33 297 Intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid in verband met de herijking van de overlegvorm over het integratiebeleid

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Aanleiding transformatie overleg

Dit wetsvoorstel strekt tot de intrekking van de Wet overleg minderhedenbeleid (hierna: Wom). Deze intrekking was reeds aangekondigd in de nota «Integratie, binding en burgerschap» van 16 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 824, nr. 1) (hierna: Integratienota). In deze nota is opgenomen dat er geen specifiek beleid gericht op afzonderlijke groepen meer zal worden gerealiseerd en dat voortaan algemene maatregelen die uitgaan van de verantwoordelijkheid van betrokkenen en van maatschappelijke instellingen, leidend zijn.

Op basis van de Wom worden samenwerkingsverbanden van minderheden die voldoen aan de in de Wom vastgelegde criteria van representativiteit toegelaten tot het Landelijk overleg minderheden (LOM). Tot het LOM zijn de volgende acht samenwerkingsverbanden van minderheden (LOM-samenwerkingsverbanden) toegelaten: Inspraakorgaan Chinezen (IOC), Inspraakorgaan Turken (IOT), overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen (Lize), Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN), Surinaams Inspraak Orgaan (SIO), Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN), Stichting BUAT – Platform van Molukkers en Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON).

In artikel 2 van de Wom is bepaald dat de LOM-samenwerkingsverbanden ten minste drie keer per jaar overleg voeren met de minister die belast is met het integratiebeleid over de beleidsvoornemens ten aanzien van de integratie van minderheden en over ontwikkelingen die voor minderheden van belang zijn met het oog op het te voeren integratiebeleid.

De bestaande LOM-structuur sluit in de huidige vorm om een aantal redenen niet meer aan bij het integratiebeleid en de behoefte aan dialoog vanuit de samenleving.

Vertegenwoordiging die is onderscheiden naar etniciteit is niet meer vanzelfsprekend. Vergeleken met de periode waarin de Wom tot stand is gekomen, is de positie van migranten in de samenleving veranderd. Immers, sinds de inwerkingtreding van de Wom is er een grote diversiteit ontstaan onder en tussen migranten in de zin van uiteenlopende opleidingsniveaus, variëteit in herkomst, generatieverschillen en culturele oriëntaties. Etniciteit is naar het oordeel van de regering als uitgangspunt van beleid daarom niet langer relevant.

De regering vindt het van belang om mensen aan te spreken op hun individuele verantwoordelijkheid als burgers en niet op hun afkomst. Uitgangspunt in de Integratienota is dat «niet afkomst, maar toekomst telt». Hen aanspreken op afkomst doet geen recht aan de individuele verschillen tussen burgers en aan hun relaties met andere burgers en de samenleving als geheel. Ook leert de ervaring dat maatregelen die gericht zijn op specifieke etnische groepen, mensen opsluiten in groepen en de scheidslijnen daartussen benadrukken. Daarmee staan zij haaks op het streven naar gezamenlijk burgerschap. Daarom zal integratie niet meer door specifiek beleid, gericht op afzonderlijke groepen, worden gerealiseerd, maar door algemene maatregelen die uitgaan van de verantwoordelijkheid van betrokkenen. Het beëindigen van een geïnstitutionaliseerd overleg met organisaties die op etnische basis zijn gevormd, past ook in deze nieuwe fase.

Verder was een van de doelstellingen van de Wom dat het LOM zou bijdragen aan de versterking van de participatie aan beleidsprocessen van minderheidsgroepen die op verschillende niveaus nog onvoldoende waren vertegenwoordigd en daardoor minder mogelijkheden hadden om invloed uit te oefenen (Kamerstukken II 1995/96, 24 835, nr. 3, pag. 3). De regering is van mening dat een wettelijke structuur ten behoeve van deze participatie vanuit de overheid niet meer strookt met het beroep dat deze regering doet op de individuele verantwoordelijkheid van alle burgers om actief deel te nemen aan de samenleving. Onderlinge betrokkenheid die zich niet beperkt tot de eigen kring vormt een wezenlijk kenmerk van de samenleving die de regering nastreeft en waarvoor burgers zelf de verantwoordelijkheid dragen.

Daarnaast is met het vervallen van de LOM als apart overleggremium naast de reguliere overlegorganen, er meer urgentie voor zowel de migranten als de reguliere overlegorganen om door middel van de gangbare gremia in de belangen van alle Nederlanders te voorzien.

Er is om deze redenen aanleiding om de wijze waarop de rijksoverheid met de samenleving over integratievraagstukken overlegt, te herijken. Het wettelijke overleg met vaste gesprekspartners waarmee de minister minimaal drie keer per jaar overleg voert, zal plaatsmaken voor een meer flexibele vorm van dialoog aan de hand van actualiteit en bepaalde thema’s die zowel beter aansluit bij de huidige behoefte van de rijksoverheid om met uiteenlopende groepen en individuen in contact te zijn, als bij mogelijk andere groepen om met de overheid in contact te treden.

2. Dialoog met samenleving

De regering constateert dat het voor de rijksoverheid onverminderd van belang blijft om in contact te zijn en te komen met brede lagen van de samenleving en om in verbinding te staan met minderheden.

Zoals in de Integratienota is uiteengezet, vragen de dynamiek en verandering die inherent zijn aan onze samenleving om een flexibele dialoog die de overheid in staat stelt om signalen op te vangen vanuit de diverse lagen in de bevolking. De dialoog moet bijdragen aan de vereiste kennis over specifieke problemen en de achtergronden daarvan, aan de uitwerking van het reguliere beleid en eventuele knelpunten daarin, en aan succesvolle interventies en methoden. Gelet hierop is de regering van oordeel dat de overheid op een actieve wijze in contact moet staan met de samenleving over thema’s als discriminatie en sociale stabiliteit alsmede over thema’s als bijvoorbeeld taalverwerving en betrokkenheid van ouders in het onderwijs.

Ook vindt de regering dat de overheid open moet staan voor thema’s die vanuit de samenleving worden geagendeerd. Een betekenisvolle en wederzijdse dialoog vergt een actieve inbreng vanuit de samenleving. De regering gelooft in de kracht en het zelforganiserend vermogen van de samenleving en spreekt individuele burgers aan op de eigen verantwoordelijkheid om zich voor hun belangen in te zetten. De regering staat een actieve dialoog met mondige burgers voor ogen. De overheid zal zich daarbij aansluiten bij de initiatieven die in de samenleving zelf ontstaan.

De regering constateert ook dat er behoefte is aan verbinding om in tijden van maatschappelijke spanningen met representanten van groepen in gesprek te gaan.

Het gaat voorts om een brede, flexibele dialoog waarbij per thema sleutelfiguren en organisaties met kennis over en een breed netwerk binnen onder andere migrantengemeenschappen in beeld komen. Daarbij zal de overheid in contact treden met een breed scala aan gesprekspartners; het kan gaan om professionele experts, opinieleiders, ervaringsdeskundigen en/of representanten. Wat betreft de overlegvorm zal bewust worden gekozen voor flexibiliteit en voor de mogelijkheid om een vorm te kiezen die passend is voor de betreffende beleidskwestie. Het kan gaan om eenmalige of langer lopende contacten en meer intensieve overlegvormen. Met het afschaffen van een overlegvorm met vaste partijen en organisaties, zal in de toekomst ook ruimte zijn om verschillende betrokken organisaties te betrekken bij het bespreekbaar maken van taboeonderwerpen.

Voor de huidige LOM-samenwerkingsverbanden brengt deze omslag met zich mee dat zij niet langer de vaste, exclusieve gesprekspartners van de rijksoverheid zijn en dat zij voortaan los van de overheid de eigen agenda zullen gaan bepalen. Zij kunnen zich een zelfstandige positie verwerven in hun bijdrage aan het maatschappelijke debat of het overheidsbeleid. Wanneer de LOM-samenwerkingsverbanden ervoor kiezen om in deze nieuwe vorm door te gaan, dan vormen zij voor de overheid, naast anderen binnen het brede maatschappelijke spectrum, één van de gesprekspartners. Om de opgedane kennis en ervaring met de belangenbehartiging vanuit etnische groepen van de afgelopen periode te borgen, is op verzoek van de Tweede Kamer in het AO van 29 juni 2011 toegezegd dat de geleerde lessen worden geïnventariseerd (Kamerstukken II 31 268, nr. 52). Voor de toekomstige dialoogvormen kan dit van betekenis zijn.

3. Consultatie en adviezen

De acht LOM-samenwerkingsverbanden zijn vanaf 2010 diverse malen schriftelijk en mondeling geïnformeerd over het intrekken van de Wom en de gevolgen daarvan voor de samenwerkingsverbanden. Op 12 januari 2012 vond een bestuurlijk overleg met de LOM-samenwerkingsverbanden plaats waarbij de LOM-samenwerkingsverbanden in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op het onderhavige wetsvoorstel. Voorafgaande aan dit overleg hebben de LOM-samenwerkingsverbanden hun reactie op de intrekkingswet ook schriftelijk kenbaar gemaakt.

De LOM-samenwerkingsverbanden geven in hun reactie aan dat de intrekkingswet vooral ingaat op de bestuurlijke overleggen van de LOM-samenwerkingsverbanden en daarbij voorbij gaat aan de brede maatschappelijke verdiensten van de LOM-samenwerkingsverbanden. De reden hiervoor is, is dat dit kabinet met name het element van de exclusieve relatie met de overheid in de huidige dialoogstructuur wil doorbreken. Vanuit het kabinet is er evenwel grote waardering voor de bijdrage die de LOM-samenwerkingsverbanden hebben geleverd aan integratie in de afgelopen periode. De huidige tijd vraagt echter, zoals beschreven in paragraaf 1, om een meer vrije dialoog.

Omdat ook het kabinet hecht aan de waardevolle opgebouwde kennis, expertise en netwerken van de LOM-samenwerkingsverbanden, zullen de LOM-samenwerkingsverbanden in het jaar 2012 en in de afbouwperiode van de subsidie in 2013 en 2014 in de gelegenheid worden gesteld om hun kennis en netwerken te borgen en een basis te leggen voor een zelfstandig voortbestaan.

4. Administratieve lasten

De intrekking van de Wom leidt niet direct tot de afname van informatieverplichtingen dan wel een toename daarvan voor de LOM-samenwerkingsverbanden. De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de op de Wom berustende Regeling subsidiëring samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden, zullen niet meteen na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel vervallen gelet op de daarvoor in acht te nemen afbouwtermijn. Zie hierover paragraaf 6. In artikel II van dit wetsvoorstel wordt voorzien in een nieuwe grondslag voor de subsidieregeling. Met het vervallen van de verplichtingen uit de regeling zal tevens het recht op subsidie vervallen. Daarmee zal het effect op de regeldruk voor de LOM-samenwerkingsverbanden per saldo nul zijn.

5. Financiële gevolgen voor de LOM-samenwerkingsverbanden en het Rijk

Gevolgen voor de LOM-samenwerkingsverbanden

De Wom vormt de grondslag voor de Regeling subsidiëring samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden. Deze zal met het intrekken van de Wom op termijn komen te vervallen. Het gaat hierbij om een jaarlijks subsidiebedrag van in totaal circa 3,155 miljoen euro (in 2011). De subsidie aan de LOM-samenwerkingsverbanden zal vanaf 2012 tot 1 januari 2015 geleidelijk worden afgebouwd om de LOM-samenwerkingsverbanden in de gelegenheid te stellen hun activiteiten op een zorgvuldige wijze af te bouwen en de nodige werkzaamheden en activiteiten te verrichten ter borging van hun kennis en infrastructuur en om hun tijd te geven voor het eventueel aantrekken van andere financieringsbronnen voor die activiteiten.

Gevolgen voor het Rijk

Het budget voor specifiek integratiebeleid zal in de periode tot en met 2018 worden afgebouwd van circa 28,1 miljoen euro tot nihil.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel II

Als gevolg van het intrekken van de Wom komt ook de daarop berustende Regeling subsidiëring samenwerkingsverbanden en gezamenlijke rechtspersoon minderheden te vervallen. Het is, gelet op de in acht te nemen redelijke termijn voor de afbouw van de subsidiëring van de LOM-samenwerkingsverbanden, wenselijk dat die regeling na de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel voorlopig doorloopt. Met deze bepaling wordt daarin voorzien.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven