2 Begroting Koninkrijksrelaties 2023

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 ( 36200-IV ).

(Zie vergadering van 19 oktober 2022.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aan de orde is deel twee van onze begroting Koninkrijksrelaties. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Gisteren hebben we geluisterd naar de bijdrage van de Kamer. Nu is het moment aangebroken om te luisteren naar de staatssecretaris voor haar antwoorden. Daar gaan we met veel plezier naar luisteren. Ik geef graag het woord aan haar.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen, bon dia, good morning. Het is nu ongeveer 10.15 uur 's ochtends, ietsjes later. Dat betekent 04.15 uur 's nachts in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het is jammer dat we moeten constateren dat het niet is gelukt om onze gedeelde wens, het houden van deze debatten op een voor beide kanten van de oceaan geschikt tijdstip, uit te laten komen. Onze collega's en vrienden liggen helaas nog te slapen. Althans, voor hen is het heel vroeg als ze meekijken.

Voorzitter. Er werd al aan gerefereerd door de heer Eppink van JA21: Nederland en de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn al 400 jaar met elkaar verbonden. We delen dus een verleden. Hoewel meneer De Graaf van de PVV het anders lijkt te wensen, delen we in de optiek van dit kabinet ook een toekomst, waarbij wij de landen van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten willen steunen op een pad naar een duurzame en economische groei en waarbij we ons inspannen om Bonaire, Saba en Sint-Eustatius een gelijkwaardig deel van Nederland te laten zijn. Sinds januari is er daarom al veel gedaan. In het coalitieakkoord is structureel 30 miljoen euro uitgetrokken voor Caribisch Nederland, geld om het leven van de mensen op de eilanden betaalbaarder te maken — dat is de bestaanszekerheid waar mevrouw Kuiken van de PvdA naar verwees — en ook geld dat de openbare lichamen hebben gekregen om meer financiële armslag te hebben. In juni heb ik de afspraak over de besteding daarvan met de openbare lichamen ondertekend in vastgelegde werkafspraken en bestuursakkoorden.

Er is de afgelopen tijd 35 miljoen extra beschikbaar gekomen voor de bescherming van natuur en milieu en investeringen in de landbouw. Dat zijn precies de punten die mevrouw Van den Berg ook noemde. Een speciale Taskforce Knelpunten Caribisch Nederland is aan de slag gegaan om oplossingen te vinden voor de zaken die een duurzame economische ontwikkeling in de weg staan. Het eerste succes is er al: er is weer een notaris actief op Sint-Eustatius en Saba. Met dank ook aan de inspanningen van mijn collega's Carola Schouten, Rob Jetten en Marnix van Rij betekent "comply or explain" voor de eilanden hetzelfde als in Nederland, tenzij dat echt niet kan. Alle maatregelen die in Nederland worden genomen om de hogere energiekosten en de inflatie te dempen, worden dus ook doorvertaald naar Caribisch Nederland: het verlagen van de accijns op brandstof, een bedrag van 1.300 dollar voor huishoudens tot 130% van het sociaal minimum, een verhoogde AOV en kinderbijslag, en volgend jaar betaalt niemand in Caribisch Nederland de kosten voor het netbeheer. Er is ook een prijsplafond, waarbij we de helft betalen van het variabele tarief voor elektriciteit dat boven de 38 dollarcent per kilowattuur komt. Daarnaast is nog weer 33 miljoen euro beschikbaar geworden om de energievoorziening op de drie eilanden tot in ieder geval 80% te verduurzamen met wind en zon en daarmee betaalbaarder te maken.

Curaçao, Aruba en Sint-Maarten kunnen rekenen op ondersteuning op het punt van rechtsbescherming en grensbewaking. We helpen met het op orde brengen van het financieel beheer en het verbeteren van het gevangeniswezen. Recent kon de regering van Curaçao met 20 miljoen aan coronasteun uit Nederland investeren in het dok in de haven en kon het land met het geld uit het landenpakket de scholen opknappen. Sint-Maarten werkt daarnaast met steun van Nederland aan het herstellen van de schade van de orkaan Irma.

Mevrouw Kamminga van de VVD gaf vooral aan onder de indruk te zijn van de veerkracht van mensen toen ze op de eilanden was. Meneer Van Raan van de Partij voor de Dieren roemt de schoonheid van de natuur en mevrouw Wuite van D66 geeft terecht hoog op van de levendige cultuur. Ik wil aan dat rijtje graag de enorme potentie, de rijkdom aan kansen die ik zie op de zes eilanden, toevoegen. Tijdens mijn bezoeken sprak ik jongeren en ouderen, ondernemers, kunstenaars, maatschappelijk werkers, bestuurders en politici, die juist daarom ook optimistisch zijn over de toekomst. Zowel de drie autonome landen als Caribisch Nederland willen alles op alles zetten om uit te groeien tot veerkrachtige en inclusieve samenlevingen.

Wat dit kabinet heeft gedaan sinds januari, zijn goede stappen vooruit om mee te werken aan dat streven, maar ik wil zeker niet de indruk wekken dat we er al zijn. Zo is de recente benoeming van Glenville Schmidt en Derrick Simmons tot gedeputeerden op Sint-Eustatius een mooie stap vooruit naar het zo vlug mogelijk herstellen van de democratie op het eiland. Maar we zijn nog niet over de finish. Net zoals in Europees Nederland is er ook in Caraïbisch Nederland blijvend aandacht nodig voor integriteit en weerbaarheid van het bestuur en het vergroten van de uitvoeringskracht van het ambtenarenapparaat. Daarom zijn er ook programma's gestart om de eilanden daarmee te helpen.

De bestrijding van armoede is een ander thema dat constante aandacht vraagt, zoals onder meer de heer Ceder van de ChristenUnie benoemde. We hebben er al wat aan gedaan, veel aan gedaan; ik verwijs naar mijn toelichting aan het begin van deze termijn. Ik ben dankbaar dat dat onderwerp ondanks dat ook onder de aandacht blijft van minister Schouten voor Armoedebeleid, maar ik realiseer me dat de constante achterstanden nog niet ingelopen zijn.

De zorgen om het klimaat in relatie tot Bonaire, die mevrouw Bouchallikh van GroenLinks benoemde, worden wereldwijd gedeeld, en uiteraard specifiek in die gebieden die lagergelegen zijn. Zowel voor Europees Nederland als Caribisch Nederland is klimaat een groot punt van bezorgdheid. Om al die doelen waar te maken, moeten de Caribische delen van het Koninkrijk en Nederland nauw samenwerken. Dat moeten we doen door van beide kanten met toewijding aan de slag te gaan. Eerder dit jaar mocht ik het eerste exemplaar ontvangen van het boek Ongemak, geschreven door Gert Oostindie en Wouter Veenendaal. In dit boek beschrijven zij onder andere hoe kolonialisme en slavernij onze relatie gevormd hebben en dat we door heel wat ongemak heen moeten, willen we met z'n allen blijven bouwen aan een betere verstandhouding tussen Nederland en de Caraïbische koninkrijksdelen. Dat is iets waar ik me graag met heel m'n energie voor in wil blijven zetten. Een goed voorbeeld van dat ongemak vind ik trouwens het COHO. Een consensusrijkswet is precies dat waar de vier betrokken regeringen én hun parlementen het over eens moeten zijn. Het is dan ook goed om te zien dat de landen zelf met een nieuw voorstel zijn gekomen, zodat we daar in november met elkaar over in gesprek kunnen gaan.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter, ik dacht: ik wacht even tot de staatssecretaris haar inleiding heeft afgemaakt. Maar ik weet niet of ze misschien alle vragen achter elkaar beantwoordt; anders kom ik er later op terug. Maar helemaal in het begin zei de staatssecretaris, naar aanleiding van mijn vraag over landbouw en tuinbouw op de BES-eilanden, dat er 35 miljoen extra beschikbaar was gesteld. Naar aanleiding van mijn vraag gisteren kreeg ik alweer door: "Ja, Joba, waar dat geld dan is … Het is juist zo enorm moeilijk voor ondernemers om voor subsidie in aanmerking te komen." Men heeft dus sterk de indruk dat het allemaal naar adviseurs toe gaat, maar niet naar concrete projecten en ondernemers die ermee aan de slag willen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik kom daar zo meteen graag op terug. Als u het goed vindt, maak ik even mijn inleiding af en daarna ga ik in op de specifieke vragen die er zijn. Ik had het dus over het thema van het ongemak en het COHO. Als staatssecretaris ben ik ervan overtuigd dat we elkaars perspectieven, prioriteiten en cultuur moeten leren begrijpen. In september maakte ik met Hanke Bruins Slot, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een indrukwekkende reis om te luisteren naar de impact van het slavernijverleden op de inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk. De erkenning en herkenning van deze misdaad tegen de menselijkheid en het leed dat in ons gedeelde verleden is veroorzaakt, zijn van groot belang, precies zoals mevrouw Simons van BIJ1 aangaf. De betrokkenheid van de eilanden bij vervolgstappen rond dit thema is in mijn ogen essentieel. Het kabinet heeft aangegeven nog dit jaar met een reactie te komen op het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden.

Voorzitter. Ik dank alle leden voor hun inbreng en vragen. De antwoorden daarop heeft u, als het goed is, gisteravond al schriftelijk ontvangen. Over een aantal thema's wil ik graag verder nog wat zeggen. Voor de overzichtelijkheid zou ik dat willen doen aan de hand van een aantal blokjes, namelijk het sociaal minimum, klimaatadaptatie, het slavernijverleden en de samenwerking in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het zijn dus vier blokjes in totaal. Ik zal ervoor zorgen dat ik daarna nog kort inga op de vraag die net gesteld werd door mevrouw Van den Berg.

Ik ga nu eerst in op het thema van het sociaal minimum. Mevrouw Den Haan vroeg mij hoe ik de gemeenschappelijke verbondenheid met de eilanden ervaar. Ik ben inmiddels meerdere keren op alle zes de eilanden geweest en heb met eigen ogen gezien dat het pittige en uitdagende tijden zijn voor de inwoners van het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Want terwijl de coronacrisis amper achter de rug was, diende de energie- en inflatiecrisis zich alweer aan. Ik heb dit niet alleen op de eilanden zelf gezien. Ik hoor dat vooral in de persoonlijke verhalen, in de gesprekken die ik ook voer met mensen hier in Nederland, bijvoorbeeld op bijeenkomsten met de Caraïbische diaspora in Europees Nederland. Ik ben er mede door al die kennismakingen van doordrongen geraakt dat we niet alleen maar een verleden delen, maar ook een toekomst. Ik voel dan ook verbondenheid en die is er niet alleen maar op bestuurlijk niveau, maar juist ook in de samenleving en de gemeenschappen aan beide kanten van de oceaan. Dat komt dagelijks terug in mijn werk, want we werken iedere dag samen met de landen en Caribisch Nederland aan een beter Koninkrijk voor iedereen. Daar gaan wij natuurlijk van harte mee door.

Dat brengt mij bij de discussie over een sociaal minimum. Dit kabinet staat voor gelijkwaardigheid en wil zich daar ook volledig voor inzetten. Bonaire, Saba en Sint-Eustatius verdienen het om een gelijkwaardig deel van Nederland te zijn. Dat zie je terug in de maatregelen die we nemen. Daar heb ik net ook al iets over gezegd. We hebben die 30 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld om de bestaanszekerheid van de inwoners te vergroten en de armoede te verminderen. Een deel daarvan gaat ook naar de vrije uitkering, waardoor het mogelijk wordt voor de openbare lichamen van de eilanden om makkelijker zelf te kunnen kiezen op welke manier ze het werk voor hun inwoners kunnen vormgeven.

Ik vind het ook goed dat alle maatregelen die in Europees Nederland gelden rond het verlies van koopkracht en energie worden doorgetrokken naar Caribisch Nederland. Er zijn dus op maat gemaakte maatregelen die op korte termijn worden ingevoerd. We stellen in 2023 niet alleen eenmalig 16 miljoen euro extra beschikbaar om de koopkracht te verbeteren, maar daarnaast gaan de kinderbijslag en de AOV omhoog en zullen de accijnzen dalen. Ik ben blij dat we die steun kunnen bieden voor degenen die het hard nodig hebben. We blijven natuurlijk steeds monitoren of dat voldoende is.

Ik ben extra verheugd dat ik u samen met de minister voor Armoedebeleid kan meedelen dat wij de ambitie hebben om in 2024 een sociaal minimum vast te stellen. Het onderzoek daarnaar begint volgend jaar, twee jaar eerder dan we oorspronkelijk hadden voorzien. Ik moet er wel bij zeggen dat het lastig is om een vergelijking te maken tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland, maar de regeling die de komende tijd voorligt, gaat ervoor zorgen dat er moet worden gewerkt aan een betere leefbaarheid voor iedereen, met minder hoge kosten en het vaststellen van een sociaal minimum.

Dan wil ik doorgaan naar het blokje over klimaatadaptatie.

