30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 567 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2017

Op 7 december jl. heeft uw Kamer mij verzocht om een brief over de uitvoering van de afspraak uit het regeerakkoord met betrekking tot de kolencentrales en de eventuele budgettaire gevolgen hiervan voorafgaande aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Handelingen II 2017/18, nr. 32, Regeling van Werkzaamheden).

Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

In het regeerakkoord heeft het kabinet een duidelijke keuze gemaakt: de kolencentrales in Nederland zullen uiterlijk in 2030 gesloten zijn. Dit is een belangrijke afspraak om de benodigde CO2-reductie richting 2030 te realiseren. Op dit moment werk ik uit op welke wijze het best uitvoering gegeven kan worden aan deze afspraak. De maatregel die daarbij het meest voor de hand ligt om het gebruik van kolen in de elektriciteitsvoorziening uit te faseren is een wettelijk verbod op elektriciteitsproductie met kolen. Ik baseer dit op het uitgebreide onderzoek over kolencentrales dat al is uitgevoerd (Kamerstukken 30 196 en 32 813, nr. 505). Diezelfde conclusie wordt gedeeld door de Afdeling Advisering van de Raad van State in het recente advies over twee amendementen van het lid Januari 2013 de Vos c.s. (Kamerstuk 34 627, nrs. 9 en 10) waarover uw Kamer op 18 juli 2017 is geïnformeerd (Kamerstuk 34 627, nr. 14).

Een wettelijk verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie is het meest geëigende middel om de afspraak uit het regeerakkoord uit te voeren en tegelijkertijd is het een ingrijpend besluit aangezien de overheid zich hiermee mengt in de eigendomsrechten van de eigenaren van de kolencentrales. Een zorgvuldige voorbereiding van een dergelijk besluit is daarom van het grootste belang. Er zal een rechtvaardige balans gevonden moeten worden tussen het publieke belang van CO2-reductie en verbeteringen voor het milieu aan de ene kant, en de belangen van de eigenaren van de kolencentrales aan de andere kant waarbij ook de individuele situatie van de verschillende kolencentrales relevant is. Onzorgvuldigheid in het proces zou de belangen van de Staat op langere termijn kunnen schaden. Op eventuele voornemens ten aanzien van specifieke centrales kan ik nu dan ook niet ingaan.

Ik deel de urgentie die uw Kamer voelt om op dit belangrijke onderwerp in de energietransitie duidelijkheid te creëren. Ik streef er naar om uw Kamer begin volgend jaar meer definitief te informeren over de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan de afspraak uit het regeerakkoord.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven