Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32822 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32822 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de nieuwe Politiewet 200. en daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks in verband met de intrekking van de Politiewet 1993, alsmede een aantal wetten aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de korpsbeheerders van de regio’s, bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993, eervol uit hun ambt ontslagen.
Het personeel van de regio’s, van het Korps landelijke politiediensten en van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaat op de datum van inwerkingtreding van deze wet over in dienst van de politie op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaand aan die datum, werkzaam was.
1. De vermogensbestanddelen van de regio’s, van de Staat die aan het Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend, en van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de politie zonder dat daarvoor een akte of betekening wordt gevorderd.
2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bepaalde vermogensbestanddelen van de Staat die aan het Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend, uitzonderen van de in het eerste lid bedoelde overgang.
3. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van de regio’s en Onze Minister van Veiligheid en Justitie, voor zover het betreft de voorziening tot samenwerking Politie Nederland en het Korps landelijke politiediensten, aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
4. Ter zake van de in het eerste lid bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
1. Archiefbescheiden van de regio’s, het Korps landelijke politiediensten en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland betreffende zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan de politie, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
2. Archiefbescheiden van de rijksrecherche betreffende zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan het College van procureurs-generaal, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij een regio, het Korps landelijke politiediensten of de voorziening tot samenwerking Politie Nederland is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de politie, dan wel de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X, in de plaats van de regio, de Staat of de voorziening tot samenwerking Politie Nederland, dan wel de korpsbeheerder van de regio, Onze Minister van Veiligheid en Justitie of de voorzitter van het algemeen bestuur van voorziening tot samenwerking Politie Nederland.
2. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de rijksrecherche is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet het College van procureurs-generaal in de plaats van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
1. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan een bestuursorgaan van een regio, van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland of Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor wat betreft het Korps landelijke politiediensten, treedt de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X, op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van dat bestuursorgaan.
2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor wat betreft de rijksrecherche, treedt het College van procureurs-generaal op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
1. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de algemene maatregelen van bestuur, genoemd in bijlage A van deze wet, voor zover deze berustten op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde artikelen van de Politiewet 201X.
2. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de ministeriële regelingen, genoemd in bijlage B van deze wet, voor zover deze berustten op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde artikelen van de Politiewet 201X.
3. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de krachtens artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993 genomen besluiten van Onze Minister van Veiligheid en Justitie op artikel 7, zevende lid, van de Politiewet 201X.
4. Na inwerkingtreding van deze wet berust de Beschikking van de Minister van Justitie van 25 september 2003, houdende aanwijzing van functionarissen en ambtenaren in het arrondissement Amsterdam voor de uitvoering van de dienst bij de gerechten en het transport van personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd (Stcrt. 189), voor zover deze berustte op de Politiewet 1993, op artikel 9, zesde lid, van de Politiewet 201X.
5. Na inwerkingtreding van deze wet berusten de bij of krachtens de artikelen 25, eerste en derde lid, en 42, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk artikel 52 van de Politiewet 1993 genomen koninklijke besluiten op artikel 28, derde lid, onderscheidenlijk 45, tweede lid, van de Politiewet 201X.
De Noodwet rechtspleging wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 3, 4, 12 tot en met 18 wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 3, zesde lid, wordt «bij en krachtens de Politiewet vastgestelde territoriale indelingen» vervangen door: krachtens de Politiewet 201X vastgestelde grenzen van de gebieden waarin de regionale eenheden van de politie de politietaak uitvoeren.
De Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 5 tot en met 9, 12, 13, 16, derde lid, 17, eerste, tweede en derde lid, 18, 19, 21, 22, 25, 28, en 29 wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan artikel 56 van de Politiewet 201X of afzonderlijke artikelleden daarvan voor het gehele land of een gedeelte daarvan buiten werking stellen.
2. In het tweede lid wordt «Onze voornoemde Ministers treffen» vervangen door «Onze voornoemde Minister treft» en wordt «de Politiewet 1993» vervangen door: de Politiewet 201X.
C
In artikel 14, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
D
In de artikelen 14, tweede lid, 15, tweede lid, 16, vierde lid, en 17, vierde lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken geeft in overeenstemming met Onze Minister van Justitie nadere regels» telkens vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden nadere regels gegeven.
E
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
F
In artikel 26, tweede lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» en vervalt:, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 6, tweede lid, onderdeel e, en 7, tweede lid, onderdeel f, wordt:
1. «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»,
2. «de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993» telkens vervangen door «de personen, bedoeld in de artikelen 4, derde lid, onderdeel b, en 42, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X» en
3. «artikel 15a van die wet» telkens vervangen door «artikel 16 van die wet».
B
De artikelen 6a, eerste lid, en 7a, eerste lid, worden als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en b wordt «de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993» telkens vervangen door: de personen, bedoeld in de artikelen 4, derde lid, onder b, en 42, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X.
2. In onderdeel c wordt «artikel 15a van de Politiewet 1993» telkens vervangen door: artikel 16 van de Politiewet 201X.
C
In artikel 13, tweede lid, onderdeel i, wordt «de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 15a van de Politiewet 1993» vervangen door: de artikelen 4, derde lid, onderdeel b, en 42, eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk artikel 16 van de Politiewet 201X.
D
In de artikelen 21, zevende lid, en 86, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
E
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De korpschef van een politiekorps» vervangen door: De korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X,.
2. In het tweede lid wordt «de korpsbeheerders van een regionaal politiekorps» vervangen door: de korpschef.
3. In het vierde lid wordt «hoofdstuk X van de Politiewet 1993» vervangen door: hoofdstuk 7 van de Politiewet 201X.
F
In artikel 63, tweede lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» en wordt «het Korps Landelijke Politiediensten» vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden van de politie.
In artikel 412, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 5:12, derde lid, en 5:19, vijfde lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 8:7, eerste lid, wordt «, een waterschap of een regio als bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993» vervangen door: of een waterschap.
C
In artikel 11:1, eerste lid, wordt «Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
D
In de bijlage wordt onderdeel A als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Ministerie van Veiligheid en Justitie.
2. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. De artikelen 18, 20, 34, 35, 37, derde lid, 39, derde lid, 52 en 68 van de Politiewet 201X.
In artikel 87, eerste lid, van de Faillissementswet wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 46, tweede lid, van de Overleveringswet wordt «de dienst internationale netwerken, Sirene Nederland van het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden van de politie.
In artikel 6 van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt «het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden van de politie.
In artikel 8, derde lid, van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 8 van de Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon wordt «het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden van de politie.
Artikel 9 van de Uitvoeringswet verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2. In het derde lid wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 7, vijfde lid, van de Veiligheidswet BES wordt «artikel 60, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door «artikel 59, eerste lid, van de Politiewet 201X» en wordt «Artikel 60, tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: Artikel 59, derde, vierde en vijfde lid, van de Politiewet 201X.
In artikel 813, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen van deze wet wordt «Onze Minister van Justitie», «De Minister van Justitie», «de Minister van Justitie» en «den Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In de artikelen 124, vijfde lid, en 556, eerste lid, wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
C
Artikel 141, onderdeel b, komt te luiden:
b. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 201X, en de ambtenaren van politie, bedoeld artikel 2, onder c en d, van die wet, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
D
In artikel 146, eerste lid, wordt «de Politiewet 1993» door: de Politiewet 201X.
E
In artikel 154, onderdeel a, vervalt:, en de bijzondere ambtenaren van politie.
F
In de artikelen 391, 541, tweede lid, en 587, tweede lid, wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» telkens vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
De Wet bescherming persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel j, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 2, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 201X;
C
In artikel 21, eerste lid, onderdeel e, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister.
In artikel 1, onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «een politieregio» vervangen door: de politie.
In artikel 1, onderdeel d, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt «een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Politiewet 1993, een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van die wet» vervangen door: een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 201X, een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder b, van die wet.
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel h, wordt «Onze Minister van Justitie» en «de Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Artikel 39e, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 201X en ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder c en d, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;.
C
In artikel 42, tweede lid, onderdeel c, wordt «de Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister.
De Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
2. In onderdeel c wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
B
In de artikelen 3, 7, 9, 10, 13, tweede, derde en vierde lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
C
In artikel 6, vijfde lid, wordt «artikel 9 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 9 van de Politiewet 201X.
D
In artikel 12, tweede lid, wordt «Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
E
In artikel 13, eerste lid, wordt «Onze betrokken Minister, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze betrokken Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
De Wet op de identificatieplicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 2 wordt «artikel 8a van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 8 van de Politiewet 201X of artikel 6a van Wet op de bijzondere opsporingsdiensten.
De Wet op het LSOP en het politieonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In onderdeel c vervalt: in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
3. In onderdeel d vervallen «, en voor zover het vervolgopleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van justitie de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,» en «in overeenstemming met Onze Minister van Justitie».
4. In onderdeel g wordt «een regionaal politiekorps of bij het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: de politie.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt: of Onze Minister van Justitie na overleg met Onze andere Minister.
2. In het derde lid wordt «Bij regeling van Onze Minister» vervangen door: Bij ministeriële regeling.
C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: , op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
2. In het derde lid wordt «ambtenaar is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993» vervangen door: ambtenaar is als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 201X.
D
In artikel 8, derde lid, vervalt: of Onze Minister van Justitie.
E
In artikel 9, eerste lid vervalt: , op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
F
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervallen «op voordracht van Onze Minister» en «op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie».
2. In het vierde lid wordt «de korpsbeheerder van het regionale politiekorps of van het Korps landelijke politiediensten» vervangen door «de korpschef» en vervalt de tweede volzin.
3. In het vijfde lid wordt «artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door «artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 201X» en vervalt: op voordracht van Onze Minister.
4. In het zesde lid wordt «Artikel 50, derde lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: Artikel 47, derde lid, van de Politiewet 201X.
5. In het zevende lid wordt «Artikel 50, vierde lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: Artikel 47, vierde lid, van de Politiewet 201X.
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de politiekorpsen» vervangen door: de politie.
2. In het negende lid wordt «de korpsbeheerder van het regionale politiekorps waarbij de student is aangesteld, of door het college van bestuur en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: de korpschef.
H
In de artikelen 14, eerste, vierde en vijfde lid, vervalt telkens:, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.
I
In artikel 15, eerste lid, aanhef, vervalt: respectievelijk Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
J
In artikel 18, vijfde lid, wordt «de korpsbeheerder in wiens regio door de student het praktische opleidingsdeel wordt gevolgd» vervangen door: de korpschef.
K
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde vervalt:, op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.
2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «een korpsbeheerder» vervangen door: een burgemeester.
3. In het zesde lid, onderdeel b, wordt «drie hoofdcommissarissen» vervangen door: drie strategisch leidinggevenden van het politiekorps.
4. In het zevende lid vervalt: in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
L
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
2. In het derde lid vervalt «, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister en Onze Minister van Justitie,» en wordt «de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: de regionale en landelijke eenheden van de politie.
3. In het vijfde lid vervalt:, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie Onze Minister en Onze Minister van Justitie,.
M
In artikel 23 vervalt: van Onze Minister, en voor zover het opleidingen betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.
N
In artikel 24 wordt «het beleidsplan, bedoeld in artikel 43a van de Politiewet 1993,» vervangen door «het beleidsplan, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Politiewet 201X,» en vervallen «in overeenstemming met Onze Minister van Justitie» en «of door Onze Minister van Justitie».
O
In artikel 25 wordt «Onze Minister en Onze Minister van Justitie voeren» vervangen door: Onze Minister voert.
P
In artikel 26, vierde lid, vervalt: en in afschrift aan Onze Minister van Justitie.
Q
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de doorberekening van een deel van de opleidingskosten door het LSOP aan de politie.
3. In het zesde lid vervalt: op voordracht van Onze Minister.
R
In artikel 28 vervalt «, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,» en wordt «de korpsbeheerders, de korpschefs» vervangen door: de regioburgemeesters, de korpschef.
S
In artikel 29, derde lid, vervalt: en in afschrift aan Onze Minister van Justitie.
