29 628 Politie

Nr. 1195 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 23 januari 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 21 december 2023 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 juli 2023 inzake beleidsreactie op het eindrapport van de commissie Wet wapens en munitie en plan van aanpak vervolgproces (Kamerstuk 33 033, nr. 37);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juli 2023 inzake reactie op verzoek commissie over samenwerkingsverbanden Belastingdienst en politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1185);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 augustus 2023 inzake rapport Bevindingen onderzoek: Evaluatie pilot verkeershandhaving boa's (Kamerstuk 29 398, nr. 1075);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 augustus 2023 inzake verslag toezicht hackbevoegdheid politie 2022 (Kamerstuk 29 628, nr. 1187);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 september 2023 inzake advies van het Adviescollege ICT-toetsing over het project Nationaal Meldkamer Systeem (Kamerstuk 29 517, nr. 248);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 oktober 2023 inzake handelingsperspectief OOV en demonstraties naar aanleiding van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden (Kamerstuk 28 684, nr. 729);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 november 2023 inzake onderzoeksrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid: Recht van klagen (Kamerstuk 29 628, nr. 1192);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 december 2023 inzake tweede halfjaarbericht politie 2023 (Kamerstuk 29 628, nr. 1193);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 december 2023 inzake ontwikkelingen meldkamer- en alerteringsdomein (Kamerstuk 29 517, nr. 250);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 december 2023 inzake white paper politiefunctie (Kamerstuk 29 628, nr. 1194).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Ellian

Griffier: Meijer

Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Aardema, El Abassi, Boswijk, Bruyning, Diederik van Dijk, Ellian, Helder, Lahlah, Michon-Derkzen, Mutluer, Sneller en Uitermark,

en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 15.01 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, ik open deze vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Aan de orde is het commissiedebat Politie. Ik heet van harte welkom alle collega's en natuurlijk ook diegenen die hier vandaag voor het eerst zijn en nieuw zijn in deze commissie. Ik heet natuurlijk van harte welkom de Minister van Justitie en Veiligheid en uiteraard ook haar ondersteuning, de mensen in de zaal en de mensen die op een andere manier dit commissiedebat volgen.

We hebben vier minuten spreektijd en we hebben drie uur voor dit commissiedebat. Ik streef er uitdrukkelijk naar om het binnen die drie uur af te ronden. Uiteraard staat het iedereen vrij om eventueel moties in te dienen, maar dat kan vandaag niet meer. Er had dan een vooraankondiging gedaan moeten worden, zodat het tweeminutendebat toegevoegd had kunnen worden bij de regeling van dinsdag. De enige mogelijkheid is de Voorzitter verzoeken om een plenaire regeling uit te schrijven. De kans dat de Voorzitter daartoe genegen is, acht ik niet heel groot. Tot zover de formaliteiten.

Ik stel voor dat we snel gaan beginnen. Meneer Boswijk, u bent als eerste aan de beurt voor uw eerste termijn. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van het verliezen van verkiezingen en een kleinere fractie is dat je meer woordvoerderschappen krijgt. Naast mijn mooie portefeuilles Buitenlandse Zaken en Defensie mag ik nu ook woordvoerder Politie zijn. Bij het voorbereiden van dit debat kwam ik heel veel parallellen met Defensie tegen.

Allereerst de nazorg. Het CDA is trots op onze politie, op de mensen die zich elke dag inzetten voor de veiligheid van onze samenleving, voor het opsporen van zware criminelen, voor het bestrijden van onrecht en voor het helpen van kwetsbare mensen op straat. Deze agenten staan in de frontlinie en maken daarom heftige situaties mee. Het CDA maakt zich zorgen over de manier waarop de nazorg op dit moment is geregeld. Klopt het dat nazorg vrijblijvend is en dat het niet zo is dat een agent die een heftige gebeurtenis heeft meegemaakt direct in aanmerking komt voor nazorg? Hoe vaak wordt het Team Collegiale Ondersteuning ingezet? Klopt het ook dat per 1 januari aanstaande de samenwerking met het Veteraneninstituut wordt gestopt, waardoor de politie het zelf gaat oppakken, los van de al lopende dossiers?

Daarnaast vraag ik aan de Minister of op dit moment vroegsignalering van bijvoorbeeld PTSS of psychologische problemen een plek heeft binnen de politieorganisatie. Het CDA is er namelijk voorstander van om hier in de scholing, op de Politieacademie, structureel aandacht aan te besteden, zodat collega's die het dichtstbij staan een rol kunnen spelen in het herkennen van klachten. Hoe kijkt de Minister hiernaar?

Een andere overeenkomst met Defensie betreft personeel en uitwisseling. Het is geen geheim dat er grote capaciteitstekorten zijn bij de politie; dat zien we ook bij Defensie. Het CDA vindt dat de politie terug de wijk in moet, zodat ze weer in verbinding staan met de mensen en zien wat er speelt. Daar is natuurlijk voldoende personeel voor nodig. Daarom de vraag: hoeveel wordt er nu gebruikgemaakt van de zijinstroom, bijvoorbeeld vanuit Defensie en de marechaussee? Is hierin ruimte voor maatwerk, zodat personen met expertise hun kennis en ervaring kunnen gebruiken in het politiewerk? Wordt er ook gekeken naar creatieve manieren van samenwerking zoals het gebruik van bijvoorbeeld reservisten over en weer, zodat er geen concurrentie meer plaatsvindt tussen de krijgsmacht en de politie, maar misschien juist een versterking? Graag een reactie.

Dan data en capaciteit. De politie en recherche en het OM krijgen veel data binnen voor de opsporing, zoals telefoontaps, camerabeelden en persoonsgegevens; data die noodzakelijk zijn om verdachten op te sporen en te berechten. Maar essentieel is dat er genoeg mensen zijn die iets met die data kunnen en ze kunnen koppelen aan specifieke zaken. Hoe voorkomen we dat deze data verloren gaan, omdat we vanwege capaciteitsgebrek niet de mensen hebben om ze te verwerken en te analyseren?

Voorzitter. Het CDA ziet de meerwaarde van lokale recherche en opsporing, omdat lokale misdaad grote gevolgen kan hebben in een wijk en voor het veiligheidsgevoel. Op nationaal niveau is er in de afgelopen jaren veel resultaat geboekt in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Maar de opsporing van lokale, iets minder zwaar georganiseerde criminaliteit blijft daardoor achter, omdat rechercheurs vooral landelijk werk verrichten. Staat de Minister ervoor open om meer mogelijkheden te bieden voor lokale recherche en opsporing?

Ten slotte twee overige punten. Het CDA heeft eerder vragen gesteld over de efficiencykorting voor de politie die de Minister heeft ingeboekt in de begroting voor 2024. In het halfjaarbericht politie geeft de Minister aan dat de politie in 2023 nog geen specifieke bezuinigingsmaatregelen doorvoert. Betekent dit dus dat de Minister wel degelijk gaat bezuinigen in de toekomst, wat eerder is ontkend? Wanneer komt er duidelijkheid over de invulling van de taakstelling van de politie?

Ten slotte nog een vraag over de middelen en voertuigen van onze politie die overbodig zijn en naar Oekraïne worden gestuurd, de bijkomende bureaucratie en het gebrek aan mandaat voor mensen om knopen door te hakken. Is de Minister het met het CDA eens dat we één persoon moeten aanwijzen met een duidelijk mandaat en dat, als er overbodige spullen naar Oekraïne gaan, dat veel makkelijker zonder bureaucratie moet worden georganiseerd?

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt, meneer Boswijk. U heeft een interruptie van mevrouw Mutluer. Maar voordat ik die interruptie toesta, nog even het volgende. Ik zie dat we met flink wat leden zijn, dus ik wil toch beginnen met twee interrupties. U kent mij: als u het allemaal kort kunt doen ... Maar de verantwoordelijkheid ligt bij uzelf. Welkom ook aan de andere collega's. Eén vraag: voert u beiden het woord, mevrouw Bruyning en mevrouw Uitermark? Neen. Mevrouw Uitermark voert het woord. Helder. En bij de PvdA is dat mevrouw Mutluer. Mevrouw Mutluer, uw eerste interruptie.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ja, van GroenLinks-PvdA. Ik heb de volgende vraag omdat meneer Boswijk me verleidde om die te stellen. Het ging namelijk over rechercheurs. We hebben een beperkt aantal rechercheurs. Ik hoorde mijn collega aangeven dat hij meer lokale rechercheurs wil. Maar dan nog hebben we ze niet en moeten ze opgeleid worden. Wat vindt mijn collega van het idee, dat we eerder hebben geopperd maar nog niet is opgevolgd, dat de opleidingen van de rechercheurs in samenwerking met bijvoorbeeld universiteiten moeten worden gedaan, dus dat je niet alles hoeft over te laten aan de Politieacademie? Die kan het nu namelijk al niet aan, laat staan als we ook nog eens de wensen van collega Boswijk gaan volgen. Heb ik daarin zijn steun, als wij opnieuw met een voorstel komen daaromtrent?

De heer Boswijk (CDA):

Dat is een goede vraag. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet helemaal goed kan beoordelen wat de voors en tegens ervan zijn, maar wel dat we niet de luxe hebben om goede ideeën uit te sluiten. Net stelde ik voor om te kijken hoe we kunnen gaan samenwerken met Defensie voor bijvoorbeeld uitwisseling van personeel. Ik weet dat er best wel wat militairen zijn die bijvoorbeeld door hun thuissituatie een paar jaar niet op uitzending kunnen. Dan kun je kijken of die militairen misschien tijdelijk bij de politie zouden kunnen werken. En als de kinderen naar school gaan, kunnen ze weer bij Defensie instromen. Je kunt dat veel flexibeler maken. Zo kan ik me ook voorstellen dat je gaat kijken om opleidingen buiten de gebaande paden te doen. We moeten wel, want de Politieacademie zit bomvol en toch hebben we gigantische capaciteitstekorten. Ik ben dus erg voor creatief kijken. Ik ben ook wel benieuwd hoe de Minister hiernaar kijkt.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, het woord is aan u voor uw eerste termijn namens BBB.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Gisteren hebben we een debat gehad met de Minister naar aanleiding van de verhoging van het dreigingsniveau. Dat is verhoogd van «voorstelbaar dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt» naar «reëel». Dat is een bruggetje naar mijn eerste punt: de transitie van de Landelijke Eenheid. Door het falen van leidinggevenden en de korpsleiding hebben we een aangenomen Kamermotie en naar aanleiding daarvan de commissie-Schneiders. Een van haar conclusies is om de Landelijke Eenheid te splitsen in twee eenheden, zodat nieuwe leidinggevenden niet te veel mensen meer onder zich hebben.

Voorzitter. De huidige stand van zaken is nog erger dan die al was. Een commissielid is uit de commissie-Schneiders gestapt «omdat de vriendjespolitiek tenenkrommend is» – ik citeer haar maar even. De politiechef van de landelijke recherche is, netjes gezegd, elders geplaatst omdat zijn functie is komen te vervallen. De Dienst Landelijke Recherche is opgeknipt binnen de Landelijke Eenheid, wat in strijd is met de aanbeveling van het rapport van de OVV. Kort en goed, mensen die wel goed presteren en uitermate deskundig zijn, worden op handen gedragen door de werkvloer maar wordt het goede werk dat ze doen onmogelijk gemaakt. Precies de verkeerde mensen, niet in de laatste plaats de criminelen, hebben vast een goede dag gehad. Het enige antwoord dat ik acceptabel vind, is dat de Minister dit laat terugdraaien. Dan gaat het niet om wat ik wil, maar we hebben het hier over de veiligheid van ons land.

De rol van de korpsleiding is niet alleen in dit geval uiterst discutabel, maar is dat ook ten aanzien van de commissie-Sorgdrager. Het langverwachte rapport kwam uiteindelijk op een vrijdagmiddag laat naar de Kamer als bijlage bij een brief die er helemaal niets mee te maken heeft. De vraag waarom wordt snel beantwoord als je de conclusie leest: «Het vervullen van die klankbordfunctie kwam echter onvoldoende van de grond, mede doordat het proces voor de commissie moeilijk toegankelijk was. De commissie heeft daarom besloten haar eindrapport op te stellen.» In gewoon Nederlands: ook deze commissie is tegengewerkt. Ik hoor graag van de Minister waarom dit zo is gebeurd en, nog veel belangrijker, wat zij met de aanbevelingen gaat doen. De undercoveragenten hebben recht op goed werkgeverschap en de nabestaanden in deze kwestie op genoegdoening. Ik weet dat er op korte termijn nog een overleg gepland staat, dus ik houd dit nog steeds in de gaten. Maar dat weet de Minister.

Kort over de politiecapaciteit. Eerder werd beloofd dat de operationele bezetting in 2025 op orde zou zijn. Dat werd 2027. Dan zal er ook sprake zijn van de gewenste uitbreiding van de politiecapaciteit. Uit een bericht dat onlangs op de website van de NOS stond, bleek dat de tekorten echter onverantwoord groot zijn. Wat gaat de Minister in de tussentijd doen? Dan verwijs ik maar naar de arbeidsmarktstrategie en het feit dat inderdaad veel diensten in dezelfde vijver vissen. Kan de arbeidsmarktstrategie niet worden aangepast?

Voorzitter. Een korte opmerking over C2000. Uiterlijk 1 januari volgend jaar moeten de 25 opstelpunten die relatief veel hinder ondervinden van de zonnepanelen in kaart zijn gebracht, maar dat is niet wat mijn aangenomen motie vraagt. Dat zou namelijk zo spoedig mogelijk in orde worden gemaakt. Dat is niet hetzelfde als in kaart brengen. Ik wijs er maar weer op dat de Minister als eigenaar van dit communicatiesysteem aansprakelijk is als er straks een agent of een andere hulpverlener – ik hoop dat het nooit gebeurt – gewond raakt of erger. Dat geldt ook in demissionaire status. Ik hoor dus graag toch iets meer spoed.

Voorzitter. Een losse vraag. Wat vindt de Minister van een landelijk coldcaseteam bij onopgeloste moordzaken? Dat team moet dan niet gevuld worden door rechercheurs bij hun eigen eenheid weg te halen, maar door daar bereidwillige gepensioneerde rechercheurs voor in te zetten of mensen die PTSS hebben maar toch wel wat werk kunnen doen. Ik verwijs hierbij naar het initiatief van journalist Mick van Wely.

Voorzitter. Helemaal tot slot agenten met long covid. De Minister heeft gezegd dat de overheid een morele plicht heeft om politieagenten tegemoet te komen die tijdens corona, met name tijdens de eerste golf, toen we nog zo weinig wisten en er geen hulpmiddelen voor hen waren, voor ons voorop zijn gaan lopen. Ik heb begrepen dat er in de praktijk echter iets heel anders gebeurt. Erkenning duurt twee jaar, als die al komt. Dan zou mijn vraag zijn: waarom moeten agenten die al ziek zijn geconfronteerd worden met een werkgever die blijkbaar geen regeling voor hen heeft getroffen, waardoor ze ook hier weer alles zelf moeten doen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt, mevrouw Helder. Dan gaan we door naar meneer Van Dijk namens de SGP voor zijn eerste termijn. Aan u het woord.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Sinds het uitbreken van de oorlog in Israël na de gruwelijke aanval van Hamas op 7 oktober vindt er een huiveringwekkende stijging van antisemitische incidenten in Nederland plaats. De SGP heeft grote zorgen over de demonstraties waarbij pro-Hamas- en antisemitische leuzen worden gescandeerd. Heeft de politie voldoende handvatten om het groeiende antisemitisme dat in deze demonstraties naar voren komt, aan te kunnen pakken? Daarnaast maakt mijn fractie zich grote zorgen over het verheerlijken van terroristisch geweld in recente demonstraties. Het demonstratierecht eindigt waar het strafrecht wordt overtreden. De SGP betreurt dat de Minister in een eerder debat de leus «From the river to the sea ...» wel als antisemitisch bestempelde, maar dat deze uitspraak niet expliciet in het handelingsperspectief voor burgemeesters benoemd wordt. De leus komt regelrecht uit het handvest van Hamas en is bedreigend voor Joodse burgers. Het frustreert de SGP dat het strafrecht wel de mogelijkheden biedt om dergelijke uitingen te vervolgen, maar dat het in de praktijk niet gebeurt omdat er veel onduidelijk lijkt te zijn over het meewegen van de context. Het is voor mijn fractie duidelijk dat ingeval van antisemitische leuzen bij pro-Palestinademonstraties de context van deze leus altijd moet worden bezien in het licht van het huidige conflict, waarbij Hamas tot doel heeft om alle Joden wereldwijd te vernietigen. De SGP pleit ervoor om de leus «From the river to the sea ...» bij demonstraties in de context van het huidige conflict, waarbij Hamas enkel tot doel heeft om alle Joden wereldwijd op te ruimen, expliciet strafbaar te stellen om duidelijkheid te scheppen voor OM en politie, maar vooral ook om veiligheid te bieden aan de Joodse gemeenschap, die onder een stijging van het aantal antisemitische incidenten gebukt gaat. Is de Minister bereid om in navolging van Duitsland en Oostenrijk de leus «From the river to the sea ...» bij demonstraties te verbieden, ter bescherming van de openbare orde, teneinde het groeiende antisemitisme in de samenleving tegen te gaan?

Voorzitter. In het handelingsperspectief wordt wel een lijst met rechts-extremistische symbolen en het vlagvertoon van terroristische organisaties benoemd. Deze zouden een uiting zijn van terroristische ideologieën en kunnen als strafbaar worden bestempeld. De Minister benadrukt dat bij alle uitingen de context moet worden bezien. Kan de Minister zich verplaatsen in een agent die te midden van een demonstratie die context moet bepalen? Dat gaat toch niet? Burgemeester Halsema verbood het vlagvertoon van terroristische organisaties bij demonstraties. De mogelijkheid is er dus wel. Welke mogelijkheden ziet de Minister om dit voorbeeld in alle gemeenten op te volgen? Het bevreemdt de SGP dat het vertonen van de vlag van een terroristische organisatie, wat een uiting is van de terroristische ideologie van die organisatie, onvoldoende is voor strafbaarstelling. Is de Minister bereid om in navolging van Duitsland en Oostenrijk het vlagvertoon van terroristische organisaties expliciet strafbaar te stellen dan wel met het OM in overleg te treden over het opnemen van terroristische symbolen in de interne handreiking die met de politie gedeeld is?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van Dijk. Kunt u even uw microfoon uitdoen? U heeft een interruptie van de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Als ik de heer Van Dijk goed hoor, dan zie ik twee rechten: de vrijheid van meningsuiting versus het strafrecht. Wij zijn van mening dat de leus die de heer Van Dijk noemt niet strafbaar is, zoals de rechter ook heeft geoordeeld. Maar als ik de heer Van Dijk goed begrijp, zegt hij eigenlijk: grijp in, want in het Wetboek van Strafrecht hebben we genoeg middelen om in te grijpen. Wat vindt de heer Van Dijk ervan dat religieuze boeken verbrand en verscheurd worden, ook nog eens in bepaalde periodes en voor gebedshuizen? Moet daar ook tegen opgetreden worden?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Koranschendingen en -verbrandingen zijn verboden. Ik focus hier nu op deze specifieke leus. Die is natuurlijk heel erg actueel en wordt ook heel massaal gebruikt. Deze leus komt direct uit het handvest van een terroristische organisatie. Ik vind het, even eenvoudig gezegd, te gek voor woorden dat zo'n expliciete leus niet strafbaar kan worden gesteld en dat er geen vervolging wordt ingesteld vanwege een, in mijn ogen, drogredenering rond de context. Ik wil dat daar een einde aan wordt gemaakt.

De heer El Abassi (DENK):

De heer Van Dijk heeft het over koranverscheuringen, maar het zou ook kunnen gaan om andere religieuze boeken, zoals de thora. Hiermee ontwijkt hij mijn vraag, want mijn vraag is gewoon helder. Het Wetboek van Strafrecht biedt perspectief. Denk aan groepsbelediging, schending van religieuze boeken et cetera. We zouden dus kunnen ingrijpen. Mijn vraag aan de heer Van Dijk is: vindt hij dat er ook bij dit soort demonstraties ingegrepen moet worden?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Uiteindelijk blijft het natuurlijk een afweging van wat je strafbaar acht en wat vervolging verdient. Maar ik vind dat het bij expliciet antisemitische uitingen, waarover we het hier hebben, buiten kijf moet staan dat er opgetreden moet worden. Wat mij betreft is het bewust verbranden en dergelijke van voor mensen heilige boeken absoluut een brug te ver, en zou daar ook strafrechtelijk tegen mogen worden opgetreden, ja.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we over naar mevrouw Michon voor haar eerste termijn.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Niet zo lang geleden waren we een aantal weken druk met de campagne. In die tijd heb ik weer met een hoop agenten gesproken. Ik wil dus maar beginnen zoals ik elke keer begin, namelijk met hen enorm te danken voor het goede werk dat zij doen, altijd maar met hun kop in de wind. Dat geldt niet alleen voor de politieagenten, maar ook voor de boa's. Daarom wil ik daar ook direct mee beginnen. Zij zijn deze week weer door de zogenaamd grappige heren van Vandaag Inside ongelofelijk door het slijk gehaald. Ik vind dat totaal onterecht. Op deze plek wil ik ook mijn enorme waardering uitspreken voor het werk dat zij doen.

Ik ga direct maar door over de boa's. Hoeveel gemeenten hebben een wapenstok voor boa's aangevraagd, en hoeveel verzoeken er zijn toe- dan wel afgewezen? Justis besluit erover en het bureau van de korpschef adviseert erover. Er zit iets in dat proces dat het enorm bemoeilijkt.

We hebben deze week gehoord dat er in Arnhem bij het boa-uniform een hoofddoek is toegestaan. De opvatting van mijn fractie is bekend. Ik vind dat niet gewenst. Ik vraag de Minister of zij hierover contact heeft en wat zij hierop kan of gaat doen.

Voorzitter. Dan de capaciteit van de politie. We voeren elk politiedebat een discussie over de capaciteit en de werkdruk. Het is vreselijk dat het steeds langer duurt voordat de sterkte op orde is. Dat hebben we kunnen lezen. Ik ben het eens met de heer Boswijk dat we alle creatieve oplossingen moeten aangrijpen om die gaten dicht te lopen. De white paper over de politievisie vond ik een mooi stuk, dat daar ook wel een aantal handvatten voor geeft. Neem de flexibele schil van publieke en private partners. Hoe loopt dit nu? Dat hoor ik graag van de Ministers.

Ik vind dat we alles wat we moeten hebben op straat operationeel aan het werk moeten zien te krijgen. Daarom heb ik in een eerder debat gevraagd of het mogelijk is om executieven die bureauwerk doen, weer vaker de straat op te krijgen. Zij moeten maar een klein minimaal aantal diensten doen om de executieve status te behouden naast het bureauwerk. Na mijn eerdere oproep heb ik van een aantal agenten gehoord dat ze best wel vaker de straat op zouden willen. Ik vraag de Minister: kan dat mogelijk worden gemaakt?

Tot slot op dit punt wil ik ingaan op de inzet van vrijwilligers. Een steeds grotere groep gepensioneerde agenten zou nog best graag als vrijwilliger voor de politie willen werken. Groeit dat aantal? Het aantal uren dat een vrijwilliger kan worden ingezet, is begrensd. Kan dat omhoog? Zo spelen we andere agenten vrij en hopen we maar dat de zware jaren qua capaciteit die nog voor ons staan een beetje behapbaar blijven.

Ik heb eerder een punt gemaakt over samenwerking met de KMar, te beginnen bij het arbeidsmarktbeleid. Ik hoor graag wat de stand van zaken is.

Voorzitter. Dan de Landelijke Eenheid. Ik zal niet alles herhalen, maar de commissie-Schneiders stelt dat het momentum voor een effectieve transitie vervaagt. Dat vind ik een zorgelijke zin. Inderdaad is Inge Bryan opgestapt. Andy Kraag, het zeer gewaardeerde hoofd van de landelijke recherche, vertrekt. Wat is daar nou precies aan de hand? Per 1 januari starten die twee eenheden. Zijn de medewerkers nu goed geïnformeerd en voldoende meegenomen? Het voelt alsof het een beetje hangen en wurgen blijft bij de Landelijke Eenheid, en dat kunnen we ons eenvoudigweg niet veroorloven. Daarvoor doen zij veel te belangrijk werk. Op welke basis houdt de Minister, zo wil ik haar vragen, vertrouwen in een goede afloop?

Voorzitter. Dan mijn laatste punt: vuurwerk. We spraken daar van de week over in het vragenuurtje, aan de hand van het nieuws over explosies. Er is een motie van mijn collega Verkuijlen aangenomen om het gevaarlijke F4-vuurwerk, die harde knallers, onder de Wet wapens en munitie te laten vallen. Ik zag in het halfjaarbericht een reactie van de Minister daarop. Het zou ingewikkeld zijn omdat het de interne Europese markt zou verstoren. Maar dat zware vuurwerk is nu ook al verboden, maar dan onder de Wet economische delicten. Ik vraag dus om een andere grondslag. Kan de Minister nou nog eens toelichten waarom dat zo ingewikkeld is?

Mijn allerlaatste punt. Kan de Minister ook ingaan op het net ontstane HARP-team, het Hit And Run Post-team? Dat is ook heel erg belangrijk om naast allerlei synthetische drugs ook illegaal vuurwerk dat per post wordt verstuurd te onderscheppen.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt, mevrouw Michon. Dan gaan we over naar de eerste termijn van GroenLinks-PvdA; en niet andersom, zo is mij gisteren ingepeperd. Mevrouw Mutluer, aan u het woord.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met het feit dat ik er erg blij mee ben dat de politie voor het eerst door een vrouwelijke korpschef wordt geleid. Ook de nieuwe politievakbondvoorzitter is een vrouw. Wij wensen Janny Knol en Nine Kooiman heel veel succes en hopen ook van harte op een verandering ten goede, want ze krijgen een heel uitdagende taak. Ze zullen namelijk een vervolg moeten geven aan de inmiddels ingezette veranderingsprocessen, en ook structureel moeten bijdragen aan het oplossen van de problemen waar de politieorganisatie onder gebukt gaat.

De politieorganisatie kraakt al jaren in zijn voegen. Jan Struijs heeft daar tijdens zijn afscheid ook aan gerefereerd. De gemiddelde uitstroom is 2.500 agenten. Die is groter dan de gebruikelijke instroom van 2.100 nieuwe politiecollega's. Ook het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut, wordt zwaar overbelast, en straks misschien nog meer als we de Opiumwet gaan uitvoeren. Rechercheurs moeten nu soms al drie maanden wachten op essentiële opsporingsinformatie. Vindt de Minister dat ze genoeg doet om deze situatie te veranderen, ook als het gaat om het aantal rechercheurs?

Ik noemde net al de suggestie om universiteiten er veel meer voor in te zetten. Zij staan echt te popelen. Daarmee kun je volgens mij ook capaciteitswinst behalen. Ik wil van de Minister weten hoe ze daartegen aankijkt.

Over rechercheurs gesproken. Ik ben trots op het 40-tal oud-rechercheurs dat zich vrijwillig gaan storten op zaken die tot op de dag van vandaag onopgehelderd zijn gebleven, de ruim 1.700 cold cases. Mensen zitten al decennialang in een hartverscheurende onzekerheid na te denken over het lot van hun familieleden en vrienden. Het is dus goed dat deze oud-rechercheurs dat doen, maar ook ik ben best wel gecharmeerd van het idee om te gaan naar een landelijk politieteam dat zich bezig gaat houden met cold cases. Wat vindt de Minister van dit initiatief van onder anderen Mick van Wely, en wat doet zij om deze mensen te faciliteren? Is zij te porren voor dat landelijke initiatief?

Voorzitter. Dan de werkdruk en de omgangsvormen. Dat is voor mij ook een graadmeter voor de politie. De komende tijd moeten we echt een substantieel andere politiecultuur zien. Helaas zie ik nog steeds dat vrouwen, mensen van kleur en lhbtq'ers uit de politieorganisatie worden gepest. We kennen daar de voorbeelden van. Soms wordt er adequaat gereageerd, maar vaak ook niet. Daarmee doel ik ook op De blauwe familie, want ik vind het onbestaanbaar dat ondanks onze moties en vragen nog steeds niets is gedaan aan eerherstel en resocialisatie. Sterker nog, tegen Bilal, een van die politieagenten, loopt zelfs een uitgebreide klacht over een verdenking van het in bezit hebben van politieportofoons. Ik heb dacht ik recent in een artikel gelezen dat er 2.000 politieportofoons zoek waren, kwijt waren geraakt. Ik vraag me dan af of we andere politieagenten ook op korte termijn gaan vervolgen. Is dat de insteek? Ik zeg het even op deze wijze. Misschien is dat cru, maar ik denk dat het de hoogste tijd wordt om een onafhankelijk gezaghebbend oordeel te laten vellen over de rechtmatigheid van de onderzoeken waar agenten als Bilal, maar ook Süleyman in verzeild zijn geraakt. Ik ben benieuwd of de Minister daarvoor te porren is.

AcICT is ook even genoemd, over het communicatiesysteem van de politie. Eigenlijk zegt de adviescommissie: het nieuwe systeem is gedoemd om te mislukken. En wat zegt de Minister? «Ja, ik ga dat advies niet opvolgen.» Dat vraagt echt even om uitleg, want het gaat hier wel om de veiligheid van onze politieagenten.

Voorzitter. Tot slot de taskforce explosies. Ik zei het al tijdens het vragenuurtje. Toen ik in oktober met het voorstel kwam voor een taskforce explosies, werd dat weggewuifd: het is niet nodig, dat hoeven we niet. Nu komen meerdere gemeenten onder leiding van Vlaardingen hiermee. Ook zij zijn verbolgen en eigenlijk zeggen zij: pas maanden en heel veel explosies later wordt de urgentie breder gezien en erkend. Is de Minister bereid – ik rond af, voorzitter – om deze taskforce landelijk te versterken, door bijvoorbeeld de aanstelling van een politiecommissaris voor dit type geweld? Of is ze bereid om een landelijke taskforce in te richten, niet zozeer op opsporing, maar meer op het fenomeen: wat gebeurt er, onderzoek doen, et cetera?

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik was degene die, toen u dit eerder opperde, daar kritiek op had. Ik zal u niet teleurstellen door nog een keer deze vraag te stellen. Het punt is nu juist dat we omkomen in de taskforces en in de fenomeenanalyses. Ik zou zo graag zien dat er concrete maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat we die explosies nu een halt toeroepen. Dus wat is in de ogen van mevrouw Mutluer dan nodig om ervoor te zorgen dat we gewoon het aantal explosies verminderen vanaf morgen? Een taskforce zie ik dat niet een-twee-drie doen met elkaar.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik wil mijn collega Michon-Derkzen eraan herinneren dat het een VVD-burgemeester nota bene ...

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, ja. Ik ken hem. We kennen hem.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat klopt. Ik denk dat we beiden al een keertje bij hem op bezoek zijn geweest. Die heeft dus nota bene besloten om een taskforce explosies in te stellen. Hij geeft, overigens net als andere burgemeesters, aan: jongens, jullie moeten een keertje vanuit het landelijke de urgentie erkennen. Het is lastig. Dat realiseer ik me. Maar als de wens is dat wij, Den Haag, gaan kijken hoe je een dergelijke taskforce kunt versterken, door de aanstelling van een politiecommissaris voor type geweld, door de aanstelling van een officier van justitie, door een coördinerend burgemeester aan te wijzen en ondersteuning te bieden – dat moeten we denk ik echt bij hen neerleggen – vind ik dat we daar gehoor aan moeten geven. Vandaar mijn concrete vraag. Ik weet dat de Minister de vorige keer zei: als de burgemeesters daarom vragen, ga ik wel kijken of ik dat kan faciliteren. Nou, volgens mij vragen ze er nu om. Ik hoop dus dat de Minister daar antwoord op kan geven.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nu ben ik mijn tweede interruptie kwijt, terwijl ik geen antwoord heb gekregen op mijn eerste. Ik vroeg: wat er moet er in de ogen van mevrouw Mutluer gebeuren om die explosies een halt toe te roepen?

De voorzitter:

Deze is zo kort ...

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dit is een heel interessante vraag. Volgens mij heb ik destijds, op 11 oktober, een heel plan van aanpak ingediend met hoe ik denk dat je die explosies kunt aanpakken. Daar heb je een kortetermijnactie voor nodig. Daar heb je een langetermijnactie voor nodig. Daar zit een taskforce bij waarin verschillende burgermeesters met elkaar in contact zijn, informatie kunnen uitwisselen, en waar de politie bij betrokken is. Dat kan zijn door inderdaad dat vuurwerk goed op te pakken. Dat is een voorstel dat uw voormalige collega Verkuijlen ook heeft gedaan, met een motie die wij hebben gesteund. Dat gaat over de cobra's. Het gaat bijvoorbeeld ook om het tijdig helpen, ondersteunen van jongeren zodat ze dit soort keuzes niet maken, zich niet laten verleiden om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de explosies. Het is een groot en breed plan van aanpak en dit is maar één onderdeel. Als de burgemeesters daarnaar vragen, dan vind ik het niet meer dan logisch dat Onze Minister, die dit ook urgent vindt of zou moeten vinden, daarnaar luistert en daar acties op onderneemt.

De voorzitter:

Oké, is de conclusie. We gaan over naar meneer Aardema voor zijn eerste termijn namens de PVV.

De heer Aardema (PVV):

Ja, goedemiddag. Dank u wel, voorzitter. Ik ben hier vandaag voor het eerst. Ik ben in ieder geval verheugd dat ik heel veel enthousiaste mensen om me heen heb, die ook enthousiast zijn over de politie. Drie weken geleden was ik nog executief politieambtenaar, dus ik denk dat ik nu in de goede commissie zit.

Misschien mag ik even kort ingaan op het laatste punt over de explosieven. Dat heeft natuurlijk vooral te maken met het hebben van goede inlichtingen, het doen van observaties en technische middelen. Dat is weer terug te voeren op capaciteit. Dat is altijd het grote probleem bij de politie. Je kunt maar op één plek tegelijk zijn. De mensen die in de noodhulp aan het werk zijn, zijn vaak als eersten op een plaats delict, de pd. Vanuit daar wordt er van alles opgestart en gaan er allerlei dingen plaatsvinden. In de noodhulp zijn al veel te veel mensen. De diensten kunnen al heel vaak niet rondgebreid worden. Dat is een groot probleem.

Ik wil graag kort ingaan op de punten die op de agenda stonden: de beleidsreactie commissie Wet wapens en munitie en plan van aanpak. De PVV steunt de aanpak om de administratieve lasten voor de politie terug te dringen. Zeker zaken als bijvoorbeeld de verlenging van verloven zou je wellicht ook op digitale wijze kunnen doen. Als het gaat om wapencontroles, weet u dat politiemensen de controles doen bij de verlofhouders; daarbij gaan zij vooral kijken of de munitie gescheiden is van het wapen en of de wapens goed opgeborgen zijn in de kluis en zo. Dat zou je misschien kunnen outsourcen, zodat je weer politiecapaciteit vrij kunt maken voor andere belangrijke zaken. Kan de Minister ons vertellen hoe men nu de psychische gesteldheid van verlofhouders monitort, zodat incidenten als in Alphen aan den Rijn voorkomen kunnen worden?

Er is een pilot geweest over verkeershandhaving boa's. Verkeershandhaving is een primaire taak van de politie. Toch blijkt uit die pilot en in de praktijk dat boa's al jarenlang en heel goed eenvoudige verkeershandhavingstaken op zich kunnen nemen. We steunen dat omdat ook daarmee politiecapaciteit vrijgemaakt kan worden voor andere zaken, die nu wellicht op de plank blijven liggen.

Nu we het toch over boa's hebben: wat is de reactie van de Minister op het voornemen van sommige burgermeesters – het is al eerder genoemd – om de boa's in hun gemeente zichtbare uitingen van religieuze te laten dragen, een voornemen dat ingaat tegen de landelijke richtlijn? Gezagsdragers dienen immers uniformiteit en neutraliteit uit te stralen.

Wij steunen ook de adviezen van het Adviescollege ICT-toetsing met betrekking tot een nieuw geïntegreerd meldkamersysteem. Wij vinden echter ook dat de gaten in het C2000-systeem met spoed gedicht moeten worden, want daardoor ontstaan thans soms gevaarlijke situaties, doordat verbindingen plotseling wegvallen. Ook is het volgens ons wenselijk dat er een betere koppeling komt tussen de politiemeldkamers en de meldkamer van de KMar in Soesterberg. De KMar wordt immers tegenwoordig ook ingezet in de politienoodhulp.

Er is al iets gezegd over het handelingskader NCTV voor burgemeesters. Dat steunen wij ook. Wij staan achter het recht op demonstratie, maar wanneer er wordt opgeroepen tot geweld, dan keuren wij dat af, is dat ontoelaatbaar en moet er worden ingegrepen.

Als ik even mag, voorzitter: meneer Boswijk had het net over de recherche. Heel veel rechercheurs stromen in vanuit blauw. Die komen vanuit het uniform, hebben jaren politie-ervaring en gaan dan bij de recherche werken. Tegenwoordig gebeurt het ook dat mensen in hbo-opleidingen worden opgeleid tot recherchekundige. Dat is heel goed, maar ik blijf er toch ook voor pleiten dat mensen binnen de politie de kans op doorstromen naar de recherche wordt geboden. Dan zou je dat dus ook vanuit blauw moeten initiëren. Dank u wel.

O ja, nog één ding, als het mag en als ik nog even tijd heb, voorzitter. Ik hoorde net de suggestie over gepensioneerde politiemensen die in cold cases zouden moeten worden ingezet. Dat is op zich een heel goed idee. Ik ken er ook een paar die dat heel goed zouden kunnen, die dat jarenlang hebben gedaan, aan moordzaken hebben gewerkt en zo. Die willen dat ook dolgraag doen, maar zeggen: voor € 3 per uur kom ik niet weer uit mijn bed. Dat is dus wel heel jammer. Misschien zijn er wel wat ontwikkelingen te bedenken om die mensen, die heel goed zijn, weer aan het werk te krijgen voor dit soort heel belangrijke zaken.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Er zijn drie interrupties volgens mij: van meneer Boswijk, mevrouw Mutluer en meneer Sneller. Ik weet eigenlijk niet wie er als eerste was. Zullen we met meneer Boswijk beginnen? Want hij werd ook genoemd in het betoog. Meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Ik had niet per se een interruptie, alleen dat ik het ermee eens ben.

De voorzitter:

Dat nemen we voor kennisgeving aan. Dan was de heer Sneller denk ik eerst.

De heer Sneller (D66):

Volgens mij is mijn collega een aanwinst voor deze commissie, iemand met praktijkervaring. Misschien kan hij ook uit zijn ervaring iets zeggen over wat er in het PVV-verkiezingsprogramma staat, waarin wordt genoemd «onze politie wordt niet meer gehinderd door politiek correcte korpschefs die vooral bezig zijn met inclusie en diversiteit». Mijn collega komt uit de praktijk. Is het inderdaad ook zijn ervaring dat het werk lijdt daaronder?

De heer Aardema (PVV):

Ik heb die ervaring gelukkig niet. Ik zat ook verder weg, namelijk in Groningen; ik had dus wat minder met Den Haag. Ik denk dat dat wel een beetje meevalt. Kijk, het gaat erom hoe ze zich gedragen en wat ze doen voor de mensen op straat. Dat is belangrijk. Daar kijken de meeste politiemensen naar. Die willen graag hard aan het werk en dat moet niet tegengewerkt worden door allerlei randverschijnselen.

De voorzitter:

U bent nu in ieder geval in Den Haag. Dat is een feit. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik ben in ieder geval blij met een dergelijk mild antwoord van mijn nieuwe collega van de PVV. Eén opmerking of correctie. De coldcaserechercheurs hebben al gezegd: we gaan dat oppakken. Dat is heel interessant om te horen. Maar mijn vraag richt zich eigenlijk op C2000. We hebben hier inderdaad een ervaringsdeskundige in ons midden. In mijn bijdrage zei ik al dat het Adviescollege ICT-toetsing heeft gezegd dat de opvolger van het geplaagde C2000-communicatiesysteem eigenlijk gedoemd is te mislukken. Ik ben dus benieuwd hoe mijn collega kijkt naar de veiligheid van politieagenten en de inzet van het communicatiesysteem, nu en in de toekomst.

De heer Aardema (PVV):

Ik kan u verzekeren dat het een heel vervelende ervaring is. Als je bezig bent met een achtervolging of ergens in een wijk staat en wordt belaagd, door wie dan ook, dan is het gewoon heel beroerd als plotseling je verbindingen uitvallen. Dat heeft heel vaak te maken met de dichtheid van de masten, zo heb ik begrepen, en met het niet goed functioneren van C2000. Dus daar zal toch echt wel naar gekeken moeten worden. De oplossing lijkt vrij simpel: in gebieden met weinig dekking moet je gewoon meer masten plaatsen. Dat hoeft volgens mij niet heel erg duur te zijn. Het zou mij wel wat waard zijn als de Minister daar even serieus naar ging kijken, opdat dit wordt opgelost.

De voorzitter:

Oké. Er zijn geen andere interrupties. Dan gaan we over naar de eerste termijn van meneer Sneller. Hij spreekt namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik neem deze portefeuille tijdelijk waar voor collega Van der Werf, die weer zal terugkomen van verlof.

Voorzitter. Na een jarenlange daling is de geregistreerde criminaliteit weer gestegen, terwijl de aangiftebereidheid laag blijft. Volgens mij is er dus voldoende werk aan de winkel, ook voor de criminaliteitsbestrijding en de politie. Ik wou drie onderwerpen noemen.

Ten eerste is dat een aangenomen motie waarin wordt verzocht te kijken naar een objectievere verdeelsleutel van de capaciteit. Het gaat dan met name om de achterstelling van Noord-Nederland, Oost-Nederland en Oost-Brabant. Ik kwam dat niet tegen in het halfjaarbericht, of ik moet dat in het dikke pak papier gemist hebben. Mijn vraag aan de Minister is: hoe gaat het met die verdeling en met het werken aan die verdeelsleutel?

Het meest zorgelijke zinnetje in de stukken die ik heb kunnen lezen, vond ik: «Helaas laat de huidige personeelsontwikkeling van de politie zien dat de uitstroom van operationeel personeel momenteel hoger is dan de instroom.» Dat werd gevolgd door het eufemisme: «Het realiseren van de uitbreidingen loopt derhalve vertraging op.» Gisteren hadden we het in het debat al over extremisme en terrorisme – ik ben er kort over – maar misschien zou de Minister nog iets meer kunnen zeggen over haar analyse van specifiek deze hogere uitstroom. Zijn er misschien exitgesprekken voorbij de arbeidsmarktstrategie die daar meer inzicht in kunnen geven? Dat was ook de link met de vraag die ik stelde aan de collega.

Ik denk dat het wel belangrijk is om door te gaan met werken aan de veilige werkplek binnen de politie. Daar werd ook door andere collega's terecht naar verwezen. Dat is breder dan alleen maar inclusie en diversiteit, maar die maken daar zeker wel onderdeel van uit, want dat gaat nog steeds niet goed. Er zijn een aantal Kamermoties aangenomen: over een plan van aanpak om uitsluiting, discriminatie en racisme tegen te gaan, over het laten meekijken van de Inspectie JenV bij de implementatie van dat plan – ik ben benieuwd hoe het daarmee staat – over het herzien van het systeem van het sanctioneren van agenten die zich schuldig maken aan racisme of discriminatie, over het actief trainen van leidinggevenden, begeleiders en docenten op het gebied van sociale veiligheid en over het toepassen van de nieuw ontwikkelde leiderschapsprofielen in de hele politieorganisatie. Ik hoor graag of op deze punten in de komende tijd in volle vaart wordt doorgegaan.

In het halfjaarbericht, althans in bijlage 2, staat dat wordt gekeken naar een modernisering van het sterktebegrip. Op zich ben ik er altijd voor om opnieuw naar definities te kijken. Ik kan mij alleen wel uit het verleden herinneren dat er vervolgens heel lang gegoocheld werd met cijfers en dat veel discussies, destijds tussen Minister Opstelten en de Kamer, gingen over de vraag wat nou wel operationele capaciteit is en wat niet, terwijl het dan niet meer gaat over de zaak zelf. Ik hoop niet dat het daar dan in verzandt. Ik neem aan dat dat in ieder geval niet de intentie is van de Minister. Ik hoor dus graag iets meer over wat de bedoeling daarachter is en wat we gaan winnen met een nieuwe modernisering.

Voorzitter. Dan het vuurwerkverbod. Het ging er al eerder even over. Zeker met het grote beroep op de capaciteit van de politie, probeer ik nog steeds goed te begrijpen waarom wij in Nederland niet kiezen voor een landelijk vuurwerkverbod. Er wordt vanuit de politie namelijk keer op keer op keer op keer aandacht gevraagd en een beroep gedaan op ons als landelijke politiek om niet dat versnipperde vuurwerkbeleid van nu te hebben maar een algeheel vuurwerkverbod. Ik heb de Minister goed gehoord tijdens het mondelinge vragenuur. Ik ken ook het standpunt van het kabinet en van een aantal partijen hier. Tegelijkertijd zie ik dat het wel in ontwikkeling is. Juist tegen de achtergrond van de capaciteitsvraag en dat het niet alleen dat hele zware of illegale vuurwerk is – dat zie je ook in de cijfers die worden meegeleverd en in de oproep van de politie – ben ik toch benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt, ook met het oog op het veilig houden van onze hulpverleners en het aantrekkelijk houden. Er worden geen cijfers gegeven door de politie, maar ongeveer de helft van de capaciteit wordt rondom oud en nieuw ingezet. Dat legt natuurlijk een enorm beslag op de politiecapaciteit. Ik hoor daar graag nog een reflectie op.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt, meneer Sneller. Dan gaan we over naar de eerste termijn van mevrouw Uitermark van NSC.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik ben vandaag nieuw in deze commissie. Ik voel me hier al op mijn plek. Ik ben jarenlang rechter geweest en helemaal in het begin van mijn opleiding ook nog op officier. Ik heb de politie vanuit die hoedanigheid vaak meegemaakt.

Er staan vandaag interessante onderwerpen op de agenda. Het zijn er eigenlijk te veel om te benoemen in de spreektijd die ik heb. Ik pik er een paar uit. Wat betreft de visie op het wijzigen van de Wet wapens en munitie en tegelijkertijd het ontwikkelen van de nieuwe Wet wapens en munitie, wil ik hier graag benadrukken dat wij het erg belangrijk vinden dat alle relevante gegevens betrokken moeten kunnen worden bij het verlenen van een wapenvergunning of het verlengen van een bestaande wapenvergunning. Wij hebben een belangrijke zorg en een concrete vraag over de psychische gesteldheid van de aanvrager. Dat punt werd ook door de collega's opgemerkt. De zorg is of alle relevante medische gegevens wel betrokken worden bij de verlening of de verlenging van de wapenvergunning. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het volgende concrete voorbeeld. Als een aanvrager bijvoorbeeld te maken heeft met een gedwongen opname in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, worden die gegevens daar dan bij betrokken? Zijn die gegevens kenbaar voor de politie? Is dat anders in het geval van een vrijwillige opname in een behandelinstelling? Wij denken dat dat relevante medische gegevens zijn die moeten kunnen worden gekend als men overgaat tot de afgifte van een wapenvergunning.

Voorzitter. Dan het tweede punt, namelijk de informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de politie. In de brief staat te lezen dat de politie heeft toegezegd met een meer persoonlijke aanpak te komen voor mensen die een inzageverzoek doen en daarbij aangeven dat zij dat doen in het kader van de toeslagenaffaire. Die personen wordt de mogelijkheid geboden voor een gesprek over dat inzageverzoek, waarin ze dan meer uitleg krijgen over welke gegevens de politie heeft en waarom. Hoeveel mensen hebben hier nou gebruik van gemaakt? Wat is de laatste stand van zaken qua cijfers? Hoeveel inzageverzoeken waren er en hoe zijn die afgesloten? Is er ook gebruikgemaakt van de feedback van ouders als het gaat om het inrichten van die persoonlijke aanpak? Wij horen namelijk van ouders dat veel inzageverzoeken worden geweigerd. Nu kan dat ook. We vragen de Minister: wat is het wegingskader bij de weigering van het verstrekken van die gegevens?

Voorzitter. Dan over de boa's. Gelet op mijn spreektijd zal ik daar iets korter over zijn dan ik had willen zijn. We vinden het een mooie en positieve ontwikkeling dat boa's een deel van de taken van de politie kunnen overnemen en dat de pilots positief verlopen zijn. We vragen ons af wat het betekent voor het vrijspelen van de capaciteit van de politie als boa's die taken landelijk gaan overnemen. Wij zouden eigenlijk graag zien dat de tijd die wordt vrijgespeeld, wordt besteed aan de tijd die de wijkagent weer in de wijk kan doorbrengen. Dat is ook mijn volgende punt. Verder vinden we het belangrijk dat het OM en de politie bij het overnemen van die taken door boa's goed in staat worden gesteld om hun toezichthoudende rol te vervullen. Dat moet een zogenoemde brede rol zijn. U schrijft dat ook in de brief, maar daar zijn wat zorgen over. Nu is dat met name nog gericht op basis van incidenten, terwijl er meer nodig is voor een bredere rol. Kan de Minister aangeven hoe die bredere rol van toezicht wordt opgepakt? Pakt zij ook de wens op om een duidelijk aanspreekpunt te benoemen binnen het basisteam dat contact onderhoudt met de directe toezichthouder op eenheidsniveau, zoals geuit in hoofdstuk 3?

Ik kom op de wijkagenten. We lezen dat er een tekort is van bijna 100 wijkagenten. Dat vinden we jammer, maar het is wel te overzien en mogelijk ook oplosbaar. Wij vinden het veel zorgelijker dat veel wijkagenten helemaal niet toekomen aan de 80% beschikbaarheid voor hun wijk. Wij zouden graag zien dat datgene wat vrijgespeeld wordt vanuit de boa's, die taken overnemen, ertoe leidt dat de wijkagenten weer meer terug de wijk in gaan. Wat gaat de Minister doen om de wijkagenten op korte termijn weer meer terug te brengen in de wijk?

Ik kom tot slot op hacken. Daar heb ik eigenlijk nog niemand over gehoord. Er zit een heel kritisch inspectierapport tussen de stukken. Dat gaat bijvoorbeeld over het hacken van een telefoon. Ik vind het een heel duidelijk inspectierapport en ik wil daar graag een compliment voor maken. De inspectie constateert verbeteringen, maar haar eindconclusie is dat de politie voor het vierde jaar op rij niet voldoet aan de hackwet. Dat vind ik een ernstige constatering.

De voorzitter:

Kunt u een punt zetten? Ik heb u een minuut meer gegeven, ook omdat het uw eerste keer is. Maar kunt u nu een conclusie trekken?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik ga een conclusie trekken.

Kan de Minister aangeven welke acties ze gaat ondernemen zodat we volgend jaar niet voor het vijfde jaar op rij hetzelfde moeten concluderen? En kan zij specifiek ingaan op het punt van de technische hulpmiddelen en de vereiste goedkeuring vooraf? De inspectie geeft aan dat hierover nu echt een politiek en maatschappelijk gesprek moet worden gevoerd.

De voorzitter:

Of mijn collega's zo coulant zullen zijn, mevrouw Uitermark, weet ik niet. Omdat anderen vandaag zo puntig waren, kon het. U heeft anderhalve minuut meer genomen en gekregen van mij. Meneer Sneller, heeft u een interruptie of een opmerking?

De heer Sneller (D66):

Ik dacht: ik doe ook coulant.

De voorzitter:

U breidt de spreektijd nog even uit.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat collega Uitermark terechte vragen stelt. Wat is haar eigen oordeel over het feit dat de zaken nog steeds niet op orde zijn terwijl er wel steeds meer gebruik van wordt gemaakt?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik kan op basis van de stukken die voor mij liggen niet concluderen dat er steeds meer gebruik van wordt gemaakt. Ik heb gelezen dat het om 27 inzetten gaat, waarvan twee keer met een technisch hulpmiddel dat vooraf was goedgekeurd. In 25 gevallen was dat niet zo. Waar ik op aansla, is de bevinding van de inspecteur dat dit nu een standaardpraktijk is geworden. Daar is een verklaring voor, maar dat verhoudt zich niet tot de uitgangspunten die wij als wetgever hebben gesteld. Daar zou ik graag een nader gesprek over willen.

De voorzitter:

Is dat voldoende zo? Meneer Aardema heeft nog een interruptie.

De heer Aardema (PVV):

Mijn geachte collega had het ook over de wijkagenten. Ik denk dat iedereen hier aan tafel het eens is met het feit dat de wijkagenten kijken in de haarvaten van de samenleving. Zij zijn de ogen en oren van de wijk en kennen alles daar goed, maar de praktijk is dat deze mensen heel vaak voor noodhulp worden ingezet. U heeft het over de 80/20-verhouding. Bent u het met mij eens dat dit teruggedrongen zou moeten worden, zodat de wijkagenten weer echt in de wijk kunnen zijn en niet alleen maar worden ingezet voor noodhulp?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Volgens mij is dat een goede samenvatting van wat ik net heb geprobeerd te betogen, dus daar ben ik het mee eens. Dat heb ik zojuist ook gezegd.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond. Dan gaan we tot slot luisteren naar de eerste termijn van meneer El Abassi namens DENK. Het woord is aan u.

De heer El Abassi (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil de fractie van DENK haar waardering uitspreken voor het werk van onze agenten. De politie handhaaft de regels en normen in onze samenleving en draagt bij aan onze veiligheid, ook van degenen die hier aanwezig zijn in de zaal. Dank daarvoor.

Uit onderzoek van Follow the Money bleek dat de persoonsgegevens van toeslagengedupeerden veel vaker worden opgevraagd door de politie in de Basisregistratie Personen. Het is goed dat de Minister heeft toegezegd dat de toeslagenouders fysiek terechtkunnen bij politiebureaus voor inzage en vragen. Hoe gaat de Minister erop toezien dat dit op de juiste manier gebeurt?

Voorzitter. In het tweede halfjaarbericht geeft de Minister aan dat de politie CTER-registraties kan doen naar aanleiding van een melding of tijdens surveillance in de wijk. Deze informatie kan daarna in themaregisters worden verwerkt, zodat de politie verschillende verbanden kan leggen met die informatie. Daarna kan deze informatie nog op afstemmingslijsten worden geplaatst, als daar aanleiding toe is. Mijn vraag aan de Minister is of dit lijsten zijn waar mensen op staan die niet veroordeeld zijn maar die al wel worden gezien als verdachte. Hoe verhoudt dit zich tot de onschuldpresumptie? En wat vindt de Minister hiervan? Vindt de Minister dit proportioneel?

Stel dat iemand aan het radicaliseren is en bijvoorbeeld bijeenkomsten organiseert waar nazistisch gedachtegoed wordt verspreid. Deze persoon heeft een jeugdvriend die veel met hem optrekt. Deze jeugdvriend weet niks van die bijeenkomsten, maar de wijkagent noteert wel de informatie over deze jeugdvriend in het systeem. Ik vraag aan de Minister of het zo kan zijn dat de naam van zo'n persoon ooit internationaal gedeeld is en dat deze jeugdvriend, bijvoorbeeld tijdens een vakantie naar het Verenigd Koninkrijk, op het vliegveld wordt aangehouden en hem wordt verteld: u mag het land niet in, want u bent een terrorist. Kan dit? Kan de Minister uitsluiten dat deze themaregisters of afstemmingslijsten met andere landen zijn gedeeld en dat hierdoor mensen zijn benadeeld die eigenlijk nergens iets mee te maken hebben? Kan de Minister dit ook uitsluiten voor de namen op de LOP-lijst, voor de mensen die daarop toevallig terechtgekomen zijn doordat iemand ze ooit verdacht vond, omdat ze een keer naar een moskee gingen of islamitische kleding droegen?

Voorzitter. DENK is al vaker kritisch geweest over het nieuwe tapsysteem. Experts waarschuwen al jaren voor het gevaar van spionage en noemen het onverantwoordelijk om onze veiligheid in handen te leggen van een Israëlisch defensiebedrijf. De NCTV verwijst naar een onderzoek dat Israël als risicoland aanwees. De AIVD noemt het onwenselijk. De Auditdienst Rijk geeft aan dat Nederland weinig controle heeft over wat er in het tapsysteem gebeurt. Daarnaast produceert het moederbedrijf illegale clusterbommen. De fractie van DENK wil dan ook dat de overeenkomst zo snel mogelijk opgezegd wordt. Wat vindt de Minister hiervan?

Dan ga ik over naar mijn volgende punt: de hackbevoegdheid van de politie. De inspectie stelt vast dat net als in voorgaande jaren in het merendeel van de zaken een commercieel technisch hulpmiddel is ingezet dat niet vooraf is goedgekeurd en noemt dit zelfs de «standaardpraktijk». Daarnaast is er nog steeds een beleid voor de vereiste registratie van handelingen. Door onjuiste verslaglegging zijn er onjuistheden geconstateerd in processen-verbaal. Hoe kan het dat de politie zich niet aan de regels op dit gebied kan houden? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat de inspectie volgend jaar hetzelfde constateert?

Voorzitter. Dat brengt me op mijn laatste punt. Dat gaat over het handelingsperspectief voor de demonstraties in verband met de gebeurtenissen in Gaza. Het handelingsperspectief bevat vrij algemene informatie over het demonstratierecht. Wel opvallend is het feit dat er binnen het OM een interne handreiking is die wordt gebruikt voor deze demonstraties. Waarom heeft de Kamer deze handreiking nog niet ontvangen? Zou de Minister deze handreiking de Kamer kunnen doen toekomen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U ook bedankt. U heeft een interruptie van meneer Diederik van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik haak even aan bij het slot van de inbreng van de collega van DENK en bij de interruptie die hij eerder pleegde, waarin hij kritische aandacht vroeg voor de koranverbrandingen. Ik begrijp die zorg. Maar tegelijkertijd kan ik er oprecht niet bij dat als u die zorg serieus neemt, DENK niet enorme afstand neemt van een leus die gescandeerd wordt en die rechtstreeks afkomstig is uit een terroristisch manifest. U herhaalt die zelfs hier in de plenaire zaal. Hoe moet ik dat met elkaar rijmen? Kunt u zich voorstellen dat dit voor Joodse burgers enorm bedreigend is en dat het ook als antisemitisch moet worden gekwalificeerd?

De heer El Abassi (DENK):

De collega zet het hier neer als een antisemitische leus, maar dat werpen wij verre van ons. Ik dacht dat ik dit ook al eerder had aangegeven. Wij sluiten ons aan bij hoe de rechter daarover heeft geoordeeld. Met deze concrete leus hebben we het over de vrijheid van de Palestijnen vanaf de zee tot aan de rivier. Het alternatief is dat je zegt dat er alleen vrijheid is voor de Palestijnen vanaf de zee tot aan de gevangenismuren van Gaza. Heel veel mensen denken daar niet zo over. Die willen vrijheid voor alle Palestijnen, of het nou gaat om joden, christenen of moslims. We hebben het ook constant in die context geplaatst. DENK is er gewoon helemaal klaar mee dat dit als antisemitisch wordt neergezet.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Het is een leus uit een manifest van een terroristische organisatie, die uit is op de vernietiging van alle Joden. Dat is de context. Ik begrijp niet dat u daar niet ontzettend krachtig afstand van neemt. Begrijpt u niet dat u zich heel erg ongeloofwaardig maakt door dan wel aandacht te vragen voor koranverbrandingen et cetera? Ik vind die verwerpelijk, maar u maakt dat betoog hiermee heel zwak.

De heer El Abassi (DENK):

Ik heb de context van de leus duidelijk uitgelegd. Ik heb hem vertaald naar het Nederlands. Het alternatief vind ik verschrikkelijk. Ik hoop dat de heer Van Dijk daar afstand van neemt.

De voorzitter:

Ik kijk even naar... Nee. Dan gaan we een eind breien aan de eerste termijn aan de zijde van de Kamer. We gaan twintig minuten schorsen, dus ik stel voor dat we tot 16.20 uur schorsen. Dan hervatten we de vergadering met de inbreng namens het kabinet.

De vergadering wordt van 15.58 uur tot 16.22 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn nog steeds bij het commissiedebat Politie. We zijn aanbeland bij de eerste termijn van het demissionaire kabinet. Ik geef graag het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik begin met de beantwoording, zou ik graag kort stil willen staan bij de nieuwe politie-cao. Die is afgelopen dinsdag getekend en ik ben ongelofelijk blij dat er een cao voor 2024–2025 is gesloten, en dat zonder acties. Dat is uniek en daar ben ik ongelofelijk blij mee. Ik ben ook trots op iedereen die daaraan heeft gewerkt. Dat zijn een heleboel mensen vanuit de politie en vanuit het ministerie. Dat is echt geweldig, want dag in, dag uit zetten politiemensen zich in voor onze veiligheid. Voor de zekerheid die zij ons bieden, hebben de politiemensen ook, vind ik, een grote beloning nodig en zekerheid vanuit ons als samenleving. De cao die we hebben afgesproken biedt ook de komende jaren die zekerheid. Dat is belangrijk in een tijd waarin heel veel van de politie wordt gevraagd.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende, voeren we natuurlijk vandaag het debat over de politie. Dat doen we voor het eerst in deze nieuwe samenstelling. Ik wil heel kort een paar inleidende opmerkingen maken voordat ik de gestelde vragen zo concreet mogelijk ga beantwoorden. Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik eindverantwoordelijk voor de politie. Ik zorg er dus voor dat de politie nu en in de toekomst toegerust is op haar taken en daarbij werk ik heel nauw samen met de korpschef. De korpschef is belast met het beheer en de dagelijkse leiding van de politie en legt daarover verantwoording af aan mij. Het gezag over de politie ligt voor het overgrote deel bij de burgemeesters en de officieren van justitie. Zij besluiten dus vervolgens over de inzet van de politie. Daar ga ik weer niet over.

Vanuit mijn verantwoordelijkheid informeer ik uw Kamer ieder halfjaar over de staat van de politieorganisatie. Op 7 december heeft uw Kamer het meest recente halfjaarbericht ontvangen. Zoals u heeft kunnen lezen, wordt de politie ingezet voor een heleboel verschillende taken. Het werk van de politie beweegt zich dan ook tussen de wijk, het web en de rest van de wereld. Zij staan er als er directe hulp nodig is, ondersteuning nodig is, en in de strijd tegen de zware criminaliteit. De vraag naar politie-inzet is in onze samenleving groter dan het aanbod. Misschien is dat altijd zo, maar in deze tijd: zeker weten. Het is aan de bevoegde gezagen om keuzes te maken over de inzet van politiemensen. Omdat de politiecapaciteit op dit moment echt onder druk staat, zijn het heel lastige keuzes. Die zijn soms moeilijk uit te leggen, maar dat moeten we wel blijven doen. Het is dan ook van groot belang dat de politie structureel wordt versterkt.

De kabinetten-Rutte II en IV hebben de politiecapaciteit fors uitgebreid. Er wordt momenteel enorm hard gewerkt aan een grote uitbreidingsopgave in een periode van toenemende uitstroom. Daar zijn terecht vragen over gesteld. De komende jaren wordt alle beschikbare opleidings- en begeleidingscapaciteit benut om vertrekkend personeel te vervangen en de uitbreidingen die in gang zijn gezet te realiseren. Omdat de politiecapaciteit per definitie schaars is en de maatschappelijke behoefte naar veiligheid en preventie toeneemt en zal toenemen vermoed ik, is het afgelopen jaar goed gekeken naar de gehele politiefunctie. Daarbij heb ik in het bijzonder aandacht voor de rol die de politie daarbinnen vervult. De politiefunctie kan ook door anderen vervuld worden, maar we kijken specifiek naar de politie zelf. Voor mij is duidelijk dat de politie momenteel te veel functioneert als maatschappelijk vangnet en crisisdienst. Er belanden taken bij de politie zonder expliciete keuze of vanwege verschraling in andere domeinen, zoals het zorgdomein. Er moet dus verkend worden hoe deze taken door of in samenwerking met andere organisaties kunnen worden uitgevoerd. Ik heb uw Kamer middels mijn brief van 7 december geïnformeerd over de resultaten van het doorlopen proces dat beschreven is in het toegezonden white paper.

Ik heb ook doorlopend aandacht voor knelpunten in de toerusting van de politiemensen. Politiemensen moeten goed worden ondersteund bij hun belangrijke werk en daarvoor kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen en bevoegdheden. Zo is een stabiele missiekritische communicatievoorziening heel belangrijk. Ik zal er straks nader op ingaan, maar het is belangrijk om ook in mijn inleidende woorden te zeggen dat ik er echt alles aan doe en ook alles aan zal blijven doen, samen met de betrokken partners, om de dekking van C2000 te optimaliseren. Niemand kijkt daar genuanceerd naar en ik zeker niet.

Ik heb groot respect voor de politiemensen die elke dag zorgen voor onze veiligheid. Er blijven uitdagingen bestaan en de politieorganisatie verdient doorlopende aandacht.

Voorzitter. Dan nu snel naar de antwoorden, want dat is natuurlijk wat iedereen wil horen. Ik begin met de capaciteit, dan gaan we naar de Landelijke Eenheid en WOD, Sorgdrager, boa's, C2000, vuurwerk en andere heel belangrijke vragen.

De voorzitter:

Laten we afspreken dat we ook hier drie vragen per lid toestaan. Gaat uw gang, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Oké.

Ik begin met mevrouw Helder. Zij verwees naar het bericht van de NOS dat de tekorten onverantwoord groot zouden zijn en vroeg wat we in de tussentijd gaan doen. Het klopt dat de onderbezetting nog een tijd lang zal aanhouden. Hierover hebben we al eerder met elkaar gesproken in commissiedebatten, ook afgelopen zomer, op 6 juli. In de verschillende halfjaarberichten wordt er ook altijd op ingegaan. Om te zorgen dat de politie een aantrekkelijke werkgever blijft voor zittend en nieuw personeel, heeft de politie een arbeidsmarktstrategie gemaakt. De eerste resultaten daarvan zijn hoopgevend. Waar de gevraagde instroom in de eerste helft van 2023 niet volledig gerealiseerd kon worden, zijn de plekken op de Politieacademie voor de tweede helft van dit jaar weer volledig gevuld. In een tijd waarin we met elkaar vechten om goede mensen, is dat echt uitzonderlijk knap gedaan van de politie. Dat laat ook zien dat het gelukkig, terecht, nog steeds een heel aantrekkelijke werkgever is. Toen het beeld van de relatief hoge uitstroom of hogere uitstroom in de zomer duidelijk werd, heeft de politie ervoor gekozen om de focus van de arbeidsmarktstrategie te verbreden naar behoud van politiepersoneel. De personeelsontwikkeling zal ook de komende tijd heel veel aandacht blijven vragen. Ik hoop dat wie er straks ook in mijn stoel komt te zitten die aandacht daaraan zal blijven besteden, want voorlopig is dat volop nodig. Ik kom straks nog bij allerlei vragen die zijn gesteld, terecht, over vrijwilligers, mensen langer erbij halen en mensen die met pensioen weer gaan betrekken. Allerlei creatieve zaken worden dus ingezet. Daar zal ik nog op ingaan.

De heer Sneller en volgens mij ook mevrouw Mutluer vroegen of we genoeg doen en of er nog meer gedaan kan worden in hetzelfde vraagstuk. Samen met de politie en natuurlijk de academie zetten we alles op alles om die capaciteit op orde te krijgen. Wat je nu ziet, is dat het staartje van de pensioenuitstroom samenkomt met de hoge uitstroom vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. Die dingen komen dus nu bij elkaar, waardoor het nog ingewikkelder wordt. Daarom is het ongelofelijk belangrijk om het behoud van medewerkers de aandacht te geven die het nodig heeft. In het kader van de arbeidsmarktstrategie is onderzocht waarom collega's vertrekken. De belangrijkste reden die wordt gegeven – dat is een heel begrijpelijke reden – is een betere baan elders. Dat is goed te begrijpen. Dan moet je dus naar jezelf kijken als politieorganisatie en kijken hoe je dat kunt matchen en wat je kunt bieden, zodat mensen alsnog blijven. Om die reden wordt verdiepend onderzoek gedaan naar wat die betere baan dan precies inhoudt. Er wordt ook echt nagedacht over maatregelen in het kader van ontwikkelingsperspectief. Het lijkt mij dat we daar in het volgende halfjaarbericht wat over kunnen zeggen, als we dan al meer informatie hebben. Maar weet, zeg ik tegen de Kamerleden, dat de politie daar heel erg nauwkeurig naar kijkt om te kunnen zien: wat zijn nou de triggers en hoe kunnen we mensen bij ons houden?

De heer Boswijk en volgens mij ook mevrouw Helder vroegen of er te weinig aandacht en capaciteit is voor opsporing op lokaal niveau. Het kabinet-Rutte IV heeft onder andere geïnvesteerd in 700 extra agenten voor de basisteams. Dat betreft zowel wijkagenten als agenten die zich bezig gaan houden met opsporing van criminaliteit op lokaal niveau. Inmiddels is duidelijk dat deze uitbreiding na 2027 daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Als je dat geld hebt, moet je die mensen opleiden. Die kunnen instromen zodra er ruimte is op de Politieacademie. Daar zitten we nu middenin. Nog eens 1.000 extra agenten of rechercheurs erbij zou ongetwijfeld – dat zal ik als Minister en als VVD'er altijd zeggen – kunnen helpen en bijdragen. Graag dus. Een dergelijke investering is natuurlijk een politieke keuze. Dat is aan een volgend kabinet. En je moet die mensen wel kunnen vinden. Als je kijkt wat we de afgelopen jaren hebben gedaan, dan zie je dat dat al een flinke investering is in meer mensen en die worden ook opgeleid. Dat is denk ik een van de lessen van de afgelopen jaren. Dat hebben we ook vaak hier herhaald. Als er minder mensen komen, door een bezuinigingen of door een hoge uitstroom, bij een organisatie als de politie – bij Defensie is dat niet anders – dan duurt het heel lang voordat je dat weer op orde hebt. Dat is denk ik een pijnlijke les waar de politie nu middenin zit, een les vanuit de politiek helaas. We doen er alles aan om dat zo snel mogelijk weer op orde te hebben.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg of executieven die bureauwerk doen meer op straat kunnen worden ingezet, zeker als je hoort dat mensen dat graag willen. Ja, dat is zeker mogelijk. Medewerkers die wisselen van een executieve naar een administratief-technische functie moeten minimaal achttien diensten per jaar draaien en ze mogen als ze dat willen meer diensten per jaar oppakken. Met de vakbonden is afgesproken om de termijn waarbinnen de collega's een definitieve keuze moeten maken van vijf jaar te verlengen naar tien jaar, waardoor de collega's die wisselen naar een administratief-technische functie langer beschikbaar blijven voor de operationele teams en de operationele diensten. Ook is er een platform ingericht om diensten, waar de capaciteit krap is, te publiceren, zodat mensen zich daarvoor kunnen inschrijven. Deze moderniseringen maken ook een grotere bijdrage voor de operatie mogelijk. Dat is er dus wel degelijk aan de hand.

De heer Boswijk vroeg of we zijinstromers vanuit Defensie kunnen gebruiken of dat daar al gebruik van gemaakt wordt. De politie zet in op 1.200 fte aan zijinstromers op jaarbasis. Daaronder vallen zijinstromers die bijvoorbeeld van Defensie komen. Daar wordt echt heel bewust gebruik gemaakt van maatwerk, zodat het ook echt aansluit bij de verwachting, bij wat men zou willen en kunnen. Vanuit Defensie stromen bijvoorbeeld mensen in op het terrein van bewaken en beveiligen, waarvoor we heel hard mensen zoeken. Zij krijgen middels een maatwerkprogramma een opleiding tot personeelsbeveiliger. Terwijl zij al aan het werk gaan, worden zij ook breed opgeleid. De gerealiseerde zijinstroom loopt iets achter bij de ambitie die in de begroting van 2023 is neergelegd. Dat heeft dan weer te maken met de krappe arbeidsmarkt; soms vissen we met z'n allen in dezelfde vijver. We werken binnen het veiligheidsdomein dus ook zo veel mogelijk samen, zodat we niet elkaars concurrent zijn maar juist iets moois kunnen aanbieden voor eenieder die iets zoekt.

De heer Boswijk (CDA):

Dat is goed dat te horen; daar ben ik blij mee. Is het ook andersom? De Minister schetst nu het beeld van mensen die bijvoorbeeld vanuit Defensie naar de politie gaan. Ik kan me voorstellen dat je in een andere levensfase misschien juist weer tijdelijk voor een paar jaar naar Defensie wil. Wordt er ook op die manier naar gekeken? Als je dat namelijk doet, wordt je inderdaad echt niet als concurrent gezien. Anders kan ik me voorstellen dat Defensie heel wantrouwend naar de politie kijkt, of misschien andersom. Is die wisselwerking na verloop van tijd ook mogelijk?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik weet dat er in ieder geval in het domein van bewaken en beveiligen, waar we ook juist met alle partners samen met een grote hervorming bezig zijn, integraal wordt gewerkt. We kunnen aan het volgende halfjaarbericht, waarin we ingaan op de nieuwe stand van zaken, ook wat tekst toevoegen over hoe dat dan gaat en hoe de samenwerking is. Dan hebben we dat hierbij afgesproken voor het halfjaarbericht.

Dan was er een vraag van mevrouw Michon-Derkzen over samenwerking met de KMar en hoe die ervoor staat. In het publieke veiligheidsdomein wordt samengewerkt tussen Defensie, DJI, Douane en politie. Met alle partners pakken we de taken op. Enkele voorbeelden van maatregelen waar we in het kader van de arbeidsmarktstrategie ook aan denken, zijn matching van ervaring met functie-eisen, het doorbemiddelen van kandidaten naar een andere organisatie in het veiligheidsdomein – daar had ik het ook met de heer Boswijk over – en doorstroom binnen het publieke veiligheidsdomein. Hierdoor kunnen mensen gemakkelijker naar de politie doorstromen, en ook omgekeerd vanuit de politie naar partners in het publieke veiligheidsdomein. Een recente mooie opbrengst van deze samenwerking is het lespakket De Beschermers, waar scholen zich voor kunnen aanmelden. Zoals gezegd is ook binnen het domein bewaken en beveiligen die samenwerking tussen KMar en politie heel sterk.

Vanuit de PVV kwam de vraag over de opleiding tot rechercheur. Dat is heel goed. Zijn er ook kansen voor de doorstroom vanuit blauw? Moeten die nog extra geïnitieerd worden? Er zijn in het politieonderwijs al mogelijkheden om opgeleid te worden voor recherchewerk. De basispolitieopleiding kent namelijk het uitstroomprofiel opsporen van veelvoorkomende criminaliteit. Vervolgens zijn er ook diverse vervolgopleidingen, waarmee politiemedewerkers zich kunnen specialiseren in het recherchewerk. Hoogopgeleide specialisten kunnen als zijinstromer aan de slag na afronding van een korte politieopleiding. Met ingang van volgend jaar augustus start de nieuwe bacheloropleiding rechercheur. We kijken uit naar de praktijkadviezen en -ervaringen van de heer Aardema. Dit is wat we allemaal al doen. Als we nog meer kunnen doen, horen we het graag.

De heer Boswijk had een vraag over de vele data waarover de politie beschikt. Hoe voorkomen we nou dat kostbare data verloren gaan door capaciteitsgebrek? Zoals gezegd is er altijd behoefte aan meer politiecapaciteit dan er beschikbaar is. Ook bij inzet op data moeten dus soms moeilijke keuzes gemaakt worden; dat is zeker waar. De politie werkt ook aan de omgang met grote hoeveelheden data, om dat met goede waarborgen ook zo efficiënt mogelijk te doen. Dat gebeurt onder andere door innovatie; daarmee zet de politie in op het sneller en effectiever verwerken van data. Daarmee wil ik eigenlijk zeggen, precies in het kader van de vraag, dat dit voor de politieorganisatie zeker ook een aandachtspunt is.

De heer Boswijk (CDA):

Is het ook een idee om, net als bij bewaken en beveiligen, bij Defensie te gaan kijken hoe je hier kan samenwerken? Ik kan me voorstellen dat het analyseren van data ook gewoon door civiele IT'ers kan gebeuren. Wordt er ook nog gekeken naar een soort van flexibele schil?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zeker. Er zijn bijvoorbeeld heel veel vrijwilligers die naast hun reguliere baan op die manier hun expertise inzetten. Je kunt politievrijwilliger zijn en wapendragend op straat werken. Maar je kunt inderdaad ook data analyseren of op andere plekken werken. Daar wordt dus inderdaad naar gekeken en naar zijinstroom; dat is er allemaal.

Dan de vraag van mevrouw Michon-Derkzen over capaciteit in relatie tot de white paper over de politiefunctie. Dat is eigenlijk een vergelijkbare vraag: hoe zit het nou met die flexibele schil en wat kunnen we daar nog meer aan doen? Zoals ik eigenlijk aan het begin ook zei, zien we dat de politie heel vaak ook functioneert als vangnet voor allerlei andere domeinen. Bij de politie zul je nooit horen: er is een wachtlijst; kom over twee maanden maar terug. De politie is er als je belt. Dat betekent ook dat net te vaak, veel te vaak, de politie aan het werk wordt gezet, terwijl eigenlijk andere partners dat zouden moeten doen. Er moet dus worden verkend hoe deze taken door of in samenwerking met andere organisaties kunnen worden uitgevoerd. Dat geldt voor een aantal bestaande taken, maar ook voor nieuwe intensiveringen van taken, zoals op de Noordzee. Je moet altijd heel kritisch kijken: is het nou echt de politie die dit werk moet gaan doen? De white paper met de ontwikkelingsagenda voor de politiefunctie is echt een aanzet tot een gesprek over het maken van scherpe keuzes voor de toekomst. Daar zitten heel veel keuzes onder. Je moet dan geen korte bochten nemen, maar een fundamenteel gesprek met elkaar voeren. Creatieve ideeën over een flexibele schil worden daarbij wat mij betreft zeker meegenomen.

De heer Sneller vroeg hoe het stond met de sterkteverdeling. Voor de verdeling van eventuele toekomstige nieuwe sterkte over de regionale eenheden van de politie geldt dat samen met de politie, het Openbaar Ministerie en de regioburgemeesters gewerkt wordt aan een nieuwe systematiek. De opdracht wordt, zoals eerder besproken, aan een onafhankelijke partij verleend. De procedure om daar te komen – wie dan en hoe dan? – is nu in de afrondende fase. Begin volgend jaar start de externe partij met het proces om te komen tot een nieuwe systematiek. Zoals we al eerder met elkaar hebben gedeeld, is het wel een lang proces, langer dan ik aanvankelijk had gedacht toen we hieraan begonnen. Maar we zijn bijna bij de stap dat de onafhankelijke partij kan beginnen.

De heer Sneller vroeg verder naar de modernisering van het sterktebegrip. In de bijlage van het tweede halfjaarbericht staat dat er wordt gekeken naar de modernisering van het sterktebegrip. De heer Sneller vroeg wat die modernisering nou precies betekende. Wat ben ik nou van plan? Hij zei het wat vriendelijker, maar daar komt het wel op neer. Ik ben het met de heer Sneller eens dat je het heel concreet moet maken, omdat het anders een semantische discussie wordt en we niet weten waarover het gaat. Het doel is juist transparantie. Momenteel hebben we het over operationele versus niet-operationele sterkte. In de beeldvorming kan het lijken alsof niet-operationele sterkte alleen maar over stafmedewerkers gaat, die overigens ook heel belangrijk werk doen. Dat doet echter geen recht aan het vele en diverse werk dat binnen de niet-operationele of ondersteunende functies van de politie wordt verricht. Bovendien ontstaat er ook een reëler beeld van de niet-operationele sterkte en overhead. Het gaat dus over al deze elementen. Wellicht kunnen we dat in een volgend halfjaarbericht, als we wat verder zijn – volgens mij zijn we dat dan wel – nog iets concreter en inzichtelijker maken.

De heer Aardema (PVV):

De Minister had het net over de verdeling van de nieuwe collega's. Kunt u ook inzicht geven in hoe u dat gaat bekijken met betrekking tot de stad, of de Randstad misschien, versus het platteland? Als er op het platteland aan van alles gebrek is, zijn de afstanden groot. Misschien kunt u daarin inzicht geven.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zo zijn er een heleboel andere criteria. Die worden uiteindelijk allemaal door zo'n onafhankelijk bureau in kaart gebracht in overleg met al die gebieden. Aan de voorkant – toen we besloten dit te gaan doen, hebben we dit ook gedeeld met de Kamer – kan ik dat niet voorspellen of invullen. Je moet dat in een onafhankelijk proces laten doen. Je gaat dan ophalen wat de druk is die in de verschillende gebieden wordt ervaren, waar die druk vandaan komt en hoe een nieuwe verdeling eruit zou kunnen zien. Dan zou er een heel andere verdeling uit kunnen komen. Vanwege de complexiteit van de criteria kun je ook een verdeling krijgen die vergelijkbaar is met de bestaande. Dat weet ik niet. Ik stuur daar ook niet op aan de voorkant. Dat was ook niet de vraag hoor, maar dat geef ik voor de zekerheid maar mee. Dat laten we dan afhangen van de ervaringen in de dagelijkse praktijk van de politie. We zullen ervoor zorgen dat als we weer een stap verder zijn, de Kamer inzicht heeft in hoe we dat dan invullen.

De heer Sneller (D66):

Twee in één. Over die verdeelsleutel: dat gaat toch niet alleen over nieuwe collega's die instromen, maar over de totale verdeling van de sterkte? Dat is de eerste vraag. De tweede gaat over de modernisering van het sterktebegrip. Ik zou het lastig vinden als we vanaf 2026 opeens overgaan op nieuwe definities, waardoor we de langetermijnontwikkeling helemaal niet meer kunnen volgen. Dan krijgen we opeens allerlei mysterieuze formuleringen als «we hebben een nieuwe definitie» en «we hebben eigenlijk alle doelen al bereikt».

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat tweede was ik niet van plan. Ik neem het mee als zorg. Dat moet het niet zijn. We zorgen ervoor dat het goed traceerbaar is en dat ook in de stukken transparant is wat we ermee bedoelen. Ik knikte terwijl de heer Sneller dat zei, maar ik werd terecht snel gecorrigeerd, want het gaat wel over de nieuwe collega's. Anders zou het een totale reorganisatie betekenen. Dan ga je mensen bijvoorbeeld ook dwingen om te verhuizen en noem maar op. Omdat dat niet kan met de bestaande verdeling, is het wat het is. Bij de nieuwe mensen, zoals bij die 700 nieuwe agenten waar we dit jaar, met deze coalitie, al voor gezorgd hebben – en het zou zomaar kunnen dat er in de toekomst meer mensen bij komen – kun je kijken of je het met de bestaande verdeelsleutel doet of dat er een nieuwe verdeelsleutel komt. We hebben gezegd dat we opnieuw gaan kijken naar de systematiek, dus dan kan het dat er een nieuwe verdeelsleutel komt voor die nieuwe mensen.

Dan de heer Boswijk van het CDA. Op mijn papiertje staat «Bosman», maar volgens mij is het «Boswijk».

De heer Boswijk (CDA):

Dat geeft niet, ik luister naar alles.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja? Top. Dat gaan we dan uitproberen, meneer Bosjes. Nee, hoor, excuus, want het was een serieuze vraag. Dit was geen goede inleiding van mij voor een hele serieuze vraag van het CDA: is de nazorg na een heftige gebeurtenis vrijblijvend? Hoe gaan we daarmee om? Dat is een hele terechte en een hele serieuze vraag. De leidinggevende is belast met de eerste opvang en begeleiding van politiemedewerkers die te maken hebben gehad met heftige gebeurtenissen. Binnen de operationele teams vindt dagelijks een debriefing plaats, waarin in teamverband onder andere verwerkt wordt wat er tijdens een dienst is gebeurd. Bij ernstige incidenten kan dit in de vorm van een persoonlijk gesprek gebeuren. Voor verdere nazorg benaderen collega's uit de Teams Collegiale Ondersteuning, de TCO's, de politiemedewerkers die betrokken zijn geweest bij ernstige incidenten.

Daarnaast biedt de politie politieambtenaren professionele hulp, zoals psychische nazorg en bijstand. Dat kan ook juridische bijstand zijn, waar dat nodig is. Door de vele gesprekken die ik voer met mensen die heftige dingen meemaken of meegemaakt hebben, weet ik dat de politie steeds beter wordt en inmiddels ook goed is in het erbij betrekken van de familie en de omgeving, want als je iets heftigs meemaakt, overkomt dat niet alleen jou; je gezin en de mensen om je heen maken dat ook mee. De politie werkt ook continu aan de bekendheid en vindbaarheid van faciliteiten ten behoeve van nazorg, onder meer in de Zorgwijzer. Ik vind zelf dat de politie daar de afgelopen tijd hele grote stappen in heeft gezet. Ik denk dat het nog steeds een slag beter kan, maar de zorg en aandacht voor mensen die heftige dingen meemaken, worden in hoog tempo goed aangepast door de politie, om ervoor te zorgen dat er echt hulp is voor de mensen die stonden voor onze veiligheid, maar vervolgens zelf hun gezondheid of welzijn in de knel hebben zien komen.

De heer Boswijk had het ook over vroegsignalering: hoe kun je psychische problemen heel vroeg herkennen? Dat is een wezenlijk punt. Kan dat ook onderdeel zijn van het curriculum voor de bijscholing van politieagenten op de Politieacademie? In het kader van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten – dat is er vanaf januari, denk ik, of misschien is het al ingegaan; het is in ieder geval zeer recent; we hebben daar eerder brieven over gedeeld – staan bewustwording en vroegsignalering van psychische problemen centraal. In de opleiding is een weerbaarheidsprogramma opgenomen, waarbij studenten getraind worden om om te gaan met dit soort situaties en deze ook bespreekbaar te maken. Uiteindelijk is vroegsignalering vooral een taak van leidinggevenden en zij worden daar ook in getraind, maar het is absoluut ook geborgd in de academie.

Dan de samenwerking met het Veteraneninstituut. Voorheen maakte de politie gebruik van het loket van het Veteraneninstituut. De dienstverlening is recent, afgelopen november, overgenomen door de politie en is daar nu intern ondergebracht. Dat is in heel goed en nauw overleg met het Veteraneninstituut gebeurd. Politiemensen kunnen nu met hun hulpvragen terecht bij het Sociaal Loket. Dat loket is ook bereikbaar voor oud-medewerkers en het thuisfront. De politie heeft er dus van geleerd en heeft het intern geïmplementeerd.

Mevrouw Helder had een vraag over ...

De voorzitter:

Een momentje, meneer Boswijk heeft een interruptie.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de Minister voor de antwoorden. Ik heb ook veel gesprekken gevoerd en ik heb toch andere signalen gehoord over agenten die heftige situaties hebben meegemaakt. De een heeft goede ondersteuning gekregen, maar de ander niet. Het is dus heel erg afhankelijk van je collega's: heb je een collega die daar attent op is en dat soort signalen doorkrijgt? Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat het afhankelijk is van wie zich in jouw omgeving bevindt. Ik heb daar dus een heel ander beeld van gekregen. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze beide beelden bij elkaar komen? Ik denk ook: als er één organisatie is die al veel weet van bijvoorbeeld PTSS, dan is dat wel het Veteraneninstituut. Ergens snap ik dus niet helemaal dat we niet juist die samenwerking zoeken. Waarom moeten we dat weer allemaal apart gaan doen, terwijl er juist zo veel overeenkomsten zijn? Ik ben dus benieuwd waarom daarvoor gekozen is en of de Minister een garantie kan geven dat er bij de overgang van het Veteraneninstituut naar de politie zelf geen mensen tussen wal en schip gaan vallen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik begrijp wel dat de heer Boswijk dat beeld in zijn gesprekken heeft opgedaan. Daarom zei ik ook dat ik persoonlijk vind dat de politie van ver komt. Ik heb die gesprekken ook gehad en die heb ik nog steeds, maar ik zie ook wat de politie allemaal doet om ervoor te zorgen dat er wel vroegtijdig wordt ingegrepen, dat de juiste hulp wel wordt gegeven en dat mensen wel serieus worden genomen. Dat dat niet altijd bij iedereen gebeurt, weet ik, en dat dat onacceptabel is, deel ik. Ondertussen probeer ik de politie te ondersteunen in die verandering, om ervoor te zorgen dat leidinggevenden daarin goed getraind zijn, dat het onderwerp een plek heeft in de Politieacademie en dat het nieuwe stelsel de ruimte biedt die nodig is aan mensen die zoiets meemaken, want het zijn hele schrijnende en heftige verhalen. De politie is daar dus volop mee bezig. Ik kan me natuurlijk niet tegen individuele zaken aan bemoeien, maar daar kunt u via ons wel altijd aandacht voor vragen en u kunt altijd tegen ons zeggen: hé, hier gaat het in de praktijk toch niet goed. Uiteindelijk willen we dat het wel goed gaat met iedereen.

Dat geldt ook voor het Veteraneninstituut. We zagen in de praktijk dat daar relatief weinig gebruik van werd gemaakt. Toen is in nauw overleg gekeken of we het niet beter op een andere manier konden inrichten, maar wel met de expertise die daar is. Ik doe zelf eigenlijk nooit aan papieren garanties. Ik snap de vraag, maar ik doe het even andersom. Ik denk en ik hoor dat het goed geborgd is. Mochten we in de praktijk, in mijn gesprekken of in de gesprekken die de leden hebben, horen dat dat niet zo is, dan wil ik dat graag weten – dat kan op allerlei manieren – zodat we snel kunnen schakelen. Want het doel is altijd: zorg geven aan de politieagenten die voor ons zorgen. Dat doel blijft overeind staan, dus als het beter kan, zullen we daar altijd naar kijken.

De voorzitter:

U heeft er al drie gehad, maar ik weet dat dit belangrijk voor u is. Nog een laatste dus.

De heer Boswijk (CDA):

Dank voor uw coulance. Een laatste punt hierover dan. We hebben bij Defensie de Veteranenwet. Die bestaat aankomend jaar geloof ik tien jaar. Het aantal agenten dat we hebben is vergelijkbaar met het aantal militairen, maar agenten zijn bij wijze van spreken elke dag op uitzending en kunnen dus elke dag vervelende en verschrikkelijke dingen meemaken die impact hebben. Hoe kijkt de Minister naar eenzelfde soort borging qua nazorg en voorwaarden als bij veteranen? Kan exact of nagenoeg hetzelfde geregeld worden voor politievrouwen en -mannen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als ik mij niet vergis, hebben we die vergelijking gemaakt bij de overgang naar het nieuwe stelsel. Als de heer Boswijk het goedvindt, check ik dat even en kom ik er in tweede termijn op terug. Als we dat niet op die manier hebben gedaan, lijkt het me goed om daar wel naar te kijken, want ik weet net te weinig van hoe het bij Defensie is geregeld om daar nu zelf antwoord op te geven. Daar kom ik straks dus even op terug.

Mevrouw Helder (BBB):

Aansluitend een punt over de beroepsziekten. De Minister zegt dat er een nieuw stelsel komt. Dat weet ik ook. De Minister zegt dat de politie van ver komt. Dat is ook waar, maar gaandeweg ... Als het misgaat, kijkt de politie uiteindelijk, als het niet anders kan, altijd graag vooruit en komen ze met iets nieuws, maar er zijn nog wel wat slachtoffers die langs de kant van de weg liggen. Dat zijn die 21 langlopende dossiers van de PTSS'ers, waar gewoon verrekening plaatsvindt, ondanks een paritaire commissie, die de Kamer ook helemaal niet wilde. Ik zou dus graag de stand van zaken daarvan weten. Ik denk dat dat niet meteen vandaag kan, maar liefst zo spoedig mogelijk, en anders bij een halfjaarbericht, want deze mensen mag je zeker niet vergeten. Die zijn heden ten dage nog steeds bezig, als er niet – hopelijk niet – nog een paar de hand aan zichzelf hebben geslagen, want daar heb ik ook een bericht van ontvangen.

De voorzitter:

Dat is natuurlijk verschrikkelijk. Minister: vandaag, per brief of bij het halfjaarbericht?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laten we afspreken: uiterlijk bij het halfjaarbericht. Als het eerder kan, dan eerder, want ik weet precies waar mevrouw Helder op doelt en waar ze naar op zoek is.

Ik was nog steeds bij mevrouw Helder. Zij had een vraag over long covid. Bij de politie wordt een covidbesmetting aangemerkt als dienstongeval of beroepsziekte als de betrokken medewerkers in het publieke domein dienst hebben gedaan en een infectie binnen de incubatietijd heeft plaatsgevonden. Politiemedewerkers voor wie dit geldt en die kampen met postcovidklachten als gevolg van die besmetting, vallen hiermee binnen het stelsel beroepsziekten en dienstongevallen. De politie handelt daarbij vooruitlopend op het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, waar we het net over hadden. Daarmee ontvangen zij direct zorg en begeleiding en krijgen ze de schade vergoed.

Ik denk dat mevrouw Helder deze vraag stelde omdat zij heeft gesproken met mensen voor wie dat niet geldt. Ik ben dit de afgelopen tijd vaak nagegaan en ik heb begrepen dat dit voor nagenoeg iedereen wél goed geregeld is. Om te voorkomen dat we hier individuele gevallen met elkaar uitwisselen – dat helpt namelijk niet – wil ik haar, zoals altijd, vragen om het te melden als zij een patroon ziet waarbij dit op papier wel goed geregeld is, maar in de praktijk niet werkt, want dan hoor ik dat graag. Ik kan niet zeggen dat het altijd voor alle individuen gegarandeerd zo is, want zo werkt het niet, maar dit is wel hoe het geregeld is. Wij krijgen van veel mensen terug dat het wel werkt. Dat aanbod blijft staan; dat vind ik belangrijk.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik wil mevrouw Helder op dit onderwerp even bijstaan, want de signalen over politieagenten die met long covid te maken hebben, hebben mij ook uitdrukkelijk bereikt. Zij zeggen dat ze hun zorgen over de ernst hiervan vroegtijdig bij hun werkgever hebben geuit. De wijze waarop de politie als werkgever hiermee is omgegaan en waarop die zorgen zijn genegeerd, heeft ontzettend veel leed veroorzaakt bij deze politieagenten. Ter ondersteuning van het verhaal van mevrouw Helder vraag ik de Minister of zij deze signalen herkent. Waar kunnen deze mensen terecht met het signaal dat ze genegeerd worden, niet ondersteund worden en geen nazorg krijgen, terwijl ze daar nog steeds last van hebben?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan zal ik mijn aanbod herhalen. Wanneer de leden een patroon zien dat niet correspondeert met hoe het geregeld is – er zijn gelukkig ook mensen bij wie het wel goed gaat – lijkt het me goed dat zij dat delen, sowieso met de politiemensen binnen de organisatie, waar het thuishoort, maar ook met ons, zodat we kunnen kijken naar die patronen. Op individuele zaken en 100%-garanties kunnen we niet ingaan – dat weten de leden; zo werkt het niet – maar ik sta er wel altijd zeer voor open om te zien of wat wij denken goed geregeld te hebben, in de praktijk inderdaad uitpakt zoals het hoort.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Een hele korte, informatieve vraag: wordt er bij de nazorg ook bezien of wat er geboden wordt op het terrein van de geestelijke verzorging bij de politie in orde is of misschien nog beter kan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Als het gaat over ziektes, PTSS en verschillende zaken die, helaas, van toepassing kunnen zijn bij het zware werk dat politiemensen voor ons doen: jazeker. Ik denk dat de politie ook daar van ver komt. Op heel veel plekken ging het wel goed, maar op heel veel plekken ook niet. Uiteindelijk wil je dat het voor iedereen goed geregeld is. Mijn beeld is, zeker naar aanleiding van alle gesprekken die ik de afgelopen twee jaar heb gevoerd, dat de politie er heel hard aan werkt om op al die niveaus goede ondersteuning te bieden. Er zijn zeker ook geestelijke verzorgers en ondersteuners.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg: kan het aantal uren voor de politievrijwilligers omhoog? Veel politievrijwilligers werken als vrijwilliger bij de politie naast hun normale baan, om het zo maar te zeggen, dus naast hun normale werkzaamheden. In het kader van de Arbeidstijdenwet is de inzet voor politievrijwilligers inderdaad begrensd. Voor de politieorganisatie is het van belang om ook de vrijwillige collega's in bescherming te nemen en die balans goed te bewaken. We zien ook dat de meeste vrijwilligers bij lange na niet komen aan de huidige grens van 576 uur per jaar. Maar meer politievrijwilligers, of dat nou op straat is, zoals gezegd, of op een andere plek, zijn altijd welkom. Met mevrouw Michon-Derkzen en andere collega's hebben we het de afgelopen jaren ook gehad over het feit dat we, omdat we zo hard bezig zijn om via de Politieacademie mensen op te leiden die gewoon in dienst willen bij de politie, soms moeten kiezen en dat vrijwilligers daarom niet ten volle de aandacht hebben gehad die we met z'n allen zouden wensen. Maar ik heb goede hoop dat dat wel weer gebeurt. Ze zoeken dus nog steeds vrijwilligers, mocht iemand hier willen.

Dan de vraag van mevrouw Mutluer over de afhandeling van De blauwe familie en de onderzoeken: hoe staat het met eerherstel voor de deelnemers? Ik heb gesprekken gevoerd met alle deelnemers. De rode draden uit deze gesprekken worden gebruikt bij alle trajecten die er lopen op dit belangrijke thema. Ik heb die gesprekken dus niet alleen als zodanig gevoerd, maar heb ook meegenomen wat ik daarin heb gehoord en ik heb gezorgd dat we dat terugbrengen, in mijn werk en in alle stappen van de politie. Ik heb al richting de Kamer aangegeven dat ik deze gesprekken voer als betrokken Minister. Ik ben dus niet de werkgever en ik kan me ook niet op die manier tegen individuele zaken aan gaan bemoeien, want dan krijg je willekeur. Dat kan natuurlijk niet, want ik ben niet de werkgever of de ex-werkgever. De korpschef is verantwoordelijk voor het korps, hetgeen onder meer het personeelsbeleid, de handhaving van de interne orde en de integriteit binnen het korps omvat. De politiemedewerkers vervullen hun taak binnen een hiërarchische structuur, waarin zij in bepaalde gevallen alleen maar mogen optreden als er toestemming is van een meerdere, bijvoorbeeld. De korpschef vervult hierin een centrale rol als werkgever. Tegen specifieke zaken en hoe het daarmee gaat, kan ik me nooit aan bemoeien. Dat zou niet goed zijn. Maar die gesprekken hebben mij zeer geraakt. Alles wat we daarvan hebben geleerd, wordt door ons, daar waar wij erover gaan, opgepakt, zowel door mij als Minister als ambtelijk.

Dan ben ik bij de Landelijke Eenheid.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Mutluer, ik zag u. Overigens is het nog wel een interessante vraag of Kamerleden politievrijwilliger mogen zijn. Dat is er eentje om uit te zoeken, want militair vrijwilliger mag uitdrukkelijk niet. Ik denk dus niet dat het mag, maar dat is een leuke om uit te zoeken. Daar zouden ze eens wat aan moeten doen in Den Haag! We waren bij een serieus onderwerp. Dit is ook serieus, maar goed. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik vind het echt een leeg antwoord van deze Minister. Laat er geen misverstand over bestaan: als er echt ernstige, gefundeerde verdenkingen zijn, dan moet je die zorgvuldig uitzoeken, ook als het gaat om politiefunctionarissen. Dat lijkt me ook. Maar bij mij groeit echt de gedachte dat alles uit de kast wordt getrokken om geen eerherstel te hoeven toekennen aan deze mensen, die de misstanden aangekaart hebben waardoor deze Minister op een gegeven moment aan de slag is gegaan. Dat ze het gesprek heeft gevoerd, is fantastisch. Dan nog heeft de Minister de verantwoordelijkheid om een motie ten aanzien van eerherstel en resocialisatie die de Kamer met een meerderheid heeft aangenomen, uit te voeren en om de betreffende korpschef als werkgever daarop aan te spreken. Het gebeurt niet. Sterker nog, met de politieagenten die ik heb gesproken gaat het heel slecht, of het nou Péris, Bilal of Süleyman is. Het gaat echt heel slecht met ze. Ik vind dat gewoon kwalijk en eigenlijk ook schandalig. Die opmerking wil ik maken. Ik heb net een aantal suggesties gedaan om desnoods een onafhankelijk onderzoek te laten doen. We moeten echt opkomen voor deze politieagenten.

De voorzitter:

Dat doet u. De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ook bij die motie heb ik aangegeven hoezeer... Als ik als Minister gesprekken heb met mensen, doe ik dat natuurlijk ook als mens. Ik ben eerst mens en daarna Minister. Als ik de verhalen hoor, dan raken die me. Ik begin en eindig de gesprekken wel met de boodschap dat ik niet kan gaan beoordelen hoe iets werkt of hoe iets is geweest. Het is niet aan mij om daar vervolgens stappen op te zetten, want dat zou niet fair zijn. Dat kan niet. Toen de motie werd aangenomen, heb ik dat ook aangegeven. Als ik de ene keer wel en de andere keer niet op de stoel van de werkgever ga zitten, dan ontstaan er alleen maar nog meer problemen. Dat is namelijk niet mijn rol. Ik vind ook dat u dat niet van de Minister moet vragen, want dan krijg je willekeur. Dat moet je gewoon niet willen. Die gesprekken ben ik dus aangegaan. Ik heb ook heel duidelijk aangegeven dat alles wat daar wordt gezegd en wat ik daarvan leer, terugleg bij mijn regelmatige gesprekken met de korpschef. Dat is uiteraard ook gebeurd. Dat is wel mijn werk; dat doe ik zeker. Maar ik heb ook aangegeven dat de ambtenaren dat meenemen in hun dagelijkse werk, waarop wij de controlerende taak vanuit onze rol hebben. Als mevrouw Mutluer mij vraagt om me met persoonlijke zaken te bemoeien, is mijn antwoord dat ik dat niet kan doen. Dat is dus ook niet aan de orde.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik weet niet of dit een interruptie is, maar mijn vraag ging er net over dat ik een onafhankelijk, gezaghebbend oordeel wil laten vellen over de rechtmatigheid van die onderzoeken. Wil de Minister daar nog antwoord op geven?

De voorzitter:

Ja. Dan reken ik deze niet mee en heeft u hierna nog één interruptie. De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De integriteitscommissie heeft er ook onderzoek naar gedaan. Sommige onderzoeken lopen bij het OM. Ik wil mevrouw Mutluer wel meegeven dat dit wel een lastige plek is om zo over individuele zaken te praten, want dan moet ik dit soort informatie hier gaan neerleggen. Dat moet je niet willen bij individuele zaken. Die zijn al ingewikkeld en zwaar genoeg.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank, ook wat betreft dit belangrijke blok dat gaat over capaciteit. Volgens mij heeft iedereen daar vragen over gesteld, omdat het natuurlijk piept en kraakt. Ik vond de white paper over de politievisie een heel mooi stuk. We hebben veel te veel stukken in te weinig tijd, maar in die white paper staat per onderwerp een ontwikkelagenda. Ik wil aan de Minister vragen of we langs de lijnen van de ontwikkelagenda geïnformeerd kunnen blijven. De white paper is volgens mij een soort levend document. Ik zou zo graag over al die actiepunten die daarachter staan – daarvan herken en omarm ik er een hele hoop, en ik zou graag willen dat die zo snel mogelijk worden uitgevoerd – geïnformeerd willen worden. Kan de Minister dat toezeggen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat kan ik zeker toezeggen. Ik zal zorgen dat het in elk halfjaarbericht terugkomt. Ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen de inhoud heeft gezien en ook verwacht dat niet alles in hetzelfde tempo zal lopen. We zullen dus soms wel een update hebben en soms niet helemaal, maar we zullen dat steeds allemaal meenemen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat is heel prettig, want dan houden we zelf ook een beetje het zicht daarop en beginnen we niet steeds opnieuw. Ik wil aan de Minister vragen of daar dan ook het punt recherche bij kan. Ik merk namelijk ook de ontwikkeling in de recherche. Je ziet bijna een knip binnen de recherchefunctie: je hebt de landelijke recherche, district en dat gaat tot en met het basisteam. Je zou hopen dat de recherche verticaal werkt, maar er worden overal hekjes omheen geplaatst. Zou daarin dus ook de ontwikkelvisie op de recherchefunctie en de inrichting van de recherche kunnen worden meegenomen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is voor mij een apart punt van de white paper. Ik denk dat ik wel snap waar mevrouw Michon-Derkzen naar op zoek is. Ik moet er heel even over nadenken. Ergens in een halfjaarbericht zal dat natuurlijk wel passen, want daar doen we alles in. In die zin functioneert dat heel erg goed! Ik wil daar wel graag op terugkomen. Dat zal ik doen, niet gekoppeld aan die white paper maar ergens anders. Ik moet even bedenken hoe en wat, en ook wat we daar op dit moment over weten en kunnen delen. Maar dan heeft mevrouw Michon-Derkzen in ieder geval een haakje om haar politieke punt verder te maken als ze dat zou wensen.

De voorzitter:

Okido. Dan was dit het kopje capaciteit. We gaan naar de Landelijke Eenheid, toch?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik was al bij de Landelijke Eenheid. Ja, excuus. Ik begin met een vraag van mevrouw Helder. Zij had het over de commissie-Sorgdrager.

De voorzitter:

Ik hoor hier «voorzitter» in mijn oor. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Dat komt omdat ik even wil inventariseren hoeveel interrupties ik nog heb. Nu ik er nog twee heb, wil ik wel eventjes aanhaken op wat collega Michon zei over die white paper politiefunctie. Ik wil er wel voor waken dat dat veronderstelt dat de Kamer het eens is met die ingezette koers. Ik weet dat mijn collega van de SP-fractie – hij is er vandaag niet; hij heeft het vast druk met andere dingen – en ik hebben gezegd: wacht eens even, politiefunctie, politietaak. Wij zien het toch een beetje zo dat dat uit armoede is ontstaan, omdat we te weinig politieagenten hebben. Ik wil dat voorbehoud wel maken, dus betrek alsjeblieft zeker niet de recherchefunctie hier ook nog bij. De white paper en ijkpunten zijn allemaal prima. Maar ik wil wel kunnen zien welke kant we op gaan en wiens instemming dat heeft. Het klinkt een beetje raar, want het is nog een heel lijvig en levend document, maar ik wil toch dat piketpaaltje even geslagen hebben. Dank voor de mogelijkheid.

De voorzitter:

Het piketpaaltje, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat was ik niet vergeten, hoor. Nu weten we het nog een keer. Jazeker!

De voorzitter:

De Minister gaat verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik nog steeds bij mevrouw Helder, want het ging over de commissie-Sorgdrager. Is er sprake geweest van tegenwerking? Zoals aangegeven heb ik van geen enkele kant, ook niet vanuit de commissie – ik heb die natuurlijk ook gesproken – het signaal ontvangen dat de commissie is tegengewerkt door de politie. Het blijkt ook niet uit het eindrapport van de commissie, en ook niet uit de gesprekken die mijn departement met de commissie voert. Een van de opdrachten die de commissie had, was een klankbordfunctie vervullen bij de visievorming heimelijk werk door de politie en het Openbaar Ministerie. Visievorming is nooit een rechtlijnig proces, maar een proces van vele gesprekken en meningen. Dat gaat terecht verschillende kanten op. Dat hoort zo. De commissie heeft er weinig grip op gehad en ook niet geprobeerd om dat vervolgens helemaal te controleren, want dat gesprek moet ook gewoon plaats kunnen vinden. De commissie concludeert in het eindrapport dat de opgestelde visie een goede hoofdlijn bevat, maar dat er wel verdieping nodig is. Als de commissie bij deze klankbordrol was tegengewerkt, was het advies anders geweest; daar ben ik van overtuigd.

Mevrouw Helder vroeg in het verlengde daarvan: wat gaan we eigenlijk doen met die aanbevelingen? De korpschef zal alle aanbevelingen uitwerken in een plan van aanpak. Het proces wordt gemonitord. Op dit moment wordt gewerkt aan de instelling van een monitoringscommissie. Die gaat «Waarborgen heimelijk werk» heten. De monitoring van de commissie zal zich richten op het professionaliseren van het heimelijk domein, het borgen van de waarborgen voor personeelswelzijn, en de af- en opbouw en het functioneren van het tijdelijke team Werken Onder Dekmantel bij de Landelijke Eenheid van de politie. In 2025 zal de commissie de monitoring afsluiten met een visitatie.

Dan ben ik nog steeds bij mevrouw Helder, maar ook bij mevrouw Michon-Derkzen. Het gaat over het feit dat een commissielid is opgestapt. Per 1 november is mevrouw Bryan inderdaad in goed overleg met de overige commissieleden teruggetreden als lid van de monitoringscommissie. Ik vind het persoonlijk zeer spijtig, eerlijk gezegd. Zij heeft aangegeven zich niet meer voldoende te herkennen in de implementatie van het eerdere advies van de commissie, zoals deze nu vorm krijgt. Zij heeft hierbij vooral zorgen over de verdere uitbouw van het datagedreven werken, het advies om de invloed van de portefeuillehouders te beperken en de gekozen aanpak voor de verandering van de topstructuur. De rest van de commissie erkent de zorgen die door mevrouw Bryan zijn aangedragen. Deze punten worden door de rest van de commissie echter op een andere manier gewogen. In de monitoringsrapportage gaat de commissie ook in op de genoemde punten. Voor de komende periode zal de monitoringscommissie het verloop van de transitie van de LE blijven monitoren. Wij zullen er ook voor zorgen dat u daar met de halfjaarberichten goed van op de hoogte wordt gehouden.

Dan ten slotte in het mapje van de Landelijke Eenheid een vraag van mevrouw Michon-Derkzen. Zijn alle medewerkers goed geïnformeerd en meegenomen? Zij haalde ook voorbeelden aan, net als mevrouw Helder volgens mij, van specifieke personen. Even over een van die specifieke personen. Mevrouw Michon-Derkzen noemde volgens mij ook zijn naam, Andy Kraag. Hij heeft een enorm mooie promotie gemaakt en nu een van de moeilijkste taken gekregen, namelijk het hervormen van het bewaken en beveiligen. Daarin liggen de grootste uitdaging, de grootste zorgen en hele zware belangen. Ik ben dus ongelofelijk blij dat hij dat heeft willen oppakken. Ik weet ook dat hij bij de landelijke recherche erg gemist zal worden, maar dat is omdat het een hele talentvolle man is. Ik weet zeker dat hij dat op deze plek ook ongelofelijk sterk gaat inbrengen. Daarbij wordt hij natuurlijk ook plaatsvervangend hoofd.

Nu ga ik naar het antwoord voor mevrouw Michon-Derkzen. De politie betrekt de medewerkers onder andere in onlinemedewerkersbijeenkomsten, maar ook via klankbordgroepen in de diensten die erbij horen, periodieke nieuwsbrieven en een speciale website waarop informatie over de transitie beschikbaar is. Dan wil je weten of die mensen nou echt worden bereikt. Het is mooi dat het zo is ingericht, maar worden ze echt bereikt? Er worden peilingen onder de medewerkers gehouden om te weten of dat inderdaad zo werkt. De uitkomsten daarvan worden gebruikt om de communicatie te verbeteren waar nodig en mogelijk. Zowel de korpschef als de commissie-Schneiders heeft aan mij gerapporteerd over de afgelopen periode. Daaruit blijkt dat de politie heel veel stappen over de breedte van de transitie heeft gezet volgens de planning van het breed gedragen transitieplan. Zoals de Kamer weet, zal de commissie-Schneiders gelukkig ook de komende periode de transitie blijven monitoren. Conform afspraak zal ik de Kamer natuurlijk blijven informeren via de halfjaarrapportages. De commissie-Schneiders blijft er ook bovenop zitten, precies om te zien of iedereen goed betrokken is en blijft.

De voorzitter:

Oké. Dat was het mapje Landelijke Eenheid. Is alles beantwoord voor iedereen? Ja.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik bij de boa's. Mevrouw Michon-Derkzen vroeg: bent u bereid om ook voor boa's op een hoger regelgevingsniveau de neutraliteit van het boa-uniform te borgen, net als voor de politie? Dat was naar aanleiding van enkele gemeenten die zeggen dat ze van mijn landelijke suggestie willen afwijken, aangezien ik niet de werkgever van de boa's ben. Met het oog op het goed functioneren van de strafrechtelijke handhaving acht ik het noodzakelijk dat zowel politie als boa's binnen dezelfde kaders handelen met betrekking tot de uitstraling en het voorkomen – daarmee bedoel ik hoe ze eruitzien – van strafrechtelijke handhavers in contacten met het publiek. De Kamer heeft daar ook moties over ingediend. Dat geldt ook voor boa's aan wie bijvoorbeeld politiebevoegdheden en eventuele geweldsmiddelen zijn toegekend. Dat ligt in elkaars verlengde. Dat is ook de reden waarom ik echt vind dat je zowel voor politie als voor boa's het uniform neutraal moet houden. Die aanwending van de bevoegdheden en de inzet van geweldsmiddelen kunnen diep ingrijpen in de rechten en grondrechten van burgers. Het brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Het vraagt niet alleen een neutrale houding, maar ook een neutrale uitstraling; dat hoort bij elkaar.

Het Europese Hof van Justitie in Luxemburg oordeelde onlangs dat werkgevers, bijvoorbeeld het openbaar bestuur, hun personeel het zichtbaar dragen van religieuze of politieke symbolen mogen verbieden. Een dergelijk verbod kan gerechtvaardigd zijn als een werkgever daarmee een neutraal imago nastreeft. Geen enkel misverstand: dat doe ik. Ik streef dat na. In dat licht vind ik het heel belangrijk dat zowel voor boa's als voor politie dezelfde normen gelden. Ik vind het dus spijtig dat daar nu onderscheid in wordt gemaakt. Ik ben zelf bereid om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te bespreken hoe we dat regelgevingsniveau voor boa's gelijk kunnen trekken met de politie. Als de stap gezet zou worden om dat echt te regelen, dan is het inmiddels aan een nieuw kabinet om daar vervolgstappen op te zetten. Ik zou willen dat ik daar met de VNG al een lijn op kan hebben. Maar goed, u ziet dat dat weleens wat ingewikkelder zou kunnen liggen.

Mevrouw Helder (BBB):

Daar kan ik de Minister wel bij helpen. Je kunt gewoon het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aanpassen. Dat hebben wij bij het uniform, bij de kledingeisen, voor de politie ook gedaan. Dat was geloof ik een ministeriële regeling. Hier kun je het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aanpassen, want daarin wordt uitdrukkelijk verwezen naar de Politiewet daar waar buitengewoon opsporingsambtenaren in domein 1 geweldsmiddelen toegewezen krijgen. Dus dat kan er volgens mij gewoon bij.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik weet dat het kan. Daarom zei ik er ook bij dat ik niet de werkgever ben van de boa's. Dan is dus de juiste route om het met de VNG te bespreken. Dan kom je waarschijnlijk, hopelijk, vanzelf in de fase dat er een nieuw kabinet zit of een nieuwe samenwerking, coalitie of wat het mag zijn. Dit voordat ik nu woorden gebruik die daarna weer nieuws worden. Deze week geen nieuws maken, had ik me voorgenomen.

De voorzitter:

Nou, er zijn bijna geen journalisten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat scheelt. Het is aan een volgend kabinet om daar een vervolgstap op te nemen. Dat is wat ik bedoel. Dat kan, maar je zult het natuurlijk wel met de VNG moeten bespreken, want de burgemeesters zijn in dit voorbeeld werkgevers. Maar zoals u weet hebben boa's honderden werkgevers.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik waag te betwijfelen of dat een obstakel is, omdat het wel de Minister is die de bevoegdheid toekent om geweldsmiddelen te gebruiken. Volgens mij kan je daaraan verbinden dat aan degene die een geweldsmiddel gebruikt waarvoor de Minister de ontheffing of de bevoegdheid verleent een eis wordt gesteld qua kleding.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het liefst heb je het ook daar zo gelijk mogelijk. Daarom eerst dat gesprek, om te kijken of je dat gelijk kunt trekken. Want uiteindelijk wil je het – dat is het gesprek dat we over de politie hadden en dat vind ik ook waar het gaat om boa's – zo min mogelijk politiek maken en wil je deze discussie zo min mogelijk over de ruggen van politiemensen, van boa's voeren. Ik weet dat mevrouw Helder dat met mij deelt. Dus om niet ook nog binnen de boa's dat onderscheid te hebben, zou ik het mooi vinden om te kijken of je daar een wat breder gedragen standpunt in kunt hebben. Met een kleine winstwaarschuwing: gezien hoe sommige raden en burgemeesters erin staan, denk ik niet dat dat per se lukt. Maar laten we eerst eens kijken of dat kan.

Mevrouw Michon-Derkzen had het over de wapenstok voor gemeentelijke boa's en de frustratie over dat dat allemaal niet zo op zou schieten. Dat deel ik. Dat weet ze. In de afgelopen periode is er intensief overleg geweest tussen mijn departement, het Openbaar Ministerie, de politie, de VNG en de gemeenten om te komen tot een oplossing voor die onduidelijkheid rondom de wapenstok. Daar is een heel concreet voorstel uit gekomen, namelijk om gemeenten een tijdelijke toekenning voor de korte wapenstok van twee jaar te geven onder invulling van een aantal voor de betreffende gemeente specifiek gemaakte randvoorwaarden. Dat voorstel kon rekenen op steun van die al die partners en op 1 oktober van dit jaar is dus gestart met de praktische uitwerking van dit voorstel en daarna de behandeling van de aanvragen aan de hand van de nieuwe werkwijze. In de periode van 18 april tot en met 29 november van dit jaar is één aanvraag voor de korte wapenstok tijdelijk toegekend. Er zijn geen aanvragen voor de korte wapenstok afgewezen door Justis. Daarnaast zijn er twee aanvragen voor de korte wapenstok in behandeling bij Justis. Er ligt nog een aantal aanvragen voor advies bij de toezichthouders van gemeenten die na het advies nog bezig zijn met het gereedmaken van die aanvraag. Dat gaat in totaal over ongeveer tien aanvragen. Wat mij betreft zijn we nu klaar met die onduidelijkheid en gaan we doen wat we met elkaar hebben afgesproken. Ik vind die hele discussie eromheen net zo frustrerend als mevrouw Michon-Derkzen, denk ik, en vooral als de boa's zelf.

Dan mijn laatste in dit mapje: de verkeersfeiten door boa's. Er waren verschillende vragen, van NSC en van de PVV. Als verkeershandhaving van de boa-pilots goed gaat, hoe gaat het dan verder? En als er capaciteit wordt vrijgemaakt, waar gaat die dan naartoe? Sinds 1 juni 2022 schrijven de Regeling buitengewoon opsporingsambtenaar en de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar voor dat boa's kunnen handhaven op verkeersovertredingen met ongemotoriseerd rijdend verkeer. Daarmee is er ruimte ontstaan om nieuwe verkeersovertredingen toe te voegen aan het takenpakket van de boa en daar is ook de afgelopen tijd mee geëxperimenteerd. Per 1 januari worden een aantal fietsovertredingen en het lopen door rood licht opgenomen in de bevoegdheden boa domein 1, Openbare Ruimte. Pilots met feiten rond taxi's en op het water worden momenteel geëvalueerd. De uitkomsten daarvan zullen de komende periode met de betrokken partijen worden besproken. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden in de eerste helft van 2024. Op het moment dat hiermee capaciteit vrijkomt bij de politie, gaat die terug naar de basisteams. Het lokaal gezag kan dan de indeling verder maken. Ik bepaal dus niet, of wij, of het dan bijvoorbeeld specifiek naar de wijkagenten gaat en hoe dan. Dat is aan het lokaal gezag. Maar het zal terugvallen naar de basisteams, zoals we zo graag willen. Dan kunnen ze daar de inzet plegen die ze daar het hardst nodig hebben. Het is dus een win-win en inderdaad nogmaals een onderstreping van het belangrijke werk dat boa's doen. Ik denk dat heel veel mensen die daar op een andere manier over praten, daar niet aan zouden kunnen tippen.

Dan ben ik bij ...

De voorzitter:

... C2000. Zijn dit dunne mapjes, Minister?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, heel dun. Het is een heel belangrijk onderwerp, maar de vragen waren in die zin overzichtelijk.

De voorzitter:

Neenee, het was geen kwalificatie van het onderwerp. Het was ter bewaking van de tijd. Gaat u verder, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Helder zei dat problemen met C2000 per direct en structureel moeten worden opgelost. Dat deel ik. Met wat er nu buiten de microfoon werd gezegd ben ik het overigens helemaal eens. Mevrouw Helder zei: nu lees ik dat je de problemen in kaart brengt; is dat hetzelfde als aan de slag zijn? Jazeker. In de brief van 20 oktober hebben we langs vier actielijnen gewerkt om de beschikbaarheid van C2000 te verbeteren. Ik zei dat ook aan het begin. Er is geen enkele nuancering van mijn kant. Het moet optimaal werken, want het is op heftige momenten de lifeline voor onze politiemensen en hulpverleners. Zij moeten snel kunnen schakelen.

Verkeerd geïnstalleerde of ondeugdelijke zonnepaneelinstallaties blijken een van de zaken te zijn waardoor op sommige dagen de dekking van C2000 in specifieke omgevingen opeens echt minder kan worden, zelfs fors minder. Vervolgens hebben we dat echt geagendeerd om te kijken hoe je dat kan aanpakken. De constatering is leuk, maar wat dan? Of nou ja, de constatering is niet leuk. Maar je weet het dan, en dan? Ik ben daarom samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat het gesprek aangegaan met de fabrikant van de betreffende zonnepaneelonderdelen. De fabrikant heeft toegezegd 80% van de zonnepaneelinstallaties met de hoogste verstoring voor het einde van het jaar aan te passen of ingepland te hebben voor aanpassing. Maandelijks worden door de fabrikant voortgangsrapportages opgeleverd aan beide ministeries, zodat er meteen kan worden bijgestuurd als er vertraging optreedt. Het aanpakken van de verstoringen heeft daarmee helaas tijd nodig. Dat is niet zo omdat wij daar onze tijd voor nemen, maar het is heel complex. Wil je dat oplossen, dan moet je daar de tijd voor hebben. Het gaat ook om heel veel zonnepanelen. Het gaat van zonneparken tot zonnepanelen op huizen van burgers waarvan onderdelen vervangen moeten worden. We hebben aan de fabrikant ook de urgentie kunnen aantonen. Ik vind het goed dat ook hij heeft gezegd: dit vind ik zelf ook onacceptabel, dus ik ga daar vol op inzetten.

Dan in het verlengde hiervan. De noodmasten, de steunmasten kun je plaatsen. Alleen, dat gaat niet zo snel als ik zou willen omdat je dan in het verhaalt terechtkomt van wanneer wat mag. Ook dat ben ik met mijn collega's aan het adresseren. Dit zijn wat mij betreft geen natuurwetten. Dit zijn dingen die we zelf hebben ingericht. Het gaat erom hoe we ervoor kunnen zorgen dat we daar sneller op kunnen schakelen.

Dan vooruitkijkend, want je wilt dat er een nieuw systeem komt. Mevrouw Mutluer zei dat het AcICT-advies aangeeft dat de ontwikkeling van het nieuwe systeem dreigt vast te lopen, maar dat ik toch doorga. Ja, dat is zo omdat ik wel de bevindingen en de conclusies van het AcICT deel, maar het geen optie is om vervolgens te stoppen met het vernieuwingstraject. Je moet daarin vervolgens met de adviezen en de aanbevelingen aan de slag, maar stoppen kan niet omdat vervanging, vernieuwing en verbetering van de missiekritische communicatie noodzakelijk is. Dat is wat deze Kamer terecht van mij vraagt, maar, veel belangrijker, wat ook de politie van mij vraagt. De boodschap dat het toekomstbestendig maken van missiekritische communicatie dreigt vast te lopen nemen we dus zeer serieus. We kunnen niet verder zonder een breedgedragen visie van alle betrokken partijen over hoe het nieuwe missiekritische communicatiesysteem eruit moet gaan zien. Dit betekent ook dat we het advies vol overnemen en dat er eerst een stevig fundament onder de vernieuwing gelegd moet worden. Daarom hebben we een kwartiermaker Toekomstbestendige Missiekritische Systemen aan de slag laten gaan om deze taken uit te voeren.

De voorzitter:

Meneer Aardema. Ik dacht: ik zet een soort punt voor u, Minister.

De heer Aardema (PVV):

De opmerking over de vergunningverlening voor de bijplaatsing van masten en noodplaatsingen en zo viel mij bij toch even wat verkeerd. Er zijn gewoon grijze gebieden in het land, zeker op het platteland, maar misschien ook wel in gedeelten van grote steden. Dan is het toch niet zo moeilijk om daar in ieder geval noodmasten bij te plaatsen, zodat weer aan de dekking wordt voldaan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Waar het kan, doen we dat dus ook. Ik zal zorgen dat we dat sowieso in het volgende halfjaarbericht – en eerder als we eerder nieuws hebben, want dit is urgent genoeg – delen met de Kamer. Ik wil daarmee zeggen: waar vertraging is en waar we onszelf een beetje vastzetten, probeer ik dat weg te werken. Met de fabrikant van de zonnepanelen hebben we eerst stevige en daarna goede gesprekken gevoerd en gezegd: we hebben je gewoon nodig, we kunnen dit niet zelf. Die is daarmee aan de slag gegaan. Waar wat extra's mogelijk is zonder vertraging doen we dat ook. En dan nog bereik je met geen enkel systeem 100% dekking. Het is extra pijnlijk om dat op zoiets als dit te moeten zeggen, maar ook dat hoort erbij. Maar ik zal zorgen dat we daar specifiek op ingaan, op z'n laatst in het volgende halfjaarbericht.

Dan ben ik bij vuurwerk, voorzitter. Door mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Helder is gevraagd naar de motie om F4-vuurwerk onder de Wet wapens en munitie te brengen. De uitwerking daarvan verwacht ik in het eerste kwartaal van het komend jaar, dus dat komt eraan.

Dan de vraag van de heer Sneller over het vuurwerkverbod. We hebben het er deze week nog over gehad. Eigenlijk zei hij te weten waar we nu staan. We hebben een deelverbod, maar vanuit de politie wordt gezegd: kijk naar een totaalverbod. Dat zegt de politie al een tijd. Ik begrijp dat heel erg goed. Het is sowieso absoluut onacceptabel hoe onze politiemensen en hulpverleners rond oud en nieuw worden belaagd. Als dat ook nog eens met vuurwerk gebeurt, dan ben je niet goed bij je hoofd, als je dat doet. Ik hoop dat we een goed oud en nieuw ingaan, vooral voor onze mensen. De heer Sneller weet dat als je vuurwerk naar een hulpverlener gooit, je rekening moet houden met een verdrievoudiging van de strafeis, dus dan word je stevig aangepakt.

Uiteindelijk vroeg hij aan mij hoe ik daarnaar kijk. Ik zal mijn antwoord van eerder deze week wel herhalen. Met alle begrip en respect voor de inzet en de wens van de politie denk ik dat wij rekening moeten houden met veel meer belangen en wensen vanuit de samenleving. Ik denk dat wij een balans hebben waarbij je zegt: een deelverbod, dus siervuurwerk kan wel, terwijl we het andere knalvuurwerk eruit hebben gehaald. Het is nu het tweede of derde jaar dat we dat effectief kunnen hebben. Corona lijkt heel lang geleden, maar tijdens corona hadden we even helemaal niks.

Ik denk dat dat de juiste balans is voor de samenleving als geheel, zodat mensen die een leuke oud en nieuw willen die kunnen hebben. Ondertussen zetten we alles op alles om illegaal vuurwerk, knalvuurwerk ook aan te pakken. Dat zal mijn antwoord blijven, totdat de politieke context daarover iets anders beslist. Volgens mij ligt er nog een initiatiefnota voor van de Partij voor de Dieren of van GroenLinks, maar ik weet niet wanneer die wordt geagendeerd.

De heer Sneller (D66):

Ja, dat is een initiatiefwet, geloof ik, dus dat is die politieke context. Mijn vraag was of er dingen zijn bij de komende jaarwisseling waarvan de Minister zegt: als het zo uitpakt, ga ik wel nog een keer mijn eigen mening bijstellen. Of zegt ze: ongeacht wat er gebeurt tijdens oud en nieuw blijf ik bij dit standpunt en kijk ik alleen maar naar de politieke meerderheid?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat je als mens nooit moet zeggen: ongeacht wat er op de wereld gebeurt, ik vind wat ik vind en dat ga ik voor altijd vinden. Ik heb de afgelopen jaren hier in Den Haag nogal veel geleerd over dit onderwerp; de heer Sneller weet dat. Ik denk wel dat er zo veel belangen zijn waar je rekening mee moet houden, ook als het gaat om vuurwerk, dat ik ervan overtuigd ben dat we nu een goede balans hebben gevonden. Die is nooit vlekkeloos, maar ik denk wel dat dit echt ruimte biedt aan mensen die met oud en nieuw een leuk feestje willen vieren, zodat dat wel gebeurt.

Zwaar illegaal vuurwerk, zoals cobra's, zaken waar onze mensen mee worden bekogeld of waarmee op dit moment explosies in onze steden plaatsvinden, is al verboden. We moeten onze mensen van politie en justitie juist heel erg helpen om die opsporing goed te kunnen doen. Je ziet dat er elk jaar meer in beslag wordt genomen, wat ik heel sterk vind. Wat ik ook zal doen, en wat de collega van IenW vooral doet, is met de landen om ons heen spreken over hoe we één lijn kunnen trekken, zodat je niet net over de grens allerlei zaken kunt kopen die je dan net over de grens weer kunt gebruiken. Dat zijn de dingen waar ik op inzet. Ik hoop dat we daar elk jaar beter in worden. Tuig dat denkt dat je politiemensen met vuurwerk kunt belagen ook harder aanpakken, dat zou ik graag wensen voor oud en nieuw.

De heer Sneller (D66):

Dat lijkt mij een mooie nieuwjaarswens en die deel ik, net als die inzet op al die andere dingen. Alleen, ik denk nog steeds dat er voor sommige mensen iets zit aan de plezierkant en dat er toch ook iets zit aan de andere kant van de balans. Dan moeten we ook kijken hoe dat uitpakt en hoe succesvol we zijn in het aanpakken van andere dingen, zoals de mate van overlast, schade en fysiek letsel, die aan de andere kant zitten. De Minister heeft daar impliciet een verwachting van, als ze zegt dat er nu een goede balans is. Dat is waar ik een beetje naar zoek. Wat ligt er dan aan die andere kant? Wat zijn dan die verwachtingen over hoeveel letsel acceptabel is door het vuurwerk dat nog steeds wel is toegestaan? Gaan we daar nog een verschuiving zien in het denken van de Minister?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan komt u de liberale Minister tegen die denkt dat daar voor een deel ook je eigen verantwoordelijkheid zit. Dus dat betekent: volop inzetten op voorlichting, om te zorgen dat je er goed mee omgaat, zoals we in Nederland doen, vanuit IenW, de fabrikanten en de verkooppunten, om te zorgen dat je letsel voorkomt bij jezelf en bij degenen om je heen. Maar de eerste verantwoordelijkheid ligt daarbij bij jou. Als je het vertaalt naar onze commissie, dan zegt de politie: bescherm mij. Ik ben een groot voorstander van dat deelverbod dat wij hebben. Dat was ook een moeilijk besluit, waar een deel van de samenleving echt niet blij mee was, wat ik ook weer snap. Zoals ik al zei, zou ik daarbij vooral willen blijven inzetten op het steunen van politie en justitie in het opsporen van degenen die lak hebben aan de regels zoals we die hebben, en dat is ook wel logisch.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Mutluer over de explosies. Daar hebben we afgelopen dinsdag ook lang over gesproken. Ik denk dat het heel sterk is dat we zorgen dat er onderlinge informatie-uitwisseling door de eenheden plaatsvindt, dat burgemeesters samenwerken en dat er in RIEC- en LIEC-verband wordt gewerkt aan interventies. We geven de burgemeesters nieuwe bevoegdheden. Om er nog een laag tussen te doen door een landelijke taskforce op te tuigen is niet de oplossing, denk ik. Ik steun juist dat er lokale initiatieven worden genomen. We zorgen ervoor dat we aangehaakt zijn op het moment dat we daar zelf iets in kunnen betekenen.

Dan ben ik bij mijn laatste mapje, met een heleboel andere belangrijke vragen door elkaar. De eerste is van de heer Sneller. Hij vroeg naar de stand van zaken bij de toezegging over de aangenomen motie van het lid Van der Werf om met de Inspectie Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan over mogelijke externe monitoring bij de implementatie van het plan van aanpak uitsluiting, racisme en discriminatie. Wij zijn met de inspectie in gesprek over de vraag of de inspectie die taak kan vervullen. De inspectie staat hier welwillend tegenover, maar heeft aangegeven aanvullende specifieke expertise en toerusting op het gebied van discriminatie en racisme te moeten organiseren. We zijn aan het kijken hoe we dat vorm kunnen geven en hoe dat eruit gaat zien. We moeten ook zien of het in het reguliere begrotingsproces past. Ik ben nog bezig met de gesprekken met de inspectie en ik zal zorgen dat we daarna sowieso terugkoppelen.

Dan het landelijk coldcaseteam. Ik snap heel erg dat dit een wens is en dat erom wordt gevraagd. Het vormen van een landelijk team voor cold cases is een ingrijpende beslissing. Dat betekent nogal wat voor de capaciteit en de invulling. De politie kijkt nu ook naar verschillende scenario's hoe je dat het beste kunt vormgeven. Het korps gaat dan ook bezien of bijvoorbeeld oud-politiemedewerkers inderdaad als politievrijwilliger met de cold cases aan de slag kunnen. De politie heeft mij laten weten er in 2024 een besluit over te nemen, ook in afstemming met het Openbaar Ministerie, en ons te informeren. Zodra dat binnen is, zorg ik dat de Kamer dat ook heeft. We zijn aan het kijken hoe je dat dan kunt doen.

Dan was er de vraag van het CDA over bezuinigingen bij de politie. Zoals gezegd zijn bezuinigingen het komend jaar niet nodig. Wat daarna allemaal gaat gebeuren is natuurlijk aan een nieuw kabinet, dus daar kan ik niets over zeggen, maar gelukkig komend jaar niet.

De heer Aardema vroeg of andere partijen taken volgend uit de Wet wapens en munitie kunnen uitvoeren, om capaciteit vrij te spelen. Het ding is dat het vertrouwen in de politie in Nederland heel erg hoog is, en dat is iets om te koesteren. Dat hebben we ook hoog te houden. Daarom is het noodzakelijk dat de politie kan focussen op de kerntaken. We weten dat de maatschappelijke vraag naar veiligheid toeneemt, dus dat er altijd schaarste zal zijn. Dan ga je ook kijken of er taken bij de politie zijn beland zonder dat we daarover heel expliciet een keuze hebben gemaakt. Dat zijn bijvoorbeeld die korpscheftaken, waar de heer Aardema naar kijkt. Ik denk dat het goed is om te verkennen of deze misschien ook door andere, of in samenwerking met andere organisaties opgepakt kunnen worden. Moet dat nou echt bij de politie zijn? Ik denk dat het white paper ook een aanzet is om dat te bespreken. Als we daar een slag mee verder zijn, of ideeën bij hebben, zullen we ook zorgen dat dat terugkomt bij de toezegging. Het zit er nu al in, dus dat zal ook te volgen zijn bij de halfjaarsrapportage, zoals mevrouw Michon-Derkzen ook vroeg.

Dan de vragen van DENK en NSC over het aanvragen van wapenvergunningen. Bij de aanvraag van een wapenvergunning worden gegevens van de aanvrager vergeleken met gedwongen psychiatrische opnames. Dat was de vraag van mevrouw Uitermark. Daarnaast vindt er bij bestaande wapenvergunninghouders iedere dag een vergelijking plaats tussen gedwongen psychiatrische opnames en bestaande houders. Bij vrijwillige opname vindt deze controle op de aanvragers of bestaande vergunninghouders niet plaats. Zoals gezegd kijken we bij de modernisering van de Wet wapens en munitie opnieuw naar alle fundamentele vraagstukken, waar dit wat mij betreft ook een van is. Daarbij geef ik wel prioriteit aan het vraagstuk van de psychische gesteldheid van de wapenbezitters. Dat neem ik daarin graag mee.

Dan de vraag van mevrouw Uitermark waarom de politie niet voldoet aan de hackbevoegdheid. Een uitgebreide reactie op de wetsevaluatie van het WODC is 7 december gedeeld. De Kamer heeft die ook geagendeerd voor een commissiedebat, dus we zullen daar uitgebreid bij stilstaan. Volgens mij is dat nog niet gepland, maar dat zal ongetwijfeld snel gepland worden. Ik kan voorlezen wat we 7 december hebben gedeeld, maar wellicht is het een idee dat ik mevrouw Uitermark dat meegeef. Dat is dus in die brief met de reactie al begin van deze maand meegegeven. We hebben binnenkort een debat en dan kunnen we daar echt met elkaar op ingaan. Dat is, gezien de tijd nu en ook het feit dat het debat eraan zit te komen, misschien wel voldoende, maar anders hoor ik dat straks.

Dan de vraag van de heer Van Dijk of de politie voldoende handvatten heeft om de leuzen tijdens demonstraties met betrekking tot het conflict Israël-Palestina aan te pakken. Een belangrijk punt. Dit is ons derde debat in 48 uur, dus sommige dingen komen terug. We hebben hier gisteren ook al over gesproken. Ik heb toegezegd richting mevrouw Michon-Derkzen dat ik met de Minister van Binnenlandse Zaken een brief zal sturen waarin ik dit zeker zal meenemen. Ik zal de vragen die vandaag specifiek zijn gesteld door de heer Van Dijk daar graag bij betrekken, want die liggen grotendeels bij mijn collega van Binnenlandse Zaken, maar dit raakt ook ons debat in de commissie hier direct. Dus als de heer Van Dijk het goedvindt, zou ik het daarin willen meenemen.

De voorzitter:

We gaan vragen aan de heer Van Dijk of hij dat goedvindt.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dat vind ik zeker goed, ervan uitgaande dat het op een royale manier wordt opgepakt. Dat raakt inderdaad het handelingsperspectief van burgemeesters, maar waar ik ook ontzettend geïnteresseerd in ben, is hoe het kan dat andere Europese landen die bekende leus waar we het over hadden wel expliciet strafbaar kunnen stellen. Als u dat meeneemt, dan ben ik u daar zeer dankbaar voor.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat neem ik mee, in samenwerking met Binnenlandse Zaken, en dan hoop ik dat we een goed antwoord voor de heer Van Dijk gaan hebben. Dat komt in de brief die gisteren is toegezegd.

Dan de vraag van DENK of het handelingskader demonstraties van het Openbaar Ministerie naar de Tweede Kamer kan. Ik heb uw Kamer op 16 oktober geïnformeerd over het handelingskader bij openbare orde en veiligheid in demonstraties naar aanleiding van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden, dus dat is al verzonden. Verder kan ik geen andere interne documenten van het OM delen. Dat is nooit aan mij. Maar het handelingskader zoals wij dat hebben, is op 16 oktober gedeeld.

De heer El Abassi (DENK):

Ik zou aan de Minister willen vragen of wij dat document wel kunnen inzien, zodat wij daar wat van kunnen vinden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga niet over de interne documenten van het Openbaar Ministerie, dus dat kan ik niet toezeggen.

Dan de vraag waarom mensen in politiesystemen worden geregistreerd onder een terrorismecode. De politie mag en moet in het kader van haar politietaak gegevens over mensen vastleggen. De regels inzake de verwerking hiervan zijn vastgelegd in de Wet politiegegevens. Een agent doet relevante informatie op tijdens zijn werk, bijvoorbeeld tijdens een surveillance in de wijk of tijdens een melding. Die informatie wordt geregistreerd in politiesystemen. Wanneer informatie relevant kan zijn in het kader van de bestrijding van radicalisering, extremisme en terrorisme, kan door de medewerker die die informatie vastlegt, hieraan ook laagdrempelig een codering worden meegegeven. Deze melding gaat dan naar andere medewerkers, die ook getraind zijn in het zorgvuldig duiden en interpreteren van informatie, ter beoordeling of deze informatie relevant is in de bestrijding van terrorisme en extremisme, dus om ons veilig te houden.

Zijn er dan namen van ...

De voorzitter:

U heeft een vraag, maar we moeten ook heel erg vaart gaan maken met elkaar, ook omdat sommigen van u volgens om mij om 18.05 in de plenaire zaal verwacht worden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, wij allemaal.

De voorzitter:

Ik niet!

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Bijna allemaal. Zijn er namen van mensen op LOP-lijsten terechtgekomen? LOP-lijst staat voor Landelijk Overzicht Politie Jihadgang. Die wordt sinds 2018 niet meer gebruikt. Dat was een lijst waarop de politie een overzicht bijhield van uitreizigers die vertrokken richting gebieden die destijds waren aangemerkt als jihadistische strijdgebieden, zoals Syrië en Irak. Er stonden mensen op die vertrokken, maar ook mensen waarvan aangenomen werd dat zij de intentie hadden om te vertrekken. Dat overzicht werd samengesteld door de Landelijke Eenheid op basis van informatie die werd aangeleverd door regionale eenheden. Dat is sinds 2018 dus niet meer gebruikt.

De heer El Abassi vroeg ook wanneer ik de contracten van het tapsysteem stopzet. De politie werkt al langere tijd met een Israëlisch bedrijf aan de vervanging van het tapsysteem. Er zijn nog diverse technische problemen die moeten worden opgelost. Dat heb je altijd als je overgaat naar een ander systeem. Vanwege de situatie in Israël is de onzekerheid over de realisatie van het nieuwe tapsysteem helaas toegenomen. Met de leverancier wordt de komende tijd bekeken wat dit betekent voor de planning van de implementatie, de samenwerking en de ingebruikname van het nieuwe systeem. We hopen natuurlijk dat het goed met ze gaat, dat ze door kunnen gaan met hun goede werk en dat wij vervolgens door kunnen gaan met de implementatie, maar we zullen dat met elkaar moeten bezien.

De heer El Abassi (DENK):

Ik heb het juist over dat nieuwe tapsysteem. Daar zijn experts huiverig over. De NCTV heeft gezegd dat het een risicoland is. De AIVD heeft gezegd dat het onwenselijk is. De Auditdienst Rijk heeft gezegd dat er weinig controle over is. Ziet de Minister niet de gevaren van dat nieuwe tapsysteem waartoe ze zegt te willen overgaan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het afgelopen jaar hebben we daar heel uitgebreid over gedebatteerd en hebben we al die signalen op de juiste manier geduid. Het lijkt me niet dat we dat debat nu over gaan doen. Dat kan, maar dat zou niet mijn advies zijn. Mijn advies is dat we zeker wel doorgaan en dat we er op een goede manier mee doorgaan. Door de ellende die op dit moment gaande is in Israël moeten we helaas kijken of het wel kan met deze leverancier, of in ieder geval op wat voor manier het kan. Om de continuïteit van het tappen te borgen, zal het huidige systeem natuurlijk ook langer in stand worden gehouden. Dat is de situatie waarmee we te maken hebben. We zullen er dus ook voor zorgen dat de huidige tapapplicatie een upgrade krijgt.

De heer El Abassi (DENK):

Juist gezien de ellende die nu gaande is, waarbij bewezen is dat Israël gebruikmaakt van spionagepraktijken, ook richting overheden, en juist nu Amerika de NSO Group op de zwarte lijst heeft gezet, vind ik dat we ons extra zorgen mogen maken en de overeenkomst met dit Israëlische tapbedrijf zo snel mogelijk moeten opzeggen. Wat vindt de Minister daarvan?

De voorzitter:

Wat vindt u daarvan, Minister?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik het zo doen dat we bij onze reguliere update over de ontwikkelingen rondom het nieuwe tapsysteem in overgang of het upgraden van het huidige tapsysteem, ook specifiek ingaan op de huidige situatie. Dan neem ik dat daar allemaal in mee. Dat is in het halfjaarbericht politie.

De voorzitter:

In het halfjaarbericht politie, oké.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan heb ik er nog twee. De heer Boswijk sprak over het opsturen naar Oekraïne van politiespullen die over zijn en vroeg of we dat kunnen coördineren. Ik zeg er in één zinnetje bij dat ik het heel mooi vind dat de heer Boswijk al zijn expertise vanuit Defensie hier inbrengt, dus dank daarvoor. Op dit moment gaan er al afgeschreven of afgestoten politiespullen naar Oekraïne. Dat is overigens vaak na tussenkomst van Defensie, dus ze maken al gebruik van die expertise. Binnen de politie is het goed geregeld. De korpschef geeft in die gevallen als laatste een akkoord daarvoor. Het mandaat is daarmee wat ons betreft voldoende geborgd.

Als laatste had ik nog het inzageverzoek gegevensuitwisseling naar aanleiding van de toeslagenaffaire. De politie heeft bij mij aangegeven niet te registreren wie de gedupeerden van de toeslagenaffaire zijn. Om die reden kan de politie ook niet aangeven of toeslagenouders vaker dan gemiddeld voorkomen in de registratie van de politie. De politie heeft aangegeven dat zij in reactie op inzageverzoeken uitleg biedt over de bevragingen. In aanvulling daarop kan door de privacydesks van regionale eenheden, wanneer bekend is dat om inzage wordt verzocht in het kader van de toeslagenaffaire, meer persoonlijke aandacht worden geboden aan de aanvrager. De politie geeft inzage in die verwerking op basis van de Wet politiegegevens. Het recht op inzage in de gegevens die de politie verwerkt, is niet onbeperkt. In de Wet politiegegevens zijn uitzonderingen opgenomen op dit recht, die te vinden zijn in artikel 27 van de Wet politiegegevens. Een voorbeeld zou zijn dat er dan een lopend opsporingsonderzoek is. Er zijn dus uitzonderingen daarop te maken.

De aantallen waarnaar mevrouw Uitermark vroeg, heb ik nu niet paraat. We gaan nog kijken of bekend is of die worden bijgehouden en of we die kunnen krijgen. Dan zorg ik er ook voor dat dit in het halfjaarbericht terugkomt, maar ik weet niet zeker of dat er überhaupt is. Wij hebben die nu niet, dus we gaan erachteraan.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dank voor de beantwoording. We hebben net het halfjaarbericht van 7 december, dus dat zou mij een halfjaar verder in de tijd brengen. Ik vraag de Minister of zij hier per brief eerder antwoord op kan geven.

De voorzitter:

Kan het per brief eerder?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als we het eerder hebben wel, maar ik moet het echt opvragen. We hebben op dit moment geen contact kunnen hebben met de politie. Het hangt er ook van af of het verschillende eenheden betreft. We zullen er dus naar kijken.

De voorzitter:

De Minister gaat zich maximaal inspannen om het eerder per brief te sturen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik klaar, voorzitter. Ik vind het heel mooi om nog te kunnen meegeven dat Kamerleden niet per definitie zijn uitgesloten om politievrijwilliger te worden. Of hebben jullie je allemaal al ingeschreven?

De voorzitter:

Dan wil ik me wel aanmelden. Ik weet niet of een andere dienst die onder u valt, daar heel blij van wordt, maar dat zien we dan wel weer. Mevrouw Mutluer, is er iets niet beantwoord of niet gewisseld? We moeten door.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Nee. Ik had net om een interruptie gevraagd, omdat ik er nog een had.

De voorzitter:

Eentje extra.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat is lief. Dan houd ik die wel kort. Er werd een vraag beantwoord over de politieregistraties van mensen. Gisteren zagen we een bericht waarin stond dat de politie de privacywet heeft overtreden door een Europese opsporingslijst bij te houden die niet voldeed aan de privacywet. Dat zei de AP tenminste. Mijn vraag aan de Minister is of ze dat bericht kent en of een onafhankelijke doorlichting van die systemen dan nodig is. Dat was mijn interruptievraag, die aanhaakte bij de vraag die door mijn collega van DENK werd gesteld.

De voorzitter:

Het is wel een vrij omvangrijke vraag, maar laten we even kijken of de Minister ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat was een analyse van twee jaar oud. De AP heeft daarop teruggekeken en heeft gezegd: er is sindsdien veel gebeurd, dus we zijn nu tevreden.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat zijn niet de berichten die ik van onder andere Amnesty krijg, dus dan moeten we daar maar schriftelijke vragen over stellen. Dat ga ik dan doen. Ik krijg andere signalen.

De voorzitter:

U gaat schriftelijke vragen indienen.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Een vraag die niet is beantwoord, is de vraag over de opvolger van het geplaagde C2000-systeem en de reactie daarop van het AcICT, dat zegt dat het gedoemd is te mislukken. Was u daarop ingegaan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dan ga ik dat even terugluisteren.

De voorzitter:

Dat «terugluisteren» geeft mij de perfecte brug, want er is iets misgegaan met de livestream. Geen zorgen, alles wordt gefikst. Uiteindelijk kan iedereen het straks gewoon terugkijken, maar ik denk dat de mensen die live meekeken even een onderbreking hebben gehad. Dat wordt allemaal geregeld, want niemand wil dit natuurlijk missen.

Collega's, gelet op de tijd gaan we het als volgt doen. U bent met negen. Mevrouw Uitermark, wilt u nog iets zeggen?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Volgens mij is één vraag van mij nog niet beantwoord. Het kan ook dat ik het net heb gemist. Ik had gevraagd naar de bredere rol wat betreft de toezichthoudende functie op de boa's.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb die vraag wel gehoord, maar niet beantwoord. Ik kijk even of er überhaupt een tweede termijn is en of het me lukt. Anders zorg ik dat ik er op een andere manier op terugkom. We kijken ondertussen even waar we de vraag hadden.

De voorzitter:

Ik ga even inventariseren. Ik laat altijd graag ruimte voor het debat, want we zijn hier om de regering te bevragen. Uiteraard is er mogelijkheid tot een tweede termijn. Wie wil daar allemaal gebruik van maken? Anderhalve minuut kan sowieso niet, dus ik moet het beperken tot één minuut. Dat gaat lukken. Dan gaan we razendsnel van start. Meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden van de Minister over de spullen voor Oekraïne. Dat is goed om te horen. Ik hoor toch dat het nog erg bureaucratisch is. Dus als er nog één keertje naar gekeken kan worden, heel graag. Dank ook voor de antwoorden over de bezuinigingen. Ik had geen interrupties meer, dus we gaan het zien in de toekomst.

Ik had nog één punt waar ik helaas geen tijd voor had, maar ik wil daar toch een vraag over stellen. Het Veteranen Search Team bestaat uit 2.000 vrijwilligers vanuit Defensie, de politie, de brandweer en de ambulance die de politie ondersteunen bij vermissingen. Ik geloof dat ze de eerste helft van het jaar al 60 keer uitgerukt zijn. Het is een groot succes, zowel bij het vinden van personen als dat veteranen zich weer nuttig voelen. Nu wordt het echter allemaal incidenteel gefinancierd vanuit allerlei sponsoren. Is de Minister het met het CDA eens dat we dit structureel moeten borgen, zowel vanuit de politie als vanuit Defensie? Is de Minister bereid om hiernaar te kijken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Top, 55 seconden. Dat is het betere werk. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank aan de Minister voor de uitgebreide antwoorden. Ik begin met de Landelijke Eenheid. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand een geweldig mooie promotie maakte die diegene zelf niet wilde. Ik vind het ook heel raar dat in het kader van de transitie een succesvol team dat klinkende resultaten boekt, wordt opgeknipt. Dat is gewoon aperte onzin, niet van de Minister, maar wel van degenen die haar moeten informeren. Ik kan alleen maar hopen dat de nieuwe korpschef hier heel anders over denkt en orde op zaken gaat stellen. Anders moeten we dat maar weer blijven bewaken.

Dan de commissie-Schneiders. De Minister zegt weer een heleboel dingen waar ik het apert mee oneens ben. Ik verwijs maar even naar een column van John van den Heuvel, een gewaardeerd misdaadjournalist, die ook wel degelijk iets anders constateert. Dat is een patroon van zaken dat ik hier ook maar moet noemen. Ik steun ook wat collega Mutluer zei over De blauwe familie. We zijn geen steek opgeschoten. Dat is dus ook een patroon. Wat betreft het andere patroon, inzake long covid, ga ik even mijn mailbox nakijken en dan zal ik het de Minister doen toekomen.

De voorzitter:

De Minister krijgt een e-mail van mevrouw Helder. Meneer Van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik had in mijn bijdrage vooral de vinger gelegd op de in mijn ogen tekortschietende aanpak van antisemitische uitingen, in het bijzonder rond demonstraties. Ik vroeg of de politie wel voldoende handvaten heeft om echt te kunnen optreden. De Minister heeft daar een heldere brief over toegezegd. Althans, ik hoop dat die helder is. Ik zie daar erg naar uit. Ik hoop dat die niet te lang op zich laat wachten. Ik overweeg bij het tweeminutendebat over terrorisme een Kameruitspraak te vragen die hieraan refereert. Die is in het bijzonder bedoeld ter aanmoediging en om met de Minister te blijven meedenken op dit terrein. Dat zit haar ook hoog, zo weet ik.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor haar uitgebreide antwoorden. Ik kijk uit naar nadere informatie over de recherche, zodat we beter zicht hebben op hoe dat georganiseerd is en wie daar nu waar zit. Ik heb het gevoel dat overal hekjes om worden geplaatst, zoals ik al zei, terwijl dat niet zo is bedoeld.

Over het vuurwerk vroeg ik de Minister of het onderscheppen per post lukt en of het HARP-team dat we daarvoor hebben ingericht daar een rol in heeft. Ik zou het heel goed vinden als het HARP-team kan samenwerken met de private post- en pakketbedrijven, waar natuurlijk al dat spul doorheen komt. Ik ben het ermee eens dat we zo veel mogelijk moeten zien te onderscheppen voordat het 31 december is, het buiten donker is en we in die ellende zitten.

Tot slot, de laatste vraag. Wanneer horen we de resultaten van het gesprek met de VNG over het regelen van neutraliteit van het boa-uniform? Kunnen we daar een termijn voor afspreken? Ik ben het met mevrouw Helder eens. Ik weet wat ik wil. Ik wacht dat gesprek graag af. Anders moeten we hier als Kamer aan de slag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Helder. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een drietal punten. Ook ik dank de Minister voor de beantwoording, hoewel ik natuurlijk nog niet helemaal tevreden ben over de beantwoording van de vragen aangaande De blauwe familie. Ik overweeg daar ook een motie voor in te dienen. Ik weet niet of er al een tweeminutendebat is aangevraagd. Zo niet, dan doe ik dat hierbij. Ik wil toch gaan nadenken over hoe we alsnog de mannen in kwestie in ere kunnen herstellen. Desnoods moet dat via mediation. Daar ga ik een motie over indienen.

Ik overweeg een tweede motie over de taskforce. Daar hebben we het net over gehad.

Tot slot, voorzitter, wil ik weten of ik het volgende goed begrepen heb. Volgens mij heeft de Minister iets gezegd naar aanleiding van mijn vragen en die van mevrouw Helder over de coldcasezaken en het initiatief om tot een landelijk team te komen. Ik hoop op een bevestiging van haar dat ik het goed heb begrepen. Ik begreep namelijk dat zij zelf op zich niet onwelwillend tegen dat voorstel aankijkt, maar dat het veel capaciteit kost, dat de politie nu kijkt naar verschillende scenario's en daar hopelijk begin dit jaar op terugkomt, en dat daar dus een besluit over wordt genomen. Heb ik dat zo goed begrepen?

De voorzitter:

U bedoelt het begin van aankomend jaar, denk ik dan, niet begin dit jaar.

Meneer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Ik dank de Minister. Ik heb nu geen opmerkingen, maar die gaan vast nog komen.

De voorzitter:

Prima. Dank. Meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ook van mij dank aan de Minister voor de beantwoording.

Ik heb nog een opmerking en een vraag. Als mede-liberaal zeg ik over het vuurwerk dat toch 33% van de gewonden uiteindelijk komen door vuurwerk dat door anderen wordt afgeschoten. Dat is volgens mij waar het schadebeginsel en de overheid in beeld komen om op te treden.

Mijn vraag gaat over de opmerking die ik in de eerste termijn maakte over de veilige werkomgeving bij de politie. De Minister kwam terug op het gesprek met de inspectie. Ik noemde een aantal andere lijnen waar de Minister mee bezig is, zoals het herzien van het sanctioneringssysteem, het actief trainen van leidinggevenden en de nieuwe leiderschapsprofielen. Is daarvoor ook commitment vanuit het departement? Ik weet dat de politie hiermee aan de slag moet, maar is er ook commitment van de Minister om daar gewoon in volle vaart mee door te gaan?

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Uitermark.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb geen nadere vragen.

De voorzitter:

Meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Ook ik bedank de Minister van Justitie en Veiligheid voor het beantwoorden van de vragen.

Ik had al aangegeven dat ik het niet vind kunnen dat we zo veel geluiden hebben ontvangen over het Israëlische tapsysteem en dat we daar eigenlijk niks tegen gaan doen. Wij overwegen om daar een motie over in te dienen.

Dan heb je nog het interne document met betrekking tot de handreiking voor demonstraties dat we niet kunnen inzien. Ook dat vind ik een kwalijke zaak. Ik denk dat wij, als controlerend orgaan, gewoon die documenten moeten kunnen inzien. Ik vraag de Minister dus nogmaals of wij die in kunnen zien. Anders overwegen we ook daar een motie over in te dienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Oké. Keurig, collega's. Minister, steek van wal.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voorzitter. Ik zal me vooral richten op de vragen die nu nog zijn gesteld.

De heer Boswijk vroeg naar het Veteranen Search Team. Voor komend jaar is dat geregeld, maar ik kan hier niet toezeggen dat we dat structureel gaan borgen, want dat zal geld kosten en dat zullen we met elkaar moeten bekijken. Gelukkig is het in ieder geval voorlopig geregeld. Ik denk dat we daar samen naar moeten kijken.

Dan mevrouw Michon-Derkzen.

De voorzitter:

Meneer Boswijk kijkt mij dermate... Het moet echt in anderhalve zin.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kan niet in de tweede termijn zonder dekking iets structureel gaan maken, als ik het heel bot moet zeggen. Het is wel iets moois, dus ik probeerde het vriendelijk te doen, meneer Boswijk.

De voorzitter:

Er komt een voorstel van het CDA. Ga verder, mevrouw de Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon-Derkzen. Het HARP-team vuurwerk. Dat was ik inderdaad vergeten. We komen aan het begin van het jaar met een plan van aanpak voor post waar dit allemaal onder valt. We zorgen er dus voor dat we daar concreet op terugkomen.

VNG-neutraliteit. Ik zal zorgen dat ik daar uiterlijk in maart op terugkom. Ik moet even kijken hoe we dat gaan inplannen.

Mevrouw Mutluer. Ja, dat had u goed begrepen.

De heer Sneller. Er is absoluut commitment, ook vanuit het departement, voor de actielijnen.

De heer El Abassi. Misschien begrijp ik u verkeerd, maar als het gaat om interne documenten van het OM: daar ga ik gewoon niet over, en de Kamer ook niet. Zo werkt dat niet. Het handelingsperspectief dat vanuit de NCTV en vanuit ons is gedeeld met gemeenten, is ook met de Kamer gedeeld. Of we begrijpen elkaar verkeerd, of we moeten het straks even zien. Ik weet niet of moties heel veel uitmaken voor interne stukken van het Openbaar Ministerie, waar ikzelf dus niet over ga. We gaan straks zien of we het over hetzelfde hebben of dat we elkaar net verkeerd begrepen; dat zou ook kunnen. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie zijn in te zien, maar ik had het idee dat de heer El Abassi vroeg naar interne documenten van het OM.

De voorzitter:

Dat gaan we meteen checken bij de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Er wordt verwezen naar een intern document. Daarin zou de handreiking waarover eerder is gesproken, zijn uitgewerkt. We weten allemaal dat het wel of niet ingrijpen bij een demonstratie politiek gekleurd is. Dat denk ik tenminste. Het is dus wel handig als wij daarin inzage hebben.

De voorzitter:

U wilt nog steeds inzage.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Heel even. Het OM is niet politiek gekleurd, de politie is niet politiek gekleurd. Dus als dat de stelling is, dan vind ik daar heel veel van. Ik kan verder niet plaatsen waar dit een verwijzing naar is. Wellicht zijn schriftelijke vragen of zoiets een idee. Dan weten we waar het precies over gaat, want wij zijn even zoekende. Er zijn verschillende manieren ...

De voorzitter:

Ja, meneer El Abassi kan schriftelijke vragen stellen of natuurlijk een motie indienen, wat hij al overwoog.

Mevrouw de Minister is klaar? Ik kijk even naar alle collega's. Bon. Dan gaan we razendsnel de toezeggingen doen, want die moeten we wel even gezamenlijk doornemen.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid komt in het volgende halfjaarbericht politie terug op de volgende onderwerpen: 1. de triggers voor uitstroom uit de politieorganisatie; 2. de samenwerking tussen politie en Defensie met het zicht op zijinstroom; 3. de modernisering van het sterktebegrip, dat nader geconcretiseerd wordt.

De volgende toezegging vonden we wat ingewikkeld geformuleerd:

  • Langs de lijn van de ontwikkelagenda en de white paper wordt de Kamer voortaan geïnformeerd.

Jullie begrijpen elkaar? Dan ben ik er.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid komt in het volgende halfjaarbericht politie verder terug op: 5. een update met betrekking tot C2000, ook inzake de problematiek met betrekking tot zonnepanelen; 6. de ontwikkeling van de recherchefunctie, los van de white paper; 7. de ontwikkeling van de nieuwe tapsystemen, waarbij specifiek wordt ingegaan op de huidige situatie in Israël; en 8. de langlopende PTSS-dossiers.

Verder is er een toezegging aan mevrouw Mutluer van GroenLinks-PvdA. Nee, dat is een verzoek om een tweeminutendebat, dat na het kerstreces wordt gehouden.

  • De Minister zal uiterlijk 1 maart terugkomen op haar gesprek met de VNG over de neutraliteit van het boa-uniform.

Ik kijk naar de collega's: zijn jullie content? Ik had al gezegd dat er een tweeminutendebat is aangevraagd door mevrouw Mutluer. U mist twee dingen, mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik vroeg expliciet naar dat plan van aanpak post. Er gaat natuurlijk van alles via de post, niet alleen vuurwerk. Dat volgt begin 2024. Dan hebben we nog de uitwerking van de aangenomen moties over F4-vuurwerk onder de Wet wapens en munitie. Die volgt in het eerste kwartaal volgend jaar.

De voorzitter:

Is dat voldoende? Dan dank ik de Minister van Justitie en Veiligheid en haar ondersteuning. Ik dank de collega's voor hun aanwezigheid en hun inbreng. Ik dank onze eigen ondersteuning, de mensen op de tribune en de mensen die anderszins dit debat gevolgd hebben. Prettige avond.

Sluiting 17.59 uur.

Naar boven