nr. 81
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 januari 2007
In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer om mijn reactie te ontvangen op een drietal
adviezen van de Technische commissie bodembescherming bericht ik u, mede namens
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als volgt.
Advies Ontwerp vrijstellingsregeling Bgm extreme weersomstandigheden
2006 (TCB S50 2006) en advies Ontwerp vrijstellingsregeling Bgm kleigrond
en veengrond 2006 (TCB S56 2006)
Op 1 september respectievelijk 3 oktober jl. zijn door de minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in overeenstemming met mij de Vrijstellingsregeling
Besluit gebruik meststoffen extreme weersomstandigheden 2006 en de vrijstellingsregeling
Besluit gebruik meststoffen voor klei- en veengrond 2006 gepubliceerd in de
Staatscourant (nr. 170, respectievelijk nr. 192). In de toelichting
bij beide vrijstellingsregelingen is aangegeven hoe met de adviezen en het
commentaar van de Technische Commissie Bodembescherming is omgegaan.
Ten aanzien van beide vrijstellingen heeft de TCB besloten zich in haar
advies te beperken tot het aangeven van de argumenten die gebruikt kunnen
worden voor of tegen het verlenen van een vrijstelling. Met betrekking tot
de vrijstelling van het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen, is
de TCB van mening dat er steeds vaker sprake zal zijn van grillige weerspatronen
en dat agrariërs daarop dienen te anticiperen door eerder in het seizoen
mest toe te dienen en door de mestopslagcapaciteit te vergroten. Naar mening
van de TCB wekken de vrijstellingen de indruk dat er sprake is van te weinig
opslagcapaciteit. Het steeds weer verstrekken van vrijstellingen vormt naar
het oordeel van de TCB geen stimulans voor het uitbreiden van de opslagcapaciteit.
Verder denkt de TCB dat het verlenen van beide vrijstellingen niet bijdraagt
aan het verkrijgen van goedkeuring voor het verlengen van de derogatie van
de Nitraatrichtlijn. Hoewel beide vrijstellingen in principe tot verhoogde uitspoeling van nutriënten naar grond- en oppervlaktewater leiden,
heeft de TCB de verwachting uitgesproken dat de milieukundige effecten beperkt
zullen zijn gezien de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden, de aanhoudende
natte condities van de grond en het beperkte areaal waarop de vrijstelling
voor kleigrond en veengrond betrekking heeft.
Met beide vrijstellingsregelingen is in mijn ogen een goede balans gevonden
tussen wat, gezien de weersomstandigheden, landbouwkundig wenselijk en milieukundig
verantwoord is. Gegeven de verwachting dat steeds vaker sprake zal zijn van
grillige weerspatronen ben ik voornemens om ter voorbereiding van een nieuw
actieprogramma voor de periode na 2009 in 2007een verkenning te starten naar
de mogelijkheid om het huidige periodieke verbod op het uitrijden van mest
op een andere structurele wijze vorm te geven. Hierbij zou gedacht kunnen
worden aan een systematiek waarbij in combinatie met het vergroten van de
mestopslagcapaciteit meer eigen ruimte kan worden geboden aan de ondernemers
om hun bedrijfsvoering aan bijzondere omstandigheden aan te passen.
Advies Overheveling meststoffenwet 1947 en BOOM (TCB S49 2006)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mede namens
mij de Technische Commissie Bodembescherming advies gevraagd betreffende de
ontwerptekst van het Besluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit
meststoffenwet en Besluit gebruik meststoffen (overheveling Meststoffenwet
1974) inclusief Nota van toelichting. In haar advies geeft de TCB aan in algemene
zin positief te staan tegenover het nuttig toepassen van afvalstoffen en het
verminderen van het storten ervan.
In haar advies doet de TCB aanbevelingen over de wijze waarop afstemming
is voorzien met het bodembeleid (waaronder het ontwerp Besluit bodemkwaliteit),
specifiek ten aanzien van de afbakening tussen compost (meststof) en «zwarte
grond» (bodem) en hoe om te gaan met bodem- en structuurverbeteraars.
Daarnaast gaat de TCB in op het aanpassen van de normen voor koper en zink
in compost, op het loslaten van de doseringsbeperking voor compost en op de
milieueisen die worden gesteld aan de categorie overige organische meststoffen.
Ik kan mij bijzonder goed vinden in het advies van de TCB en zal de aanbevelingen
met betrekking tot alle hierboven genoemde onderwerpen overnemen. Momenteel
wordt de ontwerptekst van het Besluit houdende wijziging van Uitvoeringsbesluit
aangepast op basis van het TCB advies en overige relevante informatie verkregen
in het kader van de inspraakprocedure. Naar verwachting zal de hierziene ontwerptekst
nog voor de jaarwisseling ter advisering aan de Raad van State worden gezonden.
Gelet op de relatie met de wijziging van de Wet bodembescherming [Kamerstukken
II, 2005/06, 30 522, nr. 2] die thans in de Tweede Kamer voorligt
en het ontwerp Besluit bodemkwaliteit, zal de inwerkingtreding van de wijziging
van het Uitvoeringsbesluit hierop worden afgestemd. Inwerkingtreding is medio
2007 voorzien.
De staatssecratris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel