

0

Restitutie defensieonderdelen

0

0

Overige schulden

4.624

3.409

Totaal nog te betalen

6.991

6.134

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,3 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 1,1 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De stijging van de overige schulden is te verklaren door de salariskosten december, waarvoor nog geen factuur is ontvangen van het moederdepartement.

In totaal is € 5,6 miljoen te betalen aan het moederdepartement en € 1,4 miljoen aan andere departementen.

Kasstroomoverzicht

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

   

Oorspronkelijke vastgestelde

begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013+ stand depositorekeningen

11.286

15.285

3.999

         

2.

Totaal operationele kasstroom

63

3.078

3.015

 

 

     
 

Totaal investeringen (–/–)

 

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

 

 

     
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (–/–)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

11.349

18.363

7.014

Kasstroom uit operationele activiteiten

Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. De operationele kasstroom is hoger dan begroot door de dotatie aan de voorziening verlieslatende overdracht van de voorraden logistieke ondersteuning.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

In 2013 zijn er geen investeringen of desinvesteringen gedaan.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

In 2013 zijn er geen activiteiten geweest die een wijziging in een financiële kasstroom tot gevolg hebben.

Doelmatigheidsparagraaf

De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor dus geen kostprijs per product. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de brutomarge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2013
 

realisatie

oorspronkelijke begroting

Omschrijving generieke deel

2010

2011

2012

2013

2013

Omzet verkopen (x € 1000)

57.331

43.840

45.054

44.568

41.622

Vte'n totaal

1.272

1.122

1.062

918

928

– waarvan in eigen dienst

1.195

1.085

1.024

860

900

– waarvan inhuur

76

36

38

58

28

           

saldo baten/lasten als % van totale baten

2,0%

– 0,1%

– 1,5%

1,40%

0,00%

Omschrijving specifiek deel

2010

2011

2012

2013

2013

Aantal locaties

130

125

108

85

110

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

45.087

39.082

42.422

48.536

44.886

% Ziekteverzuim

8,6%

8,9%

8,3%

7,6%

8,0%

% Bruto marge locaties

32,8%

37,7%

37,4%

37,3%

37,7%

Gasttevredenheid 1

7,3

X Noot
1

Niet gehouden in 2011, 2012 en 2013

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo doelmatig als mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

De doelmatigheid van Paresto is verder toegenomen door de stijging van de productiviteit per medewerker. Ook wisten de locaties hetzelfde hoge percentage bruto marge te behalen als in de afgelopen jaren.

WET NORMERING TOPINKOMENS

13. Overzicht Wet Normering Topinkomens

Op grond van de artikelen 4.1 en 4.2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) is een overzicht opgenomen van de bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen en van andere functionarissen indien hun bezoldiging in het verslagjaar meer bedroeg dan het bezoldigingsmaximum.

Het bezoldigingsmaximum is opgenomen in artikel 2.3 van de Wnt (bedrag voor 2013 is € 228.599) en wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht die voorkomt uit artikel 4.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt), betrekking op de onderstaande topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen. Dit geldt op grond van artikel 4.2. Wnt eveneens voor onderstaande functionarissen wier bezoldiging in het verslagjaar, na herrekening naar een voltijds dienstverband op jaarbasis, meer bedroeg dan het wettelijke bezoldigingsmaximum. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld en worden ingevolge artikel 4.2, zesde lid, tussen haken de gegevens over het voorafgaande boekjaar vermeld. Voor leden van de TMG wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de Wnt (inclusief beleidsregels toepassing Wnt) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn voor dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van Defensie heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de Wnt. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het Wnt-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege laten van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam Orgaan

Functie(s)

Aard v/d Functie

Naam

Beloning

Onkosten

Voorzieningen

Datum

begin

Datum

einde

Vte’n

Interim

Motivering overschrijding

MINDEF

HOOFD PMV-NAVO/EU

 

Meulman, Frederik H

61.508,53

0,00

13.454,77

 

31-5-2013

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

 

Wehren, Johan H

128118,35

44,15

32.291,45

   

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT LUCHTSTRIJDKRACHTEN

 

Schnitger, Alexander

140894,79

220,75

37.063,47

   

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

DIRECTEUR SZVK

 

Gerbranda, Nel

84.467,30

0,00

22.635,72

   

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

DIRECTOR GENERAL EUMS

 

Osch, Anton G D van

95.407,27

0,00

16.145,73

 

30-6-2013

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT CORPS

 

Loon, Antonie J H van

115905,42

0,00

24.218,59

 

30-9-2013

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

CHIEF Of STAFF (COS)

 

Tieskens, Richard G

128388,69

105,52

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

HOOFDDIRECTEUR PERSONEEL

 

Water, Willem A G van de

135277,25

0,00

29.600,50

 

30-11-2013

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT LANDSTRIJDKRACHTEN

 

Kruif, Mart de

125493,03

220,75

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

HOOFD PMV-NAVO/EU

 

Broeks, Jan

124166,05

0,00

29.720,11

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

 

Middendorp, Thomas A

159.863,86

0,00

34.742,65

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT KMAR

 

Leijtens, Hans

122758,91

309,05

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

SUPERVISOR SPEER

 

Burg, Jan van der

128124,35

176,60

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT CDC

 

Kopp, Erik

129590,18

0,00

30.141,69

 

31-10-2013

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

COMMANDANT ZEESTRIJDKRACHTEN

 

Borsboom, Matthieu

127778,17

0,00

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

MINDEF

INSPECTEUR GENERAAL DER KRIJGSMACHT

 

Ede, Ton van

125938,79

176,60

32.291,45

 

 

1,00

 

N.v.t.

Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt

Onderstaande tabel geeft een weergave van de functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt. Voor al de opgenomen functionarissen geldt dat ze slechts een deel van 2013 in dienst zijn geweest bij het Ministerie van Defensie. De norm op jaarbasis is naar rato omgerekend naar het aantal dagen dat de functionaris in dienst is geweest, waardoor de bezoldiging op jaarbasis boven de pro-rato norm uitkomt. In onderstaande gevallen gaat om enkele dagen tot enkele maanden. Bij de motivering wordt toegelicht wat de reden is van de overschrijding.

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functies

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Omvang dienst-verband (in vte)

Interim

Motivering overschrijding norm

MINDEF

OFFICER NAEW

47.886,15

 

2.033,55

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

NMR/C-NAK

27.735,14

 

2.199,23

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

UNITMNGR PROJECTEN I&S

21.095,40

 

1.343,50

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

OFF GEVECHTSLEIDING

49.593,77

 

3.813,87

 

28-02-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN

MINDEF

OFF WEGTRANSPORT

54.460,06

 

3.195,76

 

28-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN

MINDEF

HFD REGIO

34.989,99

 

2.687,00

 

28-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

OFF ALVD PATRIOT

73.194,19

 

7.899,70

 

30-04-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

HFD LCT

20.040,45

 

880,07

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

SR BELEIDSMEDEWERKER

36.961,85

 

2.984,80

 

28-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

KRIJGSMACHTRAADSMAN/VROUW

8.643,60

 

89,56

 

02-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

OFF LOG GNK

71.325,47

88,30

2.441,99

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN

MINDEF

HOOFD REG BUREAU TELEMATICA

19.464,51

 

1.343,50

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

KRIJGSMACHTRAADSMAN/VROUW

21.117,80

 

1.597,88

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

HOOFD STAF MJD KRIJGSMACHT

24.462,74

44,15

2.199,23

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

PROJ CRD

39.958,58

 

3.949,85

 

28-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

PROJECT COORDINATOR SSR

93.819,69

 

11.444,73

 

30-04-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

OFFICIER VEILIGHEIDSREGIO

23.739,09

 

1.343,50

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

MDW PL

19.568,40

 

880,07

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

OFF SPEC

23.552,04

 

880,07

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN

MINDEF

PROVOST MARSHAL & SECT HEAD

28.031,36

 

1.597,88

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

OFF SPEC

41.798,20

 

3.195,76

 

28-02-2013

1,0

 

VERGOEDING TEGOED SPAARUREN

MINDEF

INSTRUCTEUR KETENLOGISTIEK

31.549,63

 

982,68

 

12-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN

MINDEF

TERMINAL MANAGEMENT SPECIALIST

5.468,45

 

214,06

 

06-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

MDW MPZ DUITS

3.496,80

 

57,25

 

03-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

OO LOG GNK

23.053,54

 

281,99

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

ASS WAPENTECH KKW EN MUNITIE

7.979,86

 

63,44

 

09-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

AFDELINGSMNGR

3.836,10

 

206,01

 

06-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

ENGR TECHN SPEC W

5.450,27

 

223,22

 

07-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

DOCENT BV HF TECHNIEKEN KM

20.173,63

 

