27 625 Waterbeleid

Nr. 630 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2023

Met deze brief wordt de Tweede Kamer voor het Commissiedebat Water van 7 juni 2023 geïnformeerd over de stand van zaken en ontwikkelingen die betrekking hebben op het waterdomein. Daarnaast wordt met deze brief invulling gegeven aan een aantal moties en toezeggingen. In de brief komen de volgende onderwerpen aan bod:

  • 1. Water en Bodem Sturend

  • 2. Droogte en Zoetwater

  • 3. Waterveiligheid

  • 4. Waterkwaliteit

  • 5. Grondwater

  • 6. Drinkwater

  • 7. Ruimtelijke Adaptatie

  • 8. Noordzee en Grote Wateren

  • 9. Caribische delen van het Koninkrijk en Internationaal

Het veranderende klimaat heeft grote impact op ons water, en daarmee op Nederland als geheel. De afgelopen jaren werden gekenmerkt door zowel wateroverlast als droogte. Dit zal ook in de toekomst van invloed zijn op veel aspecten van het dagelijks leven in ons land. In deze brief wordt een overzicht gegeven van actuele thema’s waaraan wordt gewerkt om goed met deze uitdagingen te kunnen blijven omgaan. Hierin ligt niet alleen een opgave voor de overheid maar ook voor burgers en bedrijven, kortom een opgave voor heel Nederland.

1. Water en Bodem Sturend

Stand van zaken

De Kamerbrief Water en Bodem Sturend van 25 november 2022 (Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 592) is een startpunt voor de fundamentele transitie van de ruimtelijke inrichting van ons land. Samen met decentrale overheden worden deze maanden vervolgstappen gezet om de ambitie van «Water en Bodem Sturend» in de praktijk te brengen. Deze uitwerking krijgt onder meer vorm met een gezamenlijke uitvoeringsstrategie met provincies, gemeenten en waterschappen die later dit jaar aan de Kamer wordt gestuurd.

Op weg daar naartoe worden al de nodige stappen gezet. Zo zijn op 19 april 2023 bestuurlijke afspraken gemaakt met de VNG, het IPO en de UvW om de opgestelde maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving vanaf heden zoveel mogelijk toe te passen. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een ruimtelijk afwegingskader voor nieuwbouwlocaties. Bij het onderwerp Ruimtelijke Adaptatie wordt hier nader op ingegaan.

Water en bodem zijn ook sturend in de kennisontwikkeling en -verspreiding. Het nieuwe beleid wordt actief ondersteund en versterkt met onder andere webinars en kennisconferenties. Daarbij is er expliciet aandacht voor de vitaliteit van de bodem en ondergrond in samenhang met het watersysteem. Samenwerking met de Jonge Klimaatbeweging en met jongeren in het algemeen is van belang omdat de Water en Bodem Sturend ambities wezenlijk gericht zijn op de toekomst van ons land. In april en mei hebben twee overleggen plaats gevonden met de Jonge Klimaatbeweging en is contact gelegd met het team bij het Ministerie van BZK dat de Nota Ruimte voorbereidt. Workshops met teamleden van de Jonge Klimaatbeweging en met JongRES worden gepland om kennisoverdracht te realiseren. Ook zal de Jonge Klimaatbeweging een kennisdag van experts op het Ministerie van IenW bijwonen.1

Naar verwachting worden er deze zomer afspraken gemaakt met de decentrale overheden over de uitvoeringsstrategie. De Kamer wordt daarover geïnformeerd, dit najaar volgt een overzicht met de voortgang van de 33 structurerende keuzes met mijlpalen, evenals de aanpak van de borging van de resultaten. Ook krijgt de Kamer een overzicht van lopende projecten bij de provincies, gemeenten, waterschappen en het Rijk, die bijdragen aan de doelstellingen van Water en Bodem Sturend. Daarmee wordt de basis gelegd voor meerjarige monitoring en evaluatie en wordt invulling gegeven aan de motie van het lid van Esch.2

2. Droogte en Zoetwater

Uitgangssituatie droogteseizoen 2023

De uitgangspositie aan de start van het droogteseizoen vanaf 1 april was goed. Deze gunstige situatie is behouden door de relatief natte maand april. Eind mei ligt het landelijk gemiddelde neerslagtekort lager dan normaal voor deze tijd van het jaar. Dit is gunstig voor scheepvaart, landbouw, natuur en de drinkwatersector. De grondwaterstanden zijn grotendeels hersteld na de zomer van 2022 en de peilen zijn op de meeste plekken rond of boven gemiddeld. In de afgelopen winter hebben waterbeheerders de waterpeilen op veel plekken hoog gehouden om zoveel mogelijk water vast te houden. De waterstanden in kanalen, sloten en meren zijn op peil. Vanaf half april 2023 is het peil van het IJsselmeer uit voorzorg vastgehouden op NAP -15 cm, in plaats van NAP -20 cm.

De huidige zoutconcentraties vallen binnen de afgesproken marges en er is voldoende water beschikbaar om zoutindringing tegen te gaan. Ook in de stroomgebieden van de rivieren heeft de aanhoudende neerslag positief bijgedragen aan de watervoorraad. De aanvoer van de Rijn en de Maas waren vanaf 1 april tot nu rond of boven de mediaanwaarde. Daarmee is de uitgangssituatie voor de zomer goed, echter bij een eventuele langdurige droogte kunnen de waterstanden in de rivieren alsnog laag worden en kunnen ook de grondwaterstanden flink dalen.

Concrete aanpak verzilting

In het Notaoverleg over Water en Bodem Sturend op 27 maart 2023 (Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 623) is door de leden Krul, Grinwis en Minhas een motie ingediend waarin wordt verzocht om in overleg met de agrarische sector een concrete aanpak uit te werken hoe meer kan worden ingezet op het aanpakken van verzilting of de ontwikkeling van zilte teelt.3 Maatregelen om de effecten van verzilting zijn nu al onderdeel van verschillende uitvoeringsprogramma’s, zoals het Actieprogramma Klimaatadaptatie Landbouw, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) en de Deltaprogramma’s Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie. Concrete projecten van deze uitvoeringsprogramma’s zijn bijvoorbeeld de Saltfarm in Texel, kartering van zoetwaterlenzen langs de Nederlandse kust, vergroten reserves in «zoetwaterhouderijen» in Zeeland en COASTAR in het westen van Nederland waar nieuwe zoete grondwaterreserves worden gecreëerd.

Om te komen tot een krachtenbundeling op dit thema is dit voorjaar op initiatief van de provincie Friesland het Kenniscluster voor Verziltingsvraagstukken in Delta’s opgericht. Kennisinstituten (WUR, Deltares en het Delta Climate Center), hogescholen en de agrarische sector bundelen hierin hun krachten om ons landbouwsysteem verziltingsbestendig te maken. Provincies en waterschappen langs de kust, de Ministeries van LNV en IenW, landbouworganisaties en diverse andere partijen zijn partner in dit cluster. Het initiatief is door de combinatie van toegepaste water-, bodem- en gewaskennis uniek in Nederland en ook internationaal relevant. Dit kenniscluster wordt de komende jaren verder uitgebouwd en de agrarische sector wordt hierbij nadrukkelijk betrokken.

Ook op internationaal niveau wordt er met projecten zoals SalFar (Interreg project), Impact Cluster DE-SALT, het Saline Water and Food Systems Partnership, het International Network of Salt-Affected Soils (INSAG) en het Global Framework on Water Scarcity in Agriculture (WASAG), gewerkt aan de aanpassing aan verziltende omstandigheden. Met de bovengenoemde uitvoerings- en kennisprogramma’s wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Krul c.s.

Onderzoek waterbeschikbaarheid

Ook is in het Notaoverleg over Water en Bodem Sturend door de leden Minhas, Krul en Grinwis een motie ingediend waarin wordt verzocht om samen met waterschappen, medeoverheden en bedrijven onderzoek te doen naar experimenten die leiden tot een betere waterbeschikbaarheid in tijden van extreme droogte.4

In fase 2 (2021–2027) van het Deltaprogramma Zoetwater worden door de zoetwaterregio’s, waarin overheden en maatschappelijke partijen samenwerken, veel experimenten en pilots uitgevoerd om de waterbeschikbaarheid tijdens droogte te verbeteren. Deze maatregelen worden via de Tijdelijke regeling stimuleren maatregelen tweede fase Deltaprogramma Zoetwater gefinancierd vanuit het Deltafonds en met de regionale bijdragen. Voorbeelden van deze experimenten zijn:

  • Diverse pilots voor hergebruik effluent voor gietwater en beregening (Harnaschpolder in Zuid-Holland, meerdere proeven in Zeeland en Brabant) en realisatie hergebruik effluent t.b.v. de industrie in Groningen (Garmerwolde)

  • Proeftuin landbouwprojecten in de Zuidwestelijke Delta, zoete toekomst Texel, zoet op zout Lauwersmeer

  • COASTAR pilots in de kustduinen, Rotterdam, Westland en in polders. Deze pilots zijn gericht op grootschalige zoetwatervoorziening door zoetwater ondergronds te bergen en brakwater te gebruiken voor industrie, landbouw en drinkwater

  • Onderzoek naar ondergrondse wateropslag in Wolphaartsdijk, Zeeland, een gebied met grond die moeilijk water doorlaat

  • Pilot en uitvoering ondergrondse drinkwateropslag met PWN

  • Pilot temmen brakke kwel (het oppompen van brak grondwater voordat het aan de oppervlakte komt)

Ook in het maatregelenpakket voor fase 3 van het Deltaprogramma Zoetwater (de periode 2028–2033) zullen experimenten en pilots worden opgenomen. Daarvoor vormen de nieuwe Klimaat- en Deltascenario’s de basis en worden de nieuwe inzichten vanuit de Kennisprogramma’s Zoetwater en Zeespiegelstijging meegenomen. Het volledige maatregelenpakket van Rijk en regio wordt in september 2027 aan de Kamer voorgelegd in het kader van het Deltaprogramma 2028. Over de voortgang van de pilots en experimenten van het lopende Deltaprogramma wordt de Kamer geïnformeerd via de jaarlijkse Voortgangsrapportage Zoetwater. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Minhas c.s.

Crisisevaluatie droogte 2022

In de brief van 21 september 2022 is de Kamer geïnformeerd over de droogtecrisis.5 Daarbij is aangegeven dat deze crisis met betrokken partners zou worden geëvalueerd. Het doel hiervan was om te leren van de crisisbeheersing. De evaluatie is daarmee gericht op het proces en niet beleidsinhoudelijk. Hierbij ontvangt de Kamer het evaluatierapport. De evaluatie gaat over de periode van de opschaling naar niveau 1 (dreigend watertekort) op 13 juli 2022 tot en met de overgang van niveau 2 (feitelijk watertekort) naar niveau 1 op 21 september 2022. In de evaluatie ligt de focus op de vraag of de genomen maatregelen tijdig en effectief waren en in hoeverre de lessen uit de crisisevaluatie van de droogteperiode van 2018 voldoende in praktijk zijn gebracht.

Op basis van de evaluatie kan in algemene zin worden geconcludeerd dat de crisisstructuur als «een geoliede machine» heeft gedraaid. Alle betrokken partijen hebben eendrachtig en effectief met elkaar samengewerkt. Daarnaast is vastgesteld dat de uitvoering van de maatregelen in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater en de Beleidstafel Droogte hebben bijgedragen aan het handelingsperspectief in de droogteperiode van 2022. Hierdoor is het onder andere mogelijk gebleken om het beschikbare zoetwater beter te verdelen en vast te houden waardoor er minder maatregelen in het kader van de verdringingsreeks hoefden te worden genomen. Ook de inzet van het Managementteam Watertekorten (MTW) en de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) is nuttig gebleken. De conclusies en aanbevelingen van de crisisevaluatie worden waar nodig verwerkt in de betreffende handboeken.

3. Waterveiligheid

Uitvoering aanbevelingen Beleidstafel wateroverlast en hoogwater

Het eindadvies van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater, «Voorkomen kan niet, voorbereiden wel», is eind vorig jaar vastgesteld en naar de Kamer verzonden.6 De essentie van het advies is dat extreme neerslag door klimaatverandering vaker zal optreden en dat schade en overlast niet altijd kunnen worden voorkomen. Wel kan Nederland zich beter voorbereiden; met het treffen van maatregelen door overheden en het vergroten van het waterbewustzijn en het handelingsperspectief voor burgers en bedrijven.

De verantwoordelijke partijen zijn begonnen met het uitvoeren van de aanbevelingen uit het eindadvies. De voortgang van de uitvoering wordt gemonitord in het Bestuurlijk Overleg (BO) Water en wordt tweemaal per jaar met de Kamer gedeeld. Een eerste voortgangsrapportage wordt voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg (WGO) Water in november aan de Kamer aangeboden. Zoals toegezegd in het Schriftelijk Overleg op 16 maart 2023, wordt hieronder een eerste beeld op de voortgang van de uitvoering van de aanbevelingen weergegeven.7 Daartoe wordt een aantal aanbevelingen specifiek uitgelicht.

Allereerst heeft het Ministerie van IenW een quick scan laten doen naar ervaringen met bestaande bovenregionale stresstesten. Na de wateroverlast in Limburg is in enkele gebieden in het land doorgerekend wat een bui in de categorie zoals die in juli 2021 in Limburg is gevallen, in andere gebieden zou betekenen. Zo heeft de provincie Zuid-Holland in januari 2023 een bovenregionale stresstest opgeleverd.8 Dit zijn goede en nuttige initiatieven. De quick scan bundelt de ervaringen en doet aanbevelingen voor de handreiking voor toekomstige bovenregionale stresstesten. Deze handreiking wordt in afstemming met IPO, VNG, Unie van Waterschappen en de Deltacommissaris, door het Ministerie van IenW ontwikkeld. De handreiking heeft als doel om te komen tot uniforme uitgangspunten voor deze bovenregionale stresstesten zodat enerzijds een landelijk beeld van kwetsbaarheden voor wateroverlast kan worden gemaakt en anderzijds in betreffende gebieden de dialoog over klimaatbestendigheid kan worden ondersteund.

Daarnaast is de toolbox voor gemeenten en waterschappen gereed om te gebruiken om het waterbewustzijn te vergroten. Deze toolbox wordt door gemeenten ondertussen ook gebruikt om inwoners te informeren over wateroverlast en ook over de andere thema’s van klimaatadaptatie.

Zoals in de beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg aangegeven, worden ook grensoverschrijdend concrete stappen gezet in de samenwerking. Op 18 april 2023 is op de Nederlandse Ambassade in Brussel een bilaterale bijeenkomst tussen Nederland en Wallonië op het gebied van waterveiligheid gehouden. Uitkomst daarvan was dat wederzijds de behoefte werd benadrukt om de grensoverschrijdende samenwerking voor regionale waterbassins, zoals de Geul, te versterken. Met Vlaanderen is het Kabinet op 31 januari 2023 overeengekomen om voor de grensoverschrijdende regionale watersystemen een risico-gestuurde en gebiedsgerichte projectaanpak uit te werken. Nederland zal in het komend najaar de Benelux Waterdag organiseren, waar het thema wateroverlast als gevolg van extreme regenval centraal zal staan. Het Duitse Wasserverband Eifel-Rur is bereid om in 2024 een gezamenlijke pilot te doen voor een stresstest van de Roer.

Limburg beekdalen

Rijk en regio hebben de afspraken uit de bestuursovereenkomst «Waterveiligheid en Ruimte in Limburg» eind 2022 nader uitgewerkt. Er zijn afspraken gemaakt over het realiseren van de eerste tranche aan maatregelen in de periode tot en met 2025. Het Rijk draagt € 33 miljoen bij aan deze maatregelen. De tweede tranche aan maatregelen moet nog worden uitgewerkt door de regionale partijen.

Voor maatregelen in de beekdalen van zijrivieren van de Maas en daarmee samenhangende klimaatadaptatie is eenmalig € 300 miljoen gereserveerd. Het overgrote deel van de € 300 miljoen is bestemd voor Limburg.

Om de beekdalen (regionaal watersysteem) in Limburg beter bestand te maken tegen extreme neerslag heeft de regio, samen met het Rijk, het programma «Waterveiligheid en Ruimte Limburg» (WRL) opgezet. In de periode tot en met 2025 worden binnen dit programma de eerste tranche aan maatregelen gerealiseerd, waarmee wordt ingezet op het nemen van maatregelen die op de korte termijn een bijdrage leveren aan de bescherming van inwoners. Voorbeelden hiervan zijn het vergroten van waterbewustzijn en zelfredzaamheid via campagnes en brochures, voorlichting over maatregelen die bewoners zelf kunnen nemen om de gevolgen van een overstroming te beperken, tijdelijke keringen om kwetsbare locaties te kunnen beschermen bij hoogwater, bijvoorbeeld bij het gebouw van Adelante Zorggroep in Valkenburg, het verbeteren van voorspellings- en waarschuwingssystemen voor hoogwater, maar ook het verbreden van watergangen en het aanleggen van waterbergingen in beekdalen.

Binnen het programma WRL worden de komende jaren de maatregelen voor de tweede tranche aan maatregelen uitgewerkt. Het waterrobuust maken van het Limburgse regionale watersysteem via WRL – waarbij de inzet zich ook richt op grensoverschrijdende samenwerking – zal zeker tien à vijftien jaar duren.

4. Waterkwaliteit

Kaderrichtlijn Water (KRW)-impulsprogramma

Zoals op 11 april 2023 aan de Kamer is gemeld, zijn Rijk en regio gezamenlijk gestart met een KRW-impulsprogramma om met stevige, aanvullende inzet op het uitvoeren van verbeteracties te voldoen aan de eisen van de KRW en daarmee maximale inspanning te leveren voor de Europese wettelijke verplichtingen in 2027.9 In een separate brief wordt de Kamer hierover nader geïnformeerd.

Aanpak instroom PFAS door Maas- en Rijncommissies

In het Commissiedebat PFAS en gezondheidseffecten van 2 februari 2023 is aan het lid Haverkort toegezegd om in kaart te brengen wat er in de Maas- en Rijncommissies wordt gedaan om de instroom van PFAS aan te pakken.10 Een aantal landen houdt strikt vast aan het uitvoeren van de vereisten uit de KRW en hetgeen is opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen. Daarom vergt inspelen op extra vraagstukken of nieuwe ontwikkelingen regelmatig langdurige afstemming. Extra inzet op de aanpak van PFAS is daarmee een grote opgave. Alleen PFOS (stof behorend tot PFAS) wordt sinds 2018 verplicht gemeten op basis van de Richtlijn Prioritaire Stoffen onder de KRW. Afspraken op Europees niveau die nu in voorbereiding zijn, zoals een verbod op niet-essentiële toepassingen via REACH en het opnemen van PFAS in de Richtlijn Prioritaire Stoffen onder de KRW, zullen helpen om extra inzet te plegen.

Tijdens de zestiende Rijnministersconferentie in 2020 van de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) is voor het Rijnstroomgebied een vermindering van de emissies van microverontreinigingen met minstens 30% voor 2040 vastgelegd. Vier stoffen (PFOS, PFOA, PFBS, PFBA), behorend tot PFAS, maken hier onderdeel van uit. Om dit reductiedoel regelmatig te kunnen controleren, is een systeem ontwikkeld voor de monitoring en beoordeling van microverontreinigingen. Vanaf meetjaar 2024 wordt over deze vier PFAS gerapporteerd.11 Ook wordt informatie uitgewisseld over maatregelen. Op basis van deze inzichten wordt het overleg aangegaan om verdergaande maatregelen af te spreken.

In de Internationale Maascommissie (IMC) is in de periode tussen eind 2021 en 2022 een inventarisatie uitgevoerd en afgerond naar de beschikbaarheid van monitoringgegevens over PFAS bij de waterbeheerders van de hoofdstroom van de Maas. Het merendeel van de monitoringgegevens betreft PFOS, zoals vanuit de KRW verplicht is. Er ligt nog een opgave om de meetmethoden naar verschillende PFAS tussen landen in overeenstemming te brengen. Daarnaast is een eerste inventarisatie gedaan om de bronnen in kaart te brengen. Begin juli bespreken de delegaties de uitkomsten van de inventarisatie uit 2021 en 2022 en zal het vervolg worden bepaald. Nederland zet onder andere in op het vergelijken van methodes en het voortzetten van onderzoek naar mogelijke bronnen.12

Afspraken terugdringen PFAS en microplastics in de Westerschelde

In de brief voor het WGO Water in november 2022 (Kamerstuk 36 200 XII, nr. 107) is de Kamer geïnformeerd over een eerste invulling van de motie van het lid Van Esch c.s. die oproept tot het maken van afspraken met de Vlaamse overheid over het terugdringen van de vervuiling van microplastics en PFAS in de Westerschelde.13

Samen met de Vlaamse overheid is de afgelopen maanden gekeken hoe een gezamenlijke reductiedoelstelling voor microverontreinigingen kan worden opgesteld met een focus op de Schelde. Tijdens de kennissessie op 18 januari 2023 bleek dat Nederland en Vlaanderen veel overeenkomsten hebben bij handelingskaders, vergunningverlening en lozingsnormen. Informatie over de verschillen wordt gedeeld en er wordt gekeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd. In een bijeenkomst op 1 juni 2023 wordt gezamenlijk bezien hoe een reductie van microverontreinigingen in de Schelde op de agenda kan worden gezet.

Daarnaast zijn de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met Vlaanderen over een gezamenlijke aanpak van microplastics in de Westerschelde. Hierbij wordt ingezet op kennisontwikkeling en -deling en op bronaanpak, waarbij het Ministerie van IenW initiatieven aanmoedigt, zoals Schone Schelde in Nederland en Operation Clean Sweep.14 De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) zet hier ook op in.15

Tijdens de Vlaams-Nederlandse top op 31 januari 2023 is gesproken over de aanpak van verontreinigingen met microplastics en plastic korrels. In de slotverklaring is opgenomen dat Vlaanderen en Nederland samen optrekken om de verontreiniging met microplastics aan te pakken.16 Op 9 mei 2023 heeft een eerste expertsessie tussen Vlaanderen en Nederland plaatsgevonden. Daarin is kennis uitgewisseld naar microplastics en de aanpak hiervan. Dit is belangrijk omdat de kennis over microplastics nog in ontwikkeling is en Vlaanderen en Nederland elkaar hierin kunnen aanvullen. Vlaanderen verkent bijvoorbeeld de mogelijkheid om via wetgeving dwingende maatregelen vast te leggen om verontreiniging met kunststofgranulaat tegen te gaan. Eind 2023 vindt een nieuwe expertsessie plaats waarbij dieper op dit onderwerp wordt ingegaan. Daarnaast is samen met Vlaanderen is in de Internationale Scheldecommissie voorgesteld om een gezamenlijke workshop te organiseren over microplastics en de aanpak van plastic korrels. Hiermee is door alle deelnemende landen ingestemd. Deze workshop wordt in november 2023 georganiseerd. Op deze manier is de aanpak van microplastics in de riviercommissies geborgd. Bekeken wordt of de andere riviercommissies hierbij kunnen aansluiten.

Zowel Vlaanderen als Nederland zijn zich bewust van de noodzaak om gezamenlijk op te trekken om het probleem met plastic korrels aan te kunnen pakken. Met bovengenoemde afspraken en ontwikkelingen zijn goede stappen gezet naar een intensievere samenwerking. Hiermee wordt voor het onderwerp plastics invulling gegeven aan de motie van het lid Van Esch.

Maatregelen beperken microplastics in het milieu

Op 21 december 2022 heeft de Staatssecretaris van IenW een brief gestuurd over de maatregelen die het kabinet neemt voor het beperken en het voorkomen van microplastics in het milieu.17 Hieronder worden projecten genoemd die bijdragen aan deze brede kabinetsaanpak.

In 2018 is het Ministerie van IenW gestart met het beleidsprogramma voor de aanpak van microplastics. Een onderdeel hiervan was de ontwikkeling van een meetmethode voor microplastics in rivieren door. De ontwikkeling van deze meetmethode is tussen 2020 en 2022 uitgevoerd en wordt dit jaar gevalideerd.18 In 2024 en 2025 wordt gestart met gevalideerde metingen in voorbereiding op definitieve besluitvorming over de wijze waarop de monitoring van microplastics wordt voortgezet. Onderzoek naar de vracht (hoeveelheid) microplastics in de Westerschelde wordt dit jaar voorbereid.

Om in beeld te brengen bij welke schakels in de keten lekkages van plastic korrels op (kunnen) treden heeft het Ministerie van IenW onderzoek laten uitvoeren.19 Naar aanleiding hiervan wordt verkend of het wenselijk en mogelijk is om maatregelen in het Besluit activiteiten leefomgeving op te nemen. In overleg met stakeholders wordt een plan van aanpak opgesteld met maatregelen om bedrijven en bevoegde gezagen (vooraf) beter te informeren over de manieren waarop lekkages voorkomen kunnen worden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Hagen.20 Daarnaast is in het kader van dit onderzoek een pilot uitgevoerd bij een plastic producerend bedrijf. Aan de hand hiervan is een checklist opgesteld voor bevoegde gezagen die kan worden gebruikt bij inspecties.

Ten slotte is een positieve ontwikkeling dat bedrijven uit de kunststofproducerende industrie in samenwerking met de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam en ondernemersvereniging Deltalinqs in maart 2023 een samenwerkingsovereenkomst hebben getekend om gezamenlijk vervuiling door plastic korrels, poeders en vlokken in de haven van Rotterdam tegen te gaan.

Herziening EU-richtlijn stedelijk afvalwater, Ketenaanpak medicijnresten en kosten van zuivering

Vorig jaar heeft de Europese Commissie de herziening van de Richtlijn stedelijk afvalwater gepresenteerd.21 Een eerste beleidsdebat heeft plaatsgevonden tijdens de Milieuraad van 16 maart 2023. Het voorstel van de Europese Commissie bestaat uit een ambitieuze milieuagenda voor de gehele afvalwaterketen:

  • Aangescherpte zuiveringseisen voor stikstof en fosfaat

  • Nieuwe zuiveringseisen (80% verwijderingsrendement) voor organische microverontreinigingen waaronder medicijnresten, de vierde trap (extra zuiveringsstap van rioolwaterzuiveringen)

  • Financiering door middel van Uitgebreide ProducentenVerantwoordelijkheid (UPV), dit betekent dat de farmaceutische en cosmetica-industrie gaat betalen voor de vierde trap

  • Energieneutrale zuiveringen

  • Stimuleren hergebruik van gezuiverd afvalwater en grondstoffen

  • Meer voorschriften voor regulering en monitoring

Het kabinet kan in grote lijnen dit voorstel steunen maar zet wel vraagtekens bij de strakke deadlines. Alle grote zuiveringen voorzien van een vierde trap voor het jaar 2035 is volgens de waterschappen niet haalbaar. De aangescherpte eisen voor fosfaat en stikstof in het voorstel van de Europese Commissie zijn belangrijk omdat ze een bijdrage leveren aan de doelen van de KRW. Stikstof en fosfaatconcentraties in oppervlaktewater zijn belangrijke KRW-parameters. Door verlaging van de lozingsnormen voor zuiveringen komt er minder stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater. Dat helpt bij het behalen KRW-opgave. Via het verslag van de Milieuraad is de Kamer geïnformeerd over de steun die er bij EU-lidstaten en Nederland is voor de voorgestelde UPV.22 Dit is in lijn met de motie van de leden Hagen en De Groot over het instellen van een UPV medicijnen.23

De nieuwe zuiveringseisen voor organische microverontreinigingen hebben in Nederland al de aandacht. Als onderdeel van de «Ketenaanpak Medicijnresten uit Water» loopt er een versnellingsprogramma «Verwijdering Medicijnresten op rioolwaterzuiveringen». Door middel van een bijdrageregeling «Aanvullende zuiveringen medicijnresten» wordt het bouwen van een vierde trap extra gestimuleerd. In de bijdrageregeling wordt 70% verwijderingsrendement geëist aan de hand van andere gidsstoffen om dat rendement te bepalen. Dat betekent dat een enkelvoudige techniek mogelijk niet voldoende is en dat slechts met een combinatie van technieken de zuiveringseisen te halen zijn. De kosten voor 70% verwijderingsrendement zouden volgens de inschatting van 2018 enkele euro’s (3 tot 4 euro) per inwoner (inwonerequivalent) bedragen. Door de hoge energie- en grondstoffenprijzen en tegenvallende aanbestedingen blijkt in de praktijk de kosten het laatste jaar bijna te verdubbelen ten opzichte van oorspronkelijke inschattingen. De kosten kunnen bij dalende (energie)prijzen in de toekomst dus ook weer lager worden.

De kosten om in de toekomst te voldoen aan de Europese zuiveringseisen voor microverontreinigingen (80%) liggen volgens de inschatting van de Unie van Waterschappen tussen de 10 en 15 euro per inwoner, met in enkele gevallen mogelijk nog hogere kosten door lokale omstandigheden (ruimtegebrek). Met een UPV zal dit overigens niet tot een stijging van de zuiveringsheffing leiden omdat de farmaceutische en cosmetica-industrie de vierde trap financiert, mocht het Europees Parlement en de Raad van de EU dit voorstel in huidige vorm aannemen.

Vrijwaren drinkwaterwinningen van verontreiniging met bentazon

Het in december 2022 aan de Kamer toegezonden advies van de Studiegroep Grondwater bevat het volgende advies: «Ontwikkel een «early warning» meetnet in het bovenste grondwater en zorg voor een snelle terugkoppeling naar toelating en beleid».24 Zoals toegezegd in de antwoorden op de vragen van het lid Koekkoek over het bericht «Gif in de grond», is het Ministerie van IenW momenteel in gesprek met kennisinstituten, provincies en drinkwaterbedrijven over de wijze waarop concreet invulling kan worden gegeven aan dit early warning meetnet.25 Hierbij wordt aangesloten op het rapport «Signaleringsmeetnet bestrijdingsmiddelen in grondwater. Inventarisatie van de bruikbaarheid van bestaande meetnetten», dat in het kader van de Kennisimpuls Waterkwaliteit is opgesteld.26 Voor het WGO water van dit najaar zal de Kamer nader over de uitkomsten van deze gesprekken worden geïnformeerd.

5. Grondwater

Opvolging advies Studiegroep Grondwater

Een groot deel van het advies van de Studiegroep Grondwater wordt meegenomen in de uitwerking van de keuzes en maatregelen op het gebied van grondwater die in de Water en Bodem Sturend brief zijn opgenomen. Bijvoorbeeld waar het gaat over het beter vasthouden van grondwater op de hoge zandgronden en tegengaan van verdere verdroging van natuurgebieden. Onderdelen van het advies worden zo meegenomen in de uitwerking van de regionale gebiedsprogramma’s voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Voor Water en Bodem Sturend wordt een uitvoeringsstrategie en uitvoeringsagenda opgesteld, welke voor de zomer aan het Bestuurlijk Overleg Water wordt aangeboden. Grondwater maakt hier ook onderdeel van uit.

Financiële impact bodemdaling in verdeling Gemeentefonds

In het Notaoverleg Water en Bodem Sturend is toegezegd aan het lid Krul om de Kamer te informeren over de wijze waarop de financiële impact van bodemdaling is verwerkt in de verdeling van het Gemeentefonds.27

Bij de uitkering uit het Gemeentefonds wordt er rekening mee gehouden dat een slechte bodemgesteldheid kostenverhogende effecten kan hebben. Dit gebeurt via maatstaven die worden gewogen met een bodemfactor, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar type ondergrond (klei, kleiveen en veen) en de ligging (binnen of buiten de bebouwde kom). Daarnaast zijn de maatstaven gerelateerd aan oeverlengte, bedoeld om de kostenverhogende effecten van een slechte bodemgesteldheid te honoreren.

6. Drinkwater

Zoals aangegeven in de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 (Kamerstuk 27 625, nr. 530) is de hoofddoelstelling van het drinkwaterbeleid voldoende drinkwater van goede kwaliteit, voor iedereen in Europees en Caribisch Nederland, voor nu en in de toekomst. Samen met de partners wordt aan dat doel gewerkt via de Implementatie- en Uitvoeringsagenda Drinkwater 2021–2026.

Drinkwaterbeschikbaarheid en zuinig en bewust drinkwatergebruik

Op 3 april 2023 heeft de Kamer het rapport van het RIVM «Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen» ontvangen.28 Daarbij is aangegeven dat de VEWIN en het IPO, in samenwerking met het Ministerie van IenW, werken aan het Actieprogramma beschikbaarheid Drinkwaterbronnen om de waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater voor periode tot en met 2030 te waarborgen. Naar aanleiding hiervan heeft de Kamer via een schriftelijk overleg vragen gesteld. Deze antwoorden ontvangt de Kamer separaat. Ook heeft de Kamer bij het Notaoverleg Water en Bodem Sturend per motie van het lid Krul c.s. gevraagd om een strategie en uitvoeringsprogramma uit te werken over het tijdig en voldoende aanwijzen van en het bescherming en ruimte bieden aan nieuwe drinkwaterbronnen.29

Deze motie wordt voor de korte termijn uitgevoerd met het bovengenoemde Actieprogramma. Conform de toezegging aan het lid Grinwis is daarbij de inzet om vergunningverlening waar mogelijk te versnellen, maar daarbij kan niet worden getreden in de bevoegdheden van medeoverheden.30 De voortgang daarvan wordt bewaakt door de betrokken stakeholders in het Bestuurlijk Overleg Water. De verwachting is dat in het BO Water van 13 december 2023 het Actieprogramma samen met de betrokken stakeholders kan worden vastgesteld. Voor de langere termijn wordt bepaald wat in de periode na 2030 nodig is om ook dan de waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater te waarborgen. Daarbij is onder andere vergunningverlening voor het aanwijzen en het beschermen van bestaande en nieuwe drinkwaterbronnen aan de orde, mede in relatie tot de Aanvullende Strategische Voorraden, de Nationale Grondwater Reserves en vergrijzing van het grondwater. De Kamer wordt hierover medio volgend jaar nader geïnformeerd.

Daarnaast wordt ook gekeken naar mogelijke alternatieve bronnen zoals onder andere brak grondwater, zeewater of RWZI-effluent. Samen met de drinkwaterbedrijven en de andere overheden wordt onderzocht wat hierbij de kansen en belemmeringen zijn.

Het vergroten van de waterbeschikbaarheid voor de drinkwatervoorziening gaat hand in hand met het werken aan waterbesparing, zoals ook aangegeven in de brief Water en Bodem Sturend. Daartoe wordt gezamenlijk gewerkt aan een Landelijk Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing, dat eind van dit jaar moet worden besproken in het Bestuurlijk Overleg Water.

Ook vindt overleg plaats met onder andere de VNG en de VEWIN over de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het opleggen van drinkwaterrestricties aan gebruikers van drinkwater om in crisissituaties, zoals langdurige droogte, de continuïteit van de drinkwatervoorziening in stand te kunnen houden. Uit een eerste verkenning blijkt dat er op dit moment geen duidelijke wettelijke bevoegdheid is om van overheidswege dergelijke gebruiksrestricties aan drinkwatergebruikers op te leggen, bijvoorbeeld in de vorm van een verbod voor niet essentiële gebruikstoepassingen van drinkwater, zoals het sproeien van tuinen en het vullen van zwembaden. Dit vergt een aanpassing van (Drinkwater)wet- of regelgeving. Uit de verkenning blijkt ook dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van eventuele wetgeving nog nadere aandacht vragen. Daarover vindt overleg plaats met in eerste instantie de VNG en vervolgens met de Minister van JenV, aangezien handhaving van dergelijke gebruiksbeperkingen alleen reëel is indien dat op regionaal niveau plaatsvindt.

Legionellapreventie

Begin dit jaar is gestart met de wijziging van diverse onderdelen van de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater en van de Drinkwaterregeling (met name tabel IIId van bijlage 3). Dit naar aanleiding van de in 2021 uitgevoerde evaluatie.31 Naar verwachting zal eind dit jaar een concept van de wijzigingsregeling gereed zijn voor de internetconsultatie.

In vervolg op de evaluatie heeft het RIVM inmiddels onderzoek uitgevoerd naar analysemethoden die specifiek gericht zijn op Legionella pneumophila. Dit in verband met het voornemen om de normstelling bij het overgrote deel van de prioritaire locaties, zoals hotels, jachthavens en campings, te richten op deze veruit meest gevaarlijke soort. Uit het onderzoek is gebleken dat er meerdere geschikte analysemethoden voor die specifieke meting op de markt zijn.32 Op basis hiervan zal de Regeling legionellapreventie worden aangepast.

Momenteel voert het RIVM een onderzoek uit naar zowel de effectiviteit als neveneffecten van diverse beheerstechnieken voor legionellapreventie, zoals koper-zilverionisatie, anodische oxidatie, ultrafiltratie en UV-licht. Naar verwachting is het onderzoek eind dit jaar gereed. Daarnaast zal het Ministerie van IenW medio dit jaar opdracht geven voor een onderzoek naar de effectiviteit van thermische desinfectie, ofwel hitteschokken, bij prioritaire locaties waar de warmwatertemperatuur minimaal 60 °C is. Het betreft een onderzoek naar de ervaringen die hiermee in de praktijk zijn opgedaan. De verwachting is dat dit onderzoek in de eerste helft van 2024 is afgerond. Bij de wijziging van de wetgeving en uitvoering van de onderzoeken is ook de breed samengestelde klankbordgroep betrokken, die eerder ook een rol speelde bij de evaluatie. Onder andere nemen daarin deel Techniek Nederland, ISSO, Water Alliance, Stichting Veteranenziekte, Rijksvastgoedbedrijf, RIVM, VEWIN en de ILT.

Ook afvalwaterzuiveringsinstallaties kunnen leiden tot legionellose ofwel veteranenziekte, zo is enkele jaren geleden gebleken.33 Om een preventieve aanpak handen en voeten te geven is vorig jaar een Handreiking uitgebracht, gericht op zowel de exploitanten (bedrijven en waterschappen) als de toezichthouders (omgevingsdiensten).34 Dit jaar is gestart met een wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, om de preventieve voorschriften wettelijk te verankeren. Naar verwachting zal eind dit jaar een concept-wijzigingsbesluit gereed zijn voor de internetconsultatie.

7. Ruimtelijke Adaptatie

Ruimtelijk afwegingskader en maatlat

Water en bodem moeten sturend worden in ruimtelijke keuzes. Het ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving (hierna ruimtelijk afwegingskader) is aangekondigd in de Water en Bodem Sturend brief.35 Het ruimtelijk afwegingskader moet bij keuzes over locaties voor nieuwe gebouwde omgeving, zoals woningbouw en bedrijventerreinen, het water- en bodemsysteem sturend laten zijn.

Het conceptkader wordt door de provincies gebruikt bij de verdere ontwikkeling van de ruimtelijke opgaven naar de definitieve ruimtelijke arrangementen. De afstemming met de andere overheden en stakeholders om te komen tot het definitief ruimtelijk afwegingskader loopt. Het definitief kader zal worden gebruikt om in de ruimtelijke arrangementen te toetsen of water en bodem sturend is geweest bij de gemaakte ruimtelijke keuzes. Daarnaast wordt vanuit de Ministeries van IenW en BZK de juridische borging van het definitief ruimtelijk afwegingskader verkend. Ook wordt de uitwerking verduidelijkt van het kader voor de periode tot aan het ijkmoment van 1 januari 2025 voor gebiedsontwikkeling waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld. Met dit ruimtelijk afwegingskader wordt invulling gegeven aan twee moties van de heer Grinwis.36.

Op 23 maart 2023 is de landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving (hierna maatlat) gelanceerd. Hiermee is invulling gegeven aan de adviezen van de Deltacommissaris.37 De maatlat definieert eenduidig wat onder klimaatadaptief ontwikkelen wordt verstaan. Hoe beter de locatiekeuze gegeven het onderliggende water- en bodemsysteem hoe makkelijker het zal zijn om aan de maatlat te voldoen.

Gezamenlijk met het Ministerie van BZK wordt de wijze van juridische borging in kaart gebracht. In de tussentijd is er een bestuurlijke overeenkomst van de verschillende overheden om de maatlat al zoveel mogelijk toe te passen bij nieuwe ontwikkelingen in de gebouwde omgeving (zowel nieuwbouw als bestaande bouw).

Impulsregeling klimaatadaptatie

Met de Impulsregeling Klimaatadaptatie wordt gewerkt aan het doel om in 2050 een klimaatrobuuste leefomgeving te hebben. Alle 45 werkregio’s hebben aanvragen voor de driejarige impulsregeling ingediend. Vier werkregio’s hebben het voor hen gereserveerde budget al volledig benut. In 2021 zijn 27 aanvragen ingediend voor een Rijksbijdrage van € 48 miljoen. In 2022 zijn 41 aanvragen ingediend voor een Rijksbijdrage € 80 miljoen. Er resteert hiermee nog € 72 miljoen van het totale beschikbare Rijksbudget (€ 200 miljoen) voor het huidige, laatste jaar van de regeling. Het Rijk draagt maximaal één derde van de kosten bij, de decentrale overheden de overige twee derde. Dat betekent dat er in de afgelopen twee jaar naast de Rijksbijdrage van € 128 miljoen door decentrale overheden € 256 miljoen beschikbaar is gesteld en er in totaal dus al € 384 miljoen beschikbaar is gekomen om Nederland klimaatrobuuster te maken. Aanvragen kunnen tot eind dit jaar worden ingediend.

De meeste maatregelen betreffen projecten op object-, straat-, of wijkniveau, die bijdragen aan het «ontstenen» en vergroenen van een gebied. Veel voorkomende maatregelen zijn waterdoorlatende bestrating bij parkeerplaatsen, rioolaanpassingen en het aanleggen van wadi’s (groene greppels in stedelijk gebied). Maatregelen richten zich vooral op wateroverlast, vaak in combinatie met aanpak van droogteproblemen. Daarbij wordt aangehaakt bij projecten die al in voorbereiding waren. Maatregelen op regionale schaal kwamen de afgelopen twee jaar weinig in de aanvragen voor. Een verklaring kan zijn dat deze een langere voorbereidingstijd kennen en lastiger te realiseren zijn.

Met het totaal aan klimaatadaptatiemaatregelen wordt een duidelijke stap vooruit gemaakt om beter bestand te zijn tegen extreem weer. Ook wordt Nederland daarmee groener en leefbaarder.

Publiekscampagne om waterbewustzijn en draagvlak voor maatregelen voldoende schoon water te vergroten

Ten aanzien van de motie van het lid Tjeerd de Groot voor een publiekscampagne over waterbewustzijn is inmiddels in beeld gebracht over welke waterthema’s en handelingsperspectieven een mogelijke campagne zou kunnen gaan.38 Samen met experts van binnen en buiten het Ministerie van IenW worden nu prioriteiten bepaald en za worden bekeken welke aanpak het meest effectief kan zijn. Daar waar mogelijk en logisch wordt aangesloten bij bestaande campagnes. Daarnaast word bekeken voor welk thema’s een eigenstandige campagne van meerwaarde kan zijn. Kwaliteit en effectiviteit staan hierbij voorop, wat betekent dat er tijd nodig is om dit goed voor te bereiden.

«Een groener Nederland begint in je eigen tuin»

Het Ministerie van IenW continueert in 2023 de opgebouwde samenwerking met 18 groene organisaties om inwoners te stimuleren om hun leefomgeving te vergroenen en daarmee klimaatbestendiger te maken. Mensen kunnen zelf bijdragen aan het verminderen van wateroverlast, tegengaan van hittestress, het vasthouden van water in de bodem voor droge tijden en het vergroten van de biodiversiteit door bijvoorbeeld tegels te vervangen door inheemse planten.

Op 21 maart 2023 is het derde NK Tegelwippen gestart. Dit jaar doet een recordaantal van 168 gemeenten mee. De tegelstand staat momenteel op 644.949 tegels, waarbij de gemeente Etten-Leur aan kop staat. Van 4 tot en met 10 april heeft de week van de Groene Tuin plaatsgevonden. Tijdens deze week zijn overal in het land activiteiten en winacties gehouden om mensen te helpen en te inspireren om hun tuin te vergroenen.

Zowel het NK Tegelwippen als de week van de Groene Tuin zijn activiteiten van de coalitie «Een groener Nederland begint in je eigen tuin». Organisaties uit dit samenwerkingsverband organiseren ook eigen activiteiten op dit thema. Dit doen ze steeds vaker samen, doordat ze elkaar nu beter kennen.

Van 3 tot en met 14 mei 2023 heeft de Week van Ons Water plaatsgevonden. In dit kader zijn 197 activiteiten door heel Nederland georganiseerd, met een grote diversiteit. Zo zijn er bijvoorbeeld excursies in natuurgebieden, activiteiten in de Nederlandse watermusea, en open dagen van rioolwaterzuiveringen, molens en gemalen georganiseerd. Deze activiteiten helpen om het waterbewustzijn in Nederland te vergroten.

8. Noordzee en Grote Wateren

Noordzee

Voor de ontwikkelingen op de Noordzee wordt verwezen naar een aantal separate brieven die mede namens, en in afstemming met, de betrokken bewindspersonen van andere departementen al aan de Kamer zijn toegestuurd.39

Projectbeslissing Versterken Friese IJsselmeerkust

Bij de Friese IJsselmeerkust voert de provincie Friesland de komende jaren maatregelen uit bij Workum, Mokkebank, Hindeloopen, Gaasterland en Lemmer-Tacozijl om de waterveiligheid te vergroten, de kans op wateroverlast te verkleinen en de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Hiertoe is de projectbeslissing Versterken Friese IJsselmeerkust genomen, op basis waarvan uit het Deltafonds € 13,3 miljoen aan de Provincie Friesland ter beschikking kan worden gesteld voor de uitvoering van de maatregelen. De provincie Friesland is risicodragend. De regio draagt zelf € 4,9 miljoen bij.

Getij Grevelingen

Op 8 mei 2023 heeft de Taskforce Getij Grevelingen haar eindrapport opgeleverd van het onderzoek naar varianten om de waterkwaliteit en de boven- en onderwaternatuur structureel te verbeteren in het Grevelingenmeer. Het rapport is als bijlage toegevoegd aan deze brief. Het onderzoek was noodzakelijk omdat in 2020 de kosten van de oorspronkelijke voorkeursvariant boven het taakstellend budget bleken te liggen en het ontwerp met getijdencentrale technisch niet haalbaar bleek.40 Het blijkt dat het ecologisch systeem van de Grevelingen alleen structureel kan worden verbeterd door de herintroductie van getijdenwerking van bij voorkeur 40 cm. Dat kan alleen worden gerealiseerd door de aanleg van een doorlaatmiddel.

Uit het onderzoek blijkt dat de aanlegkosten van een doorlaatmiddel met een getijslag van 40 cm qua aanleg circa € 838 miljoen zijn. Voor deze variant bedragen de kosten voor beheer en onderhoud € 7,1 miljoen per jaar. Het Rijk is in overleg met de projectpartners over de opties voor het vervolg. De inzet is om dit najaar een besluit te nemen over een eventueel vervolg van het project en de Kamer daarover voor het WGO Water te informeren.

9. Caribische delen van het Koninkrijk en Internationaal

Ondersteuning Aruba, Curaçao en Sint-Maarten bij onderzoek en beleid rondom het thema klimaat

Small Island Developing States (SIDS) hebben steeds vaker te maken met de consequenties van het veranderende klimaat. De gevolgen zijn het frequenter voorkomen van orkanen, meer droogte, hoosbuien, overstromingen, erosie en een stijgende zeespiegel. Deze gevolgen zijn ook merkbaar in de Caribische delen van het Koninkrijk. Nederland heeft daarom tijdens de VN2023 Water Conferentie een nieuw initiatief gelanceerd: het International Panel for Deltas and Coastal Zones (IPDC). Landen en eilanden kunnen zich aansluiten bij het IPDC om gezamenlijk kennis te delen, kennis te ontwikkelen en maatwerkadvies te ontvangen bij het ontwikkelen van een eigen klimaatadaptatiestrategie. Vraag gestuurd en actiegericht, waarbij de (ei)landen zelf aan het stuur zitten. De landen die zich aansluiten zijn «Champion landen» omdat zij zich committeren aan het ontwikkelen van een eigen klimaatadaptatiestrategie, maar ook omdat zij als een voorbeeldland willen dienen om andere landen en eilanden te inspireren hun voorbeeld te volgen.

In antwoord op de toezegging aan het lid Wuite, kan worden meegedeeld dat de BES-eilanden (Caribisch Nederland) én de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba zich hebben aangesloten bij het IPDC.41 De zes eilanden hebben de ambitie uitgesproken de handen ineen te slaan om samen te werken aan klimaatadaptatie. Het doel is dat zij ook een voorbeeld zijn voor de Small Island Developing States (SIDS) en dat hun aanpak ook de andere eilanden in de regio stimuleert.

De eerste regionale IPDC-conferentie vond plaats op Curaçao op 12 en 13 december 2022. De lancering van het IPDC vond plaats op 23 maart 2023 in New York. Het IPDC is een belangrijk instrument en platform om Caribisch Nederland en SIDS te steunen. Deltares, het Global Center on Adaptation, Delta Alliance en het Ministerie van IenW voeren het secretariaat van het IPDC.42

Klimaattafel en klimaatrechtzaak

Het thema klimaatadaptatie Caribisch Nederland heeft al langer de aandacht. Het KNMI heeft opdracht gekregen voor de ontwikkeling van aparte klimaatscenario’s voor Caribisch Nederland. Ook ondersteunt het Ministerie van IenW met het opstellen van een klimaateffect-atlas Caribisch Nederland. Dit geeft een indruk van hoe kwetsbaar verschillende gebieden zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. De Openbare Lichamen kunnen hier vervolgens mee aan de slag met stresstesten, risicodialogen en het opstellen van strategieën. Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft ondersteuning gevraagd voor het opzetten van een klimaattafel die zich zal richten op klimaatadaptatie en -mitigatie. Hiervoor heeft het Ministerie van IenW samen met het Ministerie van EZK de heer Nijpels als kwartiermaker aangesteld. Het advies van de heer Nijpels is op 8 mei aan de Minister voor Klimaat en Energie (KenE) aangeboden. In een eerste reactie is aangegeven dat het Rijk het initiatief van een klimaattafel ondersteunt en bij wil dragen aan de uitwerking hiervan. Samen met het bovengenoemde IPDC-initiatief biedt dit de ondersteuning waarom verzocht is in de moties van het lid Sylvana Simons en van de leden Ceder en Wuite.43

Daarnaast heeft Greenpeace op 11 mei 2023 samen met zeven bewoners van Bonaire een sommatiebrief gestuurd aan de Staat der Nederlanden met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering op Bonaire. In deze sommatie wordt de Staat gevraagd adaptatiemaatregelen te nemen om Bonaire te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast, droogte, hitte en overstroming. Ook wordt gevraagd om te werken aan de reductie van de uitstoot van broeikasgassen.

Na de zomer zal er gezamenlijk met de Minister voor KenE en de Staatssecretaris van BZK een uitgebreide kabinetsreactie worden geformuleerd op het rapport van de heer Nijpels. De Minister voor KenE zal, in samenwerking met de betrokken ministeries, waaronder het Ministerie van IenW, reageren op de sommatiebrief van Greenpeace c.s.

Drinkwater Caribisch Nederland

De evaluatie van de Wet Elektriciteit en Drinkwater BES heeft in 2022/2023 plaatsgevonden en is voltooid. De openbare lichamen en nutsbedrijven van de BES eilanden zullen eind mei een reflectie op het rapport en op de belangrijkste aanbevelingen geven. Nadat deze zijn verwerkt en meegenomen in de appreciatie van het rapport, zal het Ministerie van EZK mede namens het Ministerie van IenW het rapport naar verwachting voor het zomerreces met de Tweede Kamer delen.

Op 1 januari 2023 is de gewijzigde Wet elektriciteit en drinkwater BES in werking getreden.44 De aanpassingen sluiten beter aan bij de uitvoeringspraktijk op de eilanden in Caribisch Nederland. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de verplichte noodvoorraad, waarbij de nieuwe bepaling beter rekening houdt met de hogere temperaturen en de risico’s daaromtrent. Een ander voorbeeld betreft de verduidelijking van het verschil tussen reverse osmosis water en drinkwater; hetgeen relevant is voor het dagelijkse toezicht op de drinkwaterkwaliteit.

Op Sin tEustatius loopt het meerjarige investeringstraject (€ 4,5 miljoen) over het verbeteren en uitbreiden van het drinkwaternet op schema. Het probleem van lekverliezen behoef echter nog extra investeringen. Hierover wordt de komende maanden met het nutsbedrijf STUCO, ondersteund door Vitens en Evides International, overleg gevoerd.

Afvalwater Caribisch Nederland

De afvalwatervisie voor Bonaire wordt naar verwachting eind juni opgeleverd aan het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB). Deze identificeert afvalwatermanagementprojecten voor de verbetering van de (mariene) waterkwaliteit. Het is dan aan het Bestuurscollege Bonaire om de genoemde projecten te prioriteren en tot uitvoering te brengen. Vanuit het Natuur- en Milieubeleidsplan (NMBP) is er budget beschikbaar voor een deel van de projecten. Hierover zal het OLB, in overleg met het Ministerie van IenW, een voorstel indienen in de Stuurgroep Land en Water, waarin alle betrokken ministeries en het Bestuurscollege vertegenwoordigd zijn. Ondertussen is er eind 2022 budget toegekend voor een zestal afvalwaterprojecten, waarover de Kamer destijds is geïnformeerd.45

Op Sint Eustatius is de opdracht voor het opstellen van een afvalwatervisie verleend en worden de resultaten eind 2023 verwacht. Voor Saba ligt het traject stil. Wel is er al budget overgemaakt aan het Openbaar Lichaam Saba, maar vanwege de beperkte uitvoeringskracht is deze nog niet in opdrachtverlening gebracht. Het is wel onderdeel van het Bestuursakkoord met Saba en daarmee is er het vertrouwen dat dit traject vorm wordt gegeven, zij het vertraagd. In het najaar wordt de Kamer hierover verder geïnformeerd.

Tot slot is op 1 januari 2023 een wijziging van de Wet Vrom BES en Wet fin BES in werking getreden, waarmee de weg vrij is gemaakt voor een afvalwaterheffing die nodig is voor de exploitatie van de RWZI op Bonaire. Het Bestuurscollege van Bonaire heeft deze ingevoerd, maar heeft in afwachting van een gerechtelijke procedure van de restaurant- en hotelbranche besloten deze tot oktober niet te innen. Het Ministerie van IenW volgt dit traject nauwlettend omdat de RWZI van groot belang is voor het beschermen van het (mariene) milieu.

Monitoring zeewaterkwaliteit Caribisch Nederland

In het kader van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) ontwikkelt het Ministerie van IenW in samenwerking met lokale partijen monitoringsprogramma’s voor de zeewaterkwaliteit rondom de BES-eilanden. Via deze programma’s wordt informatie verzameld over de menselijke invloeden (bijvoorbeeld vervuild grondwater) en natuurlijke invloeden (bijvoorbeeld stormen) op de zeeën. Met deze informatie kan op termijn ook worden aangetoond welke effecten de NMBP-projecten, milieu- en overige maatregelen en bijzondere klimaatgebeurtenissen (bijv. zware regenval) hebben op het mariene milieu. Met de opgedane kennis kan verder richting worden gegeven aan verder beleid dat bijdraagt aan de bescherming van het mariene milieu en het terugdringen van drukfactoren daarop. Uiterlijk in 2024 moeten de monitoringsprogramma’s volledig geïmplementeerd zijn. De uitvoering is al gestart.

Verenigde Naties 2023 Water Conferentie

Tussen 22 en 24 maart 2023 vonden de VN2023 Water Conferentie en de New York Water Week plaats. Over de uitkomsten van de VN2023 Water Conferentie, de New York Water Week en de bijdrage aan de Water Actie Agenda is de Kamer separaat geïnformeerd.46

Ter afsluiting

De diversiteit aan thema’s binnen het onderwerp water laat zien dat er op veel vlakken wordt gewerkt aan uitbreiding en verbetering van ons water- (en bodem) systeem. Dit gebeurt doordat samen met decentrale overheden en andere partners stappen worden gezet om nu en in de toekomst gesteld te staan voor de opgaven op het gebied van water.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 623.

X Noot
2

Kamerstuk 36 200 XII, nr. 73.

X Noot
3

Kamerstuk 27 625, nr. 612.

X Noot
4

Kamerstuk 27 625, nr. 604.

X Noot
5

Kamerstuk 27 625, nr. 587.

X Noot
6

Kamerstuk 32 698, nr. 74.

X Noot
7

Kamerstuk 32 698, nr. 78.

X Noot
9

Kamerstuk 27 625, nr. 625.

X Noot
10

Kamerstuk 35 334, nr. 230.

X Noot
12

Het rapport zal in juli 2023 gepubliceerd worden op de website van de IMC: http://www.meuse-maas.be/.

X Noot
13

Kamerstuk 28 089, nr. 233.

X Noot
17

Kamerstuk 30 872, nr. 287.

X Noot
18

Rapport Op weg naar microplastics monitoring in rivieren.

X Noot
19

Rapport Royal Haskoning, Herkomst kunststofgranulaat in oppervlaktewater.

X Noot
20

Kamerstuk 28 089, nr. 228.

X Noot
22

Kamerstuk 21 501-08, nr. 898.

X Noot
23

Kamerstuk 21 501-08, nr. 894.

X Noot
24

Kamerstuk 27 625, nr. 594.

X Noot
25

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2022.

X Noot
27

Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 623.

X Noot
28

Kamerstuk 27 625, nr. 622.

X Noot
29

Kamerstuk 27 625, nr. 613.

X Noot
30

Kamerstuk 36 200 XII, nr. 107.

X Noot
31

Kamerstuk 26 442, nr. 60.

X Noot
35

Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 592.

X Noot
36

Kamerstukken 27 625, nrs. 574 en 575.

X Noot
38

Kamerstuk 27 625, nr. 606.

X Noot
39

Kamerstuk 35 325, nr. 8, Kamerstuk 34 682, nr. 161 en de Kamerbrief van 30 mei 2023 met Kamerstuk 33 450, nr. 120.

X Noot
40

Kamerstuk 27 625, nr. 541.

X Noot
41

Handelingen II 2022/23, nr. 15, item 2.

X Noot
43

Kamerstuk 36 200 IV, nrs. 26 en 18.

X Noot
45

Kamerstuk 27 625, nr. 590.

X Noot
46

Kamerstuk 31 793, nr. 243.

Naar boven