33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2013

Hierbij bied ik u het rapport «Over leven na de moord» aan1. In opdracht van het WODC is door bureau Beke een meerjarige evaluatie uitgevoerd naar het casemanagement voor nabestaanden van slachtoffers van moord en doodslag.

Na signalen van lotgenotenorganisaties van nabestaanden van slachtoffers van moord en doodslag over de lacunes in de dienstverlening, is in 2007 op verzoek van het ministerie van Justitie een pilot «Casemanagement nabestaanden» gestart door Slachtofferhulp Nederland (SHN). Casemanagers bieden direct na een moord of doodslag hulp en ondersteuning aan de directe nabestaanden. Belangrijke taken van de casemanager zijn onder meer het bieden van praktische ondersteuning, het begeleiden van de nabestaanden in het gehele opsporings- en strafproces, het regelen van juridische bijstand, het bieden van begeleiding in het trauma- en verliesverwerkingsproces en het fungeren als intermediair naar justitiële organisaties, werkgevers en uitkeringsinstanties.

Het onderzoek

In het kader van het onderzoek is, van 2007 tot en met 2012 zowel onderzoek gedaan naar het verloop van het rouw- en verwerkingsproces van nabestaanden als naar de wijze waarop het casemanagement bij dit verwerkingsproces een ondersteunende rol kan spelen. Zodoende is voor het eerst diepgaand inzicht verkregen in de ontwikkeling van de behoefte aan dienst- en hulpverlening aan nabestaanden. Ten tweede laat het onderzoek zien welke rol de casemanagers spelen bij het tegemoet komen aan deze behoeften en in hoeverre deze rol volgens de betreffende nabestaanden naar tevredenheid is vervuld.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder een groep van 62 nabestaanden, behorende bij 42 moord- en doodslagzaken, die gedurende twee tot drie jaar na het misdrijf zijn gevolgd. Met deze mensen is een uitgebreid eerste interview gehouden. Met 57 nabestaanden is na een jaar een tweede interview gehouden en met 25 van hen nog een derde. Naast het interview is de nabestaanden ook gevraagd mee te werken aan het invullen van een vragenlijst die inzicht geeft in het psychisch functioneren, en een vragenlijst over de tevredenheid over het casemanagement.

Bevindingen uit het onderzoek inzake noden en behoeften van nabestaanden

Het rapport laat op indringende wijze zien dat de misdrijven moord en doodslag voor nabestaanden op vrijwel elk terrein verregaande gevolgen hebben. Zo ervaren alle nabestaanden problemen op psychisch en emotioneel gebied. In de interviews noemen de nabestaanden boosheid als de meest voorkomende emotie. Daarnaast ervaren zij een intens gevoel van verdriet, dat maar langzaam doordringt en met de loop van de tijd minder intens wordt. Deze gevoelens hebben bij meerdere nabestaanden geleid tot angsten en depressieve klachten.

Ook de gevolgen op juridisch gebied zijn groot voor de nabestaanden. Het onderzoek laat zien dat het strafproces een belangrijke belasting oplevert voor nabestaanden. Vaak krijgen zij voor het eerst te maken met een politieonderzoek en een strafproces. De behoefte aan informatie, uitleg en een goede bejegening zijn daarbij groot. De ervaringen van nabestaanden met politie en Openbaar Ministerie ten tijde van het onderzoek zijn over het algemeen positief, hoewel kritische geluiden zich toespitsen op de bejegening in die gevallen waarin nabestaanden zich niet serieus genomen of onheus behandeld voelen. Het feit dat het lang kan duren voordat een vonnis onherroepelijk wordt, maakt dat nabestaanden naar eigen zeggen pas laat aan echte rouwverwerking toekomen.

Momenten rond rechtszittingen en uitspraken zijn daarbij zwaar en emotioneel.

Nabestaanden hebben alle energie nodig voor het strafproces, en komen vaak pas na het onherroepelijk worden van het vonnis toe aan verwerking van het definitieve gemis. Een belangrijk markeringspunt in het verwerkingsproces is de afloop van het strafproces. Ook op lichamelijk en sociaal vlak laat het misdrijf zijn sporen na. De binding met de omgeving wordt anders, bijvoorbeeld omdat het moeilijk valt elke keer aangesproken te worden over het misdrijf of omdat de (familie van de) dader in dezelfde buurt woont. Bijna alle nabestaanden ondervinden financiële gevolgen van het misdrijf, maar deze problemen worden door de meeste nabestaanden niet als onoverkomelijk ervaren.

Bijna alle nabestaanden hebben moeite met de wijze waarop «hun» zaak in de media wordt behandeld, bijvoorbeeld vanwege onjuiste informatie over de toedracht of over de persoon van het slachtoffer. Dit leidt vaak tot ergernis of woede. In de afhandeling van allerlei administratieve en praktische zaken voelen nabestaanden zich weinig erkend door instanties.

Bevindingen inzake de rol van de casemanager

Het onderzoek geeft goed inzicht in de wijze waarop de casemanager ondersteuning kan bieden aan de nabestaanden op elk van de bovengenoemde terreinen. De casemanager, een professionele, betaalde medewerker van SHN, wordt direct na een moord of doodslag ingezet om de nabestaanden de juiste hulp en ondersteuning te bieden. De behoeften en problemen van de nabestaanden worden met hen in kaart gebracht en de casemanagers verrichten op basis van die inventarisatie vervolgens specifieke ondersteuning voor nabestaanden op de verschillende terreinen voor nabestaanden. De casemanager blijft gedurende langere tijd een aanspreekpunt voor nabestaanden, in ieder geval tot enkele maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis indien een verdachte is aangehouden en veroordeeld.

De hulpverlening die door casemanagers wordt geboden op psychisch, emotioneel, lichamelijk, sociaal, praktisch en juridisch gebied wordt door nabestaanden zeer hoog gewaardeerd. Op de vraag naar een rapportcijfer worden bijna zonder uitzondering scores gegeven, tussen de acht en de negen op een schaal van tien. De casemanager overtreft in ruime mate de verwachtingen van de nabestaanden wat betreft kennis, kwaliteit en beschikbaarheid. De kracht van het casemanagement blijkt daarbij een niet onbelangrijk deel te schuilen in de persoon van de casemanager; de persoonlijke betrokkenheid wordt zonder uitzondering als zeer positief ervaren. Het onderzoek laat zien dat casemanagers bij het ondersteunen van nabestaanden bij het oplossen van deze problemen een belangrijke rol kunnen hebben. Zo treedt de casemanager op als contactpersoon indien nabestaanden te maken krijgen met schuldeisers om zodoende tot een afbetalings- of schuldsaneringsregeling te komen.

Het onderzoek geeft aan dat, naar het oordeel van het Openbaar Ministerie en de politie, de rol en functie van SHN als volwaardige en professionele ketenpartner met de komst van de casemanager verder is versterkt. Tot slot is een belangrijke constatering van de onderzoekers dat de kracht van het casemanagement zit in de mensen die het doen. Het borgen van de kennis en ervaring van die personen is van essentieel belang.

Aanbevelingen

De onderzoekers constateren dat de nabestaanden weinig verbeterpunten aandragen. Van belang is dat de casemanager zo snel mogelijk na het delict aanwezig is, zo weinig mogelijk wisselingen plaatsvinden en dat duidelijk is wat de casemanager precies voor nabestaanden betekent. Daarbij geven sommigen aan behoefte te hebben aan meer contact en emotionele ondersteuning in de fase na de rechtszaak.

