29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2016

Met deze brief bieden wij u de toegezegde rapportage1 aan over de voortgang van de uitvoering van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme2. Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme vormt het beleidsmatige antwoord op de geconstateerde jihadistische dreiging. De verschillende maatregelen binnen het Actieprogramma en hun effectiviteit moeten altijd in samenhang worden gezien. Deze mix van maatregelen biedt het kabinet de mogelijkheid om binnen de kaders van het bestaande beleid de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen. De maatregelen in het Actieprogramma worden dan ook voortdurend tegen het licht gehouden, onder andere naar aanleiding van het periodiek vastgestelde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Op eventuele wijzigingen in de zwaarte en de inzet van maatregelen en op de voortgang van het Actieprogramma wordt in deze brief en haar bijlagen ingegaan. Zoals door uw Kamer verzocht is in een schematisch overzicht de stand van zaken en voortgang per maatregel opgenomen (zie bijlage 13). Verder informeren we u over de stand van zaken van moties en toezeggingen in relatie tot de aanpak van jihadisme (bijlage 24).

Het dreigingsniveau is, gebaseerd op de ontwikkelingen in deze DTN-periode, wederom vastgesteld op substantieel5. Dit betekent dat de kans reëel is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt. Het Actieprogramma bestaat uit maatregelen gericht op de bestrijding en verzwakking van de jihadistische beweging in Nederland en het tegengaan van radicalisering. Het in samenhang toepassen van deze repressieve en preventieve maatregelen maakt dat er een mix ontstaat waarmee alle betrokken diensten en organisaties zich ten volle inzetten om de vastgestelde dreiging het hoofd te bieden. In de afgelopen periode zijn concrete resultaten behaald bij de strafrechtelijke aanpak, het tegengaan van radicalisering, het tegengaan van terrorisme financiering, aanslagmiddelen, de internationale context, het wetgevingsprogramma en de evaluatie van het CT-beleid.

Strafrechtelijke aanpak

Op dit moment lopen in Nederland ten minste 115 onderzoeken naar circa 135 verdachten. Deze 115 onderzoeken hebben bijna allemaal betrekking op verdachten die zich nog of weer in Nederland bevinden. Sinds de start van het Actieprogramma is er ook ten aanzien van personen die zijn uit gereisd naar het strijdgebied informatie vergaard, zodat zij bij terugkeer in Nederland zo veel mogelijk strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. De onderzoeken naar de bij politie en OM onderkende uitreizigers zijn onlangs in individuele onderzoeken ondergebracht. Dit betreft thans 150 onderzoeken met daarin 150 verdachten die zich allen nog in het strijdgebied bevinden.

In de afgelopen rapportageperiode zijn twee strafzaken waarin terroristische misdrijven ten laste waren gelegd inhoudelijk op zitting behandeld en is vonnis gewezen. In een van die zaken is door de Rechtbank Rotterdam helder uiteengezet dat het sturen van geld of goederen ter facilitering van de gewapende strijd, in de onderhavige casus, niet anders kon worden uitgelegd dan als deelname aan een terroristische organisatie.

In de afgelopen verslagperiode heeft de AIVD de open nota «Leven bij ISIS, de mythe ontrafeld» gepubliceerd over het fenomeen van grote aantallen mensen met een Nederlandse achtergrond die zijn uitgereisd naar oorlogsgebied in Syrië en Irak om zich aan te sluiten bij de terroristische groepering Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS). De constateringen van de AIVD zijn op basis van inlichtingenonderzoek vastgesteld en kunnen in het bijzonder bijdragen aan strafvervolging van Nederlanders die terugkeren uit Syrië of Irak en daar waren aangesloten bij ISIS.

Tegengaan Radicalisering

Sinds het verschijnen van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme zijn maatregelen ter voorkoming van radicalisering uitgewerkt en in gang gezet. Er is geïnvesteerd in het versterken van de weerbaarheid van verschillende gemeenschappen, onder andere door het ondersteunen van projecten van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN). Ook de in 2015 opgerichte Expertise Unit Sociale Stabiliteit (ESS) speelt een belangrijke rol in het ondersteunen van gemeenschappen, evenals in de ondersteuning van professionals en gemeenten die te maken hebben met radicalisering. Het Familiesteunpunt Radicalisering is sinds eind 2015 volledig operationeel. Er is een aanpak uitgerold voor onderwijsinstellingen in 18 gemeenten waar de meeste problematiek rondom radicalisering op scholen speelt en er zijn debat- en dialoogactiviteiten voor jongeren ondersteund om de weerbaarheid te vergroten en een tegenwicht te bieden tegen jihadistische propaganda.

Ook in 2016 worden docenten, sleutelpersonen uit islamitische gemeenschappen, medewerkers van gemeenten en andere professionals getraind in het herkennen en omgaan met radicalisering. Dit gebeurt op die plaatsen waar de problematiek het meeste speelt. Er worden voorlichtingsbijeenkomsten en debatten georganiseerd voor ouders en voor jongeren. Dit met het doel om praten over radicalisering uit de taboesfeer te halen. Tevens hebben dit jaar al 5500 scholieren het toneelstuk «jihad, de voorstelling» bijgewoond en na afloop hierover gedebatteerd. Later dit jaar volgen nog minimaal 4500 scholieren. De meeste activiteiten van de onder «tegengaan radicalisering» ingezette maatregelen uit het Actieprogramma vinden op lokaal niveau plaats, in het bijzonder in de twaalf gemeenten die inmiddels versterkingsgelden toegewezen hebben gekregen. In deze twaalf gemeenten wordt de persoonsgerichte en preventieve lokale aanpak de komende vier jaar versterkt. Nog eens acht gemeenten hebben voor de regio waartoe zij behoren in maart dit jaar hun plannen bij het Rijk ingediend. Zij starten nog dit jaar met het trainen lokale professionals en investeren in het verder opbouwen van netwerken van sleutelfiguren.

Uiteraard blijft het voor alle betrokken partners, nationale en lokale overheden, instellingen en maatschappelijke organisaties nodig om scherp te blijven. Daarnaast nopen ontwikkelingen in de samenleving en binnen de nationale en internationale jihadistische scene tot voortdurende aanpassing in de inzet en uitvoering van alle verschillende preventieve maatregelen uit het Actieprogramma, denk bijvoorbeeld aan de ontwikkelingen rond het salafisme die ruimte kunnen bieden aan radicalisering6. Voortdurend wordt bezien of aanvullende of andere inzet nodig is en is geleerd van evaluaties van lopende en afgeronde projecten. Dit wordt besproken in de bestuurlijke gesprekken met gemeenten die versterkingsgelden ontvangen.

Tegengaan terrorismefinanciering

Het kabinet heeft het afgelopen jaar intensief ingezet op de bevriezing van de tegoeden en middelen van terroristen. Sinds december 2013 zijn de tegoeden van 29 personen bevroren 7. Het aantal personen en organisaties op de nationale terrorismelijst is het afgelopen jaar flink toegenomen en zal naar verwachting de komende periode nog verder toenemen. Dit ligt in lijn met het voornemen van het kabinet als aangegeven in de Kamerbrief van 14 januari 20158 en de recent aangenomen afspraken als uitkomst van de gezamenlijke bijeenkomst van het Global Counterterrorism Forum (GCTF) en de anti-ISIS coalitie op 11 januari jl. in Den Haag.9

Het tegengaan van terrorismefinanciering behoort, zowel in nationaal als in internationaal verband, tot een van de prioriteiten. Zo is terrorismefinanciering een van de prioriteiten onder het huidige Nederlandse EU-voorzitterschap. De Europese Commissie heeft begin februari 2016 een actieplan opgesteld om de financiering van terrorisme nog intensiever te bestrijden door bestaande EU-regels aan nieuwe bedreigingen aan te passen en het beleid en de praktijken in overeenstemming te brengen met internationale normen. Daarbij wordt ingezet op versterkte samenwerking, onder meer door het versterken van de bevoegdheden van (en samenwerking tussen) Financial Intelligence Units, zodat zij snelle toegang hebben tot noodzakelijke gegevens. Onder Nederlands voorzitterschap zijn er op 12 februari jl. Raadsconclusies aangenomen die versterking van de Europese aanpak van terrorismefinanciering beogen.

Ook op VN-niveau maakt het kabinet zich hard voor effectievere internationale inzet tegen terrorismefinanciering. Onder meer door Resolutie 225310 te steunen en er door middel van een slotdocument, opgesteld tijdens de Foreign Terrorist Fighters bijeenkomst van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF) en de Anti ISIS-coalitie van 11 januari in Den Haag, direct uitvoering aan te geven. Ook kreeg de resolutie zijn weerslag in de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 12 februari. Het kabinet is voorts voornemens om personen te laten plaatsen op de VN terrorismelijst.

Aanslagmiddelen

Op 1 januari 2016 is het Protocol Verdachte Objecten (PVO) in werking getreden. Het PVO beschrijft hoe operationele teams vanuit verschillende organisaties samenwerken en omgaan met verdachte objecten die gevaarlijke stoffen bevatten, zoals explosieven of chemicaliën. Daarnaast intensiveert de politie en OM de opsporing van handel in illegale vuurwapens en het in bezit en in gebruik hebben van automatische vuurwapens. Binnen het OM is een landelijk portefeuillehouder op vuurwapens aangesteld. Na recente aanslagen met vuurwapens, is binnen de EU de aanpak van vuurwapens als prioriteit benoemd. Mede op aandringen van Nederland, heeft de Europese Commissie eind 2015 een verordening omtrent het deactiveren van vuurwapens aangenomen. Daarnaast wordt momenteel in EU-verband gesproken over aanpassing van de Europese vuurwapenrichtlijn. Deze omvat strengere Europese standaarden. Nederland zet in op structurele aandacht voor vuurwapens binnen de EU. Door deze maatregelen wordt het kwaadwillenden moeilijker gemaakt om aan aanslagmiddelen te komen en wordt de samenwerking tussen partners op dit terrein flink verstevigd.

Internationale context

Onze inspanningen om gewelddadig jihadisme tegen te gaan in Nederland staan niet op zich. De nationale inspanningen passen binnen bredere inspanningen in bilateraal, EU en multilateraal verband. Deze zijn erop gericht internationaal ingang te doen vinden van effectief CT beleid, inclusief maatregelen om radicalisering te voorkomen en gewelddadig extremisme tegen te gaan, o.a. door opgedane ervaringen met elkaar te delen.

Als EU voorzitter maakt Nederland zich in het bijzonder sterk voor de verdere verbetering van de uitwisseling van informatie tussen EU lidstaten om terroristische reisbewegingen in een vroeg stadium te detecteren, signaleren en te stoppen. Hiermee geeft Nederland invulling aan een van de prioritaire maatregelen die de EU lidstaten overeen zijn gekomen tijdens de buitengewone JBZ-raad van 20 november. Toen is vastgesteld dat aanzienlijke ruimte bestaat voor verdere optimalisering en verbetering van het gebruik beschikbare systemen voor informatie-uitwisseling, zoals het SIS II en het Focal Point Travellers bij Europol.

Een eerste inventarisatie van concrete verbeterpunten en oplossingen is gemaakt tijdens de informele JBZ raad van 25 januari en een hoog ambtelijke conferentie op 1 maart jl. Mede op basis van de discussie met de EU LS in de JBZ-raad van 10 maart, zal Nederland een Actieplan opstellen, inclusief tijdpad voor implementatie, dat zal worden gepresenteerd aan de JBZ-raad in juni.

Nederland vraagt als EU voorzitter ook specifiek aandacht voor de integrale lokale aanpak van radicalisering en gewelddadig extremisme. Nederland heeft als EU-voorzitter op 1 en 2 februari een expert conferentie georganiseerd over dit onderwerp en zal in overleg met onder andere het RAN Centre of Excellence, de Europese Commissie en de EU Contra Terrorisme Coordinator voorstellen uitwerken voor een meer structurele uitwisseling van lokale ervaringen tussen EU lidstaten.

Nederland speelt ook in multilateraal verband een leidende rol. Nederland is co-voorzitter van de Global Counter Terrorism Forum – waarbinnen het samen met Marokko ook co-voorzitter is van de FTF werkgroep – en speelt een voortrekkersrol binnen de Anti-ISIS coalitie, waar het samen met Turkije eveneens de FTF werkgroep leidt. In beide fora staan onderwerpen zoals het tegengaan van gewelddadig extremisme, het creëren van tegenluid en de rol van strategische communicatie, het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen landen, het opsporen en voorkomen van terrorismefinanciering, het stoppen van Foreign Terrorist Fighters en reïntegratie en rehabilitatie aspecten hoog op de agenda, mede dankzij de Nederlandse inzet.

Zo organiseerde Nederland op 11 januari jl. in Den Haag in het gebouw van Europol, een gezamenlijke bijeenkomst in het kader van het GCTF en als co-voorzitter van de genoemde Foreign Terrorist Fighters werkgroepen (Verslag FTF Conferentie 11 januari 2016 in Den Haag, Kamerstuk 27 925, nr. 584). Juist door deze gezamenlijke bijeenkomst kon gewerkt worden aan het onderlinge vertrouwen tussen alle landen die wereldwijd een leidende rol spelen in de strijd tegen terrorisme. Om deze samenwerking te concretiseren en implementeren, waren meer dan vijftig landen evenals de EU, Europol, Interpol en de Verenigde Naties op hoog niveau aanwezig en is het «The Hague Implementation Plan on Foreign Terrorist Fighters11» met daarin 41 concrete maatregelen opgesteld.

Mede naar aanleiding van de aanslagen in Parijs in november 2015 heeft de Europese Commissie versneld een voorstel voor een richtlijn inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (2002/475/JBZ, gewijzigd door kaderbesluit 2008/919/JBZ) ingediend op 3 december 2015. De voorgestelde richtlijn introduceert, in aanvulling op de inhoud van het kaderbesluit, een aantal nieuwe maatregelen ter bestrijding van terrorisme. Het betreft nieuwe strafbaarstellingen over het ontvangen van training voor terrorisme, het uitreizen voor een terroristisch doel, en het financieren van terrorisme. De nieuwe strafbaarstellingen komen in grote mate overeen met de inhoud van het op 22 oktober 2015 tot stand gekomen Aanvullend protocol bij het Raad van Europa Verdrag ter voorkoming van terrorisme. Dit protocol is overigens op 1 maart jongstleden door Nederland ondertekend. Naast de strafbaarstellingen kent het voorstel ook voorzieningen voor slachtoffers van terrorisme. De besprekingen over het voorstel van de Commissie zijn in januari 2016 onder het Nederlandse voorzitterschap gestart. Deze besprekingen hebben inmiddels geleid tot het bereiken van een zogeheten algemene oriëntatie (general approach) op de JBZ-raad van 10 en 11 maart jongstleden. Hiermee is onder Nederlands voorzitterschap in zeven weken tijd voor de Raad van Ministers een collectief uitgangspunt bereikt voor de toekomstige onderhandelingen met het Europees Parlement: een zeldzaam record binnen de EU. Deze onderhandelingen zullen naar verwachting nog onder het Nederlands voorzitterschap kunnen starten.

Voortgang wetgevingsprogramma

Aan het Actieprogramma is ook een wetgevingsprogramma gekoppeld waarmee de Nederlandse wet- en regelgeving op een aantal punten wordt versterkt. De wetsvoorstellen zijn een aanvulling op het huidige instrumentarium en het kabinet volgt de planning zoals afgesproken met het parlement.

Het voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven is (Kamerstuk 34 016 (R2036)) op 1 maart door de Eerste Kamer aangenomen en zal vóór 1 april in werking treden. Deze wet maakt het mogelijk om in meer situaties het Nederlanderschap in te trekken. Dit kon al na een onherroepelijke veroordeling voor terroristische misdrijven maar voortaan is het ook mogelijk bij mensen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor het geven of volgen van een terroristische training.

Verder is de nota naar aanleiding van het verslag over de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing op grond van overlast gevend of crimineel gedrag (maatregel 20) door de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 10 februari door uw Kamer ontvangen (Kamerstuk 34 314, nr. 6). Dit wetsvoorstel voorziet onder andere in de mogelijkheid tot screening op relevante strafrechtelijke antecedenten bij afgifte van een woonvergunning.

Ook zal de nota naar aanleiding van het verslag over het voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Kamerstuk 34 356 (R2064))(maatregel 4) naar verwachting begin april aan uw Kamer worden gezonden. Dit voorstel voorziet in een bevoegdheid tot intrekking van het Nederlanderschap door de Minister van VenJ, indien de betrokken persoon zich buiten het Koninkrijk bevindt en een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Dit wordt onder andere gebaseerd op het feit dat betrokkene zich heeft aangesloten bij een organisatie die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en op een lijst is geplaatst van organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

De nota’s naar aanleiding van de verslagen bij het voorstel voor de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) (maatregelen 11 en 15)(Kamerstuk 34 359) en van het daarmee verband houdende voorstel tot wijziging van de Paspoortwet (maatregel 15)(Kamerstuk 34 358 (R2065)) worden naar verwachting begin april aan uw Kamer gezonden. In het wetsvoorstel Twbmt worden bevoegdheden aan de Minister van VenJ gegeven voor het opleggen van tijdelijk vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die op grond van hun gedragingen in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. In die gevallen kan de desbetreffende persoon een gebiedsverbod, een contactverbod, een uitreisverbod of een meldplicht worden opgelegd. Ook zal dit wetsvoorstel de grondslag geven voor het weigeren of intrekken van onder meer subsidies en vergunningen indien het ernstige gevaar bestaat dat deze mede gebruikt zullen worden ten behoeve van terroristische activiteiten. De wijziging van de Paspoortwet hangt samen met het uitreisverbod. Hierin wordt geregeld dat paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten van rechtswege vervallen bij het opleggen van een uitreisverbod. Tevens wordt het mogelijk om in dit geval betrokkene een vervangend identiteitsbewijs te geven.

Bij gelegenheid van de toezending van de nota naar aanleiding van het verslag bij de Twbmt zal worden ingegaan op het in de brief van 8 december 201512aangekondigde onderzoek in hoeverre intensiever toezicht op personen die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid haalbaar is, door middel van bijvoorbeeld een enkelband bij de handhaving van een gebiedsverbod. Tevens is gestart met een verkenning waarin wordt bezien of het staatsnoodrecht, als de toepassing daarvan noodzakelijk zou zijn gezien de dreiging die uitgaat van het jihadisme, voldoende is toegerust op de dan aan de orde zijnde situatie.

De nota naar aanleiding van het verslag over het voorstel voor een Wet precursoren voor explosieven (maatregel 10)(Kamerstuk 34 289) zal eveneens naar verwachting begin april aan uw Kamer worden gezonden. Zelfgemaakte explosieven zijn een wapen voor terroristen en andere criminelen. De beschikbaarheid van deze stoffen wordt beperkt middels een vergunningstelsel. Tevens moeten bedrijven verdachte transacties, verdwijningen en diefstal melden bij de overheid.

Aan de nota naar aanleiding van het verslag voor het wetsvoorstel Computer Criminaliteit III (maatregel 29)(Kamerstuk 34 372) wordt naar verwachting voor de zomer aan uw Kamer gezonden. Het wetsvoorstel beëindiginggrond uitkeringen e.d. bij deelname aan terroristische organisatie van de Minister van SZW zal naar verwachting in de zomer aan de Raad van State worden verzonden voor advisering.

Evaluatie contraterrorisme beleid

Zoals gemeld aan uw Kamer in de Voortgangsrapportage van 9 november 2015(Kamerstuk 29 754, nr. 326), vindt op dit moment de vijfjaarlijkse integrale evaluatie van het Nederlands CT-beleid plaats. Dit is in lijn met de aanbevelingen van de commissie Suyver en met de toezegging van de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 25 oktober 2011. De evaluatie, onder begeleiding van het WODC, betreft het CT-beleid over de periode 2011–2015. De CT-strategie 2011–2015 vormt hiervoor logischerwijs de basis. In de eerste fase is door het bureau Pro Facto (gelieerd aan de Rijksuniversiteit Groningen) gekeken naar de structuur, opbouw en beleidslogica van de strategie. De tweede, afrondende fase door de Universiteit Utrecht, richt zich op de samenhang tussen de (beleids)plannen, samenwerkingsprocessen en beleidsmaatregelen die uit de strategie zijn voortgekomen. Deze laatste zijn onder andere vastgelegd in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme.

Specifieke aandacht gaat uit naar de beleidsplannen, samenwerkingsprocessen en beleidsmaatregelen op lokaal niveau (de zogenoemde «integrale lokale aanpak») en er wordt, zoals toegezegd, aandacht besteed aan de financiële aspecten van het CT-beleid. De verwachting is dat het eindrapport eind mei 2016 aan uw Kamer zal worden aangeboden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Conform de gewijzigde motie Pechtold, Kamerstuk 29 754, nr. 267

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 253

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Zie het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 41, dat gelijktijdig met deze voortgangsrapportage aan uw Kamer wordt aangeboden (Kamerstuk 29 754, nr. 362).

X Noot
6

«Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek», NCTV & AIVD, 2015 en brief van de Ministers van SZW en VenJ over Grondrechten in een pluriforme samenleving Kamerstuk 29 614, nr. 39

X Noot
7

Op de nationale terrorismelijst staan personen en organisaties die zijn betrokken bij terroristische activiteiten. Hun tegoeden zijn bevroren. Dit betekent dat zij onder andere niet meer bij hun geld kunnen en geen gebruik meer kunnen maken van hun bankrekeningen en creditcards. Hierdoor is het voor deze mensen een stuk moeilijker om terreurdaden te plegen of er (financieel) bij betrokken te zijn.

X Noot
8

Kamerstuk 29 754, nr. 285

X Noot
9

Kamerstuk 27 925, nr. 584

X Noot
10

VNVR 2253 (2015) specifieert dat de sancties die reeds van kracht waren tegen Al Qaida ook golden voor ISIS en JaN en somde de criteria op volgens dewelke personen en organisaties op de sanctielijst terecht konden komen. Ook werden landen gevraagd om strenger op te treden om de financiering van terreurgroepen af te snijden.

X Noot
11

Het verslag van deze bijeenkomst is samen met het implementatieplan aangeboden aan de TK op 9 februari 2016. Kamerstuk 27 925, nr. 584.

X Noot
12

Kamerstuk 29 754, nr. 342.

Naar boven