Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33552 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33552 nr. 4 |
Vastgesteld 14 mei 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 28 maart 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 december 2011 met een kabinetsreactie op de brief van het Landelijk Advocaten Netwerk Zeden Slachtoffers (LANZS) inzake slachtofferrechten (Kamerstuk 33 000-VI, nr. 75);
– de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 20 februari 2013 met het rapport «Over leven na de moord» (Kamerstuk 33 552, nr. 1);
– de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 22 februari 2013 met een visie op slachtoffers van criminaliteit (Kamerstuk 33 552, nr. 2).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava
Voorzitter: Elias
Griffier: Nava
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Elias, Van der Steur, Helder, Kooiman, Oskam, Berndsen-Jansen, Klein en Recourt,
en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 15.00 uur
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over het slachtofferbeleid. Ik heet de staatssecretaris, zijn ambtenaren en degenen die ons op de publieke tribune of anderszins via allerlei moderne mogelijkheden volgen, van harte welkom. Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd van vijf minuten te hanteren.
Het woord is allereerst aan de heer Van der Steur van de VVD-fractie.
De heer Van der Steur: Voorzitter. Ik ben blij dat we met de Kamer en de staatssecretaris kunnen spreken over de stukken die voorliggen. Ik ben buitengewoon tevreden over het document waarin de visie van de staatssecretaris op slachtoffers van criminaliteit wordt weergegeven. Wij kunnen de uitgangspunten in deze brief volledig onderschrijven, omdat die in lijn zijn met wat wij als VVD-fractie, gesteund door een aantal andere partijen, al langer volhouden: dat de verhouding, het evenwicht tussen het slachtoffer en de verdachte respectievelijk de dader moet worden hersteld. Ik ben dan ook blij dat de staatssecretaris uitvoering zal geven aan een aantal belangrijke punten uit het regeerakkoord, zoals de verruiming van het spreekrecht, zodanig dat slachtoffers in staat zijn om gewoon alles te zeggen wat zij willen, en een bepaalde vorm van slachtoffertaks, waarbij het adagium dat daders gaan betalen, ook in beleid wordt omgezet.
We hebben vervolgens binnen het kader van het beleid, dat wij volledig steunen, gekeken of het ook mogelijk is om een aantal concrete punten aan te geven waaraan slachtoffers op dit moment echt behoefte hebben. Die punten heb ik namens onze fractie samengevat in dit kleine boekje, dat ik de staatssecretaris graag wil overhandigen. Ik loop even snel langs de thema's. Het hoofdthema, het eerste punt, is de informatievoorziening.
De voorzitter: Ik stel voor dat u het boekje eerst via de griffier aan de staatssecretaris overhandigt.
De heer Van der Steur (VVD): Dat kan ik doen. Ik vraag de griffier of hij het boekje even aan de staatssecretaris wil overhandigen. Dan geef ik hem meteen een stapeltje mee voor de collega's.
Het eerste punt is de verbetering van de informatievoorziening. Dat uitgangspunt staat heel goed in de beleidsvisie, maar hoe gaan we daaraan nu concreet invulling geven? De VVD-fractie heeft daarvoor een aantal prangende punten opgeschreven. Ik zal ze niet allemaal nalopen, maar ik noem bijvoorbeeld het verzorgen van de processtukken voor het slachtoffer en het informeren van het slachtoffer als hij of zij aangifte doet. Wat betekent het doen van aangifte? Hoe kan er anoniem aangifte worden gedaan? Kan iemand in plaats van zijn woonadres het adres van het politiebureau of de advocaat opgeven? En natuurlijk zal het Openbaar Ministerie het slachtoffer ook informeren over het vervolgtraject en de mogelijkheden om bijvoorbeeld bezwaar te maken tegen een besluit om te seponeren.
Het tweede punt betreft de rechten van slachtoffers. Ik noemde al het vrije spreekrecht. Wat de VVD betreft, wordt ook de proef die nu draait om slachtoffers in staat te stellen zich te laten bijstaan door een advocaat, omgezet in beleid. En als het vanwege de inkomenspositie van een slachtoffer nodig is, zullen de kosten voor die advocaat gefinancierd worden.
Een derde punt is de bescherming van het slachtoffer. Ik noem hierbij de bescherming van de privacy en ook het geven van de mogelijkheid aan slachtoffers om hun naam te wijzigen als zij vanwege bijvoorbeeld een familierelatie met de dader daar behoefte aan hebben.
Mevrouw Kooiman (SP): Het is heel goed dat de VVD-fractie een aantal rechten van slachtoffers benoemt. Een belangrijk recht is inderdaad de rechtsbijstand. Dat is nu ook precies het punt waarover mijn fractie zich grote zorgen maakt. Een slachtoffer kan namelijk alleen maar bij ernstige misdrijven aanspraak maken op rechtsbijstand. De VVD- en de PvdA-fractie willen behoorlijk bezuinigen op de rechtsbijstand. Is in dit puntenplan dan ook het idee opgevat om die bezuiniging maar te schrappen? Daar zou ik heel gelukkig mee zijn.
De heer Van der Steur (VVD): In de bezuinigingsvoorstellen van de staatssecretaris is juist de rechtsbijstand aan slachtoffers van ernstige misdrijven ontzien. Dat wordt door de VVD-fractie gesteund. Dat wordt door ons ook gesteund op basis van het document dat wij vandaag aan de staatssecretaris hebben overhandigd.
Mevrouw Kooiman (SP): Dat betekent dus dat de slachtoffers van niet-ernstige misdrijven, met bijvoorbeeld een hersenschudding, tanden uit de mond of een gebroken neus, naar die rechtsbijstand kunnen fluiten? Dat zegt de VVD-fractie hiermee immers. Daar wordt dus op gekort.
De heer Van der Steur (VVD): Ik denk dat mevrouw Kooiman het met mij eens zal zijn dat het letsel dat zij zojuist noemt, alleen maar kan ontstaan door een ernstig geweldsdelict dat, naar ik aanneem, onder de definitie van een zwaar geweldsmisdrijf valt. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Ik vind het goed om kritisch te bezien welke categorieën er wel en niet onder zouden moeten vallen, want we moeten het doen in die gevallen dat het nodig is en het voor de slachtoffers van belang is.
Ik vervolg mijn betoog. Er is nog een belangrijk punt bij de bescherming van het slachtoffer. Wij zeggen: als je als officier van justitie of rechter overweegt om over te gaan tot de invrijheidsstelling van een dader, het verlenen van verlof voor een voorwaardelijk sepot of schorsing van de voorlopige hechtenis, al dan niet onder bijzondere voorwaarden, dan moet met het slachtoffer worden overlegd over zijn of haar wensen ten aanzien van de voorwaarden. Dat gebeurt nu niet. Als een slachtoffer daarvoor in aanmerking wil komen, moet hij of zij daar zelf actie op ondernemen. De VVD-fractie vindt het belangrijk dat het Openbaar Ministerie of de rechterlijke macht standaard informeert naar de wensen van het slachtoffer.
We hebben nog een voorstel gedaan voor herstelmaatregelen in de vorm van mediation en we hebben een aantal concrete verbeteringen voorgesteld om de schadevergoedingsmogelijkheden voor slachtoffers te versterken. Ik zal die niet allemaal nalopen. Een voorbeeld is het verlengen van de indieningstermijn voor claims bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Voorts moet het voor slachtoffers van ernstige misdrijven niet nodig zijn om de bonnetjes in te leveren die horen bij bijvoorbeeld de crematie van een vermoord familielid. Zij moeten ook voor vaste bedragen in aanmerking kunnen komen, omdat het inleveren van een bonnetje buitengewoon belastend kan zijn voor het slachtoffer.
Ik beveel deze punten graag aan bij de staatssecretaris. Dat geldt ook voor onze vragen. Ik stel het zeer op prijs als hij in eerste termijn een eerste globale reactie zou kunnen geven.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Het versterken van de positie van slachtoffers is een prioriteit van dit kabinet. Helaas blijkt dat het in de praktijk in een aantal gevallen nog niet helemaal gaat zoals het zou moeten gaan. Zo blijkt dat het recht op informatie aan slachtoffers verbetering behoeft. In een artikel in het blad Opportuun staat dat in de regel alleen slachtoffers van misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer staat, geïnformeerd worden over het detentieverloop. Is de staatssecretaris bereid, dit uit te breiden tot alle slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven?
Ik heb in dat kader nog een tweede vraag. Tijdens een werkbezoek aan de Van der Hoeven Kliniek kwam naar voren dat daar veel wordt gedaan aan het slachtofferbeleid. Dat is dus goed nieuws. Er werd echter wel aangegeven dat slachtoffers dan wel nabestaanden niet te horen krijgen of en, zo ja, welke voorwaarden bij een verlof worden opgelegd, bijvoorbeeld een verbod om in de buurt van het slachtoffer of de nabestaanden te komen. Dit wordt niet aangegeven vanwege de privacy van de dader. Dit is echter wel nuttige informatie ter geruststelling van slachtoffers dan wel nabestaanden. Is de staatssecretaris bereid om de informatievoorziening uit te breiden met de voorwaarden die bij een verlof worden opgelegd?
Het rapport van Bureau Beke laat zien dat casemanagers voor nabestaanden een grote meerwaarde hebben. Daarom wordt nu een verkenning gedaan naar de toepasbaarheid van casemanagement voor andere slachtoffers, namelijk die van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. Daar is de PVV het uiteraard mee eens. Ik heb nog wel de volgende vraag aan de staatssecretaris. Wordt het mogelijk dat casemanagers langer ondersteuning blijven bieden, bijvoorbeeld vanwege het feit dat emoties vaak pas na afronding van het strafproces echt naar boven komen?
De visie van het kabinet op slachtoffers leidt onder andere tot het wetsvoorstel waarin het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden zodanig wordt uitgebreid dat zij zonder inhoudelijke beperkingen het woord kunnen voeren in de rechtszaal. Zij kunnen dus ook bijvoorbeeld over de gewenste straf spreken. In dat kader komt er een onderzoek naar een zogenoemd tweefasenproces. Dit onderwerp is al eerder in een wetgevingsoverleg aan de orde geweest. De PVV gaf toen aan dat zij dit een zeer sympathiek voorstel vond, maar dat er nog wel veel haken en ogen aan zaten. De staatssecretaris zag die haken en ogen ook. Nu kondigt hij toch aan dat hij het gaat regelen. Vanwaar deze draai?
De heer Van der Steur (VVD): Ik neem aan dat het mevrouw Helder bekend is dat de VVD en de PvdA indertijd samen een amendement hebben ingediend om dat vrijspreken te regelen. Vervolgens is – niet geheel verwonderlijk – in het regeerakkoord opgenomen dat de staatssecretaris dat moet gaan uitvoeren. Ter verdediging van de staatssecretaris: zelfs al zou hij anders willen, hij heeft niet heel veel keus. Is mevrouw Helder dat met mij eens?
Mevrouw Helder (PVV): Ik denk dat de staatssecretaris in staat moet worden geacht om zelf een antwoord te geven, en niet de heer Van der Steur, ondanks dat zij van dezelfde kleur zijn. Ik ben dat dus niet met de heer Van der Steur eens. Ik zal nog even ingaan op een van de haken en ogen. Ik hoor de heer Recourt nog zeggen: het zou toch zo mooi zijn als het slachtoffer aan het OM kan vragen of het ook dat bandenspoor heeft gezien. Dat is volstrekt idioot, dat is volstrekt niet de taak van het slachtoffer. Het was een onzinnig amendement, waarmee de indieners ver de bocht zijn uitgevlogen. Ik ben blij dat ik dat nog een keer mag zeggen. Dat was destijds een van de haken en ogen. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris, die het toen op dat punt met ons eens was.
De staatssecretaris kondigt ook aan dat opgelegde straffen sneller ten uitvoer moeten worden gelegd. Dat is niet geloofwaardig, gehoord de aankomende bezuiniging op het gevangeniswezen, als gevolg waarvan veroordeelden straks met een enkelbandje mogen rondlopen in plaats van dat zij naar de gevangenis gaan om de opgelegde straf uit te zitten. We moeten ook niet vergeten dat 15.000 veroordeelden nog steeds vrij rondlopen. Deze belofte in het regeerakkoord zal zeker niet ingelost worden.
Ook wordt aangegeven dat er meer pilots worden gestart die zijn gericht op herstelbemiddeling, waarbij de behoefte van het slachtoffer centraal staat. Gaat het daarbij ook om herstelbemiddeling die van invloed kan zijn op de op te leggen straf? De PVV is namelijk van mening dat herstelbemiddeling ingezet moet kunnen worden ten behoeve van het slachtoffer, maar ook alleen daarvoor. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.
Ik heb nog twee andere punten. Dat is allereerst het voorstel van advocaat Knoester. Hij stelt voor dat er, in lijn met de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken, ook voor nabestaanden en slachtoffers van misdrijven een groep onafhankelijke deskundigen moet komen voor situaties waarin het politieonderzoek is vastgelopen. Hij stelt voor om te komen tot een commissie bestaande uit oud-rechercheurs, forensische deskundigen en gedragsdeskundigen, die opsporingsdossiers kunnen doorlichten en met zinnige aanbevelingen voor nieuw onderzoek kunnen komen. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
De PVV steunt ten slotte de maatregelen die de staatssecretaris heeft aangekondigd om de positie van slachtoffers te versterken, zoals het bewaken van de privacy van het slachtoffer. Die maatregel hebben we zelf voorgesteld. We zijn dan ook blij dat de staatssecretaris hier iets mee gaat doen. Hij geeft ook trots aan dat het budget voor slachtofferhulp ondanks de bezuinigingen gelijk blijft. Maar ja, hij laat wel buiten beschouwing dat aan de andere kant gevangenissen worden gesloten en gedetineerden met een enkelbandje naar huis worden gestuurd. Het budget zal in dat kader dan ook verhoogd moeten worden. De staatssecretaris geeft zelf aan dat het belangrijk is dat daders worden gestraft en dat de straf als passend wordt ervaren om recht te doen aan slachtoffers. Slachtoffers zitten niet te wachten op lage straffen en op daders met een enkelbandje en een biertje op de bank. Ondanks de mooie folder van de VVD heb ik een prachtige quote waarmee ik wil afsluiten. Ik las deze quote vanmorgen. Die is dus niet van mij. De VVD staat voor: Veel Vrije Delinquenten.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. De SP zegt altijd: recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Ik ga het vandaag dus niet hebben over het sluiten van gevangenissen, over het bezuinigen op de forensische zorg en over het gegeven dat het bezuinigen op de resocialisatie niet bijdraagt aan een veilige samenleving. Dat debat gaan we nog voeren met deze staatssecretaris. Ik wil vandaag voornamelijk een positieve insteek hebben. Positief, omdat de staatssecretaris een visie op het slachtofferbeleid neerzet waar heel veel goede punten in zitten. Ik noem bijvoorbeeld het spreekrecht. Ik ben, in tegenstelling tot de vorige spreekster, erg blij dat de staatssecretaris bereid is om te kijken naar die knip in het strafproces, omdat er daarmee mogelijk geen beletsels zijn voor het slachtoffer om wat ruimer spreekrecht toe te passen. Als SP waren we altijd al een groot voorstander van het spreekrecht en ook van het niet rigide toepassen ervan. Ik kan me goed voorstellen dat bij slachtoffers de behoefte bestaat om zich uit te spreken over de straf die de dader moet krijgen. Ik heb echter ook nog wel zorgen daarover, want we willen natuurlijk wel voorkomen dat slachtoffers teleurgesteld worden. De staatssecretaris heeft daar eerder ook al over gesproken. Ik hoor derhalve graag hoe hij die teleurstelling kan voorkomen. We zullen op dat punt een goede voorlichting aan de slachtoffers moeten geven.
De heer Klein (50PLUS): Mevrouw Kooiman zegt dat het spreekrecht ook over de strafmaat moet kunnen gaan. Is zij dan voor een tweefasenproces? Na afloop van een proces is immers pas bekend of een verdachte daadwerkelijk een dader is.
Mevrouw Kooiman (SP): Dat heeft de SP inderdaad al eerder voorgesteld. Wij hebben ooit net zo'n notitie geschreven als de VVD. Daarin hebben we dat ook voorgesteld. Er waren natuurlijk ook wel andere punten, maar wij zijn altijd een groot voorstander geweest van het ruimer toepassen van het spreekrecht van slachtoffers. Ik kan me namelijk goed voorstellen dat slachtoffers hier behoefte aan hebben. Dan kan een knip wenselijk zijn, omdat je dan inderdaad geen beletsels hebt voor het slachtoffer. Zoals ik aangaf, het is daarbij wel belangrijk dat we geen teleurstelling creëren.
Ik heb eerder Kamervragen gesteld over de situatie dat een kind gedwongen wordt om de moordenaar van zijn of haar moeder in detentie te bezoeken. Dat komt omdat Bureau Jeugdzorg er vaak bij betrokken is en uitgaat van herstel, van omgang tussen het kind en de biologische ouder. Ik heb aangegeven dat ik daar geen voorstander van ben. Ik vind het passend om eerst te onderzoeken of het wel wenselijk is, of het wel goed is in het belang van het kind. Ik vind dat daar onderzoek naar gedaan moet worden en dat er ook gekeken kan worden of het kind het mogelijk zelf ook aangeeft. De staatssecretaris heeft in de antwoorden op mijn Kamervragen aangegeven dat hij daar wel iets in ziet en dat hij graag de wet op dat vlak wil aanpassen. Ik ben dan benieuwd naar de wijze waarop hij die wet wil aanpassen.
Ik vraag vandaag graag meer aandacht voor de rechtsbijstand aan slachtoffers. Ik heb daar al eerder op gewezen. Slachtoffers zijn gebaat bij deskundige en juridische ondersteuning, bijvoorbeeld om informatie op te vragen of de vordering tot schadevergoeding beter te onderbouwen. Ook daar heb ik bij eerdere debatten al op gewezen. Slachtoffers met licht lichamelijk letsel hebben namelijk geen recht meer op een gratis advocaat. Dat heeft de staatssecretaris ook gesteld in antwoord op Kamervragen van mij. Is de staatssecretaris bereid om dit strenge beleid te versoepelen en voor alle slachtoffers op te komen?
Ik lees in de brief ook iets over het gebiedsverbod. Er wordt meer gestandaardiseerd beoordeeld of een gebieds- en/of contactverbod kan worden opgelegd. Wat betekent dit nu voor het slachtoffer? Betekent dit ook dat het slachtoffer niet alleen geïnformeerd wordt over het contact- of gebiedsverbod, maar dat het slachtoffer ook zijn of haar mening kan geven, zodat een weloverwogen besluit kan worden genomen? Ik zou hier een voorstander van zijn. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris hierop.
De heer Van der Steur (VVD): Dat is precies het punt dat ik net ook aanraakte. Het wordt in onze nota nog iets breder behandeld, omdat er nog meer aspecten zijn waarover slachtoffers inspraak kunnen hebben. Begrijp ik het goed dat mevrouw Kooiman op dat punt in ieder geval de nota zoals ik die zojuist heb voorgelezen, volledig steunt?
Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb natuurlijk niet in sneltreinvaart de hele nota kunnen lezen, maar als dit punt er inderdaad in staat, ben ik daar een groot voorstander van. Dan hebben we hetzelfde idee daarover.
De voorzitter: Dit is een memorabel moment!
Mevrouw Kooiman (SP): Dat komt op dit gebied nog wel eens voor.
Ik heb er ten slotte ook wel eens voor gepleit dat daders die kinderporno downloaden, ook een schadevergoeding moeten betalen. De heer Van der Steur heeft eerder aangegeven dat hij dit ook graag wil. De staatssecretaris heeft tijdens een eerder algemeen overleg een notitie daarover aangekondigd. Deze notitie zou medio maart komen. Ik zie de staatssecretaris nu wijzen naar een notitie die ik niet ken. Ik hoor dus graag wat dat voor notitie is.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Laten we maar met het goede nieuws beginnen, want iedereen in de justitieketen is er steeds meer van doordrongen dat slachtoffers een goede positie moeten krijgen. Dat gebeurt ook onder deze staatssecretaris. Wij onderschrijven zijn vijf beleidsdoeleinden en de verbeteringen die de staatssecretaris in het slachtofferbeleid wil aanbrengen. Er is al het nodige op de rails gezet en er zit nog het een en ander aan te komen. Er zijn echter ook wel kanttekeningen bij te maken. Het is ook positief dat de ketenpartners steeds meer samenwerken. De Kamercommissie heeft vanochtend een brief gekregen van de reclassering waarin wordt aangekondigd dat er in het kader van dader en slachtoffer intensiever zal worden samengewerkt met Slachtofferhulp Nederland. Daarvoor hebben wij waardering. Dat geldt ook voor de impulsen die de staatssecretaris heeft gegeven.
Er zijn echter nog wel wat dingen te verbeteren. Een van de dingen is dat rechters beter moeten motiveren, in een taal die begrijpelijk is. Zeker als het gaat om afwijkingen van de strafeis van het OM, is het heel belangrijk dat de slachtoffers weten waarom de rechter voor een ander spoor kiest. Dat zit ook een beetje in het spreekrecht dat de staatssecretaris heeft aangekondigd via de media en in een brief. Hij vindt dat slachtoffers de rechter ook mogen verzoeken om een strafwens in te dienen. Daar is de laatste tijd veel kritiek op gekomen, zeker omdat het OM en de rechter de uniformiteit moeten bewaken. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat in Almelo wordt gevraagd om een straf van 30 jaar, en dat de rechter vervolgens zegt dat het 8 jaar wordt, terwijl in een soortgelijke zaak in Alkmaar iets heel anders wordt gezegd. De uniformiteit moet bewaard blijven. Het zou slecht zijn om bij slachtoffers verwachtingen te wekken die absoluut niet kunnen worden nagekomen. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?
Wij zijn een voorstander van de tweefasenstructuur. Wij wachten natuurlijk de resultaten van de pilot af. Ik heb de staatssecretaris al een paar keer gevraagd of er al zaken zijn. Tot nu toe waren er steeds geen zaken in Amsterdam. Zijn er inmiddels wel zaken en, zo ja, hoe verloopt de pilot? We moeten daar immers wel verder mee kunnen. Als er nog steeds niets is, moet de staatssecretaris zijn invloed aanwenden om toch nog eens even goed te zoeken naar zaken. Die moeten er gewoon zijn.
Een volgend punt is de vergoeding van de schade voor het slachtoffer in het strafproces. Dat punt moet gemakkelijker en meer dan nu worden meegenomen. Ik hoor toch van slachtofferorganisaties dat slachtoffers om allerlei redenen niet ontvankelijk worden verklaard en dat ze alsnog een civiele procedure moeten starten. Heeft de staatssecretaris maatregelen of ideeën in petto om dat te versoepelen? Slachtoffers moeten als kwetsbare groep op de overheid kunnen rekenen. Dat begint ook bij een goede informatievoorziening en een zorgvuldige bejegening. Het Landelijk Advocaten Netwerk Zeden Slachtoffers (LANZS) heeft in 2011 een lijst met knelpunten opgesteld. We zijn er nu ongeveer een jaar mee bezig. Wat is daarvan terechtgekomen? Kunnen slachtoffers nu beter kennisnemen van processtukken? Kunnen zij de afweging van de officier van justitie volgen? Kunnen zij zien waarom een officier van justitie bijvoorbeeld de afweging heeft gemaakt om een zaak te seponeren? Worden slachtoffers beter geïnformeerd over het op vrije voeten komen van veroordeelden of van verdachten? Functioneren de slachtofferloketten, de zaakscoördinatoren van de regioparketten en de familierechercheurs van de politie nu beter?
Er is een regeling die erin voorziet dat slachtoffers als getuige bij de rechter-commissaris kunnen optreden, al dan niet in het bijzijn van een advocaat. Loopt die regeling ook goed? Zijn er al voorbeelden van? Er zijn in het verleden klachten van slachtoffers geweest over de bejegening door de rechter tijdens de zitting. Zijn er op dat vlak stappen gemaakt?
De staatssecretaris kiest er niet voor om de positie van de slachtoffers in het strafproces zodanig te wijzigen dat zij een rol als volwaardige procespartij zouden krijgen. Hij geeft hun wel veel kansen, maar hij gaat toch niet zover. De Raad voor de rechtspraak heeft gesteld dat het creëren van meer wettelijke rechten voor slachtoffers ook meer verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich brengt en dat ook de verdachten en de daders recht op weerwoord zouden moeten hebben. Dat kan de slachtoffers in een kwetsbare positie brengen. Dat is soms ook niet in hun belang of in het belang van hun nabestaanden. Deelt de staatssecretaris dat standpunt van de Raad voor de rechtspraak?
Voor slachtoffers is het van belang dat de daders worden gestraft en de gestraften snel de bak in gaan. Dat is ook een belangrijke doelstelling van de staatssecretaris, maar afgelopen vrijdag heeft hij omvangrijke bezuinigingen op het gevangeniswezen aangekondigd. De verwachting bij slachtoffers is toch echt dat daders die veroordeeld zijn door de rechter, de bak in gaan, en niet met het enkelbandje thuis op de bank een biertje zitten te drinken. Ik hoor op dit punt graag een reactie van de staatssecretaris.
Er is in het kader van een betere bescherming van de slachtoffers ...
De voorzitter: Ik zie dat u er echt voor gaat zitten, maar u bent door uw spreektijd heen. Ik verzoek u om af te ronden.
De heer Oskam (CDA): Ik bewaar blz. 4 wel voor de tweede termijn. Als u het goedvindt, maak ik even blz. 3 af.
De voorzitter: Dat hangt ervan af waar u op die bladzijde bent.
De heer Oskam (CDA): Onderaan, dus dat valt echt wel mee. In verband met een betere bescherming van de slachtoffers wordt een assessment ontwikkeld conform de EU-richtlijn betreffende minimumnormen voor slachtoffers. Ik wil de staatssecretaris graag uitdagen om uit te leggen wat dit nu precies inhoudt.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik zat nog even te kauwen op de interruptie van de heer Van der Steur tijdens het betoog van mevrouw Helder. Hij zei dat de staatssecretaris de uitbreiding van het spreekrecht van de slachtoffers maar heeft uit te voeren, omdat het in het regeerakkoord staat. Ik mag toch hopen dat de heer Van der Steur bedoelt dat de staatssecretaris met een wetswijziging zal komen en dat die wetswijziging dus ook vervolgens het gehele democratische proces zal doorlopen, dus behandeling in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Wij weten ondertussen dat dit bij voorbaat geen gelopen race is.
Een op de vier Nederlanders wordt slachtoffer van criminaliteit. Het is dus ook voor mijn fractie evident dat aandacht voor slachtoffers nodig is. Inspanningen om die aandacht te borgen in de strafrechtketen juicht mijn fractie zeer toe. Wij complimenteren de staatssecretaris dat hij daar actief werk van maakt, maar daarmee is de discussie voor ons nog niet klaar. De staatssecretaris wil de balans herstellen in het strafproces. Die balans is ook precies waar het D66 om gaat. Vrouwe Justitia wikt en weegt immers niet alleen op het briefpapier van Justitie.
In 2011 is de positie van slachtoffers stevig in het wetboek verankerd. Dat was in de woorden van het kabinet een belangrijke mijlpaal. In 2012 kregen nabestaanden en ouders van misbruikte kinderen spreekrecht. In die ontwikkeling zie je nu ook een nieuwe dynamiek ontstaan. Moeten deze nabestaanden en ouders nu ook zelf erkend worden als slachtoffer en recht krijgen op bijvoorbeeld schadeverhaal? Juristen tasten begrijpelijkerwijs de grenzen af. Hoe beschouwt de staatssecretaris deze dynamiek en waar ligt voor hem de grens?
We staan op een kruispunt, zo erkent ook het kabinet. Enerzijds is er het signaal dat slachtoffers voldoende rechten hebben. Anderzijds is er de tendens dat er gepleit wordt voor nog meer rechten. Mijn fractie is daar terughoudend in. Juist op de uitvoering van bestaande rechten valt nog zo veel winst te behalen voor slachtoffers: erkenning, hulp, herstel, informatie, een goede bejegening, het voorkomen van termijnoverschrijdingen met effecten op de strafmaat. Daar hebben slachtoffers behoefte aan. Dat bleek ook uit het zwartboek over zedenslachtoffers. Is de staatssecretaris het met ons eens dat daarop eerst de focus moet liggen voordat je een uitbreiding van rechten overweegt? In hoeverre houdt hij er rekening mee dat een goede uitvoering van bestaande rechten de behoefte aan nieuwe rechten kan beïnvloeden? Kan in de beleidsdoorlichting eind dit jaar worden meegenomen in hoeverre behoefte aan nieuwe rechten bestaat als bestaande rechten goed worden uitgevoerd? Hoe meer we schuiven met posities binnen het strafproces, hoe groter de weerslag is op rechtsbeginselen die gelden in het strafproces. Het onschuldbeginsel, een eerlijk proces, recht op verdediging, zij dienen de waarheidsvinding, en niet alleen de ene of de andere partij. Het kabinet stelt dat de belangen van slachtoffers in alle fasen en bij alle beslissingen in het strafproces moeten meewegen. Hoe realistisch acht de staatssecretaris de ambitie om de belangen van slachtoffers in alle fasen en bij alle beslissingen in het strafproces daadwerkelijk te laten meewegen? Het OM en de rechter beslissen daar immers zelf over. Hoe beschouwt de staatssecretaris dat spanningsveld tussen meer rechten voor slachtoffers en de geldende rechtsbeginselen? Waar slaat de staatssecretaris de piketpalen om de rechtsbeginselen ook duidelijk centraal te houden?
Hij wil de balans in het strafproces herstellen, maar een bredere, meer samenhangende visie op de balans in het strafproces ontbreekt. Kan de staatssecretaris daar eens een visiestuk aan wijden, een stuk waarin zijn gehele visie op het strafproces samenkomt? Wellicht kunnen we een dergelijk stuk tegemoet zien in de aanloop naar de begrotingsbehandeling in november.
Als we recht willen doen aan de belangen van slachtoffers, moet het kabinet realistische opties presenteren en geen teleurstellingen kweken. Dat is vanmiddag ook al in een ander verband gezegd. Welk verwachtingenmanagement hanteert de staatssecretaris? Waar kunnen we hem straks concreet op afrekenen? Zorgt hij voor effectiviteitsmetingen van bestaande en nieuwe rechten?
D66 stond aan de wieg van het spreekrecht, maar is terughoudend over onbeperkt spreken. Het is immers niet zonder risico's voor het slachtoffer en voor het strafproces. Het slachtoffer verschuift naar het getuigenbankje, en dat is niet altijd een prettige ervaring. Kunnen emotionele en woedende slachtoffers die impact voldoende overzien? Hoe groot is de behoefte hieraan als het aantal sprekers tot nu toe laag is geweest? Wie gaat hem daarin adviseren en bijstaan?
De voorzitter: Mevrouw Berndsen, uw voorzitter is ook zeer voorzichtig met het onbeperkte spreekrecht.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik weet het. Ik ben bijna klaar, maar ik heb net ook nog even een zijstraatje bewandeld.
Bovendien leeft het idee dat slachtoffers invloed krijgen op de strafmaat, terwijl bepaald niet aannemelijk is dat de rechter dat ook zo zal meewegen.
Slachtoffers kunnen tragisch genoeg ook zelf dader worden. Dat is met name een risico bij zeden- en geweldszaken. Traumabehandeling kan leed voorkomen. Welke aandacht geeft het kabinet aan deze specifieke categorie?
De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Als we kijken naar veiligheid, is voor 50PLUS natuurlijk in eerste instantie het voorkomen van slachtoffers het uitgangspunt. Het is belangrijk om in de hele keten rechten toe te kennen aan het slachtoffer, omdat dat ook weer een gevoel van veiligheid met zich brengt. In dat opzicht hebben wij de stukken van de staatssecretaris met belangstelling gelezen. Er is sprake van een goede visie, namelijk een visie die verder strekt dan alleen maar loopjongen zijn van datgene wat in het regeerakkoord staat. Dat prijzen wij.
Voor ons is het uitgangspunt dat het slachtoffer nooit een procespartij zal zijn. Het Openbaar Ministerie en de verdachte zijn uiteindelijk de procespartijen. Vandaaruit kun je vervolgens de vraag stellen welke rechten je nog aan anderen toekent. In dit verband zijn dan de rechten van het slachtoffer heel belangrijk.
Het spreekrecht zoals we dat sinds 2005 kennen, is wat ons betreft heel verstandig en heel goed. Als het gaat om een uitbreiding van het spreekrecht, is het ook heel belangrijk om aan het rechtsstatelijke principe vast te houden dat een verdachte pas een dader is op het moment dat de rechter daar een oordeel over heeft uitgesproken. Wij zijn derhalve zeer benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar de tweefasenstructuur. Dat is het belangrijkste uitgangspunt. Enerzijds moet een slachtoffer daadwerkelijk het gevoel hebben dat hij of zij serieus wordt genomen, maar anderzijds is een dader pas echt een dader op het moment dat vaststaat dat hij dader is. Dan kan hij ook pas worden geconfronteerd met het slachtoffer.
Wat dat betreft raakte ik enigszins in verwarring toen ik zag dat in een van de stukken wordt gesproken over een «vermeend» slachtoffer. Je bent slachtoffer of je bent het niet, is mijn eenvoudige redenering. Wellicht kan de staatssecretaris dit ophelderen?
De heer Recourt (PvdA): Ik heb nog een vraag over het spreekrecht. De heer Klein zegt dat een verdergaand spreekrecht voor slachtoffers eigenlijk alleen mogelijk is in die tweefasenstructuur, omdat dan pas vaststaat dat een verdachte een dader is geworden. Heb ik dat goed begrepen? Of is er mogelijk toch meer ruimte?
De heer Klein (50PLUS): Nee, dat is correct.
De heer Recourt (PvdA): Dan snap ik het niet helemaal, want zowel de officier als de advocaat als de verdachte zelf spreekt in heel veel strafzaken over de strafmaat voordat de rechter überhaupt heeft geoordeeld over de vraag of iemand schuldig of onschuldig is. Waarom zou een slachtoffer daar dan niet over mogen spreken en een andere positie krijgen dan al die andere sprekers?
De heer Klein (50PLUS): Als een geweldsmisdrijf heeft plaatsgevonden, zijn de partijen het Openbaar Ministerie en de verdachte. De verdachte kan zich laten bijstaan door de advocaat, die daar uiteraard een oordeel over geeft in het belang van de verdachte. Het Openbaar Ministerie kan een uitspraak doen via de officier van justitie. Daarnaast zijn er nog vele anderen. In feite is de samenleving ook een slachtoffer van ieder geweldsmisdrijf. Ieder geweldsmisdrijf is immers slecht. Ieder geweldsmisdrijf zou moeten worden bestreden. Je ziet in heel veel situaties, niet alleen in de samenleving maar tot mijn spijt ook af en toe in de Kamer, dat mensen al een mening hebben over de wijze waarop een straf zou moeten worden vormgegeven. Wij zeggen dat dat moet worden bepaald in een proces, pas op het moment dat daadwerkelijk duidelijk is dat die verdachte ook dader is. Dan creëer je niet de situatie waarin iemand die naar het oordeel van de rechter volledig onschuldig blijkt te zijn, naderhand nog allerlei verwijten naar zijn hoofd krijgt.
Ik vervolg mijn betoog. Wij zijn op zichzelf wel een voorstander van de uitbreiding van de gesubsidieerde rechtsbijstand, maar dat mag nooit ten koste gaan van iets anders, dat mag niet leiden tot andere bezuinigingen. Je kunt moeilijk allerlei compartimenten maken waarbij je aangeeft wat nog wel en wat niet meer gedaan wordt. Je kunt dat rustig doen binnen de huidige regelingen, maar je moet uitkijken voor overige regelingen, want dan gaat het een ten koste van het ander. Dat zouden wij slecht vinden. Tenzij de minister het budget extra wil verhogen, wat natuurlijk zeer zou worden toegejuicht.
Ik wil nog iets zeggen over het voornemen om tot één loket voor slachtofferdiensten te komen. Dat lijkt ons op zichzelf een heel goed idee, maar wij hebben nog wel een vraag over de onafhankelijkheid van de functies die eraan ten grondslag liggen. Die vraag is ook vanuit Slachtofferhulp Nederland gekomen. De vraag luidt: hoe kan de staatssecretaris die onafhankelijkheid garanderen?
Het gaat vandaag in dit debat, en ook in de stukken, veelal over slachtoffers van misdrijven. Mensen kunnen ook slachtoffer van iets anders zijn. Ook voor hen gelden in meer of mindere mate de vijf punten die ook door mevrouw Berndsen zojuist al naar voren zijn gebracht. Dat moet ook goed opgepakt worden voor slachtoffers van mindere zaken. Dan gaat het echter nog altijd om een geweldsmisdrijf of een overtreding die op een gegeven ogenblik strafrechtelijk vervolgd wordt. Er mag geen situatie ontstaan waarin het ene slachtoffer beter geëquipeerd wordt dan het andere. Dat gevoel zou je niet moeten willen hebben. Dat is wellicht ook nog een punt in de communicatie.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik ben de laatste spreker en heb goed kunnen luisteren naar de voorgaande sprekers. Het is duidelijk: Kamerbreed vinden we de positie van het slachtoffer ontzettend van belang en zijn we blij dat de staatssecretaris daaraan aandacht schenkt. Ik kies een iets andere insteek. We hebben een AO vol plannen en plannetjes, maar misschien moeten we een stap terugzetten en bekijken welke visie eraan ten grondslag ligt en op welke manier we voorkomen dat het slachtoffer in een slachtofferrol wordt geplaatst. In de visie van de Partij van de Arbeid is het van wezenlijk belang dat je het slachtoffer zo snel mogelijk het misdrijf laat verwerken en zo veel mogelijk in zijn of haar eigen kracht plaatst. Dat doe je niet door er als instituties en overheid massaal bovenop te springen, want daarmee maak je mensen machteloos. We weten uit ervaring dat het het snelste overgaat als mensen zelf weer regie krijgen over een trauma, traumaverwerking en de rest van hun leven. Ik zeg, ook tegen de VVD, die zelfs vóór slachtoffers gaat staan: ga samen met de PvdA achter slachtoffers staan. Dit is een woordspelletje, maar ik bedoel ermee te zeggen: geef slachtoffers zo veel mogelijk zelf de regie terug en breng hen niet in een slachtofferrol als dat niet nodig is.
Ik moet het wat concreter maken. Ik ben een warm voorstander van herstelrecht. Ik ben blij dat ook de staatssecretaris daarover positieve woorden gesproken heeft. Er komen en er lopen allerlei plannen om te bekijken of dat goed werkt. Ook de Partij van de Arbeid zal hier later nog op terugkomen, maar ik wil nu eerst iets anders naar voren halen. In het kader van «wat kan het slachtoffer zelf?» zijn er ook, een beetje verdrongen door andere plannen, de Eigen Kracht-conferenties. Daar komen dader en slachtoffer bij elkaar, met de families van dader en slachtoffer en andere relevante partijen uit hun omgeving, zoals werkgevers. Daar moet de dader uitgebreid zeggen wat hij heeft gedaan en daarvoor verontschuldigingen aanbieden. Vervolgens wordt bekeken welk pad verder moet worden bewandeld. Dat werkt veel beter, omdat de omgeving zich aan de oplossing committeert. Als de dader tegen zijn familie moet zeggen wat hij heeft gedaan, is het al moeilijk om zich eraan te onttrekken. Als hij dan bijvoorbeeld de schadevergoeding niet betaalt, dan slaat ook zijn familie een slecht figuur. Er zit dan dus veel meer druk op. Je haalt de overheid weg en brengt de burgers terug. Dat is ook het achterliggende doel dat we in het strafrecht willen bereiken. Je kunt misdrijven alleen terugdringen en voorkomen als je burgers erbij betrekt. De overheid moet dat faciliteren. Als overheid moet je niet de illusie hebben dat je tegen burgers kunt zeggen: wij lossen het op, gaat u maar rustig achteroverzitten. Je wilt hen er juist zo veel mogelijk bij betrekken. Dat is één voorbeeld.
Een ander voorbeeld is het spreekrecht. Daarover hebben we het al vaker gehad. Daarover bestaan nogal wat stereotype beelden. Als slachtoffers spreekrecht hebben op zittingen – «zegt u het zelf maar» – en het blijft binnen de grenzen van een net proces, iets waarover de rechter waakt, dan blijkt dat de meeste slachtoffers gewoon redelijke mensen zijn, die snappen dat er verschillende rollen zijn. De positie van het slachtoffer is niet een-op-een gelijk aan de positie van de officier van justitie. De heer Klein zei het al: de officier van justitie gaat ook over het belang van de samenleving. Die twee belangen lopen niet altijd een-op-een. Neem het slachtoffer serieus. Het slachtoffer hoeft niet per se te spreken op een zitting en hoeft niet over alles te spreken op een zitting, maar laat het slachtoffer wel vrij in zijn keuze. Ondersteun het slachtoffer ook en, als hij of zij iets zegt over de strafmaat, vertel dan dat de rechter met meer belangen te maken heeft en met een andere straf kan komen.
Mijn een-na-laatste punt is het gevaar van juridisering. Ik ben blij met de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand voor slachtoffers. Maar kijk uit: een advocaat zoekt juridische oplossingen. Als je te makkelijk een advocaat toewijst, kun je het slachtoffer daarmee ook nog weleens kwaad doen. Je gaat dan namelijk in juridische oplossingen denken, zonder te bekijken wat het slachtoffer zelf het beste zou kunnen doen. En daarmee kom ik weer terug bij het punt waarmee ik begon.
De heer Oskam (CDA): Hoe ziet de heer Recourt het spreekrecht in het licht van wat de staatssecretaris heeft voorgesteld, namelijk dat het slachtoffer zich ook zou mogen uitlaten over de strafmaat? Is hij daarvoor? Ziet hij ook de bezwaren in de rechtszaal die ik heb genoemd?
De heer Recourt (PvdA): De insteek is niet primair dat we het slachtoffer wat willen laten zeggen over de strafmaat, maar dat we het slachtoffer willen vrijlaten om te zeggen wat hij of zij wil binnen de grenzen van de procesorde. Dat is ook de insteek die is gekozen in het amendement dat we samen met de VVD-fractie hebben ingediend. Als het slachtoffer wil zeggen – het liefst in twee fasen, maar als dat niet kan, dan niet in twee fasen – dat hij of zij bij een eventuele veroordeling het liefst een zo lang mogelijke straf voor de verdachte heeft, dan moet dat kunnen. Daarbij moet het slachtoffer van tevoren wel worden gezegd – en meestal zal hij of zij dat ook wel begrijpen – dat de rechter alle belangen afweegt bij het bepalen van een straf. Overigens verwacht ik dat in de praktijk veel slachtoffers vrij redelijk zijn als ze al iets over de strafmaat wíllen zeggen. We zijn erg geneigd om in extremen te denken over slachtoffers, als zouden ze op de zittingen hysterische mensen zijn die alleen maar de hoogste boom willen. Dat is niet de realiteit.
De voorzitter: Ik had de indruk dat u aan het afronden was.
De heer Recourt (PvdA): Ja. Ik kom op mijn laatste punt, de kosten. We zijn voor vergoeding van de rechtsbijstand. Als je als verdachte rechtsbijstand nodig hebt en je wordt vrijgesproken, dan ben je in zekere zin een slachtoffer, want ten onrechte en onschuldig ben je dan aan vervolging blootgesteld geweest. Is het een idee om te differentiëren naar eigen bijdrage bij de rechtshulp, zodat er in het geval van veroordeling een ander regime geldt dan in het geval van vrijspraak?
De vergadering wordt van 15.46 uur tot 15.58 uur geschorst.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Allereerst veel dank aan de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik denk dat ik niet te veel zeg als ik beweer dat er binnen de commissie brede waardering is voor de visie van het kabinet, al zijn er uiteraard ook kanttekeningen en opmerkingen. Die opmerkingen zijn terecht gemaakt. Ik zal dan ook op al die opmerkingen ingaan. Ik heb mevrouw Berndsen goed gehoord. Ze zei dat de balans nog moet worden hersteld. De D66-fractie vraagt er aandacht voor dat ik niet doorschiet. Anderen lieten zich daarover wat anders uit. Het is echter goed om te zien dat er een Kamerbrede consensus is.
Het regeerakkoord is helder. Daarin staat dat de positie van het slachtoffer voor, tijdens en na het strafproces wordt versterkt en dat ondersteuning wordt geboden waar die nodig is. Ik haak gelijk maar even aan bij wat de heer Recourt, als laatste spreker, hierover zei. De overheid moet van het slachtoffer of van de nabestaande inderdaad geen hulpbehoevend persoon maken, die niets meer zelf kan. Je mag wel degelijk ook verwachten dat slachtoffers en nabestaanden op bepaalde momenten zelf in actie komen. De overheid moet wel ondersteunend zijn en faciliteren. Ze moet ook goed voorlichten. Ik ben het wat deze dingen betreft volkomen met de Kamer eens.
Goed slachtofferbeleid doet geen afbreuk aan de rechten van verdachten. Het versterken van de positie van slachtoffers zal niet leiden tot een verzwakking van de positie van verdachten in het strafproces. Dat wordt weleens gezegd, maar dat is niet zo. Het is heel goed om die dingen naast elkaar te doen. Het lijkt een beetje op het onderwerp «privacy en veiligheid». Dat zijn ook geen tegengestelde begrippen. Die dingen doe je naast elkaar en kun je tegelijkertijd versterken. Ik zie aan de non-verbale uitdrukking van de woordvoerders dat zij dit van mij herkennen. Dat is mooi.
De voorzitter: Wilt u niet aan uitlokking doen? Gaat u verder.
Staatssecretaris Teeven: Wat is de belangrijkste opgave van de overheid in het slachtofferbeleid? Er is een aantal prioriteiten, die ik ook wil benoemen. Prioriteit 1 is dat de overheid doet wat ze belooft. Onder anderen de heer Recourt en de heer Van der Steur hebben daarover gesproken. De overheid moet dus zorgen voor een goede uitvoering van de Wet versterking positie slachtoffer, waaraan ook door het kabinet-Balkenende IV en het kabinet-Rutte I is gewerkt. Zorg ervoor dat deze wet, die op 1 januari 2011 in werking is getreden, perfect wordt uitgevoerd. Zorg er bijvoorbeeld voor dat er een informatiekanaal is waarmee je eenduidig communiceert. Je hebt familierechercheurs bij de politie – de heer Oskam sprak daarover – en je hebt medewerkers bij het loket van het Openbaar Ministerie en casemanagers bij Slachtofferhulp. Die moeten eenduidig communiceren. Over het spreekrecht moeten er van de familierechercheurs, de loketmedewerkers en de casemanagers bij Slachtofferhulp eenduidige berichten komen. In de berichten moeten geen tegenstellingen zitten, niet over de inhoud en niet over het proces. In die zin heb ik wel waardering voor de reactie van de Ombudsman. Hij heeft geprobeerd om bij dit onderwerp de vinger te leggen op omissies. Hij heeft wel degelijk een aantal dingen geconstateerd die voor verbetering vatbaar zijn. We zijn er nog niet. Het is werk in uitvoering. Het moet nog verder.
In dat verband beantwoord ik ook de vraag van mevrouw Helder. Ze vroeg of ik alle slachtoffers ga informeren over het detentieverloop. Er zijn door de heer Oskam vragen gesteld en er zijn opmerkingen gemaakt over de EU-richtlijn betreffende minimumnormen voor slachtoffers. Bij de implementatie daarvan in Europees verband zal de beperking tot spreekrechtwaardige delicten, waarover mevrouw Helder het had, worden opgeheven. Als er sprake is van een dader die is veroordeeld tot tbs en detentie, zullen alle slachtoffers worden geïnformeerd over invrijheidstelling en verlof van de dader. De implementatie van de richtlijn zal vrij snel gaan, want het Ierse voorzitterschap wil proberen om het nog voor 1 juli af te ronden, dus voor de overdracht aan het volgende voorzitterschap. Door de implementatie van de EU-richtlijn betreffende minimumnormen voor slachtoffers zal dit probleem dus worden opgelost.
Prioriteit 2 is een verdere versterking van de dienstverlening en van bestaande rechten. Daaronder valt bijvoorbeeld de uitbreiding van het spreekrecht. Daarop kom ik zo meteen uitgebreid terug.
Prioriteit 3 betreft de vraag: wat zijn de behoeften van slachtoffers? Ik heb geprobeerd om dat in het visiedocument uiteen te zetten. We herkennen de behoeften wel: erkenning, zorgvuldige bejegening, toegang tot het recht, bescherming, ondersteuning, schadeloosstelling en herstel. Daaraan hebben slachtoffers en nabestaanden behoefte. Hoe kan de overheid daaraan voldoen binnen de grenzen, voor de rechtsbijstand ook binnen de budgettaire grenzen? In het strafproces leg ik de grens bij het slachtoffer als procesdeelnemer. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om voor, naast en achter het slachtoffer te staan. De overheid draagt in mijn visie dus ook als enige de verantwoordelijkheid om de geschade belangen van het slachtoffer te verwoorden en te vertegenwoordigen in het strafproces. Dat is de taak van de officier van justitie. Ik kies er dus nadrukkelijk niet voor om het slachtoffer een zelfstandige positie te geven, ook niet als het gaat om het verhalen van schade, waarvoor een andere oplossing bestaat. Advocaat Korver, bijvoorbeeld, heeft in het proces in Amsterdam in hoger beroep gevraagd – althans, hij heeft het aan de orde gesteld – of de ouders van het slachtoffer ook zelfstandig als slachtoffer moesten worden benoemd, of zij ook juridisch slachtoffer moesten zijn. In maatschappelijke zin zijn ze natuurlijk slachtoffer. Ze zijn slachtoffer van alles wat hun kind daar is aangedaan. Ze zijn in juridische zin echter geen slachtoffer. In juridische zin is het kind slachtoffer en kunnen de ouders schade verhalen – daar zou ik bij willen blijven – via de positie van het kind als slachtoffer.
Het is ook heel belangrijk dat de overheid er alles aan doet om zo veel mogelijk feiten boven water te krijgen en verdachten op te sporen, en de zaken vervolgens ook voor de rechter te brengen. Een aantal woordvoerders heeft hiervoor ook aandacht gevraagd, in andere gremia maar ook hier weer, vandaag. Zoals de woordvoerders weten, heeft de minister daarom ook opdracht gegeven voor het programma VPS, het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen: meer zaken afdoen, zaken sneller afdoen, effectiever straffen, minder veroordeelden zich aan hun straf laten onttrekken en in de strafrechtsketen een belangrijke plaats geven aan de belangen van slachtoffers. Mevrouw Kooiman en mevrouw Helder zeggen dan: ja, maar die staatssecretaris heeft allemaal van die waanzinnige plannen. Nou ja, het woord «waanzinnig» hebben ze niet gebruikt, maar het ging wel in de richting van – laat ik het voorzichtig zeggen – dat je er vragen over kunt stellen. We moeten alles echter wel in perspectief plaatsen. De plannen betreffende de executie van straffen zijn geen voorstellen om mensen die door de rechter onherroepelijk zijn veroordeeld, geen straf te laten krijgen. We kunnen met elkaar een discussie voeren over de vraag of elektronische detentie een voldoende straf is, of die voor een bepaald soort delicten een voldoende straf is en of je daar bepaalde delicten voor zou moeten uitzonderen. Die discussie zullen we natuurlijk met elkaar voeren. De heer Oskam zette het ook eventjes op de kaart. Ik ga die discussie graag aan. Ik roep vandaag toch nog in herinnering dat de fracties van het CDA, D66 en de ChristenUnie bij het Lenteakkoord onder andere dit onderwerp op de kaart hebben gezet, samen met de fracties van de VVD en de PvdA. Ik ga die discussie dus graag aan, maar de vraag hoe je elektronische detentie invult, is dan weer een heel andere discussie. Dat betekent echter niet dat ik niet zou vinden dat recht moet worden gedaan aan wat slachtoffers hebben meegemaakt en dat verdachten, op enig moment daders, niet zouden moeten worden afgestraft.
Belangrijk is ook dat de overheid de verantwoordelijkheid van de overheid vertaalt in beleidsdoelen van het slachtofferbeleid. Wat bedoel ik daar concreet mee? Je moet niet alleen nieuwe plannen maken, met nieuwe wetgeving komen en weer wat erbovenop stapelen. Een aantal woordvoerders heeft dat ook gezegd. Je moet er ook voor zorgen dat datgene wat al gedaan is, heel goed wordt geïmplementeerd. En als het al is geïmplementeerd, dan moet je voorkomen dat er fouten worden gemaakt. Bij de uitvoering van het beleid moet je iedere keer bekijken of er in de uitvoering nog verbeteringen kunnen worden aangebracht. Als je dan kijkt naar het slachtofferbeleid en de uitvoering daarvan, namelijk wat je voor slachtoffers doet, dan is dat misschien wel het allermoeilijkste onderdeel waar de bewindslieden van Veiligheid en Justitie voor staan. Het is namelijk een van de kwetsbaarste onderwerpen binnen Veiligheid en Justitie. Terecht legt de Kamer iedere keer de vinger op dit onderwerp als er iets misgaat. En ook slachtoffers en nabestaanden vragen er iedere keer aandacht voor. Die verantwoordelijkheid weegt zwaar.
Slachtoffers hebben een sterke positie in het recht. Ik kom daarmee op de bespreking van het spreekrecht. Ik zal dit jaar het wetsvoorstel aan de Kamer aanbieden waarmee ik het spreekrecht zodanig uitbreid dat slachtoffers en nabestaanden zonder inhoudelijke beperkingen het woord kunnen voeren in de rechtszaal, bijvoorbeeld ook over de door hen gewenste straf. Ik kom straks ook toe aan de opmerking van mevrouw Berndsen, mevrouw Kooiman en mevrouw Helder dat ik als staatssecretaris een draai maak. Mevrouw Helder noemde het een draai. Het is geen draai. De beperkingen zijn niet genoemd in het regeerakkoord, maar ik zie wel degelijk een aantal risico's en beperkingen.
Ik wil het spreekrecht echter wel uitbreiden, niet alleen omdat het in het regeerakkoord staat, maar ook omdat we niet met slachtoffers moeten omgaan alsof ze geen verantwoordelijkheid kennen. De heer Recourt vraagt daar terecht aandacht voor. Ik denk dat op dit moment heel veel slachtoffers nog afzien van het hun wettelijk toekomende spreekrecht omdat ze bijvoorbeeld niet mogen spreken over de strafmaat. Als je dat wilt regelen, is het niet zomaar geregeld met enkel het schrappen van een paar woorden uit het bestaande artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering. Daarmee red je het niet. We moeten ons goed realiseren dat onbeperkt spreekrecht een aantal gevolgen heeft voor de procespositie van slachtoffers en voor de opzet van het onderzoek ter rechtszitting. Ik erken dat dit ook niet zonder risico voor het slachtoffer is. Het gevaar bestaat echt dat we slachtoffers en nabestaanden iets geven wat sommigen van hen enkel en alleen teleurstelling zal opleveren omdat de rechter de door het slachtoffer gewenste strafmaat niet kan overnemen, niet kan meewegen of soms ook niet wil meewegen. De heer Oskam heeft hier wel een punt. Je zult het slachtoffer en de nabestaande heel goed moeten voorlichten. Een aantal woordvoerders vroeg daar terecht om. Die voorlichting kan gaan over het feit dat het risico groter wordt dat je door de advocaat van de verdachte als getuige zult worden ondervraagd, nog veel indringender dan nu gebeurt, als je je over bepaalde vormen van het strafproces uitlaat. Dat zal niet altijd gebeuren, maar de mogelijkheid dat het gaat gebeuren, wordt wel groter. Daarover zul je de slachtoffers en nabestaanden nadrukkelijk moeten informeren.
Uit door ons uitgevoerd onderzoek blijkt dat het enkele feit dat het slachtoffer in de rechtszaal over bepaalde zaken mag spreken, het slachtoffer helpt, ook als dat geen invloed heeft op de uitkomst van het strafproces. En zelfs al spreekt het slachtoffer over bepaalde zaken die hij zou willen noemen, en zelfs al volgt de rechter dat helemaal niet of maar zeer ten dele, dan nog zullen sommige slachtoffers en nabestaanden wel geholpen zijn en zullen andere slachtoffers en nabestaanden zeer teleurgesteld zijn. Een aantal woordvoerders heeft dat in een eerder stadium ook al gezegd.
Het is dus heel complex. Sommige fracties alsook deskundigen en andere actoren op het terrein van het slachtofferbeleid, hebben voorgesteld om het spreekrecht in een tweefasenproces in te bedden. Mede op verzoek van de Kamer heb ik aan het WODC gevraagd om daarnaar onderzoek te verrichten. Professor Van Keulen van de Rijksuniversiteit Groningen brengt de voor- en nadelen in kaart van de invoering van het tweefasenproces voor het slachtoffer. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek deze zomer aan de Kamer te kunnen sturen. Misschien is het goed om op te merken – een aantal woordvoerders heeft ernaar gevraagd – dat er inderdaad een pilot loopt, die eigenlijk niet loopt, bij de rechtbanken in Amsterdam en Rotterdam. De heer Oskam heeft erover gesproken en in eerdere overleggen hebben ook anderen dat gedaan. Ik heb er persoonlijk overleg over gevoerd met de presidenten van de rechtbanken in Amsterdam en Rotterdam. Ik heb hun gevraagd: hoe komt het dat jullie geen zaken kunnen selecteren? Zij zeggen dat ze geen zaak hebben gevonden die ervoor in aanmerking komt. Ongeacht het feit dat het niet lukt – ik zal wel blijven aandringen – gaat het onderzoek wel voort. Kort voor of kort na de zomer, afhankelijk van het moment waarop het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen komt, zullen we moeten bekijken of het mogelijk is om er op een bepaalde manier mee om te gaan.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb toch nog een vraag aan de staatssecretaris. Als het nu zo moeilijk is om een zaak te vinden die zich ervoor leent, hoe verhoudt dat zich dan tot het voornemen van de staatssecretaris om het spreekrecht uit te breiden?
Staatssecretaris Teeven: We moeten de zaken niet met elkaar verwarren. Het spreekrecht gaan we uitbreiden. Dat staat in het regeerakkoord. Dat gaan we doen. Er zitten een aantal voordelen aan, die ik net heb geschetst, maar ook een aantal nadelen, die ook ik zie en die ik eerder ook al met de Kamer heb gedeeld. De manier waarop je het doet, is iets anders. Sommige nadelen kun je beperken door het in twee fasen te structureren. Ik denk dat de invoering van het tweefasenproces grote problemen kan geven. Dat heb ik eerder ook al gezegd. Ik ben er niet heel optimistisch over. Anderen in dit veld zijn dat wel. Het onderzoek komt in de zomer. Dan zullen we er met elkaar uitgebreid van gedachten over wisselen. Het is bij uitstek een onderwerp voor een schriftelijke ronde, al ga ik daar niet over. Dat zou kunnen na het uitkomen van het onderzoek en dan kunnen nadere vragen worden gesteld aan de regering. Maar goed, we zullen zien hoe de Kamer het wil organiseren. Ik ben op voorhand echter nog niet zo enthousiast over het tweefasenproces. Als je het spreekrecht op grote schaal en breed gaat uitbreiden, dan moet je het zoeken in de sfeer van voorlichting en begeleiding op de zitting. Dat is het belangrijkste. Uiteindelijk – en daarmee kom ik weer terug bij de opmerkingen van de heer Recourt – is het dan de verantwoordelijkheid van slachtoffers en nabestaanden om te beslissen of ze gebruikmaken van het uitgebreide spreekrecht of niet. Ik denk dat het zo wel een beetje in elkaar zit.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Het puzzelt me nog steeds. Als je nu geen zaken kunt vinden die kunnen dienen in het kader van de pilots van het tweefasenproces, hoe zou je het dan wel in de praktijk moeten uitrollen?
Staatssecretaris Teeven: In andere landen zijn er voorbeelden van. We hebben het nu in nationaal verband geprobeerd, maar in het onderzoek dat nu wordt verricht, wordt ook internationaal gekeken. Er wordt dus ook gekeken naar landen waar het wel wordt toegepast en daarover worden internationale vergelijkingen gemaakt. Over de uitkomsten daarvan kom ik straks nog te spreken. Ik ben voornemens om kort na dit algemeen overleg een brief naar de Kamer te sturen over de slachtoffertaks en de wijze waarop je bepaalde vergoedingen organiseert. We hebben daarbij nadrukkelijk gekeken naar andere landen. Als ik bijvoorbeeld over het onderwerp «slachtoffertaks» praat, dan hoor ik altijd van mijn medewerkers dat er hoge inningskosten aan verbonden zijn en dat je het om die reden niet moet doen. Maar vervolgens constateer ik dan dat het in zes of zeven andere Europese landen wel mogelijk is, met wisselende bedragen. Tot een soortgelijke constatering kun je ook komen als het gaat over het tweefasenproces. In andere landen wordt niet bij alle maar wel bij bepaalde processen gewerkt met een tweefasenproces.
Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de staatssecretaris in het kader van het spreekrecht allerlei argumenten aandragen, maar de kern van de kritiek die de PVV in het wetgevingsoverleg uitte en die de staatssecretaris deelde, is niet op te lossen door het tweefasenproces. Die kern is dat het risico bestaat dat, als je een slachtoffer als volledige procespartij gaat erkennen, het slachtoffer door de advocaat van de tegenpartij wordt ondervraagd. Ik heb daarbij het woord «kruisverhoor» gebruikt. De staatssecretaris deelde die opvatting. De PVV is geen voorstander van het tweefasenproces. Ik ben blij dat ik de staatssecretaris hoor zeggen dat hij er twijfels bij heeft. Kan hij wel ingaan op het feit dat het risico hoe dan ook blijft bestaan dat het slachtoffer wordt ondervraagd door de advocaat van de verdachte? En vindt ook hij dat onwenselijk?
Staatssecretaris Teeven: Het is van tweeën één. We hebben het eerder al met elkaar besproken. In het regeerakkoord is gekozen voor een ruim spreekrecht, met nagenoeg geen of eigenlijk helemaal geen beperkingen. Zo staat het er gewoon. We hebben dat destijds in de discussie over de vraag of de ouders van minderjarigen wel of niet onbeperkt spreekrecht moeten krijgen – dat was de discussie over het amendement – ook met elkaar gewisseld. Het is van tweeën één. Als je het spreekrecht onbeperkt maakt, dan zitten er wel risico's aan. Dat ben ik met mevrouw Helder eens. De vraag is of die risico's zich altijd zullen voordoen, of iedereen gebruik zal maken van onbeperkt spreekrecht en of je het door goede voorlichting kunt beperken. Het is niet zo dat een slachtoffer of nabestaande die onbeperkt gebruikmaakt van het spreekrecht, helemaal geen risico's kan lopen. Dat kunnen we nu al constateren. Als het een éénfaseproces blijft, dan is het risico van een extra emotionele belasting voor slachtoffers en nabestaanden aanwezig. Dat risico zullen we niet kunnen wegnemen, ook niet na het onderzoek. Misschien kan dat wel als je met een tweefasenproces gaat werken, maar dat heeft weer andere complicaties.
De heer Klein (50PLUS): Volgens mij geeft de staatssecretaris niet helemaal een antwoord op de vraag van mevrouw Helder. Die vraag was: vindt de staatssecretaris dat de advocaat van een verdachte daadwerkelijk het slachtoffer indringend mag bevragen op alles wat ermee samenhangt, dus aan een kruisverhoor mag onderwerpen?
De voorzitter: Ik ben alleen technisch voorzitter, maar ik heb de staatssecretaris die vraag horen beantwoorden.
Staatssecretaris Teeven: Als een slachtoffer of, strikt technisch gezien, misschien ook een nabestaande uitspraken doet over de bewijsvoering, de schuld van de verdachte of de strafmaat in relatie tot de schuldcomponent in de verweten gedraging, dan kan zich de situatie voordoen dat een advocaat van de zittingsrechter inderdaad het recht krijgt om het desbetreffende slachtoffer of de nabestaande als getuige te ondervragen. Dat risico is niet helemaal uit te sluiten. Als we dit gaan doen, moeten we het echt zoeken in de sfeer van voorlichting, begeleiding en goede voorbereiding. Het risico is dus aanwezig dat het in een aantal zaken wel gaat gebeuren. Of je dat «kruisverhoor» of «indringend ondervragen» moet noemen, is iets anders. Natuurlijk zal de zittingsrechter het in het concrete geval begeleiden. Hij zit daar dan niet passief te zijn, maar kijkt wel degelijk naar wat er gebeurt. Het heeft echter zeker nadelige consequenties. Als mevrouw Helder daarop wijst, dan heeft ze gewoon een punt. Ik kan daar niet omheen. Dat is gewoon zo.
Het gaat slachtoffers vaak om erkenning van het leed dat hun is aangedaan. Dat blijkt ook telkens uit onderzoek. Een zorgvuldige bejegening en een tijdige en adequate informatievoorziening, waarover een aantal woordvoerders ook heeft gesproken, zijn buitengewoon van belang. Om de informatievoorziening verder te verbeteren, moet je niet komen met allemaal maatregeltjes, maar moet je, zo zeg ik tegen de heer Recourt, ervoor zorgen dat het werk in uitvoering beter wordt. Er moet een eenduidige informatievoorziening voor slachtoffers van de grond komen. Ik noem als voorbeeld het slachtofferinformatieportaal voor hogerberoepszaken, dat in april als pilot bij het Openbaar Ministerie van start gaat. De pilot biedt slachtoffers van een strafbaar feit de mogelijkheid om online de status van een strafzaak te volgen en daarmee een antwoord te krijgen op de vraag hoe het staat met de desbetreffende strafzaak in hoger beroep. Het is uiteraard de bedoeling dat we dat op termijn ook gaan doen voor de eerste lijn. Dan kun je als slachtoffer of nabestaande na invoer van het parketnummer, met een code, zien wat in een strafzaak de stand van zaken in hoger beroep is.
Verder zal er in de beroepsopleidingen van de organisaties in de justitiële keten meer aandacht moeten zijn voor slachtoffers en hun rechten. Het is echter niet alleen een kwestie van het krijgen van rechten. Die rechten moeten ook in het hoofd zitten van politieambtenaren, officieren van justitie, medewerkers van parket en rechtbank en detentiepersoneel bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Al die mensen moeten dat scherp op het netvlies krijgen. Dat vraagt nog wel een omslag.
Een betere bescherming van slachtoffers is niet alleen iets fysieks. Het gaat ook om privacy. Dat vraagt maatwerk. Daarom zullen we een instrument ontwikkelen voor de individuele beoordeling. In de EU-richtlijn is sprake van een «needs assessment»: het in beeld brengen van de specifieke behoefte aan bescherming van elk slachtoffer. Het kan bijvoorbeeld gaan om de behoefte aan bijzondere maatregelen bij een verhoor, de behoefte aan een locatie- of contactverbod bij herhaald slachtofferschap of de behoefte om intimidatie tegen te gaan.
Een ander onderwerp waar het altijd over gaat, is het recht op ondersteuning. Een aantal woordvoerders heeft gesproken over het casemanagement. Dat zal worden uitgebreid tot slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, in de volle omvang. De casemanagers begeleiden de slachtoffers gedurende het hele traject van opsporing en vervolging. Het gaat dan om juridische bijstand, begeleiding en het optreden als intermediair in de contacten met justitie, uitkeringsinstanties of werkgevers. Dat gaan we allemaal doen. Dat leidt tot tevredenheid, maar af en toe leidt het ook tot irritatie. Mij bereikt daarover nog weleens informatie van individuele mensen. Dat zal voor de leden van de commissie niet anders zijn. Ook mijn medewerkers die zich bezighouden met slachtofferbeleid, worden daar regelmatig mee geconfronteerd. Dan moet vanuit het departement echt herstelwerk plaatsvinden om ervoor te zorgen dat in de individuele zaak slachtoffers of nabestaanden daadwerkelijk worden gecompenseerd. Een aantal van dergelijke zaken is door de leden ook onder mijn aandacht gebracht. Ik wil sowieso zeggen dat we op het ministerie echt een enorme slag hebben kunnen maken met een relatief kleine groep mensen. De kwaliteit wordt steeds beter, maar is nog wel voor verbetering vatbaar. Op dat punt heeft een aantal woordvoerders zeker gelijk.
Ik kom op mijn algemene reactie op de bijdrage van de heer Van der Steur van de VVD-fractie. Sommigen noemen die bijdrage een pamflet, anderen noemen het een conceptnota en weer anderen noemen het een flyer. Je kunt het allerlei namen geven. Ik heb veel waardering voor die bijdrage. Ik heb er met veel belangstelling kennis van genomen. Ik zal een schriftelijke reactie geven op alle afzonderlijke puntjes, stuk voor stuk, en daarbij aangeven hoe we ermee omgaan. Het is een goed gebruik om op SP-nota's te reageren, dus dan doen we dat bij dit stuk van de VVD-fractie ook, met dezelfde snelheid. In het stuk wordt sterk de nadruk gelegd op het belang van goede informatievoorziening. Ik heb al gezegd dat dit in de praktijk nog niet altijd goed gaat. We werken er echter aan om het beter te krijgen. Ik zeg de heer Van der Steur wel dat het uitgangspunt moet zijn dat het slachtoffer zelf bepaalt of hij informatie wil krijgen of niet. Daarom wil ik geen verplichte informatievoorziening voor het slachtoffer. Dat past ook weer in de door de heer Recourt gemaakte opmerkingen. Je kunt nog steeds een vinkje aankruisen. Je kunt nog steeds aangeven dat je er geen behoefte aan hebt om iets te horen over het verloop van de strafzaak. Je kunt zeggen: ik heb er genoeg van, ik ben er nu door getroffen, ik heb geen behoefte aan een schadevergoeding, ik wil gewoon helemaal niks. Die vrijheid moet er zijn. Er zijn gewoon mensen die helemaal niets meer willen horen van politie of justitie.
Veel van de voorstellen van de heer Van der Steur herken ik. Ze zijn relevant voor het verbeteren van de bescherming van slachtoffers. Het zijn voorstellen met betrekking tot rechtsbijstand, herstelbemiddeling en vergoeding van geleden schade. Kortom, de vragen en voorstellen raken alle behoeften die slachtoffers van criminaliteit hebben. Over de specifieke onderdelen zal ik straks nog iets zeggen.
Mevrouw Helder vroeg waarom ik het spreekrecht wil uitbreiden. Ik heb dat uitgebreid toegelicht. Ik wil dat niet alleen omdat het in het regeerakkoord staat, maar doodeenvoudig ook omdat er overal in de maatschappij heel veel behoefte aan is. Er zitten echter ook nadelen aan. Als ik dat zeg, is dat geen draai maar een kille constatering. De regering denkt er soms iets anders over dan de voorvechters daarvan, zoals de heer Recourt en de heer Van der Steur, die hun opvatting eerder ook al in een amendement onder woorden hebben gebracht. Een en ander laat onverlet dat we het op een loyale manier zullen uitvoeren, maar we houden ons verstand op scherp wat dit betreft.
Mevrouw Kooiman heeft ook een aantal vragen gesteld. Ik kom op al haar vragen terug, maar ik heb ze een beetje geclusterd. Ze heeft gevraagd of ik niet bang ben dat slachtoffers het niet aankunnen of dat ze opnieuw slachtoffer worden. Ze had het daarbij over het voorkomen van teleurstellingen. Zoals de heer Recourt ook al zei, kunnen veel slachtoffers de belasting van het spreekrecht goed inschatten. Veel slachtoffers, bijvoorbeeld de ouders van de minderjarige kinderen in Amsterdam, kiezen voor een schriftelijke slachtofferverklaring of laten hun advocaat optreden, wat nu ook kan. Belangrijk is wat Slachtofferhulp en de loketmedewerkers vertellen over wat iemand kan verwachten en op welke wijze je het slachtoffer benadert als hij of zij de rechtszitting bezoekt.
Ik kom op de opmerkingen van de heer Van der Steur over de rechtsbijstand. Ook mevrouw Kooiman heeft er heel veel opmerkingen over gemaakt. Laat ik het toch nog maar eens helder zeggen: de bezuinigingen op de rechtsbijstand zullen geen afbreuk doen aan het recht op gratis rechtsbijstand, zoals geregeld in artikel 44 van de Wet op de rechtsbijstand. In dat artikel is bijvoorbeeld geregeld dat rechtsbijstand voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedendelicten kosteloos is. Dat ga ik niet veranderen. Dat heb ik op 14 maart, in het debat over de rechtsbijstand, ook al gezegd. Er moet ook niet een situatie worden voorgesteld als zou ik daaraan zitten te knibbelen of sleutelen. Dat is echt niet zo.
Mevrouw Helder, mevrouw Kooiman en de heer Van der Steur hebben ook de slachtoffers van andere delicten op de agenda is gezet. O, de heer Van der Steur geeft aan dat hij dat niet heeft gedaan. Dan neem ik dat meteen terug. Het is de vraag of slachtoffers van andere delicten in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand, afhankelijk van hun inkomen en vermogen. Het bij lichte zaken inzetten van advocaten op kosten van de overheid past niet in de huidige financiële situatie, ook al gaat het om slachtoffers en ook al zijn het lichte zaken. Ik wijs erop dat er voor lichtere zaken wel voegingsondersteuning beschikbaar is, van Slachtofferhulp. Als je bij een lichter geweldsdelict een schadeclaim wilt indienen omdat je slachtoffer bent, dan kun je wel ondersteuning krijgen. Het loket geeft die ondersteuning. Dat is goedkoop maar bovenal efficiënt en effectief.
Voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven is medio februari gestart met een pilot voor een snelle doorverwijzing door Slachtofferhulp naar de advocatuur. Daarbij zit ook de uitbreiding van de ondersteuning van slachtoffers van zedenzaken. Deze slachtoffers kunnen voordat er een verdachte bekend of zelfs maar in beeld is, op grond van de lichte adviestoevoeging toch een advocaat krijgen. Ook dat, zo zeg ik speciaal tegen mevrouw Kooiman, houden we in stand. De heer De Wit, een fractiegenoot van haar, twijfelde daaraan. Haar fractie hoeft hieraan niet te twijfelen, want we houden dat in stand.
Mevrouw Kooiman (SP): We zullen zien.
Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Kooiman zegt: we zullen zien. Ze zál het zien.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb nog een vraag over dit onderwerp. Inderdaad hebben we dat vorige week in een AO aan de orde gehad. Toen zagen we dat naar ik meen 38%, als ik het nog goed in mijn hoofd heb, van de aanvragen slachtoffers betrof. Ik heb ondertussen gezien dat sinds 1 januari 2012 de gratis rechtsbijstand voor slachtoffers van zware gewelds- en zedenzaken inderdaad wettelijk geregeld is. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dat in stand laat. Maar welk percentage van die 38% betreft dan de lichtere zaken en welk percentage de zwaardere zaken? Dan kunnen we vergelijken. Ik snap dat de staatssecretaris nu misschien niet direct een antwoord heeft, maar hij zou het nog nader bekijken voor de slachtofferrechtsbijstand. Ik vind het wel belangrijk om daarin inzicht te hebben. Als die 38% enkel de zaken betreft die nu al wettelijk zijn geregeld, dan hebben we het daar verder niet meer over, want dan is het daarvoor geregeld.
Staatssecretaris Teeven: Eerst de feiten. Wij hebben over dat tabelletje gesproken en daarin stond dat 37% van alle rechtsbijstand ...
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): 38.
Staatssecretaris Teeven: 37 of 38, dat doet er niet toe. Die 37 of 38% sloeg niet op bijstand van advocaten aan slachtoffers in strafzaken. Die 37% sloeg op bijstand van advocaten in strafzaken, niet alleen aan slachtoffers, maar ook aan verdachten in strafzaken. Veel interessanter is de vraag in hoeveel gevallen van die 37% sprake is van bijstand van advocaten aan slachtoffers. Dat is nog geen 10%. Dus niet in 37%, maar in ongeveer 3,7% van alle strafzaken is sprake van gesubsidieerde bijstand door advocaten aan slachtoffers en nabestaanden. Het tabelletje ziet er in die zin wat anders uit. Dat laat onverlet het verzoek van mevrouw Berndsen. Ik zal bekijken of er nog knelpunten bestaan, dus dat staat. Maar 90% ziet op bijstand van advocaten aan verdachten.
De absolute cijfers. In 2011 waren er voor gewelds- en zedenmisdrijven met ernstig letsel 306 toevoegingen. In 2011 waren er 1278 toevoegingen voor de vorderingen benadeelde partij. Als u kijkt naar de totaalcijfers, ziet u dat het een veel geringer percentage is.
Ik heb met de raad besproken of het tweefasenexperiment niet kan worden uitgebreid ...
De voorzitter: Ik neem aan dat wij het hebben over de Raad voor de rechtspraak?
Staatssecretaris Teeven: Jazeker, wij hebben het over de Raad voor de rechtspraak.
De voorzitter: Er kijken ook mensen thuis mee. Wij hebben meer raden in dit soort overleggen.
Staatssecretaris Teeven: U hebt helemaal gelijk. Ik heb met de Raad voor de rechtspraak besproken of, vooruitlopend op het onderzoek, de pilot niet toch nog kan worden uitgebreid. De raad neemt dat in overweging, maar ik ben niet hoopvol. Ik ben al een tijdje bezig. Ik heb met de presidenten gesproken, maar de selectie gaat niet heel snel.
De heer Oskam (CDA): Misschien zou de staatssecretaris het anders kunnen insteken, via de Nederlandse Orde van Advocaten. Ik kan mij voorstellen dat Korver, die meestal voor slachtoffers en ook wel voor verdachten optreedt, er toch belang bij heeft om daaraan mee te werken. Misschien kan het over die boeg.
Staatssecretaris Teeven: Ik zal de suggestie van de heer Oskam over de Nederlandse Orde van Advocaten zeker meenemen. Ik kan proberen die aan mijn zijde te krijgen om een pilot te bewerkstelligen. Uiteindelijk ben ik afhankelijk van de presidentenvergadering en van de wil van presidenten in de onderscheiden rechtbanken of het daadwerkelijk gaat gebeuren.
De heer Oskam heeft gevraagd naar de beperking van de mogelijkheden van de rechter tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij. Op dit moment wordt binnen de rechterlijke macht zelf al nagedacht over verbetering van de vordering tot schadevergoeding in het kader van het strafproces. Ik neem aan dat de heer Oskam vanuit zijn andere beroep daarvan op de hoogte is. Ik vind het niet nodig om rechters in het strafrecht verder te verplichten altijd een beslissing op complexe civiele vorderingen te laten nemen. Als dat een te grote onevenredige belasting zou vormen voor de afhandeling van een strafzaak, mag die civiele zaak de strafzaak niet ophouden. De rechter is er niet voor een beslissing in een ingewikkelde letselschade- of een aansprakelijkheidsdiscussie. Ik vind dat wij dat moeten scheiden en dat er wel enige vrijheid moet zijn voor de rechter om toch te verwijzen.
De heer Van der Steur heeft gevraagd of ik de mogelijkheden voor slachtoffers wil bekijken om hun naam makkelijker te laten wijzigen, zeker als de veroordeelde dader en het slachtoffer familierechtelijke betrekkingen hebben. Ik zal dat uitzoeken. Naamswijziging is een buitengewoon ingewikkeld onderwerp, maar het is wel iets waarmee je een beperkte groep een plezier doet; ik denk zelfs een zeer beperkte groep. Ik kom er in een aparte brief op terug en zorg ervoor dat u die voor de zomer hebt.
Ik kom bij een onderwerp dat veelvuldig op de agenda is gezet door mevrouw Van Toorenburg, fractiegenote van de heer Oskam, en ook door mevrouw Kooiman en mevrouw Helder. Het gaat over de vraag of de mogelijkheden die de wet biedt om omgang tussen ouder en kind te ontzeggen niet te beperkt zijn. Je zou dan kunnen kijken naar situaties waarin sprake is van een ernstig geweldsdelict waarbij de ene ouder de andere ouder om het leven brengt. Die voorbeelden zijn helaas bekend in Nederland. Je zou het ook breder kunnen trekken: wanneer is omgang met een kind gewenst en moet de wet worden aangepast zodat omgang alleen nog maar op verzoek van het kind hoeft plaats te vinden, dus nooit anders dan op verzoek van het kind en in het belang van het kind? Ik heb vragen van mevrouw Kooiman en de heer De Wit van de SP-fractie daarover beantwoord. Ik constateer dat de wet in de praktijk mogelijkheden biedt om omgang tussen een ouder en een kind te ontzeggen, als de omgang duidelijk niet in het belang van het kind is. Ik vind het wel onwenselijk dat het initiatief nog steeds van een ouder kan uitgaan. Wat wil ik daarmee zeggen? Bijvoorbeeld, een vader – het zijn in de praktijk vaak vaders – heeft de moeder van het kind omgebracht, claimt dan toch zijn recht op omgang met het kind en kan er ook om verzoeken. Ik zal niet alleen onderzoeken of ik dat recht van de vader kan wijzigen, maar ik ben ook voornemens de wet aan te passen om ervoor te zorgen dat het initiatief tot omgang bij het kind ligt dan wel bij de vertegenwoordiger van het kind. Het kind kan van zeer jonge leeftijd zijn, dus het kan ook een vertegenwoordiger zijn van Bureau Jeugdzorg. Het kind kan dan zelf bepalen of en wanneer het toe is aan contact met die vader. Het wordt niet gedwongen daarover na te denken omdat de vader om omgang vraagt. Dat gaat vrij ver. Ik realiseer mij dat ook, want het betekent dat er zal moeten worden ingegrepen in het familierecht om het omgangsrecht van de ouder te beperken. Ik zal dat uiteraard ook bezien in relatie tot artikel 8 van het EVRM over family life, want door een wijziging van het Burgerlijk Wetboek kan er spanning ontstaan met artikel 8. Ik zal uw Kamer informeren over die mogelijkheden en de kaders voor een wetswijziging, maar ik heb wel de intentie om meer dan alleen onderzoek te doen, namelijk om ook de wet te wijzigen.
De heer Recourt (PvdA): Het is een heel precair onderwerp. Ik dank de staatssecretaris voor de zorgvuldige afweging die hij maakt. De Kamer heeft eerder hierover gesproken. Het is evident dat het belang van het kind voorop moet staan, maar het belang van het kind en de wens van een kind, vooral bij kleine kinderen, vind ik iets anders. Het gevaar in dit debat dreigt dat wij dat wel hetzelfde achten. Het is denkbaar dat Jeugdzorg in het belang van het kind iets anders vindt dan het kind zelf uitspreekt, bijvoorbeeld als het kind bij opa en oma is, die terecht ontzettend boos zijn op de dader. Daar zitten enorm moeilijke belangen in. Daar kun je niet een-twee-drie doorheen lopen. Ik vraag de staatssecretaris om mij gerust te stellen en te zeggen dat het in alle gevallen, voor, achter, tussen, gaat om het belang van het kind en om niks anders.
Staatssecretaris Teeven: Ik kan de heer Recourt terechtstellen: het gaat om het belang van het kind ...
De voorzitter: Ik zou zeggen «geruststellen».
Staatssecretaris Teeven: Geruststellen?
De voorzitter: U zei «terechtstellen».
Staatssecretaris Teeven: Ik heb de onaardige gewoonte om mensen weleens terecht te wijzen, maar dat word ik zelf ook. Ik bedoel uiteraard geruststellen, dus excuus als ik dat verkeerd heb gezegd tegen de heer Recourt.
Ik wil de heer Recourt graag geruststellen: het gaat om het belang van het kind. Ik loop er in de praktijk wel tegenaan dat er een verzoek wordt gedaan door de vader, dat Bureau Jeugdzorg aangeeft dat het eigenlijk ook in het belang van het kind is en dat het dan gebeurt. Het is meer dan alleen in het belang van het kind. Ik wil de gedetineerde vader het initiatief ontzeggen. Dat gaat dus iets verder dan alleen maar kijken naar het belang van het kind.
Mevrouw Kooiman (SP): Wij hebben het nu over zeer specifieke situaties. Ik kan mij voorstellen dat het heel grote consequenties heeft, als de wet wordt aangepast. Wanneer ouders gescheiden zijn, wordt een kind ook weleens onder druk gezet om te zeggen dat het niet naar papa of mama toe wil. In dat soort situaties zou het toch gestimuleerd moeten worden om wel omgang te hebben. Mijn Kamervragen gingen specifiek over het niet op bezoek gaan bij de moordenaar van een moeder, inderdaad vaak de vader. Ik zou toch graag die nuance zien, want ik vind dat in andere situaties omgang wel mogelijk moet zijn.
Staatssecretaris Teeven: Daarom formuleer ik het ook zoals ik het formuleer. De Kamervragen gingen inderdaad over een ouder-oudermoord. Dat zijn vreselijke situaties, maar het zijn nog de makkelijkste situaties in die zin dat iedereen dan wel snapt dat het initiatief misschien niet bij de moordenaar zou moeten liggen. Ik ging bewust iets verder, omdat ik het afhankelijk van het delict wil bekijken. Er kan ook sprake zijn van zware mishandeling, dood of blijvende invaliditeit ten gevolge hebbende. Kortom, ik wil iets breder kijken dan datgene waarop de Kamervragen sec zagen. De Kamervragen sec zagen op een levensdelict in juridische zin. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat er feitelijke situaties zijn die geen levensdelict in juridische zin zijn, maar waarbij wel beperking van het omgangsrecht van een van beide ouders aan de orde is.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik moet de uitwerking natuurlijk nog zien. Ik heb mijn bezwaren al eerder uitgesproken. Ik heb ook een oplossing geboden in de Kamervragen. Er moet nu sprake zijn van ernstig nadeel om geen omgang te kunnen opstarten. Ik had geopperd om het woordje «ernstig» eruit te halen. Dat zou een optie kunnen zijn om die problemen te ondervangen. Is de staatssecretaris bereid om die optie ook te onderzoeken?
Staatssecretaris Teeven: Ik zeg uw Kamer toe dat ik alle opties ga onderzoeken, maar het is wel mijn intentie om het te doen zoals ik net in de richting van de heer Recourt heb verwoord: uitgaan van het belang van het kind, maar ook de gedetineerde ouder het recht van initiatief ontzeggen, uiteraard afhankelijk van het delict waarvoor iemand onherroepelijk is veroordeeld.
De voorzitter: En de discussie zal dan vanzelf komen naar aanleiding van de brief.
Staatssecretaris Teeven: De heer Recourt heeft gevraagd hoe wij voorkomen dat het slachtoffer in de slachtofferrol wordt gedrukt. Hij noemde Eigen Kracht-conferenties: het gaat om het in eigen kracht plaatsen van mensen. Ondersteuning moet altijd gericht zijn op herstel en participatie. Het casemanagement van slachtofferhulp is ook daarop gericht, op het weer op gang brengen van het leven van het slachtoffer of van de nabestaanden. Het beleid gaat ook uit van de kracht van slachtoffers en nabestaanden. De Eigen Kracht-conferenties, die op dit moment overigens voornamelijk door Jeugdzorg voldoende worden toegepast, zouden ook toepasbaar kunnen zijn bij de ondersteuning van slachtoffers. Wij hebben met die Eigen Kracht-conferenties in de richting van slachtoffers in strafzaken niet heel veel ervaring, eigenlijk helemaal geen ervaring, behalve als ze parallel lopen met een civielrechtelijke discussie waarin Jeugdzorg bezig is. Ik zal er zeker serieus naar kijken. Wat mij betreft, komt het onderwerp van de Eigen Kracht-conferenties terug in de vervolgbrief die wij voor de zomer over een aantal onderwerpen sturen. Dat hoort er gewoon bij.
Mevrouw Helder heeft gevraagd of casemanagers beperkt zijn in hun tijd. Nu gaat het om ondersteuning tot een paar maanden na de uitspraak. Het einde wordt op dit moment feitelijk bepaald door afname van de gevolgen. Er is geen harde grens. Er wordt niet gezegd dat het na drie maanden afgelopen is, maar er wordt gekeken naar de gevolgen. Worden de gevolgen minder, begint iemand een trauma te verwerken of is dat helemaal niet het geval? Ik ken praktijkgevallen waarin zelfs een jaar na dato nog slachtofferhulp werd verstrekt.
Mevrouw Helder vraagt om ook de slachtoffers van kleine zaken goed te bedienen. Ik ben mij ervan bewust dat ook minder ernstige delicten grote impact kunnen hebben op slachtoffers. Dan moet er maatwerk worden geleverd. Ieder slachtoffer van criminaliteit en strafbare feiten kan een beroep doen op slachtofferhulp.
De heer Oskam heeft een vraag gesteld over het assessment conform de Europese richtlijn minimumnormen, die bepaalt dat bij alle slachtoffers een individuele beoordeling dient plaats te vinden om hun behoeften in kaart te brengen. Het WODC laat op mijn verzoek op dit moment een onderzoek uitvoeren naar de factoren die van invloed zijn op de mate van behoefte aan bescherming. In dat onderzoek zal tevens worden geïnventariseerd welke beschermingsmaatregelen al bestaan. Dat is klaar in de eerste helft van 2014. Het moet ook parallel lopen met de implementatietermijn van de EU-richtlijn.
De heer Klein heeft gevraagd hoe ik de onafhankelijkheid van de verschillende organisaties garandeer. In het regeerakkoord staat dat er één loket komt voor slachtofferhulp. Op dit moment is de dienstverlening aan slachtoffers nog heel versnipperd georganiseerd. Het wordt gedaan door verschillende organisaties en al die verschillende organisaties bieden een groter dienstenpakket aan. Ik denk dat ik door integratie van die organisaties of delen daarvan die diensten efficiënter en voor slachtoffers overzichtelijker kan maken. De eerste stap die ik daartoe zal zetten, is het inwinnen van een gedegen organisatiedeskundig advies om de voor- en nadelen van een bundeling van die organisaties in een keer in kaart te brengen. De onafhankelijkheidsdiscussie die de heer Klein aankaart, gaat mee in dat uit te brengen advies.
Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de dynamiek tussen slachtoffer en verdachte – hoe herstel je de balans? – en de visie op het gehele strafproces. De minister van Veiligheid en Justitie heeft in reactie op een motie van een partijgenoot van mevrouw Berndsen in de Eerste Kamer toegezegd dat hij voor de zomer zijn visie op het strafrecht zal toezenden. Ik zal er vanuit mijn verantwoordelijkheid uiteraard ook aan bijdragen. Voor zover het strafproces de verwezenlijking van het strafrecht inhoudt, komt dat mede aan de orde in het stuk dat de minister aan de partijgenoot van mevrouw Berndsen in de senaat heeft toegezegd.
Mevrouw Berndsen heeft vragen gesteld over de beleidsdoorlichting en de behoefte aan het aanvullen van bestaande rechten, als die huidige rechten niet goed worden uitgevoerd. Met de beleidsdoorlichting en de evaluatie van de Wet versterking positie slachtoffers zal ik in kaart brengen in hoeverre de huidige maatregelen bijdragen aan de vijf beleidsdoelen die ik in mijn algemene tekst vandaag aan u heb uiteengezet. De vraag van mevrouw Berndsen of de huidige rechten bij voldoende uitvoering nog behoeften onbeantwoord laten, zullen wij meenemen.
De heer Oskam heeft gezegd dat rechters vonnissen beter moeten motiveren, zeker als zij afwijken van een eis van het Openbaar Ministerie. Ik ben dat zeer met hem eens en zou bijna zeggen: wie weet het beter dan hij? Ik denk dat motivering van strafvonnissen buitengewoon belangrijk is, zeker als het gaat om bijvoorbeeld de afwijzing van een vordering benadeelde partij, een vordering van het slachtoffer. Ook een afwijking van de eis van het Openbaar Ministerie moet je goed motiveren. Dat kan heel veel toegevoegd leed voorkomen. Er zijn ook voorbeelden van. Laatst heeft de rechtbank Breda dat in de meervoudige kamer heel mooi gedaan. Zij hadden een heel uitvoerig vonnis geschreven en ook scherp gemotiveerd waarom zij afweken van de eis van de benadeelde partij, het slachtoffer. Er moet veel aandacht komen voor die motivering en dat moet ook door de Raad voor de rechtspraak iedere keer onder de aandacht van de strafrechters worden gebracht. Ik ben dat dus buitengewoon eens met de heer Oskam.
De heer Recourt zegt: niet te gemakkelijk een advocaat toewijzen, niet juridiseren. Ik ben daarop ingegaan met betrekking tot de rechtsbijstand.
De heer Oskam sprak over het verhoor van het slachtoffer als getuige, waarbij soms de advocaat wordt geweigerd. Het toestaan van een advocaat bij het verhoor van een slachtoffer is een bevoegdheid van de rechter-commissaris. Ik weet dat de Raad voor de rechtspraak op dit moment een handreiking opstelt met een eenduidige lijn die door alle rechters-commissarissen moet worden toegepast.
Mevrouw Helder vraagt naar de invloed van herstelbemiddeling op de strafmaat. Ik ben het ermee eens dat herstelbemiddeling altijd in het belang van slachtoffers moet zijn. Het initiatief moet uitgaan van slachtoffers en het doel moet niet zijn het beïnvloeden van de strafmaat. Ik ben geen voorstander van herstelbemiddeling voordat een zaak onherroepelijk is, alhoewel ik inzie dat sommige slachtoffers heel veel belang kunnen hebben bij een snelle herstelbemiddeling. Wij sluiten het dan ook niet uit, maar het initiatief moet van slachtoffers uitgaan. Ik ben absoluut tegenstander van herstelbemiddeling in het belang van de dader. Er zijn landen die dat kennen, waar het slachtoffer een beetje wordt aangemoedigd om mee te werken. Dat is niet het uitgangspunt van het kabinet.
Ik kom bij de slachtoffertaks, de vergoeding voor slachtoffers. Ik zal uw Kamer na dit algemeen overleg een brief sturen. Als ik de brief nu had moeten sturen, was die net hiervoor gekomen en dan had u gezegd: zo kunnen wij geen stukken bestuderen.
Wij hebben een internationale vergelijking gedaan naar aanleiding van de opmerkingen die in uw Kamer zijn gemaakt. Uit die opmerkingen heb ik moeten constateren dat een meerderheid van de fracties in de Kamer, alhoewel het niet in het regeerakkoord van de PvdA en de VVD staat, wel voorstander is van het invoeren van een slachtoffertaks in een min of meer bepaalde vorm: een bijdrage van een veroordeelde voor een misdrijf aan de kosten van het slachtofferbeleid van de zijde van de overheid, zodat het niet ten koste gaat van de belastingbetaler, maar echt ten laste wordt gebracht van degene die is veroordeeld. Wij hebben een aantal landen achter elkaar gezet. Wij hebben gekeken naar België, Zweden, Engeland, Wales en Noord-Ierland. Daar zijn allemaal soortgelijke regelingen ingevoerd die allemaal anders in hun uitwerking zijn en ook anders zijn in bedragen. Bijvoorbeeld in België gaat het om € 150, maar niet voor elk delict. In Zweden kan het oplopen tot € 721, een soort gestaffeld bedrag dat van laag naar hoog gaat, afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf. In Engeland en Wales is sprake van bedragen van 15 pond, omgerekend ongeveer € 17. Daar gelden lagere tarieven voor jeugdige verdachten die onherroepelijk zijn veroordeeld. In Noord-Ierland is er ook een gestaffelde regeling, beginnend bij 5 pond oplopend tot 50 pond, afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf waarvoor iemand wordt veroordeeld. Al die landen hebben ook kosten met de inning, zoals wij dat in Nederland ook hebben. Van de zijde van het departement zullen wij bij onszelf te rade gaan: hoe kunnen zij daar de inningskosten wel beheersbaar houden, terwijl wij dat tot nog toe steeds als een probleem hebben aangegeven? Wij zullen bekijken hoe wij dat anders kunnen doen. Wij moeten dat ook bekijken in relatie tot de eigen bijdrage van gedetineerden voor het strafproces en de eigen bijdrage van gedetineerden voor de kosten van de detentie. Alle drie de regelingen cumuleren op het vermogen en het bezit van een veroordeelde verdachte, maar wij gaan dat doen. Ik zal uw Kamer in de zomer informeren over de uitkomst van die analyse. Zoals ik al eerder tegen de heer Van der Steur heb gezegd, zal dat in ieder geval leiden tot wetsvoorstellen voor de eigen bijdrage detentie, van de zijde van de minister voor de eigen bijdrage strafproces en uiteindelijk ook voor de eigen bijdrage slachtoffertaks; laat ik het maar zo noemen.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, als u eerst zegt dat u na dit algemeen overleg een brief gaat sturen en daarna uit die brief citeert, moet u niet raar staan kijken dat u interrupties krijgt.
De heer Oskam (CDA): Het is goed dat u dat zegt. Ik wil graag de brief nu hebben. Nee, even zonder gekheid. De staatssecretaris geeft een aantal internationale voorbeelden met positieve ervaringen. Ik kijk even naar het recente voorbeeld van Haren. Daar heeft de rechter ook een soort slachtoffertaks opgelegd, maar dat pakte voor de slachtoffers nogal frustrerend uit. Hoe ziet de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Teeven: In Haren is het beroep op die regeling door een zeer beperkt aantal personen gedaan. Op zichzelf hadden veel meer personen in Haren een beroep kunnen doen op die regeling, maar dat is niet gebeurd. De hoogte van de bedragen die de rechter heeft opgelegd, is ook door de rechter zelf bepaald in die concrete zaken. Met het voorstel waarover wij nu spreken, wordt een concreet bedrag in de wet gezet. Dan is het nog de vraag of het een gestaffeld bedrag wordt van een licht naar een zwaar misdrijf dan wel of het één bedrag wordt. In de landen die ik zojuist heb genoemd, zie je daarin nog afwijkingen. Ik denk dat je de situatie in Haren niet echt kunt spiegelen aan hetgeen waarover wij nu spreken.
De voorzitter: Wanneer gaat de brief die u net aankondigde naar de Kamer?
Staatssecretaris Teeven: Ik ben voornemens die brief morgenochtend naar de commissie en naar de Kamer te sturen. Het was niet goed om die vlak voor het algemeen overleg erin te laten ploffen.
De voorzitter: Daar treed ik niet in. Bent u aan het afronden?
Staatssecretaris Teeven: Jazeker.
De heer Van der Steur had het over all-inbedragen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het is een interessante gedachte om bij het Schadefonds met all-inbedragen te werken. Op dit moment onderzoek ik de wettelijke mogelijkheden, de wenselijkheid en de gevolgen van een dergelijke regeling. Ook daarover wordt u in de zomer bericht.
De heer Van der Steur sprak over het aanpassen van de indieningstermijn voor claims aan de verjaringstermijn van delicten. Wij zijn voornemens die wijziging door te voeren. Die loopt mee in de wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. Wij voeren die wijziging door ten behoeve van de dood-door-schulddelicten, opdat die worden opgenomen in het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ik heb u er eerder over bericht.
De heer Van der Steur en mevrouw Helder vragen of slachtoffers en nabestaanden inspraak hebben in de op te leggen bijzondere voorwaarden. Een van de maatregelen die op dit moment samen met de ketenpartners worden opgepakt, is dat wij onderzoeken of en hoe het slachtoffer de mogelijkheid wordt gegeven een gemotiveerd verzoek te doen om een locatieverbod, dat vervolgens gemotiveerd kan worden toe- of afgewezen. Wij onderzoeken ook de impact van die maatregel.
Mevrouw Helder (PVV): Het is mooi dat de staatssecretaris dat toezegt, maar mijn vraag was toch net even iets anders. Die ging over het informeren van de slachtoffers of de nabestaanden, als er bijvoorbeeld verlof is. Ik heb dat gevraagd naar aanleiding van een werkbezoek aan de Van der Hoeven Kliniek. Er wordt veel gedaan voor slachtoffers, maar slachtoffers dan wel nabestaanden krijgen niet te horen of en, zo ja, welke voorwaarden bij een verlof worden opgelegd. Ik vind het winst dat zij er iets over mogen zeggen, maar dit was mijn vraag.
Staatssecretaris Teeven: Dat valt er ook onder, dus dat gaan wij ook doen.
De heer Klein vraagt wat ik bedoel met een vermeend slachtoffer. Ik verwijs met die term naar het verleden, toen slachtofferbelangen niet werden ondersteund. Voor mij geldt: een slachtoffer van een misdrijf is een slachtoffer en moet worden erkend, ook al is de dader nog niet veroordeeld. Dat is heel belangrijk. Je kunt niet zeggen dat het gaat om een vermeend slachtoffer omdat er nog geen onherroepelijke uitspraak is over de dader.
Mevrouw Berndsen zegt: voorkom dat slachtoffers daders worden. Dat kan ook altijd gebeuren. Juist daarom zijn opvang en ondersteuning zeer noodzakelijk. Dat geldt ook voor het laten zien dat het recht werkt en dat de dader wordt gestraft, zo zeg ik tegen mevrouw Kooiman en mevrouw Helder. Hoe wij dat laten zien en hoe dat moet uitwerken, bespreken wij in een ander verband op een later moment.
De voorzitter: Voor zover ik het kan beoordelen, heeft de staatssecretaris vrij precies alle vragen beantwoord. Ik zie dat er nog aanvullende vragen zijn. Laten wij een heel korte tweede termijn doen.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik wil mijn complimenten aan de staatssecretaris geven voor zijn zeer gedetailleerde beantwoording van de vragen over een groot aantal van de punten uit mijn nota die hij met belangstelling en waardering, zo citeer ik de staatssecretaris, heeft ontvangen en waarvan hij kennis heeft genomen. Dat waardeer ik zeer. De VVD-fractie vindt het van groot belang dat die punten worden opgepakt. De indruk bestaat ook dat de staatssecretaris dat gaat doen. Daar ben ik heel blij mee. Uiteraard ondersteunen wij zijn uitgangspunt dat de keuzevrijheid voor slachtoffers voorop moet staan. Dat is een belangrijk liberaal uitgangspunt.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen. Eentje is er opengebleven, namelijk over een voorstel van de heer Knoester in de media om, vergelijkbaar met de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken, een commissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen in te stellen waarbij nabestaanden dan wel slachtoffers van misdrijven te rade zouden kunnen gaan, als het politieonderzoek is vastgelopen.
Ik heb nog drie kleine puntjes. Ik ben blij met hetgeen de staatssecretaris heeft gezegd over de herstelbemiddeling, maar ik heb ook gevraagd of de herstelbemiddeling van invloed kan zijn op de strafmaat. De PVV vindt van niet en ik hoor graag wat de staatssecretaris er nog van vindt.
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat de begeleiding door de casemanager van Slachtofferhulp Nederland ook langer kan duren dan een jaar en dat het erom gaat dat de gevolgen voor het slachtoffer zijn afgenomen. In het onderzoek wordt ook gevraagd of er begeleiding is wanneer de dader vrijkomt. Daaraan kan behoefte zijn en dat kan ook veel langer zijn dan na een jaar. Ik krijg nog graag een reactie.
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat wij het nog zullen hebben over elektronische detentie als straf, maar dat is totaal iets anders dan een opgelegde gevangenisstraf vervangen door elektronische detentie.
De voorzitter: Volgens mij zal het laatste punt nog uitvoerig bij andere gelegenheden worden besproken.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik kom bij het spreekrecht. Ik ben heel blij dat er nog wordt gekeken naar die knip in het strafproces. Ik heb begrepen dat de onderzoeksresultaten in de zomer komen. Daaruit begrijp ik dat het wetsvoorstel pas na de zomer komt. Ik neem aan dat ook wordt onderzocht of die knip in de wet wordt meegenomen.
Er wordt standaard bekeken of er een gebiedsverbod wordt opgelegd. Ik heb gevraagd of er dan ook altijd een gesprek plaatsvindt met het slachtoffer, zodat zijn of haar mening wordt meegenomen over het wel of niet opleggen van zo'n gebiedsverbod.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik heb een nieuw punt. De staatssecretaris zegt dat de dader moet betalen. Dat vinden wij ook. Maar wat gebeurt er om belemmeringen op te heffen die verzekeraars nog steeds tegengekomen zoals in Haren om aan gegevens over strafzaken of daders te komen? Daarop krijg ik graag een antwoord.
Wat mij betreft, is er een punt blijven liggen: de enorme bezuinigingsoperatie die de staatssecretaris afgelopen vrijdag heeft aangekondigd voor het gevangeniswezen en de tbs. Terecht merkt u op, voorzitter, dat er een ander debat over komt, maar er zitten hier slachtoffers of mensen van organisaties van slachtoffers in de zaal. Zij willen natuurlijk weten of de slachtoffers in de kou komen te staan, als de rechter een gevangenisstraf oplegt en de staatssecretaris er een enkelbandje van maakt. Ik vind wel dat hij er nu iets over moet zeggen.
De voorzitter: Ik zei ook niet dat het niet mocht. Ik waarschuwde alleen voor een uitgebreid debat.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de heldere beantwoording. Ik ben blij dat wij nog apart komen te spreken over de uitbreiding van het spreekrecht. Wat mij en mijn fractie betreft, zal dat een behoorlijke discussie moeten worden. Ik hoop dat de pilots in Rotterdam en Amsterdam toch nog kunnen plaatsvinden, omdat het goed is om te zien hoe het in de Nederlandse situatie uitwerkt voordat wij er beslissingen over nemen.
Ik ben blij verrast dat een motie van mijn fractie in de Eerste Kamer is aangenomen. Ik wacht de resultaten daarvan graag af.
De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en wacht een aantal discussies en resultaten af.
Een belangrijk punt is het principe «de dader betaalt». Een van de doelstellingen van ons strafrecht is uiteindelijk dat de veroordeelde, op het moment dat hij zijn straf heeft uitgezeten, teruggaat naar de samenleving en niet opnieuw slachtoffers gaat maken. Je moet dus uitkijken voor cumulatie van maatregelen die ertoe leiden dat een veroordeelde zwaar berooid de gevangenis verlaat en vervolgens weer slachtoffers gaat maken. Over die verhouding zullen wij naderhand eens goed moeten nadenken.
De voorzitter: Tot welke vraag aan de staatssecretaris leidt dat u?
De heer Klein (50PLUS): Wil de staatssecretaris daarover nadenken? Dat is een duidelijke vraag.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Ik heb het kader geschetst waarbinnen de Partij van de Arbeid zal kijken naar alle maatregelen die nu praktisch naar de Kamer komen en naar de uitvoering van maatregelen die al eerder zijn ingevoerd, allemaal onder het motto: duw het slachtoffer niet in een slachtofferrol.
Ik kan nog op heel veel dingen ingaan, maar dat is eigenlijk helemaal niet nodig. Het is uitgebreid besproken. Voorzitter, ook u dank voor het voorzitten. Ik ben hiermee klaar.
De voorzitter: Heeft de heer Klein nog een punt?
De heer Klein (50PLUS): Wat was nou de vraag van de heer Recourt?
De heer Recourt (PvdA): Geen enkele vraag, enkel een conclusie. Ik kan nog zeggen dat ik heel blij ben dat de Eigen Kracht-conferentie wordt meegenomen door de staatssecretaris in het herstelrecht en in de brief die hij daarover aan de Kamer zal sturen.
De voorzitter: In het gemeen overleg is het inderdaad mogelijk om zowel statements te maken als vragen te stellen.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen en aanvullende vragen in tweede termijn.
Ik dank de heer Van der Steur voor zijn complimenten. Het blijft een weerbarstig terrein en wij moeten daarin voort. Ook zijn nota is zeer zeker een stimulans daartoe.
Mevrouw Helder heeft nog een aantal vragen gesteld. Wat vind ik van de opmerkingen van de heer Knoester over die vastgelopen zaak? Ik vind dat geen goed plan; ik ben daar niet voor. De cold-caseteams werken goed op dit moment. De senaat moet zich nog uitlaten over de Wet herziening ten nadele, dus ik moet er wat voorzichtig mee zijn. Maar mocht de Wet herziening ten nadele worden aangenomen, dan krijgen cold-caseteams nog een extra stimulans om weer naar oude zaken te kijken. Dat kan dan ook met terugwerkende kracht gebeuren. Wij moeten even afwachten of dat wel of niet zal gebeuren. In ieder geval is er de komende jaren genoeg werk voor cold-caseteams. Cold-caseteams hebben ook geregeld succes. Ik noem de doorbraak in november 2012 in de dubbele moord aan de Noorderbreedte. Dat is echt een doorbraak van een cold-caseteam. Ik acht een commissie echt niet nodig, dus ik neem het idee van de heer Knoester niet over. Ik denk dat nog een commissie er bovenop niets toevoegt.
Mevrouw Helder vraagt of het casemanagement van Slachtofferhulp ook nog actief kan zijn op het moment dat de dader vrijkomt. Dat kan jaren duren, maar jazeker, dan kan een casemanager ook weer ingeschakeld worden. Die mogelijkheid is aanwezig. Ik zou mij kunnen voorstellen dat het niet in elke zaak gebeurt, maar er zijn zeker zaken waarin dat zich kan voordoen.
Mevrouw Helder vraagt naar de invloed van herstelbemiddeling. Wij hebben gewisseld dat herstelbemiddeling een initiatief moet zijn van het slachtoffer. Wij hebben gewisseld dat ik er een voorstander van ben dat het plaatsvindt na het in eerste aanleg aanbrengen van een zaak, maar dat ik mij ook kan voorstellen dat er zaken zijn waarin het slachtoffer er in de voorfase behoefte aan heeft, tijdens de voorlopige hechtenis. Het is uiteindelijk aan de rechter en niet aan mij om te vinden of herstelbemiddeling een rol moet spelen. Mij is wel bekend dat er rechters zijn die zeggen: de opstelling van de verdachte ten opzichte van het slachtoffer of de nabestaanden is dusdanig te goeder trouw – er is bijvoorbeeld al schadevergoeding betaald terwijl die nog niet eens is opgelegd door de rechter – dat er aanleiding is, ook voor het Openbaar Ministerie zelf, om de strafeis te matigen. Daar weet mevrouw Helder uit eigen ervaring ook heel veel van.
Mevrouw Kooiman en mevrouw Helder hebben opmerkingen gemaakt over het standaardgesprek met het slachtoffer via de casemanager over het gebiedsverbod. Dat gaan wij doen. Het wordt ingevoerd en het gaat gebeuren.
De heer Oskam heeft een vraag gesteld over de verzekeraars. Naar aanleiding van Haren zijn wij op dit moment met het Openbaar Ministerie en het Verbond van Verzekeraars in gesprek over het verbeteren van de informatie-uitwisseling. Ik wijs er wel op dat er een aantal privacybelemmeringen zijn. Zeker als het gaat over het onderwerp doelbinding, moeten er in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens nog wel een paar knopen worden doorgehakt. Dat gaat niet heel snel, maar het voornemen is wel om het te doen.
Mevrouw Kooiman heeft nog gesproken over de knip. Uiteraard wordt het onderzoek meegenomen bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. Je gaat dat wetsvoorstel niet maken zonder dat onderzoek mee te nemen, dus dat gaan wij zeker doen.
Wat het uitbreiden van het spreekrecht betreft, zie ik uit naar de discussie met de fractie van D66 en speciaal met mevrouw Berndsen.
De heer Klein merkt terecht op dat er cumulatie kan optreden van maatregelen ten aanzien van de dader. Ik wijs erop dat wij daarvoor specifiek die impact assessment doen voor de drie onderwerpen waarbij dat speelt. Daders die moeten betalen, wat dan ook, moeten dat ook kunnen doen als zij weer vrij zijn, hun leven weer op orde hebben en een baan hebben. Dan kun je best nog loonbeslag leggen voor € 25 om dat geld binnen te krijgen. Ook drie jaar na dato kan er nog worden betaald voor detentie of voor slachtoffers. Het sluit elkaar niet uit.
Ik dank de heer Recourt voor zijn altijd wijze opmerkingen.
De voorzitter: De heer Oskam voor een zeer ongebruikelijke nabrander.
De heer Oskam (CDA): Ja, maar ik had een venijnig vraagje gesteld over de plannen voor de bezuinigingen in het gevangeniswezen, de enkelbandvariant van de staatssecretaris in het licht van zijn toenemende slachtoffers...
Staatssecretaris Teeven: Ik voel mij een beetje uitgelokt. Ik had het eigenlijk willen voorkomen, maar de heer Oskam lokt mij een beetje uit. Dat is prima. Ik wijs er in dit openbaar algemeen overleg op dat de fractie van het CDA geen principiële bezwaren heeft tegen enkelbanden en ook niet tegen het, als er celstraf is opgelegd, aan de achterkant omzetten daarvan in elektronische detentie. Ik verwijs daarvoor ook naar het Lenteakkoord 2013, waarin de CDA-fractie akkoord is gegaan met de bezuiniging voor het jaar 2013 van 34 miljoen, onder meer gedekt door meerpersoonscelgebruik en elektronische detentie. Ik zeg dat iedere keer maar opnieuw, want blijkbaar vergeet iedereen dat een beetje. Ik wijs er ook nog maar ten overvloede op dat wij op dit moment een systeem kennen met penitentiaire programma's, waarvan alle leden van uw commissie op de hoogte zijn. Bij die programma's kijken wij niet waar de mensen zijn, wat zij doen, of zij thuis zijn of op het werk; wij kijken nergens naar. Dat zetten wij nu om naar elektronische detentie en dan gaan wij wel kijken wat zij doen. Dat is wezenlijk anders. Soms begrijp ik de kritiek van sommige leden van uw commissie op deze voorstellen echt niet.
De heer Oskam (CDA): Ik snap het niet zo goed, want wij hebben ingestemd met een bezuiniging van 34 miljoen. Het gaat nu om 340 miljoen, dus tien keer zo veel.
De voorzitter: Ja, maar...
De heer Oskam (CDA): Het is van een andere orde...
De voorzitter: Ik zit hier voor en ik verklaar dit buiten de orde. Deze discussie gaat u op een nader moment voeren. Wij zijn aan het eind gekomen van dit algemeen overleg.
Sluiting 17.09 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33552-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.