Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33328 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33328 nr. A |
19 april 2016
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 110 van de Grondwet, het op 25 juni 1998 te Aarhus (Denemarken) tot stand gekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Trb. 2001, 73), richtlijn nr. 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEU L 41), en Richtlijn 2003/98/EG van het Europese Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2003, L 345), wenselijk is gebleken om in het kader van het onophoudelijke streven naar een goed en democratisch bestuur, de toegang tot overheidsinformatie voor iedereen te vergroten, de actieve openbaarmaking te bevorderen, bestuurlijke transparantie tot norm te verheffen, de regels voor openheid en openbaarheid te actualiseren en deze zoveel mogelijk in de wet op te nemen zodat openbaarheid een recht wordt van de burger en een plicht van de overheid blijft;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Een ieder heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
een bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, berustend schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens;
het gebruik van informatie, neergelegd in documenten berustend bij een met een publieke taak belaste instelling, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd, anders dan de uitwisseling van informatie tussen met een publieke taak belaste instellingen onderling uitsluitend met het oog op de vervulling van hun publieke taken;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd;
register, bedoeld in artikel 3.2 van deze wet.
1. De hoofdstukken 3, 4 en 5 van deze wet zijn van toepassing op:
a. bestuursorganen;
b. de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
c. de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;
d. de Raad van State, tenzij de Raad het koninklijk gezag uitoefent, en met uitzondering van de Afdeling bestuursrechtspraak;
e. de Algemene Rekenkamer;
f. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht;
g. de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in artikel 64 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;
h. besturen van koepelorganisaties van openbare lichamen.
2. Voor de toepassing van deze wet worden de organen, personen en colleges, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met h, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen bestuursorgaan zijn, gelijk gesteld met een bestuursorgaan.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan een andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon of categorie rechtspersonen worden aangewezen, indien deze rechtspersoon
a. voor meer dan € 100.000 per jaar uit algemene middelen wordt bekostigd;
b. een wettelijke taak uitoefent;
c. een publiek belang behartigt;
d. is aangemerkt als een publieke entiteit in artikel 1, onderdeel c, van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten;
e. voor meer dan 50% een of meer krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen als aandeelhouder heeft, of
f. is opgericht door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, dan wel een of meer leden van het hoogste orgaan van de rechtspersoon worden benoemd door een bestuursorgaan of waarbij een bestuursorgaan op andere wijze overwegende invloed op het beleid van de rechtspersoon heeft.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel wordt een bestuursorgaan aangewezen dat betreffende de krachtens het eerste lid aangewezen rechtspersonen de in die maatregel genoemde informatie openbaar maakt over de besteding van de bekostiging, de uitvoering van de taak, de behartiging van het publiek belang, alsmede de totstandkoming van besluitvorming ter zake van andere onderwerpen, voor zover die besluitvorming wordt beïnvloed door een bestuursorgaan of door een bestuurslid dat door een bestuursorgaan is benoemd. De aangewezen rechtspersoon verstrekt op eerste vordering de benodigde gegevens aan het aangewezen bestuursorgaan.
3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Onverminderd het bepaalde in de Archiefwet 1995, draagt een bestuursorgaan er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.
2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:
a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175).
b. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
c. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.
4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.
5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.
6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.
Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.
1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging zoveel mogelijk de bij hem berustende informatie neergelegd in documenten voor een ieder openbaar overeenkomstig deze wet. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie daaronder begrepen.
2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.
3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
1. Een bestuursorgaan houdt een elektronisch toegankelijk openbaar register bij van bij het bestuursorgaan berustende documenten.
2. Het register bevat ten minste de ter behandeling ontvangen documenten en de na behandeling verzonden documenten. Op voordracht van Onze Minister worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de inhoud van het register.
3. Het register biedt een ieder toegang tot de in het register vermelde documenten die openbaar zijn gemaakt dan wel geeft aan op welke wijze kennis genomen kan worden van documenten die niet in elektronische vorm beschikbaar gesteld kunnen worden.
1. Een bestuursorgaan maakt in ieder geval uit eigen beweging openbaar:
a. wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, alsmede ontwerpen van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften waarover een extern advies is gevraagd;
b. overige besluiten van algemene strekking;
c. emissiegegevens;
d. inzicht in zijn organisatie en werkwijze, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen;
e. de bereikbaarheid van het bestuursorgaan en zijn organisatieonderdelen en de wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend.
2. Behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 daaraan in de weg staan, maakt het bestuursorgaan voorts uit eigen beweging openbaar:
a. bij de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal, provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen ingekomen stukken;
b. vergaderstukken en verslagen van de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie of op een parlementaire enquête;
c. vergaderstukken en verslagen van provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen, en hun commissies, tenzij krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet of de Waterschapswet anders is bepaald;
d. agenda’s, besluiten en besluitenlijsten van vergaderingen van de ministerraad, gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen van waterschappen;
e. adviezen van adviescolleges of -commissies, alsmede de adviesaanvragen en -voorstellen;
f. convenanten, beleidsovereenkomsten en andere soortgelijke afspraken van een bestuursorgaan met een of meer wederpartijen;
g. jaarplannen, jaarverslagen, evaluaties en andere documenten inzake de voorgenomen uitvoering van de taak of verantwoording van die uitvoering;
h. beslissingen over uitgaven hoger dan € 250.000;
i. de inhoud van de schriftelijke verzoeken op grond van artikel 4.1, van de schriftelijke beslissingen op die verzoeken en, behoudens bij gehele afwijzingen, de daarbij verstrekte informatie;
j. op verzoek van een bestuursorgaan ambtelijk of extern opgestelde documenten ter voorbereiding van besluitvorming over te voeren beleid of te treffen maatregelen die voornamelijk feitelijk materiaal betreffen;
k. beschikkingen, met uitzondering van beschikkingen
1°. inzake de uitvoering van regels inzake belastingen;
2°. inzake sociale verzekeringen;
3°. inzake verlening van financiële bijstand, toeslagen of studiefinanciering;
4°. houdende de oplegging van een bestuurlijke strafsanctie;
5°. van een officier van justitie;
6°. betreffende de rechtspositie van een ambtenaar;
7°. inzake de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000;
l. schriftelijke oordelen in klachtprocedures over gedragingen van een bestuursorgaan.
3. Op voordracht van Onze Minister kan bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot andere categorieën van informatie worden bepaald dat:
a. het bestuursorgaan deze informatie uit eigen beweging openbaar maakt overeenkomstig het eerste of tweede lid, en
b. categorieën van beschikkingen kunnen worden aangewezen waarop het tweede lid, onderdeel k, niet van toepassing is.
4. De openbaarmaking geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst van de informatie.
5. In afwijking van het vierde lid:
a. worden ontwerpen van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften waarover een extern advies is gevraagd, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de daarop betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet bij de Staten-Generaal of de bekendmaking van het algemeen verbindend voorschrift, indien eerdere openbaarmaking afbreuk zou doen aan een met de wet of het voorschrift beoogde doel;
b. worden vergaderstukken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, openbaar gemaakt, gelijktijdig met de verspreiding aan de deelnemers van de betreffende vergadering;
c. worden agenda’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, openbaar gemaakt, uiterlijk op de dag van de betreffende vergadering;
d. worden ingekomen documenten als bedoeld in het tweede lid, niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen twee weken hun zienswijze naar voren te brengen;
e. worden documenten als bedoeld in het tweede lid, waarbij gedurende de voorbereiding ervan of na toepassing van onderdeel d is gebleken dat een belanghebbende naar verwachting bezwaar heeft tegen een voorgeschreven openbaarmaking, openbaar gemaakt na twee weken na vaststelling, onderscheidenlijk het verstrijken van de op grond van onderdeel d gestelde termijn om een zienswijze naar voren te brengen.
6. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid, onderdeel e, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
7. Het bestuursorgaan doet mededeling van een gedeeltelijke niet-openbaarmaking gelijktijdig met de openbaarmaking. Van een gehele niet-openbaarmaking doet het bestuursorgaan mededeling op de wijze en het tijdstip waarop het niet-openbaar gemaakte stuk openbaar zou zijn gemaakt.
In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 kan een bestuursorgaan informatie uit eigen beweging openbaar maken, wanneer een ander zwaarwegend algemeen belang, daaronder begrepen het belang van openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt.
1. Een bestuursorgaan besteedt in de jaarlijkse begroting dan wel de jaarlijkse begroting van het openbaar lichaam of de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uit maakt, aandacht aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van deze wet en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.
2. Zolang een bestuursorgaan niet beschikt over een register als bedoeld in artikel 3.2, wordt bij de voornemens en de verantwoording aandacht besteed aan de voortgang van de invoering ervan.
1. Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
2. Een verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en kan elektronisch worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.
3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen. De verzoeker kan daarbij gebruik maken van een elektronisch aanvraagformulier dat in het register is verbonden met de daarin vermelde documenten die niet openbaar zijn gemaakt.
5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
7. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.
1. Voor zover het verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat bestuursorgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het voor zover betrekking hebbend op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust, onverwijld doorgezonden aan dat bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
2. Indien het verzoek betrekking heeft op informatie die op grond van enig wettelijk voorschrift bij het bestuursorgaan had behoren te berusten, vordert het bestuursorgaan de gevraagde informatie van degene die over de informatie beschikt. Degene die over de gevraagde informatie beschikt, verstrekt deze per omgaande aan het bestuursorgaan.
3. Voor zover een verzoek als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, dat is gericht aan een der Kamers of de verenigde vergadering van de Staten-Generaal, betrekking heeft op informatie die door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal is verstrekt, zendt de Kamer of de verenigde vergadering het verzoek ter behandeling door aan Onze Minister of Onze Ministers die deze informatie vertrouwelijk heeft of hebben verstrekt.
1. De beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling of schriftelijk genomen.
2. Het bestuursorgaan besluit in ieder geval schriftelijk op een verzoek om informatie, indien:
a. het schriftelijke verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen:
b. de verzoeker bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van het mondelinge verzoek verzoekt om een schriftelijk besluit;
c. de gevraagde informatie slechts wordt verstrekt aan de verzoeker overeenkomstig de artikelen 5.5, tweede lid, 5.6, of 5.7, of
d. de gevraagde informatie betrekking heeft op of afkomstig is van derden, tenzij deze hebben verklaard aan een schriftelijk besluit geen behoefte te hebben.
3. Bij de afwijzing van een mondeling verzoek, wordt de verzoeker gewezen op de mogelijkheid van een schriftelijk besluit.
1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
2. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen, indien de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie een verlenging rechtvaardigt. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
3. Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot en met de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Indien de opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.
5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
6. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op een derde of die van een derde afkomstig is, maakt het bestuursorgaan dit besluit gelijktijdig bekend aan deze derde.
1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door verzoeker verzochte vorm of, indien dit redelijkerwijs niet gevergd kan worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.4, derde lid.
2. Indien de informatie reeds in een voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is, wijst het bestuursorgaan de verzoeker daarop.
Indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon instemt met openbaarmaking;
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
In afwijking van de artikelen 5.1, tweede en vijfde lid, en 5.2 wordt informatie openbaar gemaakt wanneer de informatie ouder is dan vijf jaren, tenzij het bestuursorgaan motiveert waarom de in de artikelen 5.1, tweede en vijfde lid, en 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.
In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is informatie die berust bij de formateur of de informateur, dan wel informatie die door een bestuursorgaan aan de formateur of de informateur is gezonden niet openbaar totdat de formatie is afgerond.
1. In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is niet openbaar de informatie betreffende de ondersteuning van individuele leden van de Eerste Kamer of de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten of de gemeenteraad door ambtenaren werkzaam bij de Eerste Kamer of de Tweede Kamer, de griffie van provinciale staten of de griffie van de gemeenteraad.
2. In afwijking van artikel 5.2, eerste lid, wordt met betrekking tot informatie die aan individuele Kamerleden wordt verstrekt onder persoonlijke beleidsopvattingen verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad.
1. Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in de artikelen 5.1, tweede en vijfde lid en 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek met betrekking tot gegevens ten aanzien van een overleden echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de verzoeker, tenzij een schriftelijke wilsverklaring van de overledene aan de verstrekking in de weg staat.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.
4. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2, tenzij de gevraagde informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar voor een ieder zou zijn.
1. Het bestuursorgaan kan, in geval informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, besluiten de informatie uitsluitend aan de verzoeker te verstrekken, indien er klemmende redenen zijn om de verzoeker niettegenstaande de toepasselijke uitzonderingsgrond of -gronden de gevraagde informatie niet te onthouden.
2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover dit niet in strijd is met een toepasselijke geheimhoudingsplicht.
3. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2.
1. Een bestuursorgaan kan ten behoeve van historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek toegang bieden tot informatie
a. die ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, of
b. waarvan de vaststelling of deze informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt kan worden een onevenredige inspanning vergt.
2. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van toegang voorwaarden verbinden.
3. De toegang tot informatie overeenkomstig het eerste lid wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarde dat degene aan wie toegang wordt verleend, de verkregen informatie niet verder verspreidt zonder voorafgaand besluit van het bestuursorgaan waarin de informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt wordt.
1. Overtreding van een voorwaarde die op grond van artikel 5.5, vierde lid, 5.6, derde lid, of artikel 5.7, derde of vierde lid, aan een verstrekking is verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.
Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.
1. In afwijking van artikel 7:1, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene wet bestuursrecht kan degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet, alvorens beroep in te stellen bezwaar maken.
2. Het bezwaarschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Artikel 6:12, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verplichting niet geldt gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is.
4. De vergoeding van kosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft achterwege, indien:
a. de indiener van het bezwaarschrift, gelet op de omvang van het verzoek, kennelijk onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
b. het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:
1°. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
2°. verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
1. Het bestuursorgaan dat een vordering als bedoeld in artikel 2.3 kan opleggen, is tevens bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van deze vordering.
2. Het bestuursorgaan is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 4.2, tweede lid.
1. De openbaarmaking van informatie op grond van deze wet is kosteloos.
2. Voor de vervaardiging van kopieën van documenten kan een bestuursorgaan een redelijke vergoeding vragen, die de kostprijs van de verstrekte informatiedragers niet overstijgt.
3. Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.
Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop een bestuursorgaan de uitvoering van deze wet organiseert.
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
1. Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
2. In deze evaluatie wordt in ieder geval aandacht besteed aan de vraag of het noodzakelijk is om een Informatiecommissaris in te stellen.
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
E
In de artikelen 11e en 16, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21a vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.
B
De artikelen 26 en 27 vervallen.
C
Artikel 27d, vierde en vijfde lid, vervalt.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A0
In artikel 3:7, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
A1
In artikel 3:11, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
A2
In de artikelen 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, wordt «Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Wet open overheid.
A
Aan artikel 8:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.
B
Artikel 8:39, eerste lid, komt te luiden:
1. De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen, voor zover de bestuursrechter niet op grond van de artikelen 8:29 of 8:32 anders heeft beslist of tenzij het de stukken betreft waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht.
D
Artikel 8:60a wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt «de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt» vervangen door: de Europese Commissie, de Autoriteit Consument en Markt of de Informatiecommissaris.
F
Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Bij de ombudsman berustende informatie over de klacht en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
G
Na artikel 9:36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
H
In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door: in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 3 bedoelde doelstellingen en taken.
In artikel 1.89, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht wordt «deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: deze wet, de Wet giraal effectenverkeer, de Wet bekostiging financieel toezicht dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 17, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt «en 188 tot en met 191 van de Pensioenwet» vervangen door: , 188 tot en met 191 en 204 van de Pensioenwet.
In de Comptabiliteitswet 2001 wordt na artikel 96 een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Bij de Algemene Rekenkamer berustende informatie is openbaar, tenzij:
1°. een van de uitzonderingen van de artikelen 5.1 of 5.2 van de Wet open overheid aan de orde is, of
2°. de Algemene Rekenkamer de informatie in het kader van haar wettelijke taakuitoefening heeft verzameld.
2. Voor zover een aan de Algemene Rekenkamer gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op van een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2 van die wet aan de Algemene Rekenkamer afkomstige informatie ten behoeve van een onderzoek, zendt de Algemene Rekenkamer het verzoek ter behandeling door aan het orgaan, de persoon of het college.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 9 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016, 34 426) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 9.7 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
a. Artikel 9.7 komt te luiden:
In de Comptabiliteitswet 2016 wordt in hoofdstuk 7 na artikel 7.40 een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Bij de Algemene Rekenkamer berustende informatie is openbaar, tenzij:
1°. een van de uitzonderingen van de artikelen 5.1 of 5.2 van de Wet open overheid aan de orde is, of
2°. de Algemene Rekenkamer de informatie in het kader van haar wettelijke taakuitoefening heeft verzameld.
2. Voor zover een aan de Algemene Rekenkamer gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op van een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2 van die wet aan de Algemene Rekenkamer afkomstige informatie ten behoeve van een onderzoek, zendt de Algemene Rekenkamer het verzoek ter behandeling door aan het orgaan, de persoon of het college.
b. In de bijlage bij artikel 8.8 wordt in de alfabetische rangschikking het onderdeel betreffende de Comptabiliteitswet 2001 vervangen door: Comptabiliteitswet 2016, hoofdstuk 7, paragraaf 5, voor zover de documenten berusten bij de Algemene Rekenkamer.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 9 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016, 34 426) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan artikel 9.7 van deze wet, wordt:
a. in de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid in de alfabetische rangschikking het onderdeel betreffende de Comptabiliteitswet 2001 vervangen door: Comptabiliteitswet 2016, hoofdstuk 7, paragraaf 5, voor zover de documenten berusten bij de Algemene Rekenkamer;
b. in de Comptabiliteitswet 2016 in hoofdstuk 7 na artikel 7:40 een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Bij de Algemene Rekenkamer berustende informatie is openbaar, tenzij:
1°. een van de uitzonderingen van de artikelen 5.1 of 5.2 van de Wet open overheid aan de orde is, of
2°. de Algemene Rekenkamer de informatie in het kader van haar wettelijke taakuitoefening heeft verzameld.
2. Voor zover een aan de Algemene Rekenkamer gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op van een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2 van die wet aan de Algemene Rekenkamer afkomstige informatie ten behoeve van een onderzoek, zendt de Algemene Rekenkamer het verzoek ter behandeling door aan het orgaan, de persoon of het college.
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.36, tweede lid, wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
B
In artikel 12.24, derde lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 12.33, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
D
In artikel 13.6 wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
E
In artikel 16.4a, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
F
In artikel 16.46b, negende lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
G
Artikel 19.1a, tweede lid, komt te luiden:
2. De definitie van «document» in artikel 2.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
H
In artikel 19.1c wordt «artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet open overheid.
I
Artikel 19.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
J
In artikel 19.6b wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
K
Artikel 19.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
L
In artikel 9.8 wordt «artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid.
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25 wordt als volg gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703)» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 86, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 31n wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 120, derde lid, wordt «tenzij sprake is van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: tenzij deze gegevens op grond van artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar kunnen worden gemaakt.
C
In artikel 123, derde en vierde lid, en vijfde lid, onderdeel c, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
C
In artikel 91, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen) (33 691) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel T, in werking treedt of is getreden, wordt in de bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid in de zinsnede met betrekking tot de Provinciewet ingevoegd: artikel 182, zesde lid, voor zover betrekking hebbend op de behandeling van het verzoek door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet (institutionele bepalingen) (33 691) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel T, in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 182, zesde lid, van de Provinciewet de zinsnede «artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 4.1 van de Wet open overheid.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 46 vervallen de zinsdelen «bestuurlijke aangelegenheid,» en «ambtelijk of gemengd samengestelde adviescommissie» en wordt «artikel 1 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 2.1 onderscheidenlijk artikel 5.2 van de Wet open overheid.
B
In artikel 52, derde lid, wordt «artikel 12 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 8.6 van de Wet open overheid.
C
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «landen» vervangen door: landen en staten.
3. In het tweede lid worden de onderdelen f en g vervangen door:
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid.
De Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10, vierde lid, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
B
In artikel 11 wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a en h, van de Wet open overheid.
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 43, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 126, onderdeel h, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
Artikel 7 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid en in afwijking van artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van die wet blijft het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Wet open overheid;
b. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid, voor zover het betreft het voorkomen van sabotage.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zesde lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vijfde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
In artikel 37, vierde lid, van de Drinkwaterwet wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet open overheid.
In artikel 23 van de Gezondheidswet wordt «artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
In artikel 2, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 164, zevende lid, van de Pensioenwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 13d, vijfde lid, van de Postwet 2009 vervalt «Van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt geen mededeling gedaan.».
In artikel 22, tweede lid, van de Wet basisregistratie grootschalige topografie wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
In artikel 32, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
In artikel 20, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 5a, tweede lid, van de Wet bodembescherming wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door »artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
In artikel 25, zesde lid, van de Wet financiering politieke partijen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 45, vierde lid, van de Wet Justitie-subsidies wordt «het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 49c, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 9, vierde lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 65, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 13g, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
In artikel 1:42, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 46, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 43, zevende lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 48a, zevende lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 49 van de Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef wordt Artikel 10, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zesde lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vijfde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
In artikel 159, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 811, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «een van de onder e en g van het tweede lid van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde gronden» vervangen door: een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 november 2011 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden (33 079) tot wet is of wordt verheven, vervalt artikel 162a, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van die wet.
In artikel 106 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 1:12, vierde lid, van de Wet financiële markten BES wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel c en worden de onderdelen d en e geletterd c en d.
2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «staten» vervangen door: landen en staten.
3. In het derde lid wordt onderdeel f vervangen door:
f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het tweede of derde lid.
Artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Archiefwet 1995 komt te luiden:
c. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in onderdeel a of onderdeel b.
De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12u, eerste lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
B
Artikel 12v, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. gegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt, indien het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid;
2. In onderdeel b wordt «artikel 10, tweede lid, onderdeel e of g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
C
Artikel 12w wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het zesde lid.
3. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Een ieder kan verzoeken om toepassing van het eerste lid. Het verzoek wordt toegewezen, voor zover het tweede of het vierde lid hieraan niet in de weg staan.
In artikel 4.3.2, vierde lid, van de Jeugdwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 4.2.11, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Indien het bij geleidende brief van 14 mei 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Voortman, Segers, Ouwehand en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders) (33 258) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, wordt de zinsnede «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «Artikel 9:36, eerste, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «Artikel 9:36, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Het Huis maakt het rapport na toepassing van het derde lid uit eigen beweging openbaar. Artikel 8.6 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
6. Bij het Huis berustende informatie over de melding en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
C
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Voortman en Schouw houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33 328) tot wet wordt verheven en artikel 8.8 van die wet in werking is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van die wet ingevoegd:
• Wet Huis voor klokkenluiders: artikel 17, vijfde en zesde lid
Indien het bij geleidende brief van 14 mei 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Voortman, Segers, Ouwehand en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders) (33 258) tot wet wordt verheven en artikel 17 van die wet inwerking is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet ingevoegd:
• Wet Huis voor klokkenluiders: artikel 17, vijfde en zesde lid
Indien het bij geleidende brief van 14 juli 2004 aanhangig gemaakte voorstel van wet van het lid Crone houdende regels inzake de toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en redelijke prijsstelling van basisbetaaldiensten (Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten) (29 688) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 7, achtste lid, van die wet de zinsnede «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Indien artikel 11.7, eerste lid, van de Jeugdwet in werking treedt of is getreden, vervalt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet de zinsnede met betrekking tot de Wet op de jeugdzorg.
Indien artikel 4.3.1, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking treedt of is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet ingevoegd:
• Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: de artikelen 4.3.1, tweede lid, en 6.1, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) (32 402) tot wet is of wordt verheven en de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid, van die wet in werking treedt of is getreden, vervallen in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet de zinsneden betreffende de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en wordt in deze rangschikking ingevoegd:
• Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg:
1. de artikelen 9, zevende lid, en 23, voor zover de zorginstelling werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan
2. de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
Artikel 11a.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet komt te luiden:
3. De op grond van het eerste en tweede lid verstrekte gegevens zijn niet openbaar. Indien openbaarmaking in het algemeen belang is, kan Onze Minister een inbreuk op de veiligheid en een verlies van integriteit, bedoeld in het eerste lid, openbaar maken of de aanbieder verplichten tot openbaarmaking.
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 januari 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity) (34 388) tot wet is of wordt verheven, wordt:
a. in artikel 9, zesde lid, van die wet de zinsnede «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid;
b. in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet ingevoegd: Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity: artikel 9.
Na artikel 4 van de Wet hergebruik van overheidsinformatie worden de volgende artikelen ingevoegd:
Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.
1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:
1°. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of
2°. verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
1. In de artikelen 15b, tweede lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 19g, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en 18pa, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
2. Indien artikel V, onderdeel A, van de Wet aanpak schijnconstructies in werking treedt of is getreden, wordt in 29b, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
3. Indien artikel VI van de Wet aanpak schijnconstructies in werking treedt of is getreden, wordt in 8.8, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
De Wet openbaarheid van bestuur wordt ingetrokken.
1. Artikel 3.2 is slechts van toepassing op documenten die bij een bestuursorgaan komen te berusten na het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan gelijktijdig met de inwerkingtreding van artikel 3.2 dit artikel worden opgeschort voor bepaalde onderwerpen.
3. Artikel 4.1, vierde lid, tweede volzin, is niet van toepassing, zolang artikel 3.2 niet inwerking is getreden of ten aanzien van een onderwerp artikel 3.2 is opgeschort en het bestuursorgaan niet beschikt over een register als bedoeld in artikel 3.2.
1. Deze wet treedt, met uitzondering van de artikelen 3.2, 8.2, 8.4, en 9.61 in werking met ingang van de eerste dag van de zevende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
2. Artikel 3.2 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
3. De artikelen 8.2, 8.4, en 9.61 treden in werking met ingang van de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met dien verstande dat tot de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid, in deze artikelen voor «deze wet» wordt gelezen: Wet openbaarheid van bestuur.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.
• Aanbestedingswet 2012: de artikelen 2:53, tweede lid, voor zover openbaarmaking van informatie schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van een onderneming, 2.57, eerste lid, voor zover het door de ondernemer als vertrouwelijk aangemerkte informatie betreft, 2.57, tweede lid, voor zover de informatie kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, 2.138, onderdelen b, c en d, en 2.163
• Algemene wet bestuursrecht: Algemene wet bestuursrecht: artikel 3:11 en de artikelen 9:36, vijfde lid en 9:36, voor zover de documenten berusten bij de ombudsman
• Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 67
• Arbeidsomstandighedenwet: artikel 7
• Archiefwet 1995: de artikelen 14 tot en met 17 Gemeentewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 86 en 185, vijfde lid
• Bankwet 1998: artikel 20
• Burgerlijk Wetboek: de artikelen 457 en 458 van Boek 7
• Comptabiliteitswet 2001: hoofdstuk VII, paragraaf 4, voor zover de documenten berusten bij de Algemene Rekenkamer
• Gemeentewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 86 en 185, vijfde lid
• Gezondheidswet: artikel 39, eerste lid, onderdeel b, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Handelsregisterwet 2007: de artikelen 21 22, 23 en 28
• Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie: de artikelen 10, vierde lid, en 11
• Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: de artikelen 7, 12u, 12v en 12w
• Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht: artikel 13
• Invorderingswet 1990: artikel 67
• Kadasterwet: hoofdstuk 7
• Kernenergiewet: artikel 68
• Kieswet: de artikelen I 3 en I 17, gedurende de termijn die aanvangt met de terinzagelegging van de kandidatenlijsten en eindigt met de dag na de dag waarop omtrent de toelating van de gekozen leden is beslist.
• Kwaliteitswet zorginstellingen: artikel 7, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Pensioenwet: de artikelen 164 en 203 tot en met 208
• Pensioenwet BES: artikel 28
• Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde op 31 december 2006: artikel 20a
• Provinciewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 91 en 186, vijfde lid
• Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid: artikel 59, vijfde lid van de, voor zover de documenten berusten bij de Onderzoeksraad
• Sanctiewet 1977: de artikelen 10g en 10h
• Telecommunicatiewet: artikel 11a.2, derde lid
• Waterschapswet: de artikelen 37 en 43
• Wegenverkeerswet 1994: artikel 43
• Wet algemene bepalingen burgerservicenummer: de artikelen 9 en 11, eerste lid, en paragraaf 4.2
• Wet basisregistraties adressen en gebouwen: artikel 32, tweede lid
• Wet basisregistratie grootschalige topografie: artikel 22, tweede lid
• Wet basisregistratie personen: de artikelen 2.54, 2.55, 2.81, eerste en derde lid, hoofdstuk 3 en paragraaf 4.2.1
• Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, zoals deze luidde op 31 december 2005: artikel 18b
• Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur: de artikelen 20 en 28, tweede lid
• Wet controle op rechtspersonen: paragraaf 4
• Wet financiële betrekkingen buitenland 1994: artikel 8
• Wet financiële markten BES: de artikelen 1:20 en 1:21
• Wet financiering politieke partijen: artikel 25, vierde, vijfde en zesde lid
• Wet handhaving consumentenbescherming: artikel 2.24, voor zover de documenten berusten bij de Autoriteit Consument en Markt
• Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de artikelen 39e, 39f, 39i, 42 en 52, uitgezonderd bij het geven van voorlichting
• Wet klachtrecht cliënten zorgsector: artikel 4, voor zover de zorginstelling werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan
• Wet luchtvaart: de artikelen 7.2 en 10.19
• Wet melding ongebruikelijke transacties, zoals deze luidde op 31 juli 2008: artikel 18
• Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: artikel 87, tweede lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002: paragraaf 3.3, hoofdstuk 4 en artikel 81
• Wet op de jeugdzorg: de artikelen 50 en 51
• Wet op de parlementaire enquête 2008: hoofdstuk 8, voor zover de documenten berusten bij de commissie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van die wet of, met ingang van de dag waarop de enquête is beëindigd, berusten bij de Eerste Kamer, Tweede Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
• Wet luchtvaart: de artikelen 7.2 en 10.19
• Wet op het Centraal bureau voor de statistiek: de artikelen 37 en 39 tot en met 42a
• Wet op het financieel toezicht: artikel 1:42 en afdeling 1.5.1
• Wet open overheid: de artikelen 4.2, derde lid, 5.4a,
• Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie: de artikelen 17e en 17f
• Wet personenvervoer 2000: artikel 46, derde lid
• Wet politiegegevens: de artikelen 3, derde lid, en 7
• Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme: de artikelen 22 en 23
• Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES: artikel 1.5
• Wet toezicht accountantsorganisaties: artikel 43 en de hoofdstukken 5a en 5b
• Wet toezicht effectenverkeer 1995: de artikelen 31, 40 en 48a
• Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, 3 en 20
• Wet toezicht trustkantoren: de artikelen 12 en 13
• Wet tuchtrechtspraak accountants: de artikelen 21e en 29a
• Wet veiligheidsregio’s: artikel 49
• Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 159 en 197 tot en met 202
• Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000: artikel 17, tweede lid, juncto artikel 204 van de Pensioenwet
• Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: artikel 28, tenzij aan de uitspraak gehechte stukken of andere tot het procesdossier behorende stukken door een bestuursorgaan zijn opgesteld
• Wetboek van Strafvordering: de artikelen 257h, tweede lid, 365, vierde en vijfde lid, en 415 juncto 365, vierde en vijfde lid
• Zorgverzekeringswet: artikel 93
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33328-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.