33 297 Intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid in verband met de herijking van de overlegvorm over het integratiebeleid

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 juli 2012

De algemene commissie voor Immigratie, Integratie en Asiel, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

ALGEMEEN

1

1.

Aanleiding transformatie overleg

2

2.

Dialoog met samenleving

4

3.

Administratieve lasten

5

4.

Financiële gevolgen voor de LOM1-samenwerkingsverbanden en het Rijk

6

     

ARTIKELSGEWIJS

6

1.

Artikel II

6

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Intrekking Wet overleg minderhedenbeleid2 en hebben hierover nog een paar vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben verrast kennisgenomen van het voornemen tot intrekking van de Wom. Waarom heeft het kabinet plotseling haast om de wettelijke basis voor dit overleg te beëindigen terwijl het voor het functioneren van dit kabinet geen enkele betekenis meer heeft? Zou het niet fatsoenlijker zijn om de beslissing of en hoe het overleg met vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen wordt vormgegeven over te laten aan het nieuwe kabinet? Waarom wil dit kabinet voor haar opvolgers per se voorkomen dat er een wettelijke basis is voor het overleg? Mocht het nieuwe kabinet beslissen deze wettelijke basis wenselijk te achten, dan kost het veel werk om weer opnieuw de wet op te stellen en te bespreken met het parlement, terwijl wanneer deze wet nu niet wordt ingetrokken het nieuwe kabinet zonder veel moeite kan beslissen tot intrekken, aanpassen of handhaven van de wet. Kan het kabinet toelichten waarom het nu overhaast intrekken van de wet past binnen de fatsoensnormen die normaal gesproken een demissionair kabinet in acht neemt om niet over het eigen graf te regeren? Kan het kabinet toelichten waarom het doen van het voorstel tot intrekking van de Wom past binnen de opdracht van Hare Majesteit de Koningin om «al datgene te blijven verrichten wat zij in het belang van het Koninkrijk noodzakelijk achten»? Waarom is intrekking van deze wet noodzakelijk, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Ondanks de grote waardering voor het werk van de organisaties die betrokken zijn bij het LOM, is het belangrijk om als wetgever de veranderingen bij de verschillende migrantengroepen en in de samenleving in den brede te volgen. Tevens is het intrekken van de Wom een logisch gevolg van de ingezette beleidswijziging die gericht is op het streven naar gezamenlijk burgerschap.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

1. Aanleiding transformatie overleg

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de Memorie van Toelichting3 blijkt dat de intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid reeds is aangekondigd in de nota «Integratie, Binding en burgerschap» van 16 juni 20114. Kan de regering toelichten waarom het zo lang heeft geduurd om tot het wetsvoorstel tot intrekking hiervan te komen?

De leden van de PvdA-fractie hechten, anders dan de regering, wel aan gericht beleid dat de integratie bevordert en de oververtegenwoordiging van personen met een niet-Nederlandse achtergrond in statistieken op het gebied van werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid, schooluitval en criminaliteit terugdringt. De constatering van de regering dat «de positie van migranten in de samenleving is veranderd» in vergelijking met de periode waarin de Wom tot stand is gekomen vinden deze leden dan ook onvoldoende reden om deze wet in te trekken. Deze leden betwisten niet dat sociale verhoudingen zowel tussen als binnen groepen veranderen. Ook kan er altijd reden zijn te bediscussiëren in hoeverre de nu aangesloten organisaties voldoende representatief zijn. Daarnaast horen deze leden steeds vaker dat jongeren van niet-Nederlandse afkomst zeggen dat zij niet langer willen worden aangesproken op, en dus ook niet worden vertegenwoordigd op grond van, hun afkomst. Echter betwisten deze leden wel dat al deze veranderingen zouden hebben geleid tot een situatie die niet langer aanleiding geeft tot specifiek beleid. De vraag voor een nieuw kabinet is of zij de zienswijze van het huidige kabinet deelt dat gericht beleid niet langer nodig of wenselijk zou zijn. Als een nieuw kabinet kiest voor gericht beleid, zou zij ook behoefte kunnen hebben aan overleg met vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen, of wellicht aan de expertise die door de nu in het LOM vertegenwoordigde organisaties is opgebouwd ten aanzien van problematiek binnen de vertegenwoordigde gemeenschappen. Tijdens het debat over de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2012, is om die reden de motie Van Dam/Sterk5 ingediend, die de regering verzoekt met het LOM en de daarbij aangesloten koepelorganisaties in gesprek te gaan over de door hen gemaakte plannen om netwerk en expertise van de betrokken organisaties te borgen en in een nieuwe vorm in te zetten ten behoeve van burgerschap en integratie in de Nederlandse samenleving en hen in de gelegenheid te stellen de nieuwe toekomst goed voor te bereiden. Het valt deze leden op dat in de Memorie van Toelichting3 niet in wordt gegaan op deze motie. De leden van de PvdA-fractie en de leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten op welke wijze uitvoering aan de motie wordt gegeven. Specifiek vragen de leden van de PvdA-fractie of de afgesproken gesprekken reeds hebben plaatsgevonden, en zo ja, wat de conclusies van dit overleg zijn geweest. Mogen deze leden er vanuit gaan dat de regering deze motie nog altijd onverkort uit zal voeren? Kan de Kamer alsnog een verslag ontvangen van het overleg met de verschillende organisaties en mag de Kamer van de regering vernemen op welke wijze zij netwerk en expertise van de koepelorganisaties gaat borgen na intrekking van de Wom? Deze leden vragen waarom de regering heeft gekozen voor het geheel laten vervallen van de overlegstructuur van het LOM. Waarom is niet voor een nieuw overlegmodel gekozen, zo vragen deze leden. Is de regering van mening dat het overleggen met vertegenwoordigers van bepaalde groepen minderheden in geen enkel geval meerwaarde heeft?

De leden van de CDA-fractie hebben bij de bespreking van de integratienota reeds aangegeven dat het integratiebeleid een nieuwe fase is ingegaan. Niet langer de focus op de verschillende etnische groepen, maar het belang van binding en burgerschap in Nederland. Niet langer staat bij het formuleren van beleid de afkomst, maar de toekomst centraal. Dit neemt niet weg dat groepen vrijwilligers andere migranten kunnen helpen bij de inburgering en integratie in de Nederlandse samenleving. Deze leden beklemtonen dat niet een wet zorgt voor de actieve participatie en ondersteuning van minderheden. Mensen die elkaar steunen doen dit. Met instemming hebben de leden van de CDA-fractie dan ook gelezen dat de regering de dialoog opzoekt aan de hand van actualiteit en bepaalde thema’s. Deze flexibele vorm past beter bij de kabinetsbrede agenda voor hedendaags burgerschap. Kan de regering bevestigen dat hiermee het contact minder formeel en plichtsmatig wordt, zodat dit contact in de toekomst intensiever zal gaan over de ondervonden problemen bij uitwerkingen van het algemene beleidskader?

Bij de behandeling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2012 hebben de leden van de CDA-fractie aandacht gevraagd voor de representativiteit van de minderheidsorganisaties. Dit mede naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie Blok. Ook vernamen deze leden klachten uit de verschillende groepen hierover. Een minder formele, volgens een wet georganiseerde belangenbehartiging sluit beter aan bij de wensen en de mogelijkheden van allochtone jongeren en ouderen die reeds jaren in Nederland wonen. Nieuwe initiatieven en nieuwe vormen krijgen daarmee de ruimte om zich te laten horen in het politieke debat. De noodzaak verdwijnt immers niet, dat burgers participeren en betrokken zijn bij de beleidsvorming. Of ze nu allochtoon of autochtoon zijn (danwel voelen). Wel vragen deze leden nadrukkelijk om aandacht voor het borgen van de kennis en de expertise. Kan de regering nader uiteenzetten op welke wijze zij ondersteuning biedt aan de verschillende migrantenorganisaties om de omslag naar een informeler kader te kunnen maken, zodat burgers ook in de toekomst voortvarend aan de slag blijven bij het betrekken van migranten bij de Nederlandse samenleving?

De leden van de SP-fractie constateren dat in de titel van het wetsvoorstel wordt gesproken over «herijking van de overlegvorm over het integratiebeleid.» Wat behelst deze herijking? Welke overlegvorm staat de regering voor ogen? Aan welke criteria zouden toekomstige overlegpartners moeten voldoen opdat evenwichtige vertegenwoordiging van migranten groepen wordt bereikt? In de Wom staat dat de LOM-samenwerkingsverbanden ten minste drie keer per jaar overleg voeren met de minister die belast is met het integratiebeleid over de beleidsvoornemens ten aanzien van de integratie van minderheden, en over ontwikkelingen die voor minderheden van belang zijn met het oog op het te voeren integratiebeleid. Dit overleg komt nu te vervallen. Hoe wil de regering ontwikkelingen die minderheden aangaan in de toekomst volgen? Kan de regering een nadere motivatie geven waarom is gekozen voor het afschaffen van de bestaande LOM-structuur in plaats van een aanpassing daarvan?

Deze leden constateren dat de regering het van belang acht om mensen aan te spreken op hun individuele verantwoordelijkheid als burgers en niet op hun afkomst. Daar kunnen deze leden zich in vinden. Zij vragen wel hoe dit zich verhoudt tot de zorgplicht voor kwetsbare burgers die, gezien hun migratieverleden, een achterstandspositie hebben in Nederland. Te denken valt bijvoorbeeld aan de groep zogeheten oudkomers die met de nieuwe wet inburgering niet langer taal en inburgeringlessen wordt aangeboden, maar ook aan de hoge werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond. Hoe ziet de regering dit, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering haar stelling dat er sinds de inwerkingtreding van de Wom een grote diversiteit is ontstaan onder en tussen migranten nader te onderbouwen, onder meer door het aanleveren van statistieken. Deze leden vragen de regering voorts een nadere onderbouwing op haar stelling dat het aanspreken van minderheden op hun afkomst heeft bijgedragen aan het opsluiten van mensen in bepaalde groepen en het benadrukken van scheidslijnen tussen verschillende groepen. Deze leden vragen in dit verband de regering helder uiteen te zetten hoe de Wom hieraan heeft bijgedragen. Deze leden vragen de regering om de suggestie dat de Wom afbreuk doet aan het uitgangspunt van eigen verantwoordelijkheid van de individuele burger om actief deel te nemen aan de samenleving te staven met argumenten.

2. Dialoog met de samenleving

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering stelt dat het voor de rijksoverheid onverminderd van belang blijft om in contact te zijn en te komen met brede lagen van de samenleving en om in verbinding te staan met minderheden. De dynamiek en verandering die inherent zijn aan onze samenleving vragen om een flexibele dialoog die de overheid in staat stelt om signalen op te vangen vanuit de diverse lagen in de bevolking. Hoe gaat de regering concreet invulling geven aan het opvangen van signalen uit de bevolking en aan de flexibele dialoog?

Tevens constateren deze leden dat de regering van oordeel is dat de overheid op een actieve wijze in contact moet staan met de samenleving over thema’s als discriminatie en sociale stabiliteit, alsmede over thema’s als bijvoorbeeld taalverwerving en betrokkenheid van ouders in het onderwijs. In december 2011 is er een amendement van het lid Karabulut aangenomen6 dat financiële middelen heeft vrijgemaakt om de betrokkenheid van ouders mogelijk te maken. Tot op heden hebben deze leden nog niets mogen vernemen over de uitvoering van dit amendement. Kan de regering toelichten hoe dit amendement uitgevoerd gaat worden?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering gelooft in de kracht en het zelforganiserend vermogen van de samenleving en individuele burgers aanspreekt op de eigen verantwoordelijkheid om zich voor hun belangen in te zetten. De regering staat een actieve dialoog met mondige burgers voor ogen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat er ook aandacht blijft voor de burgers die niet mondig zijn? Hoe wordt er gesignaleerd of het generiek beleid ook die groepen met grote achterstanden bereikt?

Deze leden constateren dat de regering stelt dat de ervaring leert dat maatregelen die gericht zijn op specifieke etnische groepen mensen opsluiten in groepen en de scheidslijnen daartussen benadrukken en daarmee haaks staan op het streven naar gezamenlijk burgerschap. Kan de regering deze ervaringen nader omschrijven?

Deze leden vragen of specifieke maatregelen op generieke wijze voor bepaalde groepen soms tijdelijk nodig zijn en worden ingesteld om ongelijke kansen en behandeling als gevolg van achterstanden en achterstelling (vooroordelen, discriminatie, sociale uitsluiting, werkloosheid, etc.) te bestrijden. Hoe ziet de regering dit?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering stelt dat een wettelijke structuur ten behoeve van de versterking van de participatie van minderheidsgroepen aan beleidsprocessen niet meer strookt met haar beroep op individuele verantwoordelijkheid van alle burgers om actief deel te nemen aan de samenleving. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de bedoelde integratie en participatie inderdaad plaats gaat vinden?

Kan de regering toelichten of de huidige samenstelling van bestaande reguliere overlegorganen waarmee de regering spreekt een afspiegeling vormt van de diversiteit van de Nederlandse bevolking? Kan de regering toelichten of en waarom zonder de Wom sprake zou zijn van een «meer vrije dialoog», zo vragen deze leden.

Om de opgedane kennis en ervaring met de belangenbehartiging vanuit etnische groepen van de afgelopen periode te borgen, is de Tweede Kamer in het Algemeen Overleg Integratiebeleid van 29 juni 2011 toegezegd dat de geleerde lessen worden geïnventariseerd.7 Wanneer worden de resultaten daarvan verwacht, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering specifiek toe te lichten waar de Wom nu tekortschiet wat de intrekking van de wet zou rechtvaardigen. Deze leden vragen de regering tevens toe te lichten waarom intrekking van de wet de voorkeur verdient boven een wetswijziging. Zij vragen in dit verband de regering toe te lichten of het niet mogelijk is de voorgenomen flexibele structuur te integreren in de huidige wet. Daar de regering stelt dat de huidige samenleving vraagt om een dialoog waarbij signalen worden opgevangen uit diverse lagen van de bevolking, vragen deze leden in hoeverre de Wom hierin is tekortgeschoten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering helderheid te verschaffen over de vraag waarom zij afziet van een evaluatie van de Wom. Deze leden verzoeken de regering toe te lichten welke stappen worden ondernomen om, naast de inventarisatie van de geleerde lessen, opgedane kennis en ervaring van de belangenbehartiging vanuit etnische groepen te borgen. Deze leden vragen de regering bovendien toe te lichten hoe de vier functies van het LOM in de toekomstige regeling geborgd gaat worden. Voorts vragen deze leden de regering toe te lichten waarom er voor wordt gekozen om de Wom nu in te trekken terwijl er nog geen alternatief voor handen ligt.

3. Administratieve lasten

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering de stelling dat het effect op de regeldruk voor de LOM-samenwerkingsverbanden per saldo nul zal zijn nader toe te lichten.

4. Financiële gevolgen voor de LOM-samenwerkingsverbanden en het Rijk

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering meldt dat de subsidie aan de LOM-samenwerkingsverbanden geleidelijk zal worden afgebouwd vanaf 2012 tot 1 januari 2015. Deze leden vernemen graag hoe deze subsidie precies zal worden afgebouwd. In het Nader Rapport8 wordt vervolgens aangegeven dat subsidiëring weliswaar per 1 januari 2015 verdwijnt, maar dat nog niet met zekerheid is vast te stellen dat de aan de subsidiëring verbonden verplichtingen op dat moment zijn afgewikkeld. Kan de regering toelichten op wat voor doorlopende verplichtingen wordt gedoeld? Vanaf wanneer verwacht de regering dat aan de laatste verplichtingen is voldaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de afname van de subsidies in 2012 valt te verenigingen met het uitgangspunt van een betrouwbare overheid aangezien het wetsvoorstel (nog) niet in werking is getreden. Voorts vragen deze leden de regering een nadere specificatie te geven van hoe het genoemde budget van 28,1 miljoen euro voor specifiek integratiebeleid is opgebouwd.

ARTIKELSGEWIJS

1. Artikel II

Deelt de regering de zorg van de leden van de VVD-fractie dat door de open formulering van artikel II het risico bestaat dat het recht op subsidiëring langer doorloopt dan wenselijk?

De ondervoorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker


X Noot
1

LOM: Landelijk overleg minderheden.

X Noot
2

Hierna: Wom.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2011/12, 33 297, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2010/11, 32 824, nr. 1.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 VII, nr. 83.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 VII, nr. 32.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2010/11, 31 268, nr. 52.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2011/12, 33 297, nr. 4.

Naar boven