33 149 Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ)

Nr. 39 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 oktober 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 8 juli 2015 inzake de aanbieding afschrift van het ministeriële besluit inzake taakuitoefening IGZ (Kamerstuk 33 149, nr. 38).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 oktober 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

1

Kan een nadere zienswijze worden gegeven op de in de toelichting beschreven verhouding tussen het enerzijds benodigde onafhankelijk functioneren en onpartijdig toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en anderzijds de stelling dat een formeel-wettelijke positionering van het toezicht niet nodig is?

Antwoord

Voor onafhankelijk toezicht is het belangrijk dat de IGZ een zelfstandig oordeel kan vormen, zelf kan beslissen op welke manier zij haar toezichtstaken uitvoert en zelf kan beoordelen wanneer handhaving noodzakelijk is. Daarom is in artikel 3 van het Besluit taakuitoefening IGZ (verder: het besluit) vastgelegd dat de Minister geen aanwijzingen geeft ten aanzien van de wijze waarop een onderzoek wordt verricht, en de bevindingen, oordelen of adviezen die de IGZ doet of vaststelt. Het vastleggen van deze lijn in het besluit schept zowel intern als extern helderheid ten aanzien van de verhouding tussen de Minister en de ambtenaren op het kerndepartement enerzijds, en de ambtenaren werkzaam bij de IGZ anderzijds. Deze bepaling is ten aanzien van de betrokken ambtenaren bindend en zij kunnen op de naleving daarvan op basis van hun dienstverband worden aangesproken. Een formeel-wettelijke positionering van de IGZ is daarvoor niet noodzakelijk. In mijn brief van 15 februari 2013 (Kamerstuk 33 149, nr. 17, blz. 17) heb ik reeds aangegeven af te zien van één aparte wet op het gezondheidszorgtoezicht. Dit is conform het kabinetsbeleid, zeer recent uitdrukkelijk vastgelegd in aanwijzing nr. 4 van de Aanwijzingen inzake rijksinspecties, vastgesteld door de Minister-President en op 1 oktober jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 31 490, nr. 190), toegezonden door de Minister van Wonen en Rijksdienst. Aanwijzing nr. 4 luidt:

Aanwijzing 4

Een rijksinspectie wordt opgenomen in de organisatieregeling van het ministerie waarvan de rijksinspectie onderdeel is.

Toelichting

Op grond van artikel 44 van de Grondwet en het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 is elke Minister belast met de organisatie van zijn departement, met inachtneming van het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde kader voor de organisatie en formatie van de ministeries. Elk ministerie kent een organisatieregeling. Een onder een Minister ressorterende dienst als een rijksinspectie dient daarin te worden opgenomen.

Omdat het hier gaat over de organisatie van de ministeries en de relatie tussen de Minister en aan hem ondergeschikte dienstonderdelen is de formele wet niet het aangewezen instrument om dit onderwerp te regelen. Op grond van artikel 44 van de Grondwet bepalen de Ministers zelf de organisatie van de ministeries.

2

Op welke manier worden de, volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor een verruiming van het perspectief noodzakelijke, kernwaarden van onpartijdigheid, onafhankelijkheid en publieke verantwoording ingevuld door het voorliggende ministeriële besluit?

Antwoord

De principes van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de inspectie worden ingevuld door de onafhankelijke oordeelsvorming van de inspectie te waarborgen, zoals is vastgelegd in artikel 3 van het besluit. Ik verwijs daarvoor naar mijn antwoord op vraag 1.

Het principe van publieke verantwoording is ingevuld door de jaarlijkse publicatie van het werkplan en het jaarbeeld van de inspectie, zoals vastgelegd in de artikelen 4 en 6 van het besluit.

3

In hoeverre staat de IGZ proactief in haar manier van opereren, waarover ook in het rapport van de WRR wordt gesproken (namelijk over de unieke positie van toezichthouders om vroegtijdig problemen te signaleren die van invloed zijn op publieke belangen en hierop te reflecteren)?

Antwoord

Door middel van risicotoezicht signaleert de IGZ de grootste risico’s in de zorg en zet zij zorgaanbieders gericht aan tot het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Zo draagt de IGZ er aan bij dat de kwaliteit van de zorg, tegen de achtergrond van nieuwe ontwikkelingen gewaarborgd blijft. Deze vorm van toezicht is proactief, in de zin dat de IGZ zich op basis van gesprekken met bestuurlijke partners en zorgaanbieders en op basis van risicodetectie (bijvoorbeeld aan de hand van indicatoren) oriënteert op de grootste risico’s in de zorg en een doelgerichte inzet van toezicht voor het verminderen van deze risico’s. Als onderdeel van het verbetertraject werkt de IGZ aan een versterking van het vermogen om risico’s sneller en beter te beoordelen, grote risico’s voor de veiligheid en kwaliteit vroegtijdig te onderkennen, prioriteiten te stellen en te vertalen in een effectieve toezichtstrategie.

4

Hoe verhoudt de inhoud van artikel 4 van het besluit, waarin gesteld wordt dat het werkplan van de IGZ in nauw overleg met de secretaris-generaal en Minister wordt opgesteld en moet worden goedgekeurd door de Minister, zich met de inhoud van artikel 3 waarin onder andere staat dat de Minister zich niet mengt in de wijze waarop onderzoek wordt verricht?

Antwoord

De IGZ maakt in het werkplan kenbaar aan welke taken zij in het navolgende jaar haar budget zal besteden. De Minister en secretaris-generaal waarborgen dat daarbij voldoende aandacht wordt gegeven aan de op basis van parlementaire debatten verkregen en beleidsmatig gewenste prioriteiten. De IGZ beoordeelt evenwel zonder inmenging op welke wijze aan die prioriteiten invulling wordt gegeven en hoe de IGZ haar inspecties uitvoert en naar misstanden onderzoek verricht, om herhaling ervan zoveel mogelijk te voorkomen.

5

Bestaat er interactie en samenwerking tussen het Landelijk Meldpunt Zorg en de IGZ en zo ja, waarom is deze samenwerking niet in het besluit beschreven?

Antwoord

Het Landelijk Meldpunt Zorg en de IGZ werken nauw samen. De meldingen en signalen die het Landelijk Meldpunt Zorg ontvangt, vormen een waardevolle bron voor de IGZ om – vanuit het algemene belang van goede gezondheidszorg – met de juiste kritische blik naar zorgaanbieders te kijken. Een klacht van een burger, ingediend bij het Landelijk meldpunt zorg, kan op twee manieren naar de IGZ gaan:

  • 1. Via een dagelijks signalenoverzicht van het Landelijk Meldpunt Zorg naar de IGZ met geaggregeerde informatie over binnengekomen klachten (zonder persoonsgegevens van de burger, maar met de namen van zorgaanbieders). De IGZ gebruikt die signalen voor haar risicotoezicht. Als IGZ bijvoorbeeld ziet dat in een bepaalde periode veel klachten binnenkomen over hygiëne bij een bepaalde zorgaanbieder, dan kan dat reden zijn om toezichtsonderzoek te starten. De IGZ is zich terdege bewust dat het hier klachten betreft waarvan niet is vastgesteld of ze gegrond zijn. Deze signalen worden dan ook niet als zodanig beoordeeld en geregistreerd.

  • 2. Daarnaast worden ernstige klachten zo nodig als melding aan de IGZ voorgelegd met de vraag of IGZ onderzoek nodig vindt. Het Landelijk Meldpunt Zorg doet dit alleen als burger daarvoor toestemming heeft gegeven.

In het besluit zijn regels voor de taakuitoefening van de IGZ en de samenwerking tussen de bewindslieden van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de inspecteur-generaal van de IGZ vastgelegd. Derhalve maakt de samenwerking tussen de IGZ en het Landelijk Meldpunt Zorg geen onderdeel uit van dit besluit. Omdat het Landelijk Meldpunt Zorg organisatorisch is ondergebracht bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG), valt het Landelijk Meldpunt Zorg ook niet onder de verantwoordelijkheid van de inspecteur-generaal van de IGZ.

6

Hoe kan de samenwerking met externen zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Openbaar Ministerie (OM) worden verbeterd en op welke wijze kan het vastleggen van werkafspraken hieraan een positieve bijdrage leveren?

Antwoord

De IGZ en NZa trekken samen op in relevante casuïstiek. Ook op bredere toezichtthema’s als bijvoorbeeld zorgfraude en de totstandkoming van het toezichtkader Goed bestuur werkt de IGZ met de NZa samen, ieder vanuit zijn eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid. In 2016 intensiveert de IGZ de samenwerkingsrelatie als het gaat om de aanpak van zorgfraude. De afspraken die de IGZ en de NZa met elkaar hebben gemaakt met betrekking tot de onderlinge samenwerking zijn vastgelegd in het samenwerkingsprotocol IGZ-NZa. In 2016 actualiseren de IGZ en de NZa dit samenwerkingsprotocol.

In de brief van 30 juni 2015 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en ik het aangescherpte samenwerkingprotocol IGZ-OM aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 32 647, nr.47). Daarin zijn de werkafspraken met het OM opgenomen. Dit betreft in het bijzonder afspraken ter verbetering van de afstemming van het in te zetten handhavinginstrumentarium, de communicatie en de explicitering van mogelijkheden tot wederzijdse gegevensverstrekking.

De samenwerkingsrelatie met zowel de NZa als met het OM krijgt een plaats in het werkplan van de IGZ voor 2016. Hiermee geeft de IGZ het signaal af, zowel binnen de organisatie van het Ministerie van VWS als daarbuiten, dat deze samenwerking in 2016 de nadrukkelijke aandacht zal hebben en dat de IGZ concrete doelen heeft gesteld om deze samenwerking gericht te verstevigen.

7

Wordt in de ministeriële regeling invulling gegeven aan de vier kernopgaven, zoals door de WRR onderscheiden om het perspectief op rijkstoezicht te verbreden, en zo ja op welke manier?

Antwoord

De vier kernopgaven die de WRR in zijn rapport «Toezien op publieke belangen» onderscheidt, en door het kabinet zijn onderschreven, zijn:

  • Stel de publieke belangen (weer) centraal;

  • Breng de maatschappelijke opbrengsten van het toezicht beter in kaart;

  • Maak het toezicht zoveel mogelijk governance based;

  • Versterk de reflectieve functie van het toezicht.

Het besluit is primair bedoeld om duidelijkheid te geven over de positie van de IGZ ten opzichte van de Minister en het ministerie. Die duidelijkheid is belangrijk voor het vertrouwen in de toezichthouder. Het besluit past in de lijn die het kabinet rijksbreed voor de positionering van inspecties heeft gekozen met de recent van kracht geworden Aanwijzingen voor rijksinspecties van de Minister-President.

Het besluit geeft als zodanig geen invulling aan de vier opgaven van de WRR, maar creëert de randvoorwaarden waarbinnen de IGZ deze opgaven kan uitvoeren. Uit de werkplannen en jaarbeelden van de IGZ die de Kamer jaarlijks ontvangt blijkt dat de IGZ de vier opgaven uitvoert en op welke wijze ze dat doet.

8

In hoeverre speelt de IGZ in op de inzet van dit kabinet, namelijk op de kwaliteit van de zorg?

Antwoord

De IGZ ziet in haar toezicht primair toe op kwaliteit en veiligheid van de zorg. Dat doet zij risicogeblaseerd op basis van meer dan twintig wetten. De Minister keurt jaarlijks het werkplan van de IGZ goed. Daarmee borgt het kabinet zijn inzet ten aanzien van het toezicht op kwaliteit en veiligheid in de zorg.

9

Welke invloed heeft de prioriteitenstelling van het kabinet op het functioneren en de werkwijze van de IGZ?

Antwoord

Zie ook antwoord op vraag 8. Het kabinet heeft toezicht op kwaliteit en veiligheid in de zorg een hogere prioriteit gegeven en daarvoor extra middelen vrijgemaakt. Deze extra middelen hebben invloed op het functioneren en de werkwijze van de IGZ in die zin dat de formatie en daarmee de capaciteit is gegroeid.

10

Hoe houdt de IGZ in haar beleid en toezicht rekening met extramuralisering van zorg, substitutie van tweede naar eerste lijn en taakherschikking in ziekenhuizen en de huisartspraktijk?

Antwoord

De zorgsector is continu in beweging. Daarmee zijn zowel de mogelijke patiëntrisico’s voor de veiligheid en kwaliteit van de zorg aan verandering onderhevig, als de werkwijze van zorgprofessionals. De IGZ volgt en signaleert in haar toezicht de ontwikkelingen op dit vlak nauwlettend en onderhoudt hierover contact met, onder andere, de huisartsen- en ziekenhuissector. De IGZ zal zich continu inspannen om de toezichtkaders die ze hiervoor hanteert zoveel mogelijk in lijn te brengen met relevante actuele ontwikkelingen.

In haar werkplan 2016 zal de IGZ het thema «Grote veranderingen in de zorg» als prioriteit opnemen en besteedt zij expliciet aandacht aan bijvoorbeeld substitutie van de tweede naar de eerste lijn en anderhalvelijnszorg. Een deel van de regie- en zorgtaken verschuift immers naar de huisarts en de wijkverpleegkundige, al dan niet van de medisch specialist. Ook onderkent de IGZ de noodzaak om de kwaliteit van zorg goed in het vizier te houden bij een ontwikkeling als een korter durend ziekenhuisverblijf en de gevolgen hiervan voor het werk van de huisarts en overige zorgaanbieders.

11

Hoe wordt erop toegezien dat de IGZ ook daadwerkelijk haar taak goed heeft uitgeoefend in de zin dat het onderzoek nauwkeurig is uitgevoerd, bevindingen correct zijn genoteerd en binnen een acceptabele termijn?

Antwoord

De IGZ draagt zelf zorg voor de kwaliteit van haar eigen werkprocessen en producten, als onderdeel van de reguliere managementsturing. Om de kwaliteit van de eigen processen en producten geregeld en objectief inzichtelijk te maken werkt de IGZ aan de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem, als onderdeel van het verbetertraject IGZ.

In het Jaarbeeld IGZ legt de IGZ jaarlijks verantwoording af over de behaalde resultaten en het al dan niet behalen van doelen uit de werkplannen. Het jaarbeeld geeft inzicht in het aantal afgelegde bezoeken, het aantal maatregelen, meldingen en andere in het werkplan gespecificeerde doelen. Met het Jaarbeeld draagt de IGZ bij aan transparantie over toezicht en handhaving.

12

Kan de Minister toelichten of en zo ja welke ruimte er is voor de inspecteur-generaal om af te wijken van de aandachtspunten zoals benoemd in de aandachtspuntenbrief? Met welk doel kan de inspecteur-generaal besluiten af te wijken van de aandachtspunten?

Antwoord

Ja, de inspecteur-generaal heeft die ruimte. Voor zover de aandachtspunten niet worden opgenomen in het werkplan worden de redenen daarvan aangegeven in de brief waarmee de inspecteur-generaal het werkplan ter goedkeuring aan de Minister aanbiedt. Voorbeelden van redenen om aandachtspunten niet op te nemen zijn dat het aandachtspunt volgens de inspecteur-generaal niet bij de IGZ thuishoort of niet verenigbaar is met de prioriteiten van de IGZ. De inspecteur-generaal stelt het werkplan vast en biedt het via de secretaris-generaal aan de Minister aan ter goedkeuring. Voor zover de aandachtspunten niet worden opgenomen in het werkplan worden de redenen daarvan aangegeven in de brief waarmee de inspecteur-generaal het werkplan ter goedkeuring aan de Minister aanbiedt.

13

Kan de Minister toelichten welke redenen de inspecteur-generaal kan hebben om af te wijken van de aandachtspunten bij het opstellen van het werkplan?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 12.

14

Op welke wijze bepaalt de IGZ of ze onderzoek doet? Op welke basis en met welk afwegingskader?

Antwoord

De IGZ weegt en bepaalt dit op basis van de Leidraad Meldingen IGZ 2013. De IGZ maakt een onderscheid tussen verplichte meldingen en andere meldingen. Verplichte meldingen (meldingen van zorginstellingen cf. artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen, of meldingen van klachtencommissies cf artikel 2a van de Wkcz) worden in elk geval onderzocht.

Andere meldingen worden beoordeeld op basis van artikel 13 van de Leidraad Meldingen IGZ 2013. Dit kunnen bijvoorbeeld meldingen zijn van zorginstellingen over gebeurtenissen of situaties die niet voldoen aan de criteria van een verplichte melding, maar ook meldingen van burgers die via het Landelijk Meldpunt Zorg bij de IGZ terecht komen. Niet alleen burgers of zorginstellingen melden bij de IGZ, maar ook bedrijven, overheden, het Openbaar Ministerie, enzovoorts.

Voor de procedure en wijze van onderzoek voor beide typen meldingen verwijs ik u naar de Leidraad Meldingen IGZ 2013.

15

In hoeveel gevallen leidt een incidentenmelding tot het doen van onderzoek?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 14 voor een nadere toelichting over de werkwijze van de IGZ omtrent onderzoeken naar aanleiding van een melding.

16

Welk percentage meldingen leidde in 2010 tot onderzoek, welk percentage in de jaren daarna?

Antwoord

De IGZ houdt geen percentage bij van meldingen waarbij er (g)een onderzoek wordt verricht. Zie verder het antwoord op vraag 14 voor een nadere toelichting over de werkwijze van de IGZ omtrent onderzoeken.

17

Kan de IGZ eigenstandig besluiten – zonder consultatie van de Minister en/of ambtenaren van het ministerie – om rapporten of bevindingen openbaar te maken?

Antwoord

Zoals vastgelegd in artikel 7, eerste lid, van het besluit, worden de rapporten van de IGZ openbaar gemaakt door de inspecteur -generaal. Het is niet de gewoonte dat daarover voorafgaand wordt geconsulteerd met de Minister en/of ambtenaren van het ministerie.

18

Worden vanaf nu alle onderzoeksrapporten van de IGZ openbaar gemaakt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 26

19

Klopt het dat noch de Minister, noch ambtenaren van het ministerie de inhoud van een rapport kennen voordat dit wordt afgerond?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 20.

20

Op welke momenten kunnen de Minister en/of ambtenaren van het ministerie meekijken met een conceptrapport en tot mogelijke wijzigingen verzoeken en/of verschil van inzichten aangeven die kunnen leiden tot inhoudelijke aanpassingen?

Antwoord

Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten rapporten van de IGZ.

Van IGZ-rapporten die betrekking hebben op een specifieke zorgaanbieder (bijvoorbeeld rapporten naar aanleiding van een calamiteit of een inspectiebezoek), worden concepten niet met de Minister, noch met de ambtenaren van het kerndepartement van VWS gedeeld.

Bij IGZ-rapporten die betrekking hebben op een specifiek thema of een specifieke sector (en daarmee beleidsrelevant zijn) kan de IGZ ervoor kiezen een (deel van het) concept ter feitelijke check voor te leggen aan ambtenaren van het kerndepartement van VWS. Als dat het geval is, gaan ambtenaren van het kerndepartement van VWS niet in op de conclusies en aanbevelingen, anders dan het eventueel stellen van vragen indien de conclusies en aanbevelingen niet logischerwijs uit de feiten lijken voort te vloeien. In alle gevallen is het de IGZ die bepaalt hoe zij met de opmerkingen en vragen van de ambtenaren van het kerndepartement van VWS omgaat. Het oordeel van de IGZ is immers in alle gevallen onafhankelijk.

21

Welke redenen zouden er kunnen zijn voor het niet goedkeuren van het werkplan door de Minister?

Antwoord

De belangrijkste redenen voor de Minister om het werkplan niet goed te keuren zijn dat het werkplan zich niet goed verdraagt met de beschikbare mensen en middelen die in de begroting van het Ministerie van VWS zijn voorzien of dat het werkplan zich niet verhoudt met reeds gedane toezeggingen aan de Tweede Kamer.

22

Hoever gaat de invloed van de Minister op de inhoud van het werkplan van de IGZ precies?

Antwoord

Uit het antwoord op vraag 21 blijkt wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn waaraan het werkplan moet voldoen wil de Minister het goedkeuren. In die zin is de invloed van de Minister op het werkplan substantieel. Daar staat tegenover dat de invloed op de wijze waarop de IGZ het werkplan operationeel invult in de praktijk slechts beperkt is.

23

In artikel 5, lid 2, wordt gesproken over het geven van een opdracht tot het verrichten van niet in het werkplan opgenomen werkzaamheden. Kan de Minister een overzicht geven van het soort werkzaamheden waaraan hierbij gedacht wordt?

Antwoord

Bij het opnemen van het genoemde artikel werd niet aan een specifiek soort opdrachten gedacht. Het artikel is primair bedoeld voor onvoorziene omstandigheden.

24

Komt het vaak voor dat de IGZ opdrachten uitvoert die niet in het werkplan zijn opgenomen? Kan de Minister van deze onderzoeken een overzicht geven van de afgelopen vijf jaar? Welke opdrachten zijn gegeven en welke onderzoeken zijn uitgevoerd?

Antwoord

Het jaarlijkse werkplan schetst op hoofdlijnen de voorgenomen activiteiten van de IGZ voor het komende jaar. Bijstelling of herprioritering van activiteiten kan plaatsvinden, bijvoorbeeld wanneer er zich een calamiteit in de zorg voordoet waar de IGZ onvoorziene inzet op moet plegen (zoals begin dit jaar de casus rond de injectienaalden, zie Kamerstuk 32 805, nr. 39). De IGZ heeft de afgelopen vijf jaar niet geregistreerd hoe vaak zij een onderzoek gestart is dat niet in het werkplan was opgenomen.

25

Als de IGZ besluit af te wijken van het werkplan, betekent dit dan dat andere voornemens in het werkplan niet uitgevoerd worden? Hoe wordt hierover gerapporteerd en aan wie?

Antwoord

Herprioritering kan er inderdaad toe leiden dat de IGZ andere voornemens niet of in beperktere mate uitvoert. De IGZ rapporteert over de activiteiten van het voorgaande jaar in haar Jaarbeeld. Zowel het werkplan als het jaarbeeld van de IGZ worden jaarlijks door de Minister aan de Tweede Kamer aangeboden (zie voor het werkplan voor 2015: Kamerstuk 33 149, nr. 32. Zie voor het jaarbeeld over 2014: Kamerstuk 33 149, nr. 35)

26

Worden alle rapporten van de inspectie openbaar gemaakt? Zo nee, waarom niet en in hoeveel procent van de onderzoeken van de IGZ wordt het rapport uiteindelijk niet openbaar gemaakt?

Antwoord

De IGZ hanteert een actief openbaarmakingbeleid vanuit de visie dat actieve openbaarmaking van informatie over de kwaliteit van zorg aanspoort tot verbeteringen en bijdraagt aan transparantie. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is de huidige basis voor het actief openbaar maken van onderzoeken door de inspectie. Deze wet biedt geen mogelijkheid om alle rapporten actief en integraal openbaar te maken, omdat deze naar personen of patiënten herleidbare informatie en/of bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Momenteel maakt de IGZ rapporten openbaar als er sprake is van verscherpt toezicht, een bevel Kwaliteitswet/Wet BIG of een advies tot aanwijzing. Incidenteel kunnen ook andere rapporten actief openbaar gemaakt worden. In het kader van de voorgenomen wijziging van de Gezondheidswet is de IGZ bezig haar openbaarmakingbeleid aan te passen (zie Kamerstuk 34 111, nr. 7 en Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 115). De IGZ houdt geen registratie bij in hoeveel gevallen een rapport niet openbaar wordt gemaakt.

27

In artikel 7, lid 2, staat dat voordat het rapport openbaar gemaakt wordt de Minister de mogelijkheid krijgt een beleidsreactie op te stellen. Is het dan een correcte conclusie dat de Minister op de inhoud van het rapport zelf geen wijzigingen door kan laten voeren?

Antwoord

Deze conclusie is juist.

28

Waarom worden rapporten naar aanleiding van onderzoeken door de IGZ niet onmiddellijk openbaar gemaakt maar pas na vier weken? Kan een beleidsreactie van de Minister niet later volgen? Het is toch immers van groot belang dat de geconstateerde problemen zo snel mogelijk openbaar worden zodat anderen in de zorg niet met dezelfde problemen en gevaren geconfronteerd worden?

Antwoord

Veruit de meeste rapporten die de IGZ in lijn met het vastgestelde openbaarmakingsbeleid openbaar maakt, worden onmiddellijk openbaar gemaakt. De «voorhangprocedure» waarbij de Minister vier weken de tijd krijgt voor het opstellen van een beleidsreactie, geldt alleen voor rapporten met bevindingen over een thema of een sector van de gezondheidszorg. Door de beleidsreactie van de Minister gelijktijdig met het rapport openbaar te maken, is voor alle betrokken partijen direct duidelijk wat de Minister met de conclusies en aanbevelingen uit het rapport doet en wordt een periode van onduidelijkheid hierover voorkomen. Overigens is de periode van vier weken een maximum: als de beleidsreactie eerder gereed is, worden het rapport en de beleidsreactie eerder openbaar gemaakt.

29

Waarom acht het kabinet het niet nodig om onafhankelijk en onpartijdig toezicht door de IGZ formeel wettelijk vast te leggen?

Antwoord

Zie mijn antwoord op vraag 1.

30

Kan de IGZ volledig onafhankelijk van ministeriële inmenging haar werk doen?

Antwoord

Ja, ten aanzien van de inhoud is de IGZ onafhankelijk van ministeriële inmenging. Zoals is vastgelegd in artikel 3, tweede lid, van het besluit, kan de Minister geen aanwijzing geven ten aanzien van de manier waarop de IGZ onderzoek verricht, en ook niet ten aanzien van de bevindingen, oordelen of adviezen van de IGZ. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 1.

31

Hoe vaak heeft de Minister per jaar overleg met de IGZ? Kan de Minister een overzicht geven van de contactmomenten in de jaren 2010, 2011, 2012, 2013, 2014?

Antwoord

De inspecteur-generaal van de IGZ spreekt de Minister van VWS over actualiteiten zo vaak als noodzakelijk. In de regel hebben zij wekelijks contact. Daarbij vindt er eens in de zes weken een vast overleg plaats tussen de IG en de Minister. Er wordt geen overzicht bijgehouden van de contactmomenten tussen de IG en de Minister.

32

Hoe vaak hebben ambtenaren van het ministerie per jaar overleg met de IGZ? Kan de Minister een overzicht geven van de contactmomenten in de jaren 2010, 2011, 2012, 2013, 2014?

Antwoord

Vrijwel dagelijks vindt er contact plaats tussen ambtenaren van het Ministerie van VWS en de IGZ over risico’s in de zorg en over relevante lopende zaken. Het ministerie en de IGZ houden geen overzicht bij van deze contactmomenten.

33

Is het mogelijk voor de IGZ om meldingen die betrekking hebben op een niet-natuurlijk of een onverwacht overlijden in een zorginstelling te registeren?

Antwoord

Wanneer een cliënt of patiënt in een zorginstelling overlijdt, dan is het de behandelend arts die de doodsoorzaak vaststelt. Wanneer de behandelend arts vermoedens heeft dat sprake is van een niet-natuurlijke dood, dan wordt de gemeentelijke lijkschouwer ingezet (dit is vastgelegd in artikel 7, derde lid, van de Wet op de lijkbezorging). Mocht de lijkschouwer een (mogelijke) niet-natuurlijke dood constateren dan schakelt deze – met het oog op een eventueel strafrechtelijk onderzoek naar de doodsoorzaak – het Openbaar Ministerie (OM) in. Wanneer er sprake is van een (mogelijk) niet-natuurlijke dood, dan is er sprake van een calamiteit en is de zorginstelling wettelijk verplicht hiervan melding te doen bij de IGZ. De IGZ registreert alle calamiteitenmeldingen.

34

Is het mogelijk dat de IGZ een protocol opstelt hoe te handelen na meldingen van niet-natuurlijk of onverwacht overlijden in een zorginstelling? Zo ja, wanneer kan dit opgenomen worden in het werkprogramma?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 33. Wanneer de IGZ op basis van een calamiteitenmelding vaststelt dat er vermoedens zijn van een (mogelijk) niet-natuurlijke dood (dood door schuld), dan schakelt de IGZ het OM in. De IGZ en het OM hebben recent hun samenwerkings- en informatieprotocol vernieuwd. Dit protocol is ook van toepassing bij meldingen van (mogelijk) niet-natuurlijk overlijden in een zorginstelling. Het protocol is openbaar beschikbaar en aan uw Kamer gestuurd. Daarnaast heeft de IGZ haar werkwijze bij calamiteiten waarbij sprake is van een overlijden, per 1 oktober dit jaar aangescherpt. Zie voor nadere informatie over dit onderwerp de brief die op 8 juli 2015 naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 24 170, nr. 151).

35

Hoeveel meldingen heeft de IGZ tot nu toe in 2015 ontvangen met betrekking tot de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, thuiszorg en ziekenhuiszorg?

Antwoord

Het aantal meldingen is terug te vinden in de onderstaande tabel, uitgesplitst naar de gevraagde categorieën:

Programma/afdeling

1-1 t/m 1/9 -2015

Gehandicaptenzorg

470

Geestelijke gezondheidszorg

410

Ouderenzorg en zorg thuis

690

Specialistische somatische zorg1

970

X Noot
1

Vanwege de wijze van registreren vallen hier niet alleen de meldingen onder die betrekking hebben de ziekenhuiszorg maar ook die betrekking hebben op particuliere klinieken.

36

Hoeveel onderzoeken heeft de IGZ gestart naar aanleiding van de meldingen die zij tot nu toe in 2015 heeft ontvangen?

Antwoord

Zie de antwoorden op vraag 14 en vraag 16.

37

Hoeveel vervolgonderzoeken heeft de IGZ gestart naar aanleiding van de meldingen die zij tot nu toe in 2015 heeft ontvangen?

Antwoord

Zie de antwoorden op vraag 14 en vraag 16.

38

Hoeveel onderzoeken die de IGZ tot nu toe in 2015 heeft ontvangen hebben geleid tot een vervolging?

Antwoord

De IGZ kan geen strafrechtelijke maatregelen opleggen.

Het aantal bestuurlijke maatregelen in 2015 (t/m augustus) ziet er als volgt uit:

Boetes

28

Waarschuwingen

55

LOD Last onder dwangsom

1

Advies tot aanwijzing

2

Bevel

3

Verscherpt toezicht

6

Tuchtzaken

14

39

Hoeveel meldingen heeft de IGZ de afgelopen vijf jaar binnengekregen maar niet in behandeling genomen? Kan de Minister daarbij ook aangeven waarom deze meldingen niet in behandeling zijn genomen?

Antwoord

Feitelijk worden alle wettelijk verplichte meldingen door de IGZ in behandeling genomen, in die zin dat er een beoordeling plaatsvindt van de melding en bekeken wordt welke vervolgactie passend is.

40

Kwamen bepaalde problemen vaak voor in de meldingen die de IGZ tot nu toe in 2015 ontving? Zo ja, welke problemen zijn dit?

Antwoord

Het informatiesysteem van de IGZ is momenteel nog niet toegerust om een nadere analyse te geven van alle specifieke onderwerpen waarover bij de IGZ gemeld wordt. De IGZ werkt continu aan de verbetering van mogelijkheden op het gebied van data-analyse. Momenteel wordt er dan ook gewerkt aan de gefaseerde invoering van een nieuw informatiesysteem dat beter in staat zal zijn om meldingen en signalen op onderwerp te beoordelen.

41

Hoe vaak werd tot nu toe in 2015 gedwongen zorg gemeld bij de IGZ? Wat voor gedwongen zorg betrof dit?

Antwoord

Tot 4 oktober 2015 werd bijna 8.900 keer gedwongen zorg in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) gemeld aan de IGZ. Het gaat hierbij om de maatregelen zoals beschreven in de Wet Bopz, zijnde onder andere separatie, afzondering, dwangmedicatie, fixatie, gedwongen vocht en voeding en in een beperkt aantal gevallen inzet van andere middelen zoals opsluiting op de kamer.

42

Hoeveel beleidsmedewerkers heeft de IGZ in dienst en hoe heeft het aantal fte's op dit onderwerp zich ontwikkeld sinds 2010?

Antwoord

Binnen de IGZ wordt sinds 1 januari 2012, evenals binnen de meeste andere onderdelen van het Rijk, gebruik gemaakt van de functies van het functiegebouw Rijk. Binnen de IGZ zijn geen functies in de formatie opgenomen uit de functiefamilie Beleid.

43

Hoeveel inspecteurs heeft de IGZ in dienst en hoe heeft het aantal fte’s zich op dit onderwerp ontwikkeld sinds 2010?

Antwoord

Met het Regeer- en Gedoogakkoord uit 2010 van het kabinet Rutte I heeft de IGZ structureel € 10 miljoen extra ontvangen vanaf 2012. Voor 2011 is reeds incidenteel € 4 miljoen beschikbaar gesteld, Deze middelen zijn ingezet voor het aantrekken van uiteindelijk 100 fte.

Voorts zijn in de VWS begroting vanaf 2013 budgetten opgenomen voortvloeiend uit het in december 2012 door de Kamer aangenomen amendement Mulder/Bouwmeester. Met dit amendement zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor:

  • 1. het actieplan van EU-commissaris Dalli uit februari 2012, dat is opgesteld naar aanleiding van incidenten met medische hulpmiddelen (o.a. PIP-implantaten). Dit actieplan bevat extra eisen voor de veiligheid van hulpmiddelen en

  • 2. de uitvoering van aanbevelingen uit het rapport Van der Steenhoven en Sorgdrager voor de verbetering van de werkwijze en organisatie van de IGZ.

Dit amendement heeft geleid tot de structurele financiering van de 50 fte die in 2013 en 2014 zijn aangetrokken, maar ook voor investering in ICT, het aanpassen van de managementstructuur, terugbrengen van de span of control, en advies en interim-management.

In dit schema wordt weergegeven hoeveel ambtenaren in dienst zijn bij de IGZ, gespecificeerd naar functie:

Formatie (fte) per ultimo volgens IGZ jaarbeeld

2010

2011

2012

2013

2014

Algemene leiding (incl. ondersteuning)

7

13

9

9

5

Strategische staf

26

39

66

46

52

Ondersteunende staf

63

99

74

84

100,5

Inspecteurs + ondersteuning

228

265

299

329

326

Bureau opsporing en boetes

8

13

16

16

15,5

Meldpunt

16

18

26

32

37

Leiding + ondersteuning regiokantoren

45

nvt

nvt

nvt

Nvt

Totaal

393

447

490

516

536

           

Aantal medewerkers communicatie (=onderdeel van de strategische staf)

8

8

11

12

12

44

Hoeveel stafmedewerkers heeft de IGZ in dienst en hoe heeft het aantal fte's zich op dit onderwerp ontwikkeld sinds 2010?

Antwoord

Staf is te onderscheiden in strategische staf en ondersteunende staf. De ondersteunende staf is feitelijk de bedrijfsvoering en deze bestaat uit diverse onderdelen zoals Financiën, Kwaliteit en Control, Personeel en Organisatie, Informatie en ICT, DIV en Servicecentrum. In de 100,5 hier genoemde fte voor de ondersteunende staf is ook de afdeling Risico en onderzoek (R&O) opgenomen. Dat onderdeel werkt direct ondersteunend aan het primair proces door het leveren en analyseren van toezichtinformatie en bijdragen aan toezichtinstrumenten.

In de strategische staf, bestaande uit 52 fte, zijn de afdelingen Beleids- en bestuursondersteuning, Juridische zaken en communicatie opgenomen. Als onderdeel van het verbetertraject werkt de IGZ nu met multidisciplinaire teams, waarin naast inspecteurs ook juristen en communicatieadviseurs al in een vroeg stadium betrokken zijn bij de beoordeling van casuistiek en de inzet van toezicht en handhaving. Dit betekent dat een groot deel van de capaciteit van de strategische staf wordt ingezet voor toezicht en handhaving.

Zie de tabel bij het antwoord op vraag 43 voor de ontwikkeling van het aantal fte’s op dit onderwerp sinds 2010.

45

Hoeveel communicatiemedewerkers heeft de IGZ in dienst en hoe heeft het aantal fte's zich op dit onderwerp ontwikkeld sinds 2010?

Antwoord

In 2010 waren er 8 fte in de formatie opgenomen, nu is dat gegroeid naar 12. Reden hiervoor is onder meer gelegen in het feit dat de IGZ meer aandacht besteedt aan externe communicatie.

46

Hoe is het personeelsbestand van de IGZ nu opgebouwd en hoe heeft dit zich ontwikkeld sinds 2010?

Antwoord

Ik verwijs u door naar de tabel hierboven, in het antwoord op vraag 43.

47

Wordt voor het opstellen van het werkplan van de IGZ input verzameld van buitenaf, en zo ja, op welke manier gebeurt dit? Zo nee, hoe wordt anders publieke verantwoording vormgegeven?

Antwoord

Ja, de IGZ stemt haar toezichtactiviteiten af op ontwikkelingen en gedetecteerde risico’s in de zorgsector. Hiervoor onderhoudt zij nauw contact met koepelorganisaties en patiënten- en consumentenorganisaties. Op basis van risicoanalyses bepaalt de IGZ waar de grootste aandacht naar uit moet gaan. Zie ook het antwoord op vraag 49.

48

Is de correspondentie en communicatie tussen de IGZ en het ministerie over dit werkplan transparant en inzichtelijk voor de Staten-Generaal?

Antwoord

In het werkplan wordt zichtbaar gemaakt welke aandachtspunten het ministerie aan de IGZ heeft aangereikt en op welke wijze deze in het werkplan een plek hebben gekregen. Op hoofdlijnen wordt daarmee transparantie en inzichtelijkheid geboden.

Over de dagelijkse communicatie en correspondentie tussen de IGZ en het ministerie over het werkplan wordt niet actief gecommuniceerd met de Staten-Generaal.

49

Hoe wordt een benodigde verbinding met de samenleving in het werkplan vormgegeven en hoe kan hiermee worden gezorgd dat signalen vanuit deze samenleving een plek krijgen in het werkplan?

Antwoord

De meldingen en signalen die het Landelijk Meldpunt Zorg ontvangt, vormen een waardevolle bron voor de IGZ om – vanuit het algemene belang van goede gezondheidszorg – met de juiste kritische blik naar zorgaanbieders te kijken.

Als de IGZ een calamiteit onderzoekt, betrekt zij de patiënt, cliënt en/of zijn naasten hier nadrukkelijk bij. Daarnaast zet de IGZ met ingang van 2016 systematisch patiënten als ervaringsdeskundigen in bij inspectiebezoeken. Via methodische observatie en/of gesprekken met mantelzorgers neemt de IGZ de ervaringen van cliënten mee in haar oordeel.

De IGZ betrekt ook burgers en de informatie die zij verkrijgt uit de gesprekken met de koepelorganisaties intensief bij het verzamelen van informatie over de kwaliteit van de zorg om zo haar toezicht meer effectief te kunnen inrichten. Ze treedt in direct contact met patiënten- en consumentenorganisaties en burgers in het algemeen door gebruik te maken van social media en het organiseren van publieke bijeenkomsten.

50

Worden de Staten-Generaal geïnformeerd over het werkplan wanneer dit door de Minister is geaccepteerd?

Antwoord

Ja, het werkplan van de IGZ wordt aangeboden aan de Staten-Generaal nadat het is vastgesteld, voor aanvang van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft.

51

Worden de Staten-Generaal op de hoogte gesteld van een tussentijdse aanpassing van het werkplan bij onverwachte en incidentele werkzaamheden?

Antwoord

De informatievoorziening aan de Staten-Generaal over de activiteiten van de IGZ voorziet vooraf in de toezending van het werkplan voor enig jaar en achteraf in de toezending van het jaarbeeld over enig jaar. In zijn algemeenheid zullen de Staten-Generaal niet tussentijds op de hoogte worden gesteld van bedrijfsmatige aanpassingen van het werkplan. Beleidsmatige ontwikkelingen of majeure incidenten, waarover aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, kunnen aanleiding zijn om te melden dat er in de toezichtsprioriteiten van de IGZ voor dat jaar een wijziging optreedt.

52

Op welke manier kunnen de Staten-Generaal invloed uitoefenen op de onderwerpen of werkwijze van de IGZ wanneer het werkplan door de Minister is geaccepteerd?

Antwoord

De IGZ kan haar werkplan tussentijds aanpassen, bijvoorbeeld naar aanleiding van onverwachte ontwikkelingen in de praktijk. De Minister kan bij het goedkeuren van een aanpassing van het werkplan rekening houden met de wensen van de Staten-Generaal, maar moet ook ruimte laten voor de onafhankelijke oordeelsvorming van de inspectie. Zoals ik reeds toelichtte in mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 105), kan uw Kamer het werkplan agenderen voor een algemeen overleg of voor een plenair debat. Indien noodzakelijk kan het werkplan nog worden aangepast of aangevuld naar aanleiding van wat besproken is in uw Kamer.

53

Wat zijn de criteria voor het actief openbaar maken van een onderzoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg?

Antwoord

De Wet openbaarheid bestuur (Wob) is de basis voor het actief openbaar maken van onderzoeken door de IGZ. Uit artikel 8 van de Wob volgt dat de IGZ verplicht is tot het actief openbaar maken van een onderzoek als dit van belang is voor een goede en democratische bestuursvoering. Op dit moment maakt de IGZ rapporten doorgaans openbaar als er sprake is van verscherpt toezicht, een bevel Kwaliteitswet/Wet BIG of een advies tot aanwijzing. Incidenteel kunnen ook andere rapporten actief openbaar gemaakt worden. In het kader van de voorgenomen wijziging van de Gezondheidswet is de IGZ bezig haar openbaarmakingbeleid aan te passen (zie Kamerstuk 34 111, nr. 7).

54

Welke redenen kunnen er zijn om het werkplan tussentijds aan te passen als de IGZ de ruimte houdt om flexibel op actualiteiten in te spelen los van het werkplan?

Antwoord

De IGZ volgt ontwikkelingen in het zorgveld, de politiek of de maatschappij op de voet. Deze ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de wijze waarop de IGZ haar werkplan uitvoert en kunnen ook tot herprioritering leiden.

Ook kan een incident of een calamiteit om dusdanig veel aandacht en capaciteit vragen, dat bepaalde prioriteiten die in het werkplan zijn geformuleerd aan het einde van een jaar niet de aanvankelijk beoogde hoeveelheid aandacht hebben ontvangen. Zoals dit bij de beantwoording van vraag 25 wordt uitgelegd, wordt er in het jaarbeeld inzichtelijk gemaakt wanneer zich een calamiteit tot een verschuiving in de planning heeft geleid in dat jaar.

55

Welke mogelijkheden heeft de Minister indien blijkt dat de doelen zoals gesteld in het jaarplan onvoldoende zijn nagestreefd en gerealiseerd? Op welke wijze neemt de Minister hier de Kamer in mee om de controlerende en agenderende rol goed in te kunnen vullen?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 51 is aangegeven, wordt de Kamer elk jaar voorzien van een werkplan vooraf en een jaarbeeld achteraf. De uitvoering van de werkplannen wordt gedurende het uitvoeringsjaar gemonitord en besproken tussen de Minister en de inspecteur-generaal. Waar nodig en mogelijk wordt er bijgestuurd. Zoals is aangegeven in de antwoorden op de vragen 48 en 51 wordt de Kamer hierover niet actief in elk detail geïnformeerd.

Naar boven