T
In artikel 31 vervalt:, en voor zover het werkzaamheden betreft op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de taken ten dienste van de justitie door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie,.
U
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het toezicht op de kwaliteit van de opleidingen en de examinering is opgedragen aan Onze Minister.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «het eerste en het tweede lid» vervangen door: het eerste lid.
V
Artikel 33 komt te luiden:
1. De artikelen 65, 66 en 67 van de Politiewet 201X zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het college van bestuur zorg draagt voor de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het LSOP, alsmede over verstrekking van informatie hierover aan Onze Minister.
W
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin vervalt: of aan Onze Minister van Justitie.
2. In de tweede volzin vervalt: in de eerste volzin bedoelde.
De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X;
3. In onderdeel i wordt «artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X.
B
In artikel 5, vierde lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze andere Minister wie het aangaat» vervangen door: Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: van het politiekorps in de regio waar de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd.
2. Het vierde vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «de regio» vervangen door: de politie.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt:, na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken,.
2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt «van het politiekorps in de regio, waar een beveiligingsorganisatie werkzaamheden verricht».
3. In het zevende lid vervallen de vierde en vijfde volzin.
E
In artikel 10, vijfde lid, vervalt «van het politiekorps in de regio waar de desbetreffende persoon woonachtig is» en wordt «hij» vervangen door «de desbetreffende persoon» en wordt «een korpschef» vervangen door: de korpschef.
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «van het politiekorps in de regio waar een beveiligingsorganisatie of recherchebureau aan welke een vergunning is verleend werkzaamheden verricht,» en wordt «deze beveiligingsorganisatie of dit recherchebureau» vervangen door: een beveiligingsorganisatie of recherchebureau.
2. In het tweede lid vervalt: van het politiekorps in de regio waarin deze gemeente gelegen is.
3. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
G
In artikel 15 wordt «7, eerste, tweede of vijfde lid» vervangen door: 7, eerste, tweede of vierde lid.
De Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «de artikelen 2 en 6, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 201X.
2. Onderdeel f komt te luiden:
f. verantwoordelijke: dit is bij:
1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X;
2°. de rijksrecherche: het College van procureurs-generaal;
3°. de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie;
4°. een gemeenschappelijke verwerking van politiegegevens met het oog op een gemeenschappelijk doel door twee of meer organisaties als bedoeld in dit onderdeel: de verantwoordelijke die door de betrokken verantwoordelijken is belast met de feitelijke zorg voor de verwerking en het treffen van de maatregelen, bedoeld in artikel 4;
3. In onderdeel j wordt «Onze Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie gezamenlijk» vervangen door: Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie gezamenlijk.
4. In onderdeel k wordt «artikel 3 van de Politiewet 1993» vervangen door «artikel 2 van de Politiewet 201X» en wordt «artikel 6, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 201X.
B
In de artikelen 11, vierde lid, en 19 wordt «het op grond van de Politiewet 1993 bevoegde gezag» telkens vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X.
C
In artikel 14, derde lid, wordt «het op grond van de Politiewet 1993 bevoegde gezag» vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X,.
D
Artikel 16, eerste lid, onderdeel e, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden: de korpschef, het College van procureurs-generaal, Onze Minister van Veiligheid en Justitie of Onze Minister van Defensie voor zover zij deze behoeven in verband met:
2. In subonderdeel 1°. wordt «artikel 64 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 72 van de Politiewet 201X;
3. In subonderdeel 2°. wordt «artikel 50 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 47 van de Politiewet 201X.
4. In subonderdeel 3°. wordt «artikel 6, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 201X.
E
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt: voor alle regio’s.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Justitie of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
F
In het opschrift van artikel 19 vervalt: voor alle regio’s.
G
In artikel 20, eerste lid, wordt «het op grond van de Politiewet 1993 bevoegd gezag» vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X.
H
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In het tweede lid wordt «Onze minister van Defensie en Onze minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
I
In artikel 25, eerste lid, tweede volzin, wordt «ook bij andere politiekorpsen» vervangen door: bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie.
J
In artikel 29 wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
K
Artikel 36b, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 1°. wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In subonderdeel 3°. wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
L
Artikel 36c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e wordt:
a. «en 19, aanhef» vervangen door «19, aanhef, en 20, eerste lid»;
b. «Politiewet 1993 bevoegde gezag» vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 201X», en
c. «Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevoegde gezag op Bonaire, Sint Eustatius of Saba» vervangen door: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 8 van de Veiligheidswet BES.
2. Onderdeel i vervalt, onder verlettering van de onderdelen j en k tot i en j.
3. Na onderdeel j (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. artikel 25, eerste lid, wordt in plaats van «bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie» gelezen: bij regionale of landelijke eenheden van de politie, bedoeld in artikel 25 van de Politiewet 201X;.
M
In artikel 36d, eerste lid, onderdeel c, wordt na «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» ingevoegd:, Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
N
In de artikelen 36f, derde lid, en 46, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
De Wet tijdelijk huisverbod wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt «ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 201X, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c, van die wet, voor zover hij is belast met de uitvoering van de politietaak.
B
In artikel 15 wordt «Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt.
In artikel 8 van de Wet van 21 april 1994, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen aansprakelijk voor ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië sedert 1991 (Stb. 308) wordt «het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: een of meerdere landelijke eenheden van de politie.
De Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. de zinsnede «Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» wordt vervangen door «Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1 door een puntkomma, wordt toegevoegd: korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X.
B
Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:
2. De voorzitter van het bestuur wordt, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.
C
Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.
2. Na de eerste volzin wordt ingevoegd:
Indien een arrondissement het grondgebied van meer dan één veiligheidsregio omvat, treedt in elke regio de hoofdofficier van justitie of een door hem daartoe aangewezen plaatsvervangend hoofdofficier van justitie of officier van justitie namens hem op.
D
In artikel 14, derde lid, wordt «het beleidsplan, bedoeld in artikel 31 van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps» vervangen door: het beleidsplan, bedoeld in artikel 39 van de Politiewet 201X, van de betrokken regionale eenheid van de politie.
E
In artikel 15, vierde lid, wordt «het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993» vervangen door: de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaren van politie, de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid.
F
Artikel 19, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, en Onze Minister in zijn hoedanigheid van beheerder van het Korps landelijke politiediensten» vervangen door: de korpschef en de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 12, eerste lid,.
2. In de tweede volzin wordt «artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X.
G
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de regionale politiekorpsen, het Korps landelijke politiediensten» vervangen door «de politie» en wordt «artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder c, van de Politiewet 201X.
2. In het tweede lid vervalt:, en door Onze Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk indien zij voorschriften bevat ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie.
H
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerst lid wordt «het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993,» vervangen door: de korpschef.
2. In het derde lid wordt «het regionale college van politie» vervangen door: de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van politie.
3. In het vijfde lid wordt «de betrokken regionale colleges van politie» vervangen door: de korpschef.
I
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, en 62 van de Politiewet 201X;
2. In het tweede lid, wordt na «de hoofdofficier van justitie» ingevoegd:, bedoeld in artikel 12, eerste lid,.
J
In artikel 46, eerste lid, wordt na «de hoofdofficier van justitie» ingevoegd:, bedoeld in artikel 12, eerste lid,.
K
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt «Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 53a, eerste lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 65, eerste lid, van de Politiewet 201X.
3. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
4. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de inspectie aan.
L
Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:
2. De inspectie rapporteert, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks aan Onze Minister.
M
In artikel 62, eerste en tweede lid, wordt «artikel 57, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 57, tweede lid.
O
Artikel 78, zesde lid, vervalt.
De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel 2°., wordt «de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993» vervangen door: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X.
B
In artikel 3a, tweede lid, vervalt «en Onze Minister van Binnenlandse Zaken» en wordt «hebben bepaald» vervangen door: heeft bepaald.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: in de plaats waar de aanvrager is gevestigd.
2. In het vierde lid vervalt: die de erkenning verleent of heeft verleend.
D
In artikel 24 vervalt: in de plaats waar het vervoer een aanvang neemt of waar de aanvrager is gevestigd.
E
In de artikelen 28, eerste lid, en 28a, derde lid, vervalt telkens: in de woon- of verblijfplaats van de aanvrager.
F
In artikel 32, eerste lid, vervalt: van hun woon- of verblijfplaats.
G
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «korpschefs» telkens vervangen door: korpschef.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
H
In artikel 41 wordt «de betrokken politieregio» vervangen door: de politie.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 12 van deze wet, komt artikel 12, onderdeel D, van deze wet als volgt te luiden:
D
In artikel 1, onderdeel D, van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) wordt het onderdeel
«Politiewet 1993: de artikelen:
29, eerste en tweede lid;
32, eerste en tweede lid;
34, derde lid;
35, tweede lid;
37, tweede lid;
38d;
43b;»
vervangen door
«Politiewet 201X: de artikelen:
18;
20;
34;
35;
37, derde lid;
39, derde lid;
52;
68;».
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (32 450), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 12 van deze wet, wordt artikel I, onderdeel CCCCC, van die wet als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel D, van Bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) wordt het onderdeel
«Politiewet 1993: de artikelen:
29, eerste en tweede lid;
32, eerste en tweede lid;
34, derde lid;
35, tweede lid;
37, tweede lid;
38d;
43b;»
vervangen door
«Politiewet 201X: de artikelen:
18;
20;
34;
35;
37, derde lid;
39, derde lid;
52;
68;».
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Dienstenwet en enige andere wetten ter vastlegging van uitzonderingen op de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet (32 614), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 29 van deze wet, wordt in artikel 29, onderdeel C, onder 2, van deze wet «onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid» vervangen door: onder vernummering van het vijfde lid tot en met negende lid tot vierde tot en met achtste lid.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 januari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Dienstenwet en enige andere wetten ter vastlegging van uitzonderingen op de toepasselijkheid van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen ingevolge de Dienstenwet (32 614), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 29 van deze wet, komt artikel XVII, onderdeel C, van die wet als volgt te luiden:
C
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2009 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen (32 168) tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 21 van deze wet, wordt in artikel 21 van deze wet na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 55c, eerste lid, wordt «de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 201X.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2009 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen (32 168) tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 21 van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel A, van die wet «de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 201X.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 augustus 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (32 468) tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 21 van deze wet, wordt artikel 21 van deze wet als volgt gewijzigd:
A
Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Artikel 146a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «de door Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de bijzondere ambtenaren van politie» vervangen door: de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2. In de onderdelen c en d wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
Onderdeel E vervalt.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 31 augustus 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (32 468) tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel 21 van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel I, van die wet in artikel 146a:
a. in onderdeel a «de door Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de bijzondere ambtenaren van politie» vervangen door: de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
b. in de onderdelen c en d «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (32 554), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als de artikelen 25 en 30 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, onderdeel A, wordt «artikel 1, onderdeel h» vervangen door: artikel 1, onderdeel j.
B
In artikel 30, onderdeel I, wordt «Artikel 25, eerste lid, tweede volzin» vervangen door: Artikel 25, eerste lid, derde volzin.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (32 554), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel 30 van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel F, van die wet in artikel 25, eerste lid, de zinsnede: ook bij andere politiekorpsen» vervangen door: bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie.
1. Indien het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer, tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen A, C, I, J en K van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 33 van deze wet, wordt artikel 33 van deze wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel A vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding «2.».
B
In onderdeel G vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.».
C
In onderdeel K vervalt het vierde lid.
D
Onderdeel L vervalt.
E
Onderdeel M wordt «artikel 57, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 57, vierde lid.
2. Indien het voorstel van wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer, tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen A, C, I, J en K van die wet later in werking treedt dan artikel 33 van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
De onderdelen A, C, J en K vervallen.
B
Onderdeel I komt te luiden:
1. Er is een Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, die onder gezag van Onze Minister, belast is met:
a. het toetsen van de wijze waarop een orgaan van een veiligheidsregio, een gemeente of een ander openbaar lichaam uitvoering geeft aan de taken met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of crisisbeheersing;
b. het, in overeenstemming met de inspecties die werkzaam zijn onder gezag van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, periodiek toetsen van de voorbereiding op de rampenbestrijding en de crisisbeheersing door de bestuursorganen, bedoeld onder a;
c. het verrichten van onderzoek naar aanleiding van een brand, ramp of crisis, tenzij de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, een onderzoek instelt;
d. de werkzaamheden die in het kader van artikel 65, eerste lid, van de Politiewet 201X worden uitgevoerd;
e. het toezicht op de kwaliteit van de opleidingen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs.
2. Onze Minister wijst het hoofd en de overige ambtenaren van de inspectie aan.
3. De artikelen 5:12 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren van de inspectie.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 augustus 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid (32 459), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 201X, komt artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 201X tot het tijdstip waarop het voorstel van wet houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid in werking treedt, als volgt te luiden:
2. In het driehoekoverleg worden door de burgemeester en de officier van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening, onderscheidenlijk ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Z, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 23 van deze wet, komt artikel 23 van deze wet als volgt te luiden:
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder a, wordt «een politieregio» vervangen door: de politie.
B
In artikel 28, tweede lid, wordt «artikel 14 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 13 van de Politiewet 201X.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) (32 676), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Z, van die wet later in werking treedt dan artikel 23 van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel Z, van die wet «artikel 14 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 13 van de Politiewet 201X.
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 151b, tweede lid, 151c, tweede lid, en 154b, vijfde lid, van de Gemeentewet wordt «het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993» telkens vervangen door: het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 201X.
B
In artikel 172 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.
In artikel J 24, tweede lid, van de Kieswet wordt «opsporingsambtenaar van de Nederlandse politie» vervangen door: opsporingsambtenaar van de politie in het Europese deel van Nederland of in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
In artikel 96, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «het regionale politiekorps» vervangen door «de politie» en vervalt: van de gemeente die behoort tot de regio van het desbetreffende korps,.
In artikel 1, onderdeel q, subonderdelen 4°. en 5°. ,van de Wet privatisering ABP wordt «Onze Minister» onderscheidenlijk «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel g, wordt «de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993» vervangen door: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X.
B
Artikel 46, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «de ambtenaren van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond» vervangen door: de ambtenaren die zijn tewerkgesteld bij de regionale eenheid in het gebied waarin de haven van Rotterdam is gelegen.
2. In onderdeel d wordt «ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
C
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2. In het tweede lid, wordt «De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: De ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
D
In artikel 48, derde lid, onder a, wordt «de beheerder van het regionale politiekorps» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
E
In artikel 50, vierde lid, vervalt: , bevoegd ter plaatse waar die persoon zich bevindt,.
In artikel 1, onderdeel b, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie», wordt «de sectoren Rijk en Politie» vervangen door «de sector Rijk» en wordt «de sector Rechterlijke Macht» vervangen door: de sectoren Rechterlijke Macht en Politie.
1. Indien artikel I, onderdeel O, van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid) eerder in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 47 van deze wet, wordt in artikel 47 na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
C1
In artikel 47a, tweede lid, wordt «de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2. Indien artikel I, onderdeel O, van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en versnelling van de vreemdelingenrechtelijke procedure (Wet modern migratiebeleid) later in werking treedt dan artikel 47 van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel O, van die wet in artikel 47a, tweede lid, «de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993» vervangen door: de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 201X, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 januari 2010 voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp (32 280), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 201X, vervalt artikel 7 van die wet.
1. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 van de leden Kaya en Van Hijum ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32 550), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 47 van de Politiewet 201X, vervallen in artikel 47 van de Politiewet 201X het eerste, derde en vierde lid, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
2. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 van de leden Kaya en Van Hijum ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32 550), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel 47 van de Politiewet 201X, wordt de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel M, wordt in artikel 13 «artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993» telkens vervangen door: artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 201X.
B
In artikel II wordt «artikel 50 van de Politiewet 1993» vervangen door: artikel 47 van de Politiewet 201X.
In artikel 24 van de Leerplichtwet 1969 wordt «Ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: Ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 11:9 van de Algemene douanewet wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 86 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
In artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt «een politieregio in de zin van artikel 21 van de Politiewet 1993» vervangen: de politie.
De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 9, derde lid, 28a, zesde, negende tot en met elfde lid, 32, eerste lid, en 53, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 9, derde lid, wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitoefening van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
C
In artikel 28a, zesde, negende en tiende lid, wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» telkens vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
C
Artikel 51 vervalt.
In artikel 89, vijfde lid, van de Spoorwegwet wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 163, vijfde, achtste en negende lid, wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» telkens vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
B
In artikel 174, eerste lid, wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.8, tweede lid, wordt «Politiewet 1993» vervangen door: Wet veiligheidsregio’s.
B
In artikel 5.12, eerste lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
De Wet explosieven voor civiel gebruik wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
2. In onderdeel b wordt «korpschef als bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993» vervangen door: korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 201X.
B
In de artikelen 13, 16 en 18 wordt «Onze Minister van Economische Zaken» telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
C
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.
2. In het tweede lid vervalt: en c.
De Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de korpschef van het regionale politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen, of, indien deze niet woonachtig is in Nederland, bij de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden» vervangen door: de korpschef, bedoeld in artikel 27, van de Politiewet 201X,.
2. In het tweede lid vervalt: die de akte heeft verleend.
3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4. In het vierde lid vervalt «als bedoeld in het eerste en tweede lid» en wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
B
In artikel 104, eerste lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
In de artikelen 20, vierde lid, en 66, tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» telkens vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende voorstel van wet houdende regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten) (31 996), tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 28, eerste lid, van die wet «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door: ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
1. Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift:
a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd,
b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven, of
c. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Veiligheid en Justitie,
geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het Aanpassingsbesluit Politiewet 201X.
2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Voor het tijdstip van plaatsing in het Staatsblad vervangt Onze Minister van Veiligheid en Justitie de in deze wet voorkomende aanduiding «201X» door het jaartal van het Staatsblad, waarin het bij koninklijke boodschap van 21 november 2006 ingediende voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200.) (30 880), na tot wet te zijn verheven, is geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
Naam algemene maatregel van bestuur |
Grondslag in de Politiewet 201X |
Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren |
Artikelen 7, zevende lid, en 9, eerste en vierde lid |
Besluit van 25 april 1994, houdende aanwijzing van de personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Politiewet 1993, over wie de politietaak van de Koninklijke marechaussee zich mede uitstrekt (Stb. 353) |
Artikel 4, tweede lid |
Besluit algemene rechtspositie politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit beschikbaarstelling politieambtenaren ten behoeve van vredesmissies |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit bezoldiging politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit Kroonbenoemingen politie |
Artikel 45, tweede lid |
Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit rangen politie |
Artikel 48 |
Besluit rechtspositie vrijwillige politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie |
Artikel 47, eerste lid |
Besluit zorgaanspraken AWBZ |
Artikel 47, eerste lid |
Naam regeling |
Grondslag in de Politiewet 201X |
Regeling van de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en van Defensie van 29 maart 1994 (nrs. 430241/594/GBJD, EA 94/U894 en CWW 85/008), houdende aanwijziging van de overige luchtterrein waarop de Koninklijke marechaussee de politietaak uitvoert (Stcrt. 70) |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel c |
Klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht 2004 |
Artikel 69, eerste lid |
Klachtenregeling Rijksrecherche |
Artikel 68, eerste lid |
Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme |
Artikel 58, tweede lid |
Regeling C2000 en GMS |
Artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid |
Regeling informatiebeveiliging politie |
Artikel 23, eerste lid, onderdeel a en b |
Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven |
Artikel 23, eerste en tweede lid |
Regeling Dienst speciale interventies |
Artikel 59, vierde lid |
Samenwerkingsregeling mobiele eenheden |
Artikel 5 |
Samenwerkingsregeling politie-Koninklijke marechaussee |
Artikel 5 |
Aanwijzing ambtenaren belast met vervoer arrestanten (Stcrt. 1998, 204) |
Artikel 9, zesde lid |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32822-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.