De voorzitter:

Er zijn eerst nog wat vragen. Er is een vraag van mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan de staatssecretaris. Ik heb geluisterd en onder het kopje sociaal minimum zocht ik ook naar werkgelegenheid en het vergroten van het economische potentieel. Ik miste dat kopje, dus ik verwachtte eigenlijk dat dat onder dit kopje zou vallen. U heeft er wel iets over gezegd, maar ik vind het toch nog een beetje mager. Dat vind ik wel jammer. Begrijp me niet verkeerd, ook de VVD hecht heel erg aan die extra steun die we hebben geboden. Die extra subsidies, nu ook voor energie, vinden ook wij belangrijk. Tegelijkertijd is het voor een duurzame toekomst even zo belangrijk om te bekijken hoe we die banenmarkt vergroten en hoe we ervoor zorgen dat er meer diversiteit in de banenmarkt komt, zodat ze uiteindelijk duurzaam uit de armoede kunnen komen. Dat geldt ook voor de CAS, maar we hebben natuurlijk meer invloed op CN. Maar ook voor de CAS is het belangrijk. In de beantwoording zag ik een heel mooi lijstje met bullets over wat er allemaal gedaan wordt aan de steun- en subsidiekant, maar ik mis een overzicht, een plan, van wat we gaan doen om ook dat deel te verbeteren voor de mensen daar.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is goed dat u daarnaar vraagt. De kern is dat het ontzettend belangrijk is dat de economie op alle eilanden weerbaarder wordt. Dat betekent dat er meer werkgelegenheid is, het liefst voor iedereen, en dat de economie minder afhankelijk wordt van bijvoorbeeld alleen toerisme, wat nu veelal het geval is. Het gaat er ook om dat die economie niet meer afhankelijk is van industrieën waar het op dit moment helemaal niet goed meer mee gaat, zoals de fossiele industrie. Maar dat is nog niet een heel makkelijke opgave. We weten dat met name de aansluiting op het Groeifonds het voor de landen mogelijk maakt om na te denken over nieuwe vormen van economische investeringen. Ik weet dat er bijvoorbeeld op Curaçao over wordt nagedacht. Hetzelfde geldt voor Aruba. Op de eilanden van Caribisch Nederland is dat zeker nog een thema waaraan we moeten werken.

Er zijn twee onderwerpen die daarbij een rol spelen. Eén thema is de landbouw. Daar had mevrouw Van den Berg ook een vraag over. Het gaat er niet alleen om dat we nadenken over hoe we de natuur kunnen beschermen. Dat is ontzettend belangrijk, zeker ook voor die kant van de economie die nog altijd blijft steunen op het toerisme. Ik denk dat dat ook altijd een belangrijke poot van de economie zal blijven. Maar daarnaast moeten we ook kijken naar zelfvoorzienendheid, de mogelijkheid om van de landbouw een sector te maken waar geld aan kan worden verdiend.

Maar we zullen ook — dan kijk ik er ook een beetje naar met de pet op van mijn andere portefeuille, namelijk digitalisering — gaan kijken naar de mogelijkheid om op dat gebied meer te doen op de eilanden. Want digitalisering maakt het natuurlijk niet alleen maar mogelijk om op een andere plek te werken, maar is ook een hele interessante industrie die zou kunnen worden ontwikkeld op de eilanden.

Zal dat heel erg makkelijk en snel gaan? Dat is nog best ingewikkeld. Dat heeft er niet zozeer mee te maken dat er geen wil is om een andere soort economie op te zetten. Het is ook niet zo dat er geen andere mogelijkheden zijn voor het ontwikkelen van industrieën of business. We zien natuurlijk ook die weerbaarheid bij mensen zelf. Er zijn op de eilanden ongelofelijk veel mensen die kleinere ondernemingen opzetten. Vaak zetten ze er meerdere naast elkaar op. Ze kunnen die ook op een goede manier runnen, zodat ze daadwerkelijk in hun levensonderhoud kunnen voorzien, en soms ook meer dan dat. Het blijft voor de economie soms ingewikkeld om nieuwe sectoren en alternatieven te ontwikkelen, maar het is onze dure plicht, zou ik zeggen, om daar heel hard aan te werken en te kijken wat daarbij mogelijk is. Want ik ben het met u eens dat een economie die altijd afhankelijk blijft van één sector — op sommige eilanden is dat wel 80% of 90% van de economie — ongelofelijk kwetsbaar blijft. Dat is een beetje een lang antwoord daarover.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik stel het zeer op prijs dat de staatssecretaris daar de tijd voor neemt, want het is een belangrijk onderwerp, zoals de zij ook zegt. Dus dank daarvoor. Ik ben dan toch nog een beetje op zoek naar het volgende. Ik begrijp de complexiteit, maar het zou zo goed zijn als we ook een overzicht zouden kunnen krijgen van de plannen, of in ieder geval van de sectoren waarop ingezet wordt. Want dan kunnen partijen in Nederland, Europa of elders in de wereld wellicht actief bijdragen en meedenken over wat zij zouden kunnen doen om dat verder te helpen. Dan hoeft het ook niet alleen maar van de BES zelf af te komen of te zijn wat wij hier in Den Haag verzinnen. Dat zou dus heel mooi zijn. Dus wellicht kan de staatssecretaris een toezegging doen om toch met een soort van plan te komen met in ieder geval de industrieën waar potentie in zit. Een dat hoeft echt niet dit jaar nog, maar kan ergens richting de zomer van volgend jaar. Dat hoeft ook niet tot tien cijfers achter de komma. Dat snap ik ook. Dan kunnen we er met elkaar over nadenken. Dat is volgens mij namelijk wat we met elkaar moeten doen. Die verplichting hebben we volgens mij.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat zeg ik u graag toe, want ik wil daar zelf ook graag induiken om te kijken wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Dus ik vind het een goed idee om ergens in de loop van volgend jaar te kijken wat nou geschikte velden zijn om verder met elkaar aan te werken en actief aandacht aan te besteden, uiteraard samen met de onderdelen van onze regering die daar hard aan werken, zoals bijvoorbeeld het ministerie van Economische Zaken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik doe vijf interrupties p.p. Mevrouw Simons.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik kan het niet laten om te beginnen met een compliment over de prachtige outfit van onze staatssecretaris. Ik word er vrolijk van. Dat kan ik wel gebruiken, zo op de vroege donderdagochtend.

De voorzitter:

Misschien kunt u even een rondje draaien.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Nee, hoor.

De voorzitter:

U heeft hier ook een catwalk tot uw beschikking.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Terug naar de inhoud. Ik zou graag het volgende van de staatssecretaris willen weten aangaande het blokje met betrekking tot het sociaal minimum, dat ze net heeft afgesloten. Het is goed om te zien dat de procedure wat versneld wordt en dat er toch wordt geprobeerd om eerder tot een nieuw sociaal minimum te komen. Mijn vraag is echter of ik er ook van uit mag gaan dat dat niet zal gebeuren aan de hand van het oude, fictieve ijkpunt, maar aan de hand van reële cijfers met betrekking tot de bestaansnorm.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het korte antwoord daarop is ja, want we gaan juist werken met nieuwe cijfers. Overigens is de beschikbaarheid van goede cijfers ook een thema waar we aan moeten werken. Maar we gaan werken op basis van nieuwe cijfers.

Mevrouw Wuite (D66):

De staatssecretaris gaf natuurlijk al aan dat ik cultureel gedreven ben. Collega Kamminga had het over het sociaal minimum in relatie tot economische aangelegenheden. Ik vond altijd het rapport dat is verschenen over Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, "The Orange Economy: An Infinite Opportunity", over de creative economy, enorm inspirerend. We hebben natuurlijk de neiging cultuur te definiëren als iets waar subsidiegeld naartoe moet, maar het is ook een economische sector. Er zijn filmfondsen die uitvoerig op Saba en Bonaire aan het filmen zijn, maar die films zijn soms niet voldoende toegankelijk of worden in samenspraak gemaakt. Er is een muziekindustrie en er zijn zangers waarvan je gewoon helemaal blij wordt. Dus mijn vraag is de volgende. De bestuursakkoorden — dat zijn werkafspraken — zijn namelijk tijdelijk van karakter omdat er nieuwe verkiezingen komen in maart, waarna er nieuwe bestuursakkoorden worden afgesproken. Dus zou het mogelijk zijn om die culturele sector in termen van creatief ondernemerschap wat meer aandacht te geven, en die dus ook te supporten? Want ik denk echt dat dat een bron is voor economische diversificatie die heel erg past bij de aard van mensen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat sluit mooi aan bij de afspraken die mijn collega Gunay Uslu heeft gemaakt om te zorgen dat we inderdaad aan de slag gaan met het verder stimuleren van cultuur en erfgoed op de eilanden. Ik denk dat het heel goed is om dan ook te kijken naar de economische kant ervan, want ik ben er met u van overtuigd dat dit een hele interessante sector is en dat er op dat gebied ook veel te doen is op de eilanden. Het zou dus een van de onderdelen van de economie kunnen zijn, waar we aan werken om die in de komende tijd te stimuleren.

Met uw welnemen, voorzitter, zou ik dan graag over willen gaan naar het thema klimaatadaptatie. Verschillende sprekers hebben hun zorgen geuit over het klimaat. Laat ik er duidelijk over zijn dat in de hele wereld het klimaatprobleem een groot probleem is en dat het nodig is om goed onderzoek te doen naar de effecten van klimaatverandering, niet alleen in Europees Nederland maar ook in het Caribisch gebied. Er is ook de afspraak dat we dat onderzoek gaan doen. In de schriftelijke beantwoording van de vragen heb ik aangegeven dat het ongelofelijk belangrijk is om hieraan te werken. Aan de ene kant is er een groot budget vrijgemaakt om te werken aan het realiseren van duurzame-energieprojecten op de eilanden, waarbij het streven is om 80% van de energievoorziening duurzaam te maken. Dat is dus werken aan klimaatmitigatie. Bovendien helpt het de energiekosten verlagen. Daarnaast wordt samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door het KNMI gewerkt aan nationale klimaatscenario's. Daarin zijn Bonaire, Saba en Sint-Eustatius ook meegenomen. Bovendien worden de drie eilanden meegenomen in het beoordelen van de gevolgen van klimaatverandering in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan. Op basis daarvan gaan we dan ook aan de slag om te kijken welke adaptatiestrategieën nodig zullen zijn voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Het is dus niet alleen voor Bonaire.

Verder is het goed om te weten dat Bonaire bezig is met het oprichten van een klimaattafel waarbij dus ook weer wordt gekeken naar de vraagstukken van klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. De minister voor Klimaat en Energie heeft toegezegd hiervoor een kwartiermaker aan te stellen die de start van deze tafel zal faciliteren en natuurlijk samen met Bonaire vorm zal geven. De inzet daarbij is om tot een gecoördineerde aanpak te komen, waarbij dit niet alleen zal gelden voor Caribisch Nederland, want het is ook van belang om lessen te trekken voor de autonome landen.

Sprekend over de landen in relatie tot het thema klimaat en klimaatadaptatie is die urgentie voor hen net zo goed aan de orde. Het gaat dus niet alleen over Caribisch Nederland. Het is van belang om de beschikbare kennis met elkaar te delen. Het KNMI werkt dan ook aan klimaatscenario's voor het Caribisch gebied als geheel, dus ook voor de landen, op basis waarvan kennis kan worden ontwikkeld over zeespiegelstijging en over welke gevolgen bijvoorbeeld stormen of droogte kunnen hebben als gevolg van die klimaatverandering. Het ministerie van Economische Zaken zal samen met mijn departement kijken naar de uitvoering van de afspraken in het coalitieakkoord om het Nationaal Groeifonds en de SDE++ toegankelijk te maken voor de landen om daarmee te zorgen dat er ook voor de landen middelen zijn om te investeren in zowel klimaatmitigatie als klimaatadaptatie.

Ik zou hier dan ook aan toe willen voegen het stuk naar aanleiding van de vragen die mevrouw Van den Berg heeft gesteld over de landbouw. We hebben middelen beschikbaar voor het versterken van landbouw op de eilanden, met als grote doel en oogmerk dat inderdaad de kosten van levensonderhoud verminderen, dat landbouw een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de economie, maar zeker ook dat ervoor gezorgd kan worden dat landbouw in samenhang met natuurbeheer zorgt voor het blijvend ontwikkelen van de landen op dit gebied. Uw punt was: die middelen zijn er wel maar het lijkt erop dat ze weinig toegankelijk zijn voor individuele ondernemers. Ik denk dat het goed is dat we daar nog een keer in gaan duiken. Ik kan er op dit moment niet precies iets over zeggen, maar ik vind het wel van belang dat we daar goed naar kijken. De kern is natuurlijk dat mensen op de eilanden die daar als boer actief zijn of dat willen worden, hun daartoe ook de mogelijkheden wordt geboden, want dan kunnen zij aan de slag met het produceren van voedsel en vooral gezond voedsel voor de inwoners van de eilanden, hopelijk tegen tarieven waardoor zo veel mogelijk mensen er ook echt gebruik van kunnen maken, eigenlijk iedereen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Het is fijn dat de staatssecretaris daarin wil duiken. Kunnen wij daar ergens in de komende maanden ook op schrift wat over ontvangen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat zal ik graag doen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan wil ik graag naar het derde blokje.

De voorzitter:

Er zijn nog wat andere vragen. Mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik heb ook een vraag over landbouw. Daar heb ik zelf ook vragen over gesteld en ik zag in de beantwoording dat het allemaal best ingewikkeld is. De schaal speelt natuurlijk een rol. Dat snap ik ook. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk al best wel wat middelen naartoe gegaan; mevrouw Van den Berg refereerde daar ook al aan. Misschien ben ik iets te praktisch van aard, maar ik ben daar wel een beetje op zoek naar meer dan: het is lastig; we hebben ergens bij een school wel een kas geplaatst en hebben regelgeving aangepast. Het is uiteindelijk ook belangrijk, ook voor de vraag of het überhaupt een businesscase kan worden, om te kijken of het al heeft bijgedragen aan meer zelfvoorzienendheid, aan het goedkoper worden van voedsel en aan meer werkgelegenheid. Ik krijg graag iets meer handvatten om te kunnen overzien of dit een toekomst gaat hebben en of het al iets heeft bijgedragen, anders dan alleen dat het complex is.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is goed om daar met elkaar in te duiken. Het verhaal is dat er door de minister van LNV echt wordt ingezet op het thema van lokale voedselproductie. U heeft gelijk: dat is nog niet tot volle wasdom gekomen. We hebben projecten gezien, overigens meer dan bij scholen. We hebben werkelijk gezien dat er op bijvoorbeeld Bonaire wordt gewerkt aan het opzetten van een veterinaire dienst en de renovatie van een slachthuis, dus aan de mogelijkheid om voedselproductie en vleesproductie te realiseren. Op Saba is er die groentekas. We hebben gewerkt aan het opzetten van een landbouwbedrijf. De adviezen van de universiteit van Wageningen, die hier ook mee aan de slag is, worden heel nadrukkelijk meegenomen. Er is dus ook een fonds voor ondernemers. Mevrouw Van den Berg vroeg of dat vooral consultants zouden zijn, maar ik denk dat het heel goed is dat we gaan monitoren dat de middelen ook daadwerkelijk worden omgezet in rendabele projecten. Uiteindelijk kun je niet blijven steunen en subsidiëren alleen. Het zal inderdaad ook moeten leiden tot bedrijven die zichzelf kunnen bedruipen en die voedsel kunnen produceren voor de inwoners van de eilanden. Dat is nu echt een thema, want u weet net zo goed als ik dat eigenlijk alles wordt geïmporteerd.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Als ik het goed heb begrepen, worden Bonaire, Statia en Saba in 2023 meegenomen in de beoordeling van de gevolgen van het Natuur- en milieubeleidsplan. Deze beoordeling zal plaatsvinden op basis van zowel bestaand als nieuw onderzoek. Zo heb ik het althans begrepen: er zal bestaand en nieuw onderzoek onder liggen. Betekent dit dat de staatssecretaris voor of tijdens deze beoordeling uitgebreid vervolgonderzoek laat doen naar de gevolgen van de klimaatverandering voor de eilanden, zoals het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU ook heeft gedaan? Zal dat onderzoek een dergelijk karakter hebben?

Staatssecretaris Van Huffelen:

U overvraagt mij daarmee een beetje. Ik wil er graag in de tweede termijn op terugkomen, maar er wordt wel degelijk onderzoek gedaan om te bezien wat de gevolgen van klimaatverandering kunnen zijn voor de drie eilanden, zodat er ook maatregelen kunnen worden getroffen om de eilanden daartegen te beschermen. Het gaat dan niet alleen over zeespiegelrijzing, maar ook over verdroging, over storm enzovoorts, enzovoorts.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank aan de staatssecretaris voor dit antwoord. Ik heb in de schriftelijke beantwoording gelezen dat er sprake is van autonomie van de eilanden bij dit onderwerp en dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hoe ze omgaan met dit onderwerp.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De landen, ja.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Sorry. Ja, de landen specifiek. Mijn vraag is of zij daarbij in overleg wil gaan om te onderzoeken hoe zij de landen daarbij kan ondersteunen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat gebeurt op dit moment door de minister voor Klimaat en Energie. Hij is in overleg met de landen om met elkaar in kaart te brengen welke problematiek er speelt en wat er zou kunnen gebeuren om klimaatproblematiek ook echt aan te pakken. Daarnaast is inderdaad in het coalitieakkoord afgesproken dat zowel het Groeifonds als de SDE+++ ook beschikbaar komt voor de eilanden, dus middelen om te investeren in bijvoorbeeld windenergie, zonne-energie of andere projecten die helpen om het klimaatprobleem aan te pakken. Dat loopt dus op dit moment.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik herinner me dat ik nog een aangehouden motie had uit het WGO van juni. Die had betrekking op "regeren is vooruitzien" en het belang van de Small Island Developing States en het klimaat, en de gevolgen van die kwetsbaarheid. Ik vroeg me af of de staatssecretaris zou kunnen toezeggen dat "regeren is vooruitzien" ook een plaats krijgt in ons begrotingshoofdstuk van Koninkrijksrelaties. Een van de vier thema's die ze nu adresseert is ook klimaatadaptatie, -mitigatie en duurzaamheid. Op die manier zouden we dat wat beter kunnen monitoren. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen om te gaan verkennen in hoeverre het op de beleidsagenda — dus niet in een beleidsartikel, maar op de beleidsagenda — een plek kan krijgen, net zoals "sociaal en bestaanszekerheid" een thema is? Zo kunnen we dat wat actiever bespreken vanuit deze commissie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Klimaat is een belangrijk onderwerp voor de hele wereld en dus ook voor de eilanden. Uiteraard kunnen we dat ook goed volgen en willen we dat ook goed volgen op de eilanden. Hoe dat dan ook in onze begroting een rol kan spelen, kan ik niet helemaal precies zeggen. Misschien kan ik er in de tweede termijn even bij u op terugkomen. De kern is dat aandacht voor dit onderwerp wat mij betreft zeer belangrijk is. Gelukkig wordt dat volledig gedeeld door de minister voor Klimaat en Energie. Die is heel hard aan het werk om niet alleen maar fondsen ter beschikking te stellen, maar ook om te zorgen dat er onderzoek wordt gedaan en dat we stappen kunnen zetten. Datzelfde geldt voor het ministerie van IenW, dat ook kijkt naar die klimaatadaptatie. Maar als ik straks misschien nog even terug mag komen op uw vraag, dan heel graag. Want dan kijk ik nog even naar die motie.

Ik wil graag doorgaan met het thema van de slavernij. Gisteren deden mevrouw Wuite en mevrouw Simons een oproep tot de rehabilitatie van verzetsheld Tula. Die oproep hoor ik, voel ik en snap ik. Het staat buiten kijf dat Tula een verzetsheld was, die een belangrijke rol speelde in onze gedeelde geschiedenis. De manier waarop er in het verleden met zijn heldhaftige verzet is omgegaan, is weerzinwekkend, en de manier waarop hij is vermoord, misselijkmakend. Dat heb ik zelf kunnen horen en zien tijdens een eerder bezoek aan het monument voor Tula op Curaçao, maar ook kunnen lezen in Tula's eigen woorden die zijn vastgelegd in het Nationaal Archief op Curaçao. Recent heb ik dat ook nog kunnen ervaren toen ik samen met minister Bruins Slot een bezoek bracht aan Curaçao en wij op locatie een zeer indrukwekkend en emotioneel toneelstuk over zijn leven, zijn rechtvaardige verzet en zijn beestachtige executie hebben gezien.

De impact en het belang van zijn rol staan buiten kijf, en in het rapport Ketenen van het verleden van het onafhankelijke Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden wordt ook een aanbeveling gedaan. Wij zullen die aanbeveling uiteraard meenemen als onderdeel van de kabinetsreactie op het rapport van de dialooggroep.

Voorzitter. Ik wil dan doorgaan naar het vierde blokje van de onderwerpen.

De voorzitter:

Maar er is eerst nog even een vraag van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik gaf tijdens het debat aan dat het belangrijk is om naar het verleden te kijken, in bijvoorbeeld een koninkrijkscanon, maar ook om te kijken naar wat de gemeenschappelijke beelden, symbolen en instituten zijn die ons in de toekomst nog kunnen binden. Tijdens mijn reis zag ik meerdere keren dat er nog weinig is wat ons in de toekomst bindt en slechts dat wat ons in het verleden bond. Wat mij betreft is dat onvoldoende basis om als Koninkrijk een goed narratief te hebben over waarom we dit met elkaar doen. Mijn vraag is of u bereid bent om ook het aspect van toekomstige gezamenlijke symbolen, narratieven, instituten, personen en mensen — daar zou je vorm aan kunnen geven in een canon — mee te nemen. Ik denk dat dit een heel cruciaal punt is om ook met elkaar vorm te geven aan de toekomst.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ben dat met u eens. In het volgende blokje, waar ik het over samenwerking wil hebben, gaat het daar ook over. Het idee om met elkaar niet alleen maar te spreken over wat ons in het verleden heeft gebonden, maar zeker ook over onze toekomst, is iets wat ik ongelofelijk belangrijk vind. Ik ga daar zo meteen graag wat verder op in.

We kijken, behalve naar de hectische tijden en naar alles waar we vandaag mee bezig zijn, natuurlijk ook heel graag samen met de eilanden naar de langere termijn en naar de toekomst. Dat doen we niet alleen door het maken van bestuursafspraken met de bestuurders van de eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, waarin we praten over de sociale agenda, over ruimtelijke ordening, over de organisatieontwikkeling van de overheden, over wonen en, niet in de laatste plaats, over het verbeteren van de levensstandaard. Maar dat doen we ook als het gaat over onderwerpen die ons in de toekomst meer binden. Denk aan cultuuronderwijs. De autonome landen worden geconfronteerd met dezelfde problematiek op het gebied van armoede, economie, klimaat, natuur en onderwijs. Ook voor hen is het ongelofelijk belangrijk dat we blijven samenwerken, bijvoorbeeld aan goed bestuur en een sterke rechtsstaat, en om te zorgen voor een goed investeringsklimaat. Nederland ondersteunt Aruba, Curaçao en Sint-Maarten daarbij, niet alleen met structurele middelen zoals het tegengaan van corruptie en het bestrijden van criminaliteit, maar ook met het versterken van de economie via het verwerken van de landspakketten. Wij gaan daar de komende tijd uiteraard mee door.

Net als de fractie van de ChristenUnie hecht ik veel waarde aan verbondenheid op bestuurlijk niveau. Die verbondenheid moeten we natuurlijk doen door samen toe te werken aan een gedeeld beeld over de toekomst van het Koninkrijk. Ik constateer dat dat gedeelde beeld er inderdaad niet altijd is, en dat de samenwerking tussen de eilanden ook niet altijd even simpel verloopt met ons en de samenleving. En dat terwijl we ons in het Koninkrijk voor een heleboel cruciale vraagstukken gesteld zien. Het is om die reden dat ik met de minister-presidenten van de drie landen heel graag in gesprek ga over de vraag hoe we als autonome landen in het Koninkrijk met elkaar kunnen samenwerken. We moeten daar met elkaar uitkomen, en ik wil van de landen weten hoe zij tegen die samenwerking aankijken, wat zij denken dat er nodig is om tot een meer constructieve samenwerking te komen.

Ik hoop later dit jaar het Vierlandenoverleg te voeren, waarin we dat gesprek met elkaar vormgeven. Dat gesprek gaat ook over de motie-Van Raak, waarin wordt opgeroepen om samen te werken en met de vier landen in gesprek te gaan over onze verantwoordelijkheden, en over hoe we de samenwerking daadwerkelijk vorm kunnen geven. We hebben het dan ook over een vraagstuk als de geschillenregeling of over hoe we kunnen zorgen dat we niet alleen maar kijken naar wat ons vandaag bindt, maar ook naar wat ons in de toekomst gaat binden. Daarover wil ik de Kamer graag informeren.

Daarmee denk ik dat ik samen met de schriftelijke beantwoording van de vragen door mijn eerste termijn heen ben. Maar ik zie een aantal mensen die daar graag nog iets over willen zeggen.

Mevrouw Wuite (D66):

Dank aan de staatssecretaris voor haar gedreven inzet en het perspectief om onderwijs en cultuur goed voor het voetlicht te brengen en meer aandacht te geven. Ik hoorde deze week over de casuïstiek van een Nederlandse jongeman, woonachtig in Nederland en in Bonaire geboren. Hij zou graag gebruik willen maken van de studiefinanciering om in het buitenland te kunnen studeren. Daar zijn uiteraard regelingen over afgesproken. In DUO staat dat je tenminste drie van de zes jaar voorafgaand aan je inschrijving voor die opleiding in Nederland moet hebben gewoond. De interpretatie van DUO is dan vervolgens dat je in Europees Nederland moet hebben gewoond. Op basis daarvan heeft hij een afwijzing gekregen en kan hij niet studeren omdat hij niet lang genoeg in Nederland heeft gewoond, wat dat ook moge zijn. Hij is dus afgewezen. Zou de staatssecretaris daar aandacht aan kunnen besteden, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met haar collega's van OCW om te kijken of het wel terecht is dat DUO die voorwaarde heeft gesteld? Volgens mij is die niet wettelijk verankerd.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dit is zeker een onderwerp waarover ik graag met mijn collega's wil spreken. Het onderwerp over hoe ingewikkeld het soms voor studenten is vanuit het Caribisch gebied om in Nederland te komen studeren, bijvoorbeeld omdat ze geen bsn hebben, is een thema dat ik in het andere deel van mijn portefeuille graag wil oplossen. Het is inderdaad voor hen soms veel lastiger om in Nederland te aarden, en dat maakt het soms ook ingewikkeld. Ik duik graag in dit onderwerp.

De voorzitter:

Dit beantwoordt de vraag, of niet?

Mevrouw Wuite (D66):

Volgens mij had ik er nog een vraag achteraan gegooid, toch?

De voorzitter:

Nee, maar gooi uw vraag er gelijk achteraan.

Mevrouw Wuite (D66):

Dan doe ik dat. Ik had een wat concrete vraag over het vormgeven van een burgerberaad. Er wordt soms gesproken over het zevende eiland van de Cariben in Nederland. We zien een rapport van het CBS waarin wordt bevestigd dat de eerste en tweede generatie weinig vertrouwen hebben in instituties, en de representatie en participatie aan de democratische samenleving afneemt. Vandaar mijn vraag over het burgerberaad. Zou dat een plaats kunnen krijgen in de voorbereiding en consultaties die de staatssecretaris aankondigt om samen vorm te geven? Dat heeft ook het effect dat je wellicht de betrokkenheid versterkt en dat mensen niet het idee hebben dat ze er misschien niet bij horen of dat ze niet begrijpen wat politiek, democratie en samenleving concreet inhouden.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik heb in de afgelopen periode al een aantal keer ontmoetingen gehad met de zogenaamde diaspora. Dat zijn de mensen vanuit het Caribisch gebied die in Nederland wonen en werken. Bovendien heb ik ontmoetingen gehad met studenten die hebben gesproken over de positieve dingen, maar zeker ook over de ingewikkeldheden waar zij tegenaan lopen als zij in Nederland komen studeren. Het is soms ingewikkeld voor hen om ook weer de stap terug naar hun eiland te zetten. Wanneer zij hun studie hebben afgerond, is het lastig om een baan of huisvesting te vinden. Ik denk dat het heel jammer is dat veel van hen er uiteindelijk niet voor kiezen om terug te gaan om hun eiland te steunen in de verdere ontwikkeling. Dat merken we ook op de eilanden, omdat het vaak lastig is om bijvoorbeeld vacatures ingevuld te krijgen.

Het is dus van belang om met elkaar te praten over het vraagstuk hoe de mensen die in Nederland wonen, kunnen meehelpen om de eilanden verder te ontwikkelen. Dat vind ik een ongelofelijk belangrijk onderwerp. Ik vind het ook belangrijk om in gesprek te blijven met studenten. Ik weet immers dat veel studenten tijdens hun studietijd hier aanlopen tegen problemen die niet zomaar makkelijk oplosbaar zijn. Daardoor kunnen zij niet altijd succesvol zijn. Ik moet er nog naar kijken of we dat doen in de vorm van een burgerberaad. Het heel actief contact houden met de diaspora is wat mij betreft echter een onderdeel van het beleid dat ik wil voeren. Daarmee wordt gezorgd dat we niet alleen meer kennis en kunde krijgen over wat er op de eilanden gebeurt, maar kunnen we zeker ook kijken hoe zij kunnen bijdragen aan het verbeteren van de situatie van de eilanden en het zorgen dat studenten die hier komen succesvol kunnen zijn en hopelijk ook een bijdrage kunnen leveren aan hun eigen land of eiland.

Mevrouw Wuite (D66):

Het gaat natuurlijk over het fenomeen van braindrain en over hoe je dat weer braingain kunt maken voor innovatie en economische versterking. Dat begrijp ik heel goed. Op social media zie ik ook heel mooie initiatieven vanuit de staatssecretaris om die consultatie en betrokkenheid inderdaad vorm te geven. Ik vraag om een concrete toezegging. De staatssecretaris heeft een brief aangekondigd, waarin ze ingaat op de uitvoering van de Koninkrijksconferentie. Deze brief zou ze aan het einde van het jaar beschikbaar stellen. Zou ze in de brief toch kunnen aangeven op welke wijze echt actief die betrokkenheid en burgerparticipatie kan worden vormgegeven in de lead-up naar die Koninkrijksconferentie? Anders verwacht ik dat het weer soortgelijke toekomstconferenties worden als we in het verleden hebben gehad, met een beperkte groep mensen en met soms voorspelbare uitkomsten.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Eigenlijk is dit een ander soort vraagstuk. We gaan inderdaad aan de slag met het ontwikkelen van de Koninkrijksconferentie. Ik vind dat heel belangrijk vanuit het perspectief dat ik aan het eind van mijn betoog vertelde, namelijk dat de samenwerking tussen de landen en Nederland behoefte heeft aan verbetering. We moeten elkaar meer kunnen vinden. We moeten meer kunnen spreken over hoe we elkaar helpen en ondersteunen. We moeten thema's oplossen, zoals het democratisch deficit of het thema rondom de geschillenregeling. Ik vind het een relevant thema om ook burgers te betrekken bij die toekomstconferentie. Ik zeg u dus graag toe dat ik daarop terugkom in die brief.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft het net gehad over het in gesprek gaan met de premiers over hoe je de toekomst kan vormgeven. Dat is een belangrijk punt. Dat is ook materieel. Het gaat ook over hoe je het democratisch deficit kan oplossen of verbeteren. Bij mij gaat het met name om de immateriële samenwerking, met name tussen burgers, verschillende landen en het Europees deel en Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik ben op zoek naar een verhaal, een narratief waarom wij als Koninkrijk nog bestaansrecht hebben met elkaar. Wat bindt ons met elkaar? Dat kunnen symbolen uit het verleden zijn. Daarom denk ik dat een canon hartstikke verstandig is. Het gaat echter ook om wat ons vandaag de dag nog bindt. In alle landen waar ik ben gekomen, viel het mij op dat als ik de vraag stel "waarom ben je trots om een koninkrijksburger te zijn" het antwoord heel moeilijk te geven was. Er zijn namelijk weinig organisaties, instituten, mensen, personen of verhalen die ons als Koninkrijk binden, wel als individueel land, maar niet als Koninkrijk. Ik vind het immaterieel deel belangrijk. Mijn vraag is of u kunt toezeggen dit mee te nemen in het herdenkingsjaar van 2023, in de gesprekken of om daar in ieder geval op terug te komen. Als u dit alleen met bewindspersonen gaat bespreken, ben ik bang dat dit aspect niet tot zijn recht komt, terwijl het wel een heel belangrijk punt is.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik begrijp heel goed wat u bedoelt, want in eigenlijk alle gesprekken die ik heb gevoerd, komt eigenlijk steeds naar voren — dat gebeurt niet alleen maar in de gesprekken die ik samen met de minister van Binnenlandse Zaken over het slavernijverleden heb gevoerd — dat we elkaars geschiedenis niet goed kennen, maar ook dat veel mensen op de eilanden eigenlijk weinig weten van hun eigen geschiedenis, omdat heel veel van hun geschiedenisonderwijs vooral gebaseerd was op het onderwijs en de lesboeken uit Nederland. Ze leerden dus wel iets over Willem van Oranje, maar niet iets over de geschiedenis van de eilanden zelf. Ik denk dat dit een heel belangrijk onderwerp is om het met elkaar over te hebben, bijvoorbeeld om elkaars wederzijdse geschiedenis beter te leren kennen. Die symbolen, dus mensen of gebeurtenissen uit de geschiedenis die van belang zijn, kunnen daar dan ook een onderdeel van zijn. Ik vind het zeker relevant om dit aan de orde te stellen in het kader van het herdenkingsjaar. Ik wil dat meenemen naar het kabinet. Wij komen dus nog met een reactie op het rapport van die dialooggroep. Daarin nemen we ook de verhalen, wensen en ideeën die de minister van Binnenlandse Zaken en ik hebben opgedaan in onze gesprekken op de eilanden, mee. We willen dit soort onderwerpen dan ook heel graag een plek geven. Ik neem dat dus graag mee. Los daarvan vind ik het nadenken over het onderwijs en het elkaar beter leren kennen echt een thema dat niet alleen maar over de geschiedenis gaat, maar ook over het leven van vandaag. Dat is ontzettend van belang, omdat ik ook weet dat veel mensen hier in Nederland de eilanden ook niet zo goed kennen en dat heel veel mensen van de eilanden Nederland voor een deel ook nog niet echt goed kennen. Het daaraan werken vind ik zeker iets om in de gaten te houden. Daar kan overigens die diaspora dus ook wel echt een belangrijke rol in spelen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben op zoek naar iets concreters, omdat ik bang ben dat dit gaat verdwijnen in de grote opgave die we met elkaar hebben. Ja, het is goed om naar het verleden te kijken. Ja, het is goed om daar meer aandacht voor te hebben. Ik zou pleiten voor een canon, maar goed, het kabinet komt nog met een reactie daarop. Waar ik het specifiek over heb, zijn de hedendaagse instituten en symbolen die ons vandaag de dag nog als Koninkrijk binden. Ik kan daarvoor een motie indienen, maar dat wil ik eigenlijk niet. Omdat ik echt bang ben dit anders niet aan bod komt of verdwijnt, zou ik graag willen horen dat aan dit specifieke punt aandacht wordt besteed. Ik zou graag willen dat er een zoektocht is naar wat ons nog verbindt, dat dat ook verwoord wordt en dat we ook iets hebben om ons met z'n allen daar in de toekomst toe te verhouden. Kunt u dat ergens meenemen? Daar ben ik naar op zoek. Ik kan daarover een motie indienen, maar ik hoop dat de staatssecretaris zegt: dat gaan we meenemen en daar komen we specifiek op terug.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Om daar toch een antwoord op te geven: wat ons bindt, is dat we onderdeel zijn van één Koninkrijk. Dat zijn we al 400 jaar. We zijn al 400 jaar bij elkaar. Dat bindt ons. Ik vind het heel belangrijk dat we niet alleen maar een verleden gezamenlijk hebben, met mooie en ook hele lelijke onderdelen, maar vooral ook een toekomst. U zegt dat we die toekomst met elkaar in veel intensievere samenwerking moeten vormgeven, dat we elkaar beter moeten kennen, dat we beter moeten weten wat er gebeurt en dat we daar meer aandacht voor moeten hebben. Ik ben dat zeer met u eens. Dat moet wat mij betreft voor al ons beleid zo zijn. Niet voor niets is het doel van het werk dat wij bij Koninkrijksrelaties doen en wat ook de rest van het kabinet doet als het gaat om bijvoorbeeld klimaat, armoede of andere thema's, om ervoor te zorgen dat het iedereen in ons Koninkrijk goed gaat. Het gaat erom dat iedereen in dit Koninkrijk zich kan ontwikkelen en een toekomst kan hebben waar diegene van droomt en dat we dat in gezamenlijkheid doen.

Als u zegt "ik ben op zoek naar specifieke symbolen", dan is het goed om daar nog wel met elkaar over na te denken, maar het idee dat we die gedeelde toekomst niet zouden hebben, zou ik vooral niet willen delen. Want die toekomst is er. En die is zo ontzettend belangrijk voor iedereen. Dat kan niet het idee zijn. We gaan zeker terugkijken naar het verleden en we moeten ook zeker meer van elkaar leren, maar het is heel belangrijk om met elkaar te blijven samenwerken en onderdeel te zijn van dat gemeenschappelijke Koninkrijk. Ik denk dat symbolen daar ook een rol bij spelen. Zo ben ik ervan overtuigd dat het bezoek dat onze kroonprinses begin volgend jaar zal brengen aan de eilanden een belangrijk moment is en dat we daar met z'n allen op moeten blijven inzetten.

Maar goed, misschien bent u nog naar iets bijzonders op zoek. Dat kan ik nu even niet helemaal uit uw woorden halen. Als u het concreter kunt maken, wil ik er graag met u verder over nadenken.

De voorzitter:

Kort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik denk dat ik toch overweeg om die motie in te dienen. Maar waarom vind ik dit zo belangrijk? In de gesprekken met parlementariërs en met bewindspersonen op de eilanden geven zij aan: "Ja, wij hebben een verleden van 400 jaar, maar dat is voor ons niet genoeg. Want als wij serieus de vraag stellen waarom wij nog in het Koninkrijk zitten, dan is het antwoord: het is makkelijker reizen met een paspoort. Verder kom je niet bij heel veel mensen." Er zijn ook geluiden te horen van mensen die zeggen: waarom zitten we er nog in? Ik denk dat dit gevoel niet te onderschatten is en dat we er daarom juist naar op zoek moeten, ook wij als land, waarom dit Koninkrijk een gedeelde toekomst heeft. Het verleden is belangrijk — het is absoluut een ankerpunt — maar het verleden kan niet de basis zijn van waarom je dan maar een toekomst met elkaar hebt. Ik ben op zoek naar een toezegging om dat proactief te gaan uitzoeken, zodat we daar ook een verhaal over hebben. Mijn constatering is in ieder geval dat, als we dat niet doen, steeds meer mensen zich afvragen waarom onze toekomst er nog zo uit zou moeten zien. "Het verleden", mooi, maar wat bindt ons?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik wacht even op die motie, want ik zou eigenlijk bijna willen zeggen dat alles ons bindt. We zijn wereldburgers, we zijn onderdeel van een koninkrijk, we hebben een toekomst. Ik herken eerlijk gezegd ook niet zo heel erg sterk wat de heer Ceder daarover zegt, namelijk dat mensen dat helemaal niet zien, want als ik op de eilanden ben, zie ik juist een hele grote groep mensen die het fantastisch vindt om een onderdeel van het Koninkrijk te zijn. Ik zie de trots op hun eigen eiland, de trots om zich te ontwikkelen, maar ook de trots op de verbondenheid die we hebben. Maar goed, ik kijk graag naar de tekst van de motie, als hij die heeft voorbereid.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ga wel even terug naar de materie, en dan ook wel heel aards naar hoe de rechtsstaat ondermijnd kan worden. Ik reageer even op het antwoord dat de staatssecretaris heeft gegeven over mijn vragen over GTI en Statia. GTI bezit op dit moment natuurlijk een enorm groot stuk grond. Daar zijn al stukken van verkocht. Nu schrijft de staatssecretaris dat men moet voldoen aan het bestemmingsplan en de juiste vergunningen moet hebben. Maar ik kan voldoen aan het bestemmingsplan. Als de vergunning zegt dat ik tien bomen moet planten, dan doe ik dat allemaal keurig. Toch kan ik dan iemand zijn — ik hoef helemaal geen investeerder te zijn; ik kan ook een particulier zijn — die als doel heeft om de rechtsstaat te ondermijnen of om daar ondermijnende activiteiten te verrichten. Ik vroeg mij af in hoeverre dat van tevoren gescreend kan worden. We hebben hier in Nederland al meer dan voldoende problemen, bijvoorbeeld met drugsondermijning, ondermijning van de rechtsstaat. Hoe gaan we dat op een klein eiland voorkomen als daar grond in handen komt van mensen van wie we dat liever niet willen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Mevrouw Van den Berg refereert aan het feit dat GTI, een onderneming die op dit moment actief is op het eiland Sint-Eustatius maar ook problemen heeft voor de toekomst, een aantal delen van de grond rondom de onderneming zelf in bezit heeft. Dat waren eigenlijk drie stukken. Twee daarvan zijn nu door het openbaar lichaam gekocht, met name omdat we denken dat we die stukken heel goed kunnen inzetten voor woningbouw, noodzakelijke woningbouw op het eiland. Ze refereerde aan het feit dat GTI nog een derde stuk te koop heeft aangeboden. Het is daarbij van belang dat de koper van die grond — wie dat ook wordt — zich moet houden aan waarvoor die grond mag worden gebruikt. De bestemming daarvan is nu natuur. Dat betekent niet dat je er zomaar kunt gaan bouwen, dat je er zomaar activiteiten kunt uitvoeren. Daarom zullen wij, overigens samen met het openbaar lichaam, goed in de gaten houden wat hier gaat gebeuren, want we willen natuurlijk voorkomen dat dat stuk grond naar een eigenaar gaat die we zelf liever niet willen. Dus wij houden dat samen met het openbaar lichaam heel goed in de gaten.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Nogmaals, je hoeft helemaal geen bedrijf te starten; je kan ook toevallig alleen maar heel veel mensen ontvangen op jouw terrein, op een mooi resort. Die mensen hoeven niet altijd goede intenties te hebben. Ik wil dat toch ...

Staatssecretaris Van Huffelen:

Maar het is nu openbare grond, hè. Je kunt er nu ook overheen lopen. Je kunt er al zijn. Maar goed, ik snap uw zorg. Ik denk dat we dat goed in de gaten moeten houden de komende tijd.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dan wil ik wederom terugkomen op de Krankzinnigenwet. Ik heb dat, geloof ik, in 2019 voor het eerst gevraagd. Begin 2021 zou ik een reactie krijgen en zou er ook wat gebeuren. Dat is allemaal blijven liggen. Nu hebben wij recentelijk een apart debat gehad over volksgezondheid op de BES-eilanden. Ik was hoopvol gestemd omdat er wat zou gaan gebeuren. Mevrouw Simons en ik overwogen even om de titel alvast aan te passen, maar we willen ook druk op de ketel houden, dus dat doen we heel bewust niet. Nu staat hier dat u medio volgend jaar een brief stuurt over welke stappen er moeten worden gezet om dit te moderniseren. Dus dan krijg ik medio volgend jaar geen concreet wetsvoorstel over hoe we de geestelijke gezondheidszorg willen inrichten op de BES-eilanden. Nee, ik krijg dan weer een brief over wat we allemaal nog moeten gaan doen om daartoe te komen. Ik denk dat dat deze kabinetsperiode niet gaat gebeuren als ik het zo lees. Ik zou toch aan de staatssecretaris willen vragen hoe hier enig tempo op kan worden gezet, want ik vind dit gewoon niet acceptabel.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Daarover zal ik in overleg moeten treden met mijn collega Maarten van Ooijen, met wie u inderdaad een debat heeft gevoerd, overigens op basis van een brief waarin heel veel mooie voorstellen zijn gedaan om de gezondheidszorg op de eilanden te versterken. Ik snap uw vraag. Daar zal ik met hem in overleg over moeten treden. Als u het goedvindt, kom ik daar graag schriftelijk op terug of zal ik aan hem vragen om daarop terug te komen, want ik snap het als u zegt dat u dat liever vandaag dan morgen zou willen. Ik geloof ook niet dat hij erop uit is om dit te traineren, maar ik snap uw punt. Dus laten we daar bij u op terugkomen.

De voorzitter:

Prima. Mevrouw Wuite nog en dan gaan we snel naar de tweede termijn.

Mevrouw Wuite (D66):

Heel kort, voorzitter. We zijn inderdaad naar Sint-Eustatius geweest. Wij hebben daar als commissie een werkbezoek afgelegd. We hebben daar de GTI gezien. Persoonlijk was ik enorm onder de indruk van wat ik daar zag. De staatssecretaris bevestigt mijn zorg over de status van de GTI. Als die wordt verkocht, is het dan bijvoorbeeld een mogelijkheid om te bekijken in hoeverre die aan de Staat kan worden verkocht in plaats van aan een private speler?

Staatssecretaris Van Huffelen:

We kunnen natuurlijk altijd iets bekijken, maar we hebben daar nu niet voor gekozen. Punt.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Tot slot heb ik toch nog iets over het COHO. We hebben het daar namelijk lang en vaak over gehad. U weet wat ik van het proces vind. Ik vind dat meer dan irritant. Laat ik het daar maar bij houden. Ik heb gezien dat er al schriftelijk op mijn vraag is ingegaan, maar het antwoord is naar mijn mening toch weer: we wachten het af. We wachten al zo lang wat mij betreft. Ik maak mij oprecht zorgen. De ambtenaren hebben namelijk een halfjaar of driekwart jaar geleden een goede technische briefing gegeven, waarin ze juist hebben betoogd waarom het COHO en een consensusrijkswet zo belangrijk zijn ten opzichte van de tijdelijke werkorganisatie. Dat was ook om te zorgen dat het geen politieke speelbal wordt. De TWO is namelijk nu onderdeel van BZK, zag ik in de beantwoording. Dat heeft het risico dat we juist weer in discussie met elkaar gaan en dat we vanuit Nederland moeten gaan zeggen: "Het is niet goed genoeg. De hervormingen gaan te traag. We moeten gaan ingrijpen." Het zou nu juist zo mooi zijn als een separaat orgaan dat gaat doen, met alle waarborgen die daarop van toepassing zijn. Ik wil nog wel een beetje geduld betrachten tot er een nieuw voorstel komt. Maar ik heb wel grote zorgen over hoe het in de tussentijd is georganiseerd en hoe het wettelijk is verankerd dat het geld wel van de ene kant naar de andere kant gaat. Ik wil niet dat dat een politieke speelbal wordt.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat maakt wat mij betreft dat het gesprek over dit onderwerp zo snel mogelijk moet plaatsvinden met de landen. Mijn intentie is om dat in november van dit jaar te doen. De kern is inderdaad dat er middelen ter beschikking zijn gesteld in het kader van het steunen van de landen in de coronaperiode. De afspraak was dat er ook hervormingen plaatsvinden. Gelukkig wordt daaraan gewerkt. Dat is, denk ik, het goede nieuws.

We hebben echter afgesproken dat die hervormingen niet alleen worden uitgevoerd, maar dat we daar ook met elkaar toezicht op houden. Dat is inderdaad niet een kwestie voor alleen Nederland, maar iets wat we met elkaar vorm en inhoud geven. Ik zal dat gesprek dus ook echt moeten voeren met de landen. Hoe zorgen we ervoor dat de noodzakelijke hervormingen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd? Dat is niet altijd even eenvoudig. We hebben de eerste stappen gezet. We hebben de eerste onderzoeken gedaan, maar er moet nog meer gebeuren in de komende tijd. Aan de andere kant moeten we ook zorgen dat we het toezicht daarop goed blijven inrichten. Dat wordt dus nog echt een belangrijk gesprek in de komende tijd. Ik ben het met u eens dat je zo'n gesprek idealiter voorafgaand aan de start van zo'n traject hebt. Dat is helaas niet gebeurd. We hebben in eerste instantie vooral steun verleend en daarna gesproken over hoe we het toezicht gaan inrichten en over hoe we gaan helpen om de hervormingen ook daadwerkelijk te realiseren. Ik ben het zeer met u eens dat die hervormingen noodzakelijk zijn en dat die moeten worden gerealiseerd. Het gaat erom dat we dat doen, dat we daar goed toezicht op houden en dat dat zo onafhankelijk mogelijk gebeurt.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Tot slot, voorzitter. Ik heb op zich vertrouwen in de staatssecretaris; dat is mijn punt niet. Maar dit is natuurlijk wel exemplarisch. We hebben die steun heel snel verleend. Het was crisis, dus het moest snel. We hebben daarom gezegd: over het toezicht gaan we later doordiscussiëren. Het raamwerk stond. Nu loopt dat geld en is er steun, maar gaan we weer heen en weer discussiëren over het toezicht. Nogmaals, het is nu niet even voor drie maanden verleend. De aanloop was al lang. We waren het op den duur eens en vervolgens zijn we een nieuw traject gestart. Ik heb daarover grote zorgen. Ik heb dat al gezegd in mijn inbreng. Wat mij betreft is het niet een kwestie van maanden of een halfjaar, maar moet er dit jaar nog een nieuw plan liggen waarnaar we kunnen kijken.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ga daar mijn best voor doen. Ik snap uw oproep, maar tegelijkertijd weet u ook dat we het hier hebben over het COHO en een rijkswet waar vier landen en vier parlementen mee moeten instemmen. Dat betekent inderdaad dat het proces tijd nodig heeft.

Ik geloof dat ik er doorheen ben, voorzitter.

De voorzitter:

Dat lijkt me een juiste conclusie. Ik kijk even of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Dat is in ieder geval bij de eerste spreker het geval. Ik geef graag het woord aan de heer De Graaf van de fractie van de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Ik zal de gang erin houden, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het proces van dekolonisatie met betrekking tot de andere landen als voltooid mag worden beschouwd;

overwegende dat zowel het Statuut als het ongeschreven recht Nederland niet de mogelijkheid biedt om zelfstandig verder te gaan;

overwegende dat zulks inhoudt dat dit het ooit als kolonisator optredende land tot in de eeuwigheid gemaakt heeft tot de speelbal van de ooit gekoloniseerde landen;

overwegende dat dit, juist na alle onder andere financieel-economische hulp in de afgelopen eeuw, als discriminerend kan worden beschouwd;

verzoekt de regering het proces van dekolonisatie als voltooid te beschouwen en het proces van verzelfstandiging van de landen van het Koninkrijk, op welke manier dan ook, in gang te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf.

Zij krijgt nr. 11 (36200-IV).

Heel goed. Dank u.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Voorzitter. Allereerst uiteraard dank voor de beantwoording van de staatssecretaris, maar zeker ook voor al het harde werk van de ambtenaren achter de schermen. Zij hebben uiteraard niet alleen gisteravond en gistermiddag, maar het hele jaar lang hard voor ons gewerkt. Ik wil hier toch ook even een woord van dank richten aan de collega-volksvertegenwoordigers van alle zes de eilanden. Want ik doe dit dossier nog niet zo lang, maar ik ervaar de onderlinge gesprekken altijd als zeer waardevol. We zijn het niet altijd eens en de gesprekken schuren af en toe, maar ik zeg altijd maar: zonder schuring geen glans. Wat mij betreft is het in dit soort trajecten — we hebben het net lang over het COHO gehad — belangrijk dat we altijd naar elkaar blijven luisteren: wat beweegt mij en mijn partij om af en toe wat strikter op de voorwaarden te zitten, en waar zit de weerstand aan de andere kant? Ik denk dat het goed is om dat gesprek te voeren. Ik heb het ook altijd als prettig ervaren. Dat wil toch ook wel even benoemd hebben. Het is des te belangrijker omdat wij, zoals we hier staan, zeker ook de vertegenwoordigers zijn van de BES. Toen ik net Kamerlid was, heb ik me dat eigenlijk te weinig gerealiseerd, zeg ik meteen. Juist zoals wij hier zitten, representeren wij hen ook in de debatten hier. Dat is niet alleen zo in debatten over Koninkrijksrelaties, maar ook in alle debatten met vakministers op de andere dossiers. Ik denk dat het goed is om dat nog eens een keer te benoemen, want we kunnen ons dat niet vaak genoeg realiseren.

Voorzitter. Zoals gezegd zijn de uitdagingen waar het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk voor staat, geen gemakkelijke. De VVD hoopt van harte dat we de komende jaren een stijgende lijn zien in het verbeteren van de sociaal-economische positie van de inwoners van zowel de CAS als de BES. Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat we dat niet enkel realiseren door meer steun en subsidies, maar dat we ook echt werk moeten maken van het verlagen van de vaste kosten en het vergroten van het verdienvermogen, want dat is uiteindelijk de duurzame oplossing om uit de armoede te komen. Ik ben dan ook blij met de toezegging. Ik had een motie overwogen, maar ik heb zelf in de commissie-Van der Staaij over de werkwijze gezeten. Een van de aanbevelingen daarvan was: kijk of je een toezegging kan krijgen, en dien dan geen motie meer in. Daar hou ik me bij dezen aan.

Zoals ik al zei, zijn die structurele hervormingen uiteindelijk ook nodig om al die wensen waar te maken. Daarbij geldt voor de VVD toch wel "afspraak is afspraak". In mijn laatste interruptiedebatje met de staatssecretaris hebben we het over het COHO gehad. Toen werd er gezegd: dat duurt even; er moet consensus zijn over de rijkswet, en alle landen moeten het eens zijn. Daar ben ik het ook mee eens. Maar tegelijkertijd is de ene kant van de medaille er al wel. Dan komt er op den duur ook een moment waarop je kan zeggen: als deel twee niet klaar is, moeten we deel één misschien nog eens heroverwegen. Dat is het verstrekken van geld. Dat element zou ik toch wel nadrukkelijk in de discussie willen betrekken.

Voorzitter. Zoals gezegd heb ik zelf geen moties, maar ik dien nog wel twee moties mede in, eentje van mevrouw Van den Berg en eentje van mevrouw Den Haan. Zij komen daar later op terug.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Inderdaad, hoe minder moties, hoe beter. Het woord is aan mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Voorzitter, ik probeer er natuurlijk ook nog eentje los te krijgen, zodat er één motie minder zou kunnen zijn. Maar ik wil toch van start gaan met drie moties. Dan kijk ik wat er nog aan tijd over is, want ik zie dat de tijd al is gaan tikken. De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het principe van "comply or explain" hanteert bij wet- en regelgeving die betrekking heeft op Caribisch Nederland;

constaterende dat uit antwoorden op Kamervragen blijkt dat het kabinet de herijking van het sociaal minimum van Caribisch Nederland pas in 2024 wenst in te zetten;

constaterende dat het regeerakkoord stelt "we herijken elke vier jaar het sociaal minimum om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving";

constaterende dat de minister van Armoede in haar Kamerbrief Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland 2022 aangeeft het bereiken van bestaanszekerheid substantieel te willen versnellen;

overwegende dat diverse ontwikkelingen, rapporten en andere signalen bevestigen dat armoede in Caribisch Nederland snel toeneemt, steeds meer gezinnen niet rondkomen en het in 2019 bepaalde ijkpunt vanwege huidige crises niet langer voldoet;

verzoekt de regering om de herijking van het sociaal minimum van Caribisch Nederland mee te nemen in de al lopende Commissie voor de herijking van het sociaal minimum in Europees Nederland of een nieuwe commissie hiervoor in te stellen, om zo te onderzoeken of het sociaal minimum in Caribisch Nederland niet eerder herijkt moet worden, en de Kamer voor het begrotingsdebat Koninkrijksrelaties 2024 te informeren over de onderzoeksresultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wuite, Omtzigt, Van den Berg, Ceder, Van Raan, Kuiken, Bouchallikh, Sylvana Simons en Kuzu.

Zij krijgt nr. 12 (36200-IV).

Mevrouw Wuite (D66):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de begroting is opgenomen dat het "comply or explain"-principe inhoudt "dat nieuwe Europees-Nederlandse beleidsdoelen of beleidsintensiveringen, waaronder bijbehorende nieuwe regelgeving, ook van toepassing is in Caribisch Nederland, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen";

constaterende dat in 2023 via een projectteam "comply or explain" inhoudelijk wordt meegedacht over de toepassing van het "comply or explain"-principe;

overwegende dat het op dit moment voor alle partijen in Europees en Caribisch Nederland nog onduidelijk is wat de criteria zijn van het "comply or explain"-principe, en hoe de staatssecretaris de toepassing van dit principe door andere departementen beoordeelt;

verzoekt de regering om bij elke Kamerbrief waarin nieuw beleid wordt aangekondigd, standaard een passage op te nemen over Caribisch Nederland met een uitleg waarom het beleid wel of niet van toepassing is;

verzoekt de regering de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 te informeren over de vorderingen van het projectteam "comply or explain" en hoe zij vertegenwoordigers en burgers van Caribisch Nederland betrekken en informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wuite, Van den Berg, Van Raan, Sylvana Simons, Bouchallikh en Den Haan.

Zij krijgt nr. 13 (36200-IV).

Mevrouw Wuite (D66):

Als laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bevorderen van de sociaal-economische structuur een beleidsprioriteit is om de economische weerbaarheid te bevorderen en sociaal-economische kansen van de Caribische landen te versterken;

constaterende dat diverse publicaties concluderen dat Latijns-Amerika en het Caribisch gebied kansen hebben de creatieve economie verder te ontwikkelen;

van mening dat meer aandacht voor cultuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk bijdraagt aan verbinding en een meer gemeenschappelijke cultuur in het Koninkrijk die ook internationaal is uit te dragen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de culturele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk versterkt kan worden, bijvoorbeeld door een cultureel attaché aan te stellen bij de vertegenwoordiging op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, die een helpdeskfunctie kan vervullen en bijvoorbeeld de haalbaarheid verkent voor een cultureel erfgoedfonds en een stimuleringsregeling voor samenwerking en creatieve vernieuwing tussen kunstenaars en culturele instellingen;

en de Kamer uiterlijk voor 1 februari 2023, te informeren over de werkzaamheden én kansen voor samenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wuite en Van Raan.

Zij krijgt nr. 14 (36200-IV).

Mevrouw Wuite (D66):

Tot slot; ik heb nog tien seconden. Vooral dank aan de staatssecretaris. Dank aan de minister en ook aan alle ambtenaren die enorm hard hebben gewerkt voor de schriftelijke antwoorden.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kuiken heeft ons verlaten. Daarom geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats ook van onze kant dank aan de staatssecretaris maar ook aan de ondersteuning voor de antwoorden en het werk, ook in het gehele jaar; dat kunnen we één keer per jaar ook weleens nadrukkelijk benoemen. Ook dank aan de staatssecretaris voor de toezegging om terug te komen op de toegang tot landbouwgelden. Zoals mevrouw Kamminga ook aangaf, is het enorm belangrijk dat we aan de ene kant tot diversificatie komen van die economie en de hele sociaal-economische structuur dus ook sterker maken, zodat die niet alleen op toerisme is gericht. Ook dank voor het feit dat de staatssecretaris nog even terugkomt op de Krankzinnigenwet, want het is mooi om te horen dat "comply or explain" of "pas toe of leg uit" nu toch wel de standaard is, maar dan willen we ook graag boter bij de vis hebben.

Voorzitter. Eén motie, mede namens mevrouw Kamminga.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel inwoners op de BES-eilanden in armoede leven;

constaterende dat de kosten van levensonderhoud onder meer hoog zijn omdat de eilanden zeer afhankelijk zijn van dure import van voedingsmiddelen;

overwegende dat het wenselijk is dat de BES-eilanden met een adequaat land- en tuinbouwbeleid zo veel mogelijk in eigen voedselproductie kunnen voorzien;

overwegende dat de Kamer al sinds 2017 pleit voor versterking van land- en tuinbouw, maar dat er weinig vooruitgang is;

verzoekt de regering, in overleg met de BES-eilanden, Wageningen University & Research het land- en tuinbouwbeleid te laten onderzoeken en aanbevelingen te doen voor de korte en middellange termijn, en de Kamer daarover voor april 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Kamminga.

Zij krijgt nr. 15 (36200-IV).

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Mevrouw Bouchallikh van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dit is wel een confrontatie met mijn lengte, voorzitter.

De voorzitter:

Ik durfde dat niet hardop te zeggen.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel. Dank ook aan de staatssecretaris en haar team voor de beantwoording van de vragen. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de klimaatcrisis grote gevolgen kan hebben voor de eilanden in het Caribisch gebied en bewoners van de eilanden zich hier grote zorgen over maken;

constaterende dat uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de komende periode flinke stappen gezet moeten worden om de gevolgen van klimaatverandering voor Bonaire te beperken;

overwegende dat het van belang is om tijdig concrete en adequate maatregelen te nemen om de gevolgen van de klimaatcrisis in het gehele Koninkrijk te beperken;

overwegende dat het klimaatakkoord van Parijs nog niet van toepassing is op Caribisch Nederland zolang het VN-Raamverdrag uit 1992 nog geen medegelding heeft voor Caribisch Nederland;

verzoekt de regering om — in samenspraak met de openbare lichamen en de inwoners — een actieplan op te stellen voor de aanpak van de klimaatcrisis en de klimaatadaptieve maatregelen voor Caribisch Nederland, en de Kamer hierover voor 1 juli 2023 te informeren;

verzoekt de regering zich tevens in te zetten voor de medegelding van VN-klimaatverdragen voor Caribisch Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh, Sylvana Simons en Van Raan.

Zij krijgt nr. 16 (36200-IV).

Dan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie, die, als ik goed ben ingelicht, vandaag jarig is. De staatssecretaris zal in tweede termijn zingen voor de heer Ceder, zegt ze zojuist toe.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Daar kijk ik naar uit!

Voorzitter. We hebben allemaal kunnen zien dat ik geprobeerd heb een toezegging eruit te persen, maar het is niet gelukt, zoals u heeft kunnen zien. Daarom een paar moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Caribische en Europese deel van het Koninkrijk verbonden zijn door een lange gezamenlijke geschiedenis, maar dat verbondenheid ook voor de toekomst van belang is;

verzoekt de regering bij de reactie op het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden en het 18 oktober aangeboden delegatieverslag nadrukkelijk de vraag te betrekken hoe samen met de eilanden gezamenlijke symbolen, narratieven en instituten kunnen worden gevonden om deze gezamenlijkheid ook in de toekomst te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 17 (36200-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek aantoont dat Bonaire zeer kwetsbaar is voor de gevolgen van klimaatverandering en dat aannemelijk wordt geacht dat dit ook geldt voor de andere Caribische eilanden;

overwegende dat naast klimaatmitigatie ook meer onderzoek en een breed pakket aan klimaatadaptieve maatregelen nodig is om de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk te beperken;

van mening dat expertise vanuit Europees Nederland onontbeerlijk is om tot een dergelijk "Caribisch deltaplan" te komen;

verzoekt de regering om samen met de lokale besturen, Rijkswaterstaat en de deltacommissaris in kaart te brengen wat er nodig is aan klimaatadaptieve maatregelen voor de BES-eilanden en over deze thematiek ook met de landen in gesprek te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Wuite.

Zij krijgt nr. 18 (36200-IV).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kinderopvangvergoeding ook in Caribisch Nederland vanaf 2025 96% zal bedragen en daarmee met relatief hoge uitvoeringskosten een relatief laag bedrag zal worden geïnd;

overwegende dat op de BES-eilanden sprake is van grote kinderarmoede, er een andere socialevoorzieningensystematiek is en dat volledige afschaffing van de vergoeding het leven meer betaalbaar maakt en arbeidsparticipatie ten goede kan komen;

verzoekt de regering voor de behandeling van het commissiedebat Sociaal minimum BES inzichtelijk te maken hoe te verwachten uitvoeringskosten en te verwachten inkomsten van de kinderopvangvergoeding in Caribisch Nederland zich tot elkaar verhouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Kuiken.

Zij krijgt nr. 19 (36200-IV).

Heel goed. Dan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik zal snel beginnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba een volwaardig onderdeel zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, met de inzet dat een gelijkwaardig voorzieningenniveau geldt;

overwegende dat de BES-eilanden meermaals vergeten worden bij het opstellen van nieuw beleid voor Europees Nederland;

verzoekt de regering om een onderzoek te doen of een vorm van een toets voor zowel de BES- als de CAS-eilanden ontwikkeld kan worden ("BES- en CAS-toets") zodat de eilanden binnen hun eigen context standaard meegenomen worden bij het opstellen van nieuw beleid en het aanpassen van bestaand beleid van Europees Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Sylvana Simons, Wuite, Bouchallikh en Den Haan.

Zij krijgt nr. 20 (36200-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er weinig cijfers en data over de BES- en CAS-eilanden beschikbaar zijn;

constaterende dat dit een belangrijke belemmering is in het evalueren en maken van beleid;

verzoekt de regering in overleg te gaan met instituties, zoals Centraal Bureau voor de Statistiek en Centraal Planbureau, om afspraken te maken over het verbeteren van data ten behoeve van beleidsvorming,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 21 (36200-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Plantage Bolivia onderdeel is van een important bird area;

constaterende dat volgens de huidige bestemmingsplannen niet gebouwd mag worden op Plantage Bolivia;

constaterende dat een projectontwikkelaar plannen heeft om te bouwen op Plantage Bolivia;

constaterende dat recent onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving aantoont dat uitgifte van land op Bonaire niet altijd volgens de regels verloopt en waarschijnlijk mede hierdoor veel gebouwd wordt op Bonaire zonder de juiste vergunningen;

verzoekt de regering om in gesprek met het openbaar lichaam Bonaire ervoor te zorgen dat er geen onomkeerbare stappen worden genomen voor wat betreft bouwen op Plantage Bolivia totdat het ontwikkelingsprogramma is vastgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Sylvana Simons en Wuite.

Zij krijgt nr. 22 (36200-IV).

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de staatssecretaris en de ambtenaren voor de antwoorden. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vergrijzing in Caribisch Nederland een enorme impact zal hebben op de woningmarkt, de zorg, het onderwijs en de arbeidsmarkt;

overwegende dat het belangrijk is om te kunnen anticiperen op deze ontwikkelingen;

overwegende dat de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 is ingesteld om zicht te krijgen op de scenario's, mogelijke beleidsopties en handelingsperspectieven van de regering in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen, in het bijzonder van vergrijzing en migratie tot ten minste 2050, tegen de achtergrond van de bredewelvaartsbenadering;

verzoekt de regering Caribisch Nederland mee te nemen in de opdracht aan de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Kamminga en Van den Berg.

Zij krijgt nr. 23 (36200-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Caribisch Nederland het aantal gezinnen dat problemen heeft als gevolg van armoede, gebrek aan psychische zorg, huiselijk geweld, verslaving et cetera toeneemt;

constaterende dat deze gezinnen ondersteuning nodig hebben van social workers maar er een tekort is aan dit soort ondersteuning;

overwegende dat je dit soort problemen in een vroeg stadium moet kunnen adresseren en kunnen begeleiden zodat je erger kunt voorkomen;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre een regionaal netwerk van social workers aan meer ondersteuning zou kunnen bijdragen en, zo ja, hoe dit dan vorm moet krijgen en hoeveel capaciteit qua menskracht dan nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Sylvana Simons en Van Raan.

Zij krijgt nr. 24 (36200-IV).

Heel goed, dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Simons van de fractie van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u, voorzitter. Drie moties vanuit BIJ1 en cum suis.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de beschermingsprocedure in Curaçao als bedoeld in artikel 3 EVRM niet voldoet aan de internationale standaarden, dat het verkrijgen van rechtsbijstand voor (kwetsbare) vluchtelingen in veel gevallen niet mogelijk is en deze (kwetsbare) vluchtelingen, waaronder kinderen, onder ondermaatse omstandigheden worden opgesloten of in detentie worden gezet, of zonder geldige procedure naar het land van herkomst worden teruggestuurd;

constaterende dat de Koninklijke Marechaussee een grote rol zal vervullen bij de versterking van het grenstoezicht in de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten;

overwegende dat Nederland op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zorg hoort te dragen voor het waarborgen van menselijke rechten en vrijheden;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe zij desgevraagd en op maat gesneden technische assistentie, ervaringen en expertise in kan zetten om de andere autonome landen te assisteren bij de aanpak van de bovenstaande problematiek, en om het gesprek aan te gaan met de regeringen van de autonome landen over de rol die ngo's hierbij kunnen spelen, in het bijzonder mensenrechtenorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons, Koekkoek, Den Haan, Van Raan en Wuite.

Zij krijgt nr. 25 (36200-IV).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Bonaire de eerste gemeente van Nederland is die onder water zal komen te staan als gevolg van de klimaatcrisis, en ook Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Statia en Saba harder zullen worden geraakt door de klimaatcrisis dan Europees Nederland;

overwegende dat dit de noodzaak van klimaatbestendig beleid en adaptatiemaatregelen in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk benadrukt;

constaterende dat er nauwelijks tot geen wetenschappelijk onderzoek bestaat over de gevolgen van de klimaatcrisis voor het Caribische gedeelte van het Koninkrijk om adequaat beleid op te baseren;

verzoekt de regering om, in navolging van het breed ingestoken onderzoek van het Instituut voor Milieuvraagstukken, onderzoeken naar de gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, Statia en Saba zo snel mogelijk te (laten) uitvoeren, en daarin ook de gevolgen mee te nemen voor de cultuur, het cultureel erfgoed, de volksgezondheid, de leefomgevingen en de economie;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe Nederland Aruba, Curaçao en Sint-Maarten kan ondersteunen in het uitvoeren van soortgelijke onderzoeken en beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons, Van Raan, Koekkoek, Bouchallikh, Den Haan en Wuite.

Zij krijgt nr. 26 (36200-IV).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

En dan de laatste, in vijf seconden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de relatie tussen Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Statia en Saba voortkomt uit een 400 jaar lange geschiedenis van kolonialisme en slavernij;

overwegende dat die geschiedenis in verschillende vormen van ongelijkheid nog doorleeft in het heden, zoals de ongelijkwaardige reactie op de gevolgen van de klimaatcrisis voor het Caribische gedeelte van het Koninkrijk;

constaterende dat Bonaire de eerste gemeente van Nederland is die onder water zal komen te staan als gevolg van de klimaatcrisis, en dat ook de andere vijf eilanden hier harder door zullen worden geraakt dan Europees Nederland;

overwegende dat dit tekenend is voor klimaatracisme, wat inhoudt dat de landen en regio's die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatcrisis het hardst worden geraakt en tegelijkertijd het minst worden gesteund in het komen tot zelfstandig klimaatbestendig beleid;

verzoekt de regering in het kader van heling en herstel ook maatregelen ter bestrijding van klimaatracisme mee te nemen in de voorbereidingen op het herdenkingsjaar 150 jaar afschaffing van de slavernij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons, Van Raan, Bouchallikh en Den Haan.

Zij krijgt nr. 27 (36200-IV).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het was iets meer dan 5 seconden.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Absoluut.

De voorzitter:

Maar daar doen we niet moeilijk over. Ik schors voor een kwartiertje, en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris in tweede termijn.

De vergadering wordt van 11.40 uur tot 11.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. En nog dank voor alle inbreng vanuit de Kamer. Ik heb een tweetal vragen, die ik nog kort zou willen beantwoorden. Daarna geef ik de appreciatie van alle moties.

De eerste vraag was de vraag van mevrouw Simons waarop ik zou terugkomen. Zij vroeg of er in het Natuur- en milieubeleidsplan ook onderzoek wordt gedaan naar de impact van klimaatverandering. Dat gaat de minister van LNV zeker doen. Als u dat zou willen, kan hij daar een brief over sturen om u daarover nader te informeren.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Graag.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Graag? Dan nemen we dat zo mee.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Wuite van D66. Die ging over het begrotingshoofdstuk. Naar aanleiding van een eerder aangehouden motie vroeg zij of er een beleidsagenda over klimaat kan worden toegevoegd. Uiteraard is klimaatadaptatie een belangrijk onderwerp in de beleidsagenda voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik zal, gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling die we daarvoor hebben, met mijn collega's van EZK en IenW overleggen hoe we dat verder kunnen opnemen. Maar dat laat onverlet dat we dit onderwerp ook in het kader van de Koninkrijksrelaties een belangrijke factor laten zijn.

Dan wil ik overgaan naar de moties. De eerste motie is de motie op stuk nr. 11, van de heer De Graaf. Die zou ik graag willen ontraden. Ik heb daarover in de schriftelijke beantwoording ook al iets gezegd.

De motie op stuk nr. 12, van mevrouw Wuite en een heleboel anderen, gaat over het sociaal minimum. Inmiddels heb ik daar meer over kunnen aangeven in mijn bijdrage. Met veel dank voor de steun van mijn collega voor Armoedebeleid kunnen we deze motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 13. Die gaat over het opnemen van een standaardpassage over Caribisch Nederland. Ik snap de wens hiervoor natuurlijk. We willen allemaal, zeker in het kader van comply or explain, dat er steeds niet alleen maar wordt gekeken wat het effect van beleid is voor Nederland, maar dat er ook wordt gekeken wat het effect is voor het Koninkrijk. Deze motie geef ik dan ook graag oordeel Kamer. Ik zeg er wel bij dat ik dat natuurlijk met mijn collega's ga bespreken en dat dat soms nog best weleens ingewikkeld zal zijn. Het zal dus niet altijd lukken om dat in één keer goed te doen, maar ik ga er in ieder geval scherp op letten. Ik weet zeker dat u dat als Kamer ook gaat doen. Daarmee kan ik die motie dus oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 14, over het onderzoek naar een cultureel attaché. We willen dat graag gaan onderzoeken. Daarmee kan ik die motie ook oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 15, van mevrouw Van den Berg en mevrouw Kamminga. Die gaat over onderzoek in het kader van landbouw. Ik heb al aangegeven dat wij dat ook heel erg belangrijk vinden, niet in de laatste plaats om ervoor te zorgen dat er een heel actieve agrarische sector op de eilanden kan ontstaan. Ik wil deze motie dan ook oordeel Kamer geven, want dat onderzoek gaan we uitvoeren.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 16, van mevrouw Bouchallikh, mevrouw Simons en de heer Van Raan. Die gaat over het onderwerp klimaatverandering. Wij gaan natuurlijk aan de slag met dat onderzoek. Dat heb ik in mijn eerste bijdrage al gezegd. Maar u geeft ook aan dat u wil dat er medegelding van de VN-verdragen geldt voor de BES-eilanden. Dat is iets waarvan de BES-eilanden zelf zouden moeten beslissen of ze dat willen. Ze moeten zich daar dan ook op voorbereiden. Dus om die reden zou ik de motie moeten ontraden, tenzij u dat deel van de motie daaruit wegneemt. Want dan zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik wil absoluut niet dat wij vanuit Europees Nederland dingen gaan opleggen, vandaar ook dat ik in het eerdere dictum schrijf: in samenspraak met de openbare lichamen en de inwoners. Ik wil graag dat we processen op gang brengen om die internationale verdragen als de landen en eilanden dat ook willen, wél voor hen te laten gelden. Dus als we de motie zo kunnen interpreteren, dan vind ik dat ook oké.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan moet u het dictum toch aanpassen, denk ik. Want hier staat: verzoekt de regering een tijdpad op te stellen enzovoorts, enzovoorts. Het zou wel zo moeten zijn dat ze eerst bepalen of ze dat willen. Medegelding voor klimaatverdragen klinkt natuurlijk mooi, maar het betekent voor de eilanden ook heel veel werk. Ik denk dat we moeten voorkomen dat we dingen aan hen opleggen zijn en vooral dingen die ertoe leiden dat we niet op de inhoud realiseren wat we willen. Ik ben het totaal met u eens dat we moeten werken aan klimaatmitigatie en klimaatadaptie, maar we moeten ze dan niet opzadelen met een heleboel bureaucratie.

De voorzitter:

De vraag is of u uw motie wil aanpassen, mevrouw Bouchallikh.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Het eerste gedeelte gaat over het actieplan, dus over de aanpak in het algemeen. Het tweede deel gaat over de inzet. Het actieplan geldt dus niet voor de medegelding van de klimaatverdragen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Bij mij staat er iets anders. Misschien moeten we dan even naar de goede tekst kijken. Nogmaals, volgens mij willen we allebei hetzelfde, namelijk dat er onderzoek wordt gedaan en dat er niet iets wordt opgelegd aan de BES. Dus dan moeten we samen even kijken naar de tekst.

De voorzitter:

Ja, maar daar kan ik niet zo veel mee.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan kan de motie tot die tijd worden aangehouden, toch, of niet?

De voorzitter:

Er ligt gewoon een motie voor en het lijkt mij niet dat hiervan verschillende versies rond zijn gegaan. Dus ik wil gewoon een oordeel van u horen. Mevrouw Bouchallikh is vooralsnog niet van plan om de tekst aan te passen, wat haar goed recht is. Dus dan hoor ik graag van de staatssecretaris haar oordeel over de motie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik de motie ontraden, want ik wil de BES niet iets opleggen.

De voorzitter:

Oké.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik wil de BES absoluut niet iets opleggen. Dus daar zijn we het volgens mij ontzettend over eens. Als de motie op basis daarvan wordt ontraden, zou ik de motie willen aanpassen zodat we hetzelfde bedoelen, maar ik weet eerlijk gezegd niet — ik kijk ook even naar de voorzitter — wat dan de procedure is.

De voorzitter:

Dan moet u gewoon met een nieuwe versie komen. De vraag van de staatssecretaris was net al of u bereid bent uw motie aan te passen. U beaamt dat nu. U wilt dus met een motie komen die tegemoetkomt aan de bezwaren van de staatssecretaris, namelijk niet suggereren dat er iets wordt opgelegd. Dus als u met een motie komt die dat samenvat, dan moet u die zelf even naar de Griffie sturen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

En dan zal ik die appreciëren.

De voorzitter:

Dan gaat de staatssecretaris er op dat moment naar kijken en ik hoor dat zij er niet negatief tegenover staat. We komen er wel, we komen er wel, maar het duurt even.

Dan de motie op stuk nr. 17.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De heer Ceder vraagt in de motie op stuk nr. 17 de regering bij de reactie op het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden de vraag te betrekken hoe samen met de eilanden gezamenlijke symbolen, narratieven en instituten kunnen worden gevonden om deze gezamenlijkheid ook in de toekomst te behouden. Mijn vraag aan de heer Ceder is om deze motie aan te houden. Ik denk namelijk dat het verstandig is om eerst die reactie met elkaar te bezien en om daarna te kijken of het nodig is om er aanvullende teksten in op te nemen.

De voorzitter:

Ik kijk heel strak naar de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Als ik de reactie afwacht, dan is mijn motie mosterd na de maaltijd. Ik vraag om dit te betrekken bij de reactie. Uw verzoek zou aan het doel van de motie voorbijschieten. Ik vraag niet om een resultaatverplichting maar wel om dit mee te nemen zodat het terugkomt in de reactie, wat die ook mogen zijn.

De voorzitter:

Dus u wilt uw motie gewoon in stemming gebracht zien?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Gelet op de argumentatie van de staatsecretaris, denk ik dat het belangrijk is de motie wel in stemming te laten brengen.

De voorzitter:

Heel goed. Dan wil ik het oordeel horen van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik vind het lastig. De heer Ceder vraagt mij om vooruit te lopen op de inhoud van de kabinetsreactie. Als dat niet zo is maar hij alleen maar vraagt om erover na te denken of we dit opnemen, kan ik dat meenemen, maar ik kan hier niet toezeggen dat dit ook onderdeel wordt van die kabinetsreactie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Eens. Het is een verzoek om dit expliciet mee te nemen en mee te wegen. Wat de reactie van het kabinet is, daar ga ik niet over. Waar ik wel over ga, is dat het in ieder geval meegewogen wordt en dat ik dat dan ook terug kan zien in de reactie, wat de uitkomst ook moge zijn.

De voorzitter:

Dan wil ik een oordeel van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Kijk! Dan heeft de heer Ceder ook een leuke verjaardag.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik naar de volgende motie, de motie op stuk nr. 18 van de heer Ceder en mevrouw Wuite. Die gaat over het komen tot onderzoek en het verder uitwerken van klimaatregelingen. Deze motie wil ik oordeel Kamer geven.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 19 van de heer Ceder over een informatieverzoek ten aanzien van de kinderopvangtoeslag. Beter gezegd: u vraagt of kinderopvang gratis zou kunnen worden en doet een onderzoeksverzoek. Ik kan de motie oordeel Kamer geven, maar over de timing ervan houd ik een slag om de arm.

Dan de motie op stuk nr. 20 van de heer Van Raan en de leden Simons, Wuite, Bouchallikh en Den Haan. Deze motie vraagt naar datgene waarmee ik de hele dag bezig ben, namelijk het ervoor zorgen dat als we uitvoering geven aan beleid, we dat ook doen voor de BES-eilanden. Ik vind deze motie dus eigenlijk overbodig. Ik ben er scherp op en ik weet zeker dat u er ook op scherp op bent, dus ik vraag me af of dit nou zou moeten. Nou ja, dit is eigenlijk de kern van wat ik de hele dag aan het doen ben.

De voorzitter:

Een zwaar overbodige motie. Daar houden we niet van, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank voor het compliment, voorzitter. Ik neem het graag in me op. Het kan zijn dat de staatssecretaris de motie misschien niet helemaal goed gelezen heeft, met alle respect. We hebben wel geconcludeerd dat de motie eigenlijk dezelfde strekking heeft als de motie op stuk nr. 13. Ik zou dus graag een verhuisbericht willen aankondigen: de ondertekenaars van de motie op stuk nr. 20 verhuizen naar de motie op stuk nr. 13. Dat is met instemming van de indieners van die motie. Ik weet niet of we dat nu ook procedureel geregeld hebben?

De voorzitter:

Nee, want wat gebeurt er nu met de motie op stuk nr. 20?

De heer Van Raan (PvdD):

Nou, die gaan we intrekken, voorzitter.

De voorzitter:

O, die is ingetrokken.

Aangezien de motie-Van Raan c.s. (36200-IV, nr. 20) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

En dan wilt u de ondertekenaars toegevoegd hebben aan de motie op stuk nr. 13?

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, met instemming van de indieners van de motie op stuk nr. 13.

De voorzitter:

Dan willen we graag een gewijzigde motie van u hebben met die namen eronder.

De heer Van Raan (PvdD):

Prima, gaan we doen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 21.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De motie op stuk nr. 21 van Van Raan en Simons kan ik oordeel Kamer geven mits dit wordt geconcentreerd rondom de BES, want de landen hebben natuurlijk een eigen bevoegdheid om te kiezen wat ze willen en wat ze doen. Ik vind het overigens inderdaad van belang dat we betere cijfers krijgen, omdat we daar hopelijk ook beter beleid mee kunnen maken.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat snap ik. Ik kan me ook voorstellen dat het kasgedeelte van deze motie zo wordt geïnterpreteerd dat je in gesprek gaat om te kijken hoe we elkaar daarin kunnen helpen. Over het BES-gedeelte ben ik het helemaal eens met de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

In gesprek kunnen we altijd gaan, maar de kern is dat we het alleen kunnen opzetten en regelen voor de BES.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat begrijp ik, maar de motie verzoekt ook om in overleg te gaan en niet om het te regelen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Bij de BES hoop ik dat we iets verder kunnen komen dan alleen in overleg gaan, want het is juist van belang dat we de cijfers ook daadwerkelijk krijgen. Voor de CAS is dat natuurlijk een eigen bevoegdheid van de landen.

De voorzitter:

Is daarmee tegemoetgekomen aan het verzoek van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat mij betreft wel.

De voorzitter:

Dan is de motie bij dezen oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 22 van Van Raan en Simons, die verzoekt om geen onomkeerbare stappen te zetten wat betreft het bouwen op de Plantage Bolivia. Die wil ik graag oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 23 van Den Haan, Kamminga en Van den Berg over de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen. Die motie wil ik ook graag oordeel Kamer geven. Het is uiteraard aan de staatscommissie zelf om te bepalen wat haar opdracht is, maar de minister van SZW heeft aangegeven dat zij daar graag met de staatscommissie over in gesprek zou willen gaan. Zij zou dat dan ook kunnen regelen.

Dan de motie op stuk nr. 24 van Den Haan, Simons en Van Raan. Die zou ik graag oordeel Kamer willen geven. Op dit moment is het ministerie van VWS intensief in overleg met alle drie de openbare lichamen om te komen tot structurele versterking.

Dan de motie op stuk nr. 25 over de rol van ngo's bij de autonome landen. Ook hier geldt natuurlijk dat de landen zelf verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van mensenrechten en dat de waarborgen daarvan bij het Koninkrijk zijn. Dit is dus zeker iets waarin de landen zelf een rol te spelen hebben, maar ik zou deze motie wel oordeel Kamer willen geven, met deze interpretatie erbij.

Dan de motie op stuk nr. 26. De vraag is of de regering kan onderzoeken hoe Nederland Aruba, Curaçao en Sint-Maarten kan ondersteunen bij onderzoeken en beleid rondom het thema van klimaat. Ik zou die ook oordeel Kamer willen geven, met daarbij overigens ook weer dat dat dan op verzoek van de landen zou moeten zijn om hen daarbij te ondersteunen. Wij kunnen geen onderzoek of adviezen opdringen.

De motie op stuk nr. 27 ga ik ontraden.

Voorzitter, ik ben door de appreciatie van de moties heen.

De voorzitter:

Ja, we hebben ze allemaal gehad.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik zou willen afsluiten met dank aan de Kamer voor alle vragen. Maar ik geloof dat ik er nog niet helemaal ben.

De voorzitter:

Juich niet te vroeg. The devil is in the details.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Een korte vraag. Ik accepteer het oordeel "ontraden" van de staatssecretaris met betrekking tot de motie op stuk nr. 27. Maar het zou mij heel erg helpen als zij mij een korte motivatie kan geven over het waarom. Wellicht kan ik dan rekening houden met een aantal overwegingen bij het wijzigen van de motie of bij toekomstige moties die ik zal indienen rondom dit onderwerp.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De kern van de zaak is dat u twee dingen aan elkaar verbindt: klimaat en het thema van racisme, slavernij enzovoorts, enzovoorts. Op beide onderwerpen zijn we met de regering aan het werk. We hebben aangegeven dat wij een antwoord zullen geven op het rapport van de dialooggroep voor het slavernijverleden. We zullen er uiteraard ook voor zorgen dat we helpen bij het realiseren van allerlei onderwerpen als het gaat over klimaat, en dan zowel op het gebied van mitigatie als op het gebied van adaptatie. Maar ik voel niet voor deze combinatie.

De voorzitter:

Heel goed. We zijn er doorheen. Mevrouw Wuite nog? Heel kort, hè, heel kort.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik ben altijd lang van stof, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik.

Mevrouw Wuite (D66):

Dat heeft u ook gezien en gemerkt. Even een paar correcties. Ik heb gezien dat ik twee versies in omloop heb gehad van de motie voor de cultureel attaché. Daardoor is de naam van mede-indiener Van Raan vervallen in het kleine lettertype. Dus ik wil graag vragen of dat kan worden gecorrigeerd en of die kan worden toegevoegd.

De voorzitter:

Ja, dat kunnen we toevoegen. Bij dezen.

Mevrouw Wuite (D66):

Dat is één. Ik heb het oordeel van de staatssecretaris gehoord, dus ik zou graag, als de initiatiefnemers dat goed vinden, de motie over Bolivia medeondertekenen. Is dat goed?

De voorzitter:

Dat kunnen we ook toevoegen.

Mevrouw Wuite (D66):

En ook de motie met betrekking tot mensenrechten. Ik weet niet zeker of die van de collega van GroenLinks was of van collega Simons. En ook, als derde, ...

De voorzitter:

Welk nummer is dat? Die over mensenrechten?

Mevrouw Wuite (D66):

Sorry, die over het EVRM. Ik moet even naar de nummers kijken.

De voorzitter:

Ja. Namen en rugnummers willen we hebben.

Mevrouw Wuite (D66):

Ja, de nummers. Dat is de motie op stuk nr. 25.

De voorzitter:

Daar wilt u uw eigen naam aan toegevoegd hebben?

Mevrouw Wuite (D66):

Als dat goed is en akkoord is.

De voorzitter:

De initiatiefnemer loopt meteen de zaal uit. Het is aan mevrouw Simons om dat te beoordelen. Zij knikt, dus dan voegen wij de naam toe.

Mevrouw Wuite (D66):

De andere is de motie op stuk nr. 26 met betrekking tot het klimaat. Misschien nog een laatste vraag daarbij.

De voorzitter:

Wat wilt u met de motie op stuk nr. 26?

Mevrouw Wuite (D66):

Mede-indienen.

De voorzitter:

Dan voegen we uw naam toe, indien mevrouw Simons akkoord is. Die steekt haar duim op. En dan heeft u nog een korte vraag? Een hele korte vraag?

Mevrouw Wuite (D66):

Omdat de motie oordeel Kamer heeft gekregen en ik nog een restantvraagje had met betrekking tot Small Island Developing States. Het zou goed zijn om te kijken of die National Focal Points voor SIDS in dit verzoek kunnen worden meegenomen, want dat vind ik heel erg bij elkaar passen. Dus kan de staatssecretaris dat toezeggen? Die open vraag lag er nog. Ik vind dit hier heel erg goed bij passen.

Tot slot zal ik, op verzoek van de heer Van Raan, die andere motie natuurlijk aanpassen, omdat hij zijn motie heeft ingetrokken.

De voorzitter:

Wacht even, hoor. Dit gaat best snel. Welke motie? U spreekt nu ook namens de heer Van Raan, begrijp ik?

Mevrouw Wuite (D66):

De motie op stuk nr. 20 is ingetrokken.

De voorzitter:

Ja, die op stuk nr. 20 was ingetrokken, en toen gingen die namen naar de motie op stuk nr. 13, dacht ik. Naar die op stuk nr. 13. Dat houdt het lekker overzichtelijk voor ons.

Mevrouw Wuite (D66):

Exact.

De voorzitter:

Gezellig zo met z'n tweeën bij de interruptiemicrofoon in duo-presentatie. Zijn we eruit nu? En dan wilt u nog antwoord van de staatssecretaris op uw restantvraag, hè.

Mevrouw Wuite (D66):

Ja, op dat laatste stukje van die motie.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Even om het goed te begrijpen. Het werd gezegd in het kader van de motie op stuk nr. 26, maar die wordt nu niet gewijzigd, toch? Ik ben zeker bereid om ernaar te kijken hoe dat een rol zou kunnen spelen. Ik weet dat er binnen de Verenigde Naties over dit onderwerp wordt gesproken, en ik heb er in de schriftelijke beantwoording ook al iets over gezegd. Ik kijk er in de komende tijd graag verder naar.

De voorzitter:

Prima. Een keiharde toezegging. Daar zijn we gek op.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Voorzitter. Dank voor het debat en voor de inbreng van alle Kamerleden. Dank zeker ook aan mijn collega's en ondersteuners die zo hard hebben gewerkt. Ik zou willen afsluiten door de heer Ceder heel hartelijk te feliciteren met zijn verjaardag. Mag hij een heel fijne dag hebben!

De voorzitter:

De toezegging was dat u ging zingen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat gaan we met elkaar doen.

De voorzitter:

Ik bedank u voor uw deelname en aanwezigheid vandaag. We danken natuurlijk ook de ambtenaren die ongetwijfeld tot diep in de nacht hebben doorgewerkt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag na het reces gaan wij stemmen over de moties. Tot zover dit debat, ik schors voor een half uurtje.

De vergadering wordt van 12.18 uur tot 12.54 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven