27 625 Waterbeleid

Nr. 523 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2020

Voor het Wetgevingsoverleg Water van 11 november 2020 informeer ik u over de invulling van een aantal moties en toezeggingen. Daarnaast geef ik u de stand van zaken rond de volgende onderwerpen:

  • 1. Klimaatadaptatie, droogte en grondwater

  • 2. Drinkwater en waterkwaliteit

  • 3. Waterveiligheid

  • 4. Noordzee, Wadden en grote wateren

  • 5. Internationaal

  • 6. Overige actuele zaken

1. Klimaatadaptatie, droogte en grondwater

Impulsregeling klimaatadaptatie

De impulsregeling klimaatadaptatie is uitgewerkt in een ministeriële regeling, die vanaf 1 januari 2021 in werking zal treden. Vanaf dat moment kunnen werkregio’s uit het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie voorstellen indienen voor maatregelpakketten. In de Deltafondsbegroting heb ik € 200 mln. gereserveerd voor deze regeling. De komende maanden zullen regionale informatiesessies over de regeling worden georganiseerd voor de werkregio’s. Binnen twee jaar na inwerkingtreding zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van de impulsregeling.

Pilotprojecten klimaatadaptatie

In 2019 en 2020 heb ik in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie aan acht uitvoeringspilots een bijdrage geleverd zodat de projecten versneld uitgevoerd kunnen worden. Het betreft projecten in de regio Utrecht, Groningen, Meerssen, Eindhoven, Horst aan de Maas, Dordrecht, Gelderland en Enschede. Over de inhoud van deze projecten heb ik u eerder geïnformeerd1.

De fysieke klimaatmaatregelen worden in de jaren 2019 tot en met 2021 gerealiseerd. Alle projecten kennen een monitoringscomponent, waarin de effectiviteit van de maatregelen getoetst wordt. De looptijd van deze monitoringstrajecten varieert van kort (1 jaar) tot lang (10 jaar).

Op dit moment is er al veel kennis in de individuele pilots opgedaan. Daarom worden in november 2020 twee kennissessies georganiseerd. Enerzijds om inhoudelijke en procesmatige kennis te delen tussen de acht pilots, anderzijds om leerpunten en nieuwe inzichten rondom de uitvoering van klimaatadaptieve maatregelen beschikbaar te stellen ten behoeve andere projecten in Nederland.

De uitkomsten van de sessies zullen worden gedeeld via de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl en via nieuwsbrieven. Daarnaast zal er een sessie op het Deltacongres worden georganiseerd.

Afhankelijk van de uitkomsten van de kennissessies kunnen specifieke onderwerpen een plek krijgen binnen het Platform Samen Klimaatbestendig, het Overleg Standaarden Klimaat Adaptatie (OSKA) of binnen de Kennisaanpak. Wanneer er concrete toepassingen uit de sessies komen, krijgen deze een plaats binnen de regionale informatiesessies die eind 2020 en begin 2021 rondom de impulsregeling zullen worden georganiseerd, zodat werkregio’s deze kennis kunnen meenemen in hun eigen uitvoeringsaanpak.

Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS)

Komend jaar verschijnt de nieuwe EU-klimaatadaptatiestrategie. Hierdoor is waarschijnlijk een update van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) nodig. Een eerste stap daartoe is om in 2021 de huidige NAS uit 2016 te evalueren. Op basis van de evaluatie wordt de reikwijdte en diepgang van de update vastgesteld.

Droogte en voortgang aanbevelingen Beleidstafel Droogte2

In mijn brieven van 27 mei3, 4 juni4 en 10 juli 20205 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de droogteontwikkelingen en over de extra ambitie voor het Deltaprogramma Zoetwater, die nodig is om Nederland weerbaarder te maken tegen droogte en watertekorten. Tijdens het Algemeen Overleg Water op 22 juni heb ik toegezegd om uw Kamer te informeren over de voortgang van de aanbevelingen in de eindrapportage van de Beleidstafel Droogte. Met deze brief geef ik invulling aan deze toezegging.

Gelukkig heeft zich in de zomer, na het droge voorjaar, geen situatie van «feitelijk watertekort» (niveau 2) voorgedaan. Door gerichte beheersmaatregelen in het kader van Slim Watermanagement (bijvoorbeeld het heel precies extra water doorlaten via de Irenesluizen en regionale systemen bij het Amsterdam-Rijnkanaal en bij stuw Hagestein in de Lek), konden verziltingsproblemen voor de landbouw, de natuur en de drinkwatervoorziening worden voorkomen. Wel is er door het grote neerslagtekort van het voorjaar met name voor de landbouw en natuur op de hoge zandgronden en in delen van Zeeland schade opgetreden. De directe schade was gelukkig minder dan in 2018, maar drie opeenvolgende droge zomers maakt in natuur- en weidevogelgebieden een aantal planten- en dierenpopulaties kwetsbaar en herstel daarvan onzeker.

Naar aanleiding van de dreigende leveringsproblemen bij Vitens in het Pinksterweekend van dit jaar, toen de extreme watervraag op enkele locaties de productie- en distributiecapaciteit dreigde te overschrijden, heb ik samen met de drinkwatersector een voorlopige leidraad opgesteld, die onder andere beschrijft hoe in dit soort situaties gehandeld wordt door de betrokken partners. Deze voorlopige leidraad heeft zijn nut bewezen. Bij de dreigende leveringsproblemen van Vitens in augustus verliep de crisiscommunicatie effectiever dan in het voorjaar. Er werd gehoor gegeven aan de oproep om zorgvuldig om te gaan met het gebruik van drinkwater. Ik kom begin 2021 met een definitieve handelingswijze voor drinkwaterrestricties in crisissituaties.

Tijdens mijn werkbezoeken afgelopen zomer heb ik mooie voorbeelden gezien van recent genomen maatregelen uit de eerste fase van het Deltaprogramma Zoetwater. De Springendalse beek in Twente kan door diverse ingrepen desgewenst water minder snel afvoeren en de grondwaterstand is verhoogd. Zowel de landbouw als de natuur kunnen de droogte daar nu beter aan. De meanderende Maas houdt straks water langer vast. Dat is belangrijk voor de natuur, de scheepvaart en voor het op peil houden van het grondwater. Bij de stuwwal Nijmegen zorgen maatregelen dat het water beter infiltreert in de stuwwal zodat droogteschade voor natuur en landbouw afneemt en de stedelijke wateroverlast aan de voet vermindert.

Ik heb uw Kamer op 18 december 2019 geïnformeerd over de Eindrapportage van de Beleidstafel droogte6. Met de uitvoering van 46 aanbevelingen van de Beleidstafel droogte wordt Nederland beter weerbaar tegen droogte. De uitvoering van de aanbevelingen loopt voorspoedig. Verreweg de meeste aanbevelingen liggen op schema of zijn al afgerond. Voor enkele aanbevelingen geldt dat een extra inspanning nodig is. Hierover zijn afspraken gemaakt in het Bestuurlijk Platform Zoetwater. In de bijlage bij deze brief wordt de voortgang per aanbeveling beschreven.

De hoofdlijn in de adviezen van de Beleidstafel droogte is dat een herbezinning op het watermanagement nodig is. We zullen het water beter moeten vasthouden, bergen en opslaan, zodat het grondwater tijdig wordt aangevuld. Dit wordt momenteel door alle waterbeheerders al in de praktijk toegepast. Daarnaast zullen we in de ruimtelijke inrichting meer rekening houden moeten houden met waterbeschikbaarheid. Het landgebruik moet meer afgestemd worden op zoetwaterbeschikbaarheid en -gebruik. Dat is verankerd in de Nationale Omgevingsvisie met een voorkeursvolgorde voor (regionaal) waterbeheer.

Om de bevaarbaarheid – ook in periodes van droogte – te verbeteren zet ik in op intensievere samenwerking met onze buurlanden. Daarnaast worden in het programma Integraal Riviermanagement opties voor een stabiele bodemligging onderzocht. Verder start ik MIRT-onderzoeken op naar mogelijke uitbreiding van de capaciteit bij de sluizen Grave en Weurt, oplossingen voor het scheepvaartknelpunt bij de brug bij Zutphen en mogelijkheden om pompcapaciteit bij sluizen op de Maascorridor te vergroten. Ook worden maatregelen genomen om de ligplaatsdata op de goederencorridors Oost en Zuidoost te verbeteren.

Ook wordt het scheepvaartknelpunt op de harde laag bij Nijmegen spoedig aangepakt. De meest urgente maatregel, «het afvlakken van de harde laag», wordt nog dit jaar gerealiseerd. De overige deelopdrachten (herinrichten erosiekuil en suppleren bij kribben) worden naar verwachting in 2022 opgeleverd.

Rijk en regio werken hard aan de afronding van een ambitieus maatregelenpakket voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027) Hiervoor is ruim € 800 mln beschikbaar, waarvan € 250 mln uit het Deltafonds. Dat is twee keer zoveel als in de eerste fase van het Deltaprogramma Zoetwater. Er zijn inmiddels bestuurlijke afspraken gemaakt over kansrijke maatregelen in de verschillende regio’s en het hoofdwatersysteem. Definitieve besluitvorming over het maatregelenpakket – dat wordt vastgelegd in het Deltaprogramma 2022 – vindt plaats in het najaar van 2021.

Grondwater

In het AO Water van juni 2020 heb ik een tweetal toezeggingen gedaan over grondwater, zowel met betrekking tot de kwaliteit in relatie tot drinkwater als de kwantiteit in relatie tot onttrekkingen. Met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin) heb ik afgesproken om de uitwerking van deze toezeggingen gezamenlijk op te pakken7.

De inventarisatie naar grondwateronttrekkingen wordt op dit moment door de UvW en het IPO uitgevoerd. De uitkomsten daarvan zullen in de Stuurgroep Water van december worden besproken. Ik zal u daarover begin 2021 informeren.

Daarnaast is met betrokken partijen gestart met een onderzoek naar de verontreiniging en verspreiding van PFAS in het grondwater. Als eerste stap worden de resultaten van lopende onderzoeken geïnventariseerd en geanalyseerd. Op basis van deze onderzoeken zal meer bekend zijn over de concentraties PFAS die aangetroffen worden in het grondwater op verschillende dieptes en de snelheid waarmee PFAS zich verspreiden.

Grondwaterkwaliteit en -kwantiteit is van groot belang voor de beschikbaarheid van zoet water voor diverse functies. De aandacht hiervoor is verdeeld over verschillende programma’s en beleidstrajecten. Dit vergt dat in samenhang wordt bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik heb dit besproken in de Stuurgroep Water en zal daartoe een interbestuurlijke studiegroep Grondwater instellen. De opdracht van deze studiegroep zal in de Stuurgroep Water van december aanstaande worden vastgesteld. De studiegroep zal de beleidsopgaven met betrekking tot grondwater inventariseren en nagaan of op bepaalde thema’s een extra impuls nodig is.

2. Drinkwater en waterkwaliteit

Beleidsnota drinkwater

Eerder heb ik uw Kamer gemeld dat ik de Beleidsnota drinkwater eind dit jaar zou vaststellen. Naar aanleiding van een verzoek in de Stuurgroep Water om meer tijd te nemen voor de bestuurlijke afstemming heb ik besloten de Beleidsnota in het eerste kwartaal van 2021 af te ronden. Dit geeft meer ruimte om de beleidsagenda voor de komende jaren met de betrokken partners te bespreken. Dit betekent dat de motie over afstemming tussen het traject van de Aanvullende Strategische Voorraden op basis van de Structuurvisie Ondergrond en het traject waterbeschikbaarheid in het Deltaprogramma Zoetwater8 en de motie over het uitsluiten van een heffing als instrument om de drinkwatervraag te beïnvloeden9 begin 2021 kunnen worden afgedaan. De herziene planning heeft als voordeel dat het implementatieplan van de herziening van de Drinkwaterrichtlijn meegenomen kan worden.

Staat van de drinkwaterbronnen

Op dit moment werkt het RIVM in opdracht van het ministerie aan de afronding van een rapport over de kwaliteit van de bronnen voor drinkwater. Nadat het rapport door het RIVM is opgeleverd zal ik dit delen met uw Kamer. De aanbevelingen van het rapport betrek ik bij het opstellen van de Beleidsnota drinkwater en het gezamenlijke uitvoeringsprogramma dat daaruit volgt.

Legionella

Er is voortdurende aandacht voor legionellapreventie. Samen met de ILT en de betrokken branches wordt gewerkt aan een wijziging van de Drinkwaterregeling. Hierdoor komen zorgwoningcomplexen onder de zogeheten prioritaire inrichtingen te vallen, die aan regelgeving voor legionellapreventie moeten voldoen. Planning is dat concept-regelgeving eind 2020 in consultatie gaat en medio 2021 in werking treedt.

Daarnaast wordt een evaluatie van de regelgeving voor legionellapreventie uitgevoerd waarbij wordt bekeken of de regelgeving overeenstemt met de huidige wetenschappelijke inzichten rond groei en verspreiding. Hierbij betrek ik ook de motie van de leden Laҫin en Van Brenk10. Het onderzoek is in oktober gestart en wordt volgens de planning in het voorjaar van 2021 afgerond. Belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie.

Ook is gestart met de ontwikkeling van een Handreiking Legionellapreventie bij Afvalwaterzuiveringsinstallaties. De Handreiking wordt gebaseerd op de Wet milieubeheer en beoogt de toezichthouders (omgevingsdiensten) en de exploitanten (bedrijven en waterschappen) houvast te bieden bij het nemen van preventieve maatregelen. De Handreiking wordt opgesteld in overleg met de betrokkenen en is volgens planning medio 2021 afgerond. Op basis van die Handreiking worden vervolgens voorschriften ontwikkeld die in het Besluit activiteiten leefomgeving kunnen worden opgenomen, naar verwachting in 2022.

Waterkwaliteit

De opgaven om de waterkwaliteit te verbeteren zijn divers, en vraagt inzet van veel partijen. Voor de zomer heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resterende opgave die er is voor de Kaderrichtlijn Water, op basis van de Nationale analyse waterkwaliteit11. Ik ben voornemens eind dit jaar bestuurlijke afspraken te maken met medeoverheden en maatschappelijke organisaties in het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit. Eind dit jaar zal de Delta-aanpak worden geëvalueerd, op basis waarvan het vervolg bepaald wordt. Ook is afgelopen zomer bekend geworden dat de Kaderrichtlijn Water niet wordt aangepast. Daarop heb ik samen met alle partners geanticipeerd met de ambitie om de benodigde maatregelen uiterlijk in 2027 uitgevoerd te hebben.

Herbezinning mestbeleid en gewasbescherming

Begin september heeft de Minister van LNV u geïnformeerd over de contouren van het nieuwe mestbeleid12 13. Uitwerking daarvan in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022–2025) is naast de Stroomgebiedbeheerplannen (2022–2027) wezenlijk om doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Beleidsnota Drinkwater te halen. Over de samenhang en de inzet ben ik in gesprek met mijn collega van LNV, de provincies en de waterschappen. Het door de Minister van LNV aangeboden Uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 is nodig om normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in 2027 tot nul te reduceren.

Aanpak medicijnresten

Ik heb het RIVM gevraagd om een update van het onderzoek Medicijnresten en Waterkwaliteit. Het onlangs verschenen rapport14 herbevestigt de conclusies uit 2016 dat er risico’s voor het watermilieu te verwachten zijn als gevolg van de aanwezigheid van medicijnresten. Het onderstreept het ingezette beleid onder de Ketenaanpak medicijnresten uit water. Deze zomer heb ik een overeenkomst gesloten met de waterschappen voor de eerste tranche van het «Versnellingsprogramma Medicijnresten uit Afvalwater». Tien waterschappen gaan voor 2023 aan de slag met een vierde zuiveringsstap bij 14 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). De bijdrage van het Rijk is circa € 30 miljoen. De regeling voor de 2e tranche, die loopt van 2023 tot 2027, wordt verder uitgewerkt. Er is er al interesse van waterschappen om een vierde zuiveringsstap te gaan bouwen bij zo’n 20 installaties. Niet alleen waterschappen gaan aan de slag. Op 16 november start een proef bij zes ziekenhuizen om plaszakken mee te geven aan patiënten om de lozing van röntgencontrastmiddelen naar water te verminderen. Tijdens de Week van Ons Water is een brede inzamelweek voor ongebruikte medicijnen georganiseerd onder het motto «Medicijnen over? Laat het milieu niet in de steek, lever ze in bij de apotheek!» met als doel te voorkomen dat ongebruikte medicijnen door de wc en gootsteen worden gespoeld.

3. Waterveiligheid

Houtribdijk

Op 22 juni jl. is de dijkversterking Houtribdijk opgeleverd. Het project is het laatste Rijksproject van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2). De dijk is in de jaren ’60 en ’70 aangelegd om de Markerwaardpolder te maken. Inmiddels is het een primaire kering die het water van IJsselmeer en Markermeer in toom houdt. Bij een superstorm beschermt de dijk heel Noord-Nederland tegen het opstuwende water van het Markermeer. Door de dijk te versterken zijn de omwonenden van het noordelijke deel van het IJsselmeergebied de komende decennia weer conform de geldende normen beschermd. De dijk is deels versterkt met steen, deels met grote zandpakketten die tegen de dijk zijn gelegd. Dit is wereldwijd de eerste keer dat versterking met zand bij een binnenwater is toegepast. Van materiaal dat vrijkwam bij de zandwinning in het Markermeer zijn nieuwe natuureilanden aangelegd. Zo is de waterveiligheidsopgave gecombineerd met de Rijk Regio Amsterdam Almere Markermeer-opgave (RRAAM) om de waterkwaliteit en natuur in het Markermeer te verbeteren. Ook is er een watersportstrand bij Lelystad aangelegd in opdracht van de provincie Flevoland.

Stuwen Linne, en Nederrijn en Lek

De aanvaring van twee duwbakken met de stuw bij Linne in de Maas begin dit jaar heeft geleid tot een zodanige schade aan de stuw dat meerdere onderdelen vervangen dienden te worden, zie drie brieven15 16 17aan uw Kamer. Rijkswaterstaat is direct na de aanvaring gestart met de voorbereidingen om de stuw te herstellen. Tevens zijn er werkzaamheden uitgevoerd die gepland stonden aan deze stuw binnen het programma Vervanging en Renovatie. De werkzaamheden zijn voor de start van het hoogwaterseizoen afgerond.

Ook de renovatie van het stuwensemble Nederrijn en Lek, die in 2015 gestart is, zal dit jaar worden afgerond. Het stuwensemble bestaat uit drie stuw- en sluiscomplexen bij respectievelijk Driel, Amerongen en Hagestein. Het zorgt, naast de regulering van het waterpeil, voor de waterverdeling over de Nederrijn/Lek en de IJssel en voor voldoende watertoevoer naar het IJsselmeer. Daarmee draagt het bij aan de beschikbaarheid van drinkwaterbronnen en het op niveau houden van grondwaterstanden, belangrijk voor onder andere landbouw en natuur. Vanuit de nieuwe bediencentrale in Amerongen worden de complexen sinds de renovatie centraal bediend. Naast efficiencyvoordelen betekent dit ook een betere service vanwege een 24/7 dienstverlening.

Met deze eerste grootschalige renovatie sinds de bouw in de jaren ’50 en ’60 zijn de stuwen en sluizen voor de komende decennia weer klaar om hun functies betrouwbaar te vervullen.

Gemaal IJmuiden

Op 29 april jl. is één van de zes pompen van het gemaal IJmuiden uitgevallen18. Om problemen met hoogwater te voorkomen, zijn inmiddels tijdelijke bemaalinstallaties geplaatst die de uitgevallen pompcapaciteit ruimschoots compenseren. Naast de inzet van het gemaal IJmuiden zijn andere maatregelen mogelijk om water uit het watersysteem Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal af te voeren, zoals het vasthouden van water in het gebied, het extra verlagen van de waterstand voorafgaand aan verwachte regenval of afvoer via het Markermeer. Rijkswaterstaat heeft in een werkprotocol afspraken met de waterschappen vastgelegd over wanneer en in welke volgorde deze maatregelen worden ingezet. In deze volgorde is rekening gehouden met de kwetsbaarheid van een pomp van het gemaal die identiek is aan de uitgevallen pomp. Door de inzet van andere maatregelen voor de afvoer van water is deze pomp niet nodig om aan de norm voor peilbeheer op het Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal te voldoen.

Afsluitdijk

De renovatie van de Afsluitdijk is op dit moment volop in uitvoering. Ik heb u eerder geïnformeerd over het issue rond de Hydraulische Randvoorwaarden, waardoor onder andere het ontwerp van het nieuw te bouwen spuisluizen maar ook van de bestaande spuisluizen in de Afsluitdijk moest worden herzien19. Het issue spitst zich toe op deze twee deelprojecten. Het vaststellen van de nieuwe randvoorwaarden en aanpassen en toetsen van de ontwerpen vereiste zorgvuldigheid en heeft extra tijd in beslag genomen, mede omdat het hier een complexe problematiek betreft waar diverse externe experts bij betrokken zijn. Inmiddels is voor genoemde deelprojecten een oplossing in beeld. Grote delen van het project worden overigens niet of minder geraakt door de aangepaste randvoorwaarden.

Het eerste beeld is dat de eindoplevering van het gehele project circa drie jaar wordt uitgesteld, van 2022 naar 2025. Voor een aantal deelprojecten, zoals de versterking van het dijklichaam en de bouw van twee gemalen en van twee keersluizen, geldt dat deze al wel in 2022 of 2023 gereed zullen zijn. De planning van het project wordt gekenmerkt door veel onderlinge afhankelijkheden en factoren, zoals het open houden van de weg, het stormseizoen en ecologische randvoorwaarden. Daardoor kan de bouw niet op ieder willekeurig moment starten, maar moet zorgvuldig worden gepland. Door het later beschikbaar komen van de nieuwe spuisluizen, is ook pas later extra spuicapaciteit (waterafvoer) beschikbaar. Daardoor moet de renovatie van de bestaande spuisluizen anders dan eerder voorzien gefaseerd worden aangepakt, zodat de bestaande spuisluizen tijdens de werkzaamheden deels in gebruik kunnen blijven en er steeds voldoende waterafvoercapaciteit beschikbaar is. Daardoor duurt de renovatie van de bestaande spuisluizen langer.

Als gevolg van de vertraging en de herziene ontwerpen zal ook het projectbudget moeten worden aangevuld vanuit het Deltafonds. Samen met de aannemer wordt op dit moment de voorkeursoplossing en bijbehorende kostenplaat uitgewerkt. In deze oplossing zijn de oorspronkelijke doelstellingen voor waterveiligheid en waterafvoer vastgehouden en wordt ook de esthetiek geborgd. Hoewel ik gehoopt had uw Kamer inmiddels meer te kunnen laten weten over de uiteindelijk benodigde budgetaanvulling voor dit project en de nieuwe mijlpaal van oplevering, is dat op dit moment nog niet mogelijk. Naar verwachting kan ik u hier komend voorjaar wel meer duidelijkheid over geven.

Dijkversterking Marken

De inzageperiode van het definitieve Projectplan Waterwet (PPW) en de bijbehorende stukken voor de versterking van de dijk rond Marken is afgerond waarmee tevens de planfase is afgerond. Het resultaat is een breed gedragen en realiseerbaar ontwerp. Op het plan is slechts één beroep ingediend bij de Raad van State. Dit beroep gaat over een inrichtingselement en heeft geen opschortende werking en dus geen gevolgen voor de planning. Met het definitief worden van het PPW gaat het project over naar de realisatiefase. Het aanbestedingsproces is onlangs gestart.

MIRT-verkenning Rivierklimaatpark IJsselpoort

Hierbij wil ik uw Kamer melden dat ik de voorkeursbeslissing voor de MIRT-verkenning Rivierklimaatpark IJsselpoort heb genomen. Op 13 november 2015 heb ik u over de start van deze verkenning geïnformeerd. In het Bestuurlijk Overleg MIRT Oost-Nederland hebben Rijk en regio afspraken gemaakt over het uitvoeren van deze verkenning.

In de verkenning hebben negen partijen samen aan een nieuw toekomstperspectief voor de IJsseluiterwaarden tussen Arnhem en Giesbeek gewerkt. Dit zijn: de gemeenten Arnhem, Duiven, Rheden, Westervoort en Zevenaar, provincie Gelderland, waterschap Rijn en IJssel, Natuurmonumenten en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Het voorkeursalternatief (VKA) is een samenhangend pakket van maatregelen voor een toekomstbestendige en aantrekkelijke gebiedsinrichting van het Rivierklimaatpark IJsselpoort. Opgaven op het gebied van waterveiligheid, scheepvaart, waterkwaliteit, natuur, gebiedsontwikkeling en economie zijn met elkaar verbonden. Het project kan worden gezien als een voorbeeld voor integraal riviermanagement.

De dagelijkse besturen van alle partijen hebben met het VKA ingestemd. De gemeenteraden hebben de Intergemeentelijke Structuurvisie vastgesteld, waarmee het VKA beleidsmatig is geborgd.

Het VKA is financieel gedekt. De rijksbijdrage aan het project is € 40,3 mln. Dit is bestemd voor rivierverruiming voor de waterveiligheid, het aanpakken van knelpunten voor de scheepvaart in de rivier en het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit voor de Kaderrichtlijn Water. De regio draagt bijna € 19 mln. bij. Dit is voor regionale opgaven zoals natuur, versterken cultuurlandschap, ontwikkelen natuur-inclusieve landbouw, herontwikkeling steenfabrieksterreinen en verbeteren recreatieve mogelijkheden.

De voorkeurbeslissing is conform het VKA. Alle betrokken partijen zullen voor de planuitwerkingsfase een samenwerkingsovereenkomst (SOK) ondertekenen, waarmee deze partijen zich verbinden aan het uitwerken van het VKA. De SOK zal in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Integraal Riviermanagement

Met het programma Integraal Riviermanagement (IRM) werken we als Rijk en regio aan een integrale benadering van verschillende rivierfuncties. Ik heb uw Kamer daarover in de AO-brief juni 202020 nader geïnformeerd.

Naar verwachting is er begin 2021 een toekomstvisie beschikbaar voor de grote rivieren die gebaseerd wordt op kenmerken en karakteristieken van de rivier, belangrijke ontwikkelingen in de riviersystemen en de uitdagingen die zich voordoen. Ook zijn dan onderzoeken afgerond naar het behouden en verbeteren van de afvoercapaciteit en de opties voor een stabiele rivierbodemligging (erosie). Dit vormt de basis om te komen tot voorstellen voor maatregelpakketten waarmee de opgaven gerealiseerd kunnen worden. Deze worden samen met de betrokken partijen ontwikkeld. De verwachting is dat IRM in 2022 van start kan gaan als Programma onder de Omgevingswet.

Om te anticiperen op de komst van IRM, wordt er in lopende projecten al zoveel mogelijk integraal gewerkt en wordt er gestart met diverse pilotprojecten, zoals de Dijkverlegging Paddenpol en de MIRT-onderzoeken Havikerwaard en Werkendam. Het doel is om hiervan te leren en ervaringen te benutten bij het verder vormgeven van het programma IRM. In het BO-MIRT 2020 zal samen met de regio worden besloten over het starten van nieuwe pilotprojecten IRM.

Daarnaast werk ik aan diverse onderzoeken om de bevaarbaarheid te verbeteren en pak ik het bekende knelpunt bij Nijmegen aan middels een pilot, mede in verband met de droogteproblematiek. De maatregelen uit de pilot geven informatie voor een structurele oplossing die uitgewerkt wordt in IRM-verband. Voor de structurele oplossing is 54 mln. gereserveerd. Hierbij zal worden bezien of en hoe het mogelijk is om andere doelen mee te koppelen. Zie ook de paragraaf Droogte en voortgang aanbevelingen Beleidstafel Droogte eerder in deze brief.

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Op 15 juli 2020 heeft het College van Rijksadviseurs (CRa) mij een advies aangeboden over ruimtelijke kwaliteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)21. Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van het advies. Hieruit spreekt grote betrokkenheid van het CRa bij de maatregelen die nodig zijn om Nederland voor de toekomst waterveilig te houden en dit met ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Kern van het advies is dat de aanpak van waterveiligheidsopgaven volgens het CRa meer kwaliteit kan opleveren als de verantwoordelijke overheden slimmer samenwerken. Op 2 november 2020 heb ik het CRa een beleidsreactie gestuurd op het advies (bijlage 2)22.

Ik zie het advies van het CRa als een ondersteuning van een al in gang gezette koers om ook bij de projecten van het HWBP zo integraal mogelijk te werken. Samen met provincies, gemeenten en waterschappen wil ik voortbouwen op de goede voorbeelden die er al zijn en inzetten op verdere samenwerking bij samenhangende ruimtelijke opgaven. Verbeteringen zijn altijd mogelijk. Om dit te kunnen nastreven zal monitoring plaats gaan vinden. Dankzij de monitoring wordt inzicht gekregen in de mate waarin ruimtelijke kwaliteit een plek krijgt in de dijkversterkingsprojecten en hoe dit verbeterd kan worden. Daarnaast wordt door het delen van best practices binnen HWBP ondersteuning geboden aan beheerders van primaire keringen (Rijk en waterschappen) om duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit structureel te borgen in de werkprocessen.

4. Noordzee, Wadden en grote wateren

Programmatische Aanpak Grote Wateren

In november 2019 hebben mijn collega van LNV en ik uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen investeringen voor de tweede tranche maatregelen voor de Programmatische Aanpak Grote Wateren. Hierin werken we toe naar toekomstbestendige grote wateren in 2050, waarin hoogwaardige natuur samengaat met een krachtige economie23. In deze brief heb ik aangegeven mogelijk eind 2020 te besluiten over de investeringskeuzes voor de resterende middelen uit de tweede tranche. Welnu, ik kan u melden dat mijn collega van LNV en ik in goed overleg met de regionale partners hebben besloten deze resterende middelen te reserveren voor de volgende projecten (deze worden in bijlage 3 nader toegelicht)24:

  • 1. Aanpak zandhonger Oosterschelde: Zandsuppletie Galgeplaat (€ 20mln.);

  • 2. Aanleg twee extra eilanden Marker Wadden, verlengde fase 1 (€ 10 mln.)

  • 3. Vermindering slibproblematiek Eems-Dollard: Aanvullende financiering Eemszijlen/ Binnendijkse slibsedimentatie voor een gecombineerde fase 1 en fase 2 (€ 5 mln.)

Bovenstaande bedragen betreffen totaalbudgetten vanuit het Rijk, waaruit alle projectkosten gefinancierd moeten worden (planuitwerking, realisatie, apparaatskosten Rijk, risicoreservering, monitoring/ evaluatie en beheer en onderhoud). Voor de projecten is zicht op cofinanciering door gebiedspartners. De reserveringen zijn onder voorbehoud van sluitende financieringsafspraken in de verkenningsfase.

Motie lid Kröger

De motie van het lid Kröger25 dringt er op aan dat van de ramp met de MSC Zoe wordt geleerd en dat wordt geborgd dat bij een toekomstige ramp met plastics op zee de milieuschade wordt geminimaliseerd. Ik ben voornemens om ter uitvoering van deze motie de Samenwerkingsovereenkomst bestrijding Kustverontreiniging RWS-diensten (SBK) te wijzigen in samenspraak met de gemeenten. Ik zal de exacte verandering van de reikwijdte nog zorgvuldig nader uitwerken, gelet op de verandering van verantwoordelijkheden die dit met zich meebrengt.

5. Internationaal

Water en de Climate Adaptation Summit (CAS)

Op 25 januari 2021 wordt een internationale online klimaatadaptatieconferentie door Nederland georganiseerd. Tijdens de 24 uur dat de conferentie duurt worden de resultaten van de Global Commission on Adaptation (GCA) gepresenteerd en wordt het werk van deze Commissie afgerond. Op de conferentie zal een internationale adaptatie actie agenda gepresenteerd worden met activiteiten op het gebied van onder meer water, infrastructuur, steden, voedselzekerheid en financiering. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de processen binnen de VN rond de Sustainable Development Goals en de National Adaptation Plans. Hierdoor kan jaarlijks de voortgang geagendeerd worden op de internationale agenda’s en deel uitmaken van de klimaatonderhandelingen. In nauw overleg met het Verenigd Koninkrijk, Conference of the Parties (COP) voorzitter, de deelnemende landen en organisaties zal op het gebied van klimaatadaptatie worden bijgedragen aan COP26. Ook wordt beoogd om het belang van klimaatadaptie voor een breder publiek over het voetlicht te brengen door online betrokkenheid van steden, bedrijven, kennisinstellingen en jongerengroeperingen in diverse landen. Tot slot draagt een sterke profilering van Nederland op klimaatadaptatie ook bij aan de internationale positionering van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen die over veel kennis en expertise beschikken op het gebied van adaptatie en water, voedselzekerheid, infrastructuur, internationale financiering, stedenbeleid en ruimtelijke ordening.

De partners in de Water Action Track van het GCA zullen aan de internationale adaptatie actie agenda bijdragen door een zogenoemde community of practice waarbinnen de partners hun kennis en ervaring bundelen en verder zullen ontwikkelen. Hiermee kan de water agenda en de rol daarvan bij klimaatadaptatie worden opgeschaald en versneld. Om die betrokkenheid vorm te geven wordt ingezet om de vorderingen van de partners in de community of practice elk jaar te bespreken tijdens het High Level Political Forum en tijdens een side event op de COP 26 in Glasgow en de daaropvolgende bijeenkomsten van de COP. Daarnaast zal worden ingezet op een betere rol van water als middel om klimaatadaptatie in de nationale adaptatieplannen van landen effectiever en meer integraal te maken.

6. Overig

Nationaal Water Programma (NWP)

Zoals in oktober 2019 aangekondigd26 ben ik bezig met het ontwikkelen van het Nationaal Water Programma 2022–2027 (NWP), waarin beleid en beheer worden samengevoegd. In het NWP worden de hoofdlijnen van het waterbeleid en de kaders voor het waterbeheer gegeven, voortbouwend en verder invulling gevend aan de NOVI. Het NWP biedt een overzicht van het waterbeleid, beheer en uitvoering, agendeert beleidsontwikkelingen voor de komende jaren, geeft de samenhang en integrale aanpak weer (onder andere door de raakvlakken binnen de waterdossiers en met andere sectoren aan te geven) en plaatst het in een overkoepelend perspectief. Het NWP maakt hiermee duidelijk waar het Rijk met het waterbeleid op hoofdlijnen naartoe wil en geeft hiermee richting, onder andere aan andere overheden. Het NWP plaatst het waterbeleid in de context van de NOVI en geeft het een formele plek in het ruimtelijk/omgevingswetstelsel. Tevens biedt het NWP een juridische basis voor verdere uitwerking en uitvoering van het waterbeleid. Ook geeft Nederland uitvoering aan Europese richtlijnen, zoals beschreven in de bijlagen van het NWP (Stroomgebiedbeheerplannen, Overstromingsrisicobeheerplannen, Programma Noordzee).

Het NWP ontwikkel ik samen met vele partijen. Dit is een samenwerking waar ik veel waarde aan hecht. Het NWP wordt opgeleverd door mijzelf en de ministers van LNV en BZK. In het programma zelf werk ik daarnaast intensief samen met EZK, UvW, IPO, VNG, VEWIN. Ook individuele regionale overheden en maatschappelijke partijen, branche- en sectororganisaties worden betrokken bij het vormgeven van het programma. Er zijn de afgelopen maanden verschillende participatiebijeenkomsten georganiseerd met stakeholders in het waterbeleid en -beheer. Daarnaast heeft in september via een onlinebijeenkomst een onafhankelijke consultatie van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving plaatsgevonden.

Ten gevolge van Corona is vertraging opgetreden in de ontwikkeling van het NWP. Het Ontwerp NWP inclusief bijlagen wordt gepubliceerd in maart 2021, in plaats van in december 2020. Tot dit uitstel heb ik met de bovengenoemde partners en na raadpleging van de Europese Commissie en de overige lidstaten besloten, om de kwaliteit en het draagvlak voor het NWP te behouden. Zo wordt het zorgvuldig doorlopen van het totstandkomingsproces met de participatie en benodigde afstemming met andere departementen en medeoverheden geborgd. Het programma Noordzee heeft hierdoor tijd om keuzes te maken op basis van integrale afweging. De Stroomgebiedsbeheerplannen hebben hierdoor meer tijd voor de regionale inbreng, die vertraagd was.

Na publicatie in maart 2021 zal het Ontwerp Nationaal Water Programma een half jaar ter inzage liggen, conform Europese verplichtingen. Daarna verwerk ik reacties en wordt het Definitief Nationaal Water Programma 2022–2027 inclusief de bijlagen gepubliceerd in maart 2022. De originele termijn van december 2021 wordt hiermee met drie maanden overschreden. Voor de ORBP is het mijn voornemen om vóór 21 december 2021 de inspraakreacties verwerkt te hebben en akkoord te gaan met een concept eindversie, om te voldoen aan de Europese richtlijn overstromingsrisico’s. Het definitieve ORBP zal als bijlage van het NWP gepubliceerd worden. Het huidige NWP 2016–2021 (inclusief bijlagen Beleidsnota Noordzee, SGBP en ORBP) en huidige Beheer- en Ontwikkelplan Rijkswateren (BPRW) 2016–2021 blijven gelden tot publicatie van het Nationaal Water Programma 2022–2027 met bijlagen.

Geborgde zetels

Na het AO Water van 22 juni 2020 is het OFL het consultatietraject gestart over het advies van de commissie Boelhouwer over geborgde zetels in waterschapsbesturen. In deze consultatie vraagt het OFL aan belanghebbenden breed te reflecteren op het advies. Het traject bestaat uit verschillende onderdelen. Het is gestart met een digitale consultatie die tot begin oktober openstond. Parallel hieraan is het OFL in gesprek gegaan met betrokken organisaties, zoals waterschappen, de benoemende organisaties (LTO, VBNE en VNO-NCW), de koepels UvW, IPO en VNG, en een aantal departementen (LNV, BZK, EZK, AZ en IenW). Voor de waterschappen is het OFL aangesloten bij de klankbordbijeenkomsten die de UvW voor de waterschappen heeft georganiseerd. In oktober is het OFL gestart met de analyse van de opbrengsten. Het OFL heeft de eerste helft van november gereserveerd voor het terugleggen van het conceptrapport bij de belanghebbenden. Het definitieve rapport verwacht het OFL in december 2020 op te leveren.

Aanpassing waterschapsbelastingen

Binnen de waterschappen is in 2019 geconcludeerd dat er te weinig draagvlak bestond voor een integrale aanpassing van het belastingstelsel. In december 2019 heeft de ledenraad van de Unie van Waterschappen daarom besloten tot een nieuw onderzoek naar het belastingstelsel. Onder leiding van een Stuurgroep van 21 waterschappen is het afgelopen jaar gewerkt aan voorstellen om tot een aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen te komen. Doel van het huidige onderzoek is om te komen tot een oplossing voor knelpunten die de waterschappen op dit moment ervaren bij de belastingheffing. De Unie van Waterschappen verwacht eind 2020/begin 2021 voorstellen hiervoor te kunnen doen aan mijn ministerie.

Toekomst Bestuursakkoord Water

Tijdens het AO Water van 22 juni 2020 is door het lid Laçin de vraag gesteld of er een vervolg komt op het Bestuursakkoord Water (BAW), nu het huidige akkoord eind dit jaar afloopt. Ik heb u toegezegd om u in het najaar te informeren over de uitkomsten van de gesprekken die ik hierover in de afgelopen periode heb gevoerd met de partners van het BAW.

Uit de gesprekken is naar voren gekomen dat er bij de partners het beeld bestaat dat het huidige BAW ons veel heeft gebracht. Vanuit de inhoud is er dan ook bereidheid om te blijven samenwerken op het gebied van water. Tegelijkertijd hebben we geconstateerd dat de wateropgaven veelal verbonden zijn met andere opgaven in de fysieke leefomgeving. Hier zijn ook andere departementen en medeoverheden bij betrokken. Met hen is afgesproken dat bij het maken van vervolgafspraken, al dan niet in een nieuw Bestuursakkoord Water, hiermee uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden.

Een ander punt dat naar voren is gekomen, is de timing van het sluiten van een nieuw akkoord in het licht van de komende verkiezingen. Gezien de fase waarin we nu zitten, maar ook de opgaven die er liggen, ligt het niet in de rede dat een nieuw akkoord nog voor die tijd wordt gesloten. Voor de tussenliggende periode bekijk ik samen met de BAW-partners in hoeverre een verlenging van het huidige BAW, of delen daarvan, wenselijk en mogelijk is om de continuïteit waar nodig te borgen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 31 710, nrs. 71 en 76

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 27 625, nr. 499

X Noot
4

Kamerstuk 27 625, nr. 500

X Noot
5

Kamerstuk 27 625, nr. 508

X Noot
6

Kamerstuk 27 625, nr. 489

X Noot
7

Kamerstuk 27 625, nr. 508

X Noot
8

Kamerstuk 35 140, nr. 11

X Noot
9

Kamerstuk 35 140, nr. 12

X Noot
10

Kamerstuk 27 625, nr. 517

X Noot
11

Kamerstuk 27 625, nr. 502

X Noot
12

Kamerstuk 33 037, nr. 374

X Noot
13

Kamerstuk 27 858, nr. 518

X Noot
15

Kamerstuk 35 300 A, nr. 75

X Noot
16

Kamerstuk 35 300 A, nr. 76

X Noot
17

Kamerstuk 31 409, nr. 276

X Noot
18

Kamerstuk 27 625, nr. 503

X Noot
19

Kamerstuk 27 625, nr. 503

X Noot
20

Kamerstuk 27 625, nr. 503

X Noot
22

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
23

Kamerstuk 27 625, nr. 488

X Noot
24

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
25

Kamerstuk 29 684, nr. 193

X Noot
26

Kamerstuk 35 325, nr. 1

Naar boven