1.285,34

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

COORDINATION OFFICER

19.065,31

 

1.974,93

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

HFD SIE SEC

42.063,34

 

3.842,18

 

28-02-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

OFF ZEEDNST

25.535,17

 

1.597,88

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

OFF ZEEDNST

26.662,16

 

1.597,88

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

ADV SAP-BEDRIJFSVOERING

3.627,91

 

22,55

 

01-01-2013

0,5

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

STOO KWALBORG/DPS

20.802,47

 

706,40

 

31-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

OFF ZEEDNST

16.859,30

 

447,84

 

10-01-2013

1,0

 

DIENSTTIJDGRATIFICATIE

MINDEF

UNIVERSITAIR DOCENT

20.790,28

 

1.343,50

 

31-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

KPL OGRV HONDENGELEIDING

7.766,21

 

60,68

 

09-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

KPL BEWAKER

7.952,62

 

60,68

 

09-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

KPL BEWAKER

7.507,48

 

60,68

 

09-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

BRANDWACHT

5.748,36

 

38,40

 

06-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

CHAUFFEUR

7.859,11

 

20,23

 

03-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

LRS-BEDIENAAR

1.876,58

 

19,90

 

02-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

PLV C-PANTSERGENIEGROEP/CONSTR

1.460,73

 

16,60

 

02-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

JR FUNCT BEH

1.360,22

 

20,52

 

01-01-2013

1,0

 

VAKANTIEUITKERING

MINDEF

MATR 1 BDWSR

9.301,59

 

96,20

 

14-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE

MINDEF

PLV C-UITGESTEGEN GROEP

1.801,71

 

9,00

 

01-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

CHAUFFEUR WIELVOERTUIG

1.740,29

 

6,74

 

01-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

GN PONT/TIMMERMAN NIV1

1.501,42

 

0,00

 

01-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING

MINDEF

MDW SCHEEPSDIENST NLBEOPS

3.593,32

 

53,04

 

03-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BHV-TOELAGE

MINDEF

MDW ALG DIENST

3.889,45

 

63,98

 

03-01-2013

1,0

 

VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BHV-TOELAGE

Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

In 2013 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s

Het Ministerie van Defensie kent twee rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) en de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON).

De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft als taak te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.

Eind 2011 is de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) opgericht. Deze stichting ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. Vanaf 2013 wordt de bijdrage aan de stichting (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In 2013 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 115 formatieplaatsen ter beschikking te stellen met een gemiddelde bezetting van 102. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 14,5 miljoen.

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering(realisatiecijfers) 1(1)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

begroting

Premies (€)

Tarieven

     

SZVK

X

 

Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

Wordt per defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten

 

92.057.916,77.

 

www.szvk.nl

 

SWOON

X

 

Toezicht wetenschappelijk niveau onderwijs en onderzoek

Beleidsartikel 8 voor wat betreft de personele en materiële uitgaven. Beleidsartikel 9 voor wat betreft de subsidie.

 

14.528.898,43

22.000,-

(1)

     

X Noot
1

Het Ministerie van Defensie heeft voor € 14,5 miljoen middelen «om niet» ter beschikking gesteld ten behoeve van personele en materiële uitgaven van de stichting. Deze middelen zijn geborgd binnen Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra. Tevens heeft het Ministerie van Defensie de stichting in 2013 ondersteund met een subsidie van € 22.000 uit Niet-beleidsartikel 9 Algemeen.

BIJLAGE 2: Inhuur externen

Ministerie van Defensie Verslagjaar 2013 (Bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

0

 

2. Organisatie- en formatieadvies

2.097

 

3. Beleidsadvies

293

 

4. Communicatieadvisering

0

 

Beleidsgevoelig

 

2.390

5. Juridisch advies

1.420

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

751

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

917

 

(Beleids)ondersteunend

 

3.088

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

78.280

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

78.280

Totaal uitgaven inhuur externen

 

83.758

In 2013 gaf het Ministerie van Defensie € 83,7 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 3,119 miljard. Het totaalbedrag komt uit op € 3,203 miljard. Het inhuurpercentage van Defensie, conform de Rijksbrede normering, komt uit op 2,5 procent.

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2013

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

1

Toelichting

In 2013 heeft het baten-lastenagentschap DTO een order geplaatst bij van Doorne advocaten en juristen voor een totaalbedrag van € 1.419.783,76.

Het betreft de inhuur van juristen die worden ingezet op het project outsourcing IV/ICT.

Het uurtarief bedraagt € 315 per uur exclusief BTW. De order heeft betrekking op 3.725 uur.

BIJLAGE 3: Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek

In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht opgenomen van de onderzoeken die in het begrotingsjaar (t) zijn gestart dan wel zijn voltooid. Het overzicht maakt onderscheid tussen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en ander onderzoek. Binnen het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden beleidsdoorlichtingen apart vermeld. Ook ex-ante en ex-post evaluatieonderzoek naar de doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt opgenomen.

Soort onderzoek

Titel / Onderwerp

Artikel

Start/afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar

doeltreffendheid en

doelmatigheid van beleid

       

1.a Beleidsdoorlichtingen

Kwetsbare Scheepvaart nabij Somalië.

Artikel 1 (Inzet)

Gereed. De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2014

Volgt later

 

Strategische Luchttransportcapaciteit

Artikel 4

(CLSK)

Gereed.

31 516, nr. 2

 

Mensenhandel/Mensensmokkel

Artikel 5

(KMar)

Gereed.

31 516, nr. 3

 

Actieplan Werving en behoud

Artikel 8

Gereed.

31 516, nr. 4

1.b Ander onderzoek

Tussentijdse evaluatie overige operaties 2012.

Artikel 1 (Inzet)

Gereed.

29 521, nr. 208

 

Tussentijdse evaluatie GPM.

Artikel 1 (Inzet)

Gereed.

27 925, nr. 472

 

Eindevaluatie GPM. 1

Artikel 1 (Inzet)

Gereed.

27 925, nr. 489

 

Evaluatie Nederlandse inzet in de anti-piraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van september 2011 tot en met december 2012.

Artikel 1 (Inzet)

Gereed.

29 521, nr. 212

X Noot
1

Deze eindevaluatie was niet in de begroting van 2013 opgenomen, omdat deze missie aanvankelijk tot midden 2014 zou duren. Deze missie is echter op 1 juli 2013 beëindigd. De eindevaluatie Geïntegreerde Politietrainingsmissie is daarom ook in deze tabel opgenomen.

BIJLAGE 4: Integriteitsmeldingen

Sinds 2012 heeft Defensie de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. In 2013 zijn 435 meldingen in de registratiesystemen over een vermoedelijke integriteitschending gedaan.

De drie meest voorkomende geregistreerde typen van vermoedelijke integriteitschendingen zijn het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of de overschrijding interne regels, misdragingen in de privésfeer en financiële schendingen. De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak meldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de medewerkers en daarbij is er geen directe relatie met de uitoefening van de functie. De meldingen over het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of overschrijding interne regels gaan voornamelijk over overschrijding van interne regels, zoals drugsbeleid. De meldingen over financiële schendingen gaan voornamelijk over interne diefstal of vermissing.

Type

Aantal meldingen van vermoedens van schendingen

2013

2012

Financiële schendingen

84

71

Misbruik positie en belangenverstrengeling

4

10

Lekken en misbruik van informatie

6

20

Misbruik van bevoegdheden

6

2

Misbruik van geweldsbevoegdheid

3

2

Ongewenste omgangsvormen

64

65

Misdragingen in de privésfeer

143

131

Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/

overschrijding interne regels

125

133

Misstand volgens de klokkenluidersregeling

Totaal

435

434

Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem»

Naar aanleiding van deze vermoedens zijn in totaal 331 integriteitonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er in totaal 302 integriteitschendingen daadwerkelijk geconstateerd.

De volgende maatregelen zijn in 2013 naar aanleiding van een integriteitschending genomen:

  • 84 werknemers zijn ontslagen;

  • In 126 zaken is een ambtsbericht opgemaakt of is de medewerker berispt;

  • 7 werknemers zijn verplaatst;

  • In 103 zaken is een andere maatregel genomen;

  • In 71 zaken is geen maatregel genomen.

In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In een aantal gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.

BIJLAGE 5: Milieu

Algemeen

Defensie meet en registreert de milieubelasting als gevolg van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodem –, water- en luchtverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Daarnaast volgt Defensie hiermee de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009). Deze informatie gebruikt Defensie zowel voor verantwoording via dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

Sinds 1993 voert het Ministerie van Defensie een specifiek beleid op milieugebied, voortgezet in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009. De looptijd van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 bedraagt vier jaar, namelijk van 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is het voldoen aan wet- en regelgeving en uitvoering van het Rijksbeleid. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven. De drie belangrijkste elementen van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement.

In 2011 is een tussentijdse evaluatie van het duurzaamheidsbeleid van Defensie uitgevoerd die heeft geleid tot bijsturing van het beleid in 2012. Daarbij zijn van invloed de wijziging van het Rijksbeleid onder het kabinet-Rutte II, nieuwe Europese en nationale regelgeving, inkrimping van en bezuiniging op de defensieorganisatie, toepassen van het «Nieuwe Werken» en de invoering van Systeemgericht Toezicht, gezamenlijk met de Inspectie Leefomgeving en Transport. Bij de evaluatie is geconstateerd dat de uitvoering van de maatregelen uit de DDN2009 vertraagd is als gevolg van verlaging van budgetten en capaciteitsgebrek in de uitvoeringsorganisaties. Tevens is met deze evaluatie een aanzet gegeven voor de nieuwe duurzaamheidsnota: de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota 2014–2017.Door een interne reorganisatie van de Bestuursstaf is deze nota nog niet geformaliseerd. Daarom wordt in deze rapportage opnieuw gerapporteerd over en getoetst aan de doelstelling van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op Rijksbeleid en wettelijke verplichtingen. De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen. Op energiegebied is de belangrijkste beleidswijziging dat Nederland het minimale percentage duurzame energie ten opzichte van het totale energieverbruik heeft bijgesteld naar 16 procent in het jaar 2020. Dit is gelijk aan de Europese doelstelling. Ook de normen voor CO2-uitstoot zijn bijgesteld naar 20 procent in 2020 ten opzichte van 1990.

Doelstellingen energie

Eindjaar

D1 Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van 2% per jaar.

jaarlijks

D2 Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100% duurzaam zijn.

2012

Toelichting Doelstelling 1 (Energiebesparing)

De energiecijfers van gas en elektriciteit bij het onroerend goed zijn in 2012 bij de grote aansluitingen met behulp van op afstand afleesbare elektronische meters vastgelegd. Dit levert kwalitatief goede en betrouwbare gegevens op. Aan het aanbrengen van op afstand afleesbare meters bij kleinverbruikers wordt gewerkt maar er zijn in 2013 slechts enkele aansluitingen gerealiseerd.

Figuur 1. Totaal energieverbruik (in 1.000 GJ), onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen.

Figuur 1. Totaal energieverbruik (in 1.000 GJ), 				  onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende 				  goederen.

Het totale energieverbruik in 2013 is ten opzichte van 2012 met 1,7 procent gedaald. Daarbij zijn de hoeveelheden brandstof voor het roerend goed ruim 2 procent gedaald en de hoeveelheid energie ten behoeve van het onroerend goed is nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks de lagere gemiddelde temperatuur in 2013 (7 procent meer graaddagen dan in 2012) is ongeveer een gelijke hoeveelheid aardgas gebruikt en minder propaan. Het elektriciteitsverbruik is gelijk gebleven.

Ten opzichte van 2009 is de doelstelling van jaarlijks twee procent energiebesparing bij het onroerend goed en de voertuigen niet gerealiseerd. Er is een besparing van bijna 8 procent gerealiseerd en dat had 10 procent moeten zijn.

Figuur 2. Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. electriciteit)

Figuur 2. Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve 				  van ruimteverwarming (excl. electriciteit)

Als gevolg van nieuwbouw, het uitvoeren van energiebesparende maatregelen aan de gebouwen en door afstoting van energetische slechte gebouwen is de energie-efficiency van de ruimteverwarming van het gebouwenbestand (gecorrigeerd naar de strengheid van de winters) het afgelopen jaar opnieuw verbeterd. Van het energiebesparingsprogramma bij het vastgoed is nu ruim een derde deel uitgevoerd.

Toelichting Doelstelling 2 (100% duurzame energie in de gebouwde omgeving)

In 2013 is 100 procent van de extern opgewekte elektriciteit duurzaam ingekocht. Een klein deel van het elektriciteitsverbruik wordt door Defensie zelf in de warmtekracht(WKK)-centrale te Den Helder en in een aantal kleinere WKK-installaties met behulp van aardgas opgewekt. De WKK-installaties produceren naast elektriciteit ook warm water voor het verwarmen van gebouwen. Aan het eind van 2013 is de totale door Defensie verbruikte hoeveelheid aardgas verduurzaamd door het aanschaffen van Verified Emission Rights. Er is voor deze manier gekozen omdat er onvoldoende duurzaam geproduceerd gas op de markt aanwezig is. Hiermee is het aandeel duurzaam geproduceerde energie voor het onroerend goed gestegen van 96 procent in 2012 naar 97 procent in 2013. De laatste procenten worden veroorzaakt door huisbrandolie en propaan dat gebruikt wordt voor verwarming van gebouwen die te ver van het aardgasnetwerk liggen. Er is vooralsnog niet gekozen voor het verduurzamen van deze brandstoffen.

In 2011 zijn de drie windturbines in Coevorden in gebruik genomen. Het totaal vermogen van het windturbinepark bedraagt 9 Megawatt. In 2013 is 16,1 miljoen kWh duurzame elektriciteit geproduceerd, goed voor 4,5 procent van het defensieverbruik in 2013.

Defensie berekent op basis van het energieverbruik onder andere de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden en koolmonoxide. Hierbij is de belangrijkste indicator voor broeikasgassen de emissie van kooldioxide (CO2). De uitstoot van CO2 is in 2013 met bijna 3 procent gedaald ten opzichte van 2012. Dit is voor het grootste deel toe te rekenen aan een verminderd gebruik van brandstoffen in de wapensystemen. Figuur 3 Emissie kooldioxide (CO2) in ton, onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zakenFiguur 3 Emissie kooldioxide (CO) in ton, 					 onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende 					 zaken

Ozonlaag-aantastende stoffen

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, CFK’s en HCFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2013 is de emissie van ozonlaagaantastende stoffen uit zowel de roerende zaken als de onroerende zaken gedaald. Vanuit het roerend goed lekte afgelopen jaar 3,9 procent van de geïnstalleerde hoeveelheid weg. Bij het onroerend goed was dit 2,0 procent.

Geluid

Doelstellingen geluid

Eindjaar

D3 Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is.

jaarlijks

D4 Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen.

2012

Toelichting doelstelling 3 (Geluidruimtebeslag)

Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen niet stijgt. Bij alle objecten waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte berekend en wordt bezien of de zone kan worden aangepast. Dit vindt plaats gekoppeld aan de actualisatie van de omgevingsvergunning. Over 2013 is met betrekking tot dit onderwerp geen informatie aangeleverd zodat niet bepaald kan worden of het indirect geluidruimtebeslag gestegen of gedaald is. Voor acht militaire luchthavens dient een luchthavenbesluit op grond van de Wet luchtvaart te worden vastgesteld. Het luchthavenbesluit is een algemene maatregel van bestuur die op voordracht van de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu wordt gemaakt. Voor een aantal luchthavens wordt voorafgaand een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereidingen van de luchthavenbesluiten voor de militaire luchthavens. Het Besluit militaire luchthavens krijgt per luchthaven doorwerking op het moment dat voor die luchthaven een luchthavenbesluit is vastgesteld. Ingevolge de overgangsbepalingen van de Wet luchtvaart moet voor elke luchthaven het luchthavenbesluit uiterlijk 1 november 2014 zijn vastgesteld.

Toelichting doelstelling 4 (Schietgeluid)

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangeleverd. In september 2010 is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in overleg met Defensie een aangepast beleidsstandpunt «militair schietgeluid» vastgesteld. In 2013 is door deze partijen verder gewerkt aan de juridische inpassing van de nieuwe rekenmethodiek in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. De voorgestelde wijzigingen worden meegenomen in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit. De inwerkingtreding is voorzien op 1 juli 2015.

Gevaarlijke stoffen

Doelstelling gevaarlijke stoffen

Eindjaar

D5 Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 5 (Veilig gebruik gevaarlijke stoffen)

Vanaf 2009 heeft Defensie haar aandacht gericht op een inventarisatie van de stoffen die zij van buiten de EU importeert boven de in REACH vermelde drempelwaarde van één ton per jaar. Uiteindelijk betreft het één stof propane-1,2-diyl dinitrate (PGDN), een element van de torpedobrandstof. Voor deze stof zal een registratieproces moeten worden doorlopen bij het Europese Chemie Agentschap. Als eerste stap heeft een pre-registratie plaatsgevonden. Uiterlijk juni 2018 moet een registratiedossier zijn ingediend. Tevens wordt op basis van deze informatie in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu onderzocht op welke wijze een dossier voor eventueel toekomstige Defensie uitzonderingen moet worden ingericht.

Luchtkwaliteit

Doelstelling luchtkwaliteit

Eindjaar

D6 Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 6 (Luchtkwaliteit)

Bij de keuze van nieuw materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency van de motoren. Dit behoort intussen tot de normale werkzaamheden waardoor bijvoorbeeld binnen het rijksbrede contract voor personenauto’s ook elektrische en hybride dienstauto’s aangeboden worden.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Op basis van nationaal beleid moeten «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd.

Doelstellingen bodem

Eindjaar

D7 Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben afgerond en 60% van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor afronding van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023.

2012

2023

D8 Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen.

2011

Toelichting doelstelling 7 (Bodemsaneringsoperatie)

Eind 2013 was het aantal nog te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie gedaald tot ongeveer 0,5 procent. Van de 3.800 onderzochte verdachte locaties is inmiddels 89 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of dat de noodzakelijke sanering is voltooid.

Figuur 4. Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016

Figuur 4. Percentage locaties gereed van het 				  bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van 				  het programma tussen 2000 en 2016

In 2013 is er bij graaf- en bouwactiviteiten slechts 1 nieuwe verdachte locaties bijgekomen. Defensie ligt nog steeds op schema om de spoedeisende saneringen in 2015 te hebben afgerond en alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben. Het aantal ernstige en spoedeisende bodemsaneringslocaties is in 2013 met 5 procent afgenomen tot 59 stuks. Het grootste deel hiervan is ernstig en moet dus in 2023 zijn voltooid.

Toelichting doelstelling 8 (Bodemverontreiniging door schietoefeningen)

Over 2013 zijn geen nieuwe ontwikkelingen over dit onderwerp te melden.

Water

Doelstellingen water

Eindjaar

D9 Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het leidingwaterverbruik realiseren van 5% t.o.v. 2008.

2012

D10 Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben afgerond naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld.

2010

D11 Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan 50% (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken.

2012

Toelichting doelstelling 9 (Besparing op leidingwatergebruik)

Over 2013 is een stijging van het leidingwaterverbruik met 56 procent gerapporteerd. Dit lijkt onwaarschijnlijk en er zal nader onderzoek moeten plaatsvinden naar de betrouwbaarheid van dit gegeven.

Toelichting doelstelling 10 (Onderzoek, watertoetsen en -balansen)

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond-, drink- en afvalwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2013 zijn 26 nieuwe watertoetsen en -balansen opgesteld waardoor van nu 56 procent van het programma is gerealiseerd. Hiermee is het doel van 100 procent in 2012 niet gehaald.

Toelichting doelstelling 11 (Uitvoering waterbesparende maatregelen)

In 2008 zijn 21 waterbeheerplannen op de grotere kazernes en vliegbases afgerond. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in 2009 gestart. Bij de voorzieningen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterbesparende douchekoppen, beperking doorspoelhoeveelheden van toiletten en bemetering. Ongeveer 39 procent van de maatregelen is tot nu toe in uitvoering genomen en afgerond. Dit is minder dan de beoogde 50 procent in 2012.

Geconcludeerd moet worden dat de uitvoering van de waterdoelstellingen vertraagd is.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.

Doelstellingen afval

Eindjaar

D12 Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden.

Jaarlijks

D13 Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007.

2012

Toelichting doelstelling 12 (Implementatie afvalbeleid)

De totale hoeveelheid afval die Defensie produceert, daalt al een aantal jaren. In het verslagjaar is de hoeveelheid bedrijfsafval echter fors gestegen, in totaal met 17 procent. Hierbij is de hoeveelheid gevaarlijk afval gestegen met 11 procent en de hoeveelheid bedrijfsafval met 20 procent.

Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, 				  onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk 				  afval

Toelichting doelstelling 13 (Reduceren hoeveelheid restafval)

Het milieubeleid van Defensie stuurt op het verminderen van de hoeveelheid restafval door een betere scheiding van afval aan de bron en door middel van preventie. Door aanhoudende aandacht voor afvalscheiding is in 2013, ondanks de sterk gestegen hoeveelheid bedrijfsafval, slechts 1 procent extra restafval afgevoerd. Aan de doelstelling wordt nog steeds ruim voldaan.

Figuur 6. Hoeveelheid restafval (in ton)

Externe veiligheid

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheid

Eindjaar

D14 Defensie zal in 2012 in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen.

2012

Toelichting doelstelling 14 (Implementatie extern veiligheidsbeleid)

Veiligheidszones rondom munitiecomplexen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening dat in 2011 in werking is getreden. In 2013 is in overleg met Ministerie van Infrastructuur en Milieu verder gewerkt aan algemene regels om de externe veiligheid rondom de opslag van munitie bij de krijgsmacht te borgen. Deze algemene regels worden in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit opgenomen. Verwacht wordt dat deze op 1 juli 2015 in werking treden.

De sinds 2005 toegepaste berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in 2012 geëvalueerd. Hierbij zijn verbeteringen en aanbevelingen naar voren gekomen die in de komende jaren worden geïmplementeerd. De ontwikkeling van een berekeningsmethodiek externe veiligheid voor militaire helikopters is nog steeds niet afgerond. Probleem blijft het vinden van een geschikte database met helikopterongevallen.

De Wet luchtvaart bepaalt dat een luchthavenbesluit voor militaire luchthavens een externe veiligheidszone kan bevatten. Zolang bovenstaande methodieken nog niet zijn vastgesteld worden de luchthavenbesluiten voorbereid zonder externe veiligheidszone.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuur

Eindjaar

D15 Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000.

Jaarlijks

D16 Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 15 (Biodiversiteit)

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en te behouden. Defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat deze terreinen, als gevolg van het specifieke gebruik en beheer, gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna. Defensie heeft veertien terreinen waarop een monitoringsverplichting rust.

In 2012 is door het Ministerie van Economische Zaken vastgesteld dat Defensie waarschijnlijk voor een aantal terreinen een significante bron is binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In 2013 is het overleg over de PAS voortgezet.

Defensie heeft in 2013 de uitwerking van de toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet voor militaire vliegactiviteiten voortgezet.

Toelichting doelstelling 16 (Milieu op zee)

Een bron van onderwatergeluid die een bedreiging kan vormen voor zeezoogdieren zijn onderwaterexplosies. Defensie laat een tot twee keer per week oude munitie springen op zee. Deze munitie is vooral afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Defensie heeft in 2013 het onderzoek naar de impact van onderwaterexplosies op zeezoogdieren voortgezet.

Milieumanagement

Goed werkende milieumanagementsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieumanagementsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen. Defensie zal haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren.

Doelstellingen milieumanagement

Eindjaar

D17 Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 17 (Milieumanagement)

In 2013 zijn de milieumanagementsystemen verder ontwikkeld en onderhouden. De Koninklijke Marine en de Koninklijke Marechaussee hebben hun certificaten behouden. Voor het opslaan van milieucijfers is in 2013 de het systeem MiMiS (Milieu Management-informatie Systeem) verder ontwikkeld. MiMiS haalt de benodigde informatie zoveel mogelijk uit bestaande bronsystemen over energieverbruik, brandstof leveringen, installaties etc.

Handhaving

Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels en daardoor minder milieubelasting. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuregels op de defensieobjecten met een nationaal belang. De overige objecten vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente. Inspecteurs bezoeken de objecten en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.

In 2013 is door de ILT en Defensie verder gewerkt aan de invoering van «Systeemgericht Toezicht» bij Defensie. Hierbij wordt door de ILT gebruik gemaakt van controles die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen goed genoeg werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. Er is een start gemaakt met het opzetten van een geautomatiseerd systeem dat controlelijsten genereert en dat de resultaten van interne controles vastlegt. Zowel de ILT als Defensie zal dit systeem, dat de werktitel NaBoS (Naleving Borgings-Systeem) heeft gekregen, gaan gebruiken.

In 2013 zijn door het bevoegd gezag 94 inspectiebezoeken uitgevoerd, zowel klassiek als systeemgericht. In 19 gevallen (20 procent) is een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Dit heeft in eenmaal tot het opstellen van een dwangsombeschikking geleid die vervolgens ook daadwerkelijk geïnd is. Figuur 7. Percentage van het aantal voornemens tot het opleggen van een dwangsom ten opzichte van het aantal milieu handhavingsbezoeken.Figuur 7. Percentage van het aantal voornemens tot het 					 opleggen van een dwangsom ten opzichte van het aantal milieu 					 handhavingsbezoeken.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Eindjaar

D18 Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren.

Jaarlijks

D19 Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 18 (Oefeningen en operaties)

Binnen de Navo is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld. Dit beleid gaat er van uit dat tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties binnen de operationele mogelijkheden zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Het beleid is uitgewerkt in Navo-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant in het veld en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en operaties. Elk Nederlands schip heeft een eigen milieumangementsysteem voor aan boord. Bij de overige operaties in 2013 werd over het algemeen gebruik gemaakt van faciliteiten van bondgenoten.

Toelichting doelstelling 19 (Milieu op compounds)

In 2013 heeft Defensie deelgenomen aan de NATO Science for Peace and Security projecten. Nieuwe inzichten op milieugebied voor compounds worden in de interne defensieregelgeving verwerkt.

Materieel

Doelstellingen materieelkeuzeproces

Eindjaar

D20 Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu- en sociale criteria bij de keus van militair materieel.

Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen.

Jaarlijks

2010

Toelichting doelstelling 20 (Milieuaspecten bij materieelkeuze)

Materieel kan duurzaam ingekocht worden. Dit betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit, ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten. Hierbij lopen duurzaamheidsaspecten gezamenlijk op met operationele eisen. Tijdens operaties betekent een laag energieverbruik van kampementen en materieel bijvoorbeeld minder logistieke opvoer van brandstof onder gevaarlijke omstandigheden. Als ondersteuning voor de inkopers en verwervers is een werkinstructie Duurzaam Inkopen opgesteld. Er wordt actief gestreefd om bij aanschaf van materieel en materialen de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen. Dit alles met behoud van operationele doelstellingen. In 2013 is dit beleid bestendigd.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van ongeveer 12.000 gebouwen en is verantwoordelijk voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel bij nieuwbouw als in de exploitatiefase, worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij douches en toiletten), hergebruik van sloopmaterialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de vastgoednormen van Defensie is het aspect Duurzaam Bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuur

Eindjaar

D21 Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het Ministerie van VROM vastgestelde GPR Gebouw®-minimumscores.

2010

D22 Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen.

2009

Toelichting doelstelling 21 (Toepassing GPR)

Het softwareprogramma GPR-Gebouw, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld, is bij vrijwel alle nieuwbouw- en renovatieprojecten toegepast. De door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde minimumscore van 7 punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek van Defensie goed gehaald. In 2013 bleek de score voor het toepassen van duurzaam bouwen principes in nieuwbouw- en onderhoudsprojecten op 94 procent te liggen.

Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie is in 2013 met 4 procent gegroeid.

Figuur 8: Percentage opgesteld vermogen naar type ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Figuur 8: Percentage opgesteld vermogen naar type ten 				  behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Toelichting doelstelling 22 (Duurzaamheid in Programma’s van Eisen en vastgoedplannen)

In 2012 is door de Dienst Vastgoed Defensie een oriënterende studie uitgevoerd naar energieneutraal bouwen. Dit is nodig vanwege de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen die eist dat bepaalde typen nieuwbouw zoals kantoren en legeringsgebouwen vanaf 2018 vrijwel geen fossiele energie meer gebruiken. In 2013 is besloten dat de Dienst Vastgoed Defensie vanaf juli 2014 samengevoegd wordt met de overige vastgoeddiensten van de Rijksoverheid in het Rijks Vastgoed Bedrijf. Het Rijks Vastgoed Bedrijf wordt een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het effect van deze samenvoeging op het duurzaamheidbeleid voor het vastgoed van Defensie is nog niet geconcretiseerd.

Naar aanleiding van een inspectie van de ILT in 2012 naar de concernbenadering op het gebied van energiebesparende maatregelen, is geconcludeerd dat het energie- en milieubeleid van Defensie adequaat en op orde is. De uitvoering van energiebesparende maatregelen blijft, door de omvang van de toegekende budgetten, achter bij de planning. De belofte aan de ILT om een nieuwe milieu- en energiebeleidsnota op te stellen is tot op heden niet nagekomen. Dit onderwerp wordt in 2014 verder opgepakt.

BIJLAGE 6: Rapportage burgerbrieven 2013

Aanvragen

Aantal verslagjaar 1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

2.948

2.900

98

4

0 (€)

X Noot
1

Aanvragen veiligheidsonderzoeken met betrekking tot sollicitanten en toegangsverleningen zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze onderzoeken grotendeels betrekking hebben op de relatie werkgever-werknemer en bovendien door onderdelen van Defensie worden aangevraagd.

Bezwaarschriften

Aantal verslagjaar 1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

71

7

10

22

16.750 (€)

X Noot
1

De bezwaarschriften met betrekking tot veiligheidsonderzoeken zijn buiten beschouwing gelaten (zie voetnoot 1).

Klaagschriften

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

668

623

93

Andere brieven. Hierover kan niet in aantallen worden gerapporteerd. 5

Wob-verzoeken

Aantal verslagjaar 1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

422

366

87

17

7.590 (€)

X Noot
1

Het gaat hier om – Wob-verzoeken inzake verkeersovertredingen en – overige Wob-verzoeken.

Postbus 51 – e-mailberichten en telefonie

Aantal ontvangen in Postbus 51 in verslagjaar

Aantal doorgestuurd naar Defensie

Percentage doorgestuurd naar Defensie

11.216

1.165

10.4%

Uit het bovenstaande overzicht kan worden opgemaakt dat het merendeel van alle burgerbrieven ruim binnen de, al dan niet verdaagde, wettelijke termijn werd afgedaan. De eerder ingezette trend van geleidelijke toename van het aantal aanvragen is doorgezet. Over 2013 zijn er 2.984 aanvragen ingediend, tegenover 2.439 in 2012 en 2191 in 2011.

Opvallend is dat, hoewel het aantal bezwaarschriften met ongeveer de helft ten opzichte van 2012 is afgenomen, het grootste deel niet binnen de wettelijke termijn afgedaan kon worden. Dit hangt waarschijnlijk samen met de personele verschuivingen rondom de reorganisatie. Het aantal ingebrekestellingen is met de helft toegenomen. De hoogte van de uitgekeerde dwangsommen is aanmerkelijk toegenomen.

Verder valt op dat hoewel het aantal klaagschriften fors is toegenomen 93 procent toch binnen de termijn afgedaan werd. Met betrekking tot de Wob-verzoeken is het belangrijk op te merken dat het aantal verzoeken bijna is verdubbeld, maar dat desondanks vrijwel alle verzoeken binnen de termijn afgehandeld konden worden.

Postbus 11, email en telefonische verzoeken zijn eveneens toegenomen.

BIJLAGE 7: Rapportage voortgang maatregelen Beleidsbrief 2011

Spoor 1 Bestuur

Nadat het overleg met de centrales van overheidspersoneel in maart 2013 was hervat, zijn de meeste reorganisatietrajecten in het afgelopen jaar voltooid. Enkele reorganisaties zijn door nadere afspraken binnen de overlegstructuur net na de jaargrens uitgevoerd. Uitzondering daarop vormt de vertraagde reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie, zoals gemeld in de brief van 20 januari jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40). Het restant van de reorganisaties zal volgens planning later in 2014 en in 2015 worden voltooid.

Spoor 2 Ondersteuning

Eerder voltooide maatregelen

  • Materieellogistiek;

  • Opleidingen (zakgeldregeling);

  • Ceremonieel;

  • Postverzorging;

  • Afzien van aanschaf vaartuig (KMar);

  • Kazernelogistiek.

Personeelslogistiek

In de beleidsbrief 2011 is aangekondigd dat Defensie een reorganisatie in het P&O-domein uitvoert. Dit houdt in dat de uitvoerende P&O-taken grotendeels worden samengevoegd in de nieuwe DPOD bij het CDC. De oprichting van de DPOD kent twee fasen. De eerste fase heeft geresulteerd in de oprichting van de DPOD-organisatie op 15 oktober 2013 en behelst de organisatiedelen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur, de ondersteuning, de uitvoering van het programma en de regie daarover. Ook gaat een groot deel van de huidige dienstencentra één op één over naar de DPOD. De tweede fase betreft de doorontwikkeling van de DPOD om uiteindelijk de benodigde reducties te behalen. De doorontwikkeling van de DPOD wordt eind 2015 voltooid. Voor deze fasering is gekozen zodat de DPOD eerst de andere reorganisaties operationeel kan ondersteunen. De Kamer is hierover onder andere geïnformeerd in de antwoorden op de schriftelijke vragen over het jaarverslag 2012 (Kamerstuk 33 605-X, nr. 5 van 7 juni 2013).

Aanpassing vullingspercentage

In 2013 waren net als in 2012 niet alle functies gevuld. Met deze geplande ondervulling is tijdelijk een extra besparing behaald. Vanaf 2014 is geen sprake meer van een geplande ondervulling. Defensie beoogt de organisatie op termijn weer volledig te vullen. Het tempo waarmee dat mogelijk is, hangt af van de werving en het verdere verloop van de reorganisatie.

Reservisten

Defensie wil het adaptieve vermogen van de krijgsmacht vergroten om zich sneller te kunnen aanpassen aan gewijzigde omstandigheden. Om de flexibiliteit op personeelsgebied te vergroten en bovendien de maatschappelijke verankering te versterken, zal in de toekomst slimmer en meer gebruik worden gemaakt van reservisten. In 2013 zijn decentrale bijeenkomsten georganiseerd om over dit onderwerp te praten met reservisten, hun achterban en werkgevers. Tevens is op 2 december 2013 een groot congres over dit onderwerp gehouden. Alle informatie uit deze gesprekken en bijeenkomsten wordt gebruikt om het toekomstig beleid vast te stellen. In het voorjaar van 2014 zal het aangepaste reservistenbeleid gereed zijn.

Informatievoorziening

De oprichting van het JIVC maakt deel uit van de reorganisatie van de DMO, is in november 2013 gerealiseerd.

Reducties op werkplekken worden bereikt door middel van de defensiebrede reductie op vte’n en de invoering van een lagere werkpleknorm. Inmiddels zijn nieuwe, goedkopere, computerwerkplekken in vrijwel de gehele de kantooromgeving ingevoerd.

Control & Audit

De reorganisatie van het controlveld behelst de verkleining van het personeelsbestand en de verdere professionalisering van de controlfunctie. Deze maatregel is verwerkt in diverse reorganisatieplannen. De nieuwe afdelingen financiën & control zijn eind 2013 opgericht. De reorganisatie van de auditfunctie is gericht op de interne herstructurering en de overgang van de Audit Dienst Defensie naar de Audit Dienst Rijk. Per 1 juni jl. is de Audit Functie Defensie opgericht, waarmee de interne herstructurering is voltooid. Per 1 april 2014 gaat de Audit Functie Defensie over naar de Audit Dienst Rijk.

Infrastructuur

Voor de uitvoering van maatregelen in het vastgoeddomein is een Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie opgesteld. Dit plan is inmiddels voltooid. De aangekondigde maatregelen worden in de reguliere processen opgenomen en uitgevoerd. Zoals gemeld in de eerste halfjaarrapportage over het vastgoed (Kamerstuk 32 733, nr. 129 van 15 mei 2013) is de beoogde structurele besparing van € 61 miljoen op de exploitatie niet bereikt. Het totaal van de nu bekende maatregelen kwam uit op € 41,9 miljoen. Het resterend tekort is in 2013 met maatregelen belegd in de nota «In het belang van Nederland» en daarmee opgelost. De Kamer ontvangt twee keer per jaar informatie over de projecten uit het herbeleggingsplan en de nota «In het belang van Nederland», alsmede over andere relevante vastgoedmaatregelen en -ontwikkelingen.

Opleidingsveld

De maatregel is voor een belangrijk deel voltooid. Defensie benut de civiele certificering van functieopleidingen, de Leergang Topmanagement Defensie is opgeheven en het opleidings- en trainingsveld is heringericht. Tevens is het aantal gereserveerde leerlingenplaatsen aanzienlijk verminderd. De maatregelen zijn per defensieonderdeel verwerkt in de financiële en formatiekaders. Defensie streeft ernaar de maatregel om militairen langer op functie te laten zitten vóór 2018 te voltooien.

Gezondheidszorg

Het uitgangspunt van de maatregel is dat, door een doelmatige inrichting en besturing, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de geleverde zorg wordt verbeterd, gericht op de inzetbaarheid van de individuele militair en operationele eenheden. Dit wordt mede bereikt door de concentratie van reguliere zorgcapaciteiten bij het CDC en de verankering van operationele elementen bij de operationele commando’s. Hierbij is er een sterke relatie tussen de reguliere en operationele zorg en is sprake van wederzijdse ondersteuning.

Als gevolg van een verschil van inzicht met de centrales van overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg bij Defensie kunnen vier van de onderdelen van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) niet verder met het reorganisatietraject. Het gaat om de eerste- en tweedelijns zorg, de tandheelkundige zorg en het Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen. De overige delen zijn of worden inmiddels volgens plan gereorganiseerd. De vertraging heeft gevolgen voor het CZSK, het CLAS en het CLSK. De operationele commando’s zijn genoodzaakt hun oude medische organisaties langer in stand te houden. Overleg tussen de operationele commando’s en de inmiddels opgerichte staf DGO zorgt ervoor dat aan de inzetbaarheidsdoelstellingen kan worden voldaan. Om het verschil van inzicht over het voorzieningenniveau te overbruggen, is luitenant-generaal b.d. Leijh verzocht te bemiddelen tussen Defensie en de centrales van overheidspersoneel. De Kamer is over de vertragingen bij de reorganisatie DGO geïnformeerd met de brief van 21 januari 2014. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40).

Bladen, media

Defensie heeft het aantal interne bladen teruggebracht tot de Defensiekrant en één maandblad per defensieonderdeel. Als tweede stap wordt de digitalisering van deze resterende bladen voorbereid. De digitalisering van de bladen stond gepland voor midden 2013. Uit een marktverkenning is echter gebleken dat interdepartementale samenwerking voordelen heeft voor de bedrijfsvoering. Dit heeft geleid tot een nieuwe planning die inhoudt dat de digitalisering begin 2014 een feit zal zijn.

Militaire muziek

De reductie van het aantal muzikanten en de harmonisatie van de exploitatie van de muziekkorpsen is conform plan uitgevoerd. Een deel van de reductie moet in de staven van de operationele commando’s worden behaald. Hiervoor worden alternatieve functies gereduceerd. Dit deel van de maatregel is gerealiseerd bij de omklap van de staven. Daarmee is de maatregel voltooid.

Traditiekamers

Defensie verkleint het ruimtebeslag van traditiekamers en historische verzamelingen met ten minste 15.000 m² bruto vloeroppervlak. Verschillende initiatieven zijn genomen om het ruimtebeslag inderdaad te verminderen. Hiervoor zullen de collecties in omvang worden gereduceerd. Deze maatregel maakt deel uit van het project Nationaal Militair Museum en de uitvoering zal nog enkele jaren in beslag nemen. De opgedragen financiële reductie is verwerkt in de begroting.

Combineren functies (sportinstructeurs)

In overeenstemming met de motie-Hernandez c.s. (Kamerstuk 32 733, nr. 19) wordt minder bezuinigd op sportinstructeurs dan aanvankelijk voorzien. Per saldo vervallen de functies van 79 vte’n sportinstructeurs en 82 vte’n chauffeurs. De taakstelling voor sportinstructeurs is onderdeel van de reorganisatie van de Sportorganisatie van het CLAS. Deze reorganisatie is in december 2013 voltooid. De afname van het aantal chauffeursfuncties is verwerkt in de reorganisatietrajecten van de defensieonderdelen. Deze maatregel is daarmee voltooid.

Poolen operationele wielvoertuigen

Defensie richt een pool in van operationele wielvoertuigen. Het CLAS heeft een eerste pilot uitgevoerd. Momenteel worden voertuigen in een Pool Operationele Wielvoertuigen gevoegd. Gelijktijdig aan deze fysieke inrichting wordt een mechanisme uitgewerkt zodat eenheden tijdig over de juiste voertuigen (kwalitatief en kwantitatief) kunnen beschikken. De eerste resultaten daarvan worden niet eerder dan begin 2015 verwacht en zijn mede bepalend hoe dit concept defensiebreed kan worden ingevoerd.

Poolen civiele voertuigen

Defensie heeft eind 2013 het aantal civiele dienstauto’s met 1.200 stuks teruggebracht. Daarnaast versobert Defensie het voertuigenassortiment. Door de inrichting van centrale regievoering en de onderbrenging van de civiele voertuigen in decentrale pools ontstaat inzicht in de bezettings- en benuttingsgraad van de voertuigen en kunnen deze doelmatiger worden ingezet. Tevens biedt de centralisatie mogelijkheden tot verdere schaalvoordelen op het gebied van verwerving en instandhouding. Vanaf 1 april jl. verzorgt het Centraal Wagenparkbeheer de centrale regievoering. Momenteel wordt een studie uitgevoerd naar de plaatsing van civiele dienstauto’s in decentrale pools. De uitvoering van de maatregel wordt naar verwachting in februari 2015 voltooid. Dit is enkele maanden later dan voorzien vanwege vertraging in het reorganisatietraject.

VIP-vervoer

De maatregel VIP-vervoer betreft een versobering en doelmatiger inrichting van het VIP-vervoer, waarmee 30 procent wordt bespaard. De maatregelen zijn vrijwel uitgevoerd en de opgedragen reductietaakstelling is behaald. De centrale pool voor VIP-vervoer is per 1 januari jl. opgericht. De taxikaart voor de regio Den Haag is afgeschaft. Het actuele bestand aan personenchauffeurs is gereduceerd.

Operationele catering

Defensie beperkt zowel het voorzieningenniveau als het voortzettingsvermogen van de capaciteit voor operationele catering. Het CLAS voert voortaan centraal (als single service manager) de operationele catering voor landgebonden operaties uit. In juli 2013 is de eerste fase daarvan voltooid. De doorontwikkeling zal naar verwachting in september 2014 worden voltooid.

Operationele kennis

De kennisinfrastructuur in het operationele domein wordt opnieuw ingericht, waarbij de regie over de kennisontwikkeling wordt versterkt. Bij de defensieonderdelen wordt de kennis per domein of deskundigheidsterrein gebundeld. Deze maatregelen zijn verwerkt in de reorganisaties van de defensieonderdelen. In de toekomst zal de besluitvorming over kennis en innovatie integraal deel uitmaken van de beleid-, plannen- en begrotingsprocedure binnen de Bestuursstaf. Daarmee stuurt de Bestuursstaf de kennis- en innovatieketen aan. Defensiebrede kennisnetwerken over specifieke onderwerpen, waarin ook de industrie en kennisinstituten participeren, blijven bestaan. Bij de operationele commando’s zijn Warfare Centres opgericht. Zij worden ondersteund vanuit onder meer TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en vormen de centrale kennisorganisaties binnen de operationele commando’s. Momenteel wordt bezien hoe de Nederlandse Defensie Academie een rol kan spelen in het vergroten van de toegankelijkheid van kennis. Defensie is nu lerende hoe met die nieuwe structuur om te gaan. Daarmee is deze maatregel afgerond.

Afname militaire politietaken KMar

De afname van het aantal eenheden, functies en locaties bij Defensie gaat gepaard met een afname van de capaciteit voor de militaire politietaak. Op dit moment wordt de reorganisatie van de Militaire Politie Dienst van de KMar voltooid. De verwachting is nu dat begin 2014 de capaciteit van de Militaire Politie Dienst overeenkomt met de per operationeel commando vereiste (gereduceerde) capaciteit. Met de overige militaire politiecapaciteit kunnen de andere diensten worden gewaarborgd.

Spoor 3 operationele capaciteiten

Eerder voltooide maatregelen

  • Luchtverdediging (Stinger);

  • Aanpassing capaciteiten CLAS (MRAT, GLVD, OOCL);

  • Lucht- en raketverdediging (Patriot);

  • Grondgebonden vuursteun;

  • Reductie constructiegeniecapaciteit;

  • Opheffing artillerie ondersteuningsbatterij.

Inlichtingen & veiligheid

Alle defensiebrede operationele inlichtingencapaciteiten vallen sinds 2011 onder het Joint ISTAR Commando (JISTARC). Het JISTARC wordt gevormd door het ISTAR-bataljon van het CLAS, het Tactical Air Reconnaissance Centre (TARC) van het CLSK en een deel van de inlichtingencapaciteit van het CZSK en de KMar. Daarnaast zijn de opleidingen die waren ondergebracht bij het Defensie Inlichtingen en Veiligheidsinstituut (DIVI) overgeheveld naar het JISTARC. De reorganisatie is in november 2013 voltooid.

Internationale samenwerking (functies)

Defensie reduceert het bestand internationale functies, mede in het licht van de verkleining van de commandostructuur van de Navo. Ook wordt het aantal functies op de posten in het buitenland verminderd. Deze vermindering is onderdeel van de reorganisaties van de defensieonderdelen en daarin verwerkt.

Duits-Nederlands legerkorps

Nederland verlaagt het aantal functies in het Duits-Nederlandse legerkorps. De functies die Nederland niet langer vult, worden aangeboden aan partners. De uitvoering van de plannen is afhankelijk van afspraken die konden worden gemaakt over de Nederlandse bijdrage. Dit heeft geleid tot de verlaging van de taakstelling van 40 naar 24 vte’n. Deze taakstelling zal per 1 mei 2014 een feit zijn. Het niet behaalde gedeelte van de reductie is ten laste gebracht van de risicovoorziening.

Afstoten operationele wapensystemen

In 2013 is veel overtollig defensiematerieel verkocht. Nadat begin 2013 een aantal Cheetah’s en Flycatchers aan Jordanië zijn verkocht, konden later dat jaar ook vijftien F-16’s worden verkocht. Daarnaast kocht Finland een aantal Medium Range Antitank-systemen en vorderden de onderhandelingen voor de verkoop van 100 Leopard 2A6-tanks dermate goed dat in januari 2014 het verkoopcontract kon worden getekend. Helaas is het niet gelukt voor het bevoorradingsschip Zuiderkruis een geschikte koper te vinden, waardoor Defensie genoodzaakt is dit schip voor sloop aan te bieden.

Defensie heeft besloten zowel de Lynx-helikopters als de derde DC-10 niet voor verkoop aan te bieden. De Lynx-helikopters hebben zo veel vlieguren dat de totaal opbrengst lager zal zijn dan wanneer de afzonderlijke componenten worden verkocht. De toestellen worden daarom ontmanteld en in onderdelen verkocht. Ook de derde DC-10 wordt ontmanteld, waarbij de vrijgekomen onderdelen worden toegevoegd aan de reservedelenvoorraad.

BIJLAGE 8: Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013

Voor de begroting 2013 golden de negen inzetbaarheidsdoelstellingen uit de beleidsbrief 2011 die tot uitdrukking brengen wat de krijgsmacht moet kunnen binnen de financiële kaders. Bij de begroting en in het jaarverslag rapporteert Defensie over de realisatie daarvan. Hoewel de operationele inzetbaarheid in 2013 aan beperkingen onderhevig is geweest, is de krijgsmacht zowel nationaal als internationaal onder uiteenlopende omstandigheden ingezet. Gedurende het gehele jaar 2013 heeft Defensie, ondanks de lopende reorganisaties, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Enkele doelstellingen waren uitvoerbaar met beperkingen. Op hoofdlijnen is het beeld eind 2013 gelijk aan dat van halverwege het jaar waarover de Kamer is geïnformeerd met de brief van 17 september 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 143).

De krijgsmacht kampte in 2013 met een aantal beperkingen die invloed hadden op de mogelijkheid operaties langdurig uit te voeren. Ook de mogelijkheid gelijktijdig verschillende operaties uit te voeren is aan beperkingen onderhevig. Hieronder ga ik daar nader op in.

In de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbrief 2011 en opgenomen in de begroting 2013, is sprake van een aantal algemene beperkingen. Deze hangen niet samen met knelpunten in de gereedstelling, maar met de omvang en samenstelling van de krijgsmacht zoals vastgelegd in de beleidsbrief 2011. De beperkingen betreffen vooral ondersteunende eenheden.

  • Voor eenmalige en langdurige bijdragen wordt geput uit dezelfde basiscapaciteiten. Zij kunnen daarom niet gelijktijdig in maximale omvang worden geleverd.

  • Gelijktijdige eenmalige inzet van een brigade, een maritieme taakgroep en/of een squadron jachtvliegtuigen in verschillende operatiegebieden is mogelijk mits internationaal kan worden samengewerkt op het gebied van directe gevechtsondersteuning (Combat Support, CS) of indirecte logistieke ondersteuning (Combat Service Support, CSS).

  • Langdurige operaties op land of op zee kunnen gelijktijdig worden uitgevoerd, mits sommige CS en CSS-capaciteiten voor de tweede missie gedeeltelijk of volledig door partners worden geleverd.

Specifieke knelpunten werden in 2013 geconstateerd op de volgende gebieden.

  • Beschikbaarheid helikopters. De beschikbaarheid van de Apache, Chinook en Cougar-helikopters was in 2013 onvoldoende voor de gereedheidsdoelstellingen van deze wapensystemen en het volledig opleiden van bemanningen. De beschikbaarheid van NH-90 helikopters was vooral laag omdat het de ingebruikneming van een nieuw wapensysteem betreft. In 2013 was slechts één NH-90 gelijktijdig inzetbaar als boordhelikopter. De geoefendheid van de bemanningen van de Chinook is in 2013 toegenomen.

  • CS/CSS eenheden. In 2013 waren er beperkingen met de beschikbaarheid van de CIS-bataljons (communicatie- en informatiesystemen), herstelcompagnieën, grond-lucht-verdediging, medische eenheden (role 2), het vuursteuncommando en luchttransport, JISTAR en bevoorradings- en transportbataljons. De hoofdoorzaken zijn de uitvoering van reorganisaties en tekorten aan reservedelen.

  • Reservedelen. Ondanks aanvullende budgetten en overige maatregelen waren er in 2013 nog tekorten aan reservedelen. Hieraan liggen verschillende problemen binnen de verwervingsketen ten grondslag waarvoor maatregelen zijn getroffen of deel uitmaken van verbeterplannen. In veel gevallen blijkt er sprake van complexe en langdurige aanbestedingen, waardoor aanvulling veel tijd vergt. Tevens wordt personeel ingezet voor de invoering van EPR. Voor landoperaties zal bij inzet een groot deel van de aanwezige oefenvoorraad moeten worden gebruikt. Voor helikopteronderdelen heeft Defensie in 2013 een aantal nieuwe, meerjarige contracten kunnen sluiten. Hoewel ook bij het CLSK nog materiele tekorten bestaan, verbetert de materiele gereedheid van de Apache en de Chinook gaandeweg.

  • Personeel. Ondanks dat de werving en aanstelling een positieve tendens tonen, was bij alle defensieonderdelen sprake van een kwalitatief tekort aan specifiek personeel. Hierbij gaat het vooral om technisch en medisch personeel.

Realisatie inzetbaarheidsdoelstellingen 2013

Hieronder worden per inzetbaarheidsdoelstelling de eventuele concessies of aandachtpunten beschreven.

1. De bescherming – en zo nodig verdediging – van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen.

Ad 1.

Deze doelstelling, die de inzet betreft van alle eenheden (operationeel gereed of niet), was haalbaar.

2. Eenmalige bijdragen aan internationale interventieoperaties met: – een taakgroep van brigadeomvang, inclusief helikopters; – een squadron jachtvliegtuigen; – een batterij Patriot-raketverdediging;– een maritieme taakgroep, inclusief helikopters. Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk.

Ad 2.

Deze doelstelling was in 2013 uitvoerbaar met de volgende opmerkingen:

  • Afhankelijk van de missie waren er beperkingen op het gebied van vuursteun, CIS en herstelcapaciteit.

  • Eenmalige inzet van een squadron jachtvliegtuigen was mogelijk.

  • Aan de inzetoptie van de Patriots is invulling gegeven met de operatie Active Fence in Zuid-Turkije.

  • Het was mogelijk een maritieme taakgroep (vloot en mariniers) in te zetten. Hieraan kon maximaal één maritieme helikopter deelnemen. Transporthelikoptercapaciteit kon worden betrokken uit het Cougarbestand. Indien gelijktijdig een brigadetaakgroep en een amfibische taakgroep zou worden ontplooid, moest voor één van beide mogelijk via bondgenoten worden voorzien in vuursteun, grondluchtverdediging, medische faciliteiten en luchttransport.

3. Langdurige bijdragen aan stabilisatieoperaties. Het gaat hierbij in het bijzonder om bijdragen:

  • aan maximaal twee operaties te land met bataljonstaakgroepen;

  • aan één operatie in de lucht met jachtvliegtuigen, waarbij als uitgangspunt gemiddeld acht toestellen worden ingezet;

  • met een eenheid bewapende helikopters en een eenheid transporthelikopters;

  • aan maximaal twee operaties op zee met, afhankelijk van de operationele vereisten, een fregat, een ander groot oppervlakteschip, Alkmaar-klasse Mijnenbestrijdingsvaartuig (AMBV) of een onderzeeboot.

De krijgsmacht kan hiermee ook langdurig bijdragen aan de bescherming, in het bijzonder tegen piraterij, van aanvoerlijnen die van belang zijn voor de Nederlandse economie, de handhaving van een embargo of een vliegverbod en de bewaking van de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex). Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk. Voor de logistieke ondersteuning is de krijgsmacht vooral bij langdurige operaties gedeeltelijk afhankelijk van derden. In het geval van een beroep op de krijgsmacht ten behoeve van een interventieoperatie, kan het nodig zijn bijdragen. aan stabilisatieoperaties – tijdelijk – te verminderen of te beëindigen.

Ad 3.

Deze doelstelling was in 2013 uitvoerbaar met de volgende opmerkingen:

  • Het was mogelijk twee langdurige operaties te land op bataljonstaakgroepniveau uit te voeren. Een deel van de ondersteunende capaciteiten voor de tweede operatie zou echter moeten worden geleverd door een bondgenoot, als die operatie in een ander operatiegebied is. Het gaat dan om vuursteun, CIS- en herstelcapaciteit, medische faciliteiten en luchttransport. Afhankelijk van de missie kon het voortzettingsvermogen worden beperkt door tekorten aan reservedelen.

  • Het is mogelijk langdurig met acht jachtvliegtuigen deel te nemen aan een operatie. Vier F-16’s zijn momenteel ingezet in Afghanistan.

  • Het was mogelijk een eenheid bewapende helikopters en transporthelikopters in te zetten. Door de geringe materiële gereedheid van helikopters was het voortzettingsvermogen echter beperkt tot twee rotaties.

  • Behoudens de inzet van boordhelikopters was het mogelijk invulling te geven aan twee langdurige maritieme operaties.

4. Het optreden als leidinggevende natie (lead nation) op het niveau van een brigade of een maritieme taakgroep en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau. Ook moeten in de domeinen zee, land en lucht staffunctionarissen kunnen worden geleverd aan internationale operationele staven.

Ad 4.

Aan de maritieme optie van deze doelstelling kon worden voldaan. Voor de landoptie waren er beperkingen op het gebied van de gereedheid van het CIS-bataljon. Voorbeelden uit 2013 van kleinschalige inzet zijn bijdragen aan de hoofdkwartieren van ISAF (Afghanistan), KFOR (Kosovo) en aan de Combined Maritime Force Component Command/Task Force 151 (Bahrein).

5. De uitvoering van speciale operaties in het buitenland ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, met inbegrip van contraterrorisme-operaties en operaties ter evacuatie van Nederlandse staatsburgers.

Ad 5.

Het was mogelijk uitvoering te geven aan speciale operaties. Het voortzettingsvermogen ervan werd bepaald door de vraag of tegelijkertijd andere missies moesten worden ondersteund met Special Forces.

6. Deelneming aan politiemissies, waaronder die van de European Gendarmerie Force (EGF), met functionarissen en eenheden van de Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter.

Ad 6.

Hieraan kon worden voldaan. De geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz is hiervan een voorbeeld.

7. Het op voortdurende basis beschikbaar stellen van deskundigen uit de staande organisatie ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen.

Ad 7.

Hieraan kon worden voldaan. Recente voorbeelden zijn bijdragen aan UNMISS in Zuid-Soedan en EUTM Somalië.

8. Bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

  • de uitvoering van structurele nationale taken, zoals de politietaken van de Koninklijke marechaussee (onder meer het grenstoezicht, de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie), het beheer van de kustwachten in Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk, de ruiming van explosieven op het land en te water en de bestrijding van het luchtvaartterrorisme (in het bijzonder met behulp van de quick reaction alert taak van jachtvliegtuigen);

  • militaire bijstand bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid evenals de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, zoals door middel van de structurele bijdrage aan de bijzondere bijstandseenheden;

  • militaire bijstand bij de bestrijding van branden, rampen, crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in overeenstemming met de bestuurlijke en wettelijke afspraken.

Ad 8.

In 2013 is continu aan nationale inzet voldaan. Beperkingen hadden kunnen optreden indien CIS-, helikopter- en medische capaciteit op grotere schaal expeditionair ingezet zouden zijn geweest. Dat is niet voorgekomen.

9. Het op verzoek van civiele autoriteiten met beschikbare middelen bijdragen aan internationale noodhulpoperaties.

Ad 9.

Hieraan kon worden voldaan.

BIJLAGE 9: Lijst met afkortingen

AC

=

Aanmeldcentrum

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AFD

=

Audit Functie Defensie

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke Marechaussee

CLAS

=

Commando Landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando Luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en Bewakingsorganisatie

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidsnota

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research & Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGF

=

Europese Gendarmerie Force

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

GVKKA

=

Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liaison and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NAHEMA

=

NATO Helicopter Management Agency

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SLA

=

Service Level Agreement

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VIP

=

Very Important Person

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem


X Noot
1

Kamerbrief BS2013004810 dd. 14 februari 2013

X Noot
2

De onvolkomenheden bij DMO en CDC zijn toegekend aan deze defensieonderdelen omdat hier de grootste volumes omgaan. Het betreft een defensiebreed proces.

X Noot
3

Kamerbrief BS2013004810 dd. 14 februari 2013

X Noot
4

26 643 nr. 135, datum 12 december 2008 en 26 643 nr. 172, datum 3 februari 2011.

X Noot
5

De categorie «andere brieven» heeft betrekking op onder meer steunbetuigingen, condoleances, uitnodigingen, informatieverzoeken en sollicitaties. Deze categorie kan niet als zodanig in een informatiesysteem worden herkend, waardoor het niet mogelijk is hierover jaarlijks te rapporteren.

Naar boven