33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2013

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

     

Algemeen

2

Inleiding

3

Versterking toezichtinstrumentarium toeslagen

4

Verlenging beslistermijn vanwege extra controle bij verhoogd frauderisico

5

Geen voorschot bij onvoldoende gegevens over de aanvrager

7

Opschorting van uitbetaling bij twijfel over adres

8

Ontzegging van rechten en verkorting van de termijn om voor een voorschot in aanmerking te komen

9

Versterking boete- en strafrechtinstrumentarium;

10

Uitbreiden reikwijdte bestuurlijke boete (toeslagen)

10

Vergrijpboete voor onjuiste aanvraag voorlopige teruggaaf of opzettelijk onjuist verzoek om herziening

11

Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte

12

Versterking invorderingsinstrumentarium; algemeen

13

Uitbreiden aansprakelijkheidsbepaling

13

Verdere aanpassingen maatregel verplicht gebruik een bankrekeningnummer

13

Uitbreiden inzet automatische nummerplaatherkenning naar Toeslagen

14

Aanpak malafide uitzendondernemingen

14

Budgettaire aspecten

14

Uitvoeringskosten Belastingdienst

15

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

15

Overig

15

Artikelsgewijze toelichting

16

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met tevredenheid kennisgenomen van de Wet aanpak fraude toeslag en fiscaliteit. De leden van de VVD-fractie constateren dat deze regering met concrete acties komt om fraude met toeslagen aan te pakken. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben de schokkende beelden van Brandpunt op 21 april jl. nog scherp op het netvlies. Ons toeslagensysteem, waarin jaarlijks € 12,5 miljard omgaat met jaarlijks een miljoen nieuwe aanvragen, bleek bepaald niet waterdicht. De belastingbetaler kwam tot de ontdekking dat belastinggeld via grote aantallen toeslagen ongemerkt werd weggesluisd naar het buitenland. Daar is ook de Kamer debet aan; de voortdurende roep om een snelle service heeft de aandacht voor fraudepreventie naar de achtergrond gedrukt. Gegeven de gebleken risico’s van grootschalige systeemfraude achten deze leden een drastische aanpak onvermijdelijk en hebben daarom met instemming kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Er blijven evenwel vragen of de gekozen aanpak voldoende is.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen, aan- en/of opmerkingen.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit. Deze leden onderschrijven ten zeerste het streven van de regering om fraude terug te dringen en te voorkomen dat belastingplichtigen belastingen ontduiken. De leden van de CDA-fractie vinden het immers van het grootste belang dat de overheid optreedt tegen profiteurs. Fatsoenlijk je belasting betalen en de juiste informatie verstrekken aan de Belastingdienst moet de norm zijn. Mensen die hun belasting niet betalen of onterecht toeslagen aanvragen ontvreemden geld van de gehele samenleving. De overheid moet dit zeer streng bestraffen en waar mogelijk voorkomen. Ook mag de overheid hen bepaalde rechten ontzeggen. Maar de leden van de CDA-fractie hebben wel enkele vraagtekens bij de reikwijdte van de maatregelen. Zij hadden van de regering bovendien eerst een probleemanalyse verwacht van de zeer forse problemen bij de uitbetaling van toeslagen en dan een voorstel om die problemen op te lossen. Wanneer maatregelen genomen worden ter bestrijding van fraude zal dit immers meestal leiden tot uitbreiding van de middelen van de Belastingdienst en een dito beperking van de vrijheid van de belastingplichtige. De leden van de CDA-fractie zien hierin reden om de oorzaken van de gepleegde fraude zeer zorgvuldig te onderzoeken om vervolgens daarop toegespitste maatregelen voor te stellen. Om die reden vinden de leden van de CDA-fractie een grondige probleemanalyse van groot belang. Nog steeds komt er iedere keer een stukje informatie naar buiten, zoals in de Kamervragen die aangaven dat € 1,8 miljard toeslagen uit 2008, 2009 en 2010 wel zijn uitbetaald maar niet zijn vastgesteld. Dat is toch een fors probleem, maar er is geen oplossing in dit wetsvoorstel om dat probleem op te lossen. Graag een reactie van de regering hierop. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie focust dit wetsvoorstel slechts op de toeslagontvanger. Deze leden vragen zich af of de regering de toeslagontvanger nog wel ziet als belastingplichtige of eerder als potentieel fraudeur. Dat lijkt niet de manier om burgers te gaan benaderen, aangezien hier naast foutwillenden ook zeer veel goedwillenden geraakt zullen worden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarom alsnog om een probleemanalyse van de zeer forse problemen bij de uitbetaling van toeslagen, waarbij aandacht is voor de specifieke onderdelen in het proces van de Belastingdienst waar het mis gegaan is in de verschillende toeslagenschandalen die aan het licht zijn gekomen en de precieze oplossing van de regering om de gang van zaken met betrekking tot die specifieke onderdelen te verbeteren.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit. Deze leden zijn net als de regering van mening dat fraude ontoelaatbaar is. Fraudebestrijding moet echter mensen die niet in overtreding zijn zo min mogelijk belasten. Tussen beide uitgangspunten moet een evenwicht gevonden worden; proportionaliteit is cruciaal. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel diverse vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit). Zij hebben enkele vragen bij dit wetsvoorstel.

De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Inleiding

De leden van de SP-fractie erkennen de ambitie van de Wet aanpak fraude toeslagen, die gekenmerkt wordt door de verhoogde intentie om fraude preventief tegen te gaan. De vraag is echter of de Belastingdienst/Toeslagen over voldoende capaciteit beschikt om aan al deze doelstellingen te kunnen voldoen. Is de regering voornemens de capaciteit van de Belastingdienst/Toeslagen te versterken? En zo niet, hoe denkt de regering haar ambitieuze fraudeaanpak te kunnen realiseren? Welke implicaties heeft dit voor de organisatiestructuur van de Belastingdienst/Toeslagen en de verschillende basisadministraties? Wat betekent dit voor de medewerkers van de Belastingdienst/Toeslagen, en worden er extra middelen vrijgemaakt voor het in dienst nemen van experts en/of voor (om)scholing? De leden van de SP-fractie verzoeken de regering om een schematisch overzicht van maatregelen uit dit wetsvoorstel te maken, met daarin het aantal FTE’s en de extra middelen vermeld bij de fiscus en de FIOD die voor de uitvoering van deze wet beschikbaar worden gemaakt.

De Belastingdienst/Toeslagen maakt voor de uitvoering van toeslagen gebruik van meerdere basisadministraties. Uit de memorie van toelichting over de Wet aanpak fraude toeslagen valt volgens de leden van de fractie van de SP echter niet af te leiden waar de bron van de soms gebrekkige kwaliteit van de gegevens in de basisadministraties ligt. Deze leden vragen zich af of dit probleem, naast onvolledige informatie van de aanvrager, wellicht ook te maken heeft met onvoldoende informatie-uitwisseling tussen de verschillende basisadministraties.

De leden van de fractie van de SP lezen dat de dienstverlening altijd voorop heeft gestaan, maar dat nu het zwaartepunt komt te liggen bij fraudebestrijding. Is de regering van mening dat fraudebestrijding belangrijker is dan de dienstbaarheid van de Belastingdienst? Deelt de regering de mening dat dienstbaarheid fraudebestrijding niet uitsluit? Vindt de regering dat een dienstbare, effectieve Belastingdienst fraudebestrijding aan de poort bevordert?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de regering voornemens is om een huishoudentoeslag te introduceren. Kan de regering ingaan op de samenhang van een dergelijke huishoudentoeslag met de maatregelen uit dit wetsvoorstel? En kan de regering in meer brede zin ingaan op de fraudegevoeligheid van zo’n huishoudentoeslag?

De leden van de fractie van D66 hechten aan fraudebestrijding en constateren dat in de wetsvoorstel maatregelen tegen fraude worden genomen. Deze leden zijn echter benieuwd of naar het inzicht van de regering er nog meer terreinen zijn waar veel fraude voorkomt. Is de regering voornemens om andere wetsvoorstellen of beleid te maken om fraude verder terug te dringen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat voorkomen moet worden dat maatregelen om fraude te bestrijden negatieve effecten hebben voor kwetsbare groepen mensen die terecht toeslagen ontvangen. Zij vragen de regering welke vormen van rechtsbescherming de regering deze groepen kan bieden en welke waarborgen worden ingebouwd om te voorkomen dat deze groepen onevenredig door de fraudemaatregelen getroffen worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het opsporen van nieuwe fraudegevallen veel prioriteit blijft houden binnen de Belastingdienst en er aanvullende maatregelen zullen worden getroffen zodra de ontwikkelingen daarom vragen. Deze leden vragen wat de Belastingdienst de afgelopen maanden concreet heeft gedaan om de opsporing van fraudegevallen te verbeteren. Genoemde leden vragen welke aanvullende maatregelen de regering voor ogen heeft.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe aanpak van de fraude met toeslagen zich verhoudt tot het voornemen van de regering om het toeslagenstelsel te vereenvoudigen en bestaande toeslagen samen te voegen in een huishoudentoeslag. Wordt bij het nemen van fraudemaatregelen rekening gehouden met de op handen zijnde veranderingen in het toeslagenstelsel, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat niet alle maatregelen uit de brief van 10 mei 2013 (Kamerstuk 17 050, nr. 435) in het wetsvoorstel zijn opgenomen, vanzelfsprekend deels omdat het geen wijzigingen in de wetgeving betreft. Zij vragen de regering aan te geven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de overige maatregelen uit deze brief.

Versterking toezichtinstrumentarium toeslagen

De leden van de fractie van de PvdA constateren dat in de versterking van het toezichtinstrumentarium toeslagen wordt voortgebouwd op de mogelijkheden die het in 2012 ingevoerde Toeslagen Verstrekkingen Systeem (TVS) biedt. Ook in de 12e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 176) wordt hier nader op ingegaan. Genoemde leden vragen de regering wanneer het TVS wordt geëvalueerd? Wat zijn de mogelijk gebleken of verwachte zwakke plekken in dit systeem?

Ten principale is de vraag van de leden van de PvdA fractie of de aanpak van steekproefsgewijze controle en geautomatiseerde uitworp van gevallen met verhoogd frauderisico nog wel adequaat is in een wereld waarin goed geïnformeerde criminelen hun kansen op controle calculeren en de hoge baten van fraude afwegen tegen de betrekkelijk milde sancties?

De leden van de fractie van de PvdA constateren dat in voorliggend wetsvoorstel het aantal instrumenten en bevoegdheden van de Belastingdienst drastisch wordt uitgebreid, waarvoor de regering alle steun verdient. De vraag is vervolgens wel of de Belastingdienst voldoende menskracht heeft om deze nieuwe mogelijkheden daadwerkelijk te benutten? Deze leden zien daarvan graag een nadere onderbouwing. Ook vragen de leden van de PvdA-fractie de regering concreet aan te geven waarom de nu getroffen maatregelen voldoende zouden zijn geweest om de «Bulgarenfraude» te voorkomen.

Verlenging beslistermijn vanwege extra controle bij verhoogd frauderisico

De leden van de VVD-fractie lezen in paragraaf 2.1 dat de regering stelt dat voor aanvragen met een verhoogd frauderisico de wettelijke beslistermijn wordt verlengd tot 13 weken en vervolgens nog een keer kan worden verlengd met 13 weken. Hoeveel aantallen met een verhoogd frauderisico zijn er op dit moment en welk percentage is dat van alle aanvragen? Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het besluit om de termijn met nog eens 13 weken te verlengen?

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat het verlengen van de beslistermijn voor het verlenen van een voorschot een weliswaar onvermijdelijke maar ook ingrijpende maatregel is voor individuen of gezinnen die in grote mate van dergelijke toeslagen afhankelijk zijn. Kan de regering inschatten hoe deze maatregel zou hebben uitgepakt als zij per 1 januari 2013 zou zijn ingevoerd? Hoeveel belastingplichtigen in de laagste inkomenscategorie zouden naar verwachting 26 weken hebben moeten wachten? Hoeveel aanvragers zouden behoren tot het verhoogde frauderisico en als gevolg daarvan langer op hun toeslag hebben moeten wachten?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering voorstelt om de beslistermijn te verlengen tot 13 weken met een mogelijkheid tot verlenging van de termijn met maximaal nog eens 13 weken. Er wordt niet gemotiveerd waarom er een restant is waarbij er geen sprake is van een verhoogd risico, maar dat toch niet onder «het overgrote deel» valt, zo redeneren de leden. Welke criteria worden er aan deze verlenging gesteld? Welke mogelijkheden heeft een verzoeker om tegen deze verlenging bezwaar te maken? Welke maatregelen gaat de regering nemen om oneigenlijk gebruik van deze verlenging tegen te gaan? Waaruit bestaat de prikkel bij de fiscus om snel een besluit te nemen en niet 26 weken te wachten?

De leden van de fractie van de SP lezen dat bij aanvragen zonder een verhoogd frauderisico de nu gebruikelijke beslistermijn gehanteerd blijft worden. Wanneer is er sprake van een aanvraag met een verhoogd frauderisico? Wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld? Kan de regering toelichten of de Belastingdienst/Toeslagen onvoldoende capaciteit heeft om de aanvragen binnen een termijn van 8 weken te controleren? Bestaan er nu al mogelijkheden en gronden om deze termijn te verlengen? Kan de regering toelichten of de Belastingdienst/Toeslagen voldoende capaciteit heeft om de aanvragen te controleren binnen een termijn van 13 weken, dan wel 26 weken? Ter verduidelijking, stelt de regering nu voor om een beslistermijn van zowel 8 weken te hanteren als een beslistermijn van 13 weken met een mogelijke verlenging van 13 weken? Vindt de regering een periode van een half jaar niet buitensporig lang om te ontdekken of een aanvrager daadwerkelijk recht heeft op een toeslag of niet? Graag een toelichting. Welke stappen gaat de regering nemen om te voorkomen dat aanvragers onterecht als aanvragers met een frauderisico worden gezien?

De regering stelt voor om de termijn na aanvraag van de toeslag te verlengen van 8 weken naar 13 weken met de mogelijkheid om dit nog eens 13 weken te verlengen. De beslistermijn is dan een half jaar.

De leden van de CDA-fractie vermoeden dat mensen in grote problemen kunnen komen als de Belastingdienst een half jaar mag wachten met het uitkeren van de eerste toeslag zonder dat hiertegen bezwaar openstaat. Een voorbeeld in deze is de kinderopvangtoeslag. Het zal voor veel ouders onmogelijk zijn om de gehele rekening voor de kinderopvang een half jaar voor te schieten. Deelt de regering deze mening en acht de regering dit met de leden van de CDA-fractie een probleem? Of gaat de regering ervan uit dat er nooit goedwillende ouders te maken zullen krijgen met een verlengde beslistermijn van de Belastingdienst? De leden van de CDA-fractie menen dat het erg lastig wordt voor de Belastingdienst om dat te garanderen.

Deze leden vrezen voor de gevolgen: ouders die toch maar niet gaan werken of gezinnen die moeten lenen om de kinderopvang te kunnen gaan betalen. Is de regering bereid te regelen dat de toeslaggerechtigde recht heeft op een snel besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, als deze bepaalde gegevens snel kan aanleveren?

De leden van de CDA-fractie zien ook maatregelen tegen fraude die de regering kan treffen zonder de beslistermijn te hoeven verlengen en zonder de belastingplichtige lang in onzekerheid te laten. De leden van de CDA-fractie vernemen daarom graag van de regering of deze reeds contact gehad heeft met VeCoZo. VeCoZO heeft namelijk een administratie van mensen die verzekerd zijn onder de Zvw en net als apothekers kunnen zij binnen enkele minuten checken of iemand verzekerd is en dus recht heeft op een toeslag.

De leden van de fractie van D66 constateren dat de regering de beslistermijn wil verlengen van 8 weken naar 13 weken. Deze verlenging heeft volgens de regering alleen gevolgen voor de mensen waarbij een verhoogd frauderisico is gedetecteerd. De leden zijn benieuwd bij hoeveel mensen (absoluut en percentage) een verhoogd frauderisico wordt gedetecteerd? Zullen al deze mensen ook daadwerkelijk de gevolgen ondervinden van de langere beslistermijn? Of zal de Belastingdienst/Toeslagen voor een gedeelte eerder uitsluitsel kunnen geven dan 13 weken? Zo ja, voor welke gedeelte? En bij welk deel van de mensen waarbij een verhoogd frauderisico is gedetecteerd wordt ook daadwerkelijk fraude geconstateerd?

De beslistermijn op een aanvraag voor toeslagen bedraagt nu 8 weken na indiening van de aanvraag. De regering stelt voor de beslistermijn te verlengen tot 13 weken na indiening van de aanvraag met de mogelijkheid tot verlenging van de termijn met maximaal nog eens 13 weken. Voor het overgrote deel van de aanvragen waarbij geen sprake is van een potentieel verhoogd frauderisico zal in de praktijk de nu gebruikelijke beslistermijn gehanteerd blijven worden. Deze aanvragers worden met dezelfde voortvarendheid behandeld als thans het geval is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom niet kan worden uitgegaan van een standaard beslistermijn van 8 weken, als dit toch in de praktijk voor de meeste gevallen zal gelden. Voor gevallen met een potentieel verhoogd frauderisico kan dan een beslistermijn van 8 weken met een verlenging gelden. Genoemde leden zijn van mening dat hiermee meer duidelijkheid wordt gegeven aan burgers.

Geen voorschot bij onvoldoende gegevens over de aanvrager

De leden van de fractie van de PvdA vinden het in theorie mooi dat jongeren die de 18-jarige leeftijd bereiken niet getroffen worden door de maatregel «onvoldoende gegevens beschikbaar»». Zet dit echter niet de deur open naar georganiseerde toeslagenfraude door (al dan niet) buitenlandse 18-jarigen toeslagen te laten aanvragen, zo vragen deze leden de regering?

De leden van de fractie van de SP lezen dat de besluitvorming over de voorschotverlening pas plaatsvindt nadat de Belastingdienst/Toeslagen informatie van derden heeft ontvangen of dat de aanvrager op verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen naar de balie van het belastingkantoor is gekomen om de aanvraaggegevens te bevestigen. Vindt de regering dat het controleren van gegevens onder de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst/Toeslagen valt? Zo ja, hoe gaat de fiscus voorkomen dat de belastingplichtige gaat lijden onder onnodige lange wachttijden in aanloop naar een besluit?

De leden van de SP-fractie lezen dat een aanvraag die wordt ingediend door een persoon over wie onvoldoende informatie beschikbaar is bij de Belastingdienst/Toeslagen of bij de inspecteur in beginsel niet langer recht hebben op een verlening van een voorschot op een toeslag. Pas na validatie kan na afloop van het toeslagjaar uitbetaling van de toeslag volgen. Betekent dit dat het mogelijk is dat mensen meerdere maanden tot een jaar moeten wachten totdat er duidelijkheid is of zij een toeslag gaan ontvangen? Meent de regering dat het onwenselijk is dat mensen een geruime tijd geen toeslag zullen ontvangen, wanneer zij daar wel recht op hebben? Kan de regering toelichten of de Belastingdienst/Toeslagen contact met de aanvrager op om de missende informatie aan te vullen, alvorens zij tot de beslissing komen de voorschot op nihil te zetten? De leden van de SP-fractie lezen dat de Belastingdienst/Toeslagen gegevens inkomensgegevens opzoeken of nakijken in verschillende systemen. Kan de regering meerdere voorbeelden geven hoe gegevens worden gevonden van a) 18-jarigen b) voltijd huisouders 3) geïmmigreerde personen? Welke gegevens worden er gevraagd bij een aanvraag? Kan een aanvraag onvolledig worden ingediend? Mocht bepaalde informatie ontbreken, maar is de informatie van ouder dan een jaar wel beschikbaar, hoe zal de Belastingdienst/Toeslagen deze aanvraag dan beoordelen?

De leden van de fractie van de SP lezen dat een foutieve inschrijving bij het GBA een indicatie voor een verhoogd frauderisico is. Wat valt onder een foutieve inschrijving? Wie heeft de verantwoordelijkheid dat de gegevens in het GBA correct en actueel zijn? Worden burgers ervan op de hoogte gesteld als er vraagtekens zijn bij hun GBA inschrijving? Vindt de regering dat het aan de burger is om te controleren of hun GBA gegevens correct en actueel zijn? Hoe moeten en kunnen de burgers de gegevens controleren? Kan de regering toelichten hoe het komt dat er foutieve gegevens in het GBA zijn opgenomen? Wie is verantwoordelijk voor de juistheid van de invoer van gegevens in de GBA? Wie is er verantwoordelijk voor het bijhouden van deze gegevens? Welke maatregelen wil de regering nemen om de accuraatheid van de GBA te bevorderen? Voordat de beslissing tot stopzetting wordt genomen, wordt er door de Belastingdienst/Toeslagen contact opgenomen met de burger om de twijfel weg te nemen. Welke criteria zijn er gesteld voor de Belastingdienst/Toeslagen om te bepalen dat er twijfel bestaat over de woonplaats?

De leden van de CDA-fractie menen dat deze maatregel cruciaal is voor het bestrijden van de systeemfraude. Deze leden constateren als eerste dat deze eerste toetsing door de Belastingdienst uiterst zorgvuldig dient te geschieden, want komt de aanvrager eenmaal voor in de systemen van de Belastingdienst dan verkrijgt hij voor al zijn volgende aanvragen een voorschot. Kan de regering hier nader op ingaan?

De leden van de CDA-fractie is het niet helemaal duidelijk welke gegevens zijn opgenomen in de databases van de Belastingdienst en dus de basis vormen voor de controle bij de aanvraag van een toeslag. Klopt het dat indien de aanvrager of zijn huishouden reeds een toeslag ontvangt, het voorschot direct wordt uitbetaald? Geldt hetzelfde als de aanvrager al eens belastingaangifte heeft gedaan? Wat gebeurt er nu wanneer de aanvrager nog geen toeslag ontvangt, nog nooit belastingaangifte heeft gedaan, maar wel is ingeschreven in de GBA? Maakt het nog uit hoe lang de aanvrager is ingeschreven in de GBA? Welke gegevens moet deze aanvrager vervolgens laten zien bij de balie van het belastingkantoor om het voorschot alsnog te ontvangen?

Kan de regering aangeven aan hoeveel mensen zonder bekende adresgegevens de Belastingdienst/Toeslagen op dit moment toeslagen uitkeert, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

De leden van de fractie van D66 constateren dat personen over wie onvoldoende informatie beschikbaar is in beginsel geen toeslag krijgen. De leden merken op dat «onvoldoende informatie» een vrij breed begrip is. Wanneer is er volgens de regering sprake van «onvoldoende informatie»? En ook zijn deze leden benieuwd hoeveel mensen (absoluut en percentage) naar verwachting geen toeslag krijgen – en dus zelf bewijsstukken moeten overhandigen – vanwege «onvoldoende informatie»? Tot slot zijn de leden van de fractie van D66 benieuwd of de regering kan kwantificeren welk bedrag aan fraude door deze maatregelen naar verwachting wordt voorkomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in het geval van onvoldoende gegevens pas na afloop van het toeslagjaar validatie plaatsvindt en indien blijkt dat de gegevens kloppen, dan pas uitbetaling zal plaatsvinden. Genoemde leden vragen of de validatie en uitbetaling niet eerder kan plaatsvinden om te voorkomen dat aanvragers zeer lang op de toeslag moeten wachten.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat een aanvrager zelf naar de toeslagenbalie van het belastingkantoor kan gaan om de ontbrekende gegevens te verstrekken, waaruit een recht op een toeslag blijkt. Deze leden vragen welke termijn vervolgens geldt voor het uitkeren van een voorschot.

Opschorting van uitbetaling bij twijfel over adres

De leden van de SP-fractie lezen dat bij het volledig ontbreken van adresgegevens de uitbetaling van de toeslag wordt stopgezet. Is het mogelijk een toeslag aan te vragen zonder het invullen van iemands adresgegevens?

De leden van de fractie van de SP vragen zich af of de regering kan aangeven hoe groot de groep is bij wie er twijfel over het adres heerst. Kan de regering de vinger leggen op de oorzaak van het ontbreken van de adresgegevens van deze groep? Ligt het probleem bij de burgers die hun adresgegevens niet zorgvuldig hebben doorgeven in het geval van bijvoorbeeld een verhuizing, of kent het probleem ook andere oorzaken, zoals gebrekkige communicatie tussen de verschillende administraties die deze informatie uitwisselen?

De regering schrijft in de memorie van toelichting dat wanneer er onduidelijkheid bestaat over het adresgegeven de Belastingdienst de aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen of de lopende betalingen kan stoppen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wanneer sprake is van «onduidelijkheid over het adresgegeven». Is dit wanneer de aanvrager niet is ingeschreven in de GBA? Of wanneer er heel veel aanvragers zijn ingeschreven op hetzelfde adres in de GBA? Zijn er nog meer gevallen waarin de Belastingdienst de aanvraag wegens onduidelijkheid van het adresgegeven zal afwijzen?

De regering vermeldt dat deze maatregel burgers stimuleert om goed ingeschreven te staan. Hoe controleert de Belastingdienst dan of een aanvrager goed staat ingeschreven in de GBA? Is dit geen taak van de gemeente? Wat verwacht de regering in dit kader van gemeenten? Tevens willen de leden van de CDA-fractie graag weten of het mogelijk is dat de burger binnen enkele dagen na het stopzetten van de toeslagen een brief van de Belastingdienst ontvangt waarin deze aangeeft waarom de toeslagen worden stopgezet. Zo nee, waarom acht de regering dit niet nodig?

De leden van de fractie van D66 constateren dat de regering voornemens is om wanneer een adresgegeven in onderzoek is gezet, de uitbetaling van het voorschot te staken totdat het adresgegeven weer een actuele status heeft. Deze leden zijn benieuwd of de regering ook heeft overwogen om eerst in contact te treden met de persoon van wie de adresgegevens in onderzoek zijn, om te kijken of er duidelijkheid verschaft kan worden, alvorens de uitbetaling van het voorschot te betalen? Voorts zijn deze leden benieuwd van hoeveel mensen (absoluut en percentage) naar verwachting de uitbetaling van het voorschot vervalt (in het geval van ontbreken van adresgegevens) en de uitbetaling wordt gestaakt (in het geval van onderzoek naar de adresgegevens)? Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of de regering kan kwantificeren welk bedrag aan fraude door deze maatregelen naar verwachting wordt voorkomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Belastingdienst met het opschorten van de uitbetalingen van toeslagen burgers wil stimuleren dat ze goed ingeschreven staan. Zij vragen de regering of zij dit wel een taak vindt van de Belastingdienst, aangezien de gemeenten de gegevens in de GBA beheren.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij het afzien/opschorten van de uitbetaling de belastingplichtige niet schriftelijk in kennis wordt gesteld, omdat dit de uitvoering onnodig zou bemoeilijken. Opschorting vindt echter plaats bij twijfel over het adres en er is dus een kans dat het adres wel klopt. Genoemde leden zien dan ook niet in waarom de belastingplichtige niet schriftelijk in kennis wordt gesteld. Zij vragen de regering deze bepaling te heroverwegen.

Ontzegging van rechten en verkorting van de termijn om voor een voorschot in aanmerking te komen

De leden van de fractie van de PvdA zien met de regering de risico’s van het verstrekken van een voorschot op de toeslag aan aanvragers die bijvoorbeeld strafrechtelijk zijn veroordeeld voor een vergrijp op basis van de Awir. Deze leden vragen de regering wanneer de implementatie van deze maatregel in werking kan treden, gegeven dat 1 januari 2014 niet mogelijk is? Hoeveel voorbereidingstijd verwacht de regering nodig te hebben?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke vergrijpen volgend uit de Awir of de AWR leiden tot het afwijzen van een verzoek om een voorschot.

De leden van de CDA fractie vragen tevens of zij goed begrepen hebben dat een huishouden waarin iemand zo’n vergrijp begaan heeft, ook in zijn geheel van voorschotten wordt uitgezonderd? Hoewel deze leden de maatregel zeer begrijpelijk achten in het kader van de bestrijding van fraude, vragen zij zich af of dit niet kan gelden als een aanvullende straf onder het EVRM, waarvoor een aparte rechtsgrondslag dient te zijn. De toeslag wordt immers op huishoudniveau toegekend, terwijl straffen in het strafrecht individueel zijn. Kan de regering hier nader op ingaan? De leden van de CDA-fractie hebben het volgende voorbeeld voor ogen: een jongere, die veroordeeld is en uit de gevangenis komt, kan nergens naar toe na afloop van de gevangenisstraf en zijn ouders besluiten om zich over hem te ontfermen. Dit betekent dat hij medebewoner wordt van het huis en als de leden van de CDA-fractie het goed begrijpen wordt dus de huurtoeslag van de ouders onmiddellijk stopgezet door deze maatregel.

Ook zou dit ertoe kunnen leiden dat kinderen van mensen die een delict begaan hebben, effectief uitgesloten worden van de kinderopvang. Kan de regering aangeven of zij met deze neveneffecten van de maatregel rekening heeft gehouden?

Door de combinatie van termijnen kan het ontzeggen van het recht op toeslag vele jaren later plaatsvinden dan het vergrijp waarvoor de boete is opgelegd. Bijvoorbeeld in het geval dat de boete na een aantal jaar is opgelegd en de toeslagontvanger in bezwaar, beroep en hoger beroep gaat. Dit geldt nog sterker wanneer de navorderingstermijn op grond van het wetsvoorstel vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst verlengd wordt tot 12 jaar. Is dit conform de bedoeling van de regering? De leden van de CDA-fractie hebben dezelfde vraag in het geval de toeslagontvanger wel bewust fraudeert, maar jarenlang tegen de vergrijpboete in bezwaar en beroep gaat, zodat hij nog wel voorschotten ontvangt.

De leden van de fractie van D66 constateren dat het recht op een voorschot vervalt als de aanvrager in kwestie in de afgelopen vijf jaar een bestuurlijke vergrijpboete op basis van de Awir of de Algemene wet inzake rijksbelasting heeft gekregen die onherroepelijk is geworden, dan wel voor een soortgelijk vergrijp strafrechtelijk veroordeeld is. Deze leden zijn benieuwd hoeveel personen het hier betreft? En heeft de regering concrete aanwijzingen dat mensen die eerder een dergelijk vergrijp hebben gepleegd een grotere kans hebben om in herhaling te vallen? Verder vragen de leden van de D66-fractie de regering in te gaan op gevallen waarin de toeslag afhankelijk is van het inkomen van beide partners, zoals de kinderopvangtoeslag. Kan het zo zijn dat iemand de dupe wordt van een eerder vergrijp van zijn of haar partner?

Versterking boete- en strafrechtinstrumentarium;

Uitbreiden reikwijdte bestuurlijke boete (toeslagen)

De wijziging, de uitbreiding, van het overtredersbegrip is een ingrijpende keuze. De leden van de fractie van de PVV kunnen hierin meegaan, het betreft immers feiten die voor veel onvrede en onrust in de samenleving zorgen. Een dergelijk uitbreiding zou wat deze leden betreft zich ook niet moeten beperken tot de Awir, maar zich moeten uitstrekken over het gehele bestuursrecht, zodat ook bij soortgelijk misbruik in het kader van b.v. sociale verzekeringen ook met hetzelfde instrumentarium kan worden gewerkt. De leden van de PVV-fractie vragen zich af waarom deze keuze niet is gemaakt.

Waarom is, zoals de Raad van State heeft gesuggereerd, niet gekozen voor de introductie van de strafbeschikking in de Awir, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.

De leden van de fractie van de SP lezen dat de regering de intentie heeft om het overtredersbegrip te verruimen. Kan de regering toelichten of de Belastingdienst/Toeslagen de capaciteit heeft om actief medeplegers, uitlokkers en medeplichtigen op te sporen? Kan het zijn dat bij de vierde tranche van de AWB er niet voor is gekozen het overtredersbegrip te verruimen, omdat de opsporing door de Belastingdienst/Toeslagen als problematisch werd gezien? Welke nieuwe omstandigheden hebben zich voorgedaan die de verruiming van het overtredersbegrip rechtvaardigen, die niet al via het strafrecht wordt afgedekt? Welke voordelen heeft de bestuurlijke strafbeschikking voor medeplegers, uitlokkers en medeplichtigen ten opzichte van een strafrechtelijke vervolging? Heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kennis en kunnen om een opzetdelict te bewijzen?

De leden van deze fractie lezen dat de regering kwaadwillenden met een boete wil confronteren, maar het abusievelijk foutief invullen van een aangifte niet meteen wil bestraffen. Kan de regering toelichten welke maatstaf gehanteerd gaat worden bij de beoordeling van het al dan niet toekennen van een boete? Is de regering van mening dat de Belastingdienst/Toeslagen voldoende capaciteit heeft om «ploffers» te herkennen en op te sporen?

De leden van de fractie van D66 constateren dat een bestuurlijke boete in de toekomst ook aan doen plegers, uitlokkers en medeplichtigen kan worden kan opgelegd. Dit is een vrij fundamentele juridische keuze waar de Raad van State kritische opmerkingen over maakt. De leden van de fractie van D66 vragen de regering om in te gaan op de noodzaak van deze maatregel. Hoeveel extra gevallen van fraude denkt de regering hiermee te voorkomen? Welk bedrag is daarmee gemoeid?

Vergrijpboete voor onjuiste aanvraag voorlopige teruggaaf of opzettelijk onjuist verzoek om herziening

De regering refereert in voorliggend wetsvoorstel aan eerder genomen maatregelen om systeemfraude te voorkomen (en verwijzen hierbij naar Kamerstuk 17 050, nr. 432), en constateert dat deze maatregelen «hun vruchten hebben afgeworpen». De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering of zij per maatregel zowel cijfermatig als in woord kan toelichten in hoeverre elke maatregel bijdraagt tot het voorkomen van systeemfraude?

Heeft de Belastingdienst/Toeslagen op dit moment geen mogelijkheid om «contra-informatie» te vergaren? Wordt hieraan gewerkt? En zo ja, hoe ver is de uitwerking hiervan, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De regering vermeldt dat de wet op dit moment niet voorziet in de bevoegdheid van de belastingplichtige om te verzoeken om een voorlopige aanslag vast te stellen. De belastingplichtige kan echter een voorlopige aangifte indienen bij de Belastingdienst, waarna de inspecteur de voorlopige aanslag vaststelt. Kan de regering nader motiveren welk manco in de huidige wet zij bedoelt?

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen dat een goedwillende belastingplichtige ten onrechte een vergrijpboete boven het hoofd hangt. De situatie van de belastingplichtige kan immers gedurende het belastingjaar veranderen. De aankoop van de eigen woning kan niet doorgaan, omdat de financiering niet rondkomt, of de belastingplichtige kan afzien van de aankoop van een pensioenvoorziening. Soms is het, hoe ongewenst ook, niet de belastingplichtige zelf die de voorlopige aanslag aanvraagt, maar bijvoorbeeld de hypotheekadviseur of de verkoper van de pensioenvoorziening. Is de belastingplichtige die pas bij de aangifte inkomstenbelasting erachter komt dat hij te veel teruggaaf heeft ontvangen, nu strafbaar? Heeft de regering bij de invoering van deze vergrijpboete er ook rekening mee gehouden dat het niet voor iedere belastingplichtige duidelijk is wat de achterliggende posten zijn op grond waarvan zij een betaling van de belastingdienst ontvangen of is er bij het voorstel van de vergrijpboete alleen rekening gehouden met mogelijke fraudeurs en goedwillende belastingplichtigen die zeer goed op de hoogte zijn van alle fiscale, zeer gedetailleerde, regels?

Geldt de nieuwe vergrijpboete alleen voor een onjuist verzoek om herziening of ook voor het onterecht niet indienen van een verzoek om herziening?

De regering schrijft dat het vereiste van opzet waarborgt dat alleen kwaadwillenden met de boete geconfronteerd worden. Dit klinkt aannemelijk, maar onder opzet valt in het strafrecht ook altijd voorwaardelijk opzet. Is dat ook bij deze vergrijpboete het geval? Kan de regering nader uiteenzetten wat hiervan de gevolgen zijn? Bovendien gaat het bij grove schuld in de praktijk vaak om goedwillende burgers die niet wisten dat zij een fout maakten. Kan de regering nader motiveren waarom de boete van toepassing is bij grove schuld en niet alleen bij opzet, zo vragen de leden van het CDA.

Strafbaar stellen opzettelijk niet betalen op aangifte

De leden van de fractie van de PvdA nemen met instemming kennis van de maatregelen die de regering neemt om ploffers in de carrouselfraude met btw terug te dringen. Wel vragen deze leden de regering hoe groot de opgespoorde carrouselfraude is in Nederland; hoeveel btw loopt de Belastingdienst mis als gevolg van deze carrouselfraude en hoeveel gevallen betreft het? Heeft de carrouselfraude zich deels verplaatst van computerchips, mobiele telefoons, tablets, portable computers en spelcomputers naar andere producten? Voldoet in deze zin nog de verleggingsregeling in de btw die sinds 1 april 2013 van toepassing is op deze producten? Op welke wijze maakt de Belastingdienst momenteel werk van de snelle detectie van ploffers? Wordt ook in EU-verband gewerkt aan het terugdringen van carrouselfraude, bijvoorbeeld door informatie-uitwisseling met buitenlandse belastingdiensten? Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de SP vragen zich af waarom er geen verschil wordt gemaakt tussen de groep die «opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig aangifte doet en vervolgens ook niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalt» en «die een juiste en volledige aangifte doet, maar vervolgens niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalt». Waarom bestaat er geen juridisch verschil tussen degene die opzettelijk niet of onjuist aangifte doen én vervolgens niet terugbetalen (persoon A) en degene die juist en volledig aangifte doet, maar vervolgens niet tijdig betaalt (persoon B)?

De leden van de CDA-fractie lezen dat wanneer de belastingplichtige in bezwaar gaat, dat geen opschortende werking meer heeft en dat hij dan een strafbaar feit begaat indien hij niet betaalt. Klopt dat en is dat de bedoeling?

Om fraude bij aangiftebelastingen te voorkomen wordt het opzettelijk niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van aangiftebelastingen zoals omzetbelasting en loonheffing strafbaar gesteld. Dit vinden de leden van de 50PLUS-fractie uiteraard een zeer goede en belangrijke zaak.

Wél krijgt deze leden graag een nadere toelichting op de gehanteerde belastingrentepercentages van 8% (vennootschapsbelasting) en 4% (overige belastingen). Is het hanteren van dergelijke toch relatief hoge wettelijke «rente’percentages noodzakelijk bij een adequaat sanctiestelsel, zoals dat van de Belastingdienst? Zij verwijzen in dit verband ook naar de uitvoerige overwegingen van de Raad van State op dit punt bij wetsvoorstel Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33 755).

Ook krijgen de leden van de 50PLUS-fractie graag een toelichting hoe gehandeld wordt in gevallen dat opzettelijk niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig aangiftebelasting wordt betaald, en er duidelijk géén sprake is van fraude. Dit kan bijvoorbeeld in het geval van bezwaar, waarbij uitstel van betaling voor het betwiste bedrag wordt beoogd. Hoe kan een onevenredig zware sanctie in deze gevallen voorkomen worden? De leden van de fractie van 50PLUS zijn van mening, dat dergelijke gevallen, zoals VNO-NCW opmerkt in haar commentaar van 3 oktober jl., niet binnen de reikwijdte van het voorgestelde artikel 69a behoren te vallen.

Versterking invorderingsinstrumentarium; algemeen

Kinderopvanginstellingen, woningcorporaties en zorgverzekeraars kunnen onder door de regering eerder genoemde voorwaarden (Kamerstuk 33 402, nr. 61) een uitzondering krijgen op het verplicht gebruik van één bankrekeningnummer. De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering of dit heeft geleid tot een toename van het aantal fraudegevallen bij deze organisaties, ten opzichte van situaties waarin wel één bankrekeningnummer moet worden gebruikt? In hoeveel gevallen hebben genoemde organisaties van deze mogelijkheid gebruikgemaakt?

Uitbreiden aansprakelijkheidsbepaling

De leden van de fractie van de SP hebben twijfels bij het idee om een medebewoner aansprakelijk te stellen voor een terug te vorderen toeslag – is dit niet in strijd met de overige (verschillende) rechten en plichten die een hoofd- en medebewoner er volgens de wet op nahouden?

Verdere aanpassingen maatregel verplicht gebruik een bankrekeningnummer

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af waarom het cessie- en verpandingsverbod beperkt zou moeten blijven tot de inkomstenbelastin. Zou uitbreiding van dit verbod tot de btw (met uitsluiting van financiële instellingen) niet de effectiviteit van de fraudebestrijding zeer ten goede komen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de regering bereid is om een uitzondering te maken voor schuldhulpverlening bij het gebruik van een bankrekeningnummer. In de artikelsgewijze toelichting (Artikel II, onderdeel A (artikel 7a van de Invorderingswet 1990)) lezen deze leden dat de uitzonderingen wel met de nodige waarborgen worden omkleed teneinde misbruik te voorkomen. Genoemde leden vragen de regering nader te aan te geven welke regels zullen worden gesteld aan schuldhulpverleners om uitgezonderd te kunnen worden van de eis van één bankrekening. Staan de twee genoemde eisen (aansluiting bij de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), machtiging op grond van de Wet op het financieel toezicht om bankrekeningen te openen en om namens hun cliënten middelen te beheren) al vast? Overweegt de regering hiernaast om nog meer eisen te stellen? Zo ja, om welke eisen gaat dan? Is de regering bereid om de Kamer nog nader te informeren over de nadere uitwerking van deze eisen, zo vragen deze leden.

Uitbreiden inzet automatische nummerplaatherkenning naar Toeslagen

De leden van de fractie van de SP vragen zich af wat de noodzaak is van het middel van de ANPR voor het invorderen van een belastingschuld. Kan de fiscus geen deurwaarders inzetten die langs gaan bij de personen in kwestie? Welke sancties gelden er voor mensen zonder motorrijtuig?

Aanpak malafide uitzendondernemingen

De leden van de VVD-fractie lezen in paragraaf 4.5 dat de verzuimboete maximaal € 4.920 is. Wat zijn de overwegingen van de regering voor het kiezen van deze maximale hoogte? Heeft deze boete zo een voldoende preventief en afschrikkend effect zodat er minder gefraudeerd gaat worden?

De leden van de fractie van de PvdA zijn het met de regering eens dat tegen malafide uitzendbureaus effectieve maatregelen moeten worden genomen. Toch blijft het moeilijk malafide bureaus te onderscheppen. De regering stelde recent voor registratie in het Handelsregister te verplichten en vrijwaring van aansprakelijkheid voor inleners die zaken doen met gecertificeerde bureaus. Deze leden vragen de regering van hoeveel malafide bureaus zij verwacht dat zij dit jaar nog actief zijn? Het depotstelsel vervangt binnenkort de verouderde g-rekening; kan de regering precies aangeven wanneer het depotstelsel in werking treedt, nadat het inmiddels vier jaar op zich heeft laten wachten? Wanneer worden de precieze voorschriften gepubliceerd?

De leden van de fractie van de PvdA zijn verbaasd dat uitzendondernemingen die hun verplichtingen niet nakomen ten hoogste kunnen worden beboet voor een bedrag van € 4.920. Is dat bedrag niet veel te laag gezien de omzetten en te betalen loonbelasting waar het in de uitzendbranche doorgaans om gaat?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering malafide uitzendbureaus verder wil aanpakken. Meent de regering dat er momenteel voldoende capaciteit is om de naleving van de beleidsmaatregelen te doen nakomen? Welke maatregelen treft de regering om het opsporen van niet-geregistreerde uitzendbureaus te traceren?

Budgettaire aspecten

De leden van de fractie van D66 constateren dat dit wetsvoorstel volgens de regering geen budgettaire consequenties heeft. Deze leden hadden echter verwacht dat een verbeterde aanpak van fraude wel degelijk tot opbrengsten had geleid, bijvoorbeeld door hogere boete-opbrengsten of minder onterecht toegekende toeslagen. De leden van de D66-fractie vragen de regering om hierop te reageren. En hoe verhoudt dit zich tot eerdere voorstellen met betrekking tot fraudebestrijding? Werden daar ook nooit budgettaire opbrengsten voor ingeboekt?

Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de fractie van de SP lezen in de memorie van toelichting de raming van de uitvoeringskosten van de wet. Wat zijn de opbrengsten van de het uitvoeren van de wet?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de uitvoeringskosten van de aanpak fraude bij toeslagen (jaarlijks 25 mln. euro) worden gedekt uit de besparing op de programma-uitgaven aan toeslagen. Genoemde leden vragen of de regering ook een inschatting kan geven van de opbrengsten van het wetsvoorstel. Is de besparing op de programma-uitgaven aan toeslagen gelijk aan de uitvoeringskosten, of is deze besparing hoger? Waarop is de inschatting van de besparing van de programma-uitgaven gebaseerd, zo willen de genoemde leden weten.

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de CDA fractie verzoeken de regering met ACTAL afstemming te zoeken over de berekening van de administratieve lasten. Indien een persoon verzocht wordt zich te melden op het belastingkantoor of hij/zij een hoop extra informatie moet verschaffen, dan kan de regering toch niet volhouden dat dit geen administratieve lasten met zich meebrengt voor een burger?

Van hoeveel mensen wordt de toeslag stopgezet, verwacht de regering en hoeveel moeite zal deze groep moeten doen om weer een toeslag te krijgen, zo vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering.

Overig

De leden van de VVD-fractie merken op dat naast meer uitbreiding van het instrumentarium tot bestrijding van fraude ook de handhaving belangrijk is. Hoe wordt concreet de handhavingscapaciteit vergroot en verdeeld over de verschillende taken zoals heffing en invordering? Hoeveel ambtenaren worden er voor elke taak ingezet?

De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van alertheid bij mogelijke misstanden of afwijkende constructies bij het Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dat is naar het oordeel van deze leden cruciaal om fraude snel op te sporen. Is de alertheid van deze organisatie verbeterd? Zo ja, op welke wijze worden signalen van mogelijke fraude nu eerder doorgegeven aan de Belastingdienst? Hoe verloopt volgens de regering de samenwerking bij fraudebestrijding tussen de Belastingdienst en andere overheidsorganisaties?

Het voorliggende voorstel vormt een onderdeel van het Belastingplanpakket 2014, met 1 januari 2014 als inwerkingtredingsdatum, zo merken de leden van de fractie van de PVV op. De Raad van State wijst er op dat het voorstel ingrijpende keuzes bevat op het terrein van het punitieve sanctierecht. De snelheid die de behandeling van het Belastingplanpakket 2014 door Tweede en Eerste Kamer vergt, kan aan de zorgvuldige behandeling van dit ingrijpende voorstel in de weg staan.

De Raad van State adviseert het voorstel los te koppelen van het Belastingplanpakket 2014 en de ingangsdatum ervan vast te stellen bij koninklijk besluit. De leden van de fractie van de PVV kunnen hiermee instemmen, zij vragen zich echter af af of al deze maatregelen niet in een bredere context, een herziening van de Awb, moeten worden getrokken.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering van mening is dat wij in een maatschappij leven waar de lasten evenwichtig verdeeld zijn, maar de bekostiging naar vermogen is. Is de regering van mening dat de zorgtoeslagfraude in deze vorm niet zou hebben plaatsgevonden, en niet zou kunnen plaatsvinden, als de zorgpremie direct inkomensafhankelijk wordt? Heeft de regering overwogen om het toeslagensysteem te vervangen voor een systeem dat minder fraudegevoelig is? Welke maatregelen heeft de regering genomen om ervoor te zorgen dat fraudesignalen binnen de Belastingdienst/Toeslagen of de Algemene Rekenkamer in de toekomst wel worden opgepakt?

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering om een overzicht van de totale openstaande belastingschuld uitgesplitst naar soort belasting.

De leden van de fractie van de SP begrijpen dat het kabinet extra inspecteurs inzet tegen uitkeringsfraude. Gezien de aanpak van fraude een blijvende taak is, zijn deze inspecteurs in vaste dienst? Zo nee, waarom niet? Gaat de regering ook extra inspecteurs inzetten tegen toeslagenfraude? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs per brief verschillende opmerkingen heeft gemaakt over de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit. De leden vragen de regering om te reageren op de punten uit deze brief.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering nog meer maatregelen in voorbereiding heeft om fraude met specifieke toeslagen te voorkomen of aan te pakken. Deze leden vragen specifiek of er momenteel overleg is met zorgverzekeraars over de mogelijkheden om fraude met zorgtoeslag te voorkomen, bijvoorbeeld door de zorgtoeslag niet eerder uit te keren dan na ontvangst van de zorgpremie door de verzekeraar.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat een up-to-date Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) cruciaal is bij voorkomen en aanpakken van toeslagenfraude. Zij vragen hoe de regering wil bevorderen dat de GBA up-to-date en betrouwbaar is. Genoemde leden vragen verder hoe de regering fraude wil voorkomen door personen die maandelijks een uitkering of toeslag van de overheid ontvangen, maar geen (vast) woonadres in Nederland hebben.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel C (artikel 69a van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen)

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat de regering met het nieuwe artikel 69a van de Awir voorstelt een bepaling op te nemen dat een boete van maximaal zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd aan diegenen die opzettelijk de belasting niet binnen de gestelde termijn betalen. Deze leden vragen de regering hoe in dit opzicht wordt omgegaan met belastingplichtigen die een melding betalingsonmacht hebben gedaan of met de Belastingdienst een betalingsregeling hebben getroffen waardoor de gestelde termijnen niet worden gehaald? Is de regering met de leden van de fractie van de PvdA van mening dat een onwenselijke situatie zou ontstaan wanneer deze mensen een celstraf van maximaal zes jaar of een hoge geldboete boven het hoofd hangt als zij tijdig met de Belastingdienst contact hebben opgenomen, gegeven dat zij alle mogelijke medewerking verlenen om de belastingschuld in te lopen?

De regering geeft een voorbeeld met betrekking tot het in een beroep opzettelijk niet de betalingsverplichting nakomen, zo merken de leden van de fractie van het CDA op. Het gaat dan niet alleen om de bestuurder, de directeur en de commissaris van de onderneming, maar ook wordt er gedacht aan het beroepsmatig bijdragen aan het begaan van het strafbare feit door een belastingadviseur of een bedrijvendokter. Zou de regering nader kunnen uitleggen op welke wijze het zich kan voordoen dat een belastingadviseur, maar met name een bedrijvendokter, kunnen bijdragen aan het in een beroep opzettelijk niet betalen van belasting, waarbij geen sprake is van het onjuist of onvolledig doen van aangifte?

Artikel III, onderdelen B en C (artikel 16 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat Het Register Belastingadviseurs (RB) grote vraagtekens zet bij de vormgeving van het nieuwe lid 8 van artikel 16 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waarin geen voorschot wordt toegekend aan belanghebbenden die als gevolg van een vergrijp een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van deze wet. Deze leden zijn het met de regering eens dat aanvragers die hebben bewezen in het verleden niet te goeder trouw zijn geweest, met grote voorzichtigheid moeten worden behandeld wanneer zij een voorschot aanvragen. De vraag is echter hoe groot deze voorzichtigheid moet zijn; acht de regering de door RB genoemde termijn van (in combinatie met het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst) 20 jaar niet aan de lange kant, zo niet enigszins buitensporig? In hoeveel procent van de gevallen is volgens de Belastingdienst sprake van «grove schuld»? Klopt de bewering van de RB dat dit regelmatig goedwillende burgers ten deel valt, die de wettelijke regelingen niet goed begrijpen en daardoor onjuist toepassen? Kan in dat licht ook worden toegelicht op welke wijze over deze voorgestelde maatregel zal worden gecommuniceerd? Hoe verhoudt de stevige opstelling zich tot de kwaadwillende fraudeur die alle rechtsmiddelen inzet om aan de boete te ontkomen? Is het juist dat deze fraudeur nog jarenlang voorschotten toegekend en uitbetaald kan krijgen, zolang de boete niet onherroepelijk vaststaat? Zo ja, is de regering het met de leden van de fractie van de PvdA eens dat dit een hoogst onwenselijke situatie is, en de maatregel niet het juiste effect heeft?

Artikel III, onderdeel I (artikel 40 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De nieuwe redactie van artikel 41, eerste lid, betreft een ieder, aldus de leden van de fractie van de PVV. Naar de letterlijke tekst van de bepaling kan ook degene die op grond van de wet niet gehouden is om de inlichtingen te verstrekken een bestuurlijke boete krijgen indien hij opzettelijk of grof schuldig relevante informatie niet uit eigen beweging verstrekt. De toelichting gaat ervan uit dat het niet de bedoeling is om een algemene klikplicht te introduceren, waardoor iemand verweten wordt dat hij niet spontaan – dus zonder dat hij daartoe op grond van de wet gehouden was – de Belastingdienst/Toeslagen heeft geïnformeerd. De tekst van artikel 41, eerste lid, sluit daarop niet aan. Gaat de regering nog over tot correctie?

De voorzitter van de vaste commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

Naar boven