29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2022

Sinds mijn aantreden als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben wij regelmatig gesproken over het aanpakken van misstanden met arbeidsmigranten. Het kabinet voert de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten met grote urgentie uit.1 Dat is hard nodig, want ook vandaag werken er helaas nog steeds te veel arbeidsmigranten in Nederland onder omstandigheden, die ons land onwaardig zijn. Net als uw Kamer voelt het kabinet de plicht om het maximale te doen om aan deze omstandigheden een einde te maken. Daarbij gaat het niet alleen om het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam, maar blijft het kabinet zoeken naar additionele manieren om de problematiek aan te pakken.

Met deze brief ga ik nader in op een aantal aspecten van deze aanpak. Ten eerste zal ik ingaan op het voorgenomen stelsel van verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Op 5 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen daarvan.2 Op 20 oktober (Kamerstuk 29 544, nr. 1157) en 3 november jl. heb ik deze brief met uw Kamer besproken in het commissiedebat Arbeidsmarktbeleid en de voorzetting daarvan. Zoals in dit commissiedebat toegezegd, informeer ik u hierbij nader over het tijdspad van invoering van het stelsel. Daarbij zal ik ingaan op een voorgenomen ingroeimodel, met als doel dat zoveel mogelijk uitleners al in 2024 een certificaat aanvragen. Ook kom ik terug op enkele vragen die de heer Van Kent (SP) in het commissiedebat heeft gesteld.

Tot slot zal ik ingaan op enkele andere onderwerpen ten aanzien van de aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten en hoe uw Kamer daar nog dit jaar nader over geïnformeerd wordt. Onderdeel daarvan zijn aanvullende stappen ten aanzien van de eerder aangekondigde aanpak. Daarmee loop ik vooruit op de Jaarrapportage Arbeidsmigranten 2022, die in december 2022 verschijnt en rapporteert over de voortgang op de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam. Het kabinet zal in de begeleidende brief bij de Jaarrapportage reflecteren op de voortgang op de verschillende terreinen.

In mijn brief van 30 juni jl. ben ik ingegaan op het tempo van de uitvoering van de Aanjaagteam-aanbevelingen.3 Daarin heb ik ook aangegeven dat ondernemers niet hoeven te wachten op regulering door de overheid om hun werknemers waardig te behandelen. Goed werkgeverschap en de waarde van arbeid moeten daarbij centraal staan. Ik blijf uit- en inleners daartoe oproepen.

Het tijdspad van het verplichte certificeringsstelsel

Van 14 juli tot en met 25 augustus jl. heeft het wetsvoorstel ter invoering van het certificeringsstelsel voor internetconsultatie voorgelegen en hebben diverse instanties erover geadviseerd, onder andere via uitvoerings- en handhavingstoetsen. De consultatiereacties en adviezen zijn inmiddels verwerkt. Het wetsvoorstel zal op korte termijn aan de Raad van State voor advies worden aangeboden. Ik streef ernaar het wetsvoorstel in het voorjaar bij uw Kamer in te dienen, zodat de behandeling door uw Kamer voor de zomer mogelijk is.

Het nieuwe stelsel bestaat, kort samengevat, uit een aantal onderdelen. Allereerst zal een certificerende instelling (CI) – een nieuw op te richten zelfstandig bestuursorgaan (zbo) – verantwoordelijk worden voor het uitgeven van certificaten aan alle uitleners, oftewel ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Om te beoordelen of uitleners in aanmerking komen voor een certificaat, zullen private inspectie-instellingen (II’s) periodiek bij uitleners controleren of zij voldoen aan de daarvoor gestelde certificeringseisen, vastgelegd in een normenkader. Op basis van de bevindingen van de II’s, mogelijk aangevuld met een eigen beoordeling, besluit de CI over het verstrekken van certificaten. Tot slot wordt de Nederlandse Arbeidsinspectie verantwoordelijk voor het toezicht op de certificeringsplicht. Dat houdt in dat uitleners die zonder certificaat toch arbeidskrachten ter beschikking stellen, en inleners die arbeidskrachten inlenen van niet-gecertificeerde uitleners, een boete van de Arbeidsinspectie kunnen krijgen. De Arbeidsinspectie blijft daarnaast onverminderd toezicht houden op de reguliere arbeidswetten.

Zo vroeg mogelijke inwerkingtreding van stelsel en certificeringsplicht

Het certificeringsstelsel zal zo spoedig mogelijk na instemming van de Eerste Kamer in werking treden. Dat is waarschijnlijk begin 2024, of zoveel eerder als de parlementaire behandeling toelaat. Vanaf dat moment kan onder andere de CI formeel worden aangewezen door de Minister van SZW, kan het normenkader formeel worden vastgesteld, en bestaat een juridische basis voor het uitgeven van certificaten.

De handhavingsmogelijkheden voor de certificeringsplicht – oftewel het kunnen beboeten van uitleners die zonder certificaat uitlenen, en van inleners die zakendoen met niet-gecertificeerde uitleners – kunnen in werking treden als álle uitleners in staat zijn gesteld om een certificaat te verkrijgen. Dat zal – afhankelijk van de parlementaire behandeling en voortgang van de invoering – vanaf 1 januari 2025 het geval kunnen zijn. Een rechter zal een boete, die is opgelegd voor schending van de certificeringsplicht terwijl de uitlener niet in staat is gesteld een certificaat te verkrijgen, naar alle waarschijnlijkheid niet overeind laten.

Ingroeimodel: aanvragen certificaten vóór 1 augustus 2024

Om te bereiken dat uitleners zo vroeg mogelijk een certificaat aanvragen, ben ik voornemens om te werken met een ingroeimodel. Dit model houdt in dat uitleners worden gestimuleerd om vóór 1 augustus 2024 een certificaat aan te vragen. De uitleners die hieraan voldoen, vallen onder het overgangsrecht van het wetsvoorstel. Dat overgangsrecht houdt in dat uitleners die uiterlijk vóór 1 augustus 2024 een certificaat hebben aangevraagd, maar waarover de CI nog geen besluit heeft genomen op 1 januari 2025, in de overgangssituatie kunnen blijven uitlenen tot de CI een besluit heeft genomen. Dit overgangsrecht is niet alleen noodzakelijk voor een verantwoorde invoering van het stelsel (zowel uitvoeringstechnisch als juridisch), maar biedt ook een sterke stimulans om het certificaat eerder aan te vragen. Immers, het verzekert de uitlener dat deze na de inwerkintreding van de certificeringsplicht zijn werkzaamheden niet hoeft te staken om de reden dat niet tijdig (door late indiening van een aanvraag door de uitlener zelf dan wel door het niet tijdig nemen van besluit door de CI) op de aanvraag tot verlening van een certificaat is beslist.

Tijdspad oprichting certificerende instelling

De voorbereidingen voor de oprichting van de CI zijn reeds gestart, in samenwerking met de sociale partners die bij de oprichting betrokken zullen zijn.4 Daarbij stuur ik aan op maximale snelheid. Wanneer uw Kamer met het wetsvoorstel heeft ingestemd – idealiter voor het zomerreces van 2023 – kan de CI formeel worden opgericht en verder ingericht. Denk daarbij aan het aannemen van personeel, het aanschaffen of inhuren van faciliteiten zoals huisvesting en ICT, het implementeren van het aanvraagproces voor certificaten, en het opzetten van een openbaar register van gecertificeerde uitleners. Het betreft een omvangrijke en complexe taak die met snelheid zal moeten worden uitgevoerd. We hebben immers geen tijd te verliezen. De certificerende instelling kan direct na inwerkingtreding van het wetsvoorstel formeel door de Minister van SZW als CI worden aangewezen. Alle inspanningen zijn erop gericht dat de CI in de zomer van 2024 – het vroegst mogelijke moment – operationeel kan zijn.

Tijdspad private inspectie-instellingen

Om het certificaat te verkrijgen, moet de uitlener aantonen dat hij voldoet aan de eisen voor het certificaat. Die controle wordt uitgevoerd door de inspectie-instellingen (II’s), die worden aangewezen door en onder toezicht staan van de CI. Om alle uitleners te controleren, is een forse opschaling van de private inspectiecapaciteit noodzakelijk. Waarschijnlijk zal de capaciteit ten minste moeten verdriedubbelen ten opzichte van het huidige, vrijwillige certificaat van de Stichting Normering Arbeid (SNA).5 Hoewel II’s zich nu al kunnen voorbereiden op deze uitbreiding, is het niet aannemelijk dat zij al starten met uitbreiden voordat de Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel. Ook zullen alle inspecteurs, bestaande en nieuwe, moeten worden bijgeschoold. In overleg met sociale partners en de sector zet ik mij ervoor in om de uitbreiding van private inspectiecapaciteit zoveel mogelijk te ondersteunen en bespoedigen.

De controles door de II’s zullen plaatsvinden op basis van een normenkader, waarin de eisen aan uitleners zijn vastgelegd, en een inspectieschema, dat eisen bevat over de wijze waarop de controles moeten worden uitgevoerd. II’s moeten geaccrediteerd zijn door de Raad voor Accreditatie (RvA) om controles te mogen uitvoeren. In afstemming met de RvA tref ik reeds voorbereidingen om de accreditaties zo snel en spoedig mogelijk uit te kunnen voeren, zodat II’s in de eerste helft van 2024 geaccrediteerd kunnen zijn. Als onderdeel van die voorbereidingen streef ik ernaar om in de eerste helft van 2023 het consulteren en toetsen in de praktijk van een concept-normenkader en -schema mogelijk te maken.

Nederlandse Arbeidsinspectie

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de certificeringsplicht zal de Arbeidsinspectie in 2023 beginnen met het verder opschalen van de toezichtcapaciteit in de uitzendbranche, in aanvulling op de huidige inzet en aanpak. Het kabinet is voornemens € 10,5 miljoen (90 fte) te investeren in structurele intensivering van het toezicht door de Arbeidsinspectie op de naleving van de certificeringsplicht en de verwachte toename van het aantal te onderzoeken meldingen en signalen. Deze opschaling bestaat niet alleen uit werving en selectie, maar ook uit onder andere het opleiden van inspecteurs, en het inrichten van het toezicht en risicoselectie. Daarbij gaat het ook om grensoverschrijdend toezicht. De voorbereidingen van de opschaling zijn reeds opgestart. Zodra nieuwe inspecteurs zijn opgeleid, kunnen zij reeds worden ingezet voor toezicht op al bestaande arbeidswetten.

Wet- en regelgeving

Ik span mij ervoor in om de uitwerking van wet- en regelgeving geen vertragende factor te laten zijn. In aanvulling op het wetsvoorstel, dat binnenkort voor advies aan de Raad van State wordt aangeboden, streef ik ernaar om de lagere regelgeving in de eerste helft van volgend jaar – dus al voordat uw Kamer heeft gestemd over het wetsvoorstel – voor internetconsultatie te publiceren en laten toetsen door uitvoerders, handhavers en adviesorganen. Dat moet het mogelijk maken om niet alleen de wet, maar ook de lagere regelgeving zo snel mogelijk nadat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aanvaard vast te stellen.

Communicatie, voorlichting en uitstralingseffect

Tot slot zal de introductie van het nieuwe stelsel gepaard gaan met een omvangrijk communicatie- en voorlichtingstraject richting uit- en inleners. Deze activiteiten zullen ruim voor bovengenoemde datum van 1 augustus 2024 aanvangen en moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat partijen bekend worden met de nieuwe regels. Een tweede doel is dat het stelsel zo vroeg mogelijk een uitstralingseffect heeft naar alle uit- en inleners. Uitleners zullen hun bedrijfsvoering tegen het licht moeten houden en zich gaan voorbereiden op de periodieke inspecties van de II’s. Als zij verwachten daar niet aan te kunnen voldoen – bijvoorbeeld doordat ze hun verloning niet op orde hebben of omdat ze vanwege hun bestuurssamenstelling geen VOG kunnen krijgen – zullen zij passende maatregelen moeten nemen. Inleners zullen zich ervan moeten vergewissen of zij na inwerkingtreding van de certificeringsplicht nog wel zaken mogen doen met hun uitleners. Via dit «uitstralingseffect» beoog ik om de stelselwijziging zo vroeg mogelijk al effect te laten hebben.

Ambitieniveau

Alle bij dit traject betrokken partijen zetten zich maximaal in om de certificeringsplicht zo snel mogelijke in werking te laten treden. Daar zijn niet alleen de arbeidskrachten zelf bij gebaat, maar ook de bonafide uitleners die nu een concurrentienadeel ondervinden van hun malafide evenknieën. Tegelijkertijd is het hierboven beschreven tijdspad zeer ambitieus, met vrijwel geen ruimte voor onvoorziene omstandigheden of andere tegenvallers. Alle betrokken partijen hebben hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De verdere uitwerking van (de uitvoering van) het stelsel kan ook nieuwe inzichten geven over de haalbaarheid van de planning. Tot slot blijft ook zorgvuldigheid een randvoorwaarde. Met een te gehaast opgezet certificeringsstelsel is het risico groot dat kwaadwillende ondernemers manieren vinden om het stelsel te ontduiken.

Vragen uit het commissiedebat van 20 oktober (Kamerstuk 29 544, nr. 1157) en 3 november jl.

De heer Van Kent heeft gevraagd naar het publiek-private karakter van het certificeringsstelsel en gevraagd of het beter zou zijn om de uitvoering van het stelsel volledig publiek te beleggen. De CI krijgt de vorm van een stichting en wordt, door haar rol in het stelsel, een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat onder de reikwijdte van de Kaderwet zbo’s valt. Dat betekent dat de Minister van SZW eindverantwoordelijkheid draagt voor het functioneren van de CI en vanuit die rol toezicht kan uitoefenen. Op een aantal punten, zoals de criteria voor weigering, schorsing en intrekking van het certificaat en het toezicht op de inspectie-instellingen, kan het kabinet via lagere regelgeving nadere regels stellen. Tot slot stelt de CI het normenkader en inspectieschema vast onder voorbehoud van goedkeuring door de Minister van SZW. Het stelsel kent dus veel publieke waarborgen.

Het kabinet hecht grote waarde aan een rol voor sociale partners in het stelsel. Ten eerste vindt het kabinet het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van markt en overheid om de uitwassen in de sector aan te passen. Verplichte certificering is een vorm van verplichte zelfregulering, waarbij de verantwoordelijkheden van beide partijen tot hun recht komen. Uiteraard is het daarbij van belang dat de belangen van werkgevers (uit- en inleners) en werknemers evenwichtig vertegenwoordigd worden. Daarnaast is er in de markt waardevolle expertise en deskundigheid die de werking van het stelsel ten goede komt. Tot slot zorgt het kabinet met het certificeringsstelsel voor draagvlak. Over de precieze vormgeving van de betrokkenheid van sociale partners bij de CI ben ik nog met hen in gesprek. Een stelsel dat volledig door de overheid wordt uitgevoerd, waarnaar de heer Van Kent heeft gevraagd, is feitelijk een publiek vergunningenstelsel. Een vergunningenstelsel is eerder van kracht geweest in de uitzendsector, maar de ervaringen daarmee hebben laten zien ook zo’n stelsel geen panacee is. Het kabinet is ervan overtuigd dat het voorgestelde verplichte certificeringsstelsel – conform de aanbevelingen van het Aanjaagteam – de waardevolle elementen van zelfregulering combineert met de kern van een vergunningenstelsel, namelijk een toetredingsmechanisme tot de markt met publiekrechtelijke handhaving. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, dat volgend jaar bij uw Kamer zal worden ingediend, zullen de keuze voor een verplicht certificeringsstelsel en de daarbij gemaakte afwegingen uitgebreid worden onderbouwd.

Voorts heb ik de heer Van Kent toegezegd om terug te komen op het voorstel om in de lagere regelgeving te bepalen dat de bankgarantieplicht komt te vervallen voor ondernemingen die ten minste vier jaar arbeidskrachten met inachtneming van de eisen van het certificaat ter beschikking stellen. De heer Van Kent vroeg naar het risico op ontduiking via deze vervalregeling. Dit risico is niet uit te sluiten, maar het kabinet schat in dat het om een beperkt tot gering risico gaat. De bankgarantieplicht kan pas vervallen nadat een uitlener vier jaar lang arbeidskrachten ter beschikking heeft gesteld, en daarbij heeft voldaan aan de eisen van het certificaat. Het kabinet is van mening dat het risico op vluchtig ondernemerschap bij die groep – die al vier jaar gecertificeerd arbeidskrachten ter beschikking stelt – substantieel lager is. De voorgestelde ontwijkingsroute is weinig efficiënt. Het kabinet acht de voorgestelde afbakening van de bankgarantieplicht daarom gerechtvaardigd, temeer omdat het om een ingrijpende verplichting gaat die proportioneel moet zijn, ook gelet op het recht op vrij verkeer van diensten. Tot slot is relevant dat het kabinet de vormgeving van de verplichting tot financiële zekerheidsstelling op dit moment nog beziet, naar aanleiding van reacties in de internetconsultatie op het conceptwetsvoorstel.

Bredere voortgang maatregelen Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten

Naast de geschetste voortgang op het verplichte certificeringsstelsel informeer ik u graag nader over de bredere voortgang op het dossier rond misstanden bij EU-arbeidsmigranten. Zoals aangegeven, loop ik hiermee vooruit op de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2022 die in december 2022 verschijnt.

De uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam zijn een verantwoordelijkheid van het Rijk, provincies, gemeenten en sociale partners samen, waarbij het Rijk onder meer verantwoordelijk is voor het creëren van passende wet- en regelgeving. Op dit moment lopen, naast het hierboven beschreven certificeringsstelsel, nog vier wetsvoorstellen op dit terrein:

  • Aanpassingen van de Wet Basisregistratie Personen (BRP) en het Besluit BRP. Deze zijn in 2022 in werking getreden en na aanpassingen in het systeem is het sinds oktober jl. mogelijk om bij inschrijving als niet-ingezetene een tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens te registreren in de BRP. De tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens zullen vanaf 2023 gebruikt kunnen worden om zicht te krijgen op het verblijf van arbeidsmigranten in Nederland en om met hen en andere kort in Nederland verblijvende personen contact te kunnen opnemen om o.a. tijdige inschrijving als inwoner te bevorderen.

  • De Wet Goed Verhuurderschap. In juni 2022 is het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap ingediend bij uw Kamer.6 Dit wetsvoorstel introduceert een landelijke basisnorm voor goed verhuurderschap in de vorm van algemene regels, waaraan verhuurders en verhuurbemiddelaars zich dienen te houden. De algemene regels zien in relatie tot arbeidsmigranten op het voorkomen en tegengaan van discriminatie en intimidatie, de plicht om de huurovereenkomst op schrift en afzonderlijk van de arbeidsovereenkomst te stellen en de plicht om de arbeidsmigrant over zijn rechten en plichten ten aanzien van het gehuurde te informeren in een voor de arbeidsmigrant begrijpelijke taal. Ook krijgen gemeenten de bevoegdheid om een vergunningenplicht in te voeren voor verhuur van verblijfsruimte aan arbeidsmigranten. Uw Kamer bespreekt dit wetsvoorstel binnenkort.

  • De Wet dubbele meldplicht bij arbeidsongevallen. Deze is momenteel in voorbereiding. Een op de vier geregistreerde slachtoffers van een arbeidsongeval is een uitzendkracht of zelfstandige.7 Het Aanjaagteam heeft daarom aanbevolen dat indien een ter beschikking gestelde arbeidskracht betrokken is bij een meldplichtig arbeidsongeval bij een inlener, zowel inlener als uitlener verplicht worden dit ongeval te melden bij de toezichthoudende instantie (doorgaans de Arbeidsinspectie). Daarnaast zal de uitlener zich ervan moeten vergewissen dat de werkplek (weer) veilig en gezond is om te werken alvorens arbeidskrachten ter beschikking te stellen. Dit is van toepassing bij het ter beschikking stellen van de arbeidskracht (pre- vergewissen) en na een arbeidsongeval (post- vergewissen). Het streven is om de wet begin 2025 in werking te laten treden.

Bij de ernstigste misstanden dient het Strafrecht, als sluitstuk van het bestuursrecht en de maatregelen van het Aanjaagteam, voldoende handvatten te bieden om krachtig op te treden tegen misstanden in de arbeidssfeer. Hiertoe wordt de volgende actie ondernomen:

  • De modernisering van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Op dit moment wordt op basis van het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) de strafbaarstelling van mensenhandel op grond van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht gemoderniseerd. Doel hiervan is om de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel – waaronder arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling – effectiever te maken, waardoor de vervolging van daders en de bescherming van slachtoffers wordt verbeterd. Dit wordt gedaan door het strafrechtartikel toegankelijker te maken en voor ernstige misstanden in arbeidssituaties de strafrechtelijke aansprakelijkheid te verruimen. Er wordt beoogd om nog dit jaar het wetsvoorstel voor internetconsultatie te publiceren.

Ook voor de dubbele meldplicht bij arbeidsongevallen en de aanpak van arbeidsuitbuiting wordt uitbreiding van de Arbeidsinspectie voorzien. Samen met de uitbreiding van de inspectiecapaciteit voor de certificeringsplicht voor uitleners gaat het om een stapsgewijze groei tot structureel 140 fte vanaf 2025.8 Er wordt niet gewacht met (de voorbereidingen van) de capaciteitsuitbreiding totdat de wetswijzigingen zijn doorgevoerd, maar al vooruitlopend daarop begonnen met de voorbereidingen van deze uitbreidingen en de werving, selectie en opleiding.

Naast de verbeteringen in wet- en regelgeving zijn er nog enkele ontwikkelingen:

  • Sociale partners hebben in de cao voor uitzendkrachten afspraken gemaakt over het tegengaan van huisuitzettingen en schulden bij de werkgever, en voor nieuwe uitzendkrachten een gegarandeerd minimumloon voor de eerste 2 maanden.9

  • Versterking informatievoorziening: in de zomer van 2022 is een meertalige publiekscampagne gestart gericht op de arbeidsmigrant en werkgevers. Vanuit de Nederlandse Arbeidsinspectie is de campagne «Das pas eerlijk» op werkgevers gericht. Het Ministerie van SZW is een campagne op sociale media gestart, waardoor arbeidsmigranten in verschillende talen worden geïnformeerd over hun rechten en plichten. Ook worden zij gewezen op de informatie op www.workinnl.nl, die momenteel in negen talen beschikbaar is.

  • Verschillende welkomstcentra voor buitenlandse werknemers in de grote steden (bijv. in Den Haag en Utrecht) hebben hun dienstverlening uitgebreid naar de groep EU-arbeidsmigranten. Andere steden, zoals Rotterdam, hebben een uitgebreide dienstverlening door middel van informatiepunten in wijken, iets dat ook door de gemeente Den Haag verder wordt ontplooid. Arbeidsmigranten kunnen tevens terecht bij de Regionale Mobiliteitsteams waardoor zij van werk naar werk geholpen kunnen worden.

Dit zijn enkele van de initiatieven die worden ontplooid om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. De praktijk blijkt echter weerbarstig. Nog te vaak blijkt dat de situatie van arbeidsmigranten die afhankelijk zijn van malafide werkgevers of in slechte huisvesting wonen, nog niet genoeg is verbeterd. Het kabinet voelt de urgentie om de slechte werk- en leefomstandigheden, waarmee een deel van de in Nederland werkzame arbeidsmigranten te maken hebben, te beëindigen. Daarom werkt het kabinet aan extra stappen, bovenop de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam die het kabinet samen met onder meer gemeenten, provincies en sociale partners al in gang heeft gezet. Onder andere de volgende initiatieven zijn in gang gezet:

  • Het kabinet werkt aan een convenant met Zorgverzekeraars Nederland en zorgverzekeraars die zich vooral richten op arbeidsmigranten (ENO en Zorg&Zekerheid). Dit convenant moet de toegang tot zorg van arbeidsmigranten versterken. Het kabinet zet erop in om dit convenant in de komende weken met deze zorgverzekeraars af te sluiten.

  • De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en ik gaan in gesprek met de VNG en gemeenten over de verbetering van de huisvesting voor arbeidsmigranten en de versterking van het toezicht op misstanden bij huisvesting.

  • In afstemming met de VNG en gemeenten zet het kabinet vaart achter de uitwerking van de bedrijfseffectrapportage. Bij besluitvorming over nieuwe bedrijvigheid moeten gemeenten en provincies de huisvestingsvraag als gevolg van de inzet van arbeidsmigranten onderdeel maken van het vestigingsbeleid. Daardoor worden potentiële knelpunten met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten eerder onderkend.

  • Ik informeer u voor de begrotingsbehandeling 2023 via het nieuwe Meerjarenplan 2023–2026 en het Jaarplan 2023 van de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitbreidingen die plaatsvinden in het kader van de Aanbevelingen van het Aanjaagteam.

  • In Europees verband wordt het gesprek aangegaan om informatievoorziening in landen van origine verder te versterken. In het najaar van 2022 wordt in het verband van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) een start gemaakt met een netwerk van experts rondom informatievoorziening. Hierdoor kan de informatievoorziening voor arbeidsmigranten worden verbeterd.

Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de verschillende maatregelen voor de verbetering van de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten bij het verschijnen van de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2022 die het kabinet naar verwachting vóór het einde van het jaar naar uw Kamer zal sturen.

Bovenstaande wet- en regelgeving, flankerend beleid en aanvullende inzet moeten ervoor zorgen dat de woon- en werkomstandigheden van arbeidsmigranten, die nu nog te vaak Nederland onwaardig zijn, te verbeteren. Zoals hierboven ook weergegeven ligt daar ook een verantwoordelijkheid bij inlenende en uitlenende partijen. Tegelijkertijd moet de overheid handhaven waar het niet goed gaat. Daarom investeren we verder in de capaciteit van de Arbeidsinspectie. We erkennen met deze gehele inzet beter de waarde van de arbeid die arbeidsmigranten leveren in onze samenleving en gaan hiermee de concurrentie op arbeidsomstandigheden tegen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk 29 861, nr. 53.

X Noot
2

Kamerstuk 29 861, nr. 92.

X Noot
3

Kamerstuk 29 861, nr. 81.

X Noot
4

De betrokken organisaties zijn FNV, CNV, VCP, VNO-NCW, MKB Nederland, LTO Nederland, ABU, en NBBU.

X Noot
5

In haar openbare consultatiereactie schat SNA in, op basis van enkele aannames uit het concept-wetsvoorstel, dat de inspectiecapaciteit zal moeten stijgen van ca. 85 fte naar minimaal 255 fte. De consultatiereactie van SNA is beschikbaar via https://internetconsultatie.nl/wijzigingwaadi/reactie/afa2e280–7f2e-4c47-b03f-2ce94c79babe.

X Noot
6

Kamerstuk 36 130, nr. 2.

X Noot
8

De definitieve omvang van de uitbreidingen wordt bepaald na afloop van de Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen bij de betreffende wetswijzigingen.

X Noot
9

Zie ook Kamerstuk 29 861, nr. 97.

Naar boven