27 625 Waterbeleid

Nr. 541 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2021

Voor het Commissiedebat Water van 9 juni 2021, informeer ik u over de invulling van een aantal moties en toezeggingen. Daarnaast geef ik u de stand van zaken rond de volgende onderwerpen:

  • 1. Klimaatadaptatie, droogte en grondwater

  • 2. Drinkwater en waterkwaliteit

  • 3. Waterveiligheid en Integraal Riviermanagement

  • 4. Noordzee, Wadden en grote wateren

  • 5. Overige actuele zaken

1. Klimaatadaptatie, droogte en grondwater

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico’s op voor veiligheid, gezondheid, economie en biodiversiteit. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Daarom heeft het rijk samen met de andere overheden de ambitie om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te hebben. Als onderdeel hiervan moet Nederland dan ook weerbaar zijn tegen zoetwatertekorten. Een goede zoetwatervoorziening is van groot belang, maar door klimaatverandering krijgt ons land in toenemende mate te maken met meer en langere periodes van droogte. Dit leidt tot veel economische en ecologische schade. Het rijk werkt daarom samen met de zoetwaterregio’s en de gebruikers aan maatregelen om ervoor te zorgen dat Nederland over voldoende zoetwater beschikt, ook in droge perioden.

Klimaatadaptatie

Er wordt door veel partijen gewerkt aan klimaatadaptatie. In mijn brief van 12 mei 20211 heb ik u geïnformeerd over resultaten die zijn geboekt op weg naar een klimaatbestendig Nederland in 2050. In aanvulling op deze brief wil ik melden dat op 1 januari 2021 de impulsregeling klimaatadaptatie van start is gegaan en dat ik inmiddels twee aanvragen heb goedgekeurd. Daarnaast werden op 17 mei 2021 de resultaten van het VNG ondersteuningsprogramma gepresenteerd. Inzichten en aanbevelingen voor het werken aan klimaatadaptatie werden gedeeld met gemeenten, waterschappen, provincies en andere belangstellenden.

Uitkomsten Climate Adaptation Summit

Nederland heeft op 25 en 26 januari de Climate Adaptation Summit (CAS 2021)2 georganiseerd. De CAS 2021 was het slotstuk van de Global Commission on Adaptation. Voor de CAS 2021 was internationaal veel belangstelling. Aan de conferentie is deelgenomen door 34 staatshoofden, regeringsleiders of hoofden van internationale organisaties, 50 Ministers en 300 sprekers van overheden, steden, internationale organisaties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector. Allen namen deel met als doel om klimaatadaptatie hoger op de internationale agenda te zetten en om concrete acties te presenteren of op te schalen. In totaal registreerden meer dan 18.500 deelnemers van over de hele wereld zich voor de conferentie op het online platform. Nederland organiseerde drie thematische sessies tijdens de CAS; over 1) water, 2) infrastructuur en 3) adaptatie in Afrika.

Doel van de Water Action Track was het versnellen en opschalen van acties op het gebied van water en adaptatie wereldwijd en voor iedereen. De Water Action Track heeft geleid tot het op programmatische wijze vergroten van water en klimaatadaptatie als essentieel onderdeel in National Determined Contributions en National Adaptation Plans. Daarnaast heeft de Water Action Track een Water Adaptation Community opgeleverd. Het gaat om een hub voor kennisontwikkeling, dialoog bevorderen binnen en buiten de watersector en het verbinden van kennis met politieke processen rond SDG’s en NDC’s.

Vanuit de Action Track voor weerbare infrastructuur heb ik het initiatief genomen om een aantal projecten in te richten die bij kunnen dragen aan klimaatbestendige investeringen. Een voorbeeld hiervan is het uitrollen van een stresstest in Bangladesh om kwetsbare infrastructuur te identificeren en analyseren. De uitkomsten hiervan zullen bijdragen aan een stresstest faciliteit, die een overzicht biedt van stresstesten wereldwijd en daarmee ook het leren van elkaar kan ontsluiten. Daarnaast wordt er in samenwerking met het GCA en de Wereldbank een Public Private Partnership Module ontwikkeld om klimaatadaptatie te integreren in PPPs op het gebied van infrastructuur. De module bestaat uit een handboek en een masterclass. Tijdens CAS 2021 is de aanmeldingsprocedure voor deze masterclass geopend. Inmiddels zijn er wereldwijd 37 personen geselecteerd die in september 2021 de masterclass zullen volgen en na afloop het certificaat Climate Resilient Infrastructure Officer ontvangen.

De uitkomsten van CAS 20213 zijn gevat in de Adaptation Action Agenda (AAA), welke is opgebouwd langs verschillende thematische lijnen waaronder crisis respons, gezondheid, water en voedselzekerheid. Met de AAA beoogd Nederland inzicht te geven in de verschillende internationale activiteiten om synergie te bevorderen. Betrokken partners zullen deze deelonderwerpen in gezamenlijkheid verder brengen via verschillende internationale fora en internationale bijeenkomsten waaronder de VN klimaatconferentie (COP26) in Glasgow en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Zo zullen onder andere de deelonderwerpen water en infrastructure, langs de ingezette koers van de action tracks, in nauwe samenwerking met verschillende partners binnen de Adaptation Action Coalition worden verder gebracht. Nederland zet hierbij in op het verminderen van kwetsbaarheid, het versterken van weerbaarheid en het verhogen van adaptatie capaciteit. Kennis en kunde zal worden gedeeld binnen de gelanceerde water hub en de Coalition for Disaster Resilient Infrastructure (CDRI), welke door India is opgezet en waar Nederland zich in 2020 bij heeft aangesloten. Tevens wordt ingezet op het versterken van nationale adaptatie plannen. Met CAS2021 heeft Nederland haar voortrekkersrol op adaptatie onderstreept. Nederland heeft met de CAS het belang van adaptatie actie wereldwijd wereldwijd op de kaart gezet, en daarmee een substantiële bijdrage geleverd aan het internationaal agenderen van adaptatie.

Droogte en zoetwatervoorziening

Tijdens het AO Water in juni 2020 (Kamerstuk 27 625, nr. 507) kreeg ik positieve reacties van uw Kamer voor mijn voornemen om uit het Deltafonds een extra bijdrage van 100 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de tweede tranche zoetwatermaatregelen. De voorgestelde maatregelen zijn afgelopen jaar door regio en Rijk uitgewerkt en worden opgenomen in het Deltaprogramma 2022. Ik zal in het najaar een besluit nemen over het totale maatregelenpakket voor de 2e fase van het Deltaprogramma Zoetwater 2022–2027. Daarmee zetten alle partijen een flinke stap in de doelstelling Nederland waterrobuust te maken.

Aan de motie van het lid Van Aalst4, om de gevolgen van eigen watermanagement mee te nemen in de aanpak van droogte, wordt enerzijds invulling gegeven via de voorkeursvolgorde zoetwater in het Nationaal Waterprogramma: bij ruimtelijke inrichting beter rekening houden met water, zuinig zijn met water, het water beter vast houden en slimmer te verdelen.

Anderzijds door in de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater, lopend van 2022 tot 2027, ook stevig in te zetten op maatregelen in het (eigen) watersysteem. Zo wordt bijvoorbeeld ingezet op een nieuwe strategie voor een Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening in het Hoofdwatersysteem. Hierbij wordt ingezet op het vasthouden van zoetwater in het hoofdwatersysteem, om het in te kunnen zetten op het moment dat het het hardst nodig is. Ook zijn er maatregelen in opgenomen om op de Hoge Zandgronden het water beter vast te kunnen houden in het watersysteem, zoals beekherstel en herprofilering van waterlopen.

Aan de gewijzigde motie van het lid Geurts5, betreffende de uitvoering van droogtepilots in de Achterhoek en Twente, is invulling gegeven door aan de hand van praktijkcases een nieuwe (generieke) gebiedsgerichte aanpak van droogte te ontwikkelen. Door de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (een samenwerking tussen verschillende overheden in Oost-Nederland) zijn hiervoor twee succesvolle projecten onderzocht waar veel bereikt is met het tegengaan van droogte: het Reggedal nabij het dorp Enter en de landgoederenzone langs de Baakse Beek. Uit het, mede met een bijdrage van het Ministerie van IenW betaalde, onderzoek komen 21 bouwstenen naar voren voor een effectieve aanpak van dit soort gebiedsprojecten. Het zijn zeker niet altijd nieuwe bouwstenen, maar juist in de gezamenlijke toepassing van de bouwstenen zit de kracht. Bij elkaar opgeteld leveren ze de nieuwe aanpak en degelijke basis voor het hanteren van de in de motie beschreven complexiteit. Deze bouwstenen kunnen nu worden ingezet om ook in andere (deel) gebieden de aanpak van verdroging in een versnelling te krijgen.

Grondwater

In mijn brief van 4 november 20206 heb ik aangekondigd een Studiegroep Grondwater in te stellen. De studiegroep is inmiddels van start gegaan. Deelnemers zijn ambtelijke vertegenwoordigers van de Ministeries van IenW (vz.) en LNV, IPO, VEWIN, UvW, VNG en de staf Deltacommissaris. De opdracht is om de beleidsopgaven met betrekking tot grondwaterkwaliteit en -kwantiteit te inventariseren en na te gaan of op bepaalde thema’s een extra impuls nodig is. De studiegroep maakt bij haar werkzaamheden gebruik van bestaande rapportages en adviezen, expertise van kennisinstituten en maatschappelijke partners. Ik streef ernaar de eindrapportage eind 2021 aan uw Kamer aan te kunnen bieden.

2. Drinkwater en waterkwaliteit

Een goede (grond)waterkwaliteit is van groot belang voor vele functies, waaronder de drinkwatervoorziening, landbouw, recreatie en natuur. Het streven is om de waterkwaliteit voortdurend te verbeteren. Voor schoon, gezond en voldoende (drink)water voor iedereen worden de bronnen voor de drinkwatervoorziening beschermd, worden wateren meer natuurlijk ingericht en worden eisen gesteld aan gebruikers van water.

Drinkwater

Over het drinkwaterbeleid is uw Kamer via een separate brief geïnformeerd7. In de nieuwe Beleidsnota drinkwater 2021–2026 staan de opgaven voor de drinkwatervoorziening en zijn richtinggevende keuzes gemaakt voor de komende beleidsperiode. De onderwerpen die nadere uitwerking vragen voordat erover kan worden besloten zijn geagendeerd en zijn opgenomen in een gezamenlijke Implementatie en uitvoeringsagenda. De in 2020 herziene Europese Drinkwaterrichtlijn vormt een belangrijk kader.

De motie van het lid Van Brenk8 verzoekt de regering een heffing uit te sluiten als instrument om de drinkwatervraag te beïnvloeden, omdat het gebruik van drinkwater vrijwel prijsinelastisch is en een extra heffing daarom geen geschikt instrument is om de watervraag te beïnvloeden. In de Beleidsnota drinkwater heb ik aangegeven dat zuinig omgaan met de drinkwaterbronnen belangrijk is en om drinkwater te besparen ook gekeken moet worden naar waar we drinkwater voor gebruiken. Ik zet daarom in op het juiste water voor het juiste gebruik en op zo zuinig mogelijk gebruik van drinkwater, zowel door huishoudens als door bedrijven. Ik laat een verkenning doen naar alle instrumenten die kunnen worden ingezet om dat te bereiken. Beprijzing is daar onderdeel van. Maar zoals eerder aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Dijkstra vind ik betaalbaarheid van drinkwater erg belangrijk, omdat voldoende en veilig drinkwater bijdraagt aan de volksgezondheid. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek zal het inzetten van het instrument beprijzing opnieuw worden bekeken.

Ik heb toegezegd dat ik uw Kamer zal informeren over de bevindingen met betrekking tot het opleggen van drinkwaterrestricties. Een van de acties van de Beleidstafel Droogte is dat het Ministerie van IenW een verkenning zal laten uitvoeren naar een uitvoerbaar en handhaafbaar stelsel van drinkwaterrestricties voor crisissituaties, zodanig dat overheden en drinkwaterbedrijven dit kunnen uitvoeren. Deze verkenning wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met Vewin, de VNG (in verband met de bevoegdheid van de burgemeester) en de Veiligheidsregio’s. De stand van zaken is gerapporteerd in de Beleidsnota drinkwater. In 2020 is voor de zomerperiode een voorlopige handelwijze opgesteld, die beschrijft hoe de communicatie- en sturingslijnen lopen. In 2021 wordt deze getoetst en waar nodig aangepast. Er loopt een juridische analyse naar de reikwijdte van bestaande wettelijke bevoegdheden voor het opleggen en handhaven van drinkwaterrestricties en eventuele noodzakelijke aanpassing(en) van wet- en regelgeving. Medio 2021 ontstaat hierover duidelijkheid en zal ik een besluit nemen.

Ik heb toegezegd uw Kamer voor het volgend Algemeen Overleg Water te informeren over de investeringsmogelijkheden van drinkwaterbedrijven in relatie tot de WACC. Met de Kamerbrief van 10 mei9 heeft deze toezegging invulling gekregen.

Ik heb toegezegd de Kamer via de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 te informeren over de belasting op leidingwater. In de Beleidsnota drinkwater 2021–2026 die u 23 april heeft ontvangen10 wordt op blz. 41 ingegaan op de Belasting op leidingwater. Daarmee is invulling gegeven aan deze toezegging.

Legionella

In mijn brief van 4 november 202011 heb ik een aantal acties rond legionellapreventie genoemd. Hieronder volgt de stand van zaken van deze acties.

Er is samen met de ILT en de betrokken brancheorganisaties gewerkt aan een wijziging van de Drinkwaterregeling. Hierdoor komen zorgwoningcomplexen onder de zogeheten prioritaire inrichtingen te vallen, die aan regelgeving voor legionellapreventie moeten voldoen. Onlangs is de internetconsultatie voor de conceptregeling van start gegaan. Planning is dat de wijziging op 1 oktober 2021 in werking treedt. Daarmee geef ik invulling aan de toezegging in mijn brief van 4 november 2020.

Daarnaast heb ik een evaluatie van de regelgeving voor legionellapreventie laten uitvoeren, waarbij bekeken is of de regelgeving overeenstemt met de huidige wetenschappelijke inzichten rond groei en verspreiding. Parallel aan het onderzoek is door de begeleidingscommissie van de evaluatie overleg gevoerd over een aantal andere onderwerpen, zoals Legionella beheerstechnieken. Ik zal u hierover na het zomerreces nader informeren.

De Handreiking Legionellapreventie bij Afvalwaterzuiveringsinstallaties, die ik in de WGO brief heb aangekondigd, is dankzij de inzet van alle betrokkenen (waaronder omgevingsdiensten, bedrijven en waterschappen) vrijwel gereed en zal deze zomer worden uitgebracht. Op basis van de Handreiking zullen voorschriften worden opgesteld, die vervolgens in het Besluit activiteiten leefomgeving zullen worden opgenomen.

Waterkwaliteit

Goede waterkwaliteit in Nederland is en blijft hard werken. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de Delta-aanpak Waterkwaliteit12, waarmee ik de afgelopen jaren een impuls heb gegeven aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en nieuwe opgaven, zoals medicijnresten en opkomende stoffen. Uw Kamer wordt middels een aparte brief voorafgaand aan het Commissiedebat Water geïnformeerd over de blootstelling aan PFAS.

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die streeft naar een goede chemische en ecologische toestand van het oppervlakte- en grondwater. IenW is hierbij systeemverantwoordelijk voor alle wateren, waarbij ook afstemming plaatsvindt met buurlanden en in Brussel. In 2027 moeten alle maatregelen zijn uitgevoerd die zullen leiden tot het bereiken van de KRW-doelen. De ontwerpStroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Eems en Schelde voor de periode 2022–2027 liggen op dit moment ter inzage, als bijlage bij het Nationaal Waterprogramma. Hierin staan de doelen, het landelijke waterkwaliteitsbeeld en de (gebiedsgerichte) maatregelen voor de volgende 6 jaar.

De afgelopen jaren is de waterkwaliteit op veel plaatsen verder verbeterd, maar nog lang niet overal in Nederland zijn alle doelen voor de Kaderrichtlijn Water in zicht. Er wordt een ex ante analyse van de ontwerpstroomgebiedbeheerplannen uitgevoerd, om in te schatten wat het doelbereik van de KRW wordt met de nieuwe plannen. De resultaten komen dit najaar beschikbaar. Daarnaast ben ik voornemens in 2023/2024 een brede tussenevaluatie te doen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water.

Landbouw en waterkwaliteit

Er ligt nog steeds een grote opgave om de hoeveelheid nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in het water te verminderen. De ex ante analyse van de ontwerpstroomgebiedbeheerplannen wordt vanwege de grote afhankelijkheid daarom in samenhang met de Milieueffectrapportage van het 7e Nitraatactieprogramma (mestbeleid)13 uitgevoerd. Ook wordt in de totstandkoming van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het bijbehorende Nationaal Strategisch Plan (NSP) de koppeling met de waterdoelen gemaakt.

Daarnaast zet ik mij in voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW), om de wateropgave van de landbouw te verminderen. Het DAW is een initiatief van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) dat is omarmd door het rijk en de Unie van Waterschappen en waar nog steeds nieuwe partijen bij aanhaken. Als eerste stap is de wateropgave (waterkwaliteit, -kwantiteit en zoetwater) voor de landbouw per gebied en sector door LTO en de waterschappen in beeld gebracht. Nu wordt de vertaalslag gemaakt naar de agrarische praktijk in de vorm van uitvoeringsplannen. Mijn inzet is in samenwerking met de georganiseerde land- en tuinbouw, de regionale overheden en het Ministerie van LNV te komen tot een groter deelnamepercentage, een betere waterkwaliteit en minder schade door droogte of wateroverlast. In het Deltafonds heb ik daarom tot 2027 middelen gereserveerd om deze ambities waar te maken. De voortgang van de uitvoering van DAW wordt landelijk gemonitord en zal in 2024 geëvalueerd worden.

Waterkrachtcentrales

De Raad van State heeft december vorig jaar uitspraak gedaan in een drietal zaken over de beoordeling van watervergunningen bij waterkrachtcentrales. De eisen waaraan die centrales moeten voldoen vanwege de bescherming van vis zouden niet op de juiste wijze juridisch verankerd zijn. Momenteel wordt een wetsvoorstel voorbereid ter verduidelijking van het geldend en toekomstig recht (Waterwet en Omgevingswet) ter ondersteuning van vergunningverlening waarin op enigerlei wijze aan waterkwaliteitsnormen wordt getoetst. Tevens zal ik opnieuw beslissen op de voorliggende vergunningaanvragen van de waterkrachtcentrales en daarbij de huidige beleidslijn voortzetten, opdat een goede balans tussen het opwekken van waterkracht en de bescherming van vis behouden blijft.

3. Waterveiligheid en Integraal Riviermanagement

Waterveiligheid

Nederland is kwetsbaar voor overstromingen. Zonder primaire waterkeringen zou ongeveer 60% van ons land regelmatig onder water staan. Werken aan de waterveiligheid blijft noodzakelijk, zeker ook gezien de effecten van klimaatverandering zoals zeespiegelstijging en hogere rivierafvoeren. In het Deltaprogramma Waterveiligheid werken het rijk, de waterschappen, provincies en gemeenten samen om Nederland te beschermen tegen overstroming.

De basis om Nederland veilig te houden is het systeem van beoordelen van primaire keringen en het vervolgens versterken van keringen die niet voldoen aan de waterveiligheidsnormen binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De waterschappen en Rijkswaterstaat zijn in 2017 gestart met het beoordelen van de primaire keringen op basis van de normen. De uitvoering van de beoordelingen is in volle gang en loopt tot eind 2022. Uw Kamer wordt eind 2023 over de uitkomsten van deze beoordelingen geïnformeerd.

De uitkomsten van de beoordelingsronde vormen de basis voor het programmeren van versterkingsmaatregelen in het HWBP. In 2050 moeten alle primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen.

Naast de primaire keringen toetst het rijk ook of de regionale keringen in beheer van het rijk voldoen aan de veiligheidsnormen. In mijn brief van 13 juni 201914 heb ik u gemeld dat die toetsing eind 2020 zou worden afgerond. De resultaten van die toetsing, het toezichtsrapport en de duiding daarvan bied ik u naast deze brief separaat aan.

Integraal Riviermanagement

In het programma Integraal Riviermanagement (IRM) werken we als Rijk en regio samen met maatschappelijke organisaties, andere belangenorganisaties en kennisinstellingen aan een toekomstbestendig riviersysteem dat meervoudig bruikbaar is en als systeem goed functioneert. Dit doen we door beleidsbeslissingen voor te bereiden ten aanzien van de rivierbodemligging en het behouden en/of verruimen van de afvoercapaciteit voor de Rijntakken en de Maas. Hierdoor werken we aan oplossingen voor de problemen die ontstaan als gevolg van bodemerosie en klimaatverandering voor o.a. bevaarbaarheid, natuurontwikkeling, zoetwaterbeschikbaarheid, hoogwaterveiligheid en ruimtelijke economische ontwikkeling in het rivierengebied. Deze beleidsbeslissingen worden samen met de benodigde maatregelen, vastgelegd in een programma onder de Omgevingswet (POW-IRM). De POW-IRM gaat hiermee de basis en de planologische en juridische borging van het programma vormen. Naar verwachting zal deze POW-IRM medio 2023 vastgesteld en gepubliceerd worden.

Het afgelopen jaar is veel kennis verzameld over de langjarige ontwikkeling van de Rijntakken en de Maas. Denk hierbij aan de eerdergenoemde ontwikkeling van bodemerosie en de effecten van klimaatverandering en opgaven die hieruit voortkomen. Ook is er een synthese van de opgaven en ontwikkelingen van de diverse gebruiksfuncties in de rivieren opgeleverd. Deze inzichten worden door vertaald naar mogelijke beleidsopties voor de Rijntakken en de Maas. We werken de komende tijd verder aan de beleidsontwikkeling IRM door kansrijke alternatieven op te stellen. In deze alternatieven worden de ontwikkelingen van de riviersystemen en de ambities op het gebied van bevaarbaarheid, natuur en ecologie, zoetwaterbeschikbaarheid, waterveiligheid en regionale economie in verschillende, logisch samenhangende maatregelpakketten gevat. De effecten van de alternatieven worden onderzocht in het plan-MER en de MKBA. Op basis van alle informatie wordt een voorkeursalternatief bepaald dat wordt vastgelegd in de POW-IRM.

Eén van de thema’s binnen IRM is de bevaarbaarheid van de rivieren. Deze staat onder druk door bodemerosie en klimaatverandering. Bij een afnemende waterdiepte kunnen schepen minder lading meenemen wat de economie en brede welvaart schaadt; zowel voor de korte termijn als ook voor de langere termijn. Ook leidt dit tot problemen bij andere gebruiksfuncties. Het is daarom van belang om deze problemen integraal aan te pakken. Hiervoor heb ik vorig jaar een integraal voorstel ingediend voor het Nationaal Groeifonds. De commissie van het Groeifonds heeft onlangs een advies uitgebracht. In dit advies geeft de commissie aan het probleem van bodemerosie en droogte te erkennen. Ze is ook positief over de gekozen oplossingsrichting en de impact daarvan op het structurele verdienvermogen van Nederland. Echter de commissie heeft nog geen middelen beschikbaar gesteld voor dit integrale voorstel omdat nadere onderbouwing nodig is. In IRM-verband werk ik aan deze nadere onderbouwing.

Verder werken we de komende tijd aan de uitrol van het programma IRM en de manier waarop de verschillende overheden en maatschappelijke partijen hierin kunnen gaan samenwerken. In het BO-MIRT van 2020 is besloten om een zestal nieuwe pilotprojecten IRM te starten. In totaal lopen er nu negen pilot-projecten IRM. De lessen die uit deze integrale projecten geleerd worden, helpen bij het verder ontwikkelen van het programma IRM.

Ruimtelijke kwaliteit bij wateropgaven

De motie van de leden De Groot en Bromet15 verzoekt de regering om ten behoeve van de kabinetsformatie met medeoverheden te verkennen hoe de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit meer verbonden kan worden met de wateropgave en de Kamer te informeren welke mogelijkheden er zijn om dit zoveel mogelijk te stimuleren in het waterbeleid. Naar aanleiding van deze motie heb ik een adviesbureau gevraagd deze verkenning uit te voeren, met betrokkenheid van medeoverheden en experts. Ik zal u in een aparte kamerbrief nader informeren over de uitvoering van deze motie.

Faalkans Maeslantkering en besturingssysteem

Per brief16 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de herstart van de vervanging van het besturingssysteem van de Maeslantkering. Deze herstart was erop gericht dat de Maeslantkering voor het stormseizoen 2021/2022 (vanaf 1 oktober 2021) weer aantoonbaar aan de (faalkans)normering uit de Waterwet voldoet. Onzekerheid over de betrouwbaarheid van de software van het besturingssysteem was de reden dat geen faalkans kon worden afgegeven. In dit project is gebleken dat afronding nog fors extra tijd en budget zou vergen, zonder zekerheid van slagen. Parallel aan het traject is daarom een alternatieve maatregel ontwikkeld welke niet afhankelijk is van het besturingssysteem en die thans in uitvoering is: de zogenaamde Alternatieve Bediening van Kerende Wanden. Dit alternatief loopt goed en zal deze zomer op de kering worden geïmplementeerd. Daarmee is de Maeslantkering voor het stormseizoen 2021/2022 aantoonbaar veilig en zal daarmee voldoen aan de wettelijke faalkanseis.

De vervanging van de software van het besturingssysteem Maeslantkering heb ik stop gezet, omdat met enkel de alternatieve bediening al aan de normering uit de Waterwet wordt voldaan. Het huidige besturingssysteem in combinatie met de Alternatieve Bediening van de Kerende Wanden van de Maeslantkering kan tot in elk geval 2030 dienst doen; dan is een volgende vervanging van het besturingssysteem gepland. De Alternatieve Bediening is vanaf het komend stormseizoen een permanent onderdeel van de Maeslantkering en daarmee onafhankelijk van toekomstige vervangingen van het besturingssysteem.

4. Noordzee, Wadden en grote wateren

Noordzee

Op 27 januari jl. heeft uw Kamer het Noordzeeakkoord bekrachtigd, waarna onder leiding van de nieuwe voorzitter mevr. Dekker de uitvoering van het Akkoord ter hand is genomen. U wordt conform motie van de leden Remco Dijkstra en De Groot17 via een separate brief over de voortgang van de uitvoering van het Noordzeeakkoord geïnformeerd.

Verruiming Samenwerkingsovereenkomst Bestrijding Kustverontreiniging

De motie van het lid Kröger18 dringt erop aan dat van de ramp met de MSC Zoe wordt geleerd, en dat plastic milieuschade na een onverhoopt toekomstig incident wordt geminimaliseerd. In reactie hierop is op 4 november 2020 toegezegd de Samenwerkingsovereenkomst bestrijding Kustverontreiniging RWS-diensten (SBK) te wijzigen, in samenspraak met gemeenten (Kamerstuk 27 625, nr. 523).

Momenteel wordt gewerkt aan een voorstel voor de reikwijdte van de SBK. Bij de herziening wordt gesproken met gemeenten. Het uitwerken van de volledige herziening SBK duurt naar verwachting tot begin 2022.

Wadden

Over de ontwikkelingen inzake het Waddendossier wordt uw Kamer parallel per gezamenlijke brief van IenW en LNV geïnformeerd.

Getij Grevelingen

In 2020 is de voorkeursbeslissing voor het project Getij Grevelingen genomen. In het afgelopen jaar is in de voorbereiding op de planuitwerkingsfase vastgesteld dat de scope van het project niet binnen de financiële randvoorwaarden kan worden uitgevoerd. Rijk en regio zijn in overleg over te nemen vervolgstappen om zicht te krijgen op de oplossingsmogelijkheden binnen de financiële randvoorwaarden. Het uitgangspunt blijft om de waterkwaliteit en de natuur van de Grevelingen duurzaam te verbeteren. Voor de besluitvorming is advies gevraagd aan een team van externe deskundigen19. Vanuit het bestuurlijk overleg tussen Rijk en regio wordt een advies aan de Ministers van IenW, LNV en EZK uitgebracht. Zodra er meer duidelijkheid is over de besluitvorming wordt u geïnformeerd.

Volkerak-Zoommeer

De gewijzigde motie van het lid Stoffer20 verzoekt de regering het eerder voorgenomen plan voor het zout maken van het Volkerak-Zoommeer te schrappen en regionale voorstellen voor de aanpak van de droogte- en verziltingsproblematiek in de Zuidwestelijke Delta met prioriteit in overweging te nemen. Ik geef als volgt invulling aan deze motie.

Het komende MIRT-overzicht 2022 omvat niet langer een ontwikkelperspectief van een eventueel zout Volkerak-Zoommeer. Daarnaast geven het komende Deltaprogramma 2022 en het Nationaal Waterprogramma invulling aan de motie. Vanuit de regio worden momenteel extra maatregelen voorbereid voor de aanpak van de droogte- en verziltingsproblematiek in de Zuidwestelijke Delta. Samen met de voorstellen van alle andere zoetwaterregio’s kan dan landsbreed de afweging plaatsvinden over de prioritering en financiering van maatregelen voor de periode 2022 – 2027 van het Deltaprogramma Zoetwater.

5. Overige actuele zaken

Toekomstbestendige financiering waterbeheer

De komende periode staat het Nederlandse waterbeheer onder andere door klimaatverandering gesteld voor een aantal grote opgaven. In het rapport «Watergovernance: fit for the future?» (Bijlage bij Kamerstuk 28 966, nr. 27) heeft de OESO in 2014 een aantal aanbevelingen gedaan voor verbeteringen van het Nederlandse financieringsstelsel waarmee beter ingespeeld kan worden op deze opgaven.

Naar aanleiding van dit OESO-rapport is er door IenW in 2015–2017 langs drie sporen (stoffen en bronnen, wateronttrekking/zoetwater en stedelijk water) onderzoek gedaan naar de financiering van het waterbeheer21. Daarnaast heeft de Unie van Waterschappen met de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) onderzoek gedaan naar het eigen belastingstelsel. Dit heeft eind 2018 geleid tot een rapport met aanbevelingen voor de waterschapsbelastingen. De voorstellen die op basis van de aanbevelingen van de CAB zijn geformuleerd, zijn wegens gebrek aan draagvlak binnen de Unie niet vastgesteld. De besturen van de waterschappen bleken niet hetzelfde te denken over de manier waarop het belastingstelsel zou moeten worden aangepast. In afwachting van de uitkomsten van het Unie-traject zijn de aanbevelingen uit de andere sporen aangehouden.

Vervolgproces

Er wordt nu eerst de balans opgemaakt en verkend hoe een traject rond een toekomstbestendigere bekostiging van het Nederlands waterbeheer eruit zou kunnen zien. Het doel van deze verkenning is in beeld brengen:

  • Hoe de scope van een mogelijk vervolgtraject eruit kan zien;

  • Welke thema’s en discussies in samenhang moeten worden bezien, en welke apart kunnen worden opgepakt;

  • Welke stakeholders en medeoverheden betrokken moeten worden;

  • Hoe een mogelijk vervolgtraject het beste georganiseerd kan worden.

Deze verkenning is, in samenwerking met de Unie, VNG, IPO en Vewin, in maart van dit jaar gestart. Naast de aanbevelingen uit eerdere rapporten zijn er in 2020 twee moties van het lid Van Brenk over de zuiveringsheffing van waterschappen aangenomen22. Deze moties zullen betrokken worden in deze verkenning. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer voor het WGO Water in november informeren.

Over de afwikkeling van de motie over het heffingsplafond bij de belasting op leidingwater23 bent u geïnformeerd in de Beleidsnota Drinkwater. Eventuele vervolgstappen die hieruit volgen zullen in samenhang worden bezien met bovengenoemde verkenning

Voorstellen aanpassing belastingstelsel waterschappen

Naast bovengenoemde ontwikkelingen, speelt dat de waterschappen op dit moment een aantal knelpunten ervaren in de belastingheffing:

  • 1. Het gebruik van mens- en milieubelastende stoffen bij de laboratoriumanalyses voor het vaststellen van de vervuilingswaarde bij de zuiverings- en verontreinigingsheffing;

  • 2. De invloed die de waarde van infrastructuur heeft op het tarief van de watersysteemheffing dat voor ongebouwde grond wordt betaald;

  • 3. Een ongelijkmatige tariefontwikkeling bij de watersysteemheffing voor de vier betalende categorieën.

In december 2019 heeft de Ledenraad van de Unie van Waterschappen (de Unie) daarom besloten tot een nieuw onderzoek naar het belastingstelsel van de waterschappen. De onderzoeksopdracht was beperkt om zo snel mogelijk te komen met voorstellen voor de knelpunten in de belastingheffing. In dit traject heeft de Unie getracht zoveel mogelijk belanghebbenden te betrekken. In december 2020 heeft de ledenraad van de Unie unaniem ingestemd met de voorgestelde oplossingen voor de knelpunten. Deze voorstellen bevatten een nieuwe analysemethode voor de zuiverings- en verontreinigingsheffing (knelpunt 1) en een andere manier van kostentoedeling in de watersysteemheffing (knelpunt 2 en 3). Op 5 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze voorstellen.

Momenteel vinden er over een aantal voorstellen nog gesprekken plaats. Uiteraard zal ik uw Kamer te zijner tijd over de uitkomsten daarvan informeren.

Versnellen van projecten

Tijdens het WGO Water van 1 december 2020 (Kamerstukken 35 570 XII en 35 570 J, nr. 98) heeft het lid Moorlag een motie ingediend24 waarin hij de regering heeft verzocht om investeringsprojecten naar voren te halen en versneld te realiseren en tevens in overleg en samenwerking met waterschappen, provincies, gemeenten en het bedrijfsleven te inventariseren welke projecten zich hiervoor lenen.

Vorig jaar heeft Rijkswaterstaat samen met de brancheorganisaties de mogelijkheden onderzocht om werkzaamheden naar voren te halen. Hiervoor is een gezamenlijke «Taskforce Infra» opgericht die nog steeds actief is. Specifiek voor de waterbouw is binnen de Taskforce Deltatechnologie bij de uitbraak van de Coronacrisis de werkgroep versnellen projecten opgericht. Ook deze werkgroep is nog steeds actief.

Naar aanleiding van de motie heb ik opnieuw aandacht gevraagd bij Rijkswaterstaat en decentrale overheden om de mogelijkheden van het versnellen van infraprojecten te onderzoeken.

Het beeld dat hieruit in algemene zin naar voren komt, is dat partijen nog steeds kijken naar mogelijkheden om te versnellen, maar dat veel werk dat versneld kon worden, grotendeels al uitgevoerd is. Daar komt een gebrek aan financiën en capaciteit om werk te versnellen bij.

Verder speelt de stikstofproblematiek. Op 20 januari 2021 heeft de Raad van State (RvS) een tussenuitspraak gedaan in de procedure over het tracébesluit voor de ViA1525. Ik bestudeer op dit moment de gevolgen van de Raad van State tussenuitspraak. Deze tussenuitspraak kan ook gevolgen hebben voor andere tracébesluiten. Als ik meer weet over de gevolgen voor de aanlegprojecten en dus voor de werkvoorraad voor de markt zal ik u nader informeren.

Positief is wel dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma een forse stijging aan dijkversterkingsprojecten in de realisatiefase laat zien voor de komende jaren. De orderportefeuille van het programma zal dus toenemen. De beschikbare middelen op de Rijksbegroting stijgen van circa 435 miljoen euro in 2021 naar 578 miljoen euro in 2023. Dit betreft weliswaar geen versnelling van werk, maar betekent wel een toename van werk voor de waterbouwsector.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 31 710, nr. 79.

X Noot
2

Kamerstuk 31 793, nr. 197.

X Noot
4

Kamerstuk 35 570 XII, nr. 64.

X Noot
5

Kamerstuk 35 300 XII, nr. 78.

X Noot
6

Kamerstuk 27 625, nr. 523.

X Noot
7

Kamerstuk 27 625, nr. 530.

X Noot
8

Kamerstukken 35 140 en 35 141, nr. 12.

X Noot
9

Kamerstuk 27 625, nr. 533.

X Noot
10

Kamerstuk 27 625, nr. 530.

X Noot
11

Kamerstuk 27 625, nr. 523.

X Noot
12

Kamerstuk 27 625, nr. 532.

X Noot
13

Kamerstuk 33 037, nr. 393.

X Noot
14

Kamerstuk 27 625, nr. 472.

X Noot
15

Kamerstuk 35 570 XII, nr. 77.

X Noot
16

Kamerstuk 35 000 J, nr. 34.

X Noot
17

Kamerstuk 33 450, nr. 107.

X Noot
18

Kamerstuk 27 625, nr. 523.

X Noot
19

Het advies is te vinden op de website: www.getijgrevelingen.nl.

X Noot
20

Kamerstuk 27 625, nr. 521.

X Noot
21

Zie de rapporten Toekomstbestendige en duurzame financiering van het Nederlandse waterbeheer (Bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 340) (Twijnstra Gudde, Tauw 2015) Bouwstenen voor een Duurzame en Toekomstbestendige Financiering waterbeheer (Arcadis 2017).

X Noot
22

Motie van het lid Van Brenk over streven naar een evenredige zuiveringsheffing op basis van drinkwatergebruik (Kamerstuk 27 625, nr. 510) en Motie van het lid Van Brenk over belemmeringen voor het toepassen van een evenredige zuiveringsheffing (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 86).

X Noot
23

Motie van de leden Laçin en Bromet over het schrappen van de cap van 300 kuub per jaar voor de belasting op leidingwater (Kamerstuk 27 625, nr. 516).

X Noot
24

Kamerstuk 35 570 XII, nr. 78.

X Noot
25

Het gaat om de uitspraak met nummer ECLI:NL:RVS:2021:105.

Naar boven