Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 32852 nr. 203 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 32852 nr. 203 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer graag over een aantal onderwerpen die gerelateerd zijn aan de transitie naar een circulaire economie. Daarmee doe ik een aantal moties en toezeggingen gestand.
Tussentijdse evaluatie Greendeal introductie Duurzaam Stortbeheer
Met deze brief wil ik de Kamer informeren over de tussentijdse bevindingen van de Green Deal Duurzaam Stortbeheer die op 6 oktober 2015 is ondertekend. Om mens en milieu te beschermen worden stortplaatsen nu water- en luchtdicht ingepakt, wat hoge kosten met zich meebrengt. Partijen willen binnen het experiment dat deze Green Deal mogelijk maakt, onderzoeken hoe zij met een andere manier van stortbeheer zowel de emissie van schadelijke stoffen, als de kosten voor de nazorg van stortplaatsen kunnen beperken door het bevorderen van biologische afbraakprocessen. Ook willen zij een methode bepalen waarmee deze emissies betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Direct na ondertekening van de Green Deal is voortvarend aan de slag gegaan met het uitvoeren van dit tien jaar durende experiment. Op 1 juli 2016 zijn in dit kader pilots gestart op drie locaties. Deze pilots moeten duidelijk maken of het mogelijk is om verontreinigingen binnen een stortplaats versneld af te breken. Het experiment is nu halverwege en daarom heeft het onderzoeksbureau Bioclear earth een tussenevaluatie van de Green Deal Duurzaam Stortbeheer uitgevoerd. In bijlage 1 vindt u de tussenevaluatie terug.
In de tussenevaluatie wordt geconcludeerd dat de uitvoering van de pilots tot op heden binnen de vigerende vergunningen heeft plaatsgevonden, de bescherming van het milieu voldoende geborgd is en aanbevelingen van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) correct zijn opgevolgd of er is gemotiveerd en in overleg met het ministerie vanaf geweken. Er zijn leerpunten omdat de installaties en voorzieningen niet altijd werkten zoals beoogd, maar de tussenevaluatie geeft vertrouwen voor de toekomst en reden om met de pilots door te gaan de komende jaren. De betrokken partijen zullen zich blijven inzetten om het experiment in de komende vijf jaar voort te zetten en succesvol af te ronden.
Drankenkartons
In het Commissiedebat van 11 mei jl. (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 191) heb ik uw Kamer toegezegd in een brief terug te komen op de cijfers met betrekking tot drankenkartons. Dit houdt ook verband met de motie van het lid Bouchallikh c.s. (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 42) over mogelijk ontwijkingsgedrag ten aanzien van statiegeld op plastic flesjes en indien hier sprake van zou zijn de betreffende producenten hierop aan te spreken en hiertegen maatregelen te nemen. Met de industrie is eind vorig jaar reeds gesproken over de waargenomen verschuivingen van verpakt water van enkele huismerken en daarbij is tevens een wettelijke recyclingdoelstelling voor drankenkartons per 2023 aangekondigd om mogelijke verschuivingen een halt toe te roepen. Inmiddels blijkt uit analyse van op de markt gebrachte verpakkingen in de periode 2018–2021 dat er geen toename van in drankenkartons verpakte softdrinks, waaronder verpakt water, is waargenomen. Ook uit analyse van het PMD-afval1 is geen verschuiving waarneembaar van flessen naar drankenkartons. Tot slot is ook in het zwerfafval geen toename van drankenkartons gemeten na de invoering van statiegeld op plastic flesjes.
In de Kamerbrief van 17 november 2021 (Kamerstuk 28 694, nr. 150) is de Kamer geïnformeerd over bovengenoemd besluit om een recyclingdoelstelling op te nemen voor drankenkartons. Bij het Commissiedebat Circulaire Economie van 11 mei jl. heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken. Ik kan u melden dat op dit moment invulling wordt gegeven aan het voornemen een recyclingdoelstelling voor drankenkartons vast te leggen in de regelgeving. Hiertoe wordt de Regeling beheer verpakkingen gewijzigd, via de Regeling vaststellen recyclingpercentage voor drankenkartons. De Wageningen Universiteit (WUR), die in opdracht van IenW onderzoek heeft gedaan naar een recyclingpercentage voor drankenkartons2, concludeert dat op dit moment circa 31% van de drankenkartons wordt gerecycled en dat dit met verschillende maatregelen, zowel voor de korte als lange termijn, verder kan toenemen. Dit heeft ertoe geleid dat in de conceptregeling een doelstelling voor een recyclingpercentage voor drankenkartons is opgenomen van 34 gewichtsprocent in 2023, jaarlijks oplopend met 3 gewichtsprocent tot 55 gewichtsprocent in 2030. Met deze aanpak ontstaat er een gelijk speelveld, transparantie in de keten en worden ongewenste verschuivingen in het gebruik van verpakkingsmateriaal tegengegaan doordat de recyclingdoelstellingen voor drankenkartons in 2030 gelijkgesteld zijn aan de recyclingdoelstellingen van kunststof in verpakkingen zoals benoemd in het Besluit beheer verpakkingen. Over deze conceptregeling loopt op dit moment de internetconsultatie.
Met bovenstaande is invulling gegeven aan de toezeggingen en de motie van uw Kamer met betrekking tot drankenkartons en beschouw ik deze als afgedaan.
Hoogwaardige verwerking gebroken puin
Bij het Commissiedebat circulaire economie op 11 mei jl. heb ik toegezegd terug te komen op een vraag over de werkwijze bij Rijkswaterstaat ten aanzien van betongranulaat waarbij gebroken puin wel onder een weg gelegd zou worden maar nog niet standaard hoogwaardiger wordt hergebruikt in beton.
Een zo hoogwaardig mogelijke verwerking ondersteunt de doelen van de circulaire economie en heeft mijn voorkeur. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) staan de op dit moment toegestane verwerkingswijzen voor steenachtig materiaal, zoals betongranulaat, beschreven. Volgens het huidige plan (LAP3) is zowel de toepassing als funderings- of ophoogmateriaal in de wegenbouw als hergebruik in nieuw beton toegestaan. Volgens LAP3 is de verwachting dat de vraag uit de GWW gaat afnemen wegens verzadiging en goede herbruikbaarheid van funderingsmateriaal. Om die reden wordt de toepassing van «oud» beton in nieuw beton steeds belangrijker. Ook beschrijft het LAP3 een aantal ontwikkelingen die op termijn aanleiding kunnen zijn voor het differentiëren naar soorten steenachtig materiaal (bijvoorbeeld beton of baksteen) en het ophogen van de minimumstandaard naar hoogwaardige vormen van recycling. Bij de uitwerking van het beleid zullen deze en andere ontwikkelingen in de markt, zoals het slim breken van gebruikt beton, worden betrokken. Dit zou dan kunnen worden opgenomen in Circulair Materialen Plan (CMP1), de opvolger van het LAP (zie aankondiging in Kamerstuk 30 872, nr. 253). Het CMP zal innovatie en hoogwaardige vormen van beheer van (afval)stoffen meer en beter ondersteunen, waarbij ook gekeken zal worden naar het bieden van kaders voor de hoogwaardige recycling of hergebruik van beton.
Daarnaast zet ik mij samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vanuit de Transitie-agenda Circulaire Bouweconomie in op circulair ontwerpen, bouwen en slopen. Niet alleen het ontwerp van een gebouw maar ook de wijze van slopen aan het einde van de levensduur bepaalt de mogelijkheden voor hergebruik van de toegepaste materialen of componenten, waaronder beton.
Afvaldumping
Met de motie van het lid Von Martels (Kamerstuk 35 267, nr. 12) riep de Tweede Kamer de regering op om gemeenten, provincies en de eigenaren van natuurterreinen behulpzaam te zijn bij het verhalen van de van de kosten van illegale afvaldumpingen op degenen die deze veroorzaken. Afvaldumpingen kunnen veel verschillende soorten afvalstromen betreffen: van zwerfafval tot bijplaatsingen van afvalzakken en grofvuil, maar ook het dumpen van drugsafval. Ten algemene geldt dat het verboden is om afvalstoffen in het milieu te brengen. Hierop wordt gehandhaafd door het bevoegd gezag. De verantwoordelijkheid ligt primair bij decentrale overheden, maar het Rijk kan hierbij wel ondersteunend zijn.
Zo staat Rijkswaterstaat gemeenten en andere overheden bij met kennis en kunde over het voorkomen van bijzettingen bij afvalcontainers en zwerfafval, door middel van het aanbieden van ondersteuning en informatie over de inzet van afvalcoaches, via het programma VANG-Huishoudelijk Afval. Zie ook het Uitvoeringsprogramma VANG-HHA 2021–2025 dat ik op 10 maart jl. aan uw Kamer stuurde (Kamerstuk 32 852, nr 184). Ook help ik decentrale overheden met het verhalen van de kosten van het opruimen van het zwerfafval op producenten. In de brief van 29 maart jl. over de ministeriële regeling voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstuk 30 872, nr. 253), heb ik uw Kamer geïnformeerd over de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor bepaalde kunststofproducten die veel in het zwerfafval worden gevonden. Met deze regeling worden producenten van deze producten verplicht om mee te betalen aan de zwerfafval opruimkosten van overheidsorganisaties.
Ook zijn er dumpingen van drugsafval. Bij drugsdumpingen is het probleem dat de veroorzaker vaak niet bekend is. De verontreiniging moet wel door iemand worden opgeruimd, maar de kosten kunnen veelal niet worden verhaald op de veroorzaker. Sinds 2019 kunnen particulieren via de Subsidieregeling opruiming drugsafval 100% van de kosten vergoed krijgen en gemeenten 50%, beiden tot een maximum van € 25.000. Voor het merendeel van de drugsdumpingen voldoet deze subsidieregeling, die wordt uitgevoerd door een uitvoeringsorgaan van de provincies, BIJ12. Recentelijk zijn er echter enkele grootschalige drugslozingen geweest waarbij de kosten van het opruimen het maximum van € 25.000 ruim overschrijden. Ik ben hier – samen met de Minister van Justitie en Veiligheid – over in gesprek met o.a. het Interprovinciaal Overleg. De Minister van Justitie en Veiligheid zal uw Kamer namens ons beiden informeren over de uitkomsten daarvan.
Op deze manieren geef ik invulling van de motie van dhr. Von Martels en beschouw ik deze als afgedaan.
Hervulbare verpakkingen in supermarkten
Bij het Commissiedebat circulaire economie van 11 mei jl. heb ik toegezegd om voor de zomer in een brief terug te komen op hoe het in supermarkten aanbieden van hervulbare verpakkingen (zgn. refill) kan worden gestimuleerd.
Het kabinet ziet een transitie naar hergebruik van verpakkingen als een belangrijk onderdeel van het beleid voor verpakkingen en wegwerpplastics. In dit verband wil ik ook de wettelijke mogelijkheden voor het stimuleren van het aanbieden van hervulbare verpakkingen in kaart brengen. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de Europese mogelijkheden. Dit om de impact te vergroten en zoveel mogelijk samenhang te brengen in de maatregelen om verpakkingen te verduurzamen, maar ook om het voor producenten en ondernemers efficiënter en overzichtelijker te houden. Zoals u weet wordt dit jaar een herziening van de Europese Verpakkingenrichtlijn verwacht. Ik wil bij deze herziening maximaal gebruik maken van de mogelijkheden om hervulbare verpakkingen en ander hergebruik van verpakkingen te stimuleren. Daarbij bezie ik ook wat andere landen op dit vlak al doen. De Kamer wordt zoals gebruikelijk geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel via een BNC-fiche.
Bij een Europese aanpak is er een risico dat andere lidstaten minder ambitieus zijn, of dat de invoering lang op zich laat wachten. Ik bekijk daarom tegelijkertijd ook de nationale mogelijkheden ten aanzien van hervulbare verpakkingen zodat, wanneer de Europese route onvoldoende vruchten zou afwerpen, deze meegenomen kunnen worden in de nationale implementatie van de Europese herziening. Het in kaart brengen van deze mogelijkheden kan niet voor het zomerreces afgerond worden. Ook hebben we nog geen zicht op de voorstellen van de Europese Commissie t.a.v. hervulbare verpakkingen bij de herziening van de Verpakkingenrichtlijn. Ik zal daarom uw Kamer voor het eind van het jaar informeren over de uitkomst van de verkenning, mede bezien in het licht van de Europese voorstellen die in het najaar worden verwacht.
Daarnaast bezie ik, zoals aangegeven bij het tweeminutendebat op 21 juni, de verdere aanvullende mogelijkheden om wegwerpplastics en onnodige verpakkingen terug te dringen. Hiertoe wordt een inventarisatie gedaan van de aanvullende mogelijkheden, juridisch of anderszins, en de passende kaders om hier invulling aan te geven. Ik zal de Kamer hierover zoals toegezegd uiterlijk in de eerste helft van 2023 informeren. De verkenning t.a.v. hervulbare verpakkingen en de gekozen aanpak zal in deze inventarisatie worden meegenomen.
Ontwikkelingen luierketen
Tijdens het Commissiedebat circulaire economie op 11 mei jl. heb ik toegezegd uw Kamer voor het zomerreces te informeren over de inzet van de rijksoverheid met betrekking tot wasbare luiers. Er lopen meerdere initiatieven om het gebruik van luiers te verduurzamen, met als doel 1- het beter informeren van de consument, 2- het bevorderen van het gebruik van herbruikbare luiers en 3- het beter sluiten van de keten via bijvoorbeeld recycling.
Via de website van Milieu Centraal wordt objectieve informatie over (het gebruik van) wasbare luiers verspreid. Met het project Mazzelkontjes worden inwoners van diverse gemeenten begeleid en voorgelicht bij het gebruik van wasbare luiers. In 2020 is ter stimulering van het gebruik van wasbare luiers een poster en flyer ontwikkeld voor zorgprofessionals in de kinderzorg. Deze poster en flyer zijn ook bij gemeenten onder de aandacht gebracht. In april 2021 is een Webinar Luierketen gehouden voor gemeenten, inzamelaars en producenten, met o.a. aandacht voor wasbare luiers.
Ter bevordering van het gebruik van herbruikbare luiers is in 2021 een subsidie verstrekt aan een circulair ketenproject op het gebied van wasbare luiers 3, waarbij luiers als een dienst worden aangeboden. Hierbij worden de wasbare luiers na gebruik weer ingezameld, industrieel gereinigd en geretourneerd aan de gebruiker. Ook is een subsidie verstrekt aan een ander circulair ketenproject: Verschonen van de luierketen.4 Het doel van dat project is afval van wegwerpluiers in 2030 met 50% te verminderen. Een van de strategieën is het gebruik van wasbare luiers stimuleren van het huidige 2–5% naar 20%. Daarnaast wordt op dit moment een pilot met wasbare luiers ontwikkeld in samenwerking met meerdere kinderdagverblijven die na de zomervakantie start.
Naast bovenstaande ten aanzien van wasbare luiers, wil ik graag wijzen op het onderzoek dat in opdracht van mijn ministerie is gedaan naar mogelijke instrumenten die ingezet kunnen worden om de luierketen te sluiten en duurzamer te maken.5 Daaruit blijkt dat voor het meer sluitend krijgen van de luier- en incontinentiemateriaalketen, een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) kan worden ingericht om de producenten verantwoordelijk te maken voor de inzameling en verwerking van deze stroom. Daarmee ga ik aan de slag.
Om de luiers zelf beter recyclebaar te maken, zijn daarnaast Europese ontwerpeisen gewenst. Het stellen van zulke eisen zal door de herziening van de Ecodesign richtlijn binnen afzienbare tijd mogelijk worden en ik zal hierop inzetten.6 Tegelijkertijd is het wel goed te beseffen dat door de verwachte doorlooptijden van allereerst de nieuwe Ecodesign wetgeving en vervolgens het uitwerken in specifieke productregels, evenals de onzekerheden omtrent de resultaten van deze inzet (zoals steun van de Europese Commissie en andere lidstaten) dit een oplossing voor de middellange termijn is.
Stand van zaken scheiden schoolafval
De Kamer heeft de afgelopen jaren meerdere keren aandacht gevraagd voor afvalscheiding op (basis)scholen, zoals met het amendement Schonis over de grondslag van gemeentelijke regels voor afvalinzameling op scholen en de motie Van Eijs en Von Martels die oproept dat per 2025 afvalscheiding op alle basisscholen mogelijk moet zijn zonder dat hier onderwijsgeld aan hoeft te worden besteed.7 Mede in reactie hierop is onderzoek uitgevoerd in opdracht van mijn ministerie. Het onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. Uit dit onderzoek blijkt dat bassischolen gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan met afvalscheiding, en dat vrijwel alle scholen (98%) in ieder geval papier en karton gescheiden inzamelen. Veel basisscholen gaan verder en zamelen ook batterijen gescheiden in (70%), evenals plastic, metalen/blik en drankverpakkingen (53%), groente, fruit, keuken en tuinafval (46%), glas (45%) en elektrische apparaten (25%).
In het onderzoek zijn basisscholen gevraagd naar mogelijke belemmeringen die zij ervaren bij het scheiden van afval. Daaruit blijken ruimte (33%), moeite (17%), geld (15%), tijd (12%) en het ontbreken van inzamelaanbod (11%), de grootste belemmeringen te zijn. Daarnaast blijken scholen behoefte te hebben aan meer kennis over afvalscheiding en inkopen ten behoeve van duurzaam afvalbeheer en werd aangegeven dat het verwarrend kan zijn dat afvalscheiding op school anders moet dan thuis.
Ik ben blij dat scholen actief bezig zijn met afvalscheiding, maar help hen graag om hier nog beter mee om te gaan en de geconstateerde belemmeringen op te lossen. Met het Van Afval Naar Grondstof – Buitenshuis programma worden scholen geïnformeerd over hoe scholen zo goed mogelijk het afval kunnen scheiden. Er is een routekaart samengesteld om scholen te ondersteunen om afvalvrij te worden en bij de Helpdesk Schoolafval kunnen scholen terecht voor vragen en praktische ondersteuning. Daarnaast is een belangrijk nieuw element dat per 1 januari 2023 de verpakkingenstroom in bedrijfsafval – waaronder het afval op scholen – ook onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen zal vallen. De voorbereidingen hiervoor worden op dit moment getroffen door het verpakkend bedrijfsleven, waarbij scholen zich kunnen aanmelden voor kosteloze inzameling van gescheiden plastic verpakkingen en drankenkartons.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De analyse is uitgevoerd door de WUR en betreft een monster van PMD afval uit één middelgrote stad in Nederland. Uit deze analyse blijkt wel dat de hoeveelheid drankenkartons van vegan zuivelproducten in het PMD-afval is toegenomen.
De Tweede Kamer is recent per BNC fiche over deze herziening geïnformeerd: zie Kamerstuk 22 112, nr. 3422.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32852-203.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.