33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 november 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Nava

1

Is de prijsbijstelling voor 2011 deels ingezet ter dekking van de budgettaire problematiek binnen de begroting van Veiligheid en Justitie. Waar bestaat die budgettaire problematiek uit? Wat is de omvang?

De prijsbijstelling voor 2011 is aangewend ter dekking van tegenvallers op de onderdelen Boeten en Transacties en CJIB. Voor de tegenvaller op Boeten en Transacties is € 58 mln., circa 87 % van de prijsbijstelling, ingezet. Als gevolg van de lagere instroom op het gebied van Boeten en Transacties viel in 2011 ook de opbrengst van de doorbelasting van de administratiekosten lager uit. Hierdoor ontstond ook een tekort op de financiering van het CJIB, waardoor een aanvullende bijdrage van € 6 mln. vanuit het bestuursdepartement noodzakelijk was.

2

Heeft de invoering van de Raad voor de rechtspraak de gewenste bezuinigingen tot effect gehad?

Aan de invoering van de Raad voor de rechtspraak zijn geen bezuinigingen verbonden geweest. Wel heeft in 2006 een commissie voor de modernisering van de rechterlijke organisatie, waarvan de vorming van een Raad voor de Rechtspraak deel uit maakt, geëvalueerd. Deze commissie heeft geconstateerd dat de belangrijkste doelstellingen van de bestuurlijke en organisatorische wijzigingen zijn bereikt.

3

Heeft het feit dat minister van Veiligheid en Justitie niet meer verantwoordelijk is voor de doelmatigheid van de rechterlijke organisatie, maar slechts een toezichthoudende verantwoordelijkheid heeft, financiële implicaties gehad?

De commissie die in 2006 de modernisering van de rechterlijke organisatie heeft geëvalueerd, heeft een dergelijk verband niet geconstateerd.

4

Hoe verhoudt het verschil tussen verplichtingen en uitgaven nationale politie zich tot de budgettaire mogelijkheden om verder vorm en invulling te geven aan de nationale politie?

Het verschil tussen de verplichtingen en de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door meerjarige verplichtingen die in 2012 zijn aangegaan voor het jaar 2013. Dit heeft betrekking op aangegane verplichtingen met een later kasjaar. Deze verplichtingen lopen af in de komende jaren.

5

Hoe kan het dat bij het opstellen van de begroting van 2013 de ontvangstenraming gelijk is gebleven ten opzichte van 2012, ondanks jaarlijkse substantiële tegenvallers op de ontvangsten?

In de ontwerpbegroting 2012 stond voor het jaar 2013 in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid een ontvangstenraming van in totaal 1560 mln. In de ontwerpbegroting 2013 zijn de begrotingsontvangsten geraamd op 1362 mln. Voor het begrotingsjaar 2013 resulteert dit per saldo in een daling van 198 mln.

Naast een stijging van 37,1 mln bij de ontvangsten rechtspraak als gevolg van een toename van het aantal zaken, is de daling van de geraamde ontvangsten een gevolg van het terugdraaien van een tweetal beleidsvoornemens, met name: verhoging griffierechten 193,0 mln en opbrengsten van de introductie licentiefee 10 mln. Daarnaast zijn de opbrengsten voor de Boeten en Transacties neerwaarts bijgesteld met 31,2 mln.

6

Hoeveel zogeheten budgetflexibiliteit zit er in de begroting? Kan een overzicht worden gegeven van de budgetflexibiliteit per beleidsartikel?

Het programmabudget in 2013 bedraagt € 10 005,6 mln. Hiervan is 99% juridisch verplicht. Daaruit kan worden herleid dat er nauwlijks budgetflexibiliteit is.

7

Waarom is in de begroting van 2013 geen apart beleidsartikel veiligheidsregio’s/ is opgenomen, terwijl dat in 2012 nog wel het geval was? Welke uitgaven voor veiligheidsregio’s en brandweer worden vanuit de begroting gedaan?

In het kader van de nieuwe Rijksbreed ingevoerde begrotingsopzet «Verantwoord Begroten» is met ingang van 2013 de opzet van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie gewijzigd. Tegelijkertijd is de artikelindeling opnieuw gerangschikt, waarbij de volgorde van de justitieketen (opsporing en vervolging) gevolgd is. Het onderdeel « Veiligheidsregio’s» valt onder Nationale Veiligheid en is ondergebracht bij artikel 36 »Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid». De met de veiligheidsregio’s en brandweer gemoeide uitgaven zijn opgenomen in de tabel op pagina 75 van de VenJ-begroting (onder meer de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR), subsidies en bijdragen aan het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV)).

8

Kan de juiste benamingen van de artikelen worden gegeven, gezien de verschillende benamingen in de memorie van toelichting (bijvoorbeeld artikelen 33 en 36.2 op blz. 8 en blz. 25)?

Met de invoering van Verantwoord Begroten is de begrotingsstructuur ten opzichte van vorig jaar aanzienlijk aangepast. De beleidsartikelen zijn opnieuw gerangschikt, waarbij de volgorde van de artikelen aansluit bij de justitiële keten. Ook is de benaming van een aantal artikelen vanwege de nieuwe indeling gewijzigd.

De juiste benamingen van de artikelen zijn opgenomen op pagina 8 (leeswijzer). In het overzicht van de beleidsdoorlichtingen (pagina 25) is abusievelijk bij enkele artikelen niet de juiste benaming opgenomen, zie kolom III van onderstaande tabel.

Artikel

I

Leeswijzer (blz. 8) (juiste benaming)

II

Planning doorlichtingen (blz. 25)

III

31

Nationale politie

 

31.2

Bekostiging nationale politie

 

31.3

Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT politie

 
     

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

 

32.1

Apparaatsuitgaven Hoge Raad

– Adequate toegang tot het rechtsbestel

32.2

Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel

– Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging (artikelonderdeel nummer moet zijn 32.3 i.p.v. 32.2)

32.3

Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging

 
     

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

– Rechtshandhaving en vervolging

33.1

Apparaatsuitgaven OM

 

33.2

Bestuur, informatie en technologie

 

33.3

Opsporing en vervolging

 
     

34

Sanctietoepassing

 

34.2

Preventieve maatregelen

 

34.3

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en vreemdelingenbewaring

 

34,4

Slachtofferzorg

 
 

 

 

35

Jeugd

 

35.1

Apparaatsuitgaven Raad voor de kinderbescherming

 

35.2

Uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV’s

 

35.3

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

– Tenuitvoerlegging justitiële sancties

 

   
     

36

Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

 

36.2

Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

– Nationale veiligheid en terrorismebestrijding

36.3

Onderzoeksraad voor veiligheid

 

9

Is bij de ZSM-aanpak iemand van Slachtofferhulp aanwezig om het slachtoffer eveneens zo spoedig mogelijk ondersteuning te bieden?

In een aantal ZSM-pilots zijn medewerkers van Slachtofferhulp Nederland dagelijks aanwezig, bijvoorbeeld in Utrecht en in Den Bosch, om slachtoffers direct te informeren, te ondersteunen en te begeleiden bij het inventariseren van de schade. Besluitvorming over hoe medewerkers van Slachtofferhulp Nederland volgens het definitieve landelijke ZSM-ontwerp zullen worden ingezet vindt, mede op basis van de ervaringen in de pilots, nog voor het einde van dit jaar plaats.

10

Hoe gaat het met de landelijke uitrol van de ZSM-werkwijze van de politie en het Openbaar Ministerie (OM)? Is nog steeds landelijke invoering per 1 januari 2013 voorzien? Zijn alle regio’s hier klaar voor?

Naarstig werken alle regio’s aan de implementatie van de ZSM-werkwijze. Dat er per regio verschillen zijn laat zich raden: in de vijf regio’s waar pilots zijn gedraaid verschilt de situatie immers van de regio’s waar dat niet het geval was. Momenteel inventariseren we de randvoorwaarden waaronder de landelijke uitrol vanaf januari 2013 zal plaatsvinden. Alle regio’s zullen dan gereed zijn voor de implementatie die zich ook over de andere ketenpartners uitstrekt. Mogelijke verschillen in reikwijdte en tempo bij de zsm-werkwijze tussen de regio’s zullen in de loop van het implementatieproces worden weggewerkt.

11

Wordt de invoerdatum voor de nationale politie van 1 januari 2013 gehaald, gezien de vele onduidelijkheden die er nog leven met betrekking tot de invulling van de wet? Kunt u uw antwoord toelichten?

De Politiewet 2012 zal op 1 januari 2013 in werking treden. Voor die tijd heb ik het inrichtingsplan en het realisatieplan vastgesteld. In het inrichtingsplan wordt vastgelegd hoe de organisatie-inrichting van de politie er uit komt te zien alsmede hoe de (interne)sturing wordt geregeld. In het realisatieplan wordt vastgelegd hoe de vorming van de nationale politie wordt uitgevoerd. Verder zal de benodigde lagere regelgeving voor het einde van het jaar worden gepubliceerd en per 1 januari in werking treden. Hiermee zijn alle noodzakelijke voorwaarden geschapen om de nationale politie per 1 januari te starten.

12

Hoe wordt gemeten of de administratieve lastenverlichting van 15% ook daadwerkelijk gehaald wordt?

In 2011 zijn nulmetingen uitgevoerd in de basispolitiezorg en de zware criminaliteit. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd. Maatregelen die getroffen worden om kwalitatieve of kwantitatieve verbeteringen in de basispolitiezorg en de opsporing te realiseren, worden afgezet tegen deze nulmetingen. Via vervolgmetingen die in 2013 en 2014 plaatsvinden, krijgen we inzicht in de gerealiseerde opbrengsten.

Voor maatregelen die vallen buiten de genoemde nulmetingen, zijn doortimmerde business cases de basis voor de verwachtingen over opbrengst en effect. Dit geldt bijvoorbeeld voor de registratie van gevonden voorwerpen, de afhandeling van vermiste reisdocumenten, anderstalige aanhoudingsformulieren en de vermindering van verplichte certificeringen. Ik laat deze business cases waar nodig objectief en onafhankelijk toetsen.

Ik merk daarbij overigens op dat werkplezier van medewerkers niet eenvoudig in cijfers uit te drukken is, terwijl dit voor mij eveneens een belangrijke doelstelling is van mijn aanval op de bureaucratie.

Ik zal u over de metingen uitgebreider informeren in mijn voortgangsrapportage die uw Kamer in januari 2013 ontvangt.

13

Hoe wordt gemeten of de administratieve lastenverlichting ook daadwerkelijk leidt tot meer direct inzetbare uren politiewerk? Hoe wordt gemeten of hierdoor ook werkelijk meer uren op straat door worden gebracht?

De vraag hoe gemeten wordt of de administratieve lastenverlichting ook daadwerkelijk leidt tot meer direct inzetbare uren politiewerk heb ik hiervoor beantwoord.

Over de meting van het aantal uren dat daadwerkelijk meer op straat door wordt gebracht, merk ik het volgende op:

Mijn inspanningen richten zich langs meerdere fronten op de versterking van het presterend vermogen van de politie en daarbij op een productiviteitswinst van, in totaal, 5 000 fte in 2014. Deze inzet komt ten goede aan de operationele inzet van politiemensen. Dit betreft de inzet van politiemensen op straat, maar ook de inzet van rechercheurs bij hun opsporingsonderzoeken. Dat laatste gebeurt niet (alleen) op straat. De manier waarop de inzet plaatsvindt wordt bepaald door het bevoegd gezag. In de nieuwe Politiewet staat helder beschreven hoe de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op dat punt zijn georganiseerd. De inzet van politiemensen valt onder de verantwoordelijkheid van de korpschef en van de lokale driehoek.

Met mijn aanpak realiseer ik ruimte en mogelijkheden voor een andere, effectievere inzet van politiemensen. De manier waarop deze inzet vervolgens plaatsvindt, zal naar behoefte verschillen. Als voorbeeld:

De toepassing van het zgn. «Fobo-concept» leidt in de politieregio Hollands Midden tot een aanzienlijke en aantoonbare stijging van het aantal uren dat politiemensen aan de basispolitiezorg kunnen besteden. Recent onderzoek laat zien dat politiemensen in Hollands Midden, die volgens dit concept werken, 20% meer van hun tijd op straat zijn. Ook hierover zal ik u uitgebreider informeren in mijn voortgangsrapportage die uw Kamer in januari 2013 ontvangt.

Voor wat betreft de opsporing tref ik onder meer maatregelen om de procedures rond de bijzondere opsporingsbevoegdheden te vereenvoudigen en de kwaliteit van de toepassing van deze bevoegdheden te verbeteren. Deze maatregelen leiden tot meer ruimte voor rechercheurs om hun werk te kunnen doen en tot betere kwaliteit van dat werk maar leidt niet tot meer zichtbaarheid op straat.

14

Waarom zijn de eisen die gesteld worden aan de rechterlijke macht aanzienlijk verzwaard als gevolg van mondialisering? Graag meer uitleg over deze stelling.

De Nederlandse economie is een open economie, wat inhoudt dat Nederland economische betrekkingen onderhoudt met de gehele wereld. Hierdoor komen er meer zaken met internationale aspecten voor de rechter en moet er met meer rechtssystemen rekening gehouden worden. Dit verzwaart de eisen die aan de rechter worden gesteld.

15

Is de aanpak en verbetering van de ICT bij de politie een aanpak dat voor de gehele overheid geldt of gelden de genoemde doelen en aanpak alleen voor de politie?

De problemen van de informatievoorziening van de politie en van andere overheden zijn groweg dezelfde. De taak, de beginsituatie, de eindsituatie, de organisatorische context en de cultuur van deze organisaties lopen echter uiteen, waardoor de politie en de andere overheden om een specifieke aanpak vragen. Aanpakken kunnen niet worden gekopieerd, maar er kan zeker worden geleerd van elkaars ervaringen.

De Algemene Rekenkamer heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar de ICT bij de Politie.  In het rapport «ICT Politie 2010" zijn de bevindingen weergegeven en waardevolle aanbevelingen gedaan. In mijn brief aan uw Kamer van 23 juni heb ik de belangrijkste aanbevelingen aangegeven:

  • doorzetten van de overgang van zeven verzorgingsgebieden naar één centraal verzorgingsgebied;

  • versterken van de positie van de landelijk CIO ten aanzien van het ICT budget en aansturing van de aanbodorganisatie;

  • vasthouden aan een heldere Strategische koers;

  • de hand houden aan landelijke kaders en principes en inperken van de mogelijkheden voor ongeleide initiatieven;

  • vaststellen van architectuurprincipes en zo veel mogelijk aansluiten op werkprocessen, ketenpartners en standaarden;

  • harmoniseren en standaardiseren van de werkprocessen.

De adviezen van de ARK zijn door mij overgenomen en hebben hun weerslag gekregen in het Aanvalsprogramma en de Bijstelling Aanvalsprogramma die ik op 19 juli 2012 aan de Tweede kamer heb aangeboden. Het BAVP heeft als doel de continuïteit van de bestaande ICT infrastructuur op de korte termijn te borgen, de bestaande systemen te verbeteren om te voldoen aan de behoefte van de politiemensen, mits deze verbeteringen functioneel en technisch verantwoord zijn en voor de langere termijn de huidige infrastructuur en applicaties te vervangen en vernieuwen.

16

Wanneer kan de Kamer een wetsvoorstel tot splitsing van arrondissement Oost-Nederland verwachten? Kan dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk, in ieder geval ruim voor de invoering van de Wet Herziening Gerechtelijke kaart, bij de Kamer ingediend worden?

Het wetsvoorstel is ingediend.

17

Wat gaan agenten het komende jaar werkelijk merken van het aanvalsprogramma ICT politie als het gaat om administratieve lastenverlichting en verminderen van systeemhandelingen? Wat levert het hen in praktische zin op?

De kritiek van operationele politiemensen op de ICT is tweeledig. De primaire klacht betreft de ondersteuning van het operationele werk. De stabiliteit, de functionaliteit en het gebruiksgemak van de informatiesystemen laten veel te wensen over. Door de maatregelen die zijn genomen is het aantal verstoringen aanzienlijk lager dan een aantal jaren geleden. Verder zijn de Basisvoorzieningen Handhaving en Informatie verbeterd. Ik wil vooral de Basisvoorziening Informatie – Integraal Bevragen noemen, waarmee operationele politiemensen gelijktijdig een groot aantal systemen kunnen raadplegen. De verbetering van de stabiliteit, de functionaliteit en het gebruiksgemak van de Basisvoorzieningen Handhaving en Informatie wordt voortgezet. Daarnaast zal in de loop van het komende jaar de Basisvoorziening Opsporing door Summ-IT worden ingevoerd, waarmee een aantal korpsen al uitstekende ervaringen heeft opgedaan.

Daarnaast bestond er ook kritiek op de mate en de snelheid waarin nieuwe wensen en eisen vertaald werden in (nieuwe) functionaliteit. Uit verschillende rapportages bleek dat het totale ICT-dienstenaanbod te veel versnipperd was en mede daardoor niet te beheren viel. De maatregelen in het kader van het BAVP richten zich onder andere op het verminderen van de complexiteit en het nemen van maatregelen voor verbetering van de continuïteit. Bovendien moeten voor de vorming van de Nationale Politie maatregelen worden getroffen opdat zij over de juiste middelen beschikt. Het gevolg daarvan is dat er op korte termijn minder ruimte is voor vernieuwing.

18

Wat is de planning voor de vernieuwing en de vervanging van de huidige technische infrastructuren en informatiesystemen? Welke activiteiten op dit gebied worden in 2013 afgerond?

Bij de beantwoording van vraag 15 is aangegeven waar de focus van het BAVP ligt. Ook voor 2013 betreft dit het borgen van de continuïteit van de bestaande ICT infrastructuur voor de korte termijn , de bestaande systemen te verbeteren om te voldoen aan de behoefte van de politiemensen. In 2013 komt de Basisvoorziening Netwerken beschikbaar, een belangrijk technisch fundament om de doelstellingen van het BAVP en uiteindelijk de door de agenten gewenste functionele verbeteringen en vernieuwingen te kunnen doorvoeren. Daarnaast worden met het oog op de nationale politie de bestaande 26 technische domeinen vervangen door één technisch domein.

19

Wordt de aanpak van loverboyproblematiek structureel gefinancierd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Loverboys zijn mensenhandelaren. De aanpak van mensenhandel heeft prioriteit en hiervoor worden dus budgetten uit de begroting van VenJ benut. Vanaf 2012 is er als onderdeel van de aanpak mensenhandel budget vrij gemaakt voor de verdere uitvoering van de maatregelen uit het actieplan van de Rijksbrede aanpak loverboys (2011 – 2014). In 2013 zal met de internetcampagne van stichting M. meer focus worden gelegd op de loverboyproblematiek en zal er meer aandacht komen voor de dadergerichte aanpak. Per jaar wordt bekeken welk budget specifiek nodig is ten behoeve van de aanpak van de loverboyproblematiek.

20

Hoeveel criminele netwerken zijn er en hoeveel criminele netwerken zijn in beeld?

De heimelijke aard van georganiseerde criminaliteit en het fluïde karakter van criminele samenwerking maakt het onmogelijk om een betrouwbaar cijfermatig beeld te hebben van het aantal criminele netwerken in Nederland. Criminele netwerken wisselen van samenstelling en worden pas zichtbaar op momenten dat men concrete activiteiten verricht. Politie en OM hebben wel zicht op een aanzienlijk deel van de georganiseerde criminaliteit, op basis van informatie uit eigen onderzoeken en informatie van partners bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Een indicatieve graadmeter voor het aantal criminele netwerken is het aantal onderzoeken dat jaarlijks wordt uitgevoerd naar deze vormen van criminaliteit; in 2011 waren dit er rond de 700.

21

Wat heeft de internationale samenwerking ten aanzien van de georganiseerde criminaliteit opgeleverd in 2010, 2011 en 2012 (aantal arrestatie, aantal veroordelingen en ontnomen crimineel vermogen)? Wat gaat de internationale samenwerking ten aanzien van de georganiseerde criminaliteit in 2013 leveren?

Internationale samenwerking is onlosmakelijk verbonden aan de aanpak van georganiseerde criminaliteit, die zich immers niet laat weerhouden door landsgrenzen. De totale resultaten van de aanpak kunnen dus niet los worden gezien van de internationale samenwerking waarmee deze aanpak gepaard gaat. Jaarlijks vindt in meer dan de helft van de onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden internationale samenwerking plaats, in de vorm van rechtshulpverzoeken, parallelle onderzoeken in twee of meer landen tegelijk, en Joint Investigation Teams. Door deze verbondenheid is het niet aan te geven welke resultaten -in de zin van arrestaties, veroordelingen, of ontnomen crimineel vermogen- direct het gevolg zijn van deze internationale samenwerking. Maar aangenomen mag worden dat zonder de intensieve internationale samenwerking, niet dezelfde goede resultaten zouden zijn bereikt. Ook de komende jaren zal daarom worden ingezet op intensieve internationale samenwerking bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

22

Hoeveel fte’s kinderpornorechercheurs zijn erbij gekomen in de afgelopen jaren? Kan een overzicht worden gegeven van de salarisschalen van de 150 fte kinderpornorechercheurs?

In de voorgaande jaren was de aanpak van kinderporno en organisatiestructuur per korps divers georganiseerd. In het ene korps waren specifiek kinderpornorechercheurs aangewezen, terwijl kinderporno binnen andere korpsen onderdeel was van de zedenafdeling en niet specifiek belegd dan wel met een taakaccent. Zodoende is voor de jaren 2010 en eerder geen specifiek aantal FTE te benoemen.

Op basis van gegevens van de politie kan ik u melden dat in 2011 75 rechercheurs zich specifiek bezighielden met de aanpak van kinderporno. De minister heeft een verdubbeling van de capaciteit (van 75 naar 150 FTE rechercheurs) voor de aanpak van kinderporno) toegezegd per 1 augustus 2012.

Op dit moment zijn – per oktober – 142 kinderpornorechercheurs aangesteld. De werving en selectie voor de resterende 8 FTE is in volle gang. Tot het moment dat deze resterende 8 FTE is ingevuld, vult de politie het ontbrekende aantal FTE aan vanuit de generieke rechechecapaciteit.

Voor wat betreft de salarisschalen van betrokken kinderpornorechercheurs is het goed gebruik om in de Kamer niet over individuele gevallen te spreken. Gelet op de het aantal mensen dat werkzaam is in deze teams zou verstrekte informatie over salarisschalen tot op de persoon herleidbaar kunnen zijn.

Wat ik hier wel over kwijt wil: iedere medewerker binnen de politie ontvangt het salaris dat hoort bij de functie die hij of zij uitvoert. Nu nog op basis van de regionale functiehuizen en straks op basis van het landelijke functiehuis Nederlandse Politie.

23

Wordt bij de voorgestelde stijging van het aantal aangeleverde verdachten op het gebied van kinderporno rekening gehouden met het aantal mensen dat zich schuldig maakt aan downloaden van, kijken naar, vervaardigen van of verspreiden van kinderpornografisch materiaal? Klopt het dat als dat aantal afneemt, het extra lastig is om het percentage aangeleverde verdachten te laten stijgen? Zou daarom een correlatie tussen de stijging van het aantal aangeleverde verdachten en de stijging van het aantal overtreders voor de hand liggen? Is er nu sprake van een dergelijke correlatie?

Bij de prestatieafspraak met de politie over de stijging van het aantal aangeleverde verdachten bij het OM op het gebied van kinderporno wordt geen rekening gehouden met het totaal aantal mensen dat zich schuldig maakt aan het downloaden, kijken, vervaardigen of verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Er is namelijk geen volledig zicht op het aantal mensen dat zich hieraan schuldig maakt. Het is ook niet zo dat wanneer het aantal mensen dat zich aan dit misdrijf schuldig maakt daalt, het extra lastig is om het percentage aangeleverde verdachten te laten stijgen omdat hier meerdere factoren van invloed op zijn (bijvoorbeeld de hoeveel en de wijze waarop opsporingscapaciteit wordt ingezet). Voor een correlatie tussen de stijging van het aantal aangeleverde verdachten en de stijging van het aantal overtreders is dan ook niet direct aan te tonen en dit vormt dus ook niet de grondslag voor de prestatieafspraak.

24

Klopt het dat in 2010 rijksbreed een bedrag van 4,5 miljard euro is teruggevorderd aan illegaal geld?

Ja, dit bedrag klopt, zij het dat het naast het afpakken van crimineel vermogen, in de fiscaliteit ook kan gaan om vergissingen, omissies en verschil van inzicht, die door correcties of naheffing zijn teruggehaald. Dit bedrag is rijksbreed teruggevorderd door de inzet van bestuursrechtelijke, fiscale en strafrechtelijke instrumenten. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief aan de Kamer van 12 juli van dit jaar (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 69). Samen met de betrokken bewindslieden zet ik in op een verdere versterking van het rijksbreed afpakken van illegaal geld en het bestrijden van misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude met belastingen, uitkeringen en subsidies. De integrale aanpak is tevens gericht op het afsluiten van de mogelijkheden tot het vergaren van illegaal geld zodat het overtreden van regels niet loont.

25

Kan een specificatie worden gegeven van de verwachte 45,8 miljoen euro die in 2013 aan illegaal geld zal worden teruggevorderd?

Een specificatie kan niet worden gegeven omdat pas na de incasso in onherroepelijk geworden zaken bekend is in wat voor soort zaken het crimineel geld is afgepakt. Voor zover het Openbaar Ministerie daar wel zicht op heeft in verband met de stand van zaken in betrokken onderzoeken is dat geen informatie die naar buiten kan worden gebracht omdat het nog lopende onderzoeken betreft.

26

Hoeveel financieel rechercheurs zijn er nu? Is uitbreiding voorzien?

Volgens gegevens van de politiekorpsen zijn er op dit moment ca. 500 fte werkzaam in de aanpak van financiële criminaliteit. In de komende jaren is voorzien om binnen de sterkte van de nationale politie het aantal medewerkers werkzaam in de aanpak van financiële criminaliteit door te laten groeien naar meer dan 1 000 fte. Een deel hiervan zal bovendien van HBO(+) niveau zijn.

27

Hoeveel gemeenten zijn op dit moment nog niet aangesloten bij de RIEC's? Zijn er nog obstakels die het doel van aansluiting in 2013 in gevaar brengen?

Op dit moment zijn 41 van de 415 gemeenten nog niet aangesloten bij de RIEC’s. Per 1 januari 2013 zullen 13 hiervan zich alsnog aansluiten; daarmee zijn dan 387 gemeenten aangesloten bij een RIEC. Dat is ruim 93%.  Er zijn verschillende redenen voor gemeenten om zich niet bij een RIEC aan te sluiten: een principieel bezwaar tegen cofinanciering, een bezwaar tegen de concrete financiële bijdrage of een andere afweging van prioriteiten in tijden van bezuiniging. Fundamentele obstakels voor de aansluiting in 2013 zijn er niet, maar gemeenten kunnen door mij niet worden gedwongen zich aan te sluiten. Er wordt gezamenlijk met RIEC's en bestuurders gewerkt om de laatste gemeenten mee te krijgen. Ik ben overtuigd dat de bewezen toegevoegde waarde van de RIEC’s en de positieve ervaringen in het land uiteindelijk de 100% aansluiting zullen doen slagen.

28

In welke salarisschaal zitten de 33 extra fte die worden ingezet voor de aanpak van cybercrime? Betreft dit alleen cybercrime of ook cybersecurity?

Het is goed gebruik om in de Kamer niet over individuele gevallen te spreken. Gelet op de geringe omvang van dit team zou verstrekte informatie over salarisschalen tot op de persoon herleidbaar zou kunnen zijn.

Wat ik u wel kan zeggen is dat iedere medewerker binnen de politie het salaris ontvangt dat hoort bij de functie die hij of zij uitvoert; nu nog op basis van de regionale functiehuizen en straks op basis van het landelijke functiehuis Nederlandse Politie.

Daarnaast kan ik ook wel zeggen dat het afgelopen jaar is gebleken dat het team High Tech Crime geen probleem heeft met het vinden van gekwalificeerde medewerkers voor de openstaande vacatures. Deze medewerkers zijn veelal afkomstig van buiten de politie. Begin dit jaar was de interesse voor de vacatures – o.a. als gevolg van een cybercrime challenge op het internet – zo groot dat er een extra bijeenkomst op een grotere locatie moest worden ingelast.

De genoemde extra 33 FTE worden binnen de Landelijke Eenheid i.o. ingezet bij het Team High Tech Crime dat zich, binnen de aanpak van Cybercrime, specifiek richt op de aanpak van de zware en georganiseerde vormen van Cybercrime.

Deze medewerkers hebben na een gedegen voorlichting bewust gekozen voor een baan bij dit team. Deze keuze is enerzijds ingegeven door de maatschappelijke relevantie, een bijdrage leveren aan een veiliger Nederland. Anderzijds biedt het werk hen voldoende ontwikkelingsmogelijkheden gelet op de actualiteit van het werk en de snelheid waarmee het vakgebied en Cybercrime zich ontwikkelt (hiervoor is afdoende aandacht binnen het team).

Het team High Tech Crime doet onderzoek in een strafrechtelijk kader en richt zich dus op de aanpak van cybercrime.

29

Wanneer is te verwachten dat het «kwantitatief en kwalitatief hoogwaardig cybersecurity dreigingsbeeld» gereed is? Hoe zal het worden getoetst door «de wetenschap» ? Kan de Kamer terstond na het gereedkomen van het beeld daarover worden geïnformeerd?

Net als bij de eerdere Cyber Security Beelden zal de Kamer terstond worden geïnformeerd. Vóór het zomerreces van 2013 zal het derde Cyber Security Beeld Nederland (CSBN) worden opgeleverd. In mijn brief van 23 december 2011 bij het eerste CSBN heb ik aangegeven dat de kwalitatieve verbetering van het CSBN een continu proces is. Het CSBN zal verder worden uitgebouwd naar een volwaardige dreigings- en risicoanalyse. Op 6 juni 2012 heb ik het tweede CSBN aan uw Kamer verzonden. Het CSBN-2 is over de hele linie van dreigingen, weerbaarheid en casuïstiek verbreed. Hiermee zijn de eerste stappen gezet voor verdere differentiatie en kwantificering van het CSBN. In het CSBN is de wetenschap nadrukkelijk betrokken. Bij het opstellen van het CSBN-2 is door publieke, private en wetenschappelijke partijen informatie aan het NCSC beschikbaar gesteld op basis waarvan het CSBN mede is samengesteld. Tevens zijn als toets inhoudelijke reviews gehouden door de betrokken partijen. Dit zal ook in de derde editie wederom gedaan worden

30

Wanneer is de totstandkoming binnen de EU van één Europese Cyber Security Strategie (NCSS) te verwachten?

Naar verwachting komt de Europese Cyber Security Strategie in de eerste helft van 2013 tot stand.

31

Waar bestonden de «awareness-trainingen» uit en wat waren de kosten ervan? Zijn er externen ingehuurd voor de trainingen? Wat is de gebleken effectiviteit van de trainingen?

De awareness trainingen Potentieel Gewelddadige Eenlingen (PGE) bestaan uit multidisciplinaire trainingen waarin de deelnemers bewust gemaakt worden van het fenomeen PGE, hen een handreiking wordt geboden ten aanzien van het herkennen van kenmerken van PGE en een handelingsperspectief wordt geboden om gewelddadig gedrag te voorkomen of te keren. De kosten over geheel 2012 bedragen € 280 000,– (exclusief BTW, omdat het onderwijs betreft). Er zullen in 2012 in totaal 65 trainingen plaatsvinden met 15 tot 20 deelnemers per keer. De laatste training vindt plaats in december. In totaal zullen dan ongeveer 1100 professionals getraind zijn. Dit zijn zogenoemde eerstelijns professionals, zoals docenten, wijkagenten, GGZ medewerkers, medewerkers van de reclassering, jongerenwerkers en beleidsmedewerkers van gemeenten. In vervolg op deze trainingen zullen zogenoemde train-de-trainersessies worden verzorgd, waarin reeds getrainde professionals worden opgeleid om hun collega’s «on-the-job» te trainen.

Gelet op de bijzondere expertise en vaardigheiden die nodig zijn voor deze trainingen is Radar advies uit Amsterdam ingeschakeld.

De trainingen worden door de deelnemers hoog gewaardeerd. Men is te spreken over aangeboden kennis, casuïstiek en de mogelijkheid onderling ervaringen te delen. Men geeft tevens aan het geleerde in de praktijk te gaan toepassen.

32

Kan het streven om het aantal overvallen en straatroven in 2014 naar respectievelijk 1900 en ruim 6000 per jaar te doen verminderen een prikkel zijn om minder aangiften te registreren om het streefaantal makkelijker te halen? Hoe verhouden deze cijfers zich tot het streven om het doen van aangifte eenvoudiger te maken?

Het streven om het aantal overvallen en straatroven in 2014 naar respectievelijk 1900 en ruim 6000 per jaar terug te dringen, is in goed overleg met alle relevante partners, waaronder de politie, gemaakt. Onder andere overvallen en straatroven zijn als landelijke prioriteiten van de politie benoemd voor de periode 2011–2014 (TK 2010–2011, 29 628, 30 880, nr. 237).

De werkzaamheden van de politie om het aantal overvallen en straatroven te doen verminderen, zijn op basis van de gezamenlijk gemaakte afspraken sterk geïntensiveerd. Bij iedere overval komt de technische recherche voor onderzoek naar het plaats delict. Dit betekent dat iedere overval door de politie wordt opgepakt en onderzocht. Bij straatroof is met de politie afgesproken dat de politie een standaard proces-verbaal straatroof opmaakt. Ik heb dan ook geen reden om aan te nemen dat de politie minder aangiften registreert om de beoogde streefaantallen te behalen. Voorts zie ik geen relatie met deze cijfers en het streven de aangifte eenvoudiger te maken.

33

Wat is de relatie tussen ervaren overlast en gevoelens van onveiligheid? Klopt het dat de afgelopen jaren de criminaliteit is afgenomen maar het gevoel van onveiligheid is toegenomen? Zo ja, wat zijn hiervan de oorzaken?

Er is een duidelijke relatie tussen de ervaren overlast en gevoelens van onveiligheid: naarmate mensen minder overlast ervaren, voelen minder mensen zich onveilig. Het klopt dat in de afgelopen jaren de criminaliteit is afgenomen maar het klopt niet dat het gevoel van onveiligheid tegelijk is toegenomen. Wij zullen hieronder deze antwoorden toelichten.

Op ons verzoek heeft het CBS gekeken naar de relatie tussen overlast en onveiligheidsgevoelens. Hierbij zijn gemeenten tegen elkaar afgezet voor wat betreft hun «schaalscore» sociale overlast (die de mate van overlast door drugs, hangjongeren, dronken mensen op straat en lastig gevallen op straat uitdrukt) en het niveau van algemene onveiligheidsgevoelens (aandeel van de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt) in de Integrale Veiligheidsmonitor 2011. Uit deze exercitie blijkt dat grosso modo in gemeenten waar de overlast relatief hoog is, relatief veel mensen zich onveilig voelen. Andersom blijkt ook dat in gemeenten waar de overlast relatief laag is, relatief weinig mensen zich onveilig voelen. In nog iets sterkere mate is er ook een duidelijke relatie tussen overlast en de lokale onveiligheidsgevoelens (aandeel van de bevolking dat zich wel eens onveilig in de eigen buurt).

De Integrale Veiligheidmonitor 2011 geeft onder meer de ontwikkeling van de door burgers ondervonden criminaliteit en hun gevoelens van onveiligheid weer in de periode 2005–2011.1 In een grafiek zien deze ontwikkelingen er als volgt uit.

In 2005 voelde nog bijna een derde van de bevolking zich wel eens onveilig, in 2011 was dit gedaald tot iets meer dan een kwart van de bevolking. De daling van onveiligheidsgevoelens heeft met name plaatsgevonden in de periode 2005- 2008, vanaf 2008 tot 2010 zijn de onveiligheidsgevoelens licht toegenomen om in 2011 weer iets af te nemen tot bijna het niveau van 2005. De ontwikkeling van de criminaliteit laat een gestage daling zien van ruim één derde van de bevolking die slachtoffer van een delict werd in 2005 tot een kwart van de bevolking in 2011. Geconcludeerd kan worden dat sinds 2005 zowel de onveiligheidsgevoelens als de criminaliteit fors zijn gedaald.

34

Hoe wordt voorkomen dat er straks door de uitbreiding van het aantal BOA’s feitelijk een gemeentelijke politie ontstaat naast de nationale politie?

Vooropgesteld wordt dat het van groot belang is dat ook andere partijen dan de politie zich inspannen om onveiligheid te voorkomen dan wel te bestrijden. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid waar het gaat om optreden tegen overlast en verloedering in het publieke domein. De gemeenten kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) inzetten die naast en samen met de politie werken. De taken en bevoegdheden van boa’s zijn in regelgeving voldoende omschreven en ingekaderd. De afstemming over de inzet van de gemeentelijke toezicht- en handhavingsdiensten en de politie vindt plaats in de driehoek en dient gemaakt te worden op basis van lokale prioriteiten, kunde, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

35

Waaraan wordt gedacht als wordt gesproken over «digitale ondersteuning van het wetgevingsproces»?

De bedoelde digitale ondersteuning van het wetgevingsproces omvat ondermeer het ontsluiten van wetgevingskennis via internet, een interdepartementaal wetgevingsvoortgangssysteem, het elektronisch overdragen van documenten en gegevens tussen partijen in het wetgevingsproces, een website voor internetconsultatie, een wetgevingseditor waarmee wijzigingswetten ook kunnen worden gepresenteerd in de vorm van wijzigingen in de doorlopende tekst en de vastlegging en ontsluiting van verbanden tussen Europese richtlijnen en de Nederlandse regels die deze implementeren.

36

Waar strekt «doeltreffende inzet van de juridische functie rijksbreed» zich precies tot uit? Beperkt het zich tot genoemde standaardisatie en samenwerking of wordt ingezet op bundeling van rijksbreed aanwezige juridische expertise? Zou een dergelijke bundeling van expertise een besparing kunnen opleveren doordat bijgevolg minder juridisch advies hoeft te worden «ingehuurd» bij extern deskundigen?

De doeltreffende inzet van de juridische functie omvat veel facetten. Sinds de visitaties in de jaren negentig heeft er binnen de Rijks juridische functie een grootschalige professionaliseringsslag plaatsgevonden. Hierdoor is een hechte en efficiënte juridische samenwerking ontstaan op veel gebieden, zoals personeelsbeleid, wetgevingsbeleid, capaciteitsinzet etc. Naast standaardisatie wordt er ook geïnvesteerd in centralisatie van inkoop van juridisch advies en betere benutting van aanwezige juridische capaciteit. Momenteel wordt in het kader van het vervolg op het Programma Versterking Juridische Functie Rijk (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 124, nr. 9) onderzocht in hoeverre interdepartementale inkoop van juridische diensten nog tot een verdergaande (financiële en kwaliteits-) winst kan leiden zonder dat dit ongewenste consequenties heeft met betrekking tot een vergroting van de bureaucratie.

37

Welke mogelijkheden worden gezien voor verruiming van de mogelijkheden voor schadeverhaal, bijvoorbeeld in het licht van de ervaringen in Haren?

Het ministerie van Veiligheid en Justitie is in samenspraak met de ketenpartners dit voorjaar gestart met drie verbetertrajecten voor slachtoffers van strafbare feiten. In één van deze trajecten wordt het schadeproces opnieuw ingericht, vanuit het perspectief van het slachtoffer. Eén van de doelen van dit traject is het vereenvoudigen van het proces van schadevergoeding en schadeverhaal voor slachtoffers, maar ook het zo goed mogelijk faciliteren van derdebelanghebbenden bij het verhalen van de schade op de daders, zoals verzekeraars. De ervaringen opgedaan in Haren zullen in dit traject worden betrokken. Daarnaast maakt het wetsvoorstel conservatoir beslag door de Staat ten behoeve van het slachtoffer (33 295) schadeverhaal in een vroeg stadium mogelijk.

38

In hoeverre lopen de twee genoemde Nederlandse wetsvoorstellen (de wet versterking toezicht cbo’s en het wetsvoorstel auteurscontractenrecht) in lijn met de verwachte Europese regelgeving op het gebied van auteursrecht?

Voor het onderwerp auteurscontractenrecht wordt geen Europese regelgeving verwacht. Met betrekking tot collectief beheer verwijs ik naar mijn brief van 17 oktober 2012, Kamerstukken I 2012–13, 31 766, nr D.

waarin ik aangeef dat het wetsvoorstel versterking toezicht cbo's hetzelfde uitgangspunt heeft als het richtlijnvoorstel over collectief beheer. Daarnaast introduceert het richtlijnvoorstel de mogelijkheid om multiterritoriale licenties te verlenen en faciliteert het de mogelijkheden voor rechtenbeheerders om een andere cbo te kiezen of om de rechten in eigen beheer te nemen. Het richtlijnvoorstel is een vorm van minimumharmonisatie.

Wetsvoorstel en richtlijnvoorstel richten zich op de verbetering van het functioneren van cbo's door het stellen van nadere eisen aan governance en transparantie. In de nadere uitwerking van de voorstellen worden soms andere accenten gezet. Het wetsvoorstel bestrijkt een aantal belangrijke terreinen (zoals de regeling van toezicht) die in het richtlijnvoorstel niet of nauwelijks aan de orde komen of aan de lidstaten worden overgelaten (zoals de mogelijkheid last onder dwangsom en een bestuurlijke boete op te leggen). Daarmee biedt het richtlijnvoorstel de nodige flexibiliteit om nationaal aanvullende regels vast te stellen.

39

Hoe wordt gegarandeerd dat de kosten voor de politie door de maatregelen met betrekking tot de doorbelasting van de kosten van politie-inzet bij voetbalwedstrijden en evenementen ook daadwerkelijk dalen met € 60 mln? Welke efficiencymaatregelen worden in 2013 bij de politie doorgevoerd om de taakstellingen van in totaal 60 miljoen te kunnen realiseren?

Mijn inspanningen richten zich op de reductie van politie-inzet bij evenementen door zowel het bestuur als organisatoren aan te spreken op de eigen verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid bij evenementen.

In dit licht ben ik, vanuit de gezamenlijke opgave van de betaalvoetbalorganisaties en overheid om het «voetbalgeweld» terug te dringen en de politie-inzet te reduceren, de afgelopen periode met betrokkenen, waaronder de KNVB, in gesprek gegaan om, in aansluiting op de acties die reeds in gang zijn gezet en waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd2, te bezien welke aanvullende maatregelen hiervoor getroffen kunnen worden.

In dat verband is in het Regeerakkoord VVD-PvdA opgenomen dat er een aangescherpte Voetbalwet komt met hogere straffen, boetes voor clubs die het hooliganverbod niet handhaven en stadion- en gebiedsverboden voor degenen die voor het eerst de fout ingaan.

Om invulling te geven op hetgeen in het Begrotingsakkoord 2013 is opgenomen over doorberekening van politiekosten, heb ik vooralsnog gekozen voor een alternatieve invulling van de maatregel. Deze invulling (€ 60 mln.) wordt gerealiseerd door efficiencymaatregelen en/of inzet van het eigen vermogen van de nationale politie. Het betreft efficiencymaatregelen die bovenop de reeds aan de politieorganisatie opgelegde efficiencymaatregelen gelden. Op welke wijze concreet invulling wordt gegeven aan deze opdracht tot aanvullende efficiencymaatregelen is de verantwoordelijkheid van de korpschef nationale politie. Ik ga er vanuit dat de bedoelde efficiencymaatregelen pas vanaf 2014 effectief kunnen zijn, en dat derhalve voor 2013 een beroep zal moeten worden gedaan op het eigen vermogen van de nationale politie.

40

Wat zijn de gevolgen van de doorberekening van kosten van politie-inzet bij evenementen voor de inzet van politie op straat?

Mijn inspanningen richten zich op reductie van de inzet van politie bij evenementen. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 39.

41

Waarom worden de opbrengsten van de evenementenheffing van 60 miljoen ingevuld door efficiencymaatregelen binnen de politie en/of het eigen vermogen van de politie en niet, zoals in het lenteakkoord vastgesteld, ingevuld door de evenementenheffing?

Het doorberekenen van politiekosten al dan niet door middel van een evenementenheffing, vergt een wettelijke basis. In het antwoord op vraag 39 heb ik uitgelegd waarom vooralsnog gekozen is voor een alternatieve invulling.

42

Is er nog aanpassing van wet- en regelgeving nodig voor de invoer van genoemde evenementenheffing voor zowel voetbalwedstrijden als overige evenementen? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer deze voorstellen?

Invoering van de evenementenheffing voor zowel voetbalwedstrijden als overige evenementen kan alleen via wetgeving en dat vergt tijd. Het onderwerp dient zorgvuldig te worden bezien.

43

Wat is de consequentie van genoemde efficiencymaatregelen? Kan concreet worden aangegeven aan welke maatregelen wordt gedacht? Komen deze maatregelen bovenop andere voorziene efficiencymaatregelen of gaat het hier om reeds voorgenomen efficiencymaatregelen?

Op welke wijze concreet invulling wordt gegeven aan deze opdracht tot aanvullende efficiencymaatregelen die bovenop de reeds voorgenomen efficiencymaatregelen komen, is de verantwoordelijkheid van de korpschef nationale politie.

44

Welke exacte maatregelen worden genomen om het begrotingstekort van circa 40 miljoen euro te dichten dat is ontstaan door het schrappen van de verhoging van de griffierechten?

Het begrotingstekort van circa € 40 mln. is ontstaan door een combinatie van een geprognosticeerde stijging van de instroom van zaken bij de rechtspraak en het wegvallen van de beoogde dekking hiervoor in de vorm van hogere griffierechttarieven.

Voor het tekort in het jaar 2012 ben ik voornemens bij de tweede suppletore begroting 2012 hier middelen voor beschikbaar te stellen.

De prognose van het aantal zaken wordt jaarlijks herijkt. Begin 2013 zal een nieuwe prognose van het aantal zaken voor de jaren 2013 en de jaren daarna worden afgegeven. Op basis daarvan zal ook het genoemde structurele tekort vanaf 2013 worden herijkt. Mocht dit tekort niet wijzigen, dan zullen er aanvullende maatregelen moeten worden genomen.

45

Waarom is de stijging bij Piketdiensten als gevolg van Salduz langzamer op gang gekomen dan geraamd?

De stijging bij piketdiensten als gevolg van Salduz verloopt verder in een langzamer tempo dan geraamd, omdat het in de praktijk altijd enige tijd duurt voordat alle betrokken partijen hierop volledig ingespeeld zijn. De rechterlijke uitspraken in verband met Salduz en de behoorlijke stijging in het begin rechtvaardigden de raming dat een fors toenemend beroep op de Piketdiensten zou worden gedaan.

46

Hoe is het oplopend capaciteitsoverschot in de tbs ontstaan? Ligt hieraan beleid ten grondslag of betreft dit een autonome ontwikkeling? Welke oorzaken heeft dit?

Sinds 2007 is het aantal tbs-opleggingen substantieel afgenomen. Als gevolg hiervan is een capaciteitsoverschot ontstaan dat nu geleidelijk wordt afgebouwd. De daling van het aantal opleggingen is voornamelijk veroorzaakt door het afnemend aantal zogenaamde tbs-waardige delicten. Daarnaast is het aantal weigerende observandi toegenomen, bij wie de rechter moeilijker en daardoor minder vaak een tbs-maatregel kan opleggen. Tot slot wordt minder vaak tbs geadviseerd in Pro-Justitia-rapportages, ook bij die verdachten die wel meewerken aan het pro-justitia-onderzoek. De tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel forensische zorg maakt het de PJ-rapporteur mogelijk om bestaande medische dossiers in te zien als een verdachte blijft weigeren. Dit zal resulteren in beter inzicht in de geestvermogens van de verdachte. Ik verwacht dan ook dat hierdoor het aantal PJ-rapportages zonder conclusie en advies zal afnemen, ook wanneer de verdachte weigert mee te werken aan de rapportage.

47

Waar bestaat de intensivering van de toepassing van meerpersoonscellen te uit bestaat? Hoeveel meerpersoonscellen zijn nu beschikbaar? Wat is de benodigde investering om meer meerpersoonscellen te realiseren? Voldoen alle peniteniaire inrichtingen aan de daaraan te stellen eisen, ook ten aanzien van luchtplaatsen en andere voorschriften?

De intensivering van meerpersoonscelgebruik (mpc) betekent concreet dat het aantal meerpersoonscellen met 1300 zal worden uitgebreid, boven op het huidige aantal van ca. 1500 mpc-plaatsen. Deze plaatsen hebben voor het grootste deel een reguliere gebruiksbestemming; ongeveer 370 mpc-plaatsen zijn daarnaast aangewezen als reservecapaciteit.

De benodigde investering om een bestaande eenpersoonscel geschikt te maken als meerpersoonscel bedraagt ca. € 20 000 per cel, exclusief eventueel benodigde functionele uitbreidingen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van arbeidszalen, bezoekruimten etc. De noodzaak hiertoe hangt af van de specifieke kenmerken van de desbetreffende penitentiaire inrichting waar de (extra) mpc-plaatsen worden gerealiseerd. Omdat dit locatiespecifieke aanpassingen zijn, kunnen hier ook geen algemene bedragen voor worden genoemd. De in ontwikkeling zijnde nieuwbouwcomplexen Zaanstad en het Justitieel Complex Schiphol zijn overigens volledig toegerust om voor de totale capaciteit meerpersoonscelgebruik toe te passen.

Iedere inrichting waarin mpc wordt toegepast, zal in de loop van 2013 worden aangepast aan de daarvoor geldende eisen.

48

Is de stijging van de ramingen in het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) van de budgetten voor de forensische zorg van 4,6 miljoen euro in 2012 en structureel 17 miljoen euro vanaf 2013voorzien? Is dat een hogere stijging dan in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden?

De stijging van de uitgaven voor forensische zorg waarop de vraag zich richt, betreft de zogenaamde Overige Forensische Zorg, dat wil zeggen exclusief de tbs-capaciteit. De behoefte aan deze zorg wordt niet geraamd in het Prognosemodel Justitiële Ketens maar op basis van gegevens van het CBS over de reguliere gezondheidszorg bepaald. De ervaring heeft namelijk geleerd dat de ontwikkelingen in de behoefte aan intramurale en ambulante forensische zorg aansluiten bij die in de reguliere gezondheidszorg. De stijging van de uitgaven voor forensische zorg was in die zin ook voorzien. Jaarlijks wordt deze in het kader van de begrotingsvoorbereiding voor wat betreft de verwachte meerjarige ontwikkeling opnieuw bezien en zo nodig bijgesteld. Hierop heeft de reeks in de tabel op blz. 22 van de begroting 2013 betrekking.

49

Waarom wordt in de tabel voor 2013 een negatieve beleidsmatige ontvangstenmutatie gepresenteerd van € 31,2 mln? Hoe valt te verklaren dat dat bedrag gelijk is aan het bedrag van de tegenvaller van 2012 en dat de toelichting in de begroting 2013 identiek is aan de toelichting van de mutatie van 2012 (€ 102 mln)?

De verlaging van ontvangsten in 2013 met € 31,2 miljoen betreft de voorziene daling van de ontvangsten uit boeten en transacties. Dit als gevolg van daling van het aantal opgelegde (verkeers)boetes die ondermeer wordt veroorzaakt door minder staandehoudingen als gevolg van het afschaffen van de bonnenquota en de afname van het aantal zaken bij trajectcontroles door verminderde beschikbaarheid in verband met (geplande) werkzaamheden en technische mankementen.

De tegenvaller op boeten en transacties is voor 2012 € 102 miljoen en voor 2013 € 31,2 miljoen. De toelichting in de begroting heeft betrekking op 2012, vandaar dat de tegenvaller van € 102 miljoen wordt genoemd.

50

Wat zijn de financiële consequenties van een verhoging van de maximale gevangenis als strafmaat voor een misdrijf, bijvoorbeeld bij zedenmisdrijven? Bijvoorbeeld, als de maximale strafgevangenis voor verkrachting met een jaar wordt verhoogd, heeft dit dan financiële consequenties omdat naar verwachting hogere gevangenisstraffen worden opgelegd? Stijgen de financiële consequenties exponentieel per extra jaar maximale straf voor zedenmisdrijven of is de stijging lineair? Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de capaciteit bij de dienst justitiële inrichtingen? Wanneer worden capaciteitsproblemen verwacht?

De vraag wat de financiële consequenties zijn van een verhoging van de strafmaat voor een misdrijf kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord. Een verhoging van de maximale strafmaat leidt niet één op één tot een verhoging van de daadwerkelijk door het Openbaar Ministerie gevorderde en vervolgens door de rechter opgelegde straf. De rechter bepaalt de strafmaat immers op basis van een afweging van alle relevante aspecten en omstandigheden van een strafzaak. In het kader van een wetsvoorstel wordt mede hierom over het algemeen via een impactanalyse in kaart gebracht wat de in de praktijk te verwachten effecten voor de strafrechtsketen zullen zijn van het wetsvoorstel.

Jaarlijks wordt de meerjarige behoefte aan sanctiecapaciteit bepaald aan de hand van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). In dit model worden de effecten van nieuw beleid en nieuwe wetgeving meegenomen. Op basis van de totale capaciteitsbehoefte die aldus wordt bepaald, vindt vervolgens de meerjarige capaciteitsplanning plaats. Dit gebeurt in het kader van de begrotingsvoorbereiding. Door deze afstemming van benodigde en beschikbare capaciteit wordt voorkómen dat capaciteitstekorten ontstaan.

Op basis van de meest recente PMJ-prognoses blijft de capaciteitsbehoefte in het gevangeniswezen in de periode 2012 – 2017 min of meer stabiel. Zie bladzijde 131 van de Ontwerpbegroting 2013.

51

Op welke wijze is met de gevolgen van de economische crisis rekening gehouden in deze raming voor 2013?

Uit het WODC-onderzoek «De afname van het aantal boetes en transacties voor verkeersovertredingen nader verklaard» valt op te maken dat de daling van boetes door diverse oorzaken is ontstaan. Als een van de oorzaken wordt de economische crisis genoemd waardoor er minder verkeer op de weg is. Bij trajectcontroles is de daling bijvoorbeeld voor 7% toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte. De daling in het aantal boetes en transacties uit staandehoudingen is voor 78% toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte als gevolg van de economische crisis. Voor de raming 2013 is de veronderstelling dat de economische crisis deels voorbij is.

52

Wat wordt bedoeld met «niet optimale beschikbaarheid van de trajectcontrolesystemen»? Is dit een technisch (ICT) probleem of is minder prioriteit gegeven aan trajectcontroles?

Hier is sprake van een technisch probleem. Het niet optimaal beschikbaar zijn van de trajectcontrolesystemen heeft twee belangrijke oorzaken. De huidige trajectcontrolesystemen naderen het eind van hun levensduur waardoor zij vaker dan voorheen technische mankementen vertonen,daarnaast is er in toenemende mate sprake van verstoringen in de infrastructuur, omdat er bijvoorbeeld wegwerkzaamheden plaatsen vinden op een wegvak. Om de operationaliteit te verhogen worden de komende jaren de huidige trajectcontrolesystemen versneld vervangen. Om minder afhankelijk te zijn van verstoringen in de infrastructuur worden o.a. nieuwe meettechnieken (geen lussen meer in het wegdek) geïntroduceerd.

53

Hoe zal is de tegenvaller op Boetes en transacties worden gedekt?

De afgelopen jaren zijn een aantal maatregelen genomen die de tegenvaller op boeten en transacties bij ongewijzigd beleid volledig zullen compenseren. Naast deze maatregelen is/wordt de tegenvaller bij boeten en transacties ook middels interne herschikkingen binnen de V&J-begroting gecompenseerd. Bijvoorbeeld door incidentele meevallers en/of gereserveerde loon- en prijsbijstelling hiervoor in te zetten.

54

Hoe zal het terugdraaien van de licentiefee voor het verkrijgen van vergunningen voor de exploitatie van internetkansspelen en loterijen worden ondervangen? Welke beleidsmatige consequenties het terugdraaien van de licentiefee heeft op de online kansspelsector?

De licentiefee is met ingang van 2013 met het begrotingsakkoord van tafel. In het totaal van het begrotingsakkoord is daarvoor compensatie gevonden, er is behalve geen budgettair probleem voor de VenJ-begroting. Voorts is het kansspelbeleid controversieel verklaard. Als gevolg hiervan is de regulering van kansspelen via internet uitgesteld.

In het nieuwe RA is er een nieuwe maatregel opgenomen: Afromen kansspelbelasting. Deze maatregel houdt in dat de vergunningen voor loterijen niet meer onderhands gegund worden, maar door middel van een transparante procedure waarvoor een marktconforme licentie-fee betaald moet worden. Ook zal de online markt gelegaliseerd en gereguleerd worden.

55

Wat is de planning van de beleidsdoorlichtingen Veiligheidsregio’s en politie, Kwaliteit en IVT en Preventieve maatregelen? Zijn die uitgesteld van 2012 naar 2013? Zo ja, wat is daarvoor de reden?

In de ontwerpbegroting 2013 is de beleidsdoorlichting van het artikel Veiligheidsregio's en politie abusievelijk gepland in 2013. Dit moet 2012 zijn. Er is inmiddels gestart uitvoering te geven aan deze beleidsdoorlichting.

56

Waarom leidt de jaarlijks terugkerende tegenvaller op boeten en transacties niet tot een bijstelling van de prognoses, zodat er ieder jaar opnieuw een tegenvaller te constateren valt?

Bijstelling van de raming heeft plaatsgevonden. De effecten van in het verkeersdossier genomen maatregelen (o.a. digitalisering flitspalen, vervanging/vernieuwing trajectcontrolesystemen) zijn voor komende jaren zo goed als mogelijk verwerkt in de ramingen. Onderkend moet worden dat, mede vanwege de interacties tussen de genomen maatregelen, de daadwerkelijke impact van de afzonderlijke maatregelen moeilijk zijn in te schatten. Daarnaast levert een geringe afwijking op boeten en transacties van 1 a 2% al een verschil op van € 20 a € 25 mln.

57

Op welke wijze is de afname van staandehoudingen in directe dan wel indirecte zin gerelateerd aan het afschaffen van de bonnenquota?

WODC-onderzoek uit 2011 toont aan dat het aantal boeten en transacties uit staandehoudingen in de periode 2007–2010 is gedaald, wat leidt tot lagere opbrengsten uit boeten en transacties. De daling van het aantal boetes en transacties uit staandehoudingen is volgens dit rapport voor het grootste deel toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte. Een kleiner deel aan de gedragseffecten van burgers of politieagenten en een zeer klein deel wordt verklaard door de afschaffing van de bonnenquota.

58

Per wanneer houdt de dierenpolitie op te bestaan?

Naar aanleiding van de motie Berndsen/Kuiken is besloten om binnen de politie agenten niet meer voltijds met dierenwelzijn bezig te laten zijn, maar dit als taakaccent onder te brengen binnen de robuuste basisteams waaruit de Nationale Politie gaat bestaan

59

Wat is bij de politie op dit moment de verhouding tussen overhead/management en uitvoerend personeel?

Verhouding uitvoerend personeel en overhead/management, korpsen, KLPD en VtSPN, is op basis van jaarrekening 2011 is 18%. Door de komst van de Nationale Politie zal het percentage overhead dalen.

60

Waar bestaan die ontvangsten uit de nationale politie uit?

De ontvangsten bestaan uit Rijksbijdragen ministerie Veiligheid en Justitie en Rijksbijdragen overige departementen.

61

Wanneer is het plan van aanpak capaciteitsuitbreiding cybercrime van de politie te verwachten? Hoe verhoudt zich dit plan van aanpak tot de op blz. 14 vermelde voorgenomen uitbreiding van het High Tech Team?

Dit plan van aanpak betreft de herschikking van capaciteit die zich binnen de hele Nederlandse politie met cybercrime bezighoudt. Dit zijn dus mensen die zich in de (toekomstige) regionale eenheden met name met zogenaamde high volume cybercrime zaken zullen bezighouden. Het Team High Tech Crime is een onderdeel van de landelijke eenheid en houdt zich bezig met complexe high impact cybercrime zaken bezig. Het plan van aanpak zal in 2013 gereed zijn.

62

Betekent de invulling van de taakstelling uit het Begrotingsakkoord door effiency-maatregelen (zoals het doorberekenen van de kosten van de politie-inzet bij evenementen) dat er minder politie op straat is? Om hoeveel fte dit gaat?

Nee. Het Kabinet Rutte I heeft, zoals uw Kamer bekend is, een operationele sterkte van minimaal 49 500 fte’s gegarandeerd tot 2015. Die inzet zal door mij worden gecontinueerd

63

Is in de doelstelling van de operationele sterkte van de politie het aantal fte’s van de dierenpolitie zijn meegenomen?

Ja

64

Hoeveel politieagenten, officiers van justitie en rechters kennen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden)?

Het Korps Politie Caribisch Nederland bestaat momenteel uit 136 fte, waarvan 129 fte operationeel. Het OM BES heeft 1 fte Hoofdofficier van Justitie, 2 fte Officier van Justitie en 0,8 fte plv. Officier van Justitie. Caribisch Nederland heeft 1 fte rechter.

65

Kan de forse daling van de beschikbare middelen voor de Politieacademie in de komende jaren worden toegelicht? Wat betekent dit voor het politieonderwijs en onderzoek?

Inhoudelijke aanpassingen in het politieonderwijs die reeds zijn doorgevoerd en het – met behoud van de kwaliteit van het politieonderwijs – invullen van de taakstellingen van Rutte I en het begrotingsakkoord, leiden tot een verlaging van het budgettaire kader voor de komende jaren voor het politieonderwijs.

De doorgevoerde inhoudelijke aanpassingen zijn: de verkorting van de duur van de opleidingen op niveau 3 en 4 en vermindering van het aantal instroommomenten van 4 naar 3 voor aspiranten bij de Politieacademie.

Voor het opvangen van de taakstellingen met behoud van kwaliteit is gezocht naar passende maatregelen. Een benchmark met het reguliere onderwijs heeft geleid tot een herijking van de benchprijzen voor de opleidingen voor niveau 2,3,4,5 en 6, een ophoging van het Voorbereidende Ondersteunende Activiteiten-budget, aanpassing van het uitvalpercentage op basis van de historische gegevens over de afgelopen 4 jaar en tot afschaffing van de extra bijdrage voor examenkosten.

Verder kan het postinitiële onderwijs doelmatiger worden ingericht en kan het aanbod van deze opleidingen worden beperkt tot die opleidingen die noodzakelijk zijn voor functies op het terrein van politie.

Omdat ik mij realiseer dat het voor de Politieacademie niet eenvoudig is om deze maatregelen al vanaf 2013 te vertalen in de bedrijfsvoering, heb ik besloten om de Politieacademie op een geleidelijke manier tijdelijk hierbij te ondersteunen, dit is reeds verwerkt in het budgettaire kader. Via deze overgang kan de Politieacademie op een verantwoorde wijze en met behoud van kwaliteit van het politieonderwijs deze maatregelen doorvoeren om de bedrijfsvoering aan te passen aan het voor de komende jaren beschikbare budget.

66

Wat zijn de financiële gevolgen als de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt opgeheven en ondergebracht bij de Hoge Raad?

Er zijn geen berekeningen gemaakt van de financiële gevolgen in het geval de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt opgeheven en wordt ondergebracht bij de Hoge Raad. Dit is een complexe operatie en de kosten zijn zeer afhankelijk van de wijze waarop dit zou geschieden.

In het Regeerakkoord van VVD en PvdA wordt het voornemen van het nieuw te vormen kabinet uitgesproken om te komen tot splitsing van de Afdeling Advisering en de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State en de samenvoeging van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Te zijner tijd zal dit voornemen van het nieuwe kabinet met uw Kamer worden besproken.

67

Wordt het begrotingsvoorstel van de Raad voor de Rechtspraak voor 2013 gevolgd? Zo nee, waarom niet en wat zijn de gevolgen daarvan?

Nee, het begrotingsvoorstel van de Raad voor de Rechtspraak wordt niet volledig gevolgd. De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid, in combinatie met de beperkte financiële mogelijkheden van het Kabinet, heeft ertoe geleid dat het begrotingsvoorstel van de Raad, in overleg met de Raad, beperkt is gehonoreerd.

Voor de korte termijn is het gevolg dat er een beroep wordt gedaan op de aanwezige reserves bij de Rechtspraak. Voor de langere termijn is het van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen, zodat indien nodig en mogelijk alsnog aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden.

68

Moet de financieringsmethodiek niet worden aangepast naar aanleiding van de opvatting van de Raad voor de rechtspraak dat de invoering van ZSM en andere maatregelen tot gevolg heeft dat de rechterlijke macht steeds minder eenvoudige zaken behandelt en dat het bestaande puntensysteem geen recht aan deze ontwikkeling?

De financieringsmethodiek hoeft niet te worden aangepast aan ontwikkelingen zoals ZSM.

Ontwikkelingen zoals ZSM, maar ook andere ontwikkelingen, kunnen van invloed zijn op de prijzen waarop de bijdrage van het ministerie van VenJ aan de Rechstpraak is gebaseerd. Deze prijzen worden eens in de drie jaar herijkt via de zogenaamde prijsonderhandelingen. De aankomende prijsonderhandelingen hebben betrekking op de prijzen voor de jaren 2014 – 2016. Tijdens deze prijsonderhandelingen kan de Rechtspraak ontwikkelingen zoals ZSM, maar ook andere ontwikkelingen zoals gevolgen van nieuwe wetging, aan de orde stellen. Dit past dus binnen de bestaande financieringsmethodiek.

69

Wat is de stand van zaken met mediation in strafzaken en/of bemiddeling tussen de verdachte en het slachtoffer? Hoe wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan artikel 51h Wetboek van Strafvordering?

Het aantal slachtoffer-dader gesprekken dat door Slachtoffer in Beeld is georganiseerd is de afgelopen jaren steeds toegenomen, van 366 zaken in 2007, naar 1075 in 2010 tot 1211 afgesloten zaken in 2011. Ketenpartners spannen zich in om op verschillende manieren vorm te geven aan herstelbemiddeling en het aantal (bemiddelings)gesprekken te vergroten. Om ervoor te zorgen dat de positie van het slachtoffer en de behoefte van het slachtoffer hierbij centraal staan wordt op mijn ministerie gewerkt aan een beleidskader herstelbemiddeling, ondermeer teneinde verdere invulling te geven aan art. 51h strafvordering. In 2013 toetsen de ketenpartners de in dit beleidskader geformuleerde uitgangspunten door middel van diverse pilots.

70

Is de regering voornemens bij algemene maatregel van bestuurd nadere regels te stellen betreffende bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer en de veroordeelde, zoals in artikel 51h Wetboek van Strafvordering genoemd staat?

Op dit moment bereid ik een beleidskader herstelbemiddeling voor. In 2013 toetsen de ketenpartners in een aantal pilots de uitgangspunten die in dit kader staan. Op basis van de uitkomsten van deze pilots vindt vervolgens besluitvorming plaats over de vraag of het stellen van nadere regels in een algemene maatregel van bestuur noodzakelijk is.

71

Hoeveel toevoegingen zijn in 2012 afgegeven en hoe groot is het verschil met 2011?

Afgegeven toevoegingen

2011

2012

Verschil

Strafzaken (ambtshalve)

99 451

98 706

-745

Strafzaken (regulier)

50 096

58 926

8 830

Civiele zaken

227 199

244 201

17 002

Piketdiensten

125 916

123 389

-2 527

Lichte adviestoevoegingen

8 363

9 814

1 451

Asiel

28 728

27 165

-1 563

Totaal

539 753

562 201

22 448

Bovengenoemde aantallen gaan steeds uit van de periode september in het voorgaande jaar t/m augustus in het lopende jaar. Hierdoor wijken deze cijfers af ten opzichte van de opgave in het Jaarverslag en de Monitor van de Raad voor de rechtsbijstand. Op basis van bovengenoemde aantallen vindt de financiering van de rechtsbijstand plaats.

72

Hoe groot is de invloed van de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand op het aantal toevoegingen de komende jaren? Hoeveel minder toevoegingen zullen worden verstrekt puur door de maatregelen?

De genomen maatregelen en de nog te nemen maatregelen in het kader van de bezuinigingen hebben een divers karakter. Het is moeilijk aan te geven hoe groot de invloed hiervan is op het aantal toevoegingen, omdat grotendeels sprake is van prijseffecten. De verhoging van de eigen bijdrage kan leiden tot minder toevoegingsaanvragen. De praktijk wijst uit dat vele factoren een rol spelen om gesubsidieerde rechtsbijstand aan te vragen.

73

Zal de de verhoging van de eigen bijdrage worden teruggedraaid indien blijkt dat er minder beroep wordt gedaan op de verlening van rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor (Salduz)?

Gezien de ontwikkelingen op het domein rechtsbijstand is het niet waarschijnlijk dat de verhoging eigen bijdrage kan worden teruggedraaid. Bijvoorbeeld zal in de toekomst Europese regelgeving ten aanzien van rechtsbijstand bij politieverhoor extra kosten met zich meebrengen.

Dit betekent dat de aanstaande verhoging van de eigen bijdrage nodig is om het groeiende gebruik van de gesubsidieerde rechtsbijstand financieel op te vangen.

74

Hoe hoog zal de lagere vergoeding zijn die vreemdelingenadvocaten medio 2013 zullen krijgen als de vreemdeling bij asielvervolgprocedures niet in het gelijk wordt gesteld danwel de beslissing wordt vernietigd? Hoeveel minder asielvervolgprocedures worden door deze voorgenomen verlaging verwacht?

De lagere vergoeding zal gebaseerd zijn op twee punten (een punt is ongeveer € 106) en € 212 bedragen indien de beslissing of de uitspraak in een vervolgzaak asiel betekent dat de vreemdeling geen gelijk krijgt dan wel de beslissing wordt vernietigd. Op basis van CBS gegevens uit het verleden wordt de inschatting gemaakt dat de asielvervolgprocedures met ongeveer 15 % zullen verminderen.

75

Leidt een gedifferentieerde vergoeding in de vreemdelingenzaken niet ertoe dat rechtsbijstandverleners zelf eerst een strikte afweging gaan maken of een zaak kans van slagen heeft en dat hierdoor niet elke vreemdeling gelijke kansen meer heeft in een asielzaak? Maakt de advocaat hierdoor indirect de keuze maakt of een vreemdeling naar de rechter stapt?

De maatregel van de gedifferentieerde vergoeding ziet alleen op tweede en volgende aanvragen. Bij een eerste aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ontvangt de rechtsbijstandverlener het puntenaantal dat voor de zaak staat. Indien de eerste aanvraag om een verblijfsvergunning is afgewezen, kan de vreemdeling een vervolgaanvraag indienen. Op de aanvraag om gesubsidieerde rechtsbijstand wordt op grond van artikel 3, onderdeel f, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria negatief beslist indien er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Zijn er nieuwe feiten en omstandigheden dan wordt van de rechtsbijstandverlener -zoals in elke zaak- verwacht dat hij zijn cliënt adviseert over de kans van slagen van een procedure. Dit is een normale gang van zaken. De rechtsbijstandverlener die deze nieuwe feiten en omstandigheden op juiste waarde weet te waarderen met als gevolg dat de vreemdeling gelijk krijgt, ontvangt daarvoor de volledige vergoeding. Alleen in het geval de vreemdeling in de beslissing of uitspraak niet in het gelijk wordt gesteld wordt aan de advocaat 2 punten vergoed. Door invoering van de gedifferentieerde vergoeding worden dus geen ongelijke kansen gecreëerd, maar wordt de rechtsbijstandverlener weerhouden van het voeren van onnodige procedures.

76

Op welke wet wordt gedoeld als in de toelichting staat: «als gevolg van het in werking treden van de wet aangaande selectie van zaken is rekening gehouden.»? Welke maatregelen zullen het dempende effect op de instroom moeten bewerkstelligen?

Op zich wordt er een groei verwacht van de instroom van strafzaken.

Deze groei wordt gecompenseerd door het dempend effect op de instroom als gevolg van de Wet Versterking cassatierechtspraak. Daarmee ontstaat per saldo een gelijkmatig beeld van de verwachte instroom.

77

Welke maatregelen zijn door de Hoge Raad genomen om de werkvoorraden binnen aanvaardbare grenzen te houden en de doorlooptijden te bekorten?

Door de tijdelijke inzet van extra raadsheren en advocaten-generaal, alsmede de tijdelijke uitbreiding van het wetenschappelijk bureau is de Hoge Raad in staat geweest de doorlooptijden terug te dringen en aanzienlijk meer civiele en strafzaken te behandelen. De Hoge Raad heeft daarbij tevens meer dan in het verleden mogelijkheden gezien om met toepassing van artikel 81 RO zaken vereenvoudigd af te doen.

Zoals reeds in het antwoord op vraag 76 is genoemd beschikt de HR sinds de inwerkingtreding van de Wet versterking cassatierechtspraak op 1 juli 2012 over artikel 80a RO. Dit artikel maakt het mogelijk dat bepaalde zaken versneld en met een verkorte motivering worden afgedaan. Door een deel van de instroom versneld af te doen, worden de werkvoorraden naar verwachting in de toekomst binnen aanvaardbare grenzen gehouden en worden de doorlooptijden korter.

78

Zijn er voldoende geregistreerde tolken en vertalers? Zo nee, waar ontstaat het probleem?

Het register beëdigde tolken en vertalers bevat voor de gevraagde talen in beginsel voldoende aanbod. Wel komt het voor dat het voor een bepaalde taal of een bepaald dialect moeilijk is een geregistreerde tolk of vertaler te vinden. Het laatste is echter inherent aan de aard van tolken en vertalen. Het aantal mensen dat de Nederlandse taal spreekt is wereldwijd relatief gering, terwijl er op de wereld circa 6 700 talen worden gesproken. Incidentele schaarste van tolken en vertalers voor specifieke talen is dus nooit uit te sluiten. Maar van structurele lacunes tussen vraag en aanbod is thans geen sprake.

79

Waarom houdt het Bureau Financieel Toezicht (BFT) alleen financieel toezicht op de gerechtsdeurwaarders en notarissen, maar niet op de advocaten? Gaat dit in de toekomst veranderen? Zo nee, waarom niet?

In juli van dit jaar is een nota van wijziging ingediend op de wijzigingswet op de Advocatenwet (Vergaderjaar 2011–2012 Kamerstuk 32 382 nr. 10) waarin een nieuw toezichtstelsel voor de advocaten is opgenomen. In het nieuwe stelsel is voorzien in onafhankelijk toezicht en tuchtrechtspraak. Omdat het toezicht op advocaten ook onafhankelijk van de overheid moet zijn, is toezicht op advocaten door het BFT niet aan de orde.

80

Zal het BFT bij het toezicht op het notariaat extra aandacht besteden aan de rol van notarissen bij executieveilingen?

Met ingang van 1 januari 2013 wordt de financiële toezichtstaak van het BFT uitgebreid met toezicht op de integriteit en de kwaliteit van de notaris. Uiteraard zullen ook notarissen die ambtshandelingen verrichten ten behoeve van executieveilingen onder toezicht staan van het BFT. De wijze waarop dit toezicht plaatsvindt, is de verantwoordelijkheid van het BFT.

81

Wat is de gemiddelde doorlooptijd van zaken bij de 48 geschillencommissies?

De gemiddelde behandelingsduur van de geschillencommissies in 2011 was 3,5 maanden. In 2010 was dit 4,4 maanden.

82

Waar is het verwachte aantal afgegeven toevoegingen per afdeling op gebaseerd?

Het verwachte aantal toevoegingen per categorie is gebaseerd op de PMJ ramingen rekening houdend met de beschikbare financiële middelen voor de komende jaren en de taakstelling uit Rutte I van € 50 mln. per 2014. Voor de piketdiensten is rekening gehouden met een te verwachten toename van het beroep op bijstand voorafgaand aan het politieverhoor (Salduz). Voor asiel is uitgegaan van de verwachting dat het aantal toevoegingen vooralsnog gelijk zullen blijven.

83

Waarom is de ingediende begroting van de Raad voor de rechtspraak niet volledig gehonoreerd wegens een niet te voorspellen instroom van zaken, terwijl op blz. 120 van de begroting wordt aangegeven dat er wel degelijk sprake is een steeds toenemende instroom aan zaken?

Om de instroomontwikkelingen zo goed mogelijk in te kunnen schatten zijn voor de afzonderlijke sectoren (ketenbrede) prognosemodellen ontwikkeld die jaarlijks op basis van onder andere de meest recente macro-economische ontwikkelingen en gerealiseerde instroom worden geactualiseerd. De uitkomsten van deze prognosemodellen laten, evenals voorgaande jaren, een toenemende instroom aan zaken zien. Het blijven echter prognoses met onzekerheidsmarges. Met name de effecten als gevolg van de economische recessie – zowel qua omvang als qua duur – laten zich uiterst moeilijk voorspellen. Deze onzekerheid, in combinatie met de beperkte financiële mogelijkheden van het Kabinet, heeft ertoe geleid dat het begrotingsvoorstel van de Raad, in overleg met de Raad, beperkt is gehonoreerd.

84

Waarom wordt getwijfeld aan de totale instroomverwachting van de Raad?

Er wordt niet getwijfeld aan de uitkomsten van de ketenbrede prognosemodellen waarop de totale instroomverwachting is gebaseerd. Het blijven echter prognoses met onzekerheidsmarges. Met name de effecten als gevolg van de economische recessie – zowel qua omvang als qua duur – laten zich uiterst moeilijk voorspellen.

85

Krijgt de Raad een te kleine bijdrage voor de instroom die de Raad zelf verwacht?

De bijdrage die de Raad vraagt in zijn begrotingsvoorstel is gebaseerd op de instroomverwachting. Het begrotingsvoorstel van de Raad wordt echter niet gevolgd. De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid, in combinatie met de beperkte financiële mogelijkheden van het Kabinet, heeft ertoe geleid dat het begrotingsvoorstel van de Raad, in overleg met de Raad, beperkt is gehonoreerd

86

Hoe snel kan het ministerie met aanvullende maatregelen komen indien blijkt dat de instroom van zaken niet gelijk blijft maar toeneemt? Wat kunnen deze maatregelen zijn? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de doorlooptijden niet uit de hand lopen?

Op de korte termijn kan een stijgende instroom worden opgevangen door de aanwezige reserves bij de Rechtspraak. Indien er sprake is van een aanhoudende stijging van zaken, zullen er aanvullende maatregelen moeten worden genomen.

Uitgaande van een gelijkblijvende prijs en kwaliteit zijn er op hoofdlijnen twee mogelijkheden om een aanhoudende stijgende instroom het hoofd te bieden: het geven van extra financiële middelen aan de Rechtspraak ten behoeve van de inzet van extra capaciteit óf het nemen van instroombeperkende maatregelen. Het geven van extra middelen zou snel kunnen, maar is gezien de huidige financiële situatie geen realistische oplossing. De tweede oplossingsrichting, instroombeperkende maatregelen, vergt veelal aanpassing van wet- en regelgeving en kost dus meer tijd.

Oplossingen die betrekking hebben op de prijs en/of de kwaliteit hebben continu de aandacht van zowel het ministerie als de Raad voor de rechtspraak. Het doel is immers om de samenleving de hoogst haalbare kwaliteit te bieden tegen laagst mogelijke prijs. Hier wordt continu aan gewerkt. Ook de doorlooptijd is een belangrijk kwaliteitsaspect die hierin een belangrijke rol speelt.

87

Hoeveel aangiftes resulteren in een veroordeling?

Jaarlijks zijn er 1,2 miljoen aangiften van misdrijf. Dat leidde, in het jaar 2011, tot 215 000 zaken bij het openbaar ministerie wegens één of meerdere delicten. Van die zaken worden er 29 000 geseponeerd, 47 000 leiden tot een sanctie in de vorm van een transactie of strafbeschikking, de rest (bijna 140 000) gaat door naar de rechter, eventueel na voeging bij een andere tegen dezelfde verdachte lopende zaak. De rechter spreekt – na verdere indikking door samenvoeging van zaken ter zitting – in ruim 90 000 zaken een veroordeling uit, waarbij in totaal bijna 130 000 sancties worden opgelegd. (Bron: CBS/WODC (2012) Criminaliteit en rechtshandhaving 2011) Dus in bijna 150 000 zaken wordt een sanctie op het delict getroffen, via transactie, strafbeschikking of veroordeling. Dit betreft evenwel meer dan 150 000 aangiften, als gevolg van indikkingen bij de overgang van afzonderlijke aangiften naar strafzaken, en door de samenvoeging van zaken in de loop van het proces.

88

Wat zijn de financiële kosten voor de maatschappij van één moord?

De kosten van een moord (of doodslag) kunnen op bijna € 5 miljoen worden geschat. Een deel daarvan, € 1,6 miljoen, is verbonden aan de reactie van politie en justitie op het delict, in het bijzonder aan de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf of (tbs-)maatregel. Het grootste deel zijn de maatschappelijke kosten, door productieverlies (€ 1 mln), maar vooral doordat gemiddeld veertig levensjaren verloren gingen – op grond van methoden van de gezondheidszorg kan dat op € 2 miljoen worden gewaardeerd. Het schadebedrag bij moord zou nog duidelijk hoger uitkomen, indien de gevolgen voor nabestaanden meerekenend zouden kunnen worden. (Zie voor de berekeningsmethode CBS/WODC (2012) Criminaliteit en rechtshandhaving 2011)

89

Hoeveel plankzaken (aangiftes die niet worden opgepakt) waren er in 2011 en 2012? Betekent dit een stijging ten opzichte van 2010?

Op dit moment is er geen landelijk overzicht van plankzaken. Dit komt mede omdat korpsen verschillende definities hanteren van plankzaken en op verschillende wijze omgaan met de behandeling en registratie hiervan. Onlangs is het systeem BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken) ingevoerd bij de politie. Met dit systeem ontstaat inzicht in de aantallen, doorlooptijden en werkvoorraden bij de politie. Daarnaast zal de Nationale Politie, die vanaf 1 januari 2013 van start gaat, een uniformering van processen en systemen realiseren. Door deze uniformering van processen en de registratie via BOSZ is het mogelijk om inzicht te krijgen in de plankzaken bij de politie. Voor de afgelopen jaren is er echter geen informatie over de aantallen plankzaken bij de Nederlandse Politie beschikbaar.

90

Hoeveel subsidie krijgt de fraudehelpdesk, door het ministerie vaak genoemd als succesvolle organisatie waartoe burgers en bedrijven zich kunnen wenden, vanuit de rijksoverheid? Welke ministeries geven subsidie? Hebben zowel het ministerie van Veiligheid en Justitie als het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hierin een verantwoordelijkheid?

De Fraudehelpdesk wordt op dit moment gesubsidieerd door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zowel in 2011 als in 2012 heeft de Fraudehelpdesk jaarlijks € 500 000,– ontvangen. Zowel het ministerie van Economische Zaken als het ministerie van Veiligheid en Justitie hebben onlangs in de beantwoording van de initiatiefnota van het lid Koppejan inzake acquisitiefraude en spookfacturen bevestigd dat de Fraudehelpdesk een zinvol instrument vormt (zie kamerstuk nr. 33 233, nummer 4).

91

Klopt dat de onvoldoende financiering van de fraudehelpdesk het voortbestaan van deze organisatie, maar ook die van het Steunpunt Acquisitiefraude, bedreigt? Hoe wordt dit beoordeeld? Zou een iets ruimere financiering vanuit de overheid niet passend zijn, gelet op het gedeelde belang van fraudebestrijding, het geven van voorlichting en het bieden van hulp en ondersteuning aan slachtoffers van fraude?

In opdracht van het WODC heeft het bureau APE een evaluatie uitgevoerd naar de doelmatigheid van de Fraudehelpdesk. Samenvattend, stellen de onderzoekers dat de Fraudehelpdesk zich ontwikkelt tot een centraal punt voor burgers en bedrijven met vragen over fraude. Ik beraad mij momenteel over de vraag hoe en waar ik de preventieve antifraudetaak zoals thans uitgevoerd door de Fraudehelpdesk ga inbedden. Ik zorg los van het antwoord op die vraag voor een adequate financiering van de taak voor het jaar 2013. Wat betreft die financiering wijs ik u op de beantwoording van de initiatiefnota van het lid Koppejan. Hier heb ik, samen met het ministerie van Economische Zaken aangegeven dat het voor de hand ligt dat ook door of namens de kleine ondernemers wordt bijgedragen aan een (mogelijke) voortzetting van de Fraudehelpdesk in 2013.

92

Hoe verhoudt het aantal politiemensen per 1 000 inwoners in Nederland zich tot het aantal in de ons omringende landen? Wat is het aandeel in de totale omvang van de Nederlandse politie van de recherche? Wat is dit aandeel in de ons omringende landen?

Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op een onderzoek dat onlangs in het kader van het programma Politie & Wetenschap door adviesbureau AEF is uitgevoerd ter vergelijking met de ons omringende landen. De cijfers zijn grotendeels gebaseerd op gegevens over (de formatie) van de korpsen uit 2009 en zijn aan verandering onderhevig (door de komst van de Nationale Politie zal het percentage overhead dalen!)

In de navolgende tabel worden het aantal politiemensen per 1 000 inwoners en het aandeel opsporing in de totale omvang van de Nederlandse politie in vergelijking tot de ons omringende landen weergegeven in het peiljaar 2009.

 

Aantal politiemensen per 1000 inwoners

Aandeel opsporing

Aandeel operationele ondersteuning

Nederland

3,4

12,8%

13,4%

België

3,8

13,9%

2,1%

Noordrijn-Westfalen

2,5

17,2%

3,7%

Engeland en Wales

4,5

13,2%

17,4%

Denemarken

2,6

24,2%

10,7%

Bron: Blauw, hier en daar – Onderzoek naar de sterkte van de politie in Nederland, België, Engeland & Wales en Nordrhein-Westfalen. 2012 Reed Business; Politie en Wetenschap, Anderson, Elfers en Felix – ISBN 978 90 3 524 583 9

De vergelijking van politiesterktes van verschillende landen is een ingewikkelde zaak. De takenpakketten van de politie zijn in de verschillende landen verschillend en de opvattingen over wat tot het takenpakket van de recherche behoort en wat tot de basispolitiezorg ook.

De grens tussen basispolitiezorg en opsporing is niet zo scherp. In alle landen is de opsporing van lichte delicten toebedeeld aan de basispolitiezorg; alleen de grens tussen wat is toebedeeld aan de basispolitiezorg en de recherche varieert.

De recherche is breder dan alleen de categorie opsporing. Naast die categorie bestaat ook de categorie operationele ondersteuning, waar bijvoorbeeld Crimininele Inlichtingeneenheden en de forensische opsporing deel van uitmaken. Hierin vallen echter ook hondenbrigades en de meldkamer.

93

Hoe groot is het ophelderingspercentage is in Nederland in het algemeen en specifiek voor verschillende categorieën criminaliteit en hoe Nederland in dit opzicht scoort ten opzichte van de ons omringende landen?

In de publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving 2011 van het WODC, wordt het navolgende geconstateerd. Het deel van de geregistreerde misdrijven dat de politie als opgehelderd beschouwt is 24%. Het percentage varieert aanzienlijk voor de verschillende delictgroepen. Misdrijven die voornamelijk door eigen opsporingsactiviteiten worden geconstateerd, zoals (vuur-)wapenmisdrijven en drugsmisdrijven, kennen (uiteraard) een relatief hoog ophelderingspercentage, dat ruim boven de 80% uitkomt. Ook gewelds- en seksuele misdrijven worden relatief vaak opgehelderd, namelijk rond de 63%. Hierbij speelt een rol dat slachtoffer en dader elkaar vaak kennen, wat het opsporen van de dader voor de politie vergemakkelijkt. Tot de categorie verkeersmisdrijven horen zowel delicten die de politie door eigen opsporing constateert (zoals rijden onder invloed), als delicten die worden aangegeven door het slachtoffer (zoals verlaten plaats ongeval of joyriding). Ongeveer 40% van de verkeersmisdrijven wordt opgehelderd. Van vernielingen wordt een vijfde deel opgehelderd. Van vermogensmisdrijven in brede zin een achtste deel.

Voor wat betreft de zgn. High Impact delicten zijn door de politie naar nationaal niveau geaggregeerde cijfers beschikbaar. De trend die uit deze cijfers kan worden afgeleid is dat het aantal aanhoudingen van verdachten van geweld, straatroven en overvallen sterk is toegenomen. De verdachtenratio ten aanzien van deze misdrijven ligt ruim boven de doelstelling. De verdachtenratio bij woninginbraken blijft hierop achter. Ik zal mijn beleidsinzet daarom intensiveren om ook dit percentage om hoog te krijgen.

Een antwoord op de vraag hoe Nederland scoort ten opzichte van ons omringende landen is niet eenduidig te geven. Uit de onderzoeksliteratuur is gebleken dat een internationale vergelijking van ophelderingspercentages weinig betekenisvol is en onvoldoende basis vormt voor het doen van gefundeerde uitspraken over verschil in (politie)prestaties tussen landen.

94

Hoeveel zaken liggen er op de plank bij de politie en het openbaar ministerie te wachten op behandeling?

De totale voorraad rechtbankzaken die bij het OM onderhanden is, bedroeg per 1 oktober 2012 ca. 108 700 zaken. Dit zijn zaken die zich in alle stadia van het vervolgingsproces kunnen bevinden. Het deel van deze voorraad dat nog geen eerste beoordeling heeft gehad bedraagt ca. 30 000 zaken.Een deel van de zaken ligt te wachten op de mogelijkheid om op zitting gepland te worden.  Voor de politie wordt dit nog uitgezocht

95

Is de stijging van de percentage aangepakte criminele samenwerkingsverbanden een percentage van het totaal aantal bekende criminele samenwerkingsverbanden? Welke definitie wordt gehanteerd voor criminele samenwerkingsverband?

In 2009 hebben politie en OM op basis van een globale inventarisatie in beeld gebracht hoeveel criminele samenwerkingsverbanden zij jaarlijks aanpakken, en tegelijkertijd een inschatting gemaakt van het aantal signalen over actieve criminele samenwerkingsverbanden die (nog) niet aangepakt konden worden. Uit die inventarisatie bleek dat 20% van de criminele samenwerkingsverbanden waarover signalen beschikbaar waren, daadwerkelijk werd aangepakt. Een crimineel samenwerkingsverband is een verband van twee of meer personen, die op structurele basis gezamenlijk delicten plegen waar een straf op staat van 4 jaar of meer, en die gericht zijn op financieel gewin.

In de afgelopen jaren is niet geconstateerd dat het totale aantal signalen over criminele samenwerkingsverbanden is toegenomen. Op basis van de stijging van het aantal onderzoeken binnen de aanpak van georganiseerde criminaliteit, kan daarom worden geconcludeerd dat een hoger percentage van het totaal aantal bekende criminele samenwerkingsverbanden wordt aangepakt. Bij de beantwoording van vragen over het jaarverslag 2011 is aangegeven dat in 2011 30% van het aantal bekende criminele samenwerkingsverbanden werd aangepakt. Dit betrof een inschatting op basis van voorlopige gegevens. Op basis van de definitieve gegevens blijkt inmiddels dat in 2011 24% van het totaal aantal bekende criminele samenwerkingsverbanden werd aangepakt. Hiermee is de doelstelling voor 2011 gerealiseerd.

96

Hoe zal de beoogde vermindering van het onveiligheidsgevoel per 2014 worden gerealiseerd? Waarop zijn de percentages (resp. 23,7% en 14,9%) gebaseerd van het aantal mensen dat zich in 2014 onveilig voelt?

De beoogde vermindering van de onveiligheidsgevoelens moet bereikt worden door de gezamenlijke inspanningen van het Rijk, gemeenten, politie en justitie met gebruikmaking van alle beschikbare instrumenten. In het algemeen mogen alle maatregelen die Nederland feitelijk veiliger maken geacht worden ook bij te dragen aan het verminderen van de onveiligheidsgevoelens. Enkele maatregelen die meer in het bijzonder bijdragen aan het reduceren van onveiligheidsgevoelens zijn de aanpak van high impact criminaliteit (woninginbraken, geweldsdelicten, straatroven en overvallen), de aanpak van door burgers ervaren ernstige overlast (als drugsoverlast, overlast van hangjongeren en overlast van dronken mensen op straat), het versterken van de prestaties in de strafrechtsketen, het verbeteren van de positie van slachtoffers, het sneller en zwaarder straffen, de toolkit veiligheidsbeleving die gemeenten concrete handvatten biedt om onveiligheidsgevoelens aan te pakken en het ruimte geven aan burgers om hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van veiligheid te nemen (zoals onder meer gebeurt in de OM-aanwijzing «zelfverdediging», Burgernet en allerlei lokale burgerinitiatieven).

De doelstelling van het kabinet is dat zowel het aantal mensen dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt als het aantal mensen dat zich wel eens onveilig voelt in de directe woonomgeving in 2014 met ten minste 10 procent is afgenomen ten opzichte van 2010. Dit wordt doelstelling wordt gemeten via de jaarlijks verschijnende Integrale Veiligheidsmonitor. In 2010 voelde 26,3% van de bevolking zich wel eens onveilig en 16,5% van de bevolking zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Een daling van dit aandeel met tien procent in 2014 houdt in dat in 2014 niet meer dan 23,7% van de bevolking zich wel eens onveilig voelt in het algemeen en niet meer dan 14,9% van de bevolking zich wel eens onveilig in de eigen buurt voelt.

97

Waar komt de daling van 30,8 miljoen naar 28,9 miljoen vandaan van het afgenomen crimineel vermogen tussen 2010 en 2011?

Het Openbaar Ministerie bepaalt per zaak welk instrument wordt ingezet om het crimineel vermogen af te pakken. Dat kan door de inzet van de ontnemingswetgeving of door verbeurdverklaringen. Het resultaat van de inzet van de verbeurdverklaring lag in 2011 hoger dan het begrote resultaat.

Door het Openbaar Ministerie is in 2011 44,6 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt, waarvan 28,9 miljoen euro door de inzet van ontnemingswetgeving en 15,7 door verbeurdverklaringen. Hiermee heeft het Openbaar Ministerie het totaal begrote resultaat als het gaat om het afpakken van crimineel vermogen gehaald.

98

Hoe scoort Nederland qua onveiligheidsgevoel ten opzichte van andere Europese landen? Wat is op de lange termijn het best haalbare resultaat wat betreft onveiligheidsgevoelens?

In de recente publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving 2011 is een hoofdstuk gewijd aan de vergelijking van Nederland met andere landen op het vlak van onder meer criminaliteit en onveiligheidsgevoelens.3 De vraag hoe Nederland scoort qua onveiligheidsgevoelens ten opzichte van andere Europese landen is deels te beantwoorden. Er zijn namelijk geen recente internationaal vergelijkbare enquêtes op het vlak van onveiligheidsgevoelens beschikbaar en nationale enquêtes zijn vaak moeilijk vergelijkbaar omdat ze vaak een andere vraagstelling en onderzoeksmethode hanteren om onveiligheidsgevoelens.

Het is wel mogelijk de ontwikkeling van onveiligheidsgevoelens in verschillende landen op basis van die nationale enquêtes te vergelijken. Nederland, België, Frankrijk en Zweden kunnen vergeleken worden voor wat betreft de vraag hoe vaak of in welke mate mensen zich onveilig voelen wanneer ze in donker alleen buiten wandelen. De antwoorden op deze vraag kunnen ten hoogste gezien worden als een indicatie van het niveau van algemene onveiligheidsgevoelens. Uit deze vergelijking trekt het WODC de conclusie dat het erop lijkt dat tussen 2004 en 2010 over het geheel genomen een lichte daling waar te nemen is in de frequentie of mate waarin men zich onveilig voelt en dat van deze vier landen in Nederland de daling het sterkst is, namelijk een daling van 40% ten opzichte van 2006.4

Wat op termijn het best haalbare resultaat op het gebied van onveiligheidsgevoelens is, is niet te zeggen. Veiligheidsgevoelens worden namelijk maar deels bepaald door factoren die te beïnvloeden zijn, zoals het niveau van criminaliteit en overlast. Factoren als de persoonlijke kenmerken van mensen als leeftijd, geslacht, fysieke of sociale kwetsbaarheid maar ook de mate van onzekerheid in de samenleving als gevolg van bijvoorbeeld de mediaberichtgeving en de economische crisis zijn (vrijwel) niet te beïnvloeden. Er zal dus altijd een deel van de bewoners zich in het algemeen of in specifieke situaties onveilig voelen. Het is niet reëel een «objectief minimum» voor het niveau van onveiligheidsgevoelens te bepalen, net zoals dat ook niet mogelijk is voor het niveau van criminaliteit of overlast.

99

Wat betekent het opvoeren van het aantal volwaardige High Tech Crime opsporingsonderzoeken van 5 in 2010 tot 15 in 2013 en tot 20 in 2015 voor de door de rechter te behandelen High Tech zaken? Gaat het hier telkens om zaken waarvan verwacht mag worden dat zij aan de rechter zullen worden voorgelegd? Betreft het hier telkens megazaken? Is de rechterlijke macht ( openbaar e ministerie en zittende magistratuur) er kwantitatief en kwalitatief voor uitgerust die uitbreiding vanaf 2014 op te vangen? Hoeveel rechters zouden hiervoor speciaal moeten worden getraind? Kan het bij het gerechtshof Den Haag gevestigde kenniscentrum cybercrime een dergelijke uitbreiding aan?

Het THTC voert grotendeel internationale zaken uit. Veelal zal het dan ook gaan om buitenlandse daders die waar mogelijk in het buitenland voor de rechter worden gebracht. Het betreft regelmatig juridisch complexe zaken met een internationaal karakter waar regelmatig veel publiciteit aan wordt gegeven. Het aantal van 5 extra zaken (10 zaken in 2012 en 15 in 2013) zal in kwantitatieve zin naar verwachting niet een significante extra belasting opleveren bij OM en ZM.

100

Zijn er nieuwe maatregelen voorzien die zorgen voor een stijging van de plukze-inkomsten van 35,8 miljoen naar 75,8 miljoen? Zo nee, waaraan is die stijging dan te danken?

Die stijging is gerelateerd aan het ketenprogramma afpakken. Het Kabinet investeert vanaf 2011 een bedrag, oplopend tot € 20 miljoen per jaar vanaf 2013, in de strafrechtketen ten einde de afpakresultaten te verhogen. Vanaf 2012 is voorzien in een jaarlijkse stijging van de afpakresultaten als gevolg van deze investering. In 2015 is als gevolg van deze investering een resultaat begroot van 75,8 miljoen euro. In de begroting is ook een bedrag opgenomen onder de noemer verbeurdverklaringen. Ook dit geldt als afpakresultaat en komt nog bovenop de 75,8 miljoen euro.

101

Aan welke criminaliteit en overlast maakt de wietpas een eind?

In het Regeerakkoord 2012 is opgenomen dat de «wietpas» vervalt. De toegang tot coffeeshops blijft echter voorbehouden aan ingezetenen van Nederland. De bestrijding van drugstoerisme en georganiseerde drugsmisdaad wordt met kracht doorgezet. Drugsrunners en illegale straathandel pakken we hard aan. In november 2012 is uw Kamer nader geïnformeerd over de ervaringen met het aangescherpte beleid in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en de (beleids)consequenties van het Regeerakkoord.

102

Wat is de stand van zaken naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer Prestaties in de strafrechtketen? Hoe ver staat het met de verbetermaatregelen?

Conform de toezegging tijdens het op 5 juli jongstleden gehouden Algemeen Overleg over de prestaties in de strafrechtketen zal de Kamer nog voor de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie informeren over de stand van zaken van de door mij in gang gezette verbetermaatregelen naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer

103

Waar is de verwachte daling van het aantal kantongerechtsappellen van 4500 naar 4300 op gebaseerd?

De ontwikkeling in de kantongerechtsappellen volgt, met enige vertraging, de ontwikkeling in de kantonzaken in eerste aanleg, waar sprake is geweest van een daling van de instroom

104

Is 80% afdoen in jeugdzaken het hoogst haalbare of zou dit percentage nog kunnen stijgen? Als dit percentage nog kan stijgen, wat is daar dan voor nodig?

De zogenaamde Kalsbeeknorm voor het percentage jeugdzaken dat door het OM binnen drie maanden na eerste verhoor is beoordeeld, ligt op 80%. Dit gaat uit van één maand voor de politie en twee maanden voor het OM. Voor de Kalsbeeknormen geldt in het algemeen dat de realisatie op 80% wordt gelegd. Dit biedt de uitvoering ruimte om in complexe zaken een langere doorlooptijd te kunnen hanteren. Het verhogen van dit percentage zou die ruimte wegnemen. Binnen de werkwijze ZSM werken politie en OM nauw met elkaar samen en worden verdachten door de politie direct overgedragen aan het OM en beoordeelt het OM de zaak direct. De implementatie van ZSM voor de jeugdzaken in 2013 leidt daarmee tot versnelling van de doorlooptijden. Tot welke wijziging dit in de Kalsbeeknorm leidt en het percentage van zaken waarop deze van toepassing is, moet worden afgewacht. Binnen ZSM wordt het strafrecht ook selectiever, meer zaken aan de voorkant worden buiten het strafrecht gehouden met bijvoorbeeld een reprimande, Halt of herstelbemiddeling. Ook zullen zaken vanuit ZSM worden doorgestuurd naar het veiligheidshuis voor casusoverleg.

105

Zijn er voldoende onafhankelijke gerechtelijke deskundigen geregistreerd?

Voor de meeste reeds genormeerde deskundigheidsgebieden zijn voldoende onafhankelijke gerechtelijke deskundigen geregistreerd. Een uitzondering vormt het deskundigheidsgebied forensische psychiatrie en psychologie (FPPO) dat een grote groep van deskundigen omvat. De uitvoering van het grote aantal toetsen voor toelating tot het register is een arbeidsintensieve en tijdrovende operatie gebleken. Inmiddels zijn in midden en zuid Nederland voldoende FPPO-deskundigen geregistreerd opdat de officier van justitie de deskundigen vanuit het register kan benoemen. Eind dit jaar zal dit vrijwel voor heel Nederland het geval zijn. Het aantal benoemingen vanuit het register stijgt snel.

106

Wat heeft de investering (tegemoetkoming) in de kosten van gemeentelijke BOA's opgeleverd aan geïnde boetes?

Er is geen relatie tussen investering in de kosten van gemeentelijke BOA’s en geïnde boetes. Het betreft een tegemoetkoming aan de gemeenten in de door hen gemaakte kosten voor handhaving van overlastfeiten. Met dit instrument wordt ingezet op handhaving van de openbare orde en daarmee een veilige samenleving.

107

Hoeveel gedetineerden telt Nederland?

De gemiddelde bezetting in penitentiaire inrichtingen van het Gevangeniswezen bedroeg over het eerste halfjaar van 2012 10 567 gedetineerden.

108

Wat zijn de (meest recente) detentiekosten per gevangene per dag? Wat zijn de kosten voor een tbs-plaats? Wat zijn de kosten van een verblijf per dag is in een justitiële jeugdinrichting?

De begrote gemiddelde kosten per plaats per dag in het gevangeniswezen bedragen in 2012 € 249. De gemiddelde kosten voor een plaats in een forensisch psychiatrisch centrum (een «tbs-plaats») bedragen in 2012 € 510 per dag. De gemiddelde kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting bedragen in 2012 € 560 per dag. Zie verder bladzijde 85 van de begroting 2013.

109

Wat is de cellencapaciteit van BES-eilanden? Hoeveel wordt er uitgegeven voor reclassering?

De cellencapaciteit van de BES-eilanden betreft momenteel 76 plaatsen in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland Bonaire. Per eind december 2012 zal de capaciteit vergroot zijn met 36 plaatsen en komt de totale detentiecapaciteit Caribisch Nederland op 112 plaatsen.

De bijdrage aan de Stichting Reclassering Caribisch Nederland in 2013 bedraagt omgerekend € 666 000,–. De bijdrage aan jeugdreclassering verloopt via de Voogdijraad op de BES. Hiervoor is geen specifiek bedrag voor 2013 te geven (de uitgaven over 2011 bedroegen omgerekend € 95 000).

110

Hoe vaak wordt «kindcheck» ingezet bij kinderen van gedetineerde moeders? Is inzicht in de kosten die een «kindcheck met zich meebrengen? Wat zijn die kosten per kind? En op welke begroting drukken die kosten?

De politie controleert bij een arrestatie altijd of kinderen aanwezig zijn en, zo ja, of zij verantwoord opgevangen kunnen worden. In alle penitentiaire inrichtingen wordt bij binnenkomst de «kindcheck» uitgevoerd, om in beeld te brengen of sprake is van minderjarige kinderen en of voor hen goede zorg is geregeld.

Ook de gemeenten worden betrokken bij het in beeld brengen van de zorg voor kinderen van gedetineerden.

In het kader van nazorg en re-integratie meldt de penitentiaire inrichting binnen twee werkdagen na aanvang van de detentie van zowel vrouwelijke als mannelijke gedetineerden aan de gemeente waarin zij ingeschreven staan dat hij of zij is gedetineerd. De gemeente wordt daarbij gevraagd binnen vijf dagen gegevens te verstrekken over onder andere de eventuele verantwoordelijkheid en/of zorg voor kinderen van de gedetineerde.

Deze werkzaamheden ten behoeve van de kindcheck zijn onderdeel van de reguliere personeelsinzet, waarvoor geen afzonderlijke kosten geraamd zijn.

111

Hoe vaak komt het voor dat een vader in detentie moet en kinderen achterlaat?

Er wordt niet apart bijgehouden hoe vaak een vader in detentie moet en kinderen achterlaat. Wel wordt voor alle gedetineerden, vrouwen én mannen, geregistreerd of zij verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse zorg voor minderjarige kinderen en of er acties moeten worden ondernomen voor hun opvang en zorg. Zie verder het antwoord op vraag 110.

112

Wat is de stand van zaken met het overbrengen (WOTS-en) van Nederlanders die gedetineerd zijn in niet-Europese landen? Hoe kan voorkomen worden dat de lengte van de procedure er toe leidt dat er onvoldoende strafrestant is om de betreffende gedetineerde over te brengen naar Nederland?

Het aantal in niet-Europese landen gedetineerde Nederlanders dat naar Nederland wordt overgebracht in het kader van het Verdrag Overbrenging Gevonniste Personen (WOTS) is de afgelopen jaren afgenomen. Zo is bijvoorbeeld het aantal overbrengingen op basis van WOTS-verzoeken vanuit Venezuela, Ecuador en Panama gedaald van 25 in 2006 tot 3 in 2011.

Lang niet alle WOTS-verzoeken zijn voor inwilliging vatbaar. Het is mijn beleid dat overbrenging alleen plaatsvindt als een veroordeelde na aankomst in Nederland nog een strafrestant van tenminste  zes maanden moet ondergaan. Wanneer daarvan geen sprake is, en de veroordeelde meteen of op zeer korte termijn op vrije voeten komt, is het doel van de WOTS met een overbrenging niet gediend. Een re-integratieprogramma binnen de gevangenis ten behoeve van een succesvolle terugkeer van de veroordeelde in de Nederlandse maatschappij is dan immers onhaalbaar.

Een van de redenen dat er onvoldoende straf resteert, kan zijn dat de WOTS-procedure de nodige tijd in beslag neemt. Zo bereikt een verzoek Nederland meestal pas na 2 jaar.. Ik heb het vervolg slechts in de hand voor zover het de procedure in Nederland betreft. WOTS-verzoeken uit de door de vraagsteller bedoelde landen worden aan Nederlandse kant met prioriteit behandeld.

113

Hoe zien in de meerjarige begroting van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) de personele uitgaven eruit, uitgesplitst in eigen personeel en externe inhuur?

De ontwerpbegroting 2013 bevat op bladzijde 84 een meerjarig overzicht van de personele kosten, met een uitsplitsing naar eigen personeel en externe inhuur. Voor 2013 zijn de totale personele kosten geraamd op € 953,7 miljoen, waarvan € 16 miljoen voor externe inhuur. De personele kosten dalen meerjarig naar € 835 miljoen in 2017, waarvan € 14 miljoen externe inhuur. Zie ook het antwoord op vraag 138.

114

Hoe kan het dat slachtoffers van misdrijven nog steeds het gevoel hebben dat ze genegeerd worden en niet goed op de hoogte worden gehouden door politie en het OM (tweede zwartboek LANZS)? Welke maatregelen worden genomen om dit te verbeteren?

De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd om aan de informatiebehoefte van slachtoffers en nabestaanden te voldoen. Zo is de afgelopen jaren een landelijk dekkend netwerk van slachtofferloketten tot stand gebracht en loopt de informatievoorziening aan slachtoffers over de tenuitvoerlegging van straffen via het centrale Informatiepunt Detentieverloop (IDV). Uit monitorinformatie van het OM blijkt dat het IDV de afgelopen periode in ruim 96% van de gevallen slachtoffers en nabestaanden heeft geïnformeerd, waarbij het streven gericht is op 100% informatievoorziening.

Via twee sporen wordt gewerkt aan een verdere verbetering van de informatievoorziening aan slachtoffers. In het kader van het eerste spoor, gericht op de verbetering van de uitvoering van slachtofferrechten in de huidige praktijk, worden op basis van evaluaties en in de praktijk aangetroffen problemen, directe verbeteringen aangebracht. Hiertoe vinden ook regelmatig gesprekken plaats tussen en met OM, ZM en de advocatuur over de voortgang in de praktijk. Een tweede spoor is gericht op een fundamentele herinrichting van de organisatie van de informatievoorziening aan slachtoffers, van de aangifte tot en met tenuitvoerlegging van de straf/maatregel.

115

Wat is de stand van zaken met het slachtofferpiket voor zedenslachtoffers? Op welke plaatsen is dit slachtofferpiket actief en hoe functioneert dit?

In de steden Alkmaar en Utrecht is op dit moment sprake van een werkende piketregeling voor zedenslachtoffers. Hierbij is sprake van een rooster met een beperkt aantal advocaten die de juridische bijstand verzorgen voor slachtoffers van zedenmisdrijven. Nadat slachtoffers door de politie op de mogelijkheid van juridische bijstand zijn gewezen en nadat slachtoffers hebben aangegeven hiervan gebruik te willen maken, worden zij in contact gebracht met een advocaat. De advocaten werken op basis van een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand, zonder eigen bijdrage voor het slachtoffer (art. 44 Wrb). Navraag bij de betrokken advocaten en politie leert dat ervaringen met de piketregeling in deze plaatsen positief zijn. Op korte termijn zal een overleg plaatsvinden met de advocatuur en Slachtofferhulp Nederland waarbij de samenwerking en de praktijk van het slachtofferpiket besproken zal worden.

116

Kan een schadevergoedingsmaatregel ook opgelegd worden indien het ten laste gelegde feit bewezen is verklaard maar de dader ontoerekeningsvatbaar is? Zo nee, waarom niet?

De huidige formulering van artikel 36f eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) laat – volgens de uitleg van de Hoge Raad in jurisprudentie – niet toe dat aan een verdachte die door de rechter van alle rechtsvervolging wordt ontslagen (bij voorbeeld omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard en met een last op grond van artikel 37 Sr in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgenomen) een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Hetzelfde geldt als de verdachte niet tot gevangenisstraf wordt veroordeeld, maar wel de maatregel tbs met dwangverpleging kan worden opgelegd.

Ik acht het wenselijk dat ook in deze gevallen aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd, waardoor voor het slachtoffer de inning door het CJIB en een uitkering op grond van de voorschotregeling worden opengesteld. Om die reden heb ik, bij het wetsvoorstel dat conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers mogelijk maakt, tevens een wijziging van artikel 36f eerste lid Sr voorgesteld, die de uitleg van de term «veroordeeld» verduidelijkt en daarmee oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in bovenbedoelde gevallen mogelijk maakt. Naast deze mogelijkheid van schadeverhaal via het strafrecht, kan een slachtoffer ook langs civiele weg zijn schade verhalen. In gevallen waarin sprake is van ernstig letsel vanwege een gewelds- of zedenmisdrijf kunnen slachtoffers bovendien een beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

117

Wanneer treedt het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie Kansspelen in werking?

De consultatietermijn van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie Kansspelen is op 14 september 2012 verstreken. De ontvangen reacties worden bestudeerd en waar nodig verwerkt, waarna de Raad van State om advies zal worden gevraagd. Het besluit treedt zo spoedig mogelijk na het advies van de Raad van State in werking.

118

Wat zijn de kosten voor het levenslang toezicht op gewelds- en zedendelinquenten. Waar zijn die kosten uit opgebouwd?

Het uitvoeren van levenslang toezicht leidt voor de meeste ketenpartners (veelal op langere termijn) tot een hogere werklast en hogere kosten. De hoogte van de kosten is afhankelijk van de wijze waarop en de intensiteit waarmee het toezicht zal worden ingevuld. De afgelopen zes maanden is onderzoek gedaan naar de kosten voor twee mogelijke uitvoeringsscenario’s. Het eerste scenario gaat uit van een beperkte doelgroep en een ondergrens van de verwachte werklast voor deze groep. Het tweede scenario gaat uit van een grotere doelgroep en hogere verwachte werklast. In beide scenario’s zijn de zorgkosten en de kosten voor reclassering het meest substantieel.

Op basis van een eerste inschatting is de verwachting dat de eerste jaren sprake zal zijn van een beperkte stijging van het aantal reclasseringstoezichten. De kosten voor levenslang toezicht zullen vanaf 2016 tussen de 1 en 4 miljoen euro bedragen. Door middel van herschikking kan deze kostenstijging naar verwachting binnen het beschikbare reclasseringsbudget worden afgedekt.

119

Wat zullen jaarlijks de kosten zijn voor het afgeven van een gratis VOG aan vrijwilligers die werken bij sportverenigingen, scouting waar kinderen bij betrokken zijn?Wat zal een gratis VOG kosten voor werknemers die werkzaam zijn in de zorg?

De legeskosten bedragen € 30,05 voor een reguliere VOG-aanvraag en € 24,55 voor een VOG die digitaal wordt aangevraagd. De totale kosten voor het verstrekken van een «gratis» VOG hangen samen met de omvang van de doelgroep. Volgens Movisie, kennisinstituut op het gebied van sociale zorg en veiligheid, zijn in Nederland naar schatting 2,1 miljoen vrijwilligers die met kinderen werken. De jaarlijkse kosten van een gratis VOG voor deze doelgroep zouden minimaal 50 miljoen euro bedragen. Het gratis beschikbaar stellen van een VOG aan de ca. 1,4 miljoen betaalde werknemers in de zorg5 zou ruim 34 miljoen euro per jaar kosten. Binnen de rijksbegroting is geen financiële dekking voor het beschikbaar stellen van een gratis VOG aan doelgroepen van een dergelijke omvang.

Ik heb uw Kamer eerder bij brief van 22 december 2011 geïnformeerd over de toegezegde tegemoetkoming in de aanvraagkosten van de VOG voor vrijwilligersorganisaties die met kinderen werken. Het betreft Scouting Nederland, het Steunpunt Kindervakanties en NOC*NSF. De betrokken vrijwilligersorganisaties beschikken niet over een aparte bron van inkomsten en voeren een breder integriteitsbeleid.6

120

Tot welke preventieve maatregelen worden ondernemers gestimuleerd te treffen tegen cybercrime? Zal het hier gaan om wettelijke verplichtingen?

Preventieve maatregelen tegen cybercrime zullen ondernemers in de eerste plaats zelf moeten nemen in samenwerking met de leveranciers van bijvoorbeeld hun software of producten die online worden afgenomen. Leveranciers nemen deze rol over het algemeen op zich en zien dit als een belangrijk punt als het gaat om hun betrouwbaarheid en imago. Er is niet voorzien in een wettelijke verplichting voor ondernemers. Waar we als overheid ondersteunend in zullen voorzien is in goede analyses van de criminaliteit. Onder meer komen deze tot uitdrukking in het Cyber security beeld en de dreigingsanalyses van de politie op et gebied van cybercrime. Hierdoor is het voor ondernemers en andere gebruikers duidelijk wat de grootste dreigingen zijn. Ook brengt het Cyber Security Centrum updates van actuele dreigingen waarbij ook wordt ingegaan op de handelingen die men kan verrichten of juist moet nalaten. Deze zijn beschikbaar voor iedereen op de website van het NCSC (www.ncsc.nl).

121

Zou er een besparing op kunnen treden als de drie reclasseringsorganisaties meer zouden gaan samenwerken of samengevoegd zouden worden? Zo ja, hoe groot zou die besparing zijn?

Zoals ik eerder heb opgemerkt in mijn brief aan de Tweede Kamer van 26 maart 2012 (TK, 2011–2012, 29 270, nr. 66) werken de drie reclasseringsorganisaties reeds intensief samen bij nieuwe ontwikkelingstrajecten. Tevens wordt gewerkt aan een efficiëntere procesgang bij de verdeling van opdrachten tussen de drie reclasseringsorganisaties en zal met ingang van 2013 kostenbesparing plaatsvinden op de kwaliteitsborging van gedragsinterventies door een meer efficiënte samenwerking. De precieze omvang van de besparing die dit oplevert is op dit moment nog niet aan te geven.

In reactie op eerdere vragen over een mogelijke samenvoeging van de drie reclasseringsorganisaties heb ik uw Kamer laten weten de huidige sturingsrelatie vooralsnog niet te zullen wijzigen (verslag schriftelijk overleg d.d. 8 april 2011; TK, 2010–2011, 29 270, nr. 51).

122

Op welke schaal en op welke plaatsen wordt gebruik gemaakt van de maatregel tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling?

De Wet tijdelijk huisverbod biedt expliciet de mogelijkheid om het huisverbod op te leggen in zaken van kindermishandeling. Uit de procesevaluatie naar deze wet is echter gebleken dat het huisverbod nog weinig wordt toepast in dergelijke situaties. Vanwege hun spilfunctie in het huisverbodtraject hebben gemeenten een initiërende rol om dit aan te pakken. De gemeente Rotterdam is bijvoorbeeld een pilot «huisverbod bij kindermishandeling» gestart. Landelijk worden geen cijfers bijgehouden over het aantal huisverboden bij kindermishandeling. Wel wordt ernaar gestreefd met de effectevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod nader inzicht te krijgen in de inzet van het huisverbod in situaties van kindermishandeling. De effectevaluatie zal in 2014 aan de Tweede Kamer worden verstuurd.

123

Hoe vaak komt het voor dat kinderen van gedetineerde moeders onder toezicht worden gesteld?

Het registratiesysteem van de Raad voor de Kinderbescherming is gebaseerd op dossiers van kinderen en niet op ouderdossiers. Dat betekent dat deze gegevens niet op geaggregeerd niveau beschikbaar zijn.

124

Wat kost een ondertoezichtstelling (OTS) per kind per maand?

De Bureaus De Bureaus Jeugdzorg zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten, die zij maken voor een OTS. Vanuit het ministerie ontvangen zij via de provincies of stadsregio’s een normbedrag per OTS. Het normbedrag voor een OTS is in het eerste jaar € 683 per maand, na het eerste jaar € 577 per maand.

1

25

Kan worden aangegeven wat het aantal ondertoezichtstellingen (OTS) is per leeftijdsgroep (0–4 jaar, 4–12 jaar en 12- 18 jaar)? Zo nee, waarom zijn deze gegevens niet beschikbaar?

Per 30 juni 2012 was het aantal ondertoezichtstellingen per leeftijdsgroep als volgt:

– 0 t/m 5 jaar

6 500

– 6 t/m 11 jaar

10 600

– 12 t/m 14 jaar

6 100

– 15 t/m 17 jaar

8 500

126

Wat zijn het aantal vrijwillige en gedwongen uithuisplaatsingen en daarbinnen het aantal plaatsingen pleegzorg, gezinshuizen en residentiële zorg. Kan dit naar gemeente worden gespecificeerd?

Het aantal gedwongen uithuisplaatsingen bedroeg per 30 juni 2012 (OTS en Voogdij) zo'n 19 000 jeugdigen (12 000 OTS en 7 000 Voogdij)

Uitgesplitst naar verblijfplaats:

– Pleeggezin

10 500

– Residentieel

3 800

– Gesloten jeugdzorg

700

– Verblijf GGZ

3 000

– Overige verblijfsituaties

1 000

Een specificatie naar gemeenten is niet beschikbaar.

Cijfers over het aantal vrijwillige uithuisplaatsingen zijn niet bekend.

127

Hoe wordt ervoor gezorgd dat de financiering van de door Justitie erkende gedragsinterventies, zoals Multi Systeem Therapie, gewaarborgd is, zowel binnen als buiten het strafrechtelijk kader?

De door de Erkenningscommissie van Justitie erkende programma’s worden, wanneer ingezet bij tenuitvoerlegging van een taakstraf en bij inzet in de justitiële jeugdinrichtingen, door het ministerie van Veiligheid en Justitie gefinancierd. De overige inzet van MST in jeugdstrafrechtelijk kader loopt via de zorgkantoren op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het merendeel van de MST behandelingen vindt plaats buiten strafrechtelijk kader. MST en ook andere door de Erkenningcommissie van Justitie erkende interventies worden ook in dat geval gefinancierd via de zorgkantoren op basis van de Zvw. Deze wijze van financiering is enkele jaren geleden door het ministerie van VWS afgesproken met het Interprovinciaal Overleg (IPO), vanwege eenduidigheid in de financiering voor zowel geïndiceerde jeugdzorg als zorg in gedwongen kader.

128

Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de financiering van Multi Systeem Therapie niet enkel mogelijk wordt binnen een Gedrags Beïnvloedende Maatregel maatregel?

De door de Erkenningscommissie van Justitie erkende programma’s worden, wanneer ingezet bij tenuitvoerlegging van een taakstraf en bij inzet in de justitiële jeugdinrichtingen, door het ministerie van V&J gefinancierd. De overige inzet van MST in jeugdstrafrechtelijk kader loopt via de zorgkantoren op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het merendeel van de MST behandelingen vindt plaats buiten strafrechtelijk kader. MST en ook andere door de Erkenningcommissie van Justitie erkende interventies worden ook in dat geval gefinancierd via de zorgkantoren op basis van de Zvw. Deze wijze van financiering is enkele jaren geleden door het ministerie van VWS afgesproken met het Interprovinciaal Overleg (IPO), vanwege eenduidigheid in de financiering voor zowel geïndiceerde jeugdzorg als zorg in gedwongen kader.

129

Op welke wijze wordt onafhankelijk feitenonderzoek door een forensisch arts gewaarborgd in het Actieplan Kinderen Veilig? Hoe vaak wordt gebruik gemaakt van forensisch pediatrisch onderzoek door politie en justitie?

Het actieplan benoemt dat door een adequate inzet van forensisch-medische expertise, als vorm van waarheidsvinding, de fysieke veiligheid van kinderen beter kan worden gewaarborgd. Hoe vaak gebruik wordt gemaakt van deze vorm van onderzoek door politie en justitie is niet precies bekend. Een werkgroep met daarin vertegenwoordigers uit de medische sector, de jeugdzorg en de justitiële sector, werken samen aan de totstandkoming van een stroomschema en een bijbehorende sociale kaart per regio, voor professionals voor de inzet van forensisch-medische expertise bij een vermoeden van fysieke mishandeling of seksueel misbruik. Hiermee geeft de werkgroep nadere invulling aan een actie waarover ik u 7 juli 2011 per brief heb geïnformeerd (Kamerstuk II, 2010–2011, 31 839, nr.124). Doel is deze vorm van expertise beter te ontsluiten en daarmee de inzet er van te vereenvoudigen. Hierover heeft de staatssecretaris van VWS uw Kamer recent uitgebreid bericht in de voortgangsrapportage «Geweld in afhankelijkheidsrelaties».

130

Op welke wijze wordt forensisch pediatrisch onderzoek in 2013 gefinancierd?

Het justitiële kader kan de forensisch medische expertise inzetten, door de experts van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in te schakelen. Het NFI wordt conform de reguliere werkwijze daartoe gefinancierd. Over het niet-justitiële kader heeft de staatssecretaris van VWS uw Kamer recent bericht in de voortgangsrapportage «Geweld in afhankelijkheidsrelaties».

131

Op welke wijze wordt het budget voor forensisch pediatrisch onderzoek naar kindermishandeling structureel in de wet verankerd?

Ik ben niet voornemens voor het justitiële kader wettelijk een budget te verankeren, want voor de inzet van forensisch-medische expertise volstaat de besteding van generieke middelen. Met deze middelen kunnen organisaties zelf besluiten tot de inzet van forensisch-medische expertise. Dit past bij de verantwoordelijkheid die een organisatie heeft voor het leveren van goede zorg of onderzoeken en maakt maatwerk aan de vraagkant mogelijk.

132

Wat gebeurt er met het geld dat gereserveerd is voor de provinciale bureaus jeugdzorg na de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten vanaf 2015?

Wanneer de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg,

worden de op dat moment geldende budgetten voor 2015 en volgende jaren

overgeheveld naar het gemeentefonds. De gemeenten bepalen vervolgens

zelf hoe zij deze middelen gaan inzetten voor jeugdzorg.

133

Wat is de stand van zaken in de aanpak van criminele, overlastgevende en hinderlijke jeugdgroepen?

Op 5 juli 2012 heeft de Tweede Kamer een voortgangsrapportage over de aanpak van criminele, overlastgevende en hinderlijke jeugdgroepen ontvangen. In die brief is inzichtelijk gemaakt dat er ten opzichte van 2010 een daling is van 24% op alle problematische jeugdgroepen in Nederland, en dat er van de 89 criminele jeugdgroepen nog 28 criminele jeugdgroepen over zijn. Daarnaast worden of zijn de nieuw ontstane 36 criminele jeugdgroepen ook aangepakt. In de brief zijn tevens de strafrechtelijk interventies die door het OM zijn opgelegd beschreven.

Het aanpakken van jeugdgroepen en het proces van rapporteren over het landelijk beeld van het aantal criminele, overlastgevende en hinderlijke groepen, over het aantal aangepakte criminele jeugdgroepen en over de opgelegde interventies gaat onverminderd door. De Tweede Kamer is toegezegd dat de aanpak wordt geëvalueerd door het WODC en dat begin 2013 de evaluatie naar de Kamer wordt verstuurd. De Tweede Kamer is toegezegd dat de aanpak wordt geëvalueerd door het WODC en dat begin 2013 de evaluatie naar de Kamer wordt verstuurd. De Tweede Kamer wordt begin 2013 ook door mij geïnformeerd over de nieuwe stand van zaken in de aanpak van de criminele jeugdgroepen op basis van door de lokale driehoeken vastgestelde rapportage van Openbaar Ministerie en politie op deze prioriteit. Ik informeer u dan ook over de stand van zaken op het totaal aantal hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen in Nederland, middels een landelijk beeld 2012. Dat landelijk beeld laat ik weer opmaken door Bureau Beke. Dit in vervolg op het landelijk beeld van 2011, waarover ik u eerder dit jaar informeerde.

134

Op welke wijze worden de 25 veiligheidshuizen betrokken bij de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten?

Met ingang van 2013 wordt de regie op de Veiligheidshuizen belegd bij gemeenten. Met ingang van 2015 komt ook de regie op de jeugdzorg bij gemeenten te liggen. De komende periode zullen gemeenten zelf de betrokkenheid kunnen bepalen van de Veiligheidshuizen bij de decentralisatie van de jeugdzorg, en hoe deze betrokkenheid wordt vormgegeven. Het programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen en het Transitiebureau Jeugd (VWS, VenJ en VNG) faciliteren daarbij, door de consequenties in kaart te brengen van de stelselwijziging in de jeugdzorg op de Veiligheidshuizen en gezamenlijk met gemeenten en stakeholders een visie te ontwikkelen op de mogelijkheden om deze wijziging goed vorm te geven. Daarnaast werken het programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen en het Transitiebureau Jeugd samen bij de inhoudelijke invulling van landelijke en regionale bijeenkomsten, zodat gemeenten integraal ondersteund kunnen worden bij het vertalen van landelijke beleidsontwikkeling naar lokaal en regionaal beleid.

135

Hoeveel zal aan de inhuur van externen in 2013 worden uitgegeven? Wat was het bedrag in 2012 en 2011? Waarvoor werden deze externen ingehuurd?

De uitgaven voor de inhuur van externen worden jaarlijks in het Rijksjaarverslag verantwoord. In de afgelopen jaren zijn daarin de volgende cijfers weergegeven: € 169,8 mln. over het jaar 2010 en € 154,9 mln. over 2011. Dat staat gelijk aan inhuurpercentages van 8,4% resp. 8,3%. Voor 2012 en ook voor 2013 wordt ook gestreefd naar een percentage beneden de 10%.

Hoe hoog de uitgaven voor inhuur externen in 2012 zullen zijn is nog niet bekend. De realisatie hiervan zal worden opgenomen in het Jaarverslag 2012. Evenzeer is 2013 nog onbekend, aangezien de herindeling van de ministeries conform het Regeerakkoord Rutte II invloed zal uitoefenen op de totale omvang ervan.

De ingehuurde externen betreffen overigens voor bijna de helft uitzendkrachten (circa 45%), zowel op formatieplaatsen als voor het opvangen van piekbelasting, en verder deskundigen op het terrein automatisering (circa 40%).

136

Waaruit kan worden opgemaakt dat het ministerie van Veiligheid en Justitie is begonnen met het terugdringen van de overheidskosten op het departement?

Het terugdringen van de overheidsuitgaven is zichtbaar in de meerjarige dalende reeks van de apparaatsuitgaven van het Bestuursdepartement. De taakstelling vanuit het kabinet Rutte-Verhage op de personele en materiële budgetten is volledig in deze begroting verwerkt. Zowel voor de personele als voor de materiële budgetten zijn maatregelen getroffen om deze budgetverlaging te kunnen realiseren.

137

Welke reden heeft de stijging van de nominale en onvoorziene uitgaven tussen 2013 en 2017?

Op artikel 92 worden de reeksen geparkeerd, voorafgaand aan een nadere verdeling over de VenJ-begroting. Veelal betreft het door het Minister van Financiën uitgekeerde loon- en prijsbijstelling en opgelegde taakstellingen. De reden van de stijging in het saldo op artikel 92 is met name gelegen in het feit dat eerder uitgekeerde prijsbijstelling meerjarig nog niet geheel over de VenJ-begroting is verdeeld.

138

Kunnen de personele uitgaven voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) uitsplitst worden naar eigen personeel en externe inhuur?

De ontwerpbegroting 2013 bevat op bladzijde 84 een meerjarig overzicht van de personele kosten, met een uitsplitsing naar eigen personeel en externe inhuur. Voor 2013 zijn de totale personele kosten geraamd op € 953,7 miljoen, waarvan € 16 miljoen voor externe inhuur. De personele kosten dalen meerjarig naar € 835 miljoen in 2017, waarvan € 14 miljoen externe inhuur. Zie ook het antwoord op vraag 113.

139

Kan een overzicht worden gegeven van de capaciteit bij DJI alsmede de feitelijke bezetting, voor respectievelijk vreemdelingenbewaring, tbs, gevangeniswezen en justitiële jeugdinrichtingen?

Volgens de ontwerpbegroting 2013 beschikt DJI over onderstaande direct inzetbare (intramurale) capaciteit. Ten opzichte van deze capaciteit is voorts de gemiddelde bezetting en het bezettingspercentage weergegeven, gebaseerd op het eerste halfjaar van 2012.

Tabel 1. Ontwerpbegroting 2013 direct inzetbare (intramurale) capaciteit, incl. bezetting 1e halfjaar 2012 en bezettingspercentage

Sector

Capaciteit

Bezetting

%

Gevangeniswezen

11 467

10 567

92,2%

Justitiële Jeugdinrichtingen

800

614

76,8%

TBS

1 976

1 808

91,5%

Vreemdelingenbewaring

1 563

1 019

65,2%

140

In hoeverre is de capaciteit bij DJI flexibel? Kunnen capaciteitsschommelingen bij tbs, penitentiaire inrichtingen en justitiële jeugdinrichtingen worden opgevangen?

Het capaciteitsmanagement van DJI is erop ingericht om schommelingen in de capaciteitsbehoefte op te kunnen vangen. Hiervoor worden primair twee instrumenten ingezet. Op de eerste plaats hanteert elke sector een bezettingsnorm die lager is dan de totale capaciteit, waardoor een capaciteitsmarge ontstaat. Voor het gevangeniswezen bijv. is deze norm 91,3% (blz. 92 van de begroting 2013). Dit betekent dat 8,7% van de capaciteit gebruikt kan worden om fluctuaties in het aanbod op te vangen of ten behoeve van zgn. frictieleegstand. Bij de meerjarige ramingen van de behoefte aan sanctiecapaciteit volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) wordt ook van deze marge uitgegaan.

Naast de capaciteitsmarge houden de sectoren ook een buffer aan reservecapaciteit en evt. in stand te houden capaciteit aan. Deze reservecapaciteit kan op korte termijn worden geactiveerd, indien de bestaande marge ontoereikend is om een stijging in het aanbod op te vangen. Voor het gevangeniswezen gaat het in 2013 om 569 plaatsen. Op deze wijze kan snel en doelmatig op schommelingen in de capaciteitsbehoefte worden gereageerd, zonder dat sprake is van onnodige leegstand. De gegevens voor alle sectoren zijn in de begroting 2013 opgenomen op de bladzijden 93 – 96.

141

Hoeveel open (Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen) en half open (Beperkt Beveiligde Inrichtingen) inrichtingen zijn er nog? Zijn er plannen om nog meer open en half open inrichtingen te sluiten?

Er zijn momenteel tien Zeer beperkt beveiligde inrichtingen (ZBBI) met in totaal 286 plaatsen en vier Beperkt beveiligde inrichtingen (BBI) met in totaal 556 plaatsen voor mannelijke gedetineerden. Daarnaast zijn er verspreid over drie inrichtingen 29-ZBBI-plaatsen en 66 BBI-plaatsen voor vrouwelijke gedetineerden.

In het kader van de uitvoering van het Masterplan Detentiecapaciteit Gevangeniswezen 2009 – 2014 dat voorziet in de afbouw van boventallige detentiecapaciteit, zullen de komende twee jaar twee ZBBI’s (47 plaatsen) en drie BBI’s (331 plaatsen) worden gesloten.

142

Waarom wordt er in de penitentiaire inrichtingen een nieuw telefoonsysteem opgezet, wat houdt dit in? Waarom is er een nieuwe provider gekozen? Waarom zijn de kosten voor de gedetineerden om contact te houden met advocaat en de rest van de buitenwereld (zoals partner en kinderen) zo gestegen?

Voor een nieuw telefoonsysteem en een nieuwe provider is gekozen omdat de bestaande contracten voor kaarttelefonie niet meer voldeden aan de eisen van de OPTA. Conform de uitgangspunten die de OPTA bij aanbestedingen hanteert, heeft DJI besloten kaarttelefonie voor gedetineerden als één geheel in de markt te zetten via een Europese aanbesteding.

Naast de eisen van de OPTA hebben bij de keuze voor het nieuwe telefoniesysteem ook veiligheidsredenen meegespeeld. Zo kan met het nieuwe telefoniesysteem bijvoorbeeld beter gecontroleerd worden op het gebruik van zogenaamde belsluipwegen.

Met de invoering van het nieuwe telefoniesysteem is tevens gekozen voor een nieuwe tariefstructuur. Sommige tarieven zijn gestegen en andere gedaald. Zo is onder meer een lager tarief gerealiseerd voor het bellen naar mobiele nummers en zijn maximum tarieven overeengekomen voor het bellen naar het buitenland. Daarnaast biedt de nieuwe tariefstructuur meer inzicht in de kosten die DJI moet maken om de telefonie-infrastructuur in de inrichtingen in stand te houden.

In algemene zin kan dus niet gesproken worden over een stijging van de belkosten. De uiteindelijke kosten voor het bellen variëren per gedetineerde en hangen af van de telefoonnummers die worden gebeld (vast, mobiel, binnen- of buitenland).

143

Is nagegaan wat de gevolgen voor de prijs van vreemdelingenbewaring per plaats/per dag zou zijn indien geen insluiting op de cel zou plaatsvinden? Kunt u deze gevolgen schetsen?

Het dagprogramma van de vreemdelingenbewaring omvat de periode tussen 8.00 uur en 17.00 uur. Gedurende die periode zijn de gedetineerden met activiteiten bezig zoals bezoek, luchten en bibliotheek, of kunnen zij vrijelijk verblijven op de afdeling. Zij worden in die periode alleen tussen de middag een uur op cel ingesloten om de maaltijd te nuttigen.

Indien het dagprogramma wordt uitgebreid, vereist dit logischerwijze een navenante uitbreiding van het benodigde executieve personeel dat toezicht houdt op de vreemdelingen. De kosten lopen op al naar gelang de omvang van de uitbreiding van het dagprogramma. Zou, als voorbeeld, binnen de vreemdelingenbewaring in het geheel geen (verplichte) insluiting in de eigen cel meer plaatsvinden, dan zouden de kosten per plaats per dag met ca. 20% toenemen ten opzichte van de bedragen in de voorliggende begroting (zie pagina 85 van de begroting 2013).

144

Hoe vaak worden vreemdelingen geplaatst in een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) en worden deze meegerekend in de cijfers voor vreemdelingenbewaring? Hoe lang verblijven vreemdelingen gemiddeld in een PPC en wat zijn de voorwaarden om behandeling te stoppen? Wat gebeurt er dan met deze vreemdelingen?

In 2011 zijn 68 vreemdelingen vanuit vreemdelingenbewaring in een PPC geplaatst. Gemiddeld verbleven zij daar 70 dagen. Plaatsing in een PPC van een vreemdeling die op grond van de Vreemdelingenwet 2000 de maatregel van vreemdelingenbewaring is opgelegd, geschiedt onder voortduring van die maatregel. Medisch inhoudelijke beslissingen omtrent de behandeling worden door de behandelaar genomen. De bewaring kan eindigen door uitzetting of opheffing.

145

Hoe zal de aangenomen motie-Gesthuizen c.s. over de Substantieel Bezwarende Functies (SBF) in het gevangeniswezen (24587, nr. 470) worden uitgevoerd?

Met de motie Gesthuizen wordt de regering verzocht om de SBF-regeling op een zodanige wijze aan te passen dat personen die onder deze regeling vallen en er op hun 60ste jaar voor kiezen om langer door te werken, hun pensioen pas op de pensioengerechtigde leeftijd hoeven aan te spreken. Uw Kamer heeft recent een reactie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen op het verzoek van het lid Gesthuizen (SP) om een brief over de uitvoering van de motie Gesthuizen c.s. over het aanwenden van hun pensioen voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door personeel met een substantieel bezwarende functie van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

146

Waarom worden enkelbanden voor elektronisch toezicht op delinquenten zo weinig toegepast? Hoe gaat het gebruik van enkelbanden voor elektronisch toezicht worden bevorderd?

In de eerste acht maanden van 2012 bedroeg het aantal toezichten met inzet van elektronische controlemiddelen 225. In 2011 is dit middel 221 keer ingezet. Dit betekent dat er in de eerste acht maanden van 2012 reeds meer gebruik is gemaakt van enkelbanden voor elektronisch toezicht dan in heel 2011. Het huidige beleid is erop gericht om de inzet van elektronische controlemiddelen verder te laten toenemen.

Om het gebruik van elektronische hulpmiddelen verder te bevorderen, zijn de afgelopen periode voorlichtingsbijeenkomsten en expertmeetings georganiseerd voor reclasseringsadviseurs en ketenpartners. Daarnaast wordt door Reclassering Nederland de invoering van het digitale loket Elektronische Controle voorbereid. Met het digitale loket kunnen rechters, rechter commissarissen, officieren van justitie maar ook de adviseurs van Reclassering Nederland snel een haalbaarheidsonderzoek aanvragen ten aanzien van het toepassen van elektronisch controlemiddelen ter ondersteuning van het opleggen van bijzondere voorwaarden.

147

Hoe vaak zal naar verwachting, gebruik gemaakt worden van de voorschotregeling bij het innen van de schadevergoeding van slachtoffers van zeden- en geweldsmisdrijven? Welke kosten zijn hier mee gemoeid? Waar is dit te vinden in de begroting?

In de eerste elf maanden sinds het van kracht worden van de voorschotregeling (van 1 september 2011 tot 1 augustus 2012) is een bedrag van 4,2 miljoen uitgekeerd aan 3 314 slachtoffers. In 2008 is door onderzoeksbureau Significant een impactanalyse gemaakt van de uitvoering van de voorschotregeling door het CJIB. Uit die analyse is gebleken dat jaarlijks een bedrag van tussen de € 5 miljoen en € 6 miljoen nodig is om de voorschotten uit te kunnen keren zolang de regeling alleen van toepassing is op zeden- en geweldsmisdrijven. Vanaf medio 2016 is de voorschotregeling ook van kracht voor vermogensdelicten; dan loopt dit bedrag op tot bijna € 11 miljoen.

Wat betreft de kosten is er onderscheid te maken tussen de uitvoeringskosten (administratie, inning, etc.) en de kosten indien de dader niet in staat blijkt terug te betalen. Het gaat immers om het verlenen van een voorschot dat door de dader moet worden afgelost. De eerste kosten worden door het CJIB gemaakt en worden gedekt uit de rijksbijdrage ten laste van de VenJ-begroting. De derving van inkomsten omdat het voorschot niet kan worden afgelost door de dader wordt op declaratiebasis door VenJ aan het CJIB vergoed. Ook deze kosten komen ten laste van de VenJ-begroting. De uitvoeringskosten zijn onderdeel van de rijksbijdrage aan het cjib artikel 34.3 onderdeel «centraal justieel incasso bureau». De kosten die worden gemaakt als de dader niet in staat blijkt terug te betalen komen ten laste van 34.3 onderdeel «overige sanctietoepassing».

148

Waarom is de omzet van de schadevergoedingsmaatregel in 2012 gedaald en blijft dit de komende jaren dalen?

De hoogte van het aantal schadevergoedingsmaatregelen in de VenJ-begroting is voorcalculatorisch van aard. Deze is geënt op financiële uitvoeringsreeksen.

De praktijk wijst inmiddels uit dat de realisatie van de feitelijk uitgevoerde schadevergoedingsmaatregelen hoger ligt. Daarmee zal de dalende lijn zich naar verwachting niet of slechts beperkt voordoen.

149

Welke projecten (met toelichting) dragen bij aan de efficiency van het Nederlands Forensisch Instituut?

Sinds 2008 zet het NFI de verbetersystematiek Lean Six Sigma in voor efficiencyverbeteringen. Met behulp van deze methodiek worden verbeteringen nagestreefd op met name drie aspecten die door de directie zijn vastgesteld, te weten klanttevredenheid (m.n. levertijden), kostenreductie en reductie van de kans op fouten. De eerste jaren heeft de nadruk in de Lean Six Sigma projecten gelegen op het verbeteren van de levertijden en dat heeft er ondermeer toe geleid dat deze t.o.v. 2007 met 90% zijn afgenomen. Vanwege de taakstelling voor het NFI in de bezuinigingen van de overheid en DGRR wordt Lean Six Sigma nu steeds meer ingezet om efficiënter te produceren en daardoor minder kosten te maken. Ook dit is tot op heden zeer succesvol. De verwachting is dat er in 2013 ongeveer 15 projecten met Lean Six Sigma worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn het verbeteren van de procedure van melden en afhandelen van kwaliteits- en arbo-incidenten, het verbeteren van de procedure van interne audits, het verbeteren van de doorlooptijd van interdisciplinair forensisch vooronderzoek en het efficiënter organiseren van het proces van voorraadbeheer van laboratoriumbenodigdheden.

150

Hoe moet de tabel van de Dienst Justis worden begrepen? Zijn de rijen met bedragen verschoven ten opzichte van de posten in de tabel van de Dienst Justis? Zo ja, zijn door deze verschuiving rijen met bedragen van de tabel «gevallen»?

De rijen in de tabel zijn per abuis naar beneden verschoven. De bedragen van 2.1 tot en met 2.3 dienen 2 regels hoger te staan. De bedragen bij 2.4 dienen 1 regel hoger te staan en de bedragen bij 2.5 staan op de juiste plek. Overigens zijn door deze verschuiving geen bedragen weggevallen. Voor de volledigheid is de juiste tabel bijgevoegd.

Meerjarige begroting van baten en lasten x € 1 000

 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Baten

             

1.1 Omzet moederdepartement

16 099

17 202

14 019

13 328

12 561

12 405

12 378

1.2 Omzet overige departementen

0

0

0

0

0

0

0

1.3 Omzet derden

17 747

14 870

14 695

14 683

14 673

14 673

14 673

1.4 Rentebaten

81

0

0

0

0

0

0

1.5 Bijzondere baten

274

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

34 201

32 072

28 714

28 011

27 234

27 078

27 051

               

2. Lasten

             

Apparaatskosten

             

2.1. Personele kosten

13 957

17 436

16 261

16 174

15 713

15 573

15 546

– Waarvan eigen personeel

12 809

15 102

14 319

14 165

13 865

13 865

13 865

– Waarvan externe inhuur

922

1 508

1 650

1 650

1 440

1 290

1 290

2.2. Materiële kosten

19 330

12 409

11 697

11 097

10 797

10 797

10 797

– Waarvan apparaat ICT

9 783

5 431

5 211

5 211

5 211

5 211

5 211

– Waarvan bijdrage aan SSO’s

0

0

0

0

0

0

0

2.3 Rentelasten

5

205

84

68

52

36

36

2.4 Afschrijvingskosten

             

– Materieel

109

2 022

672

672

672

672

672

– Waarvan apparaat ICT

0

1 917

650

650

650

650

650

– Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

2.5 Overige kosten

             

– Dotaties voorzieningen

220

0

0

0

0

0

0

– Bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

33 621

32 072

28 714

28 011

27 234

27 078

27 051

               

Saldo van baten en lasten

580

0

0

0

0

0

0

151

Weet u dat de Raad voor de rechtspraak aanvullende financiering wil en zegt dat het zonder aanvullende financiering moet gaan starten met het afbouwen van de productiecapaciteit van de gerechten? Wat zijn de gevolgen als de Raad niet de gewenste aanvullende financiering krijgt?

Ja, ik ben ervan op hoogte dat de Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven zonder aanvullende financiering te moeten gaan starten met het afbouwen van de productiecapaciteit.

Wat de gevolgen zijn als de Raad niet de gewenste aanvullende financiering krijgt, hangt van veel factoren af: de werkelijke instroomontwikkelingen, de mogelijkheden om een eventuele stijgende instroom te beperken en de mogelijkheden om een kwalitatief goede rechtspraak te leveren tegen de laagst mogelijke prijs.

Het is daarom van belang enerzijds de instroomontwikkelingen nauwkeurig te volgen en – indien nodig – aanvullende maatregelen te nemen en anderzijds continu te werken aan een kwalitatief goede rechtspraak tegen de laagst mogelijke prijs.

152

Waarom wordt juist 2013 een cruciaal jaar voor wat betreft de Agenda voor de Rechtspraak 2011–2014? Op welke manier en op welk moment zullen de resultaten zichtbaar worden? Behoort tot de agenda van de rechtspraak ook het project innoverende hoven?

In de Agenda van de Rechtspraak 2011–2014 is aangegeven dat de eerste periode in het teken staat van de voorbereiding van de implementatie van de herziene gerechtelijke kaart. In 2013 treedt het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart in werking: nieuwe zaakverdelingsreglementen zorgen dat de burger op 32 rechtspraaklocaties terecht kan voor veelvoorkomende zaken, nieuwe besturen treden aan, de interne organisatie wordt aangepast om professionals ruimte te bieden voor samenwerking om deskundigheid en specialismen tot hun recht te laten komen. 2013 is om die reden belangrijk.

Ook de start van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) dat de Minister van Veiligheid en Justitie met de Raad voor de rechtspraak heeft opgezet maakt 2013 een belangrijk jaar. In dit programma gaat het om bijvoorbeeld het verbeteren van de digitale toegang, tijdigheid en de effectiviteit van rechtspraak, maar ook om rechtspraak voor burgers meer toegankelijk en begrijpelijk te maken. In het kader van dit programma wordt onder meer onderzocht op welke wijze het burgerlijk- en bestuursprocesrecht vereenvoudigd en geüniformeerd kan worden. Hierbij wordt de mogelijkheid van één procesinleidend stuk onderzocht, waarna (in de daarvoor geschikte gevallen) een eenvoudige procedure ingegaan kan worden, met meer regiemogelijkheden voor de rechter. Het programma KEI is voorts gericht op het verder digitaliseren en versnellen van processen en het digitaal kunnen aanbrengen van zaken, het volgen van de voortgang daarvan via het internet en het toegang krijgen tot uitspraken via een digitaal register. In de beantwoording van de vragen 155 en 160 wordt eveneens ingegaan op het programma KEI.

Ook de gerechtshoven zijn in deze trajecten betrokken. Het project innoverende hoven dat ook een antwoord van de hoven biedt op de veranderende rol van de Hoge Raad is hiervan een voorbeeld. Dit project wordt door de Raad voor de rechtspraak uitgevoerd.

153

Wanneer komt u met het wetsvoorstel aangaande de uitbreiding van het aantal disciplinaire maatregelen voor rechters?

Ik ben voornemens dit wetsvoorstel in het voorjaar van 2013 bij uw Kamer in te dienen

154

Wat is uw reactie op het plan van de Raad voor de rechtspraak om te komen met een tv-kanaal waar rechtszaken live op te volgen zijn?

Er is geen voornemen voor een dergelijk tv-kanaal. De Raad voor de rechtspraak heeft wel het voornemen in 2013 een proef te houden met het streamen van beelden uit een zittingszaal via Rechtspraak.nl. Daarbij gaat het om een proef van zes maanden, waarbij er één keer per maand opnamen gemaakt worden van enkele rechtszittingen (kanton, politierechter), die na beoordeling van met name de waarborg van de privacy van procespartijen beschikbaar worden gesteld via Rechtspraak.nl. In de plannen is er sprake van dat de beelden van commentaar worden voorzien door een persrechter. De proef wordt gehouden bij de rechtbank in Den Haag. Doel van de proef is om de technische mogelijkheden van het streamen van beelden via de site te verkennen, en de behoefte in de samenleving aan dergelijke beelden te peilen.

Ik vind dat de Rechtspraak zich zichtbaarder zou moeten opstellen. De proef waarvan in 2013 sprake is, is een goede stap om die grotere zichtbaarheid te bereiken. Ik ben van mening dat openbaarheid en zichtbaarheid van de rechtspraak kan bijdragen aan het maatschappelijk vertrouwen in de rechtspraak. In die zin sta ik positief tegenover dit plan van de Raad. Met de Raad voor de rechtspraak ben ik van mening dat bij het op televisie brengen van zittingen terughoudendheid moet worden betracht. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachten, slachtoffers en andere betrokkenen is in het geding alsmede het belang van een ongestoorde behandeling van de zaak.

155

Betreft de gewenste vereenvoudiging van het procesrecht alleen het civiele recht of ook andere rechtsgebieden? Wanneer is te verwachten dat de betreffende wetsvoorstellen zullen worden ingediend? In welk jaar wordt verwacht dat dergelijke wetten besparende effecten op de rechtspraak zullen hebben?

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Raad voor de rechtspraak zijn gestart met het programma Kwaliteit En Innovatie (KEI). Naast vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht wordt vereenvoudiging van het bestuursprocesrecht beoogd. Over mogelijke aanpassingen zal worden geconsulteerd bij belanghebbende partijen. Vervolgens zal een wetsvoorstel worden ingediend. Gestreefd wordt naar indiening in de tweede helft van 2013. Het tijdstip waarop besparende effecten kunnen worden gerealiseerd, zal onder andere afhangen van de implementatie van de wetswijziging nadat het voorstel is aanvaard. Thans wordt onder auspiciën van het WODC – naast het civiele recht – ook onderzoek gedaan naar de werking van het hoger beroep op de andere rechtsgebieden: administratief recht en strafrecht. Met betrekking tot het strafprocesrecht wordt onder meer bezien wat het effect is geweest van de Wet stroomlijnen hoger beroep uit 2007 (in het bijzonder het voortbouwend appel en het beperkte verlofstelsel). Mede op basis van de uitkomsten daarvan zal bijvoorbeeld in het kader van het project Versterking prestaties strafrechtsketen worden bezien of verdere vereenvoudiging (inclusief de kwestie van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voordat de behandeling in appel heeft plaats gevonden) mogelijk is.

156

Hoe verhoudt zich de mededeling dat in verband met de permanente educatie landelijke kenniscentra zullen worden ingericht tot de mededeling (twee alinea’s verder) dat waar het gaat om de deskundigheid op bijzondere kennisgebieden kenniscentra bij de gerechtshoven zijn ingericht? Kan een overzicht worden gegeven van de nu bestaande kenniscentra en van de kenniscentra die nog zullen worden ingericht?

Helaas is er een fout geslopen in de alinea over de landelijke kenniscentra. Het gaat hier niet om landelijke kenniscentra, maar om landelijke concentraties. Hiermee wordt bedoeld dat de behandeling van bepaalde zaakstypen bij één of enkele gerechten wordt geconcentreerd.

Bestaande kenniscentra zijn Cybercrime bij het gerechtshof Den Haag, Fraude bij het gerechtshof Amsterdam, Milieu en Gezondheid bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en Financieel Economisch recht bij de rechtbank Rotterdam. Nieuwe initiatieven op het gebied van fiscaal recht en verzekeringsrecht worden verkend.

157

Op welke manier zal de rol van de raadsheer-commissaris worden versterkt? Is inmiddels bij alle gerechtshoven een kabinet voor de raadsheer-commissaris ingesteld? Kan een overzicht worden gegeven van de hoeveelheid zaken waarin in 2010 en 2012 een verwijzing naar de raadsheer commissaris heeft plaatsgevonden?

De wet biedt sinds enkele jaren de mogelijkheid uit het midden van een gerechtelijk college dat de zaak in hoger beroep behandelt, een raadsheer-commissaris te benoemen voor het verrichten van nadere onderzoekshandelingen. Hiervoor hoeft niet meer te worden verwezen naar de rechter-commissaris die zich nieuw in de inhoud van de zaak moet verdiepen. Het niet meer hoeven verwijzen levert tijdwinst op en is efficienter. De raadheren-commissaris weten zich altijd verzekerd van ondersteuning door een kabinet. Dit kan het kabinet van de rechter-commissaris bij de rechtbank van de vestigingsplaats van het hof zijn, maar ook een zelfstandig kabinet bij het hof. De inzet van de raadsheer-commissaris in strafzaken kent een succesvolle opmars: zijn inzet steeg van 276 zaken in 2010 naar 922 zaken in 2011.

158

Acht de Raad voor de rechtspraak het verantwoord dat is besloten voor het uitvoeringsjaar 2012 de bijdrage met 46 miljoen te verlagen om de gevolgen van het niet doorgaan van de verhoging van de griffierechten op te vangen?

De Raad heeft aangegeven dat voor de korte termijn – dat wil zeggen, in 2012 – een dergelijke verlaging van de bijdrage kan worden opgevangen door de aanwezige reserves bij de Raad. Daarmee zouden de reserves vrijwel volledig zijn uitgeput en zijn er dus geen mogelijkheden meer om ook 2013 een beroep te doen op de reserves bij de Raad.

Om die reden ben ik voornemens bij de tweede suppletore begroting voor het jaar 2012 een groot deel van deze ingreep ongedaan te maken door € 40 mln. toe te voegen aan de bijdrage aan de Raad voor de rechtspraak.

159

Kan in een tabel een overzicht worden gegeven van het oplopen van doorlooptijden vanaf 2014 voor het geval geen aanvullende financiering beschikbaar komt?

Een dergelijke tabel kan niet worden opgenomen omdat het niet mogelijk is voor specifieke zaaksgroepen het effect van een onderfinanciering ten opzichte van de verwachte instroom te berekenen. De Rechtspraak zal bijvoorbeeld een prioritering bij de behandeling van zaken moeten gaan ontwikkelen. Daardoor zal een eventueel capaciteitstekort voor verschillende zaaksgroepen anders uitpakken.

160

Wat wordt bedoeld met de vereenvoudiging van het procesrecht?

Digitalisering van het civiele procesrecht wordt mogelijk gemaakt, evenals een verdergaande digitalisering van het bestuursprocesrecht. Zo moet de start van de procedure en de wisseling van stukken tijdens de procedure digitaal kunnen plaatsvinden en moeten procespartijen digitaal de voortgang van hun zaak kunnen volgen. Het onderscheid tussen verzoekschrift en dagvaarding kan vervallen. Verder worden het burgerlijk- en bestuursprocesrecht geüniformeerd. Ook wordt bezien hoe de procedure in hoger beroep kan worden vereenvoudigd. Een vergroting van de regierol van de rechter vormt onderdeel van de vereenvoudiging (en versnelling) van burgerlijk- en bestuursrechtelijke procedures. In de beantwoording van de vragen 152 en 155 wordt hier ook nader op ingegaan.

161

Hoe wordt ervoor gezorgd dat er binnen de rechtspraak voldoende financiële stabiliteit komt om de noodzakelijke investeringen te doen?

Financiële stabiliteit is áltijd een belangrijke voorwaarde voor een organisatie om goede prestaties te leveren en noodzakelijke investeringen te doen. Om dit te borgen heb ik jaarlijks met de Raad voor de rechtspraak overleg over de (meerjarige) begroting en jaarplan van de Rechtspraak en worden eens in de drie jaar de prijzen die de Rechtspraak ontvangt voor zijn productie opnieuw vastgesteld. Aan deze vaststelling gaan een intensieve analyse en onderhandelingen vooraf.

162

Hoe moet de financiële ruimte worden gecreëerd voor kwaliteitsbepalende elementen als de rechtspraak binnenkort onvoldoende vermogen en dus geld heeft?

De Raad heeft aangegeven dat voor de korte termijn – dat wil zeggen, in 2012 – een dergelijke verlaging van de bijdrage kan worden opgevangen door de aanwezige reserves bij de Raad. Daarmee zouden de reserves vrijwel volledig zijn uitgeput en zijn er dus geen mogelijkheden meer om ook 2013 een beroep te doen op de reserves bij de Raad.

Om die reden ben ik voornemens bij de tweede suppletore begroting voor het jaar 2012 een groot deel van deze ingreep ongedaan te maken door € 40 mln. toe te voegen aan de bijdrage aan de Raad voor de rechtspraak.

163

Waarom krijgt de rechtspraak in beperkte mate extra geld, terwijl tegelijkertijd wordt geconstateerd dat een substantiële verhoging van de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie nodig is om oplopende voorraden en doorlooptijden te voorkomen? Wanneer kan hiervoor een oplossing worden verwacht?

De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid, in combinatie met de beperkte financiële mogelijkheden van het Kabinet, heeft ertoe geleid dat het begrotingsvoorstel van de Raad, in overleg met de Raad, beperkt is gehonoreerd. Het is daarom van belang enerzijds de instroomontwikkelingen nauwkeurig te volgen en – indien nodig – aanvullende maatregelen te nemen. Het is op dit moment dus te vroeg om aan te geven op welk moment een oplossing kan worden verwacht.

164

Hoe groot zijn de aanwezige reserves bij de Raad voor de rechtspraak op dit moment? Wanneer zijn deze op, indien er op dit tempo op ingeteerd blijft worden?

Het eigen vermogen bedraagt op dit moment € 38,4 mln. (stand 31-12-2011) en de egalisatierekening bedraagt op dit moment € 33,1 mln. (stand 31-12-2011).

Bij de tweede suppletore begroting voor het jaar 2012 ben ik voornemens een bedrag van € 40 mln. toe te voegen aan de bijdrage van de Raad om te voorkomen dat al in 2012 fors wordt ingeteerd op de aanwezige reserves. De mate waarin ná 2012 wordt ingeteerd op de aanwezige reserves hangt grotendeels af van de werkelijke instroom. Mocht de werkelijke instroom gelijk zijn aan de huidige prognose, de prijzen gelijk blijven en de rechtspraak geen aanvullende middelen ontvangen, dan zullen de reserves in 2014 uitgeput zijn.

165

Wat is uw reactie op het voorstel van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) om te komen met een filtermodel, waarbij de gerechtsdeurwaarder voor een procedure met de gedaagde overlegt en dus bij het aanbrengen van een zaak bij de rechtbank al kan aangeven of de gedaagde verweer wil voeren tegen de vordering en op welke manier?

De KBvG heeft het voorstel mondeling reeds kort toegelicht. Bezien wordt of de ideeën van de KBvG een rol kunnen vervullen in het kader van het programma Kwaliteit En Innovatie dat de Raad voor de Rechtspraak en de minister van Veiligheid en Justitie in samenwerking uitvoeren en dat tot doel heeft om ook in de toekomst goede, snelle, efficiënte, betaalbare, en toegankelijke rechtspraak te kunnen waarborgen. Als een filtermodel kan bijdragen aan een efficiëntere manier van werken voor de rechtspraak zonder dat het leidt tot hogere kosten voor betrokkenen, zullen de Raad en de minister van Veiligheid en Justitie deze ideeën uiteraard betrekken bij onze voornemens tot innovatie van de rechtspraak.

166

Mag uit de meerjarige begroting van baten en lasten ( blz.121) en de tabel met betrekking tot het eigen vermogen (blz. 124) worden afgeleid dat het eigen vermogen van de Raad voor de rechtspraak na 2014 vrijwel zal zijn opgesoupeerd tenzij de regering met een extra bijdrage over de brug komt? Wat is daaromtrent het voornemen van de regering? Hoe zullen incidentele tegenvallers die de jaarsom van 3 miljoen te boven gaan vanaf 2014 worden opgevangen? Acht de Raad voor de rechtspraak een buffer van minder dan 3 miljoen euro per jaar voldoende?

De mate waarin wordt ingeteerd op de aanwezige reserves hangt grotendeels af van de werkelijke instroom. Mocht de werkelijke instroom gelijk zijn aan de huidige prognose, de prijzen gelijk blijven en de rechtspraak geen aanvullende middelen ontvangen, dan zullen de reserves in 2014 uitgeput zijn. Het is daarom van belang de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen, zodat indien nodig en mogelijk alsnog aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden.

Mocht het eigen vermogen in enig jaar onder de nul zakken, dan dient het ministerie – conform het Besluit Financiering Rechtspraak, artikel 17, lid 6 – het eigen vermogen aan te vullen tot nul.

De Raad is van mening dat een buffer van € 3 mln. te laag is om bedrijfsvoeringsrisico’s op te vangen. Er is in de regelgeving echter geen exacte norm gesteld, behoudens dat het eigen vermogen niet negatief mag zijn.

167

Als in 2012 en 2013 daadwerkelijk sprake zou/zal zijn van een hogere instroom en aanvullende middelen (blijven) ontbreken, op welke wijze zal dan de capaciteit van de gerechten worden afgebouwd? Valt niet te verwachten dat een dergelijke bezuiniging in verband met de benoeming voor het leven van rechters en raadsheren vooral op het ondersteunend personeel zal worden afgewenteld?

Op de korte termijn kan een hogere instroom worden opgevangen door de aanwezige reserves bij de Rechtspraak. Indien er sprake is van een aanhoudende stijging van zaken, zullen er aanvullende maatregelen moeten worden genomen, zoals de afbouw van de capaciteit. Bij een eventueel afbouwen van de capaciteit zal eerst worden bekeken of dit kan worden opgevangen door het natuurlijk verloop.

Indien er sprake zou zijn van een noodzakelijke capaciteitsreductie, hoeft dat in eerste instantie niet alleen betrekking te hebben op het ondersteunend personeel. Ook bij de rechtspraak is er sprake van inzet van flexibel personeel, zoals bijvoorbeeld rechter-plaatsvervangers. Daarnaast is er ook bij de rechtspraak sprake van natuurlijk verloop, ook bij rechters en raadsheren die voor het leven zijn benoemd.

168

Op basis waarvan wordt verwacht dat de materiële kosten na 2013 weer zullen worden teruggebracht? Kan in een tabel worden aangegeven hoe die vermindering van materiële kosten zijn beslag zal krijgen?

De mate waarin wordt ingeteerd op de aanwezige reserves hangt grotendeels af van de werkelijke instroom. Mocht de werkelijke instroom gelijk zijn aan de huidige prognose, de prijzen gelijk blijven en de rechtspraak geen aanvullende middelen ontvangen, dan zullen de reserves in 2014 uitgeput zijn. De materiële kosten zullen vanaf 2014 gelijk met de afname van de personele capaciteit worden teruggebracht. Het betreft hier een technische aanpassing van het kostenniveau aan de beschikbare middelen.

169

Wat zijn de financiële gevolgen als de verplichte procesvertegenwoordiging vervalt bij hoger beroep in kantonzaken?

Er zijn geen voornemens om de verplichte procesvertegenwoordiging bij hoger beroep in kantonzaken te laten vervallen. Daarom zijn er geen berekeningen van de financiële gevolgen gemaakt. Hoe een dergelijke wijziging in de praktijk zou uitpakken is moeilijk te voorspellen. Mogelijk zouden sommige rechtszoekenden geen advocaat consulteren, wat bij de gefinancierde rechtsbijstand besparingen oplevert. Anderzijds zouden er mogelijk meer kleinere zaken voor de rechter gebracht worden en zou het werk van de rechter verzwaard kunnen worden omdat juridisch belangrijke punten minder goed over het voetlicht worden gebracht. Of het vervallen van de verplichte procesvertegenwoordiging in een besparing of in hogere kosten budget zal resulteren is daarom moeilijk te voorspellen.

170

Aan welke ingrijpende maatregelen wordt gedacht voor het geval zaaksvoorraden en doorlooptijden daadwerkelijk gaan oplopen? Binnen welke termijn na het bekend worden van het oplopen van die doorlooptijden kunnen die maatregelen worden genomen?

Op de korte termijn kan een stijgende instroom worden opgevangen door de aanwezige reserves bij de Rechtspraak. Indien er sprake is van een aanhoudende stijging van zaken, zullen er aanvullende maatregelen moeten worden genomen.

Uitgaande van een gelijkblijvende prijs en kwaliteit zijn er op hoofdlijnen twee mogelijkheden om een stijgende instroom het hoofd te bieden: het geven van extra financiële middelen aan de Rechstpraak ten behoeve van de inzet van extra capaciteit óf het nemen van instroombeperkende maatregelen. Het geven van extra middelen zou snel kunnen, maar is gezien de huidige financiële situatie geen realistische oplossing. De tweede oplossingsrichting, instroombeperkende maatregelen, vergt veelal aanpassing van wet- en regelgeving en kost dus meer tijd.Oplossingen die betrekking hebben op de prijs en/of de kwaliteit hebben continu de aandacht van zowel het ministerie als de Raad voor de rechtspraak. Het doel is immers om de samenleving de hoogst haalbare kwaliteit te bieden tegen laagst mogelijke prijs. Hier wordt continu aan gewerkt. Ook de doorlooptijd is een belangrijk kwaliteitsaspect die hierin een belangrijke rol speelt.

171

Is er een norm is voor de duur van een proces bij tuchtrecht? Hoe lang duurt een tuchtrechtprocedure bij juridische beroepsgroepen gemiddeld? Indien er een norm bestaat, hoe hoog is de realisatie van de norm?

Er is geen algemene norm voor de duur van een tuchtrechtprocedure. Globaal bezien neemt een tuchtprocedure enige maanden in beslag. E.e.a. is mede afhankelijk van het feit of de tuchtrechter voldoende informatie heeft op basis van de klacht om een oordeel op te baseren, of dat er nader onderzoek noodzakelijk is.

172

Waarom wordt voor 2014 en ( vooral) de daaropvolgende jaren een aanzienlijke verlaging van de voor uitbreiding voorziene som voorzien? Op welke posten zal op uitbreiding kunnen worden bezuinigd?

Indien de werkelijke instroom gelijk is aan de huidige prognose, de prijzen gelijk blijven en de rechtspraak geen aanvullende middelen ontvangt, dan zullen de reserves in 2014 uitgeput zijn. De materiële kosten zullen vanaf 2014 gelijk met de afname van de personele capaciteit worden teruggebracht. Op basis van de huidige inzichten zal gelijk met de afbouw van het capaciteitsbestand ook het niveau van de uitbreidingsinvesteringen worden teruggebracht.

173

Waarom is er geen begroting noch een begroting voor apparaatsuitgaven voorzien voor de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB)?

Sinds 2004 worden de gegevens van sperma-, eicel- en embryodonoren landelijk geregistreerd door de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB). Het secretariaat van deze stichting is in 2006 overgedragen aan het CIBG, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS. Het Ministerie van VWS financiert het CIBG voor de taken die het SDKB uitvoert. VenJ heeft zitting in het bestuur, maar heeft geen enkele financiële relatie met de SDKB. Derhalve zijn in de VenJ begroting geen financiële gegevens van de SDKB opgenomen.

174

Op grond waarvan is denkbaar dat het aantal door de Hoge Raad te verwerken strafzaken de komende jaren min of meer gelijk blijft terwijl de invoering van de Wet versterking cassatierechtspraak per 1 juli van dit jaar nu juist een lagere instroom van zaken zou doen verwachten?

Op zich wordt er een groei verwacht van de instroom van strafzaken.

Deze groei wordt gecompenseerd door het dempend effect op de instroom als gevolg van de Wet Versterking cassatierechtspraak. Daarmee ontstaat per saldo een gelijkmatig beeld van de verwachte instroom.

175

Is de toename van de voor de piketdiensten uitgetrokken gelden in de periode 2012 – 2017 voldoende om de effecten van de Salduz-wetgeving op te vangen?

In de begroting zijn voldoende gelden uitgetrokken om de effecten van de Salduz wetgeving op te vangen.

176

Waarom loopt het aantal transacties in de periode van 2012 tot 2017 zo sterk terug?

Transacties worden uitgefaseerd en deels vervangen door de strafbeschikking. Om die reden is de doelstelling voor 2013 naar beneden bijgesteld.

177

Wanneer wordt de wijzigingswet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen bij de Tweede Kamer ingediend? Kan een beeld gegeven worden van de financiële consequenties voor de juridische beroepsgroepen van deze wet?

De wijzigingswet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht is in voorbereiding en zal naar verwachting medio 2013 aan de Tweede Kamer worden gezonden. De financiële consequenties voor de deurwaarders en de notarissen bedragen circa € 6 mln.

De kosten voor toezicht op de advocatuur worden reeds zelf gedragen. Op termijn dragen zij ook zelf de kosten voor tuchtrecht.

178

Hoe wordt de technische mutatie van € 94 mln ingezet? Welk deel is bedoeld voor het dekken van de tegenvaller op Boetes en transacties en welk deel voor andere interne tegenvallers bij het ministerie van Veiligheid en Justitie? Kan de overwegingen in deze (nader) worden toegelicht?

De technische mutatie is in 2012 voor € 81,7 mln. ingezet voor de tegenvaller op het onderdeel Boeten en Transacties, € 1,6 mln. betreft de VenJ-bijdrage aan de investeringkosten voor de kernreactoren Pallas en OYSTER, € 1,5 mln. is benodigd voor technische ontvangstencorrectie voor het Centrum voor Loopbaanontwikkeling (CLO), € 2,4 mln. is ingezet ter dekking van een tegenvaller op het ICT-project Leonardo en het overige deel is ingezet voor enkele kleinere tegenvallers.

Alle VenJ-onderdelen hebben een naar rato bijdrage geleverd aan dekking van genoemde problematiek. Hiermee wordt voorkomen dat majeure ombuigingsmaatregelen noodzakelijk zijn.

179

Hoe worden de tegenvallers van de afgelopen vijf jaar op de post Boetes en transacties precies ondervangen?

Door een terugloop in het aantal overtredingen ontstond er vanaf 2008 een tekort op de post B&T. Ter verbetering en optimalisering van de verkeershandhaving zijn de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen die de verwachte tegenvaller op boeten en transacties zouden moeten compenseren.:

  • het vervangen van de huidige analoge flitspalen door 600 digitale flitspalen

  • de aanschaf van 5 nieuwe trajectcontrolesystemen

  • het verbeteren van de beschikbaarheid van trajectcontrolesystemen

  • het onder het bereik van de Wet Mulder brengen van onverzekerd rijden

  • verhoging van de boetetarieven in 2011 en 2012

  • het verhogen van de aanmaningen voor niet betalende overtreders.

Met deze maatregelen heb ik alle mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de B&T-opbrengsten benut. Het plaatsen van nieuwe flitspalen en trajectcontroles, alsmede het verbeteren van de beschikbaarheid van de huidige trajectcontrolesystemen, is onderhevig aan vele externe factoren waardoor ik geen of nauwelijks invloed op heb. Naast bovengenoemde maatregelen is de tegenvaller bij boeten en transacties ook middels interne herschikkingen binnen de V&J-begroting gecompenseerd. Door incidentele meevallers en/of gereserveerde loon- en bijstelling hiervoor in te zetten alsmede hebben alle dienstonderdelen een deel bijgedragen op de B&T-problematiek.

180

Welke efficiencybesparing zal de Wet OM-afdoening het OM opleveren? Wat zal de besparing zijn mbt de ZSM-werkwijze. Hoeveel procent van de zaken moet op de ZSM-werkwijze worden afgedaan om deze besparing te bewerkstelligen?

Ten aanzien van ZSM geldt dat de investering in het proces aan de voorkant enkele belangrijke kwalitatieve effecten beoogt te bereiken, waaronder het mogelijk maken van betekenisvolle interventies, samenlevingsgerichter werken, kortere doorlooptijden en administratieve lastenverlichting. De mate waarin en snelheid waarmee inverdieneffecten (door verschuiving van de huidige capaciteit en besparingen) mogelijk zijn in de strafrechtsketen is ondermeer afhankelijk van:

  • Een scherpe daling van het aantal dagvaardingen en stijging van het aantal OM Strafbeschikkingen/Transacties;

  • De hiervoor noodzakelijke professionele ruimte voor de Officier van Justitie aan de voorkant in het proces dient te worden gecreëerd en voldoende te worden benut om tot meer betekenisvolle interventies te komen;

  • Voorkomen dient te worden dat de verdachte in een aanzienlijk groter aantal gevallen verzet aantekent tegen de OM Strafbeschikkingen/Transacties. Hiertoe is een goede organisatie van advocatuur/rechtsbijstand in ZSM van belang;

  • Verzetzittingen door de rechter dienen voldoende snel plaats te vinden.

Er is de verwachting dat ruim 3/4 van de zaken die het OM afdoet via de ZSM-werkwijze verwerkt kan worden.

181

Wanneer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de toegezegde inventarisatie van mogelijkheden, wenselijkheid en uitvoerbaarheid van het verbieden van gewelddadige films op You Tube, hetgeen vóór 1 oktober zou geschieden?

De Kamer is hierover reeds bij brief van 22 augustus 2012 geïnformeerd (TK 2011–2012, 28 684, nr. 362).

182

Waarom is een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS) wel als beroepsziekte erkend in juridische zin voor agenten indien de stoornis medisch is vastgesteld en werkgerelateerd is, en geldt dit niet ook voor gevangenispersoneel? Wat maakt dat hier onderscheid in zit?

In het algemeen kan gesteld worden, dat als een PTSS beroepsgerelateerd is, een erkenning als beroepsziekte aan de orde is, zo ook bij de politie en het gevangeniswezen.

Bij de politie heb ik geconstateerd, dat de wijze waarop verschillende korpsen met gevallen van PTSS omgaan verschilt. Het is wenselijk, dat er op dit gebied een landelijk eenduidig beleid voor de politie komt. Om die reden wordt thans in overleg met de politieorganisatie, de politievakbonden en specialisten uit het veld van de geestelijke gezondheid een richtlijn opgesteld, die landelijk eenduidig beschrijft hoe om te gaan met gevallen van PTSS en de eventuele erkenning daarvan als beroepsziekte in individuele gevallen. De richtlijn wordt naar verwachting op 1 januari 2013 van kracht.

183

Wat is de stand van zaken met de financiering van de adoptiespecifieke nazorg naar aanleiding van de toezegging van de staatssecretaris in gesprek te gaan met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de mogelijkheden te bekijken de nazorg bij interlandelijke adoptie kosteloos te maken als onderdeel van het adoptieproces? Wanneer krijgt de Kamer hierover nader bericht? Waarom wordt gewacht op de decentralisatie van de zorg voor jeugd?

Zoals aangegeven in de brief van 4 oktober 2012, 31 265, nr. 44 ben ik na het algemeen overleg van 19 april 2012 in overleg getreden met mijn ambtgenoot van VWS die verantwoordelijk is voor de nazorg bij interlandelijke adoptie.

De staatssecretaris van VWS heeft naar aanleiding van dit overleg de nodige actie ondernomen. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van uw Kamer voor de begroting van VWS heeft zij hiervan verslag gedaan. Ik verwijs u dan ook graag naar de beantwoording van de vragen 122 en 123 voor de begroting van VWS.


X Noot
1

Integrale Veiligheidsmonitor 2011 - Landelijke Rapportage, CBS/Ministerie Veiligheid en Justitie, Annex 1, pp. 140–152

X Noot
2

het Landelijk actieplan Voetbal en Veiligheid (Vergaderjaar 2011–2012, 25 232 nr. 60) en mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 4 september 2012 (Vergaderjaar 2011–2012, 25 232 nr. 61

X Noot
3

Hoofdstuk 11 «Nederland in internationaal perspectief» (auteurs: P.R. Smit en H. Goudriaan) in: Criminaliteit en rechtshandhaving 2011, WODC/CBS/Raad voor de rechtspraak, oktober 2012

X Noot
4

Ibidem, p. 290–291

X Noot
5

CBS, cijfers 18 juli 2011.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2011/12, (33 000 VI, nr. 73) en (33000-VI nr. 76)

Naar boven