Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2021
Het beleid voor het beheer van afvalstoffen in Nederland is opgenomen in het landelijk
afvalbeheerplan (LAP) (Kamerstuk 30 872, nr. 207). In het LAP is aangegeven dat het regelmatig zal worden geactualiseerd om in te
kunnen spelen op ontwikkelingen in de transitie naar een circulaire economie (CE).
Op dit moment zitten we in de derde versie van het LAP (LAP3) en op 19 juli 2019 is
de eerste wijziging van het LAP3 in werking getreden. Vervolgens heb ik op 6 april
2020 (Kamerstuk 30 872, nr. 241) uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om het LAP3 voor de tweede keer tussentijds
te wijzigen.
Van 7 april 2020 tot en met 18 mei 2020 heeft een ieder de gelegenheid gehad om te
reageren op de voorgenomen tweede wijziging. Naar aanleiding hiervan zijn 80 zienswijzen
ingediend. De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in een Nota van Antwoord.
Overeenkomstig artikel 10.13 in samenhang met artikel 10.11, eerste lid, van de Wet
milieubeheer zend ik u hierbij deze Nota van Antwoord toe1. Deze Nota van Antwoord zal ook gepubliceerd worden in de Staatscourant en vier weken
na de dag van publicatie zal de tweede wijziging LAP3 in werking treden. Vanaf dat
moment zullen de aangepaste teksten van het LAP3 te vinden zijn op www.lap3.nl.
Circulair Materialenplan
Het huidige LAP heeft een looptijd tot en met 2023. Om de circulaire economie verder
te versnellen start ik, naast de huidige aanpassingen op het huidige LAP, tevens met
de opvolging van het LAP3. De Rijksbrede ambitie is om in 2050 volledig circulair
te zijn. Ik wil het LAP daarom nog meer inzetten als instrument om die ambitie te
verwezenlijken. Het huidige LAP is met name gericht op de «achterkant van de keten»,
een goed afvalbeheer, met minimumstandaarden voor de verwerking van specifieke afvalstromen.
Bovendien is het LAP in beginsel geen bindende wetgeving, maar werkt het LAP vooral
indirect door in de besluitvorming van bevoegd gezag. Denk aan de afgifte van vergunningen
en ontheffingen voor handelingen met afvalstoffen en het opstellen van lokale regelgeving
op het gebied van afvalstoffen.
Circulaire economie vraagt echter niet alleen om goed afvalbeheer aan het eind van
de keten. Belangrijk is ook preventie van gebruik van grondstoffen en de ambitie om
grondstoffen zo veel en lang mogelijk in de economie te houden. Dit vraagt om aandacht
voor welke grondstoffen (primair of secundair) worden gebruikt en de manier waarop.
LAP3 zal daarom opgevolgd worden door een Circulair Materialenplan (CMP1). Ik wil
met het CMP de reikwijdte van het huidige LAP uitbreiden, met meer sturing op de hogere
treden van de afvalhiërarchie die van belang zijn voor CE, zoals hergebruik en preventie.
Daarnaast wil ik het CMP een stevigere juridische basis geven, zonder flexibiliteit
te verliezen, zodat het vaker direct juridisch bindend is. Het CMP moet innovatie
op het gebied van CE stimuleren door bedrijven uit te dagen om beter te presteren
dan de minimumstandaard via een ambitieuze normering.
Het Landelijk Afvalbeheerplan vormt het robuuste fundament voor een uitstekend afvalbeheer
in Nederland. Het is mijn ambitie dat het Circulair Materialenplan voortbouwt op die
sterke basis en een stimulerend kader vormt voor de doorontwikkeling van de circulaire
economie. Over de uitwerking van het CMP wordt de Tweede Kamer nog nader geïnformeerd.
Tot slot informeer ik u dat ik gelijktijdig aan deze toezending aan uw Kamer een gelijkluidende
brief aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal zend en dat parallel aan deze toezending
de publicatie van de Nota van Antwoord over de tweede wijziging in de Staatscourant
plaatsvindt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer