Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2015
Naar aanleiding van de vraag van het lid Van Boxtel (D66) tijdens de parlementaire
behandeling van de Novelle Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting
op 10 maart 2015, heb ik uw Kamer cijfermatige informatie toegezegd over het transformeren
van utiliteitsgebouwen naar woonruimte.
Op mijn verzoek heeft het CBS onderzocht in hoeverre hierover gegevens beschikbaar
zijn. De betreffende gegevens zijn in beginsel voorhanden in de Basisregistratie Adressen
en Gebouwen (BAG). Vanaf 1 januari 2012 zijn de gegevens in de BAG geschikt voor beantwoording
van deze vraag.
Het CBS noemt de uitkomsten van haar vooronderzoek «mogelijke plausibele transformaties»,
omdat er sprake kan zijn van «echte» transformaties en administratieve correcties.2
Het CBS heeft in dit vooronderzoek gekeken naar alle herbestemmingen van panden waarin
een niet-woonfunctie aanwezig is en waarvoor in de plaats woningen komen. Eerdere
inventarisaties over de omvang van de transformatie richten zich op een deel van deze
herbestemmingen, namelijk op ingrijpende verbouwingen en meestal op de aanpak van
lege kantoorpanden.3 Het vooronderzoek van CBS beslaat in principe alle herbestemmingen van utiliteitspanden
naar woonruimte, zonder onderscheid naar het al dan niet plaatsvinden van een verbouwing.
Uit deze BAG-cijfers komen in de periode 1 januari 2012 tot 1 juli 2015 in totaal
circa 40.000 waarschijnlijk door transformatie aan de woningvoorraad toegevoegde woningen
naar voren, oftewel ruim 11.000 woningen per jaar. De omvang van het aantal nieuwbouwwoningen
was in die periode daarmee ruim vier keer zo groot als de omvang van de groep mogelijke transformaties.
Deze mogelijke plausibele transformaties zijn in het rapport in een tiental voormalige
gebruiksfuncties uitgesplitst. De meeste transformaties (ruim 25%) vonden plaats in
kantoorpanden. Binnen het totaal aantal mogelijke transformaties nemen de vier grote
steden een aanzienlijk deel (in totaal 17%) voor hun rekening. Bij ruim een kwart
van de mogelijke transformaties wordt slechts één woning toegevoegd.
In de afgelopen periode heb ik overleg gevoerd met het CBS over de uitkomsten en vervolgonderzoek.
Het vermoeden bestaat dat er nog administratieve ruis aanwezig is. Ik heb met het
CBS afgesproken dat zij in 2016 een verdiepend onderzoek uitvoert, waarbij met behulp
van andere bronnen een betere duiding aan de cijfers wordt gegeven. Daarnaast wordt
het verdiepend onderzoek zo opgezet dat jaarlijks nieuwe cijfers worden verkregen
om de ontwikkelingen te monitoren. Deze uitkomsten zal ik opnemen in de jaarrapportage
«Staat van de Woningmarkt».
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok