Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32500-XVI nr. 103 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32500-XVI nr. 103 |
Vastgesteld 2 december 2010
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 29 november 2010 overleg gevoerd met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de begroting voor 2011, onderdeel Sport.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Smeets
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Teunissen
Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Maandag 29 november 2010
Aanvang 16.00 uur
Voorzitter: Leijten
Aanwezig zijn 6 leden der Kamer, te weten:
Bruins Slot, Van Dekken, Dijkstra, De Liefde, Leijten en De Mos,
en minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aan de orde is de behandeling van:
– het wetsvoorstel vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011 (32 500-XVI);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 april 2010 inzake het rapport van de Gezondheidsraad over dopinggebruik (30 234, nr. 28);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 april 2010 inzake de rechtsgrondslag voor dopingcontroles (30 234, nr. 27);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 augustus 2010 inzake het draagvlakonderzoek Olympische Spelen (32 123-XVI, nr. 162);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 juli 2010 inzake de tussentijdse resultaten Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (30 234, nr. 29);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 oktober 2010 inzake toezeggingen, gedaan tijdens het wetgevingsoverleg Sport van 7 december 2009 (32 500-XVI, nr. 11);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 oktober 2010 inzake de geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst van sportministers van 21 en 22 oktober 2010 (21 501-27-11);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 november 2010 met het verslag van de Informele Sportraad van 21 en 22 oktober 2010 (21 501-27, nr. 12);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 november 2010 met een reactie op het rapport Topsporter en antidoping beleid (30 234, nr. 31);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 oktober 2010 inzake het trendrapport Bewegen en Gezondheid 2009/2010 (30 234, nr. 30).
De voorzitter: Goedemiddag, dames en heren. Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Aan de orde is het begrotingsoverleg sport. Op de agenda staat de begroting voor 2011 en de evaluaties van sportinitiatieven vanuit de overheid inzake dopingbeleid en enkele Europese zaken. Ik merk op dat de spreektijden indicatief zijn, maar dat de sprekers niet alle tijd hoeven te gebruiken. We hebben tot 23.00 uur gereserveerd voor dit debat, maar als wij eerder klaar zijn, is dat geen enkel probleem. De dinerpauze volgt na de eerste termijn van de Kamer. Ik deel voorts mee dat collega Klaver van GroenLinks zich heeft afgemeld en dat de commissie heeft afgesproken dat wij vandaag niet spreken over het WK-bid. Dat doen wij op 8 december. Wij hebben het vandaag dus over alle sportzaken behalve over het WK-bid.
Het woord is allereerst aan de heer Van Dekken.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. U begrijpt dat ik me ongelooflijk goed had voorbereid op het WK-bid, omdat dat actueel is, maar ik zal de procedure respecteren.
Iedereen vindt sport belangrijk, maar velen alleen als kijker. Het is daarom ook niet zo verbazingwekkend dat discussies vaak gaan om de vraag of het WK voetbal en de Olympische Spelen in 2028 naar ons land komen. Dat willen wij als Partij van de Arbeid natuurlijk ook heel graag. Wij vinden dat ook echt belangrijk.
In dit geval gaat het de PvdA om andere zaken. Of een land grote toernooien mag organiseren, is niet in de eerste plaats afhankelijk van dat bidboek maar vooral van de vraag of sport in the hearts of minds van de bevolking zit. Sport dient belangrijke doelen: gezondheid, participatie en integratie. Daarvoor is nodig dat iedereen eigenlijk bij voorkeur actief of passief deelneemt aan sport. Daar ligt onze maatstaf voor de beoordeling van de regeringsplannen. De begroting voor 2011 bevat nu de prestatienorm dat Nederland de tiende plaats inneemt bij de medaillespiegel van de Olympische Spelen. Dat is een nobel en goed streven, maar de PvdA heeft liever een andere prestatienorm: 100% van de kinderen van bijstandsouders en andere arme gezinnen moet een aanbod worden gedaan om lid te worden van een sportvereniging. Wij willen echt dat alle kinderen die willen sporten, ook kunnen sporten. Deze laatste stelling heeft, wat ons betreft, dus nog veel meer prioriteit.
Het sportbeleid van de opeenvolgende kabinetten is toch vooral een praatbeleid geweest. Anderen moeten het immers uitvoeren. Dat geldt ook in financieel opzicht. Sport zorgt voor 2 mld. tot 3 mld. omzet, maar van de kant van het Rijk komt niet meer dan 140 mln. per jaar. Daar is niets mis mee, maar wij maken ons nu wel grote zorgen. De gemeenten zijn de belangrijkste uitvoerders van het sportbeleid van de overheid. Op welke manier blijven straks die sportdoelen overeind als de gemeenten forse kortingen opgelegd krijgen?
Op voorstel en onder druk van de PvdA-fractie is eerder 80 mln. vrijgemaakt om armoede onder kinderen te bestrijden. Wij stellen als norm dat kinderen moeten kunnen meedoen aan sport. De PvdA wil hoe dan ook voorkomen dat de bezuinigingen ertoe leiden dat kinderen uit arme gezinnen weer van de sportverenigingen af zouden moeten. Wij willen echt dat elk kind dat wil sporten, kan sporten. We herhalen de woorden van Hans Spekman van destijds nog maar eens: je mag een kind nooit buitensluiten. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. Kan de minister naast een algemene reactie op onze wens ook ingaan op de motie-Dijsselbloem uit 2009 over het onderdeel sport, emancipatie en integratie?
De PvdA ziet het professionele voetbal graag weer een schone sport worden. In vele Europese steden, van Manchester tot Enschede en van Milaan tot Groningen, worden de plaatselijke voetbalhelden ingezet om jongeren letterlijk en figuurlijk bij de les te houden. Jongens – het zijn meestal jongens – worden door de clubs en de spelers gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen. Ze worden geholpen in de buurt waar ze wonen met het doen van huiswerk of het kiezen van een opleiding. De maatschappelijke opbrengst daarvan is zeer groot, omdat de clubs en zeker de spelers een groot aanzien hebben en daarmee vaak meer gezag in de wereld van deze jongens dan ouders, leraren of zelfs de politie.
Het is maar een voorbeeld van de maatschappelijke waarde van profvoetbal. Kerken, politieke partijen en andere maatschappelijke organisaties kenden in het verleden massale bijeenkomsten waar mensen samen kwamen omdat ze iets te vieren hadden. Vandaag zien we dit eigenlijk alleen nog maar bij grote concerten en iedere week, of zelfs een paar keer in de week, in het voetbalstadion. Voor heel veel mensen in onze samenleving is voetbal daarmee niet zomaar een bijzaak. Of zoals Kissinger ooit zei: de belangrijkste bijzaak ter wereld. Clubs en spelers nemen daarbij hun verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij of tegenover de gemeenschap steeds serieuzer. Dat komt ook omdat zij weten dat zij de gemeenschap ook iets kosten, in termen van politie-inzet of lokale financiële en materiële ondersteuning.
Soms heb ik echter de indruk dat zij nog steeds onderschatten hoe belangrijk hun voorbeeldfunctie in de samenleving is, vooral bij jongeren die toch al niet zo veel positieve rolpatronen om zich heen ervaren. Misdragingen van spelers op het veld, van trainers op de bank, van supporters in het stadion hebben een grote maatschappelijke impact. Als hun held iets doet, voelen met name jongere sporters zich gelegitimeerd om hetzelfde of iets soortgelijks te doen. De beet van Suárez voelt niet alleen Bakkal, die voelen we allemaal. Een trainer die een scheidsrechter uitkaffert, legitimeert het uitkafferen van de buschauffeur of de conciërge op school. Het gebruik van geweld tegen elkaar en tegen suppoosten of de politie verlaagt de drempel om ook elders geweld toe te passen, om hooliganisme te verheerlijken, met de wantoestanden in Hoek van Holland en in Alkmaar als trieste resultaten. Maar het begint eigenlijk al met de kwetsende spreekkoren. Woorden kunnen schade aanrichten en geven anderen een alibi om ook buiten het stadion mensen uit te schelden, te discrimineren of te kleineren.
Dit alles moet ertoe leiden dat alle betrokkenen het zich meer gaan aantrekken om van profvoetbal een geheel schone sport te maken. Deze wens leeft echt al heel lang, maar nog steeds zijn alle betrokkenen er vooral toe in staat om het eigen straatje schoon te vegen en met een beschuldigende vinger naar een ander te wijzen.
De PvdA wil deze minister een opdracht meegeven. Maak van profvoetbal een schone sport. Maak een plan en stel jezelf een doel. Over vijf jaar is de combiregeling afgeschaft, zijn alle hekken uit de stadions, lopen supporters van verschillende clubs weer gewoon door elkaar, kan iedereen wanneer hij wil naar iedere wedstrijd, zonder clubcard en met medeneming van de kinderen. Vervolgens ga je zien wat er nodig is om die doelstelling te halen en maak je voor alle betrokkenen een plan de campagne waarin precies staat wat zij moeten doen. Wetgever: is de Voetbalwet voldoende of moet deze juist worden aangescherpt, zodat wij dichter bij de Engelse situatie komen? Clubs: wat doen jullie met de inrichting van de stadions en de omgeving, wat doen jullie met het gedrag van spelers en trainers? Supporters: welke grieven hebben jullie en is er een deal mogelijk dat als jullie niet meer als vee worden behandeld, jullie er dan ook voor zorgen dat niemand van jullie zich meer als een beest gedraagt? KNVB: hoe ben je bondgenoot van clubs die optreden tegen normoverschrijdend gedrag? Politie: hoe zorg je ervoor dat hooligans en raddraaiers meteen worden geïdentificeerd en opgepakt als zij over de schreef gaan? Openbaar Ministerie: wat is er nodig om snel, accuraat en meedogenloos tot vervolging over te gaan? Rechters: wat zijn de wettelijke instrumenten die jullie nodig hebben om ook hard te kunnen straffen en daarnaast zo nodig hooligans financieel kaal te kunnen plukken?
Het is allemaal geen hogere wiskunde. Alle betrokkenen weten wel zo ongeveer wat er moet gebeuren. Het gaat er nu om dat men ophoudt met het naar elkaar wijzen en dat men gewoon onderlinge afspraken maakt over wat iedereen moet doen. Vervolgens moet men de verantwoordelijkheid nemen voor wat men zelf moet doen. Als men dat eigen huiswerk naar behoren heeft gedaan, kunnen de resultaten op tafel worden gelegd en worden vergeleken met het huiswerk van de andere partners.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal andere, wat kleinere maar niet minder belangrijke punten inzake buiten sporten en spelen. Ruimtelijke ordening en sport gaan niet altijd hand in hand. Het is voor kinderen echt belangrijk dat zij in de wijk waarin zij wonen buiten kunnen voetballen, basketballen, spelen en bewegen. André Rouvoet, de voormalige minister, heeft in het vervolg op Operatie Jong een eerste onderzoek, lees nulmeting, laten verrichten naar de aanwezigheid van buitenruimte in de wijken. In zijn brief van 17 juli 2007 aan de Kamer liet hij weten dat dit onderzoek na enkele jaren herhaald zou worden, zodat de voortgang bij de gemeenten gemeten zou zijn. Kan de minister aangeven hoe het hiermee staat? Is zij van mening dat buiten sporten en spelen van groot belang is voor de kinderen? Kan de minister aangeven of dit kabinet zich de komende periode zal inzetten voor kinderen en sport en speelruimte?
De PvdA wil de sport weer terug de wijken in. De PvdA staat hierin gelukkig niet alleen, want in het regeerakkoord stellen het CDA en de VVDdat zij scholen, sportverenigingen en sportclubs het liefst zo dicht mogelijk bij mensen in de buurt willen hebben. Dat zijn we helemaal met hen eens. Bovendien geven zij aan dat zij met de VNG gaan bevorderen dat sport en sportvoorzieningen bij wijkplannen een integraal onderdeel kunnen worden van het verbeteren van de leefbaarheid. De PvdA is erg voor het terugbrengen van de sport in de wijk en wil ook graag meer over de ambities van dit kabinet weten. Kan de minister aangeven met welke plannen dit kabinet komt als het gaat om het terugbrengen van sport in de wijk? Dat kan eventueel schriftelijk gebeuren.
Lokale clubs hebben het moeilijk door culturele veranderingen, bezuinigingen en koopkrachtverslechtering van grote groepen. Hoe blijven participatie en integratie daarbij als doelen overeind? Hoe ziet het kabinet dit eigenlijk? We realiseren ons dat er van de kant van de Rijksoverheid op dit moment niet veel geld naar de sport kan. Toch heeft het kabinet het idee om meer loterijgeld naar de sport te laten rollen. Dat staat in het regeerakkoord. Wij zijn hierop tegen. Gaat dat ten koste van de loterijopbrengsten voor de cultuur? Wordt dat de volgende slag voor cultuur, naast de subsidiekorting, het afschaffen van de WIK, het afschaffen van de Cultuurkaart en de zo bekende btw-verhoging? Kan dit kabinet bijdragen aan het verkrijgen van meer geld van bedrijven voor de sport?
Veel professionele voetbalverenigingen balanceren op de rand van de financiële afgrond. De cijfers liegen er echt niet om. Van de gevolgen wordt werkelijk niemand vrolijk. De commissie-Vermeend voorspelt dat de eredivisie binnen enkele jaren uit minder dan achttien profclubs zal bestaan. Verwacht wordt dat alle profclubs samen ongeveer 100 mln. verlies lijden, als het al niet meer wordt. Vermeend verwacht dat het ongeveer drie tot vier jaar zal duren voordat het betaald voetbal weer gezond is. De PvdA realiseert zich dat dit in de eerste plaats een lokale zaak is, maar het is inmiddels wel een zaak van vele clubs in gemeenten. Welke rol ziet de minister hier voor zichzelf? Welke steun kan en mag VWS de profclubs bieden?
Voorzitter. Ik ben nog een puntje vergeten. Dat is naar mijn mening wel een belangrijk punt van aandacht. Het betreft de Stichting Service Médical, een bijzondere landelijke sportorganisatie die al het nodige materieel beschikbaar stelt in urgente gevallen van medische noodzaak om snel hulp te bieden op de weg, binnen de dranghekken, in stadions of waar dan ook. Eerder heeft de PvdA samen met de collega’s Atsma van het CDA en Neppérus van de VVD een motie ingediend waarin werd verzocht om het beleid met betrekking tot acute hulpverlening bij sportevenementen te continueren. Deze motie is aangenomen. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot deze motie?
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Een sportdag vandaag, en dat na allerlei verrassende uitslagen afgelopen zondag op de verschillende velden van de verschillende sporten. Het is dan toch wel weer leuk om het daar met elkaar over te kunnen hebben.
Vandaag hebben wij het over de vraag hoe en waaraan wij 138 mln. in 2011 gaan uitgeven. De VVD-fractie kan zich in grote lijnen vinden in de voorliggende begroting, maar zij wil wel alvast met de regering in gesprek gaan over de jaren 2012 en verder. Dit wetgevingsoverleg zien wij als een mooi startpunt voor dat gesprek. Dat gesprek zal, wat ons betreft, moeten gaan over de beleidskeuzes in de komende jaren. Waar gaan we de beperkte middelen van de sportbegroting voor gebruiken? Wat blijven we doen of gaan we meer doen en wat niet meer of minder?
De VVD-fractie vraagt de minister om in het eerste kwartaal van 2011 met een sportbrief te komen waarin zij in grote lijnen een eerste aanzet geeft voor het sportbeleid vanaf 2012. Je ziet ook in de begroting dat vanaf 2012 de beleidsvrije ruimte van de begroting aanzienlijk toeneemt. Die keuzes liggen dus voor. Wij praten en denken daar graag met de minister over mee. Ik wil vandaag gebruiken om een aantal zaken en onderwerpen mee te geven die de VVD van belang vindt.
De begroting kent een drietal operationele doelstellingen. Als je die kort samenvat, dan is dat sport en bewegen, sport als maatschappelijke activiteit en topsport. Op dit moment gaat meer dan de helft van de begroting naar sport als maatschappelijke activiteit. Daar zitten ontegenzeglijk nuttige programma's en projecten tussen, maar de VVD-fractie ziet graag dat het beperkte budget voor sport meer dan nu het geval is wordt ingezet voor het daadwerkelijke sporten en bewegen, en dan met name in de directe woonomgeving. De BOS-impuls die helaas in de komende jaren afloopt, is daar zo'n goed voorbeeld van. Ook het beweegvriendelijker maken van de woon- en werkomgeving spreekt de VVD aan. Er zijn goede ervaringen mee opgedaan, zo lees ik in de stukken, maar helaas stopt die BOS-impuls en is het budget voor de beweegvriendelijke omgeving zeer beperkt. Wat de VVD betreft, gaat er in de jaren 2012 en verder meer structureel geld naar programma’s die te maken hebben met sport en bewegen. Dat is dus doelstelling 1. Ik ben benieuwd wat de reactie van de minister daarop is.
Ik kom te spreken over het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen. Dit actieplan verkoopt als het ware een dertiental projecten aan gemeenten die zij dan vervolgens kunnen gebruiken binnen hun gemeentegrenzen. En dertien projecten, dat is een hele hoop. Dat hebben wij ook gezien in de stukken die de minister ons heeft toegezonden. Er is sprake van wisselend succes en animo vanuit de gemeenten zelf. Is het dertiental niet wat versnipperd, waardoor de beperkte middelen niet effectief worden ingezet? Is het een optie om de hoeveelheid projecten te verminderen en de middelen te concentreren op de best practices? Een aantal gemeenten heeft al aangegeven welke ze goed gebruiken en waar ze tevreden over zijn.
Onder het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen valt ook het beweegvriendelijker maken van de woonomgeving. Mijn collega Van Dekken heeft hier ook al positieve woorden over gesproken. Daar sluiten wij ons graag bij aan. Er moet meer gesport worden in de woonwijk en er moet meer gesport worden in de werkomgeving. Kan de minister met de VNG en de grote gemeenten in overleg gaan om ervoor te zorgen dat sportvoorzieningen integraal in wijkplannen worden opgenomen en niet langer het sluitstuk van de grondexploitatie vormen? Als oud-raadslid hier in Den Haag weet ik maar al te goed hoe de sportvoorzieningen helaas vaak als eerste sneuvelen op het moment dat er financiële tegenvallers zijn bij gemeenten. Hoe denkt de minister dat samen met de VNG te kunnen ondervangen?
In het regeerakkoord hebben wij het belang van topsport en topsportevenementen onderkend. De WD is blij dat het WK hockey in 2014 aan Den Haag is toegewezen en wij kijken halsreikend uit naar aanstaande donderdag, als de FIFA een besluit over het WK voetbal neemt. Ook met belangstelling volgen wij de uitvoering van het Olympisch Plan «20-'28. De VVD ziet die Spelen als een belangrijke aanjager van het bevorderen van sport en het verbeteren van de infrastructuur in Nederland en natuurlijk ook als een prachtig toernooi met veel emotie en passie.
In lijn met wat wij al eerder zeiden, zien wij graag vanaf 2012 ook meer structureel geld gaan naar het versterken van het topsportklimaat in Nederland. Daarbij moet je denken aan de ondersteuning van topsporters, het binnenhalen van evenementen en het bevorderen van de topsportmentaliteit in Nederland. De PvdA heeft een vrij uitgebreid pleidooi gehouden inzake het profvoetbal en de voorbeeldfunctie van die voetballers. Wat de VVD betreft, gaat dat over alle profsporters, want die hebben allen een zeer belangrijke voorbeeldfunctie. Ik hoor zo meteen ook met belangstelling de reactie van de minister daarop.
In het regeerakkoord hebben wij ook aangegeven dat wij willen gaan kijken naar private studiebeurzen voor topsporters. Ik ben benieuwd of de minister vanavond wellicht al een tipje van de sluier kan oplichten of ons dan in ieder geval op korte termijn schriftelijk daarover kan informeren.
Ik kom te spreken over het dopingbeleid en de dopingcontrole. De VVD vindt dat doping bestreden moet worden. Daar staan wij vierkant achter: sport moet dopingvrij zijn om juist die belangrijke voorbeeldfunctie in de maatschappij goed te kunnen vervullen.De Tour de France was de afgelopen decennia helaas niet het beste voorbeeld van hoe het gaat. Daarom is het goed dat Nederland uitvoerende taken met betrekking tot de dopingcontroles serieus neemt.
Wel hebben we vraagtekens bij de whereabouts-regeling die op dit moment in de praktijk geldt. Regelmatig krijgen wij signalen van topsporters dat dit instrument tot ergernis, zenuwen en soms zelfs tot angst leidt. Zij lopen namelijk, vaak onbedoeld door de administratieve systematiek, het risico om geschorst te worden. En dat terwijl het wel eens kan voorkomen, met de allerbeste bedoelingen, dat zij niet op het door hen opgegeven tijdstip op de plaats zijn die zij drie maanden van tevoren hebben moeten doorgeven. Dat kan zijn vanwege een file – we hebben er allemaal wel eens last van – een training die niet doorgaat of een gewijzigde trainingslocatie. Het zijn allemaal redenen waarom een sporter zonder kwaadwillend te zijn niet op de opgegeven plaats is. Het huidige systeem voorziet niet in de mogelijkheid dat de controleur contact opneemt met de sporter om het een en ander op te lossen en toe te lichten. Dat moet wat ons betreft anders en praktischer kunnen.
Uit brieven van de voorganger van deze minister hebben we kunnen opmaken dat Nederland zich de afgelopen jaren in internationaal verband inzet om te komen tot een controlesystematiek die recht doet aan het belang van de dopingbestrijding, maar ook aan het belang van de sporter. Maar we zijn er helaas nog niet. Daarom zien wij veel positiefs in een wat gebruiksvriendelijker administratief systeem. Wil de minister toezeggen zich hiervoor in te zetten? Kan zij aangeven op welke momenten daartoe de eerste mogelijkheden zijn?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik heb een vraag ter verduidelijking. De heer De Liefde heeft gezegd dat de VVD tegen doping blijft. Dat vind ik heel goed, want doping is buitengewoon schadelijk voor mensen en werkt competitievervalsend. Hij heeft het over een gebruiksvriendelijker administratief systeem. Ik ben er altijd voor om de administratieve lasten van mensen te verlichten, maar het is belangrijk dat de kracht van de dopingcontrole wel overeind blijft.
De heer De Liefde (VVD): Ik ben blij dat u die vraag stelt. Kennelijk was ik niet duidelijk genoeg. Uiteraard staan de belangen van de dopingcontrole en het sluitend zijn van het systeem niet ter discussie. Een voorbeeld hiervan is dat een sporter alleen zelf die administratie mag intikken op een computersysteem dat, volgens signalen die wij hebben gekregen, redelijk gedateerd is. Je kunt je voorstellen dat het a. een gebruiksvriendelijker computersysteem wordt en dat b. de trainer of de manager in staat wordt gesteld om de gegevens in te voeren, hoewel dat wellicht een juridische component kan hebben bij eventuele tuchtrechtelijke vervolging. Aan die zaken denk ik als ik het heb over het gebruiksvriendelijker maken van het systeem.
In de begroting is aardig wat geld uitgetrokken voor de combinatiefunctionarissen. Inmiddels zijn wij al een heel eind op schot, in de tweede tranche heb ik begrepen, met het door gemeenten aanstellen van functionarissen. Wij zijn echter nog lang niet bij die ruim 2 500 functionarissen die wij uiteindelijk als doel hebben. Nu zeg ik het zelf eigenlijk verkeerd, maar het zit dus al verkeerd tussen de oren. De combinatiefunctionaris moet gezien worden als een middel en niet als doel. Het doel is altijd geweest om meer kinderen en ouderen aan het sporten en bewegen te krijgen in de gemeenten die deelnemen. Daarom moeten we ook niet al te veel kijken naar hoeveel er zijn, maar naar welk effect de mannen en vrouwen die al aan het werk zijn hebben. Zijn er daadwerkelijk meer mensen gaan sporten door deze dames en heren? Hoe doen de gemeenten het op dit moment wat betreft het aantrekken en aanstellen van deze mensen?
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik heb een vraag over de combinatiefunctionarissen. Ik heb begrepen dat het er nu zo'n 450 zijn, terwijl het er in 2012 2250 moeten zijn. Misschien hebben deze 450 al een enorm effect. Ik betwijfel dat. Ik ben het met u eens dat het een middel is en geen doel. Maar betekent dit dat u het streven naar 2 250 los wil laten?
De heer De Liefde (VVD): Nee, vooralsnog niet. Ik denk dat je als rijksoverheid een betrouwbare partner voor de andere overheden moet zijn. Er zit een financieringssystematiek van vier jaar aan vast. Ik vind wel dat we helder moeten krijgen waarom we achterlopen met het aantal functionarissen. Ik heb uit de stukken niet kunnen halen wat het effect is van de mannen en vrouwen die al aan het werk zijn. Daar is de VVD-fractie erg nieuwsgierig naar. Dat willen we wel laten meewegen bij toekomstig beleid vanaf 2012.
Mevrouw Dijkstra (D66): Dat begrijp ik. Tegelijkertijd kun je niet te snel vaststellen wat het effect is. Ik heb het idee dat we wel heel snel willen weten wat de effectiviteit van iets is voordat echt gebleken is of het effectiviteit heeft. Ik kom hier straks nog op terug.
De heer De Liefde (VVD): In de schriftelijke ronde staat bij vraag 180 dat de realisatie achterloopt bij de doelstelling. Wij zijn benieuwd hoe dat komt en ook naar wat er gebeurd is met de middelen die de gemeenten ontvangen hebben. Althans, wij gaan ervan uit dat de gemeenten die ontvangen hebben, maar dat zij die nog niet hebben besteed aan die combinatiefunctionarissen. Staat dat geld bij de gemeenten op een bankrekening of bij de minister? Wat is ermee gebeurd? Kan de minister mij dat duidelijk maken?
Een ander onderwerp: de beweegkuur. In deze begroting staat 10,9 mln. gereserveerd voor de beweegkuur voor patiënten met diabetes type 2. Een flink bedrag op een begroting van in totaal 138 mln. In de begroting staat vermeld dat overwogen wordt de beweegkuur in het zorgpakket op te nemen. Mijn fractie is benieuwd wanneer de minister de Kamer daarover kan informeren. Daarop vooruitlopend willen wij wel graag nog wat vragen stellen over die 10,9 mln. Dat bedrag wordt uitgegeven aan een wel zeer specifieke doelgroep, die ook bediend kan worden vanuit projecten die hangen onder het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen. Daarin staat immers dat diabetes, hart- en vaatziekten en depressie door dat plan bestreden kunnen worden. Waarom zijn patiënten met diabetes type 2 als aparte doelgroep geselecteerd en waarom is er zo'n groot bedrag voor gereserveerd? Er zijn namelijk talloze groepen te bedenken die onder begeleiding van een leefstijladviseur hun gezondheid zouden kunnen verbeteren maar die geen diabetes hebben. Is het daarom niet zinvoller, een generieker beleid te voeren op gezondheidsbevordering? Een faciliteit die bijvoorbeeld beschikbaar is voor een diabetes 2-patiënt, maar ook voor iemand met hartklachten? Dit zo maar als voorbeeld. Hoe zit het met de eigen verantwoordelijkheid van mensen die gezondheidsklachten hebben? Kortom, moet het nu op deze manier? Kunnen we die 10,9 mln. niet op een andere manier inzetten, zodat we meer mensen kunnen bereiken? De VVD-fractie heeft daar wel ideeën over, maar zij wacht graag de reactie van de minister in eerste termijn af.
Dan de compensatieregeling energiebelasting. Toen ik de begroting voor het eerst las, dacht ik: hé, wat doet die nou weer hier? Maar de historie lezend, begreep ik het al wat beter. Ik ben benieuwd of de minister bereid is om met haar collega Verhagen in gesprek te gaan om te kijken in hoeverre gemeenten en sportclubhuiseigenaren eventueel mee zouden kunnen doen aan het energiezuiniger maken van hun complex of het stimuleren van eigen energieopwekking. Ik weet niet helemaal wat de ins en outs daarbij zijn, maar het komt mij wat raar over dat wij energiebeleid via de sportbegroting voeren. Ik kan mij goed voorstellen dat het wenselijk is dat sportaccommodaties in hun eigen energie gaan voorzien.
Een van mijn laatste onderwerpen betreft het doelgroepenbeleid. Onder «sport als maatschappelijke activiteit» hangen ook de nodige projecten die de wat zachtere kant van sport en samenleving bedienen. Wij zijn benieuwd of en, zo ja, hoeveel geld er naar projecten gaat die gescheiden sport bevorderen of aanbieden. De VVD-fractie staat hier kritisch tegenover en vraagt zich af of dat wel de meest wenselijke en effectieve weg is om mensen uit bepaalde doelgroepen aan het bewegen te krijgen. Daarom zijn wij heel benieuwd naar het standpunt van de minister over dit soort projecten die gescheiden sportbeoefening mogelijk maken. Wat vindt de minister van gemeenten die dergelijke activiteiten zelf subsidiëren?
Mevrouw Dijkstra (D66): Zijn er überhaupt gegevens over gescheiden sporten?
De heer De Liefde (VVD): Ik heb die zelf niet zo een, twee, drie uit deze stukken kunnen halen. De begroting gaat maar tot een bepaald detailniveau naar beneden. Ik heb wel gezien dat er een aantal projecten is bij gemeenten, bijvoorbeeld Be Interactive, dat zich richt op allochtone vrouwen. Dus er zijn projecten daarvoor en daar gaat geld naar toe.
Mevrouw Dijkstra (D66): De VVD is ertegen dat er speciale projecten zijn voor allochtone vrouwen?
De heer De Liefde (VVD): De VVD is er niet noodzakelijkerwijs op tegen dat geld wordt ingezet om bepaalde doelgroepen aan het bewegen te krijgen. Wij vragen ons wel af of het absoluut noodzakelijk is om te accepteren dat er een scheiding is tussen geslachten bij de uitoefening van een sport. De gemeente Den Haag subsidieerde tot het afgelopen jaar het gescheiden zwemmen in de gemeentelijke baden. Daar is met steun van een beslissende stem, zelfs van een D66-raadslid, in de vorige periode een einde aan gemaakt. Nu zie je dat de vrouwen nog steeds zwemmen, maar dat zij het zelf regelen en dat daar geen overheidsgeld meer bij zit.
De voorzitter: Mijnheer De Liefde, ik vraag u om tot de kern te komen en niet in voorbeelden te blijven hangen. Mevrouw Dijkstra heeft nog een laatste vraag?
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik wil alleen nog vragen of dat ook geldt voor andere vormen van gescheiden sporten. Er zijn natuurlijk heel veel takken van sport waarin mannen en vrouwen apart hun sport beoefenen.
De heer De Liefde (VVD): Ja, ik kan mij voorstellen dat dit bij een aantal sporten best verstandig is. Dat heeft dan meer met de sport en de spelregels zelf te maken en niet zozeer met andere redenen, zoals dat bijvoorbeeld voor allochtone vrouwen helaas wel het geval is. Ik pleit hier niet voor mixed voetbal, mixed hockey en dat soort zaken. Dit om verwarring te voorkomen.
De voorzitter: Mijnheer De Liefde, ik verzoek u om verder te gaan. Ik wijs erop dat u 13 minuten spreektijd hebt gebruikt en dat u uw tweede termijn in gevaar brengt als u nog heel lang doorpraat.
De heer De Liefde (VVD): Dat zou ik graag willen voorkomen.
Voorzitter. Het laatste onderwerp. Er bereiken ons regelmatig signalen dat een aantal lagere en middelbare scholen in de regio, op het platteland – dat bedoel ik niet oneerbiedig – moeite hebben met het vinden van vakleerkrachten gymnastiek. Wij vinden dat ook die kinderen een goede docent moeten hebben. Ik ben benieuwd of de minister daarvan op de hoogte is. Kloppen die signalen? Zo ja, kan de minister daar meer aandacht aan besteden, al dan niet in samenwerking met haar collega's van OCW?
De voorzitter: Ik geef het voorzitterschap aan mevrouw Dijkstra over.
Voorzitter: Dijkstra
De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Leijten van de SP.
Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter. Met een nieuw kabinet is het de vraag of we ook een nieuw sportbeleid krijgen. Er staan heel mooie dingen in het regeerakkoord, maar ik heb vandaag wel wat cruciale vragen aan onze minister van sport.
De afgelopen jaren heb ik in de sportbegrotingsoverleggen en in het sportdebat in de Kamer eens per jaar telkens gevraagd waarom we zo op projectbasis bezig zijn in de sport. Veel afkortingen passeren hier de revue. Ze zijn ook al genoemd door de collega's van de PvdA en de VVD. We zien BOS-gelden, combinatiefuncties, het impuls Nationaal Actieplan Bewegen en Sport, de Alliantie School & Sport. Het waren allemaal projecten – waarschijnlijk is dit niet eens de volledige opsomming – waarbij met volledige inzet van partijen iets moois tot stand kwam, maar waarbij ook altijd duidelijk was dat de projectsubsidie zou verlopen. Daarna komen dan weer nieuwe plannen en weer nieuwe projectsubsidies om datgene wat is opgebouwd en wegvalt in een andere vorm weer op te bouwen. Intussen verdween de regie over de sport in de buurt naar de randen van de gemeenten. De heer De Liefde heeft dit ook genoemd. De SP heeft altijd voorgesteld om een buitenspeelnorm van 5% in de buurt te hanteren. Zou de minister iets voelen voor een sportruimtenorm in de buurt? Zo ja, hoe zou die norm liggen? Hoe gaat zij dat regelen?
Terwijl de politiek sprak over allerlei projectsubsidies en afkortingen, vond de politiek het ook nodig om de scholen hun sportlessen zelf te laten regelen. Geen normen meer. Ze kunnen het zelf wel plannen. Daarmee verdween structureel sport op scholen en daarmee ook de vakdocenten, zeg ik tegen de heer De Liefde, die nu weer aangetrokken moeten worden omdat we ons nu allemaal realiseren dat sporten op school zo belangrijk is.
Wat vindt de minister hier nu eigenlijk van? Wat gaat de minister doen met de conclusies van het rapport van Bureau Berenschot, de Monitor Breedtesportimpuls (BSI) en Buurt, onderwijs, sportimpuls (BOS-impuls)? Daar zijn ze weer, de afkortingen. Daaruit komt naar voren dat dergelijke projecten een grote bijdrage hebben geleverd aan de sportinfrastructuur en de deelname van sport, voornamelijk als het op wijkniveau werd georganiseerd. Een nieuwe minister, een nieuw kabinet, maar pas op voor het weggooien van oude schoenen voordat er nieuwe zijn. Pas op voor weer allerlei projectjes die dan wellicht de naam van de minister kunnen krijgen, maar waarmee de continuïteit niet gediend is.
Wat doet de minister met de lopende zaken? De combinatiefuncties komen eigenlijk niet optimaal van de grond. Ik heb in eerdere debatten aangegeven dat dit komt doordat gemeenten, die de bezuinigingen op zich af zien komen, na één jaar veel zelf moeten financieren en op den duur alles. Hoe ziet de minister dit? Hoe gaat zij hiermee verder? Een goede vraag van de VVD-fractie is: hoe zit het eigenlijk met het geld dat al naar gemeenten is gegaan en hoe wordt dit ingezet voor de combinatiefuncties? Ook zou ik graag willen weten hoe het staat met de aangenomen motie-Zijlstra om terug te gaan naar een sportnorm van drie uur in de week. Een motie die de SP-fractie samen met de VVD-fractie een jaar eerder indiende, haalde het niet. Maar uiteindelijk heeft de Kamer in al haar wijsheid een jaar geleden gezegd dat die norm weer terug moet komen. Hoe gaat de minister dit uitvoeren?
Wat de SP betreft gaat het nieuwe sportbeleid, evenals het huidige sportbeleid, uit van een goede, toegankelijke breedtesport en een inspirerende topsport. Vorig jaar laakte ik al dat er een greep uit de kas voor de breedtesport werd gedaan bij de najaarsbegroting en dat er voor topsport wel voldoende middelen te vinden zijn. Hoe vindt de minister deze combinatie?
Iedereen spreekt erover: kinderen leren ontzettend veel door te sporten. Ieder jaar weer zeg ik: jong geleerd, is oud gedaan. Daarom is het echt onverteerbaar dat kinderen die opgroeien in armoede – dat zijn er in ons land 400 000 – die al veel gevolgen daarvan ondervinden bij het opgroeien, ook weinig kans hebben op het lidmaatschap van een sportclub. De fractie van D66 heeft een amendement ingediend om het Jeugdsportfonds, dat hier juist iets aan doet, met 5 mln. te steunen. Ik vind dat heel goed. Het heeft onze warme sympathie en ik wil serieus kijken naar de dekking. Hoe staat de minister hier tegenover? Vindt zij dat dit structureel door het Rijk gefinancierd moet worden of dat wij moeten wachten op provincies en gemeenten die nu allemaal weer gaan bezuinigingen? Dan valt juist zo'n goed initiatief, waardoor kinderen die opgroeien in armoede en van wie de ouders het lidmaatschap voor de sportvereniging niet kunnen betalen, in het water. De grote vraag is of deze VVD-minister de minister is voor topsport of voor sporten voor iedereen. Ik heb al eerder gezegd dat ik het eigenlijk niet zo goed vind dat wij bij NOC*NSF, Olympisch Plan et cetera, voornamelijk VVD'ers zien. Ik vind dat geen goed signaal. Is dit een minister die gaat voor de prestigeprojecten? Is dit de minister van de skybox of is dit de minister voor alle jongens en meisjes, voor alle mensen in Nederland die willen sporten? Gaan we verder op de weg van commercie, met de gemeenten aan zet en maar hopen dat genoeg mensen deelnemen aan de Lotto en de Toto of gaan we serieus werk maken van sportaccommodaties in het land? Ik weet dat de gemeenten hiervoor verantwoordelijk zijn, maar zoals de heer Van Dekken van de PvdA ook al zei, zien we daar grote verschillen. Vorig jaar heb ik gepleit voor een zogenaamde nulmeting, een inventarisatie van de staat van sportaccommodaties in het land. Daarbij gaat het om de locaties en ook om de vraag hoe ze erbij liggen. Het lijkt mij niet meer dan logisch om dit te doen, want in het Olympisch Plan 2028 zien we immers grote pretenties om een sportland te worden. Zou het dan niet heel goed zijn om te weten wat het verschil is tussen 2010 en 2016 als wij erover moeten beslissen of wij meedoen aan een bid voor de Olympische Spelen.
Vorig jaar vroeg ik ook of het Olympisch Plan 2028 een plan is voor de reclamemakers of een plan voor ons allemaal. Samen met het CDA pleitte ik ervoor om een einde te maken aan de concurrentie tussen bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam, die met veel geld reclamebureaus en planningsbureaus inzetten om de naamdrager van de Olympische Spelen in 2020 te worden en ervoor te zorgen dat het geld gewoon naar breedtesport gaat. Geen vuile doucheputjes waar de kinderen sporten en een duidelijk beleid vanuit de overheid. De motie daarover is aangenomen met brede steun in deze Kamer. Waarom hebben we nu nog steeds geen naam? Het zou namelijk voor de zomer geregeld zijn.
Iedereen kan zien dat commerciële belangen de boventoon voeren in de topsport. Maar ook heeft deze Kamer altijd oog gehad voor de topsporters met de stipendiumregeling, die wij altijd hebben bepleit en die er ook is gekomen. Hiermee stellen wij topsporters met een A-status in staat om te kunnen sporten en alles te geven voor de sport. Maar hier is een onderuitputting op geconstateerd. Hoe kan dit? Ligt dit aan het beleid voor het aanwijzen van A-topsporters? Hoe gaan wij ervoor zorgen dat topsporters in sporten van een andere categorie dan is aangewezen door ons Olympisch Comité als prioriteit voor de medaillespiegel, ook in aanmerking kunnen komen voor dit stipendium?
Ik heb nog twee kleine punten. Sinds het nieuwe EU-verdrag dat geen grondwet mag heten, bemoeit Europa zich ook met sportontwikkeling. Er is 202,5 mln. beschikbaar voor deze subsidiepot. Nu zakte mijn broek af toen ik deze zomer hoorde dat ons Olympisch comité NOC*NSF daaruit 10%, 2,5 ton, heeft gekregen om vervolgens onze sportclubs te leren hoe zij subsidie kunnen krijgen uit Europa. Wat vindt de minister hier nu van?
Ook gehandicaptensport en de gehandicaptensportregeling is altijd onderdeel geweest van dit debat. Wij vinden dat iedereen moet kunnen sporten en dat gehandicapte sporters niet belemmerd moeten worden door vervoersproblematiek om landelijk of regionaal goede topsport en sport te kunnen bedrijven. Er is altijd gesteggel over geweest. Hoe staat het hier nu mee?
Ik hoop van harte dat deze minister de minister voor sport voor alle Nederlanders wordt. Ik wens haar veel succes met haar beleid.
De voorzitter: U hebt precies tien minuten gesproken. Ik geef het voorzitterschap over aan mevrouw Leijten.
Voorzitter: Leijten
De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Bruins Slot.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Sport voor alle Nederlanders, een mooie afsluiting van de bijdrage van de SP. Het CDA vindt sporten ook belangrijk. Sport verbindt mensen in de samenleving. Het leidt tot het ontmoeten van andere mensen. Sport voorkomt ook gezondheidsproblemen. Gezond leven en bewegen worden steeds belangrijker in een maatschappij waarbij de Nederlanders nauwelijks winst boeken bij het streven naar een gezondere leefstijl. Het percentage Nederlanders van 12 jaar of ouder dat voldoet aan de norm voor gezond bewegen blijft al jaren steken op 56. De georganiseerde en ongeorganiseerde sporten zijn het voorbeeld van een sector waarbij veel initiatieven van onderop komen. Verenigingen nemen vaak het voortouw bij deze nieuwe ontwikkelingen. De overheid is daarbij faciliterend met het verlenen van gunningen en het beheer van terreinen.
Ook is sport een middel geworden om aandacht en geld te krijgen voor een maatschappelijk doel. Ik loop bijvoorbeeld zelf elk jaar de Roparun. Dit is een hardloopwedstrijd van Parijs naar Rotterdam om geld op te halen voor palliatieve zorg voor kankerpatiënten. Je hebt bijvoorbeeld ook de beklimming van de Alpe d'Huez om geld op te halen voor kankerbestrijding. Dan heb ik het nog niet eens over de vele mensen die langs de lijn van Zwaluwen 4 of Feyenoord 1 staan om naar de sport te kijken en daarvan ook te genieten. Kortom, het CDA is ervan overtuigd dat de maatschappelijke effecten van sport groot zijn.
Het Olympisch Plan 2028 biedt een goed kompas om sport nog sterker onder de aandacht te brengen in Nederland. Dit plan moet het mogelijk maken om sport in de volle breedte een bijdrage te laten leveren aan een Nederland dat meer beweegt en een gevoel van trots oplevert. Een goed topsportklimaat. Om de Olympische ambitie waar te maken wil het CDA een Olympische loterij opzetten. Dit geld kan ten goede komen aan de voorbereiding van de Olympische Spelen. Maar niet alleen dat, ook kan een deel van het geld gaan naar kleine sportverenigingen om jong talent te begeleiden. Dit is belangrijk om het hoge topsportniveau in Nederland te behouden. Welke mogelijkheden zijn er om een Olympische loterij op te richten? Wat is hiervoor nodig? Graag een reactie van de minister.
De heer Van Dekken (PvdA): Ik heb een korte vraag aan mevrouw Bruijns Slot. Het klinkt interessant, maar wat voor opvattingen heeft het CDA hier nu precies over? Zij vraagt aan de minister hoe het eruit zou moeten zien, maar gaat het haar om het geld voor de Olympische Spelen en voor talentontwikkeling van jeugdigen? Er zit vast nog meer achter, of niet?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het CDA vindt dat er altijd een goede samenhang moet zijn tussen breedtesport en topsport. Om vooruit te lopen op een aantal opmerkingen die de heer Van Dekken heeft gemaakt, denk ik dat het goed is dat een olympische loterij niet concurreert met andere loterijen.
Als wij aan sport denken, denken wij aan Johan Cruijff, Nelli Cooman, Lornah Kiplagat en Richard Krajicek. Dat is topsport. De woordvoerder van de PvdA zei daar al iets over. Topsport bindt mensen en vergroot de nationale sport. Topsporters hebben een voorbeeldfunctie. Zij laten zien wat je kunt bereiken met doorzettingsvermogen en met het benutten van je talent. Zij zijn vaak bereid om zich in te zetten voor een goed doel zoals de Cruyffvelden. Het is belangrijk dat gemeenten hun topsporters betrekken bij activiteiten in de wijken of voor scholieren. Topsporters hebben maatschappelijke waarde. Daarom is het goed om ook aan topsportontwikkeling te blijven doen.
Topsport kent ook een einde. Na een loopbaan, vaak in de schijnwerpers, doen sporters een stap terug. Met het project Goud op de werkvloer bieden diverse werkgevers flexibele banen aan. Om hoeveel werkgevers gaat het hierbij? Hoeveel topsporters hebben inmiddels een voltijdbaan bij deze werkgevers? Hoe wil de minister de komende periode het aantal topsporters werkzaam bij de rijksoverheid vergroten? Ik vraag dit naar aanleiding van de breed aangenomen motie-Atsma.
Zoals de PvdA-fractie ook al heeft gezegd: geen topsport zonder breedtesport. Een brede basis is noodzakelijk voor het ontdekken en doorstromen van talent. Het is belangrijk dat breedtesport dicht bij huis kan plaatsvinden. De fracties van D66, de VVD en de SP zijn hier ook al op ingegaan. Het is een slechte ontwikkeling dat sport- en topsportaccommodaties vaak buiten de stad of het dorp komen te liggen. Accommodaties in de wijk hebben een dubbelfunctie. Basisscholen en middelbare scholen kunnen overdag van de faciliteiten voor lokale verenigingen gebruikmaken. Welke mogelijkheden zijn er voor het bevorderen van een efficiënt accommodatiebeleid voor sport en onderwijs via een rijksregeling die gemeenten stimuleert om het sportaccommodatiebudget en het budget voor gymzalen geïntegreerd in te zetten? Graag een reactie van de minister.
Geen sport zonder vrijwilligers. Er zijn meer dan 1 miljoen vrijwilligers actief, een mooi voorbeeld van het zelforganiserend vermogen van de samenleving. Het CDA is en blijft voorstander van deze eigen verantwoordelijkheid van mensen. Het wordt voor verenigingen wel steeds moeilijker om ouders erbij te betrekken. Vereniging, trainers en coaches, leuren vaak bij ouders om hen actief te krijgen. De CDA-fractie vindt dat verenigingen, als ouders hun kinderen bij de sportvereniging komen brengen – sommige vereniging hebben het zelfs over «dumpen» – ook iets van de ouders terug mogen verwachten. Sportoudercontracten zijn een stap te ver. Incentives werken vaak een stuk beter. Daarbij kan je denken aan oudergesprekken, voetbalpartijtjes tussen ouders en kinderen, een borrel op zaterdagmiddag; het zou allemaal een begin kunnen zijn.
Sportverenigingen hebben te maken met zeer omvangrijke regelgeving. Het is belangrijk dat de hoeveel regelgeving voor burgers en bedrijfsleven flink wordt teruggebracht, dus ook voor sportverenigingen. Vrijwilligers besteden hier ontzettend veel tijd aan. De schatting is dat in totaal 450 000 vrijwilligers wekelijks zo'n 2 miljoen uur hieraan besteden. Het is echt gigantisch. De CDA-fractie vindt dat wij zuinig moeten zijn op onze verenigingen. Wij zijn dan ook blij dat onlangs de motie van de heer Omtzigt is aangenomen waarin wordt gevraagd om het mogelijk te maken dat sportverenigingen als SBBI onder het geefrecht vallen. Dan schenken mensen aan de sportvereniging en niet aan de Belastingdienst.
De fracties van de VVD en D66 zijn al ingegaan op de combinatiefunctionarissen. Prima initiatief van de minister. Het is inderdaad een probleem dat men daarbij achterloopt. De CDA-fractie weet wat daar een van de oorzaken van is. Kleine gemeenten geven namelijk aan dat de regelgeving voor het instellen van deze combinatiefunctionarissen nogal complex is en dat zij daardoor niet altijd zo'n persoon kunnen aanstellen, terwijl juist kleine gemeenten baat hebben bij een combinatiefunctionaris. Waar lopen kleine gemeenten nog meer tegenaan? Hoeveel combinatiefunctionarissen zijn er aangesteld bij de kleine gemeenten? Graag een reactie.
Rust roest, dat is echt zo. Wie kent Olga Commandeur niet? Gemiddeld kijken elke dag 135 000 mensen naar Nederland in beweging. Kijkers kunnen door mee te doen aan de oefeningen al dagelijks de helft van de norm voor gezond bewegen halen. Dat is voor ouderen geen overbodige luxe. De CDA-fractie vindt dat de minister een visie op ouderensport moet ontwikkelen. Het aantal ouderen zal de komende decennia namelijk flink toenemen, vanaf 2010 zelfs in versnelde mate. Over welke aantallen hebben wij het dan? Er zijn nu 2,4 miljoen 65-plussers. In 2040 zijn dat er 4,5 miljoen, praktisch een verdubbeling. Veel bewegingsactiviteiten voor ouderen worden georganiseerd door zorginstellingen. Ouderen die op zichzelf wonen hebben veel minder mogelijkheden om in beweging te blijven. Ze worden hierin ook veel minder gestimuleerd. Juist senioren die regelmatig actief zijn, vallen minder en worden minder snel ziek. Daarnaast blijven zij door een gezonde leefstijl ook langer beschikbaar voor vrijwilligerswerk. Samen bewegen voor ouderen doorbreekt eenzaamheid en sociaal isolement. Denk maar aan de speciale speeltoestellen voor ouderen in Rotterdam. De minister moet een beleidsvisie op ouderensport en bewegen formuleren waarin samenwerking tussen de betrokken actoren centraal moet staan en waarin participatie van ouderen vooropstaat. Graag een reactie van de minister.
Deze maand stond er het bericht in de krant dat 12 000 kinderen levensbedreigend ziek zijn. Zij lijden aan obesitas en de gevolgen daarvan. In slechts 5% van de gevallen is er sprake van een medische oorzaak. Dat betekent dat bijna 11 000 kinderen obesitas hebben omdat zij te weinig bewegen. Alles wordt met de auto gedaan. De kinderen blijven achter de computer zitten, eten te veel en te slecht. Dat zorgt ervoor dat 15- en 16-jarigen al veel ouderdomsziekten hebben, zoals diabetes en nierziekten. De CDA-fractie vindt deze ontwikkeling zeer zorgelijk. Hoe wil de minister zich inzetten voor het stimuleren van bewegen en voor een actieve lifestyle van kinderen? Dit kan op alle manieren. Ik verbaas mij er elke keer weer over. Waarom zitten liften in het gebouw altijd in het zicht en moet ik altijd op zoek naar het trappenhuis om naar boven te gaan? De CDA-fractie wil dat het Bouwbesluit daarop wordt aangepast.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik heb geen vraag over het Bouwbesluit, maar ik vind dit wel een leuk punt. Ik heb dit minister zelf als voorbeeld horen noemen bij het preventiedebat. Overigens plaatst men de liften volgens mij altijd in het zicht, omdat mensen in een rolstoel direct de lift in moeten kunnen, maar dit terzijde.
Steunt mevrouw Bruins Slot mijn motie over de gymbevoegdheid voor pabodocenten? Het blijkt dat de gymles op basisscholen zich beperkt tot spelletjes doen. Het is niet meer echt gymnastiek.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Geweldig, mevrouw Dijkstra loopt vooruit op mijn betoog. Ik wilde net voorstellen dat mensen die de pabo hebben gedaan weer bewegingsonderwijs kunnen geven. Ik zal met veel interesse naar de motie van mevrouw Dijkstra kijken. Zij loopt overigens ook vooruit op een motie die ik heb voorbereid en eventueel zal indienen, maar dat maakt niet uit. Het is een mooi initiatief.
De voorzitter: Ik wil graag namens mijn fractie een vraag stellen. We hebben in de vorige periode veel debatten gevoerd over het halen van een gymbevoegdheid op de pabo. Het kabinet, waar het CDA ook onderdeel van uitmaakte, heeft toen steeds gezegd dat het onverstandig is om alle pabodocenten die bevoegdheid te laten halen, omdat juist de wens om je te ontwikkelen in de expertise van de lichamelijke oefening maakt dat je niet wil blijven hangen in spelletjes. Hoe reageert de CDA-fractie daarop?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dit is een terechte opmerking van mevrouw Leijten. Ik ken de voorgeschiedenis ook. Ik vraag de minister of zij in overleg met de minister van Onderwijs wil verplichten dat alle pabostudenten het vak bewegingsonderwijs volgen. Daarmee kom ik op het punt van mevrouw Leijten. Ik vraag in hoeverre die ruimte er nu wel is als gevolg van voortschrijdend inzicht.
De voorzitter: Ik stelde toch een andere vraag. Er is besloten dat de gymbevoegdheid na de opleiding in een aparte cursus behaald kan worden, omdat je dan de mensen bereikt die het vak graag willen geven en er ook affiniteit mee hebben. De SP-fractie ziet wel dat dit af en toe tot problemen leidt, maar hiertoe is besloten vanuit de overtuiging dat de gymles beperkt blijft tot spelletjes als je iedere pabostudent die cursus geeft. Hoe wilt u dat probleem oplossen? U pleit voor het terugbrengen van de bevoegdheid voor het geven van gymnastiek in de opleiding van de pabo.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik begrijp de vraag nu beter. Het is belangrijk om te kijken of er ook mogelijkheden tot differentiatie zijn. Er is een groot verschil tussen een volledige vakleerkracht en iemand die enige opleiding heeft gehad op het gebied van het aanbieden van fysieke activiteiten. Als militair heb ik ook een bepaalde «fitbevoegdheid» gekregen die mij wel in staat stelt om een simpele les te geven, maar daarmee ben ik geen volledige vakleerkracht. Er moet zeker naar differentiatie gekeken worden.
Vanaf 2011 wordt de maatschappelijke stage op alle middelbare scholen ingevoerd. Veel scholen hebben nu al een of andere vorm van maatschappelijke stage. Uit onderzoek blijkt dat 22% van de stages op sportverenigingen plaatsvindt. Dat is mooi. Deze jongeren kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het werk van vrijwilligers. Daarbij gaat het niet alleen om klusjes, maar ook om het behalen van een scheidsrechtersdiploma en het verzorgen van trainingen. Het zijn wel vaak jongeren die al actief zijn bij een vereniging. Het zou mooi zijn om niet sportende jongeren actief te laten worden. Hoe zouden wij dit kunnen doen?
De fractie van de PvdA is al ingegaan op de motie-Atsma c.s. over sport en bewegen en het in stand houden van de mobiele ambulancevoorziening. Ook ik vraag hoe het staat met de uitvoering van deze motie. Hoe verhoudt de acute hulpverlening bij evenementen zich tot de ondersteuning door reguliere medische diensten? Ik denk hierbij aan het voorbeeld van Service Médical.
Ik zal niet over Suárez beginnen, want daar hebben wij het meer dan voldoende over gehad, maar wel over sportiviteit en respect. Ik neem enkele voorbeelden uit mijn eigen sportomgeving. Ouders zagen coach en kinderen soms echt tot de grond toe af. Tijdens het voetbal heb ik wel eens een supporter het veld in zien lopen om een speler een klap te geven. Dat vond ik interessant. De opmerking: je lijkt als twee druppels water op nummer 11, jullie zijn beiden even lelijk, herken ik ook. Gelukkig werd dit niet tegen mij gezegd. Mensen moeten elkaar aanspreken op dergelijk gedrag. Het bestuur van een vereniging dient sporters en spelers hierop aan te spreken en zo nodig een sanctie op te leggen. Ook trainers hebben een voorbeeldfunctie. Ik maak de minister een compliment omdat zij samen met verschillende sportbonden een convenant heeft gesloten voor sportiviteit en respect. Zijn er ook sancties aan verbonden? Als het bij een vereniging keer op keer uit de hand loopt, wat gebeurt er dan? Graag een reactie van de minister.
Als laatste spreek ik mijn waardering ervoor uit dat we weer een minister voor Sport hebben.
Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Dat gezegde is al meer dan 2000 jaar oud, maar het slaat nog steeds de spijker op zijn kop. Nederland heeft baat bij een sportieve bevolking. Sport is niet alleen goed voor de volksgezondheid, maar draagt ook bij aan het welzijn van mensen. Sport verbindt, stimuleert zelfvertrouwen en ambitie, en een gezonde levensstijl. Ik ga op drie thema's in: sport en preventie, sport en participatie en topsport.
Overgewicht neemt epidemische vormen aan. 50% van de Nederlandse volwassenen is te zwaar en een op de vijf Nederlandse kinderen heeft overgewicht. Wij moeten er dus voor zorgen dat jong en oud gaan bewegen. Laat ik beginnen met de jeugd. Het blijkt dat preventie van overgewicht juist in de jonge jaren het meest effect heeft. Goede gymlessen zijn belangrijk. Wij hadden het er al over. Voor veel kinderen zijn deze lessen een eerste kennismaking met sport. Sinds het jaar 2000 krijgen pabodocenten niet langer een gymbevoegdheid. Docenten moet daarvoor een nascholingscursus volgen. De kosten daarvoor zijn hoog, minimaal € 2600. Maar liefst 60% van de basisscholen heeft geen bevoegde gymdocent. Steeds vaker kunnen met name kleine scholen geen gymles geven of spelen kinderen een uurtje per week apenkooi. Een uur apenkooien is leuk, maar niet voldoende. Dit kabinet wil voldoende gymlessen op school: drie tot vijf uur per week. Ik ben het daar van harte mee eens, maar ik vind wel dat die lessen eigenlijk door echte gymdocenten moeten worden gegeven. Kan de minister toezeggen dat zij de gymbevoegdheid weer opneemt in de pabo-opleiding? Wil zij de onderwijsinspectie vragen om ook dit onderdeel van het onderwijs in het toezicht te betrekken en erover te rapporteren? Zo nee, dan dien ik hierover een motie in.
School is een logische plek om kinderen in contact te brengen met sport. Combinatiefunctionarissen die scholen en sportverenigingen bij elkaar brengen spelen hierbij een cruciale rol. Op dit moment zijn er ongeveer 450 van die functionarissen, terwijl het er in 2012 zeker 2 250 moeten zijn. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat er voldoende combinatiefunctionarissen komen en garandeert zij de financiering hiervan door het Rijk? Of komt dit allemaal op de schouders van de gemeenten terecht?
Zo'n 340 000 jongeren sporten niet omdat hun ouders het niet kunnen betalen. Sporten is extra belangrijk voor jongeren met een zwakke sociaaleconomische positie. Juist deze groep heeft een grote kans op overgewicht. Deze jongeren kunnen via hun sport of hun sportvereniging meedoen in plaats van op straat rondhangen. Ik heb een amendement voorbereid waarin 5 mln. extra beschikbaar komt voor het Jeugdsportfonds. Uit dit fonds wordt het lidmaatschap voor kinderen betaald van ouders die dit niet zelf kunnen betalen. Met die 5 mln. kan het fonds meer dan 20 000 kinderen extra laten sporten. Ik ben erg benieuwd naar de reactie minister op dit amendement.
De heer De Liefde (VVD): Hoe kijkt de fractie van D66 aan tegen de verantwoordelijkheidsverdeling bij het armoedebeleid? Dit amendement valt onder dit beleid. Gemeenten bieden sport op verschillende niveaus en in verschillende mate aan. In Den Haag is er de Ooievaarspas. In andere steden zijn er andere faciliteiten. Wilt u dit bij de gemeenten weghalen en overdragen aan het Rijk?
Mevrouw Dijkstra (D66): Nee, dat wil ik niet wegnemen bij gemeenten. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid. Er is al genoemd dat er heel veel verschillen zijn. Kleine gemeenten hebben moeite met voldoen aan de normen die hiervoor gelden. Wij kunnen hierdoor 20 000 kinderen extra laten sporten en dan moet het Rijk ook zijn verantwoordelijkheid nemen. Het Jeugdsportfonds is met die 5 mln. extra in staat om die kinderen te ondersteunen.
Gemeenten moeten de komende jaren de broekriem aanhalen en het overgrote deel van de sportmiddelen komt van de gemeenten. Kan de minister aangeven of zij met gemeenten afspraken maakt over het ten minste op niveau houden van de uitgaven voor sport?
Ook voor ouderen blijft sport belangrijk. Sporten verkleint bijvoorbeeld de kans op botontkalking en hart- en vaatziekten. Ook als ouderen pas op hoge leeftijd met sporten beginnen, heeft dat nog een heel positief effect. Ik zie hier voor de minister vooral een taak op het gebied van promotie. Ouderen weten vaak niet hoe belangrijk sporten is. Ook zijn de bestaande mogelijkheden tot seniorensport relatief onbekend. Bij voetbal en hockey zijn er seniorencompetities. Sportscholen kennen seniorenuurtjes. Op de terreinen van bejaardenhuizen of serviceappartementen ontbreken vaak eenvoudige sportfaciliteiten. Geeft de minister ook prioriteit aan sport voor ouderen? Vindt zij ook dat er een gebrek is aan promotie en voorlichting? Wat is er volgens haar nog mogelijk om de ouderensport te stimuleren? Kan de minister toezeggen dat er een voorlichtingscampagne wordt gestart?
De heer De Liefde (VVD): Ik ben benieuwd waar D66 dan minder aan wil uitgeven. De begroting stijgt niet, dus moet op andere dingen worden bezuinigd. Kunt u in dit verband een tipje van de sluier oplichten?
Mevrouw Dijkstra (D66): Mijn vraag aan de minister is vooral gericht op het promoten van ouderensport. Dat hoeft niet ten koste van andere zaken te gaan.
De heer De Liefde (VVD): Gratis bestaat niet, heb ik altijd geleerd. Promoten kost ook geld. U zult toch een keuze moeten maken. Of wacht u af waar de minister mee komt?
Mevrouw Dijkstra (D66): Daar ben ik ook benieuwd naar. Bij sport, zowel bij de jeugd als bij ouderen, gaat het om preventie. De gezondheidsopbrengst is waarschijnlijk groter dan kosten van een campagne om ouderen te wijzen op het belang van sport. 80-jarigen die meer bewegen dan zij gewend waren, lopen drie keer minder risico op hart- en vaatziekten. De gezondheidswinst weegt zeker op tegen de kosten van promotie.
De heer De Liefde (VVD): Ik constateer dat D66 geen concrete voorstellen doet waar het geld vandaan moet komen. Het is niet bekend wat er dan niet gedaan kan worden. Ik benieuwd of mevrouw Dijkstra mijn conclusie deelt.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik vraag de minister of zij dit ook belangrijk vindt en of zij ook ziet dat de gezondheidswinst opweegt tegen de kosten van een voorlichtingscampagne. Ik wacht de reactie van de minister graag af.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Steunt mevrouw Dijkstra het voorstel van het CDA om de minister een beleidsvisie te laten opstellen?
Mevrouw Dijkstra (D66): Ja.
D66 hoopt dat Nederland het WK en de Olympische Spelen mag organiseren. Die evenementen komen niet vanzelf naar Nederland. Voor de kandidatuur zijn financiële middelen en een kloppend sport hart nodig. Het Olympisch plan 2028 biedt hiervoor een prachtig platform. Het kabinet heeft extra geld beloofd. De Lotto mag daartoe 30 extra trekkingen organiseren. Hoeveel geld is er beschikbaar voor het Olympisch plan 2028? Zitten daar de opbrengsten uit de Lotto bij? Hoeveel wil de minister extra uit de loterijen halen? Om welke loterijen gaat het dan? Is er een dekking als de extra opbrengsten uit de Lotto tegenvallen?
Eerder stelden D66 en de VVD samen vragen over de privacy van topsporters. Daar werd al even aan gerefereerd. Doping en sport gaan niet samen, maar als wij topsporters als criminelen 's nachts van hun bed gaan lichten, dan slaan wij in mijn ogen toch echt door. Graag hoor ik hoe de minister samen met haar Europese collega's zorgt voor een gezonde balans in het Europees antidopingbeleid.
Vorig jaar nam de Kamer een motie aan om de vrijwillige medische hulpverlening bij sportwedstrijden in stand te kunnen houden. Maar de vrijwilligers van Service Médicale komen nu alsnog in de problemen. Gaat de minister de eerder aangenomen motie alsnog uitvoeren?
De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Welke mogelijkheden heeft de minister om de uitslag Feyenoord-ADO – 2–1 voor de Rotterdammers – om te zetten in Haags voordeel? Ik vergeef het haar als dat niet lukt, maar hoe triest was gisteren de aanblik in de Rotterdamse Kuip. Bij de wedstrijd van het westen zaten geen ADO-supporters in het uitvak. De Rotterdamse burgervader wilde slechts 650 Haagse supporters toelaten, waar de residentieclub recht had op 1 200 kaarten. De club besloot uit protest dan maar helemaal geen supporters mee te nemen. Een typisch voorbeeld van hoe goede voetbalminnende supporters lijden onder een halve zool die het vorig jaar nodig vond om bij Feyenoord-ADO een vuurpijl af te steken. De PVV-fractie pleit voor een keiharde aanpak van voetbalhooligans die het feest der feesten, namelijk het voetbal, voor echte voetbaldieren verzieken. Zij wil voetbal toegankelijker maken voor de miljoenen Nederlanders die hun club en het voetbal een warm hart toedragen. Daarom pleit de PVV-fractie voor het afschaffen van de clubcard. Deze kaart vormt voor veel Nederlanders en toeristen vaak een blokkade om een wedstrijd in het Nederlandse betaalde voetbal bij te wonen. Zonder zo'n clubcard kom je veelal de Nederlandse voetbaltempels niet binnen. Als je op zondag besluit een wedstrijd bij te wonen, maar je hebt geen clubcard – die je vaak tijdens kantoortijden moet bestellen – ben je genoodzaakt Eredivisie Live in te schakelen.
Een ander probleem is dat je als clubcardhouder van de ene club geen wedstrijden van een andere club kunt bijwonen. Toen ik vijf was ging ik aan de hand van mijn vader voor het eerst naar ADO, eerst in het legendarische Zuiderpark en nu, niet meer aan vaders hand, naar het Forepark. Ik mis geen enkel thuisduel. Mijn liefde voor de geelgroenen is enorm. Als voetbaldier wil ik ook wel voor Feyenoord-Urecht uit de zure lappen van mijn sponde komen. Helaas, mijn seizoensclubcard voor ADO maakt het bijwonen van die wedstrijd onmogelijk en dat terwijl ik mij, met de meeste andere voetbalsupporters in Nederland, nog nooit schuldig heb gemaakt aan welke vorm van hooliganisme dan ook. Daarom zal ik in de tweede termijn een motie indienen waarin wordt voorgesteld om de clubcard, als de voetbalwet in werking is, af te schaffen. In die voetbalwet zitten nog een paar hiaten.
De voorzitter: Ik onderbreek u even. U hebt de vaart er goed in, maar de heer Van Dekken heeft een vraag.
De heer Van Dekken (PvdA): Ik voetbal zelf, dus ik weet in welk tempo de bal rond kan gaan. In dit geval vliegt de bal alle kanten op. Ik heb een zeer concrete vraag aan de heer De Mos van de PVV. De PvdA-fractie heeft zojuist een voorstel gelanceerd over de clubcard en de combiregeling. Is de PVV bereid om dat voorstel binnen nu en een termijn van vijf jaar te steunen? Dan hoeft de heer De Mos ook niet zo veel drukte maken over één onderwerp.
De heer De Mos (PVV): Het is aan de PVV-fractie zelf waar zij zich druk om maakt. Dit gaat heel veel voetbalsupporters aan. Ik denk dat ik bij die groep een gevoelige snaar heb geraakt. De clubcard moet worden afgeschaft als de voetbalwet in werking is. Dat stel ik ook in de motie voor. Ik zal straks ook voorstellen doen om de voetbalwet te laten werken.
De heer Van Dekken (PvdA): Mijn vraag is of de PVV-fractie naar het voorstel van de PvdA-fractie wil kijken.
De voorzitter: Herhaalt u uw voorstel alstublieft nog even, want dat is niet helemaal duidelijk.
De heer Van Dekken (PvdA): Het zou jammer zijn, als dat niet zo was. Het gaat erom dat de PvdA-fractie heeft gezegd dat zij het voetbal graag «schoon» wil hebben. Daar komt het op neer. Er moet dus het nodige worden gedaan. Ik noem onder andere de clubcard, de combiregeling, de veiligheid, dus een compleet pakket met een plan van aanpak van de minister.
De voorzitter: Als er twee moties zijn met hetzelfde voorstel, lijkt me dat niet zo handig. Ik stel dan ook voor dat u elkaar nog even opzoekt. Wellicht hebben we een mooie samenwerking tussen de PvdA en de PVV.
De heer De Mos (PVV): Elkaar opzoeken kan altijd. Uiteraard zijn wij voor «schoon» voetbal. Wellicht komt er nog een motie met de intentie dat er schone voetbalsokken en voetbaltenues komen. We zullen dat nagaan.
Ik kom kort terug op de voetbalwet. Bij deskundigen en binnen de politieorganisatie twijfelt men eraan of die wet zal gaan werken. Volgens hen zijn veel hardere, onconventionele, maatregelen nodig om de harde kern die bestaat uit een paar honderd voetbalcriminelen, te stoppen. Politietopman Frank Paauw stelt dat de voorgestelde voetbalwet niet ver genoeg gaat. Hij zei in de uitzending van EenVandaag van 24 april jongstleden het volgende: we moeten niet denken dat we een voetbalwet krijgen zoals in Engeland. Die zal vele male strenger zijn.
Ook Han Busker van de Nederlandse Politie Bond zegt dat hij geen wonderen van deze wet verwacht. In diezelfde uitzending zei hij dat deze niets zal uithalen tegen de harde kern van hooligans. Wie een stadionverbod of een meldplicht aan zijn laars lapt, krijgt in Nederland drie maanden celstraf. In het uiterste geval krijgt hij een jaar. Daarvan is geen hooligan onder de indruk. Kan de minister in overleg treden met alle betrokken partijen om te bezien hoe de voetbalwet helemaal naar Engels model kan worden ingericht?
Ik neem u mee naar het seizoen 1933–1934, de competitiewedstrijd ZFC-ADO. De Hagenezen staan voor met 3–5 als er in de zeventigste minuut van de wedstrijd iets gebeurt dat veel stof zal doen opwaaien. Van den Oever, aanvaller van ZFC, is zonder aanwijsbare reden op de grond gaan liggen. Hij doet alsof hij ernstig geblesseerd is. ADO-doelman Quax geeft de aansteller een schopje om hem ertoe te bewegen, op te staan. Een toevallige diender vindt het zijn taak om de Haagse doelman wegens mishandeling aan te houden. Per politieauto wordt de doelman afgevoerd naar het bureau. Zijn straf is een boete van 30 gulden en een schorsing van vijf jaar. Quax mag in die tijd niet deelnemen aan welke voetbalwedstrijd dan ook. Na hoger beroep wordt dat drie jaar. Dat betekent het einde van zijn carrière. Hoe anders is dat nu? De bijtende Suarez moet een voorbeeld zijn voor honderdduizenden jonge voetballertjes. Hij komt weg met een schorsing van zeven duels. Wil de minister in overleg treden met de KNVB om te bewerkstelligen dat amateurs en professionals – laatstgenoemden krijgen nota bene miljoenen betaald om hun hobby uit te oefenen – dezelfde straffen krijgen?
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik vraag mij af of de heer De Mos een pleidooi houdt voor een agent in de buurt om in te grijpen op het moment dat er overtredingen zijn.
De heer De Mos (PVV): Deze anekdote uit de geschiedenis van ADO heb ik voorgedragen om te laten zien dat Suarez, die slechts voor zeven duels wordt geschorst terwijl hij een voorbeeldfunctie vervult voor jonge voetballertjes, veel te licht wordt gestraft en dat dit moet worden aangepakt. Een schorsing van zeven duels is helemaal niets in vergelijking met zijn actie. Het gaat de PVV te ver om ervoor te pleiten dat er bij elke wedstrijd een agent aanwezig is. Het moet immers wel gezellig blijven.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik neem aan dat de heer De Mos niet alleen spreekt over voetbal. Als dit in het hockey gebeurt, spreekt hij daar dan ook op deze manier over?
De heer De Mos (PVV): Uiteraard en dat geldt ook voor softbal en alle andere sporten waar zulke dingen gebeuren.
Ik ben bijna toe aan de derde helft. Veelal is dat de meest gezellige helft van een wedstrijd. Ik heb echter nog wel wat kleine dingen op de pingpongtafel liggen. Als raadslid van de gemeente Den Haag heb ik mij bijzonder kwaad gemaakt over de sportsubsidies die gaan naar bevordering van gescheiden sportdagen. In 2009 ging er bijna € 9 000 naar de stichting van de As-Soennah moskee om gescheiden sportdagen voor mannen en vrouwen te organiseren. Dat is niet van deze tijd en het druist in tegen de Westerse normen en waarden over gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Mijn vraag aan de minister is of zij ervoor wil zorgen dat het landelijk beleid wordt dat zulke verwerpelijke subsidies onmogelijk worden gemaakt.
Tot slot verzoek ik de minister om in overleg met haar collega van Onderwijs na te gaan hoe het is gesteld met gymnastiek in het onderwijs. Mevrouw Dijkstra refereerde daar al aan. Ik zou haar motie graag medeondertekenen. Wij ontvangen het bericht dat die gymuren een ondergeschoven kindje zijn. Dat kan echter niet, want een gezonde geest zit in een gezond lichaam.
De heer De Liefde (VVD): De heer De Mos sprak over subsidie voor de As-Soennah moskee. Ik neem aan dat hij bedoelt dat dit geldt voor alle vormen van subsidie die ervoor bedoeld zijn om gescheiden sporten te bevorderen en dus niet alleen voor subsidie aan dat soort instellingen.
De heer De Mos (PVV): Op die vraag antwoord ik bevestigend. Dat geldt voor alle soortgelijke subsidies, absoluut.
De voorzitter: We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de commissie. Ik stel voor dat wij om 18.50 uur verdergaan. Ik wens de minister en haar ambtenaren succes toe met het voorbereiden van het antwoord. De anderen wens ik smakelijk eten toe.
De vergadering wordt van 17.15 uur tot 18.50 uur geschorst.
De voorzitter: We gaan verder met de eerste termijn van de minister. Zij kiest niet voor een beantwoording in blokjes. De leden kunnen dus interrumperen wanneer zij dat wensen. We hebben tot 23.00 uur de tijd, maar we hoeven niet al die tijd te benutten. Mocht het uit de hand lopen met het interrumperen, dan zal ik de leden beperken. Dat doe ik echter liever niet. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Schippers: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden hartelijk voor hun inbreng en de vragen in eerste termijn. Een aantal dingen in mijn inbreng en in die van de leden komt sterk overeen. Ik denk dat dit heel goed nieuws is. Naarmate er immers een groter politiek draagvlak is voor bepaald beleid, kunnen we meer met elkaar bereiken.
Veel mensen hebben gesproken over het belang van sport, wat sporten voor mensen doet en wat het voor hen betekent. Ik deel alle woorden die daarover zijn gezegd. Sport is met name een activiteit van mensen zelf. Gelukkig doen dagelijks hele volksstammen aan sport. Dat doen zij omdat zij het lekker vinden om te sporten. Zij doen dat ook omdat ze vrienden treffen en omdat het leuk is. Dat gaat eigenlijk dus heel erg goed. Sport wordt grotendeels ook door mensen zelf mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld in sportverenigingen. Al die vrijwilligers zijn daarvoor iedere dag in touw. Wat dat betreft is sport echt iets wat drijft op particulier initiatief. Mensen beoefenen sport en diezelfde mensen maken het ook mogelijk om aan sport te doen.
Ik signaleer wel dat er van sportverenigingen steeds meer wordt gevraagd. Wij willen dat ze actief zijn in achterstandswijken, dat zij in en om de school allerlei activiteiten ontplooien om jongeren meer aan het sporten te krijgen, dat ze actiever worden om mensen die chronisch ziek zijn of die een handicap hebben te stimuleren om aan sport te doen en wij willen graag dat ze wat actiever worden op het gebied van de ouderensport. Verder vragen wij van sportverenigingen dat ze samenwerken met scholen en met naschoolse opvang. Bij de uitvoering van de maatschappelijke taken door die sportsector is naar mijn idee een ondersteunende en faciliterende rol weggelegd voor de overheid. Het is niet de bedoeling om in de weg te lopen waar mensen zelf prima uit de voeten kunnen, maar het is wel de bedoeling om met de sportsector samen te werken. Dat dient niet alleen te gebeuren met de gevestigde orde. Ook nieuwe initiatieven die een belangrijke meerwaarde hebben, moeten door diezelfde overheid verder worden gebracht als dat kan.
Een belangrijke partner is ook de gemeente. Ik heb het vandaag ook al gehoord: de gemeente is de overheid die het meest investeert in de sport, namelijk 1 mld. De overheid bestaat niet alleen uit VWS maar, als we het hebben over sport bij en om scholen en bij de naschoolse opvang, hebben we veel te maken met onderwijs en veiligheid. Als het in een wijk niet veilig is, ga je daar ook niet hardlopen. Allerlei departementen, waaronder het ministerie van Economische Zaken, hebben eigenlijk ook met sport te maken. Sport is dus niet van VWS alleen. Sport omvat een heel breed terrein in de maatschappij, dus ook binnen de overheid. Vergeet ook niet alle andere partners die mensen stimuleren om te sporten. Denk aan het bedrijfsleven. Veel bedrijven hebben sportfaciliteiten op het werk. Dat is ongelooflijk belangrijk. Bedrijven ondersteunen sportactiviteiten financieel. Heel veel partijen moeten elkaar versterken in plaats van dat ze elkaar belemmeren of tegenwerken. Wat dat betreft zou je ook een mooie rol kunnen zien voor de overheid, namelijk het bundelen van die krachten en die de juiste richting op sturen.
Begin volgend jaar wil ik een beleidsbrief uitbrengen met een subsidiekader voor de komende periode. Ik kan nog niet precies zeggen wat er in die beleidsbrief zal staan, want dan had ik die wel gestuurd. De Kamer kan in elk geval verwachten dat die niet erg lang zal zijn en dat daarin niet heel veel algemene teksten zullen staan. Die brief zal to the point geschreven zijn en daarin zullen robuuste programma's staan. Dat zeg ik onder anderen tegen mevrouw Leijten, want ik ben het volledig met haar eens dat niemand er iets aan heeft als er steeds met een nieuw projectje wordt gestart dat uiteindelijk weer inzakt. De dingen die goed werken, moeten we behouden en versterken en we dienen vooral te stoppen met de niet-succesvolle dingen. Laten we ons vooral richten op structurele maatregelen en structurele samenwerking. Laten we dat sportbeleid wat robuuster maken.
De afgelopen jaren is er veel uitgevonden. Laten we daaraan een grootschalig gevolg geven. Op voorhand noem ik een paar prioriteiten die ik voor mij zie. De eerste prioriteit die ik noem, betreft het terugbrengen van sportvoorzieningen in de wijk. Gelukkig heb ik dat punt vandaag van veel woordvoerders gehoord. Ik vind dat echt een ongelooflijk belangrijk aandachtspunt. Als je kijkt in de wijken en de dorpen in Nederland, zie je dat alle sportvelden de bebouwde kom uit zijn gedrukt en dat speelveldjes vol worden gebouwd. Wat is er heerlijker dan je kind na het avondeten nog even te laten honkballen op een veldje om de hoek? Dat veldje moet er dan wel zijn en dat moet niet vol liggen met hondenpoep, om maar even praktisch te zijn. Dat veldje moet ook veilig zijn, zodat je je kind ernaartoe durft te sturen. Laten we nagaan hoe we een en ander gezamenlijk kunnen versterken. In die wijk is vaak ook een school met een schoolplein. Hoe kunnen we verbindingen leggen met de school en de mensen die daaromheen wonen om te bewerkstelligen dat van dat schoolplein gebruik kan worden gemaakt? Het versterken van de bestaande faciliteiten in die wijken, zal dus ook een prioriteit zijn.
Het is de ambitie om sportevenementen beter te benutten. Afgelopen weekend was ik aanwezig tijdens het EK zwemmen en een paar weken geleden was ik bij het WK turnen. Dat zijn echt grote evenementen. Het is geweldig om daarbij te zijn. Als je daar bent, zindert het van de activiteiten van al die vrijwilligers. Zij maken dat allemaal mogelijk. Het is gigantisch om te zien dat het WK turnen twee weken lang heel veel vrijwilligers op de been heeft gebracht. Dat is gigantisch! Ze hadden daar ook een hal waar kinderen uit de buurten konden sporten. Zij konden daar kennismaken met de turnsport. Het was echt geweldig! Ik zou heel graag willen dat heel veel mensen wisten dat dit er is. We moeten een en ander veel breder uitdragen, zodat de spin off van een dergelijk evenement nog veel groter wordt. We zouden ons moeten buigen over de vraag hoe we dat veel meer kunnen oppakken en vergroten.
Het derde belangrijke aandachtspunt is het zerotolerancebeleid ten aanzien van geweld en agressie in de sport. Verschillende commissieleden, met name de heer Van Dekken, mevrouw Leijten en de heer De Liefde, hebben het daarover gehad. Het is ongelooflijk belangrijk om veilig te kunnen sporten. Het dient dus gevrijwaard te zijn van agressie. Het is belangrijk dat een goede sportvoorziening in de wijk veilig is, zodat je je kind daar met een gerust hart kunt laten sporten. Sporten doe je immers voor je plezier. Als je kijkt naar de harde cijfers, zie je dat 20% van de sporters en de toeschouwers slachtoffer is geworden of getuige is geweest van ongewenst gedrag. Het is echt schokkend om te zien hoeveel scheidsrechters ontzet moeten worden in een gemiddeld weekendje sporten, bijvoorbeeld gewoon voor een jeugdcompetitie voetbal. Een aantal mensen moet dan vanwege de onveilige situatie onder begeleiding naar huis. Het gaat dan om een voetbalwedstrijd waaraan jongetjes van twaalf jaar deelnemen. Dat zij zo gewelddadig zijn, is echt niet te accepteren. Als de samenleving grof wordt, vind je dat vanzelf terug in de sport. Er is sprake van communicerende vaten. Als een profvoetballer een andere voetballer in zijn nek bijt, zien alle fans van die bijtende speler dat – zij hebben een foto van hem boven hun bed hangen, want het is hun voorbeeld – en dan is dat voor die mensen voorbeeldgedrag. Dat heeft een enorme impact. Ook het gedrag van ouders die aan de kant staan en de scheidsrechter uitschelden, heeft een enorme uitstraling naar de kinderen op het veld. Voor trainers geldt hetzelfde. Als je kijkt naar Studio Sport, zie je hoe scheidsrechters door trainers worden aangepakt en dat zij bijvoorbeeld hele harde overtredingen voor de camera bagatelliseren. Dat heeft een enorme impact in de huiskamer. Dat leidt ertoe dat we het normaal vinden dat die overtredingen worden begaan. We gaan dat zelfs zo normaal vinden dat er getraind wordt om een overtreding op zodanige wijze te maken dat die net niet wordt gezien. In die trainingen worden dan wel verkeerde voorbeelden gegeven.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik deel de zorgen van de minister over geweld en agressie in de sport. Ik vraag mij echter wel af welke maatregelen zij daartegen wil nemen.
Minister Schippers: Dit is de inleiding. Ik wil hierover nog heel even doorpraten, als u het niet erg vindt.
Het is heel lastig. Ik kan namelijk geen wet afkondigen waarin staat dat elke speler die een ander in zijn nek bijt, die sanctie krijgt. Dat ligt wat genuanceerder. Er gebeurt echter wel het nodige. Ik zie een Masterplan arbitrage. We hebben nieuwe scheidsrechters geworven, zodat zij beter ondersteund worden. Er is een programma Samen voor sportiviteit & respect. Elf sportbonden zijn daarbij betrokken. Zij stellen zich tot doel om sporten voor iedereen veilig en plezierig te maken. Dat is allemaal heel belangrijk. Sportbonden moeten ook van elkaar leren, maar ik vind het absoluut onvoldoende en ik ben van mening dat we daaraan een veel krachtiger gevolg moeten geven. Het punt is dat een sportbond het niet alleen kan. Die maakt wel de spelregels, maar die sportbond kan niet alleen die verruwing op dat veld keren. Een scheidsrechter kan fluiten en een wedstrijd stil leggen, maar daarmee kan hij die verruwing in zijn eentje niet keren.
Laatst hoorde ik dat een kleedkamer was leeggeroofd, maar dat de politie niet eens kwam om een en ander op te nemen. Daarmee gaf zij een verkeerd signaal aan de kinderen, wiens spullen daar «gejat» zijn. Als het in de kolom komt en het OM de zaak seponeert, geeft het daarmee een verkeerd signaal af aan die kinderen. Als we het over sport en kinderen hebben, ben ik er echt een voorstander van om de krachten te bundelen. We moeten dus met zijn allen gaan kijken hoe we dit kunnen keren en afspreken «tot hier en niet verder». We moeten dit niet accepteren, want het is onze sport die verziekt wordt en het is echt veel erger dan ik dacht. Bij de Preventienota of bij de begroting – dat weet ik niet meer precies – heb ik gezegd dat er echt een actieplan moet komen, zero tolerance, tegen agressie en geweld in de sport. Daarbij moeten alle partijen een rol spelen die hierbij een rol kunnen spelen en er dienen concrete maatregelen te worden genomen waaruit het volgende spreekt: tot hier en niet verder!
Mevrouw Dijkstra (D66): Dat is een duidelijk antwoord van de minister. Het is in zoverre duidelijk dat we natuurlijk allemaal vinden dat die agressie en dat geweld een halt moeten worden toegeroepen. Ik heb echter nog niet helder voor ogen hoe de maatregelen eruit zullen zien, maar ik begrijp van de minister dat zij daarop later terugkomt in de vorm van een actieplan. Is dat juist?
De voorzitter: Zo begreep ik het wel, mevrouw Dijkstra.
Minister Schippers: Begin volgend jaar.
De heer Van Dekken (PvdA): In het verlengde hiervan merk ik het volgende op. Ik heb net een pleidooi gehouden voor het «schoonmaken» van het voetballen. U betrekt daar ook het amateurvoetbal bij. Kan ik het voorstel van de minister in die zin zien als antwoord op mijn vraag?
Minister Schippers: Ja, ik heb u ook genoemd, evenals de heer De Mos en de heer De Liefde. Alle leden hebben aangegeven welke zaken niet te tolereren zijn in de sport. Die sport is immers van ons allemaal. Wij willen allemaal dat onze kinderen, onze familieleden en iedereen die daarnaartoe gaat, veilig kan sporten. We moeten die sport dus met zijn allen «schoon» maken. Dat kan niet iedereen afzonderlijk doen. Ik wil de krachten dus echt graag bundelen en dit punt hoog op de agenda zetten. Dat doen we met zijn allen. Dat doen we ook in de politiek. Daarom ben ik ook heel blij met uw inbreng daarover.
De heer Van Dekken (PvdA): Dat betreft dus ook de combiregeling, de clubcard en andere attributen?
Minister Schippers: Ja, ik kom op de vragen over de clubcard en de voetbalwet later in mijn betoog terug.
De heer Van Dekken (PvdA): Anders zou ik voorstellen om dat erin op te nemen.
De heer De Liefde (VVD): Ik ben blij met het krachtige signaal van deze minister. De VVD-fractie ondersteunt dat dus van harte. Is zij ook voornemens om in dat actieplan aan te geven op welke wijze hieraan in budgettaire zin uitvoering gegeven kan worden? Er lopen nu enkele plannen en programma's. Betrekt de minister die daarbij, of komt er iets aanvullends?
Minister Schippers: Ik wil in dat actieplan scherp opschrijven wat we moeten doen om het tij te keren. Daarin wil ik voor elke partij afzonderlijk opnemen wat daarvoor nodig is. Iedereen heeft daarin immers zijn eigen inbreng. Het financiële plaatje wordt tegelijkertijd geschetst.
Een ander breed gedragen onderwerp in de commissie is sportvoorzieningen in de wijk. Daarmee ben ik heel content, want daarop wil ik van harte inzetten. Het is ongelooflijk belangrijk dat we goede sportvoorzieningen in de wijk hebben. Er zijn al veel voorzieningen en we moeten ook nagaan hoe we daarvan maximaal gebruik kunnen maken. We hebben schoolpleinen, clubs et cetera. Met maximaal benutten bedoel ik bijvoorbeeld openstellen voor andere gebruikers en dubbelgebruik. Het is ontzettend belangrijk dat iedereen in zijn buurt voldoende kan sporten en bewegen. Eerder merkte ik al op dat veiligheid daar wat mij betreft één op één bij hoort.
Gemeenten hebben de regie als het gaat om het accommoderen van sport. Zij kunnen zorgen voor multifunctioneel gebruik van accommodaties. Privaat initiatief moet daarin benut worden. Ik heb heel veel gesprekken gehad en veel gekeken en gelezen. Ik heb gezien dat er op dit terrein heel veel private initiatieven zijn. Ik noem de Cruyffveldjes, de Richard Krajicek Foundation, initiatieven van sportclubs die willen bijdragen, de basketbalbond, woningcorporaties enzovoorts. In de sportnota zal ik het beleid voor de komende jaren schetsen. Daarin wil ik ingaan op de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat al die private initiatieven elkaar versterken. Heel veel van die initiatieven vinden afzonderlijk van elkaar in steden plaats.
De heer De Liefde (VVD): De minister noemde de Cruijffveldjes en de Richard Krajicek Foundation. Zij werken volgens een vrij slim systeem. Dat houdt in dat zij een goed merk en een goed product hebben maar dat de rekening grotendeels bij de gemeente terechtkomt als er onderhoud nodig is, als grond beschikbaar moet worden gesteld, of als er iets dient te worden aangelegd. Het is een mooi marketing label, maar ik ben benieuwd of de minister ook ingaat op de vraag hoe we meer geld kunnen genereren.
Minister Schippers: Vaak is er sprake van een gedeelde rekening. Krajicek leidt bijvoorbeeld wel jonge sporters op tot coaches. Daarvoor worden studiebeurzen gebruikt. Vaak betreft het jongeren die uit een achterstandspositie komen. De foundation regelt vaak de bezetting van die veldjes. Vaak zijn meerdere partijen erbij betrokken, bijvoorbeeld de gemeente, de particuliere organisatie, de woningbouwcorporatie, de sportclub enzovoorts. Ik vraag mij af hoe wij de krachten van die partijen kunnen bundelen met als doel om daadwerkelijk grotere stappen te zetten dan we nu doen.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): De minister gaf net aan dat ze de private initiatieven gaat bundelen in de sportnota en dat zij de good practices eruit gaat halen. Dat is een prima initiatief. Ook gaf zij aan dat de gemeente een belangrijke rol vervult bij maatschappelijke taken. Gaat zij in de sportnota ook in op de mogelijkheid om het budget voor sportaccommodaties en dat voor gymzalen geïntegreerd in te zetten met als doel, dit soort initiatieven in de wijk tot stand te brengen?
Minister Schippers: Er is mij gevraagd of ik bepaalde dingen in een gemeente zou willen doen om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de bezuinigingen niet terugslaan op sport. Mevrouw Dijkstra vroeg dat aan mij. Een gemeente heeft haar eigen democratie. Zij bepaalt hoeveel geld zij vrijmaakt en waar zij dat heen stuurt. De gemeente zal niet accepteren dat ik zeg op welke terreinen zij mag bezuinigen en op welke niet. Dan zal de gemeente zeggen dat zij over haar eigen budget gaat. Zo liggen de verhoudingen natuurlijk wel. Dat neemt niet weg dat ik ervoor wil gaan dat ervoor gezorgd wordt dat een sportclub in de wijk bijvoorbeeld iets met de naschoolse opvang organiseert. De vraag is of men elkaar dan kan versterken. Er is enerzijds namelijk sprake van een faciliteit die grotendeels dicht zit en anderzijds is er behoefte aan faciliteiten.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik vroeg niet aan de minister of zij haar portemonnee wil trekken. Ik snap dat ze in deze tijden ook terughoudend moet zijn. Als ik het goed begrijp, zegt de minister dat zij zeker zal nagaan of het Rijk bepaalde zaken kan stimuleren, zodat de gemeente dit soort ontwikkelingen beter op poten kan zetten in de wijk. Klopt dat?
Minister Schippers: Ja, ik denk dat het van groot belang is dat we met name in die wijken nagaan hoe we de faciliteiten maximaal kunnen benutten. We moeten nagaan op welke wijze we belemmeringen kunnen wegnemen om die zaak over en weer open te stellen. Die belemmeringen zijn er wel degelijk. Ik zal er één noemen. Kampong, een voetbalvereniging, heeft reclameborden hangen van Heineken. De Reclame Code Commissie heeft gezegd dat als er meer dan een bepaald percentage jongeren op een bepaald moment is, zij een probleem heeft met de sponsoring aan de hand van die Heineken borden. Overigens weet mevrouw Leijten hier alles van want zij heeft mij hierover vragen gesteld. Ik kan nu wel zeggen dat daar een prachtige gelegenheid ligt om te combineren met de naschoolse opvang, dan kan de voetbalclub in theorie zeggen: dat is leuk maar die naschoolse opvang levert mij bijna niets op terwijl dat contract met Heineken mij wel wat oplevert. Dat zijn allemaal barrières die je tegenkomt als je verbanden wil leggen. Ik zal die belemmeringen zeker beschrijven in de nota waarmee ik kom.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik maak graag nog even een opmerking. De borden waarover de minister spreekt, staan inmiddels niet meer op de velden. Ik weet dat bij toeval want ik hockey bij Kampong. Bovendien hebben ze daar gelukkig kinderopvang.
De voorzitter: Wellicht hebben de Kamervragen dan toch zin gehad.
Minister Schippers: Het bevestigt natuurlijk wel het probleem dat bepaalde belangen tegenstrijdig kunnen zijn. Ik wilde dat hiermee illustreren. Er moet goed gekeken worden waar de barrières liggen om dingen voor elkaar te krijgen in relatie tot het delen van faciliteiten.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik reageer hier graag op. Het interessante van het geval van Kampong vind ik juist dat de problemen opgelost zijn. Die barrières zijn kennelijk te overbruggen. Mevrouw Bruins Slot zei al dat Kampong juist bekend staat om het goed lopen van de naschoolse opvang
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik wilde deze opmerking alleen even maken. Het is niet zozeer een vraag als wel de opmerking dat ouders die zich zorgen maken, aan het woord komen en dat ze er uiteindelijk uitkomen met de club en Heineken. Dat kan ook.
Minister Schippers: Ik wilde duidelijk maken dat in een situatie waarin gelden steeds schaarser worden, zoals in crisistijd, en bedrijven minder sponsoren en verenigingen het moeilijker krijgen omdat gemeenten minder subsidiëren, zaken strijdig kunnen zijn met elkaar. Enerzijds is er een Reclame Code Commissie die de sponsoring met die borden beziet, anderzijds is er interesse in het openstellen van de faciliteit voor kinderen. Die dingen kunnen met elkaar wrijven. Het is mogelijk dat een sportvereniging dan besluit om niet over te gaan op naschoolse opvang omdat het geld dat daarmee verdiend wordt, niet opweegt tegen een sponsorcontract. Zo zullen er meer punten zijn bij het aangaan van verbanden.
Subsidies voor evenementen wil ik graag strategisch gebruiken. Sportevenementen hebben uiteraard een waarde in zichzelf. Daarvoor doen wij het ook. Er zit daarnaast een maatschappelijke betekenis aan. Ik vind dat wij evenementen daarvoor beter kunnen benutten. Ik krijg regelmatig nieuwe bids om allerlei grootse sportevenementen binnen te halen. Ons beleid is om positief naar die bids te kijken in de zin van: hoe kunnen wij dat ondersteunen? Daarbij geldt een aantal condities: wat is de betekenis voor de samenleving, de internationale positie van Nederland en wat is de uitstraling naar onze jongeren? Als wij zoiets naar Nederland halen, dan moeten jongeren echt weten dat het in Nederland is. Dat moeten wij veel meer uitdragen.
Ik beantwoord de vragen. Ik weet niet hoe die geordend zijn. Ik begin met mevrouw Leijten en zij was zeker niet de eerste spreker. Mevrouw Leijten, mevrouw Dijkstra en anderen hebben gesproken over meer sportlesuren. Iemand sprak van drie tot vijf lesuren per week. Ik heb ooit als woordvoerder gezegd, en dat vind ik nog steeds, dat vijf uur sport per week, iedere dag een uur, mij ideaal lijkt. In het regeerakkoord zijn wij niet zo ver gekomen en zijn wij blijven hangen op drie uur. Dat is een uur meer dan wij nu hebben. Voor mij is het een prioriteit dat wij van twee naar drie uur gaan. Daarop zet ik in. In dit verband kan worden gekeken naar de pabobevoegdheden, waar overigens mijn collega van Onderwijs over gaat. Er kan echter ook worden gekeken naar een andere invulling van het lesuur. Dat hoeft natuurlijk niet altijd alleen maar door een leerkracht op school te gebeuren. Dat extra uur kan ook worden ingevuld door een sportvereniging. Ik zie ook gebeuren dat er een uitwisseling plaatsvindt tussen scholen en sportverenigingen en dat leerlingen in een aantal groepen één uur in de week een sport kunnen uitproberen, zes weken lang. Vervolgens kunnen zij in de volgende zes weken een heel andere sport proberen. Veel ouders vinden dat ook plezierig; het scheelt lidmaatschappen. Door deze manier van organiseren kan het kind bezien welke sport bij hem of haar past.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Waarom die bescheidenheid in het aantal uren, van twee naar drie? Vijf uur is mogelijk als sportverenigingen daarbij worden betrokken.
Mevrouw Leijten (SP): Voor het gemak stel ik daar een vraag achteraan. De motie-Zijlstra ging over jongeren en overgewicht. Die is vorig jaar door de Kamer aangenomen. Krijgen wij daarvan nog een uitwerking? Komt die van OCW of van u, of doet u het gezamenlijk? Op welke termijn kunnen wij die verwachten?
Minister Schippers: Ik zou vijf uur sport per week ook ideaal vinden, maar die uitbreiding is een hele organisatie en een aanslag op financiële middelen. Niets is voor niets in de wereld, zei iemand hier al. Ik vind dan ook dat wij er stapsgewijs naartoe moeten werken. Ik ben al heel blij dat de ambitie geformuleerd is om de inzet met 33% te verhogen. Informatie over de motie-Zijlstra wordt opgezocht.
De heer De Mos vroeg mij of wij de voetbalwet kunnen modelleren naar Engels model. Hij stelde bovendien voor om als de voetbalwet goed werkt, de clubcard af te schaffen. De clubcard is ingevoerd als onderdeel van een integraal beleid om het voetbalvandalisme te bestrijden. Veel mensen waren er blij mee dat dat bestreden werd want dat was hard nodig. Het systeem is niet voor niets bedacht. Iedere betaaldvoetbalorganisatie geeft daaraan zijn eigen invulling. Die clubcard kent zeker grote beperkingen. Ik erken dat het heel lastig is dat je niet meer zoals vroeger, gewoon spontaan naar een voetbalwedstrijd kunt gaan. Ik vind dat ook een grote belemmering. De heer De Mos zei: als de voetbalwet werkt, dan zou ik de clubcard graag afgeschaft zien. Het punt is dat die voetbalwet net door de Eerste Kamer is aangenomen. Die is eigenlijk nog niet eens echt in werking getreden. Ik vind het belangrijk dat die eerst in werking treedt. Als die voetbalwet dan goed werkt, prima, dan kunnen wij naar stap twee. Dan kunnen wij van die clubcard af. Als die voetbalwet echter niet goed werkt, dan kunnen wij niet naar stap twee. Dan moeten wij eerst de andere suggestie volgen, namelijk de wet aanscherpen. Laten wij eerst kijken hoe die wet, die het parlement net zelf heeft gemaakt, in de praktijk werkt.
De heer De Mos (PVV): Als deskundigen en politie nu al zeggen dat die wet niet gaat werken, kunnen we daar dan niet versneld naar kijken? Wij lopen anders nu al achter de feiten aan. De deskundigen en de politie zeggen heel duidelijk dat de voetbalwet never nooit gaat werken. Dan is het misschien zinvol om die wet nu al aan te passen, zodat die wel werkt. Dan kunnen wij ook sneller af van die clubcard.
Minister Schippers: Het punt is dat wij dit soort dingen moeten bedenken op het moment dat wij als parlement een wet maken. Zonder overdrijven: de inkt van die wet is nog niet droog. Die is net door de Eerste Kamer heen. Ik vind het jammer dat dat wetsvoorstel niet scherper geamendeerd is toen dat hier lag. Het is tamelijk slordig om wetsvoorstellen aan te nemen en deze, voordat ze eigenlijk in werking zijn getreden, terug te nemen en weer aan te scherpen. Ik ben er voorstander van om de wet die we zelf hebben gemaakt, eerst te laten werken, de vinger aan de pols te houden en bij te sturen als dat nodig is.
De heer De Mos (PVV): Ik stel graag nog een vervolgvraag over de clubcard. In deze tijd van crisis lopen veel BVO's inkomsten mis door de clubcard omdat mensen moeilijker het stadion binnenkomen. Wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat clubs in deze barre tijden toch inkomsten binnenkrijgen?
Minister Schippers: Het lijkt mij ook een motivatie voor de clubs om mogelijke verbeteringen en aanpassingen van de clubcard door te voeren. Die clubcard is van henzelf. Ik vind het met u eigenlijk schandalig dat wij dit soort dingen nodig hebben in Nederland, maar blijkbaar hebben wij in de huidige situatie nog steeds dit soort systemen nodig.
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. De minister is helder en de VVD-fractie ondersteunt haar pleidooi om de voetbalwet eerst zijn werk te laten doen. Ik ben wel heel erg nieuwsgierig naar hoe die gaat uitpakken. Is het wellicht mogelijk om aan het einde van het voetbalseizoen een korte evaluatie te houden van de werking van de voetbalwet, inclusief mogelijke aanpassingen?
Minister Schippers: Ik vroeg mijn ambtenaren naar de ingangsdatum van die wet, want volgens mij is die nog niet eens ingegaan. Ik hoor nu dat de wet net van kracht is geworden, per 1 september 2010. Zo'n wet moet ook wel even de tijd krijgen. Als er zo weinig vertrouwen is in de Kamer in die wet, dan maak ik mij zorgen over het wetgevingsproces, als ik zo vrij mag zijn.
De heer De Liefde (VVD): Ik ben gewoon heel nieuwsgierig naar hoe die wet gaat uitpakken, net als een aantal anderen. Ik geef daaraan op dit moment nog geen kwalificatie. Ik kan mij wel goed voorstellen dat wij bij een voetbalwet aan het einde van het voetbalseizoen een beetje een beeld hebben van hoe die is toegepast door burgemeesters; hebben zij maximaal gebruikgemaakt van de mogelijkheden? Dat weegt voor de VVD-fractie zwaar. We maken de wetten niet voor niets. Zij moeten wel gebruikt worden door degenen die de tools in handen krijgen. De VVD-fractie hoort daarover graag meer. Ik doe de suggestie van een evaluatie aan het einde van het voetbalseizoen.
Minister Schippers: Na zes weken ministerschap onderscheid ik een aantal grote valkuilen. Je bent heel snel geneigd om onderzoek te laten doen en te laten evalueren, terwijl je een heel klein budget hebt. Ik ben van plan om zoveel mogelijk budget te steken in het doen van dingen. Ik wil budget voor sport ook besteden aan sport, niet aan onderzoek, evaluatie en andere zaken. In de wet is een evaluatietermijn opgenomen. Als er in het eerste jaar signalen komen dat de evaluatie echt naar voren moet worden gehaald, dan zal ik daarop zeker inzetten. Ik ben echter van mening dat wij die wet eerst moeten laten werken.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Er wordt geroepen om een evaluatie van de voetbalwet. Een tijdje geleden vond er voorafgaand aan de wedstrijd Nederland-Zweden een debat plaats over voetbal en veiligheid. Er waren inderdaad wat mensen die riepen dat de voetbalwet zo snel mogelijk moet worden geëvalueerd. Toen was die nog niet eens ingevoerd. Dat wil wel iets zeggen over de gekte daaromtrent. Laten wij hopen dat wij die voetbalwet niet nodig hebben. Daar gaat het natuurlijk om. Die voetbalwet is een wettelijk kader om te straffen waar dat moet. Als het moet, dan moet er ook hard worden gestraft. Het streven moet er natuurlijk op gericht zijn, zeker vanuit de BVO's, de politie en justitie, dat het voetbalgeweld gewoon niet plaatsvindt.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
De heer Van Dekken (PvdA): Nee, het is meer een opmerking.
De voorzitter: Maar dan gaan wij verder.
Minister Schippers: Ik kom op een heel ander onderwerp, namelijk op de vraag over kinderen en lage inkomens. Dat is een vraag van mevrouw Dijkstra, mevrouw Leijten en de heer Van Dekken. Hoe gaat u ervoor zorgen dat elk kind dat wil sporten, kan sporten? Mijn antwoord daarop is: door in de wijken en de dorpen faciliteiten te hebben waar een kind gewoon met zijn gymschoenen kan sporten. Daarbij spelen veiligheid en ruimte een rol. De tweede component van de vraag ging specifiek over het Jeugdsportfonds. Ik benadruk in dit verband dat gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor het armoedebeleid. In een uitkering zitten componenten en in die componenten zitten allerlei dingen waarvan wij menen dat men die moet betalen, ook als men een uitkering heeft. Als men daarmee tekort komt, dan is er gemeentelijk beleid. Heel veel gemeenten voeren een dergelijk beleid bijvoorbeeld aan de hand van de bijzondere bijstand of met potjes van waaruit allerlei gewenste maatschappelijke activiteiten kunnen worden gestimuleerd. De inkomensherverdeling loopt via de belastingen. Ik heb er dus een beetje moeite mee dat geld dat bijvoorbeeld bestemd is voor zorg, wordt gebruikt voor inkomensherverdeling. Het amendement van mevrouw Dijkstra wordt gedekt met middelen voor de hielprik, onderzoek naar borstkanker en uitstrijkjes. Ik vind dat geen goede dekking voor een Jeugdsportfonds, dat spijt me wel. Het gaat mij enerzijds om het principe dat het armoedebeleid in Nederland primair bij gemeenten ligt en anderzijds dat het niet via dit soort begrotingen moet worden gefinancierd met geld dat bestemd is voor inhoudelijke doelstellingen. Overigens is naar aanleiding van de motie-Dijsselbloem, door het Rijk gestimuleerd, een infrastructuur van dit fonds opgezet. Met het beschikbare geld wordt het fonds niet gevuld, maar kan het Jeugdsportfonds zich wel zodanig opstellen dat het inkomsten kan genereren van allerlei particuliere organisaties; dat doet men met collectes. Ik ben bereid om het fonds nog even te steunen in het verder opzetten van die infrastructuur zodat het zijn format over heel Nederland kan uitrollen. De vulling van het fonds verzorgt men zelf op creatieve manieren, via collectes en Rotary clubs.
Mevrouw Dijkstra (D66): Wat bedoelt de minister precies met «om het fonds nog even te steunen»?
Minister Schippers: Het gaat over een paar jaar. Ik heb hier staan: drie jaar, € 150 000 Dat gaat over de uitrol van het format. Het is de bedoeling dat de infrastructuur zo op poten wordt gezet dat het fonds zichzelf kan vullen en dat het zelf de uitkeringen kan verzorgen. Het is geen vulling van het fonds.
Mevrouw Dijkstra (D66): Voor de minister telt niet dat met een extra financiële impuls voor het fonds 20 000 kinderen extra kunnen sporten die nu niet kunnen sporten? Zij geeft net zelf aan hoe belangrijk het is dat de jeugd dat doet.
Minister Schippers: Dat is op verschillende manieren te bereiken. Als er 10 mln. in wordt gestort, dan kunnen er misschien 40 000 kinderen extra sporten. Een free ticket bestaat echter niet. Uw amendement wordt gedekt vanuit RIVM-gelden. Het geld moet ergens vandaan komen. Ik vind het van belang dat de infrastructuur van dit fonds op orde komt zodat het zelf het goede werk kan voortzetten. Ik moet echter ook geld overhouden voor het sporten in de wijken; die ruimte is voor iedereen beschikbaar, of men nu arm is of net niet meer, volgens de criteria. Die inzet is breder.
Mevrouw Dijkstra (D66): Als er problemen zijn met de dekking, dan kunnen wij daar natuurlijk altijd nog naar kijken. Het gaat mij meer om de vraag of wij het over het principe eens zijn. Ik begrijp van de minister dat zij er niet voor voelt. Ik zal met de andere fracties overleggen over steun voor mijn amendement.
Minister Schippers: Ik steek het geld om dat fonds te vullen, die 5 mln., liever in sport in de wijken en in de buurten waar iedereen die daar zin in heeft en tijd voor heeft op dat moment kan sporten.
De heer Van Dekken (PvdA): Jeroen Dijsselbloem is lid van de Tweede Kamerfractie van de PvdA. In die motie werd volgens mij de term «uitbreiden» gebruikt. Klopt dat?
Minister Schippers: De motie betrof 2010. Wij gaan nu 2011 in. Er is al een en ander gedaan aan het Jeugdsportfonds. Dat is uitgebreid. Bovenop die motie geef ik dat fonds de ruimte om het format over het land uit te rollen.
De heer Van Dekken merkte op dat de gemeenten de belangrijkste partners zijn. Hij vroeg wat te doen bij forse bezuinigingen door gemeenten. In 2009/2010 is een drieluikonderzoek uitgevoerd onder gemeenten, verenigingen en sporters om een beeld te krijgen van de gevolgen van de recessie voor sport. Het positieve nieuws is dat sporters aangaven niet snel geneigd te zijn om hun sport op te geven. Het gaat dan natuurlijk wel om mensen die al sporten. Maar goed, dat is positief nieuws voor verenigingen. Zij blijven verzekerd van een groot deel van hun inkomstenbron: de contributies. Ik kan evenwel niet voorspellen hoe de bezuinigingen op gemeentelijk niveau uitpakken. Ik kan daarnaar slechts gissen. Het zou mij verbazen als de sport in deze tijd van bezuinigen de dans helemaal zou ontspringen. Vier op de vijf gemeenten heeft ook aangegeven op sport te gaan bezuinigen. Dat zijn de feiten die ik ken.
Een groot aantal leden heeft gevraagd om meer geld voor sport uit kansspelen. Er is een aantal mogelijkheden dat ik op korte termijn zal verkennen. In het regeerakkoord staat dat er meer gelden vanuit de loterijen naar de sport moeten gaan. Daarbij is te denken aan extra trekkingen van bepaalde loterijen, zoals de Lotto. Ook is te denken aan een efficiëntere bedrijfsvoering bij die loterijen waarbij de efficiencywinst ten gunste van de sport kan komen. Ook is te denken aan een andere inrichting van de kansspelmarkt. Ik ben niet direct verantwoordelijk voor de kansspelmarkt maar ik ben wel in druk overleg met de staatssecretaris van Justitie hierover. In de Sportnota, die ik begin volgend jaar uitbreng, schets ik waar ik het geld vandaan haal.
Een aantal mensen zet vraagtekens bij de whereabouts-regeling; de heer De Liefde vroeg of die niet gemakkelijker of gebruiksvriendelijker kan. Ik ben blij dat de Kamer het doel van het antidopingbeleid ondersteunt. Ik had eerlijk gezegd ook niet anders verwacht. De uitvoering van de dopingcontroles, en dus ook van de whereabouts-regeling, is allereerst de verantwoordelijkheid van de sport zelf, het NOC*NSF, en de dopingautoriteit. Ik deel de zorgen van de Kamer over de proportionaliteit. Het is overigens niet zo dat men al bij één omissie, bijvoorbeeld omdat men een keer in de file staat, een sanctie krijgt. Een overduidelijke overmachtssituatie leidt niet tot een gemiste test. Desalniettemin is proportionaliteit heel belangrijk. Wij proberen in Nederland heel strak de groep topsporters te beperken. De groep die onder die heel strenge regels valt, is daardoor al teruggebracht tot ongeveer 400. Er vindt bovendien voortdurend overleg plaats met het WADA, met name vanuit de Raad van Europa. Nederland heeft daarin een forse inbreng. Het gaat niet snel, maar er worden wel resultaten behaald. Ik vind het echt belangrijk om in de EU met mijn collega's op te trekken. Het is onmogelijk om ons hieraan te onttrekken, tenzij wij zeggen dat onze sporters niet meer meedoen aan de internationale wedstrijden. Dat lijkt mij een tamelijk kansloze inzet. Wij moeten vooral proberen om gelijkgestemde ministers in Europa een grotere invloed te laten uitoefenen op deze club zodat er op dat snijvlak van de privacy verbeteringen worden aangebracht. Ik zal mij daarvoor zeker inzetten.
Mevrouw Leijten heeft gevraagd wanneer ik keuze van de stad bekend maak ten aanzien van onze olympische ambities. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt hard aan het ontwerp van een olympische hoofdstructuur. Dat is met de Kamer afgesproken. Daarnaast wordt er een verkenning gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten van het organiseren van de Olympische Spelen in Nederland. Deze verschillende ruimtelijke scenario's en de kosten-batenanalyse worden in het voorjaar van 2011 verwacht. Dan hebben we een beetje zicht op waar we het eigenlijk over hebben. Daarna zou ik pas de keuze willen maken.
De voorzitter: Ik geef mezelf nu de gelegenheid om namens mijn fractie te interrumperen. Via een motie is vorig jaar gevraagd om voor de zomer de stad bekend te maken. Voor die motie hebben het CDA, de VVD, de PVV, GroenLinks, D66, de PvdD en mevrouw Verdonk die er toen nog was, gestemd om de heel duidelijke reden dat de Kamer constateerde dat provincies en steden actief lobbyen en geld vrijmaken om naamdrager te worden. De Kamer was breed van mening dat dat geld beter naar de breedtesport kon. U kunt die duidelijkheid nu nog niet kunt geven – u bent al bijna een halfjaar later dan het in de motie genoemde tijdstip – maar kunt u in ieder geval wel de steden en de provincies die al dat reclame- en lobbygeld inzetten, manen tot wat voorzichtigheid en een betere besteding van die middelen?
Minister Schippers: Het klopt dat het eerder was toegezegd. Nu heb ik ernaar gekeken en denk ik: ja, we hebben allerlei onderzoeken en trajecten ingezet waarvan de resultaten over een paar maanden komen. Mij lijkt het handig om die af te wachten. Ik heb er weinig verstand van, maar ik ben het met u eens dat het tamelijk zinloos is, want het gaat nota bene om 2028. Het lijkt mij dus echt zinloos om daar heel veel geld in te steken. Ik kom dus vrij snel met een voorstel. Daarover ga ik overigens niet alleen; ook de kandidaat-stad doet dat, NOC*NSF en de rijksoverheid. Er wordt dus door een drietal over besloten. Nu de uitwerking van de motie al zo vertraagd is, verzoek ik de Kamer dringend om nog een paar maanden te wachten totdat de onderzoeksresultaten bekend zijn. Ik ben wel bereid om de potentiële kandidaten of steden die zich kandidaat achten, ertoe te manen rustig aan te doen met allerlei promotie. Dat lijkt mij zonde van het geld.
Stichting Service Médical is een heel sympathieke club van professionals met een groot sporthart die in hun vrije tijd bij sportevenementen aan de slag zijn gegaan. Dergelijk particulier initiatief valt enorm te waarderen. Heel lang werd dit soort initiatieven gefinancierd, zodat de activiteiten bij de sportevenementen konden worden verricht. Op een gegeven moment heeft de overheid zich afgevraagd of zij die ontzettend goede initiatieven nog moest financieren of dat zij moest nagaan wat zij op de velden nodig hadden om niet via het aanbod te financieren, maar via de vraag. Die omschakeling is al een aantal jaar geleden in gang gezet. Nu zijn er onder andere voor SSM, de Stichting Service Médical, afbouwsubsidies voor 2010 en 2011 ingezet. Eigenlijk heeft VWS destijds gezegd: we weten niet of er na 2011 ook nog wat nodig is. Toen heeft de Kamer gezegd bereid te zijn, op plannen van die stichting te wachten om na te gaan of de afbouw of ombouw helemaal vervolmaakt kan worden. Die plannen hebben wij nog niet gezien. Als we ze nog wel krijgen, zijn we zeker bereid om de stichting nog even te subsidiëren totdat zij een omslag in de goede richting heeft gemaakt.
Mevrouw Dijkstra (D66): Wat betekent dit concreet? Weet Service Médical dat dit van ze verwacht wordt?
Minister Schippers: Ik heb hierover stukken gekregen om me op dit debat voor te bereiden. Overigens had ik zonder dit debat al een brief binnengekregen naar aanleiding van mijn vraag hoe het precies zat. In die brief stond dat de hele omslag gefinancierd wordt, omdat we dat voor alle organisaties doen. Je kunt dus geen uitzondering voor een organisatie maken. Er zijn namelijk meerdere organisaties die zo gefinancierd werden. Die omslag moet naar vraaggestuurd. Een afbouwsubsidie is al toegekend. Bovendien hebben we gezegd dat we kunnen nagaan of we die omslag nog even moeten laten voortduren, maar dat we daarvoor plannen nodig hebben. In de stukken die ik heb, is dus ook aangegeven dat er plannen nodig zijn en dat er met een welwillend oog naar die plannen wordt gekeken.
Mevrouw Bruins Slot vroeg hoeveel werknemers er betrokken zijn bij Goud op de werkvloer en hoe het aantal werknemers bij de overheid kan worden vergroot. De bedoeling is niet dat we banen creëren, maar wel dat we de aansluiting vinden tussen de topsporters en de banen. Ongeveer 75 werkgevers bieden flexibele banen aan topsporters aan. 100 topsporters maken hiervan gebruik. Dat varieert van stageplekken tot fulltimebanen voor topsporters. Bij het Rijk werken drie topsporters, van wie een bij Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij heeft recentelijk op een WK nog een gouden medaille gewonnen, kan ik met trots vermelden. Het punt is een beetje dat Den Haag, waar de rijksoverheid natuurlijk zit, niet handig is in verband met trainingslocaties. Bovendien sluiten opleiding en interesse niet heel erg aan bij het Rijk. Wij zijn wel heel erg trots op onze topsporter bij Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Er zijn er ook nog twee bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het is met name belangrijk dat wij goed communiceren over de mogelijkheden, ook bij het Rijk, en dat er bekendheid wordt gegeven aan de regeling Goud op de werkvloer.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Hoe wordt er nu in de praktijk bekendheid gegeven aan die regeling?
Minister Schippers: Dat moet met name bij de doelgroep, dus bij de topsporters zelf. Zij moeten erop worden gewezen dat er mogelijkheden zijn en dat we al 100 topsporters hebben die er gebruik van maken. Vaak wordt dat natuurlijk ook onderling doorverteld, maar het is natuurlijk ook aan ons om dit bekend te houden in die groep.
Mevrouw Leijten stelde een vraag over de nieuwe vervoersregeling voor gehandicapte teamsporters. Tijdens het wetgevingsoverleg van 27 oktober 2008 heeft staatssecretaris Bussemaker de Tweede Kamer toegezegd voor 1 januari 2010 een structurele oplossing te vinden voor het vervoer van gehandicapte teamsporters. Per 1 januari 2010 heeft Volksgezondheid, Welzijn en Sport de verantwoordelijkheid voor het beheer en de uitvoering van de vervoersregeling voor gehandicapte teamsporters overgedragen aan het Fonds Gehandicaptensport. Met partijen is afgesproken dat het voorlopig een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om de kwaliteit van het vervoer van gehandicapte teamsporters te waarborgen. Volksgezondheid, Welzijn en Sport steunt het Fonds Gehandicaptensport in de eerste vijf jaar dan ook voor in totaal maximaal 1,8 mln.
Hoe kan het dat er onderbesteding is op het budget voor het stipendium? Is het mogelijk om dat geld in te zetten voor andere topsporters die niet door NOC*NSF zijn aangewezen? Deze vragen stelde mevrouw Leijten. Het aantal topsporters is inderdaad achtergebleven bij de verwachting. Dat is gevolg van het aanscherpen van de voorwaarde dat er een voltijdtrainingsprogramma wordt gedraaid. Het is juist de bedoeling dat we geen concessies aan de kwaliteit doen, dus het moeten echt topsporters zijn. We zijn daarom niet van plan om aan de eisen te zitten. Middelen die niet aan stipendia zijn uitgekeerd, worden wel ingezet om de onkostenvergoeding voor topsporters op peil te houden. Dat is nodig, want de recessie heeft ook hier toegeslagen. Wij zien dat een aantal langlopende deposito's tegen een hoge rente recentelijk zijn afgelopen, waardoor de rente-inkomsten sterk gedaald zijn. Daaruit werden wel de onkosten vergoed. Wij kunnen nu met wat er overblijft dus die onkosten afdekken.
Mevrouw Leijten (SP): Ik stel voor de zekerheid een korte vraag. Maakt het niet uitgeven van het hele stipendium en de inzet van het overgebleven bedrag voor de onkostenvergoeding dat topsporters minder kunnen worden toegelaten of zorgt u ervoor dat dit niet gebeurt?
Minister Schippers: Dat laatste. We gaan eerst kijken wie er allemaal een beroep op die regeling kunnen doen. Men moet aan de daarvoor gestelde eisen voldoen. Als dat het geval is, kunnen betrokkenen gewoon in die regeling. Toevallig is er nu zowel een onderuitputting op het stipendium als een daling bij de onkostenvergoeding, waardoor we het kunnen opvangen. Dat is eigenlijk een gelukje bij een ongelukje.
De heer De Liefde vraagt wanneer ik Kamer kan informeren over de Beweegkuur, die is ingezet om mensen met ernstig overgewicht of een chronische aandoening, bijvoorbeeld diabetes, zelf op een laagdrempelige wijze en positief aan hun gezondheid te laten werken in plaats van medicatie te laten slikken. De vraag is of het nodig is om die in het pakket op te nemen. Daarover is nog niet besloten, maar ik kom er over enkele maanden op terug in de nieuwe sportnota. Ik wil eerst de voor- en nadelen, de kosten en de opbrengsten, maar ook het beperken tot een doelgroep c.q. juist het breed inzetten van het geld op een rijtje zetten.
De voorzitter: Kort, mijnheer De Liefde.
De heer De Liefde (VVD): Mag ik uit de beantwoording opmaken dat die 10,9 mln. tot die tijd niet wordt uitgegeven?
Minister Schippers: In de sportnota stel ik voor hoe ik het geld wil uitgeven. Daarop kan de Kamer dan schieten. Als ik het aan de verkeerde dingen uitgeef, kan zij zeggen dat ik het aan de goede dingen moet uitgeven.
Mevrouw Bruins Slot vindt het jammer dat maatschappelijke stages bij sportclubs vooral worden gelopen door mensen die al sporten. Zij vroeg of ik daaraan ik iets wil doen. Dat wil ik eigenlijk niet, want ik zou het vreselijk vinden om een sportclub op te zadelen met iemand die echt walgt van sport. Arme sportclub die zo iemand op zijn dak krijgt. Laten we daar nu niet aan beginnen. Ik vind dat in de zorg ook belangrijk. Je moet bovendien toch enige affiniteit hebben met waar je je maatschappelijke stage loopt. Ik wil ook helemaal niet heel Nederland aan het sporten krijgen. Als mensen echt een hekel hebben aan sport, is het mijn bedoeling om ze aan het bewegen te krijgen. Mensen kunnen ook lopend naar hun bestemming of de trap nemen in plaats van de lift. Dat is bewegen; daartoe wil ik mensen verleiden. Ik wil mensen niet coûte que coûte en tegen hun zin een maatschappelijke stage bij een sportclub laten lopen.
Waarom lopen we achter met de combinatiefunctionarissen, wat is het effect daarvan en wat is er gebeurd met het geld dat gemeente niet hebben uitgegeven? Volgens mij heeft bijna iedereen hiernaar gevraagd. De tweede en de derde tranche zijn inderdaad niet volledig ingevuld doordat een heel aantal gemeenten niet meedoet of deelname uitstelt vanwege bijvoorbeeld financiële perikelen. Nu is de regeling dat de gemeenten na het eerste jaar 60% moeten cofinancieren. Dat is dan wel een regeling die blijft, dus geen afbouwregeling van 80%-60%-40%. Het is 60% na een jaar en dat blijft zo. Het Rijk financiert dus 40% van deze functionarissen structureel. Verder kunnen gemeenten niet zelf het aantal combinatiefuncties kiezen, maar is er sprake van een alles-of-nietsprincipe. Dat is een heel grote hobbel voor het realiseren van het aantal. Je neemt ze dus of allemaal of je krijgt niets. Zo is het eigenlijk. Verder zijn er gemeenten die wel deelnemen, maar niet direct de aantallen realiseren die zijn afgesproken. Bij de eerste tranche was dit het geval, maar na een jaar zijn de resultaten bijgetrokken naar de afgesproken norm. Er wordt kwalitatief onderzoek verricht naar de effecten van de combinatiefunctionarissen op lokaal niveau. Het gaat hier om de volgende doelstellingen: het versterken van verenigingen en meer sporten en bewegen. Dit zal de komende jaren worden uitgevoerd. In 2012 wordt de eindrapportage opgeleverd. Het is lastig om de effecten van de combinatiefuncties meetbaar te maken, terwijl ze net zijn ingevoerd. Dat is natuurlijk altijd een beetje lastig. Er zijn al wel genoeg voorbeelden bekend van positieve effecten van combinatiefuncties. Zo is in Eindhoven bij het speciaal onderwijs een combinatiefunctionaris aangesteld die tevens werkzaam is bij sportverenigingen. Hierdoor gaan meer kinderen uit het speciaal onderwijs met succes bij die sportverenigingen sporten en is er letterlijk een drempel weggenomen. Als gemeenten het geld in het eerste jaar niet uitgeven, kunnen zij dit op de gemeentelijke begroting voor het jaar erop reserveren. Het is voor ons niet mogelijk om het geld terug te halen bij deze gemeente, omdat het een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds betreft. We hebben wel een gentlemen's agreement met de gemeenten dat het geld dat we voor de combinatiefunctionarissen overmaken, daadwerkelijk daarvoor wordt uitgegeven. We kunnen de uitkering wel stopzetten als blijkt dat gemeenten het geld niet uitgeven. Dat geldt dan voor het jaar erop; niet met terugwerkende kracht. In deze regeling zit dus evident een aantal hobbels die we moeten wegnemen om het te laten versnellen. Dan denk ik alleen maar aan het alles-of-nietsprincipe. Dat lijkt mij nu echt een hobbel waaraan wij iets moeten doen. Ik wil het idee van de combinatiefunctionaris, dat ik heel positief vind, echt prachtig – ik weet niet wie het verzonnen heeft – zeker voortzetten en nagaan hoe we het een stap verder kunnen krijgen, in een volgende fase.
Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Heeft de minister enig zicht op het aantal gemeenten dat geen gebruik van deze regeling maakt, maar er wel een aanzet toe hebben gegeven en er geld voor hebben gekregen uit het Gemeentefonds?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Mijn vraag is of het voorstel van de minister ook een handreiking aan de kleine gemeenten is. Kan ik het zo uitleggen?
Minister Schippers: Ik vind het een geweldig idee. De resultaten, hoe ad hoc ook, zijn heel positief. Ik zou dus gewoon willen kijken hoe we dit goede idee, in plaats van het een stille dood te laten sterven, een stap verder kunnen krijgen. De vragen van mevrouw Dijkstra, dus wat de stand van zaken is en wat de hobbels zijn, neem ik mee in een bijlage bij de Sportnota, zodat de voorstellen die ik in de nota doe, logisch zijn.
De heer De Liefde (VVD): De opmerking van de minister over de financiën hebben mij even aan het denken gezet. Ik ben razend nieuwsgierig hoeveel miljoen er door de gemeenten is ontvangen, maar niet of nog niet aan de combinatiefunctionarissen is uitgegeven.
Minister Schippers: Dat is nu heel moeilijk te bepalen.
De heer De Liefde (VVD): U kunt toch wel bij de gemeenten informeren naar hoe ze het hebben uitgegeven?
Minister Schippers: Dat is heel lastig, omdat gemeenten het geld ook voor het jaar erop kunnen gebruiken. Daardoor kun je heel moeilijk achterhalen of het is weggezonken of niet. Sowieso kan er maximaal een jaar verloren gaan. Als ik met gemeenten een afspraak maak, ga ik ervan uit dat de gemeenten zich daaraan houden, maar meer dan een jaar kwijtraken kan nooit.
De voorzitter: We gaan ervan uit dat de informatie over deze combinatiefuncties in de sportnota terugkomt. Dat lijkt mij praktisch om af te spreken.
Minister Schippers: Precies. Ik krijg hier ook aangereikt dat wij op korte termijn een voortgangsrapportage naar de Kamer sturen. Daar staat het ook allemaal in.
De heer De Liefde vroeg hoeveel subsidie de rijksoverheid heeft gegeven aan het stimuleren van gescheiden sporten. Ook vroeg hij wat ik vond van gemeenten die gescheiden sporten financieren of subsidiëren. Iemand zei het al: in Nederland wordt er ontzettend veel gescheiden gesport. Ik sta iedere zaterdag bij een hockeyveld. Dat is allemaal heel erg gescheiden. Er zijn allemaal vrouwenteams en mannenteams. Er wordt dus heel veel gescheiden gesport. Ik vind ook dat mensen vrij zijn om te beslissen of ze in die zin gescheiden sporten, want we willen niet allemaal korfballen. Toch begrijp ik wat de heer De Liefde bedoelt met zijn vraag over subsidies waardoor de overheid een zwembad speciaal voor dames reserveert. Dit kabinet is daar mordicus tegen. Dit valt ook in het gedoogakkoord te lezen. Als er subsidies voor zijn, zal de rijksoverheid er helemaal niet aan doen en zullen gemeenten erop worden aangesproken. Daarvoor hoeft de heer De Liefde niet bang te zijn, maar in de sport wordt er heel veel gescheiden gedaan.
Mevrouw Bruins Slot vraagt hoe ik ouderen meer aan het sporten en bewegen ga zetten. In eerste instantie is het aan ouderen zelf om te kiezen voor sport en beweging, maar ook voor hen is het ontzettend belangrijk dat wij ze niet belemmeren, dat er goed nagegaan wordt of er sportactiviteiten worden aangeboden op tijden waarop ouderen graag willen en kunnen sporten. Vaak blijken die activiteiten helemaal niet aan die criteria te voldoen. Ik schrijf begin volgend jaar een nota, waarin ik eigenlijk een aantal dingen wil meenemen. Allereerst neem ik daar uiteraard onze jongeren in mee, want de jeugd heeft de toekomst. Ten tweede neem ik de ouderen daarin mee, omdat we echt knelpunten zien en zien hoe ongelooflijk belangrijk het is dat ouderen sporten. Ook daar kun je heel veel dingen bundelen en samendoen. Iemand zei het al: in de serviceflats en op de terreinen daaromheen kun je echt heel veel bereiken, terwijl we er nu helemaal geen gebruik van maken. Ik wil dus graag apart over jongeren, apart over ouderen en apart over hoe we sport weer in de wijken krijgen, schrijven. Ook wil ik schrijven over hoe we meer sport op het werk en in de serviceflats krijgen. Ik wil geen aparte nota schrijven. Ik neem aan dat u dat ook niet bedoelt, maar wel dat u aparte aandacht voor de verschillende onderwerpen wilt. Dat zeg ik heel graag toe.
Over de administratieve lasten voor vrijwilligersorganisaties werd een rekensom gemaakt, waarvan ik mij eigenlijk niet kan voorstellen dat die klopt. Die zou namelijk betekenen dat iedere vrijwilliger per week alleen al vier uur kwijt is aan administratie wegens regelgeving. Ik neem direct aan dat het aantal regels dat wij van toepassing hebben verklaard, veel te veel is, maar dat zou wel heel erg veel zijn. Ik vind het wel een aandachtspunt, dus ik zeg de Kamer toe dat ik in de nota die ik schrijf, aandacht besteed aan de regels die weg kunnen, omdat zij belemmeren wat wij met zijn allen graag willen.
Ik kom te spreken over de energiebelasting die de heer De Liefde tot zijn verrassing zag staan in de sportbegroting. Die verrassing overkwam mij op ongeveer hetzelfde tijdstip denk ik, namelijk toen ik die las. Het is natuurlijk een post die niet op deze begroting hoort. Ik hoop met de heer De Liefde dat sportclubs aan energiebesparing doen. Wij moeten echt kijken hoe wij dit van de begroting af krijgen. Het is echt een vreemde eend in de bijt. Het hoort niet bij ons thuis.
De SP-fractie heeft gevraagd om een nulmeting van sportvoorzieningen. Daarom is al eerder gevraagd. Die nulmeting wordt gedaan en komt eerdaags naar de Kamer. Ik hoor dat «eerdaags» wat vroeg is; deze komt in het voorjaar.
Ik hoop hiermee alle vragen te hebben beantwoord en anders hoor ik dat graag.
De voorzitter: Ik doe even een inventarisatie. Mevrouw Dijkstra, zijn er vragen van u niet beantwoord? Ik sta geen betogen toe. Gewoon vragen die gesteld maar niet beantwoord zijn.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ja, ik heb dat goed van u afgekeken. Ik weet hoe je dat kort doet. Ik heb de minister gevraagd wat zij vindt van het inschakelen van de onderwijsinspectie om het toezicht op sport in het onderwijs uit te oefenen en daarover te rapporteren. Ik heb daarop geen antwoord gekregen.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik zit even te kijken. Volgens mij heb ik een vraag gesteld over de financiële situatie en toekomst van de betaaldvoetbalorganisaties in Nederland. Om even actueel te zijn: net op RTL kwam het ook aan de orde. Ik sprak al over de commissie-Vermeend en de cijfers in negatieve zin.
De voorzitter: Kort de vraag herhalen.
De heer Van Dekken (PvdA): Betekent dat, dat het nog veel erger is dan eerst de bedoeling leek te zijn?
In relatie tot de loterijgelden is mijn vraag: klopt het dat het allemaal terugkomt in die felbegeerde sportnota die wij in het voorjaar ontvangen?
Minister Schippers: Ja.
De heer Van Dekken (PvdA): Oké, dan wordt dat een veelomvattende nota.
De voorzitter: Het is niet de bedoeling dat u nu een tweede termijn doet. Die krijgt u zo. Het gaat echt om vragen die zijn blijven liggen.
De heer Van Dekken (PvdA): Ja, ja, ik zat even te kijken.
De voorzitter: Dan ga ik door naar de heer De Mos.
De heer Van Dekken (PvdA): Oké.
De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Ik heb er eentje, namelijk over de gelijke bestraffing van amateur- en profvoetballers, zeker omdat profvoetballers een voorbeeldfunctie hebben.
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik heb aan het begin een opmerking gemaakt over de drie operationele doelstellingen en de gelden die daarvoor beschikbaar zijn. Ik heb gevraagd of de minister het met mij eens is dat er meer geld naar doelstelling 1 en 3 moet en minder naar doelstelling 2. Mijn tweede vraag ging over het Nationaal Actieplan Sport. Daarin zitten 13 projecten. Dat vond ik een hele hoop. Wat vindt u daarvan? Hoe kunnen wij dat verbeteren?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Ik hoor graag van de minister of zij er ook een warm voorstander van is dat sportverenigingen straks als SBBI onder de geefwet vallen?
Mevrouw Leijten (SP): Ik stel ook graag nog twee vragen aan de minister. Wat vindt u van een sportruimtenorm, in navolging van de speelruimtenorm in een buurt? Wat vindt u verder van de subsidie voor het aanvragen van subsidie vanuit Europa?
Minister Schippers: Voorzitter. Mevrouw Dijksma vroeg naar het inschakelen van de onderwijsinspectie om sport in het toezicht te betrekken. De onderwijsinspectie houdt toezicht op alles wat er in de school gebeurt, ook op sportlessen. Ik zou dat juist graag wat verruimen. Ik wil graag meer mogelijkheden en daarvoor moet je ook met de Inspectie praten. Als je sportverenigingen naar de school toe trekt, dan moet je juist met de Inspectie praten over een versoepeling van de normen.
De heer Van Dekken vroeg naar de toekomst van de betaaldvoetbalorganisaties. Dat zijn organisaties die bij uitstek commerciële activiteiten ontplooien. Dat is een wereld waarin bij uitstek veel geld omgaat. Dat is dus een wereld waarin ik bij uitstek geen belastinggeld wil steken, zeker geen rijksbelastinggeld. Dat zou ik dan liever besteden aan de breedtesport.
De heer De Mos had een vraag over de bestraffing van amateur- en profvoetballers. De profvoetballers hebben een bestraffing in hun arbeidscontract staan. Het arbeidscontract is het ene instrument om te sturen en het spel is natuurlijk gewoon het andere. Ik zou graag de voorbeeldfunctie bij het zerotolerancebeleid betrekken die uit de ondertoon van de heer De Mos blijkt.
De heer De Liefde vroeg naar de drie operationele doelstellingen. Ik heb dat gelezen en vind het niet met een schaartje te knippen. Wat is nu «maatschappelijk actief» en wat is «bewegen»? Ik wil hier geen semantische discussie van maken. Sporten in de wijken vind ik echt een absolute prioriteit. Ik voel met u mee, mijnheer De Liefde, maar in de tweede doelstelling zit heel veel wat met een beetje geluk ook wel in doelstelling nummer één geplaatst kan worden. Daaruit wil ik weg blijven.
Ik deel wel helemaal uw mening, mijnheer De Liefde, dat het wel heel veel projecten zijn. Aan de versnippering over al die projecten zou ik graag een eind willen maken. Ik wil het geld dat wij willen hebben, echt veel meer bundelen en veel robuuster inzetten op dingen waar wij hier breed draagvlak voor hebben. Dat vind ik ook belangrijk. Ik meen hier op een aantal punten breed draagvlak te voelen en ik ben voornemens om dat draagvlak te gebruiken en om daar breed op in te zetten.
Sport onder de geefwet is primair de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën. De geefwet zal in de praktijk een aanpassing van de Successiewet betekenen. Volgens mij moet dit worden ingebracht bij de staatssecretaris van Financiën. Ik kan uw wens ook overbrengen. Ik kan hier een heel stukje tekst gaan oplezen dat met fiscaliteit te maken heeft, maar ik zie daar vanaf. Het is in principe een aardig idee.
Mevrouw Leijten vroeg naar de sportruimtenorm. Ik zei net ook even in de pauze dat ik het heel aardig vind dat ik, jaren geleden, debatten had over sport met mevrouw Kant, waarin zij zei: er moet een norm komen voor buitenspeelplaatsen, voor kinderspeelplaatsjes in wijken. Als wijken worden gebouwd, zijn die speelplaatsen altijd het slotstuk. Daar is in veel fracties uitgebreid over gediscussieerd en dan kwam altijd de vraag aan de orde wanneer iets een bevoegdheid van de gemeente is en wanneer de rijksoverheid daar iets op moet vinden. Ik voel en ik proef daarin in alle fracties toch wel een verschuiving. Waar men jaren geleden zei: dat is een zaak van de gemeente, daar moeten wij niet aankomen, merk ik nu in verschillende inbrengen dat men zich afvraagt of wij ons niet toch met de sportaccommodatieplanning moeten bemoeien. Ik vind dat een thema waar ik aandacht aan zal besteden in de Sportnota. Ik zal daar verder op ingaan. Wat kan de rijksoverheid nu eigenlijk doen om ervoor te zorgen dat het sportveldje niet het sluitstuk is, maar onderdeel van de planning? Hoe kun je dat op een manier dat de gemeenten niet denken: o god, daar heb je de rijksoverheid weer die weer zo nodig moet, maar dat de rijksoverheid en de gemeentelijke overheid dat gewoon samen tot stand kan brengen?
Dan kom ik op de subsidie voor de subsidie in de EU. Dat was niet een subsidie van de Europese Unie, maar een subsidie van Buitenlandse Zaken om de sport zich te laten oriënteren op hoe Europa werkt, naar aanleiding van de sportparagraaf in het Verdrag van Lissabon. Ik vrees dus wel dat er geld is besteed om aan de sport te leren hoe Europa werkt.
Tot slot de uitvoering van de motie-Zijlstra. De motie vroeg onderzoek naar het aantal uren dat in het basis- en voortgezet onderwijs aan sport en bewegen besteed dient te worden om leerprestaties te bevorderen en overgewicht te bestrijden. Het antwoord indertijd was dat je niet in algemene zin kon vaststellen wat het gewenste aantal uren is. Dat hangt van heel veel factoren af. De inzet van het regeerakkoord nu is één uur meer, als eerste stap in de richting van meer sport op scholen.
De voorzitter: Ik dank de minister voor haar uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Ik zie dat er nog behoefte is aan een tweede termijn. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Van Dekken.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik wil voorstellen om de vergadering even vijf minuten te schorsen voor her en der wat overleg. Zou dat kunnen? Het klinkt spannender dan het is.
De voorzitter: U wilt even overleggen over een motie, dat is goed.
De heer Van Dekken (PvdA): Ja, maar bijvoorbeeld ook over de vraag wat we nu zouden kunnen doen aan de uitslag Feyenoord-Den Haag.
De voorzitter: Ja, dat is een goed idee. Ik stel voor dat wij het debat om 20.15 uur hervatten en dan meld ik u alvast dat u nog acht minuten de tijd hebt, inclusief het indienen van uw moties.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de minister over het sporten terug in de wijk. Ook heel belangrijk in het totaalplan is de visie op voetbal en veiligheid. Ik verheug mij niet per se op de sportnota. Ik ben er blij mee, maar deze nota lijkt mij zo veelomvattend. Is dat niet zo? Dan wordt het een dun plan en kunnen wij er misschien een heleboel mee doen in de uitvoering. Dat wachten wij dan af.
Voor het overige heb ik niets, behalve een viertal moties. Het is voor mij de eerste keer dat ik het op deze manier doe, dus vergeeft u mij dat. Ik lees de moties graag voor.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de straat ook van kinderen is en dat het belangrijk is dat kinderen veilig buiten kunnen sporten, spelen en bewegen in de wijk waar zij wonen;
overwegende dat veel grote talenten hun talent op straat hebben ontdekt en verder ontwikkeld en dat buiten oefenen onmisbaar is als men de ambitie heeft om tot de absolute wereldtop (top 10) te gaan behoren;
overwegende dat het belangrijk is dat alle gemeenten gestimuleerd worden om buitenruimte voor kinderen beschikbaar te hebben en te houden, maar dat het onduidelijk is of de buitenruimte voor kinderen in gemeenten toeneemt;
verzoekt de regering, het onderzoek naar de beschikbare buitenruimte in gemeenten voort te zetten, de voortgang met betrekking tot de beschikbare buitenruimte in kaart te brengen en de Kamer hiervan voor de begrotingsbehandeling van de sportbegroting van 2012 op de hoogte te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken, Dijkstra en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 92 (32 500-XVI).
Wij hebben net gehoord dat er een nulmeting wordt uitgevoerd. Bedoelt u iets anders met deze motie?
De heer Van Dekken (PvdA): Het is een versteviging en bestendiging van het beleid, dus ik wil de motie wel graag handhaven.
De voorzitter: Ik vraag mij af wat de motie toevoegt aan de nulmeting die nu plaatsvindt.
De heer Van Dekken (PvdA): Ik zeg u toe dat ik er nog even over zal nadenken of ik de motie wel of niet aanhoud, want misschien heb ik iets gemist in de beantwoording en niet goed opgelet. Is dat goed?
De voorzitter: U vervolgt uw betoog.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat acute medische begeleiding bij top- en breedtesport, waaronder bijvoorbeeld een ambulancevoorziening, onmisbaar is;
overwegende dat vrijwillige professionals van de stichting Service Médical kennis, deskundigheid en jarenlange ervaring op dit zorgterrein in huis hebben;
overwegende dat de Kamer in een vorige kabinetsperiode bij motie (32 123-XVI, nr. 95) aangegeven heeft, staand beleid met betrekking tot acute hulpverlening bij sportevenementen te willen continueren;
overwegende dat de uitvoering het niet uitvoeren van de eerder aangenomen motie de stichting Service Médical financieel in de problemen kan brengen;
verzoekt de regering, het eerder ingezette beleid met betrekking tot acute hulpverlening bij sportevenementen voort te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 93 (32 500-XVI).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het project «meedoen door sport» een groot succes is en dat meerdere gemeenten en sportbonden zouden willen meedoen;
overwegende dat de wens om het project «meedoen door sport» breed gedragen wordt en eerder op brede ondersteuning in de Kamer kon rekenen;
verzoekt de regering, de mogelijkheden om het programma «meedoen door sport» open te stellen voor meerdere gemeenten en sportbonden verder te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 94 (32 500-XVI).
De heer De Liefde (VVD): Meer gemeenten er gebruik van kunnen laten maken en/of eraan deel laten nemen betekent denk ik ook dat dat meer geld moet kosten. Waar zou u dat zelf vandaan willen halen? Wat gaan wij dan dus niet doen?
De heer Van Dekken (PvdA): In eerste instantie heb ik daar nog geen concreet voorstel voor, maar ik kan wel toezeggen dat ik een dezer dagen eens even goed ga kijken waar dat dan mogelijk is. Bovendien moeten wij ook kijken naar de rol van de gemeenten en wellicht ook van de provincies. Maar dat het een belangrijk project is, telt voor mij zeer zeker.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voetballers een belangrijke voorbeeldfunctie hebben en dat voetbal een belangrijke rol speelt in het leven van vele jongeren en ouderen;
overwegende dat de wens om van het profvoetbal een «schone sport» te maken al lang leeft en dat dit breed gedragen wordt;
van mening dat voetbal weer een sport moet worden waar iedereen veilig naartoe kan zonder clubkaart, zonder combiregeling, in een stadion zonder hekken en met meeneming van de kinderen;
verzoekt de regering, in overleg met alle betrokkenen te komen tot een plan van aanpak, voorzien van tijdpad en heldere doelstellingen, zodat het topvoetbal weer een «schone sport» wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 95 (32 500-XVI).
Graag geef ik het woord aan de heer De Liefde. Hij heeft nog zes minuten de tijd voor het houden van zijn betoog in tweede termijn, inclusief het indienen van moties.
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Moties zal ik niet indienen, want ik ben zeer te spreken over de schetsen van de minister van het beleid dat we voor de komende jaren kunnen verwachten. De VVD-fractie is daarover positief. Met name het actieplan zero tolerance, ofwel het Actieplan sportgeweld, spreekt ons zeer aan. Mij spreekt dat, vanuit een persoonlijke noot, nog meer aan. Ik ben benieuwd of de minister kans ziet om, als één van de onderdelen van dit actieplan, tot een meer eensluidende aanpak te komen, of tot bestraffing van geweld op sportvelden. Het is juist dat de minister daar geen rol in heeft. Als zij echter toch met iedereen om de tafel gaat, zou dat misschien een boodschap kunnen zijn of een verzoek aan de sportbonden ten aanzien van hun tuchtrecht.
De minister gaf terecht aan dat geld voor sport niet te veel naar evaluaties en onderzoeken moet gaan maar naar de sport zelf. Als ik het juist heb, is de collega van deze minister, de heer Opstelten, de eerstverantwoordelijke voor de Voetbalwet. Ik kan mij voorstellen dat deze minister met hem in contact treedt om na te gaan of het mogelijk is om na afloop van dit seizoen tot een evaluatie te komen en of die meerwaarde zal hebben ten opzichte van de reeds aangekondigde evaluatie in de wet zelf.
De VVD-fractie is blij met de woorden van de minister over de financiering van het Jeugdsportfonds voor de komende drie jaar. Wij hopen van ganser harte dat men in staat is om na die drie jaar de eigen broek op te houden. Dan zou men heel veel goede zaken doen voor vele duizenden kinderen in dit land.
Ik ben de minister zeer erkentelijk voor het heldere standpunt ten aanzien van rijksgelden naar gescheiden sporten, niet dus, en de oproep die zij bij gemeenten zal doen om aan te dringen op het stopzetten van dergelijke financiering op lokaal niveau.
Voorzitter: Dijkstra
Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter. We voeren eens in het jaar een debat over sport en het ziet ernaar uit dat daarin een kentering komt. Ik verwacht namelijk dat wij begin volgend jaar weer een dergelijk debat zullen hebben. Daar zie ik eigenlijk wel naar uit, want de minister spreekt duidelijke taal. Zij is echt bezig met het maken van de slag naar sport in de buurt. Zij refereerde al aan de geschiedenis, namelijk dat de SP-fractie dat lange tijd heeft gezegd en dat daarvoor weinig steun was, maar dat dit nu toch ook wel wordt gezien. Daar ben ik heel blij mee.
We kunnen wel zien dat, daar waar er veel kritiek is op de maakbaarheid van de samenleving, de commissie er eensgezind over is dat dit via de sport wel kan. De PVV kan zich voorstellen dat er iets gedaan kan worden aan de uitslag Feyenoord-ADO. Het CDA heeft het over het activeren van vrijwilligers via een clubborrel. En iedereen heeft het idee dat de Voetbalwet straks de clubcard overbodig maakt. Ik hecht eraan om op te merken dat ik dit een geweldige beweging vind.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Als mevrouw Leijten zo enthousiast is over onze partij, mag zij lid worden!
Mevrouw Leijten (SP): Dat is natuurlijk grappig. Eigenlijk begreep ik de vraag over het borrelen op de sportclub niet. In andere debatten ken ik het CDA als een stevige partij die ook graag wil dat NOC*NSF en de bonden het alcoholgebruik wat terugdringen als er gesport wordt met kinderen. Ik stel wel vast dat het hart voor sport hier breed gedragen wordt. Daarom is het leuk om volgend jaar weer een debat te hebben, misschien wel meerdere – de minister komt nog met meer zaken – over de vraag hoe sport een belangrijkere rol krijgt, zonder dat wij altijd maar aan het schuiven zijn met geld.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik ben het eens met de opmerking van mevrouw Leijten. Om alvast een misverstand uit de weg te ruimen: borrelen hoeft natuurlijk niet altijd drank te betekenen.
De voorzitter: Gaat u door, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP): Als het op het Jeugdsportfonds aankomt, wil ik de minister wijzen op iets wat een beetje schuurt. De minister zegt enerzijds: wij willen sport dichter in de buurt. Anderzijds zegt zij: ik kan dat de gemeenten niet opleggen. Enerzijds wijst de minister erop dat de gemeenten meer middelen uitgeven voor accommodaties en faciliteiten dan de rijksoverheid. Anderzijds wil zij de begroting voor gemeenten niet aanpassen. «Het Jeugdsportfonds is niet nodig, want als er sport is in de buurt, hoef je geen Jeugdsportfonds meer te hebben.» Maar die sport is nog niet in de buurt. Of de minister zegt: het Jeugdsportfonds kunnen wij vullen en anders laat ik de Kamer de ruimte om het te vullen. Of zij zegt: ik ga een duidelijke sportruimtenorm stellen, opdat sport in de buurt daadwerkelijk terugkomt.
De heer De Liefde (VVD): Ik begrijp dat mevrouw Leijten de lijn van de minister niet deelt dat armoedebeleid in essentie een taak is van gemeenten. Mevrouw Leijten, moet uw oproep niet eerder via de VNG naar de gemeenten toe, opdat zij het Jeugdsportfonds vullen? Moeten wij geen terughoudendheid betrachten?
Mevrouw Leijten (SP): Ik ben het deels met u eens, maar ik zie ook de gevaren. Bij armoedebeleid gaat het vaak om niet-gemerkte gelden. De gelden kunnen ook ergens anders aan besteed worden. Als de Kamer zegt dat iedereen een kans moet hebben om te sporten en dat dit belangrijk is om te voorkomen dat mensen dik worden, dat het goed is om te leren samenspelen en dat het van maatschappelijk belang is, dan vind ik dat dit overstijgend is. In kleinere gemeenten, maar ook in gemeenten die zeggen er niets in te zien, is dan geen dekking van het Jeugdsportfonds. Die rechtsongelijkheid die voor jongeren kan ontstaan, wil ik tegengaan. Dit kan je opheffen door het zelf te vullen. Ik zie echter dat het schuurt.
De voorzitter: U kunt doorgaan.
Mevrouw Leijten (SP): Ik ben blij met de uitspraak van de minister dat alle reclame-uitingen en lobbygelden uit Amsterdam en Rotterdam om naamdrager te worden van eventuele Olympische Spelen in 2028 verspilling zijn. Daarmee laat de minister toch ook wel een beetje zien dat zij niet de skyboxminister is. Dat is een vraag van mij: is de minister een skyboxminister of een minister voor iedereen? Ik vind deze koers goed. Ik zal deze koers ook ondersteunen en de minister hier scherp op houden. In de wens om een sportnatie te worden en eventueel in aanmerking te komen voor die Olympische Spelen is het echt van belang dat wij zeggen: topsport kan alleen maar met een heel uitgebreide en goede breedtesport. Anders komen die topsporters nooit boven. Ik zal de minister hier scherp op houden.
Voorzitter: Leijten
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. De minister heeft een buitengewoon warm betoog gehouden over het belang van sport en de manier waarop dit tot stand moet komen. Het CDA kan dit van harte onderschrijven. Bij sport is vooral het zelforganiserend vermogen van de samenleving, de mensen die het doen, een van de belangrijkste aspecten. De overheid is er om een duwtje in de rug te geven waar dat nodig is.
Ik ben het met de minister eens dat bewegen de basis is van alles, ook voor een deel van de gezondheid van mensen, en dat sporten logischerwijs volgt op bewegen. De minister spreekt uit dat sport «niets voor mij is». Dan heeft zij het natuurlijk niet over zichzelf. Ik wil haar toch meegeven dat zij mensen niet persoonlijk hoeft aan te spreken op het feit dat zij moeten gaan sporten. Zoals Cruyff altijd zei: je kan alleen maar scoren als je op het doel schiet. Er zit dus ook een belangrijke waarde in het enthousiasmeren van mensen voor de sport.
Ik hoop niet dat de minister een kans mist. In mijn opmerking om bepaalde sportverenigingen in een SBBI, een sociaal belang behartigende instelling, onder te brengen zodat zij onder de geefwet vallen, zit een kans. Ik weet dat de verantwoordelijke minister de minister van Financiën is, maar deze minister maakt deel uit van dit kabinet. Het biedt de mogelijkheid om cultuur en sport gericht daar te financieren waar dat mogelijk is en daarmee de ruggengraat van de sport nog meer te leggen bij de mensen in de straat en niet zozeer bij de overheid. Het biedt dus ook een kans om vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport juist de kracht van de samenleving op dit vlak te versterken.
Ik ben heel blij met de toezegging van de minister over de ouderensport. Ik denk dat het belangrijk is om de komende periode ouderen aan het bewegen te krijgen.
Het betoog van mevrouw Leijten over de terugkeer van sportvoorzieningen in de wijk is mij uit het hart gegrepen. Hoe meer mensen dicht in de buurt kunnen sporten, hoe beter. Ik ben blij dat de minister heeft gezegd dat zij belemmerende regelgeving zal opheffen en dat zij initiatieven van gemeenten zal stimuleren, want dat betekent uiteindelijk dat in de gymzaal die nu al in de wijk staat, straks ook de naschoolse opvang terecht kan en de korfbalvereniging gemengd kan sporten.
Ik ben blij te horen dat de minister enthousiast is over de combinatiefunctionarissen, maar ik benadruk nogmaals dat juist die combinatiefunctionaris belangrijk is voor kleine gemeenten. Die hebben maar een heel klein apparaat en beperkt geld voor sportvoorzieningen, zeker in deze tijden. Ik verzoek de minister, als zij werkt aan de voortgangsrapportage op de sportnota, ook te bekijken hoe zij ervoor kan zorgen dat de belemmeringen voor een deel kunnen worden weggenomen voor de kleine gemeenten die dit goed kunnen gebruiken, omdat dit verbindt en een schaalvoordeel biedt.
Ik ben blij met de ingezette koers van de minister, ik kijk uit naar de sportnota en ik denk dat wij de goede weg zijn ingeslagen.
Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers over de inzet die de minister toont voor het sporten in de wijk en voor de combinatiefunctionarissen en de ouderensport. Zij zal erop terugkomen in haar sportnota. Wij kunnen dus nog veel antwoorden die we nu nog niet kunnen krijgen, in die nota verwachten. Bij mij blijft de gymbevoegdheid op de pabo nog een beetje zweven, daarom zal ik daarover een motie indienen. De minister heeft gezegd dat zij inzet op minimaal drie uur sport per week op de scholen. Dat is een ambitie, maar ik vind die niet zo groot.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bevoegde vakleraren lichamelijke opvoeding van belang zijn voor het geven van voldoende en goede gymlessen op basisscholen;
overwegende dat de huidige studenten aan de pabo niet de bevoegdheid krijgen voor het geven van lessen lichamelijke opvoeding;
overwegende dat kinderen die gezond zijn, beter leren;
verzoekt de regering om alle studenten op de pabo te verplichten het vak bewegingsonderwijs te volgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra, Van Dekken en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 96 (32 500-XVI).
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik sluit mij aan bij wat mevrouw Leijten heeft gezegd. Ik hoor dat de minister enerzijds over armoedebestrijding en budgetten zegt dat dit een zaak van de gemeente is en dat het Rijk zich daar niet mee kan bemoeien. Anderzijds heeft zij gezegd, als het gaat om zaken als de besteding van de uitgaven aan sport, dat de gemeenten wel degelijk gestimuleerd moeten worden door de overheid. Ik zie dus een tegenstrijdigheid. Ik hoor graag van de minister wanneer de gemeente wel en wanneer de gemeente niet moeten worden aangesproken door de rijksoverheid.
De voorzitter: Ook keurig binnen de tijd, mevrouw Dijkstra. Dank u wel.
Het woord is aan de heer De Mos. Hij heeft nog zes minuten, dus wellicht kan hij wat rustiger praten. Als hij moties heeft, behoren die binnen die termijn ingediend te worden.
De heer De Mos (PVV): Voorzitter, ik ga mijn best doen. Ik ben nogal rap van tong, maar dat is mijn Haagse dialect.
Ondanks het feit dat de voetbalwet pas in werking is getreden, zijn er nu al tal van kritiekpunten op deze wet. De deskundigen en de politie stellen dat de wet niet ver genoeg gaat en tegen de harde kern van hooligans niets zal uithalen. PvdA-burgervader Aboutaleb stelt dat de wet beperkt is en dat hij eerder wil optreden tegen relschoppers dan de wet toestaat. Hij betreurt het dat burgemeesters pas mogen optreden als sprake is van herhaaldelijke verstoring van de openbare orde.
Een werkende goede voetbalwet maakt dat de clubkaart «geprullemandeerd» kan worden. Hoera! Voetbal weer toegankelijk voor iedereen, bvo's die meer eurootjes binnenkrijgen in deze economisch bizarre tijden. Daarom twee moties. Ziet u die als een TIP van FLIP.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voetbalwedstrijden in het Nederlands betaalde voetbal door de clubcard ontoegankelijker worden gemaakt voor de vele welwillende voetbalsupporters;
overwegende dat de voetbalwet er uiteindelijk toe moet leiden dat de clubcard op den duur overbodig is;
verzoekt de regering, de Kamer te berichten over de termijn die zij nodig denkt te hebben om tot het afschaffen van de clubcard te komen om het feest der feesten, namelijk het voetbal, weer voor iedereen toegankelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 97 (32 500-XVI).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij deskundigen en binnen de politie grote twijfel bestaat of de voetbalwet gaat werken;
overwegende dat de Engelse voetbalwet met tastbaar resultaat verder gaat dan de Nederlandse;
verzoekt de regering, in overleg te treden met deskundigen en de politie om te onderzoeken hoe de hiaten uit de voetbalwet kunnen worden gehaald om zo het hooliganisme in Nederland volledig uit te bannen en de Kamer hierover te berichten, ten minste na het seizoen 2010–2011,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 98 (32 500-XVI).
De heer De Mos (PVV): De beantwoording van de minister dat deze regering mordicus tegen subsidies is die gescheiden sporten à la As Soennahmoskeegedachten bevorderen, stemt de PVV blij. De garanties tot het stopzetten van zulke subsidies ontbrak echter. Daarom de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er subsidies worden verstrekt die gescheiden sportdagen tussen mannen en vrouwen stimuleren en indruisen tegen de westerse normen en waarden van gelijke rechten voor mannen en vrouwen;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat het landelijk beleid wordt om een einde te maken aan deze verwerpelijke subsidies, à la As Soennahmoskee,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99 (32 500-XVI).
De heer De Mos (PVV): Voorts hoop ik dat de Sint zondag 5 december ADO Den Haag goed gezind is met drie punten tegen AZ thuis. Wellicht heeft de goedheilig man meer invloed op de einduitslag dan de minister, die niets aan de uitslag van gisteren heeft kunnen doen.
Minister Schippers: Voorzitter. Het nadeel van een politieke wisseling vlak voor de begrotingsbehandeling is dat je bij de begrotingsbehandeling aankondigt dat het eigen beleid iets later komt. Het voordeel ervan is dat in dat eigen beleid ook weer de inbrengen van de diverse fracties kunnen worden meegenomen. Het heeft dus voor- en nadelen om op deze manier de sportbegroting te bespreken.
Ik heb een viertal moties van het lid Van Dekken gekregen. Ik begin met zijn eerste motie. Ik moet zeggen dat het echt een overbodige motie is. Ik heb net aangegeven dat wij in het voorjaar van 2011 een nulmeting doen. In de motie vraagt de heer Van Dekken om een nulmeting. Dat lijkt mij niet heel erg verstandig. Ik wil de motie dus overbodig verklaren of ik zou haar willen ontraden. Zij is in elk geval overbodig.
De tweede motie is echt overbodig. Zo wil ik haar ook benoemen. Ik heb namelijk al aangegeven dat ik een overgangsfinanciering wil verzorgen. Daar heb ik wel een plan voor nodig. Iedereen die ik financier, moet eerst een plan indienen. Als ik geen plan heb, kan ik echt niet financieren. Dus ik zou ook deze motie overbodig willen verklaren.
De volgende motie gaat over de mogelijkheden om het programma «meedoen» open te stellen voor meerdere gemeenten en sportbonden om verder te onderzoeken. Op dit verzoek wil ik graag terugkomen in de nota.
De voorzitter: Wat is daarmee uw advies over de motie? Vraagt u om aanhouding? Of neemt u de motie over? Of gaat u het onderzoeken?
Minister Schippers: Ik zou het oordeel willen overlaten aan de Kamer. In de nota worden allerlei besluiten opgenomen. Als de Kamer er alvast een oordeel over wil meegeven, dan is dat aan haar.
De voorzitter: Goed, oordeel Kamer dus.
Minister Schippers: De laatste motie van de heer Van Dekken vind ik wel de meest overbodige motie van de avond. Ik heb namelijk aangegeven dat het mijn absolute topprioriteit is dat de sport er weer is voor de mensen die van sport willen genieten en dat ik een zero tolerance wil tegen agressie en geweld in de sport. Wat mij betreft is het wat dit betreft echt menens. Dus het lijkt mij dat daar geen motie over nodig is, aangezien ik dat al zonder motie zeker ga realiseren.
De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Van Dekken waar het gaat om zijn moties die als overbodig zijn bestempeld door de minister. Houdt hij ze aan of trekt hij ze in?
De heer Van Dekken (PvdA): Als het gaat om de eerste twee kan ik mij goed voorstellen dat ik ze intrek. Die andere wil ik absoluut handhaven.
De voorzitter: Aangezien de motie-Van Dekken c.s. (32 500-XVI, nr. 92) en de motie-Van Dekken/Dijkstra (32 500-XVI, nr. 93) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Schippers: Voorzitter. De heer De Liefde heeft gevraagd om een eensluidende aanpak in het kader van zero tolerance tegen geweld en agressie bij sport. Het is wel zo dat het heel erg verschilt per sport. In voetbal zien wij echt een groot probleem terwijl dat er bij rugby eigenlijk niet is, in tegenstelling tot wat veel mensen naar de aard van de sport misschien zouden verwachten. Ik ben het wel met de heer De Liefde eens dat er zo veel mogelijk sprake moet zijn van lik op stuk. Ik zal dat wel betrachten maar dan wel met inachtneming van de eigen karakteristieken van de sporten.
De Voetbalwet is primair de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid, de heer Opstelten. Er zal een evaluatietermijn in de wet zitten. Die ken ik echter niet uit mijn hoofd en wij waren op dit uur ook niet staat om te achterhalen wat die termijn is. Ik zal er in ieder geval wel naar informeren binnen welke termijn in het kader van die wet geëvalueerd wordt.
De heer De Liefde (VVD): Mijn vraag was eigenlijk of u met uw collega Opstelten in gesprek zou kunnen gaan om te kijken of het na het eerste seizoen al zinvol is om te evalueren en om ons daarover te berichten.
Minister Schippers: Ik wil eerst eens uitzoeken welke evaluatietermijn er in de wet staat en of dat een redelijke termijn is dan wel of wij moeten concluderen dat deze kwestie zoveel prioriteit heeft dat het wel een beetje laat is om er bijvoorbeeld na vier jaar over te evalueren.
De voorzitter: Wil de minister ons daarover dan informeren, bijvoorbeeld wanneer wij het actieplan over zero tolerance krijgen?
Minister Schippers: Ja, dat zal ik doen, voorzitter.
Mevrouw Leijten heeft gezegd dat het een beetje schuurt dat je wel sport in de buurt wilt maar dat je het niet kunt opleggen. Je kunt niet zeggen dat gemeenten hiervoor meer uit moeten geven aangezien wij niet over hun begroting gaan, terwijl je eigenlijk wel wilt dat er meer geld naartoe gaat. Of je gaat een Jeugdsportfonds vullen of je gaat een sportruimtenorm stellen. Ik wil in ieder geval een inzet in beleid en middelen ten behoeve van sport in de wijk. Nagegaan moet worden wat er nodig is om dit een grote impuls te geven. Tegelijkertijd moeten wij proberen de format van het Jeugdsportfonds landelijk uit te rollen. Dus ik doe eigenlijk wel een beetje van beide, met daarbij echt de focus op het sporten voor iedereen in de eigen wijken.
Ten aanzien van het niet beschikbaar stellen van gelden voor promotie door gemeenten kan ik geen enkele toezegging doen. Ik ga daar niet over. Wat ik wel heb toegezegd, is dat ik een beroep doe op de gemeenten om geen gelden aan promotie uit te geven voor hun eigen stad als bijvoorbeeld Olympische stad. Ik zeg toe een beroep op de gemeenten te zullen doen om het geld daar te besteden waar het nu het hardst nodig is.
Aan het adres van mevrouw Bruins Slot merk ik op, dat ik wil dat zoveel mogelijk mensen kunnen sporten. Ik zou zoveel mogelijk mensen willen motiveren om te sporten, maar er zijn echt mensen die niet willen sporten. Zij kan het zich misschien niet voorstellen, maar die mensen wil ik niet dwingen of forceren. Ik zou niet willen dat de overheid met het opgeheven vingertje zeg: gij zult sporten. Waar ik wel bij met name die mensen op inzet, is om te bewegen, dat zij de fiets pakken naar school en het werk en om de trap te pakken.
Wat betreft de geefwet vind ik het zeer sympathiek klinken. Zoals de Kamer in eerste termijn al had gemerkt, heb ik daar weinig verstand van. Ik kijk dus graag wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van sport.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het is fijn dat de minister gaat kijken wat de mogelijkheden zijn. Ik kan me indenken dat de minister van Financiën ons daarover uiteindelijk informeert. Kan deze minister daarop toezien dat dit gebeurt?
Minister Schippers: Als de staatssecretaris van Financiën zegt dat dit een geweldig idee is, schrijf ik het meteen op in mijn sportnota en komt er een geefwet sport. Ik heb echter een vermoeden dat hij allerlei problemen ziet en dan schrijf ik dat ook op.
Juist de combinatiefunctionarissen zijn belangrijk voor kleine gemeenten. Ik heb al toegezegd dat ik dit instrument verder wil brengen in een nota. Ik zal de wijze waarop wij dat verder kunnen uitwerken meenemen in de nota.
Mevrouw Dijkstra heeft een motie ingediend, waarin zij het kabinet verzoekt om alle studenten op de pabo te verplichten het vak bewegingsonderwijs te volgen. Nu is dat echt de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs. Ik ga daar echt niet over. Wat wij hebben opgeschreven en waaraan ik heel hard ga mee duwen, is «drie uur sporten in de week moet» in het primaire onderwijs. Dat staat ook in het regeerakkoord en ik vind dat een grote steun in de rug. Ik wil dat ook voor elkaar boksen, maar ik kan niet als minister van Volksgezondheid de studenten op de pabo verplichten.
Mevrouw Dijkstra (D66): Ik zou de minister willen vragen of zij haar collega van Onderwijs wil stimuleren om dat wel te doen. Als dat nodig is, zal ik de motie indienen bij de begrotingsbehandeling van Onderwijs als wij daar een moment voor vinden. Ik kan mij heel goed zeggen dat de minister die zegt dat sport en bewegen met name voor de jeugd heel belangrijk zijn, van mening is dat op dit terrein ook iets moet gebeuren.
Minister Schippers: Ik kan deze motie aan de minister van Onderwijs geven en vragen wat zij daarvan vindt. Ik heb geen idee wat zij daarvan vindt en wat het beleid is hierop binnen Onderwijs. Ik zet echt in op dat derde uur sportonderwijs. Ik vind het ontzettend leuk wat er momenteel op verschillende scholen gebeurt, namelijk dat het gewoon door sportclubs wordt gegeven. Iedere zes weken is er een andere club. Dat heeft niets te maken met de pabo, maar dat is mijn inzet. Ik kan geen oordeel geven over deze motie; dat is mijn probleem.
De voorzitter: Ik doe het volgende voorstel. De minister brengt deze motie over aan de minister van Onderwijs. Deze probeert voor vrijdag te reageren, zodat wij nog kennis kunnen nemen van dat oordeel. Wanneer dat niet lukt, zal mevrouw Dijkstra de motie aanhouden zodat wij er niet de volgende week dinsdag over stemmen.
Minister Schippers: Dat lijkt mij een prima voorstel.
Mevrouw Dijkstra (D66): Mij ook!
Minister Schippers: Mevrouw Dijkstra heeft opgemerkt dat ik enerzijds zeg dat armoede primair een gemeentelijke taak is en ik het anderzijds wel heel graag wil stimuleren. Dat is natuurlijk het hele punt van sport. Iedereen is een klein radartje. Uiteindelijk sporten mensen zelf. De mensen hebben zelf verenigingen opgezet en hebben een bloeiend sportleven. Dat is met name te danken aan initiatief van mensen zelf. Al die overheden en organisaties daaromheen kunnen stimuleren op hun eigen terrein. Ik ga niet over gemeentelijke begrotingen maar ik ga weer over iets anders en daar kan ik dan stimuleren. Zo moeten we met elkaar proberen de krachten te bundelen om een stukje verder te komen.
Ik ga op de moties die ik nog niet heb gelezen het allerlaatst in. Eerst ga ik op de amendementen. Er zijn bij de behandeling van het begrotingsonderdeel gezondheidszorg amendementen ingediend die gefinancierd worden uit het onderdeel sport. Daar wil ik vandaag de aandacht op vestigen, want daar wordt later over gestemd.
Het eerste amendement is van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 17 over voortzetting van 113 Online. Daarin wordt 1,33 mln. gefinancierd uit de stipendia voor topsporters. Dit betekent dat er minder geld kan gaan naar het levensonderhoud van topsporters. Ik vind dat een onwenselijke dekking.
Het tweede amendement is van het lid Ouwehand op stuk nr. 20 dat er toe strekt om onderzoek naar alternatieven voor dierproeven voor € 900 000, te financieren uit doelstelling 3, Programma voor het olympisch vuur. Ik heb overigens toegezegd om met haar te kijken of wij een andere dekking kunnen vinden. Maar voorlopig staat het zo in het amendement.
Het derde amendement op stuk nr. 22 is van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink over de positie van verstandelijk gehandicapten binnen de geestelijke gezondheidszorg. Zij wil die positie versterken in platforms voor € 600 000, te financieren uit topsportevenementen.
Deze drie amendementen, die worden gedekt uit het sportbudget, wilde ik onder de aandacht van de Kamer brengen.
Het lid Dijkstra heeft een amendement ingediend op stuk nr. 90 over de publieke gezondheid. Zij wil een deel van het budget daarvoor ter beschikking stellen van het Jeugdsportfonds. Ik heb zo-even al gezegd dat ik de dekking heel onwenselijk vind, omdat het gaat over hielprikken, borstkankeronderzoek, baarmoederhalskankeronderzoek et cetera. Ik vraag mevrouw Dijkstra of zij misschien een andere dekking kan vinden.
Mevrouw Dijkstra (D66): Dat heb ik aangegeven en dat wil ik ook doen.
De voorzitter: Mevrouw Dijkstra gaat samen met anderen op zoek naar dekking.
Minister Schippers: Voorzitter. Ik moet de moties eerst lezen voordat ik kan antwoorden. Dat duurt even.
De voorzitter: Geen probleem.
De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Als u mij toestaat, ik heb een klein bericht dat ik mijn collega's niet wil onthouden. Ik heb met de gedachte gespeeld om te kijken naar een amendement dat ziet op de gelden die te maken hebben met de beweegkuur. Ik heb daar in mijn eerste termijn aandacht aan besteed. Ik ben er nog niet helemaal uit of ik dat ga doen of niet, maar ik laat eventueel via de mail weten wat daaruit komt.
De voorzitter: Over amendementen stemmen we op de allerlaatste dag van dit vergaderjaar. Er kan nog van alles gewijzigd worden. Voor zover mijn ervaring strekt, reageert een ministerie per ommegaande als zij het niet eens is met dekkingsvoorstellen of amendementen.
De heer De Liefde (VVD): Dat is mij ook bekend, maar het leek mij netjes om dit hier kenbaar te maken aan de collega's en iedereen die meeluistert en kijkt.
Minister Schippers: Voorzitter. De heer De Mos heeft een motie ingediend op stuk nr. 97, waarin hij de regering verzoekt de Kamer te berichten over de termijn die zij nodig denkt te hebben om tot het afschaffen van de clubcard te komen. De heer De Mos weet ook dat wij niet gaan over de clubcard. Wij kunnen de clubcard dan ook niet afschaffen, want de clubs gaan erover. Ik begrijp echter wel wat hij met deze motie bedoelt. Het gaat erom wanneer het veilig genoeg is om versoepelende maatregelen te nemen. Ik kan kijken of ik daar een termijn voor kan noemen. Dat zou wel de termijn zijn waarin wij enig zicht kunnen hebben op de werking van de Voetbalwet. Ik kan natuurlijk niet zeggen: nou, over vijf jaar is het voetbal helemaal hooliganvrij en veilig en kunnen wij met zijn allen gewoon weer naar het voetbal. Ik zou dat heel graag willen, maar ik denk dat het heel moeilijk is. Ik kan wel aangeven op welke termijn wij die wet evalueren. En er zitten natuurlijk termijnen in het zerotoleranceactieplan dat er aankomt. Dat heeft ook tot doel om het voetballen weer tot een feest te maken in plaats van tot een knokpartij.
De voorzitter: Wat is daarmee precies het oordeel? Is het ondersteuning? Neemt u de motie over? Is het ontraden?
Minister Schippers: De motie verzoekt mij te berichten over de termijn die ik nodig denk te hebben, waarop het voetbal weer voor iedereen toegankelijk is. Letterlijk staat het er niet. Het is wel een probleem: de geest van de motie is ondersteuning van beleid, maar letterlijk genomen gaan wij natuurlijk niet over het afschaffen van die clubcards. Als het gaat om de geest van de motie, zie ik die als ondersteuning van beleid en kan ik indicaties geven over de termijnen waarop ik denk dat het voetbal weer veiliger zal zijn. Als ik haar letterlijk neemt, moet ik haar ontraden.
De heer De Mos (PVV): Ik zal kijken of ik een gewijzigde motie kan rondsturen, helemaal in de geest waarover de minister zo bewonderenswaardig spreekt.
De voorzitter: Kijk dames en heren, zo worden zaken gedaan tussen een minister en een Kamerlid.
Minister Schippers: De tweede motie van de heer De Mos, op stuk nr. 98, is erop gericht om in overleg te treden met deskundigen en politie om te onderzoeken hoe de hiaten uit de voetbalwet kunnen worden gehaald. De voetbalwet valt onder het ministerie van Veiligheid. De minister van Veiligheid is dus degene die deze hiaten uit de wet haalt, en dat ben ik niet. Ik kan deze motie dus niet uitvoeren. De heer De Mos moet die indienen bij het ministerie van Veiligheid of ik moet de minister van Veiligheid vragen wat hij hier moet doen. Hierbij geldt hetzelfde als voor Onderwijs: ik kan niet gaan over andermans portefeuille.
De voorzitter: Kunnen wij wel dezelfde afspraak maken als voor Onderwijs?
Minister Schippers: Wat mij betreft wel. De laatste motie van de heer De Mos, op stuk nr. 99, verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat het landelijk beleid wordt om een einde te maken aan deze verwerpelijke subsidies. «Deze» slaat op subsidies die gescheiden sporten tussen mannen en vrouwen stimuleren. Voor zover het landelijke subsidies betreft, worden die niet gegeven. Wij geven dus zelf die subsidies niet. Voor de gemeentelijke subsidies bestaat dezelfde spagaat waarin ik mij bevind bij de vraag of ik gemeenten kan dwingen iets aan sport te doen. Ik ben het geheel eens met het feit dat er geen stimulans moet zijn om gescheiden sporten op de rails te zetten waar het niet hoeft. Dat staat helder in het regeerakkoord. Maar de gemeentelijke democratie gaat uiteindelijk over de gemeentelijke subsidies. Daarmee ondersteun ik de motie van harte wat betreft de inhoud, maar ik doe het al niet meer, dus is zij overbodig.
De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van het eerste debat met onze nieuwe minister van Sport. Ik sluit de vergadering, maar niet voordat ik de toezeggingen heb herhaald.
– Er komt begin 2011 een actieplan zero tolerance.
– Er komt een sportnota, met daarin subsidiekader. Er wordt daarin ingegaan op ouderen- en jongerensportbeleid, regels die eventueel knellen en de beweegkuur. Deze nota verschijnt in het voorjaar van 2011.
– De Olympische hoofdstructuur en de maatschappelijke kosten-batenanalyse verschijnen ook in het voorjaar van 2011. De nulmeting over sportaccommodaties is daarin meegenomen.
– Wij ontvangen ook nog een voortgangsrapportage over de combinatiefuncties. Wij komen elkaar dus nog te spreken.
– Aan de minister van OCW wordt om een oordeel gevraagd over de motie van het lid Dijkstra, het liefst voor vrijdag aanstaande.
– Aan het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt een oordeel gevraagd over de motie-De Mos over de voetbalwet, ook het liefst voor vrijdag. Gebeurt dit niet op tijd, dan stemmen wij later over de moties.
Ik dank de minister en haar ambtenaren hartelijk. Ik dank mijn collega-Kamerleden. Het publiek op de tribune: wel thuis en tot een volgend sportdebat.
Sluiting 21.02 uur.
Samenstelling:
Leden: Van der Staaij (SGP), Smeets (PvdA) voorzitter, Smilde (CDA), Koşer Kaya (D66), Van der Veen (PvdA), Van Gerven (SP), Van der Burg (VVD), Ouwehand (PvdA), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wolbert (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Uitslag (CDA), Elias (VVD), ondervoorzitter, Dijkstra (D66), Dille (PVV), Gerbrands (PVV), Mulder (VVD), Venrooy-van Ark (VVD), Bruins Slot (CDA), Voortman (GroenLinks) en Klaver (GroenLinks).
Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Van Dekken (PvdA), Omtzigt (CDA), Berndsen (D66), Klijnsma (PvdA), Ulenbelt (SP), De Liefde (VVD), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Kooiman (SP), Arib (PvdA), Vermeij (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Toorenburg (CDA), Lodders (VVD), Van der Ham (D66), Beertema (PVV), Bosma (PVV), Straus (VVD), Van Miltenburg (VVD), Ormel (CDA), Sap (GroenLinks) en Halsema (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32500-XVI-103.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.