Reactie

Het rapport laat zien dat het casemanagement voor nabestaanden een grote meerwaarde heeft. Nabestaanden die, naast het verlies van een dierbare, worden geconfronteerd met allerlei praktische, emotionele en juridische zaken krijgen van de casemanager op al deze terreinen ondersteuning bij de verwerking van het delict. De bevindingen vormen een stevige onderbouwing van het ingezette beleid naar meer maatwerk en verdere professionalisering van de hulp aan slachtoffers van criminaliteit. De voorziening voor nabestaanden is inmiddels structureel opgenomen in de dienstverlening van SHN.

Het rapport biedt daarnaast handvatten waarmee ik verder invulling zal geven aan het voornemen uit het Regeerakkoord om de positie van slachtoffers voor, tijdens en na het strafproces verder te versterken. Deze vorm van professionele hulpverlening biedt slachtoffers in elke van de genoemde fasen stevige ondersteuning hetgeen hun positie versterkt. Op basis van de tussentijdse bevindingen uit het onderzoek is gestart met een verkenning van de toepasbaarheid van de werkwijze van het casemanagement voor andere slachtoffers. In 2010 is een pilot gestart in het kader waarvan het casemanagement wordt ingezet voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Naar aanleiding van de positieve resultaten van deze pilot heb ik besloten om het casemanagement ook structureel in te zetten voor de dienstverlening aan de slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven.

De bevinding van de onderzoekers dat met het casemanagement de rol en de functie van SHN als volwaardig en professionele ketenpartner verder is versterkt, verheugt mij ook. Slachtofferhulp Nederland is een belangrijke ketenpartner in de strafrechtsketen en de professionaliseringsslagen maken die positie als ketenpartner alleen maar sterker. Het gevolg is dat ook nabestaanden een steeds steviger positie krijgen in de ketenprocessen die op hen betrekking hebben, eveneens een uitkomst waarmee eerder genoemde doelstelling uit het Regeerakkoord wordt gediend. Dat uit zich onder meer in het protocol Maatwerk bij levensdelicten. Op basis van dit protocol werken de familierechercheur van de politie, de zaakscoördinator van het OM en de casemanager van SHN nauw samen ten behoeve van de nabestaanden, in de fase van opsporing en vervolging.

SHN is een belangrijke partij in de strafrechtsketen. In het Regeerakkoord is aangegeven dat het kabinet zorgt voor verdere verbetering van de dienstverlening, door de vorming van één loket voor slachtofferhulp. Samen met de ketenpartners ben ik een verbetertraject gestart gericht op het verbeteren van de informatievoorziening via één aanspreekpunt voor slachtoffers. In dat kader bekijk ik ook de mogelijkheden om de dienstverlening door de verschillende slachtofferorganisaties meer gebundeld aan te bieden. Ik laat mij daartoe adviseren over de mogelijkheden van integratie van (onderdelen van) organisaties als, als SHN, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het CJIB (t.b.v. de voorschotregeling).

Tot slot

Uit de gesprekken die ik regelmatig voer met nabestaanden weet ik hoe groot de ontreddering, de machteloosheid, het verdriet en de boosheid kunnen zijn. Ook weet ik hoe belangrijk het werk van de casemanager in die situaties is. Ik heb veel waardering voor het – soms loodzware – werk van deze professionals. Het doet mij dan ook deugd dat de resultaten van het onderzoek het belang en de kwalitweit van het casemanagement bevestigen. Het onderzoek biedt daarmee een stevige onderbouwing van het staande beleid gericht op versterking van (of betere dienstverlening aan) de positie van slachtoffers.

Even belangrijk echter zijn de bevindingen die laten zien welke gevolgen misdrijven als moord en doodslag hebben voor nabestaanden van de slachtoffers. Het zijn gevolgen die de draagkracht van nabestaanden, zeker in de eerste fase, vaak te boven gaan en die mij sterken in de overtuiging dat er een taak is voor de overheid om nabestaanden en slachtoffers bij het verwerkingsproces te helpen en te ondersteunen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven