27 625 Waterbeleid

Nr. 449 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 juli 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben op 28 juni 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 januari 2018 inzake stand van zaken GenX in water (Kamerstuk 28 089, nr. 56);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 februari 2018 inzake bedrijfsverslagen drinkwaterbedrijven over 2016 (Kamerstuk 27 625, nr. 414);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 februari 2018 inzake toezeggingen gedaan tijdens het wetgevingsoverleg Water van 27 november 2017 (Kamerstuk 27 625, nr. 413);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 februari 2018 inzake startdocument HWBP/MIRT-verkenning Meer Maas Meer Venlo (Kamerstuk 34 775-A, nr. 57);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 maart 2018 inzake besteding middelen enveloppe Natuur en Waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 422);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 maart 2018 inzake GenX-concentraties Zeeland (Kamerstuk 28 089, nr. 75);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 april 2018 inzake Uitvoeringsprogramma 2018–2019 Nationale Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 31 793, nr. 181);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 april 2018 inzake reactie op het rapport «De boer betaalt, maar voor welke vervuiling» (Kamerstuk 27 625, nr. 423);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 april 2018 inzake uitvoering van de motie van de leden Kröger en Sienot over opvragen van afzet- en transportlijsten door de ILT (Kamerstuk 28 089, nr. 71) (Kamerstuk 28 089, nr. 76);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 mei 2018 inzake rapportage De Staat van Ons Water (Kamerstuk 27 625, nr. 424);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 april 2018 inzake veerverbinding Holwerd-Ameland en toezegging bereikbaarheid Ameland (Kamerstuk 31 409, nr. 185);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2018 inzake 13e voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 38);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 juni 2018 inzake beantwoording vragen commissie over de 13e voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 40);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2018 inzake 31e voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier (Kamerstuk 30 080, nr. 88);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 mei 2018 inzake beantwoording vragen commissie over de 31e voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier en inzake de Eindevaluatie Ruimte voor de Rivier (Kamerstukken 30 080, 18 106 en 30 351, nr. 90);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 juni 2018 inzake agenda IJsselmeergebied 2050 (Kamerstuk 31 710, nr. 69);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2018 inzake 33e voortgangsrapportage Zandmaas/Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 243);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 maart 2018 inzake eindevaluaties Zandmaas/Grensmaas en Ruimte voor de Rivier (Kamerstukken 18 106 en 30 351, nr. 242);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 juni 2018 inzake beantwoording vragen commissie over de eindevaluaties Zandmaas/Grensmaas en Ruimte voor de Rivier en over de 33e voortgangsrapportage Zandmaas/Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 245);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 juni 2018 inzake invulling van een aantal moties en toezeggingen en actuele stand van zaken ten aanzien van enkele relevante waterdossiers (Kamerstukken 27 625 en 34 550, nr. 434).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Israel

Voorzitter: Van Oosten

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Remco Dijkstra, Geurts, Van Kooten-Arissen, Kröger, Laçin, Van Oosten, Sienot en Stoffer,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 18.02 uur.

De voorzitter:

Collega's, goedenavond. De Minister is gearriveerd. We hebben vanavond een algemeen overleg Water op de agenda staan. Er staat een flink aantal onderwerpen op de agenda. Op dit moment ziet de Minister een aantal bekenden op de publieke tribune zitten. Ik mag vanavond uw voorzitter zijn. Ik heb de schone taak om de eindtijd te bewaken. Die taak neem ik heel nauw. Wij stoppen om uiterlijk 22.00 uur, maar zo veel eerder als mogelijk, zou ik willen voorstellen. De leden hebben allen zeven minuten spreektijd in de eerste termijn. Dat is fors, zeg ik u, dus ik maximeer uw interrupties op twee. Daar wil ik het ook echt bij laten. En laten we proberen om in de tweede termijn iets minder tijd te nemen.

Ik geef in de eerste plaats het woord aan mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Het Bestuursakkoord Water. De Minister is bezig met het sluiten van een nieuw bestuurlijk akkoord over waterkwaliteit. Rond de zomer zou dat gereed zijn. Kan zij al wat meer vertellen? Het huidige bestuursakkoord voldoet namelijk niet meer en er is alleen een actie over het behalen van financiële doelmatigheidswinst. Dat loopt nog. Maar met de uitdagingen van deze tijd is er een continue, stevige samenwerking nodig en zijn er dito afspraken nodig. Op welke wijze betrekt de Minister hierbij mijn aangenomen motie om hierin concrete en meetbare doelen mee te nemen?

In de afgelopen periode zijn er buien gevallen die volgens sommige experts pas rond het jaar 2050 te verwachten waren. Wat ons betreft is dat best een verontrustende situatie die de noodzaak tot een gezamenlijke aanpak van de klimaatadaptaties aantoont. Provincies, de VNG en de waterschappen hebben dan ook aan de bel getrokken, en vanaf dit jaar zou het Rijk een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatiemaatregelen. Maar de Minister heeft nu aangegeven dat op haar begroting geen middelen beschikbaar zijn, maar dat er hopelijk nog wat overblijft in de regio-envelop. Zij gaat onderzoeken of er voor 2019 en 2020 iets mogelijk is binnen haar eigen begroting. Maar samen met de VNG en de Unie van Waterschappen wil ik toch aangeven dat dat echt niet snel genoeg is. Actie is nu al nodig, gezien de snelle veranderingen die optreden. Wat is er belangrijker dan het borgen van onze waterveiligheid? Riskeert de regering niet juist extra schade door niet bijtijds de juiste maatregelen te faciliteren? Graag een reactie.

Voorzitter. 50PLUS schrok van de bevindingen van de ILT omtrent Chemours. De Minister noemt het zorgelijk, maar 50PLUS vindt de drie constateringen huiveringwekkend. Vandaag ontstond de volgende aflevering van deze «soap», want we hebben de uitspraak van de rechter gezien. Die zegt: er is geen strafbaar feit gepleegd. Wat 50PLUS betreft wreekt zich hier het feit dat het drinkwatercriterium niet opgenomen is in REACH. Hoe ziet de Minister dit? Als het drinkwatercriterium in REACH gestaan had, had de rechter nu toch een punt kunnen maken? Wat ons betreft mag de regering met name op Chemours steviger inzetten, want het gaat hier om levensgevaarlijke stoffen die in het milieu terechtkomen. Dan kan wel gesteld worden dat de drinkwaterkwaliteit niet in gevaar is geweest, maar dat stelt ons allerminst gerust. Graag een reactie van de Minister.

Er is een afspraak gemaakt dat de drinkwaterbedrijven 1% van hun budget, in totaal 15 miljoen, besteden aan internationale projecten om andere landen te helpen SDG 6 te realiseren. Dit percentage wordt bij lange na niet gehaald. Is de Minister bereid om deze organisaties hierop aan te spreken?

Als ambassadeur van SDG 6, water en sanitatie, heb ik gevraagd om de Nederlandse inzet voor het High-level Political Forum. Ik heb de brief ontvangen en ben daar wat teleurgesteld over. Ik heb wat suggesties en extra punten om mee te nemen. Die heb ik opgeschreven in een brief. Mijn vraag is of ik die aan de Minister kan overhandigen, of dat zij er voorkeur voor heeft om die in een set schriftelijke vragen te krijgen; het is een klein punt. Uitgangspunt zou wat ons betreft moeten zijn dat Nederland het commitment uitspreekt om 50 miljoen mensen van sanitatie en 30 miljoen mensen van drinkwater te voorzien, waarbij zeker 50% terechtkomt bij de allerarmsten van de wereld.

Het uitvoeringsprogramma voor medicijnresten uit water staat in de steigers. Er worden mooie, vernieuwende acties ondernomen door veel betrokken partijen, en dat is fantastisch. Dat voorbeeld in Ede, waar door middel van het filteren van wc-papier uit afvalwater uiteindelijk de medicijnresten uit water gehaald kunnen worden, is een prachtig voorbeeld. Maar de aanpak moet wat ons betreft verder reiken, want het probleem stopt niet bij de grens. Met alle plannen en maatregelen die er zijn, blijft 50PLUS pleiten voor de maatregel aan de voorkant, namelijk het verminderen van onnodig medicijngebruik. Dat kan bijvoorbeeld door het tijdig stoppen met een bepaald medicijn, door artsen die bewuster voorschrijven of door het voorlichten van de burgers over zelfzorgmedicatie. Want het is al eerder gezegd: wat er niet in komt, hoef je er ook niet uit te halen.

De voorzitter:

Bent u klaar met dit blokje, mevrouw? Als dat zo is, heeft de heer Sienot een vraag voor u.

De heer Sienot (D66):

Het inzetten op aanpak bij de bron is heel goed, ook in Europees verband. Nu zien we in Nederland dat ook de ketenaanpak, dus na de bron ook de andere fasen, enig effect begint te sorteren. Is 50PLUS het met D66 eens dat het een goed idee zou zijn om die ketenaanpak ook op EU-niveau uit te rollen?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, zeker. We hoorden al dat de Europese Commissie deze zomer haar strategie daarover zal presenteren. Ik zou inderdaad ook van de Minister willen weten of wij op schema liggen en of zij dit ook daar wil aanjagen. Nederland ligt niet geïsoleerd; dat ben ik zeker eens met D66. We krijgen hier immers alles door van alle landen stroomopwaarts. Dus ja, ik ben dat absoluut eens met D66.

De voorzitter:

Wil de heer Sienot een vervolgvraag stellen? Nee. Gaat u door, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel. Ik heb een bijzonder punt. Ik maak mij zorgen over de belastingdruk. Door de verhoging van de btw op drinkwater dreigt de belastingdruk op drinkwater inmiddels op te lopen tot 30%. Maar daar komt nog iets bij. Het rapport van de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) moet nog komen. De kosten voor waterbeheer moeten wat ons betreft eerlijker, duidelijker en duurzamer verdeeld worden over iedereen die belang heeft bij goed waterbeheer. En er is toch een opdracht gegeven door de OESO om het beginsel «de vervuiler betaalt» toegepast te krijgen? Dat was ook de opdracht aan de Unie van Waterschappen, naast de andere doelstelling: transparant en eenvoudig. Is de Minister op de hoogte van de inhoud van het rapport? Zijn de lasten eerlijk verdeeld en komen ze niet onevenredig zwaar bij de burgers te liggen? Misschien zijn we te voorbarig, maar 50PLUS maakt zich daar zorgen over. Wij willen nu al het signaal afgeven dat wij dit dossier kritisch zullen volgen. We horen graag hoe de Minister hiertegen aankijkt.

En nogmaals: wij willen aan de Minister vragen waarom het zo moeilijk is om dat drinkwatercriterium op te nemen in REACH. Dan hadden we nu toch veel minder problemen met Chemours gehad? Het is van groot belang, en in het belang van onze veiligheid, om dit punt te realiseren. Is de Minister dat met ons eens?

Deze commissie heeft gefietst over de dijk bij Varik-Heesselt. We kunnen ons goed vinden in de gekozen oplossing en we willen de Minister daar ook voor bedanken. We begrijpen ook dat de bewoners het fantastisch vonden dat u persoonlijk bent wezen kijken. We vinden het mooi dat de overheid zeker zorg draagt voor de veiligheid voor alle burgers. Maar u geeft ook aan dat u het Barro niet opheft. Voor mensen die het Barro niet kennen: Barro staat voor Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Kan de Minister toelichten waarom dit nou precies noodzakelijk is?

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, uw zeven minuten zijn voorbij.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Jeetje.

De voorzitter:

U mag nog één zin uitspreken, want ik ben coulant. Maar ik zie wat u nog aan spreektijd voor u hebt liggen; u haalt het zeker niet om die nog allemaal uit te spreken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb nog één vraag dan. Er wonen wat leden van 50PLUS op Ameland. Zij hebben ontzettend veel last van de vaargeul, waardoor de boot naar Ameland regelmatig uitvalt. Kan de Minister daar nog iets over zeggen? Wat kan zij betekenen voor de eilanders?

De voorzitter:

Meneer Dijkstra, VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor haar inzet als een soort ambassadeur van het water. Ik zie dat ze de traditie van haar voorgangster daarin ook een beetje voortzet, omdat water ertoe doet en het een belangrijke eigenschap van Nederland en van Nederlanders is. En het biedt heel veel kansen. En laten we wel wezen; 60% van ons land zou onder water liggen als er geen dijken zouden zijn. Dat is ook een gebied waar een groot deel van de centjes wordt verdiend en waar ongeveer 9 miljoen mensen wonen. En dan heb ik het nog niet eens over de mensen die langs de rivieren wonen. Gelukkig hebben we ook goede bescherming tegen dat water, met dijken, allerlei waterschappen die daarin goed werk doen, het Deltafonds en alle plannen die we hebben. Nederland investeert daar ook veel in. Ik denk dat het goed is om dat te benoemen. Dat maakt ons ook best uniek. De toegevoegde waarde van de watersector is 6,5 miljard, dus er wordt ook nog eens heel veel innovatie toegepast en er is werkgelegenheid in deze sector. Voor de VVD komt het erop neer dat iedereen droge voeten moet houden, dus wij kijken wel heel erg naar de kerntaken, primair de veiligheid, maar wij letten ook goed op de centjes.

Ik wil een paar onderwerpen aanstippen. Het eerste is een soort advies van de Unie van Waterschappen dat we nog zullen krijgen en behandelen in het najaar. Mevrouw Van Brenk had het al over de verdeling van die lasten. De VVD vindt het ook belangrijk om te constateren dat milieuorganisaties en natuurorganisaties die grote stukken beheren, ook baat hebben bij een goede waterstand. Ik zou niet weten waarom zij minder zouden moeten betalen dan anderen. Maar goed, dat advies gaan we in het najaar bekijken en daar krijgen we natuurlijk ook nog een nadere duiding van.

Dan de Wadden. Gisteren hadden we het daar ook even over, over het uitbaggeren van de vaargeul. Ik begrijp dat het baggerslib in de Waddenzee moet blijven, want het is allemaal beschermde natuur en dergelijke, maar ik vraag me af of we met de PKB, de planologische kernbeslissing, kunnen kijken of het iets verder de Waddenzee in kan. Het is immers dezelfde Waddenzee. Nu gaat het vrij snel de geul weer in. Misschien is een meer structurele aanpak mogelijk, zodat in ieder geval de vaargeul van Ameland openblijft. Het kost nu iets van 8 of 9 miljoen per jaar. Die kosten zien we iedere keer terugkomen. Misschien kunnen we dat beter doen, zodat Ameland goed bereikbaar blijft per boot.

Een belangrijk en heel actueel onderwerp zijn de hoosbuien. We hebben die in Limburg gezien, in Meerssen. Ik geloof dat hier nu ook mensen uit Meerssen zijn. U was daar ook, een tijdje geleden. Hartstikke goed. Het waterschap heeft natuurlijk enorme wensen en dat begrijp ik ook wel. Ik wil graag weten wat daarin mogelijk is om de mensen te helpen, om ons te wapenen tegen die overlast. Want het is vreselijk als je ineens zo'n modderstroom in je kelder krijgt. Welke kansen ziet de Minister om dit probleem van klimaatadaptatie aan te pakken? Ik hoorde al iets over Deltafondsgelden of de klimaatenvelop. Wat kunnen we daar concreet betekenen, met name met gewassen en andere zaken, zodat men in met name Limburg een betere bescherming heeft tegen de wateroverlast? Want als die overlast er is, is die daar best hevig en erg vervelend. Daar maak ik mij zorgen over, dus wat kunnen we daar doen?

Dan kom ik iets verderop terecht, in het rivierenland. Ik kom dan eigenlijk direct bij de nevengeul Varik-Heesselt of de eventuele dijkversterking. Wij zijn daar met een Kamercommissie geweest en de Minister is er ook geweest. We hebben alle voors en tegens gehoord. Ik ben eigenlijk wel blij met het advies van de regio zelf, dat nu ook unaniem is. Men zegt: we gaan de dijken versterken en we gaan uitbaggeren in de uiterwaarden en obstakels weghalen. De dijken moeten sowieso verhoogd worden; we nemen geen risico met die mensen, maar wij willen hen niet op een eiland zetten met zes meter hoog water eromheen. Natuurcompensatie vind ik ook belangrijk, maar die kun je op andere plekken misschien beter realiseren, dus de voorkeur van de VVD gaat echt uit naar de dijkversterking en het geven van ruimte aan de rivier tussen de dijken. We willen daarin geen eiland creëren. Hoe denkt de Minister daarover? Wanneer kunnen we daar duidelijkheid over geven?

Mijn volgende punt gaat nog steeds over de rivieren. Ik vind het belangrijk dat de rivieren doen waarvoor ze bestemd zijn, namelijk water afvoeren, water vasthouden en een prachtig uitzicht bieden. Marsman schreef er al over: als ik denk aan het Hollands landschap, met populieren, traag, oneindig land en dergelijke. Ik ken het niet uit mijn hoofd, dus dan moet ik het weer googelen. Nou ja, goed, dat is voor de liefhebbers. Zoek het eens op, het is een prachtig gedicht. Hoe later op de avond het wordt, hoe meer ik ga filosoferen. Die rivieren zijn essentieel. Ik woon zelf in het rivierenland, aan de Linge. De rivieren zijn een soort aorta's die door Nederland gaan. Zij zijn ook van belang, vind ik, om de wegen te ontlasten, want ze stromen met name naar het Ruhrgebied, naar Duitsland. Er kunnen dus heel veel goederen over de rivier, maar we hebben verzuimd de rivieren goed bevaarbaar te houden. Ik woon ook vlakbij de Waal; daar kijk ik op uit. Dat is toch een soort snelweg van water. Er kunnen zeven keer zoveel containerschepen op als nu het geval is, terwijl de A15 al dicht staat. Als we kijken naar de langetermijnplanning voor de rivieren, met name de grote en bevaarbare rivieren, laten we de rol van de binnenvaart daarin dan centraal stellen.

Moet ik aan mijn tijd gaan denken, voorzitter?

De voorzitter:

Dat ook, maar ik wacht even op de afronding van het blokje, want de heer Van Aalst wil u zo een vraag stellen. Maar ik wil graag dat u even het thema afmaakt waar u mee bezig was.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik noem nog even de LTAR en de rol van de binnenvaart. Graag een reactie daarop. Kerntaken, goed letten op de veiligheid. Ik denk dat ik het meeste dan wel heb gehad. En meneer Van Aalst gaat mij een mooie vraag stellen.

De voorzitter:

Dat hoop ik ook. De heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Zeker, voorzitter. Ik stel alleen maar mooie vragen. Ik heb geconstateerd dat de VVD weer een beetje onze kant op is geschoven, zo lijkt het in elk geval. Vandaar mijn vraag aan de heer Dijkstra. Als ik u zo hoor over de binnenvaart, vraag ik me af of u ook zo blij bent dat we in ieder geval een beetje stoppen met die ellende van Ruimte voor de Rivier. Gewoon lekker die dijken verhogen, doen wat we moeten doen, niet dat geneuzel waardoor de waterstand als een gek zakt en onze binnenvaart in het geding komt: vind ik u daarbij aan onze zijde?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Of ik opschuif naar u of u naar ons doet er niet zo toe. Het gaat erom dat we goede dingen doen voor Nederland, dat we waterveiligheid allebei op één willen zetten, dat we allebei verantwoord om willen gaan met de centjes. Ik vind wel dat Ruimte voor de Rivier een succesproject is geweest; het is inmiddels redelijk afgerond. Nu zijn we weer toe aan een nieuwe fase: wat gaan we doen met de rivieren? Daarom wil ik ook een langetermijnvisie voor de rivieren. Ik denk dat Varik-Heesselt daar ook een voorbeeld van is. Dat was een beetje een geïsoleerd project. Er werd vaak gerefereerd aan de nevengeul in Nijmegen, die ik prachtig vind, maar die is onvergelijkbaar met dit stukje van Nederland en dat is ook weer onvergelijkbaar met wat we eerder bij Veessen en Wapenveld hebben gedaan aan de IJssel. Laten wij dus kijken hoe die rivieren door Nederland kunnen blijven meanderen, zoals Marsman zo mooi schreef. Ze moeten voldoende ruimte hebben, maar laten we vooral de veiligheid op één zetten en daarnaast ook een beetje letten op de centjes. Als we dan op elkaar lijken omdat we hetzelfde vinden, vind ik dat best.

De heer Van Aalst (PVV):

Als ik mag vaststellen dat het voornamelijk gaat om het versterken van de dijken en de waterveiligheid en het bewijzen van een goede dienst aan de binnenvaart, denk ik dat we het eens kunnen worden.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat is niet nieuw. De VVD pleit altijd voor goed kijken wat nodig is, maar we sluiten onze ogen niet voor alle ontwikkelingen die gaande zijn, zoals de extremen die toe zullen nemen. We moeten ook de overlast verminderen voor mensen die die overlast hebben. Het is dus adaptatie en mitigatie. We moeten zorgen dat die rivieren gewoon toekomstbestendig worden. Daar gaat het mij om.

De voorzitter:

Meneer Sienot, dit is uw tweede interruptie, hè? Dus daarna is het afgelopen.

De heer Sienot (D66):

Ik weet het! Ik ben me daar volledig van bewust. Ik heb ’m ook bewaard voor het mooiste punt. Want ik hoorde zojuist de heer Dijkstra van de VVD juist ónze kant op stromen. Hij zei namelijk heel terecht dat de veiligheid vooropstaat en dat de rivieren ook ruimte nodig hebben. Het mooie is dat ze ook op de centen letten, zoals hij vervolgens zei. Dat zijn allemaal zaken die ons aanspreken. Het mooie van Ruimte voor de Rivier is dat je op verschillende manieren ook inkomstenstromen kunt genereren, doordat er meer recreatie mogelijk is en doordat natuurwaarden zorgen voor een hogere waarde van de huizen. Ik zou de heer Dijkstra willen vragen of hij het met ons eens is dat Ruimte voor de Rivier ook financieel een heel interessante route kan zijn, juist om op de centen te letten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

U ziet het, voorzitter: water verbroedert. Partijen komen tot elkaar. Wat dat betreft zitten we politiek allemaal op dezelfde lijn. Ik zeg als VVD'er wel dat veiligheid altijd op één staat en dat we goed op de centen moeten letten. Als je daar tegelijkertijd andere zaken bij kan realiseren, een win-winsituatie, ben ik daar altijd voor, maar laten we wel die veiligheid op één zetten en niet de natuur, zoals misschien in het verleden te veel gebeurde. Die wens heerste namelijk weleens, ook bij sommige waterschappen en partijen, en dan werd de natuur ineens primair. Nee, de economische factor van het water en de veiligheid moeten centraal staan. Ook de lasten moeten we laag houden, want we hebben nog grote investeringen voor de boeg. Als je iets doet met een positieve businesscase, zonder subsidie, dan gaan we er natuurlijk voor om dat allebei mogelijk te maken. Ik denk dat dat ons land ook gevormd heeft.

De voorzitter:

Wat een gezelligheid. Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Sienot, of niet? Het mag.

De heer Sienot (D66):

Ik denk dat we het op dit niveau helemaal eens zijn, maar het wordt natuurlijk een beetje lastig in de praktijk. Mijn vraag aan de heer Dijkstra is of hij ook ziet dat het Rijk en de Minister hierin wel meer voorop mogen lopen, met een echte langetermijnvisie voor ruimte voor de rivieren. Dat ontbreekt nu een beetje, waardoor op lokaal niveau besluiten worden genomen die regionaal gevolgen hebben.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat voorbeeld hebben we genoemd. Een langetermijnvisie voor de rivieren richting 2050, maar ook richting 2100, is nodig. Wat betekent dit allemaal? Hoe gaat het allemaal passen? Dan zijn we weer toe aan een nieuwe fase daarin. We leggen die bal dan samen bij de Minister neer. We wachten de mooie plannen af, waarbij klimaatadaptatie en de fondsen die we hebben natuurlijk ook een grote rol gaan spelen.

De voorzitter:

Was u klaar met uw bijdrage? Ik zie dat dat het geval is. Dan gaan we door naar de heer Sienot van D66.

De heer Sienot (D66):

Dank u wel. De afgelopen maanden – we hebben het al gehoord – zagen we de gevolgen van de klimaatverandering. Op sommige plekken voelden mensen ze ook. In april en mei zagen we overstromingen en hevige buien. Limburg werd al genoemd, maar laten we Zeeland en het Noorden van het land ook niet vergeten. In juni is juist weer sprake van grote droogte. Klimaatveranderingen raken ons dus nu al, op allerlei manieren. D66 wil daarom meer urgentie voor klimaatadaptatie – ik heb het daar al vaker over gehad – want prepareren is beter dan repareren. Ik weet dat het strategisch en bestuurlijk allemaal heel lastig ligt, maar elke keer je bank in het water ligt ook heel lastig.

Voorzitter. D66 ziet mogelijkheden voor een aantal quick wins. We kunnen kwetsbare infrastructuur letterlijk boven water halen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over aggregaten en servers. Die staan nu nog te vaak in kelders van gebouwen. Zeker bij ziekenhuizen en politiebureaus is het noodzakelijk dat hier snel verandering in komt. Kan de Minister toelichten hoe we onze kwetsbare infrastructuur zo snel mogelijk boven water kunnen halen en is zij bereid om daar ook werk van te maken? Ik ben erg blij – het kwam al voorbij – dat de Minister recent heel positief reageerde toen ik vroeg of we het Deltafonds konden openstellen voor klimaatadaptatie. Ik kreeg een fantastische reactie. Het duurt alleen wel even voordat zo'n wetswijziging is doorgevoerd. De vraag is eigenlijk: wanneer denkt de Minister dat dit geld beschikbaar kan komen? Kan dat zo snel mogelijk? Hoe helpen we in de tussentijd kwetsbare locaties, waarvan ik er net een paar heb genoemd?

Dan kom ik op het programma Ruimte voor de Rivier. Dat heeft in Nederland geholpen voor waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. Nu willen we door. Het College van Rijksadviseurs heeft de Minister een advies gegeven voor de Lange Termijn Ambitie Rivieren, ook wel bekend als LTAR. Het advies luidde om in de Nationale Omgevingsvisie vast te leggen dat ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied een belangrijke doelstelling is en dat de ambitie vooral in moet gaan op rivierverruiming. Is de Minister van plan om deze en andere in het rapport gestelde doelen over te nemen? Kan de Minister garanderen dat LTAR snel komt, gezien het belang ervan? Is zij met D66 van mening – ik vroeg het net ook al aan de heer Dijkstra – dat LTAR een duidelijke doelstelling moet formuleren over hoeveel het water van de rivieren moet dalen en op welke termijn dat moet gebeuren? Hoe kunnen we er in het belang van de veiligheid van Nederland voor zorgen dat er knopen worden doorgehakt? Is de Minister bereid om hierin voorop te lopen?

Dan kom ik bij het onderwerp waterkwaliteit, meneer de voorzitter. De recente brief over de situatie met de afvalstromen van Chemours – de vorige sprekers hadden het er ook al over – heeft ons echt opnieuw doen schrikken. In de keten blijkt nauwelijks aandacht voor GenX-stoffen. Ze kunnen regelmatig in ons water en in onze leefomgeving terechtkomen. Het lijkt erop dat de zorgplicht is verwaarloosd. Waarom horen we dit nu pas, terwijl we al zo vaak over incidenten bij Chemours hebben gesproken? Hoe hebben de bevoegde gezagen en Chemours hun zorgplicht en toezichttaak zo kunnen verwaarlozen? Hoe gaat de Minister zorgen dat dit in de toekomst niet meer zomaar kan gebeuren? Hoe snel kunnen we verbeteringen verwachten?

Dan kom ik op het onderwerp veeninklinking. Daar wilde ik net iets over gaan zeggen, maar ik zie een interruptie.

De voorzitter:

Ja, ik werd erop gewezen dat de heer Van Aalst u graag een vraag wil stellen.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik dacht ineens: wat hoor ik nou toch allemaal? Ik hoor wel vaker gekke dingen uit de mond van meneer Sienot van D66, maar dit triggerde me. Ik heb weleens een motie ingediend: leg de regie voor GenX en dat soort stoffen eens bij de Minister neer en spreek die bevoegde gezagen nou eens aan. Toen zat D66 altijd op de lijn: nee, het is allemaal de schuld van Chemours, het deugt allemaal niet, dat bedrijf moeten we sluiten, noem maar op; het was een heel spektakel. En nu hoor ik ineens uw suggestie richting de Minister: goh, moet de Minister geen regierol krijgen en moeten we niet eens meer kijken naar die bevoegde gezagen? Waar komt deze draai opeens vandaan? Heeft u het licht gezien?

De heer Sienot (D66):

Ik weet niet welk sprookjesboek de heer Van Aalst heeft gelezen, want wij hebben nooit geroepen dat bedrijven gesloten moesten worden. Wat we wel hebben geroepen, en dat roepen we nog steeds, is dat hier een probleem is met het systeem. Het systeem kan van begin tot einde veel beter. Dat blijkt ook weer uit deze brief. Als je de eerste stap bekijkt, de normstelling, blijkt dat er voor deze zeer zorgwekkende stof eigenlijk niet echt een norm is. Vervolgens zien we dat op basis van een nauwelijks bestaande norm een vergunning is verstrekt. Het bedrijf blijft binnen de norm; daar heeft de heer Van Aalst helemaal gelijk in en dat zegt de rechter vandaag ook. Daar zijn we het dus over eens. Vervolgens zien we, als de vergunning is verleend, dat het lastig blijkt om te handhaven. In dat hele traject is dus verbetering mogelijk. Ik roep de Minister dan ook op tot die verbetering. Heel belangrijk vind ik – dat heeft u wel van ons gehoord – dat alle spelers in die keten daarbij een rol spelen, dus ook het bedrijf zelf. Dat zegt de rechter ook: ze moeten wel aan de slag met alternatieve technieken waarmee ze deze stoffen kunnen vermijden.

De heer Van Aalst (PVV):

Wijze woorden! Over heel veel punten zijn we het eens. Het enige wat ik nog mis van meneer Sienot van D66 is een «sorry» richting Chemours, na al die lastercampagnes die we de afgelopen maanden voorbij hebben zien komen, terwijl hun eigenlijk niets te verwijten viel. Sterker nog, ze zijn volop bezig om ... Ze hebben een vergunning die nog steeds te wensen overlaat, waarvan je denkt: kan het niet nog strenger? Want voor Chemours is het geen enkel probleem. Misschien zou een klein excuus wel op z'n plaats zijn. Ik ben in ieder geval blij dat meneer Sienot nu de hand in eigen boezem steekt en denkt: goh, die decentrale overheden en wij moeten toch iets meer naar onszelf kijken, we hebben toch wel iets verkeerd gedaan in die vergunningverlening. Ik hoor graag zijn reactie.

De heer Sienot (D66):

Mijn handen blijven hier gewoon op de tafel liggen. Kort en goed, wij hebben altijd gezegd dat het systeem niet klopt, dus wij blijven bij het verhaal dat ik net hield. We blijven ook vinden dat Chemours een speler in het spel is. Daar begint het. Het is de bron van de lozing. Je mag best kritisch zijn over een bron die zorgwekkende stoffen loost: wat loost Chemours en hoezeer doet het zijn best om die stoffen uit het milieu te halen? Daar staan we nog steeds achter.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik hoor de heer Sienot terecht kritiek uiten op het systeem en dat systeem begint in het o zo geliefde Europa van D66. Het REACH-systeem begint in Europa en voldoet niet om bijvoorbeeld onze drinkwaterbronnen te beschermen. Drinkwaterbedrijven slaan al een tijdje alarm omdat de drinkwatervoorzieining onder druk staat en de prijzen omhooggaan. Ik ben benieuwd of ik de heer Sienot aan mijn zijde vind om het systeem in Europa aan te pakken, om het scherper te maken, zodat ook in Nederland bijvoorbeeld onze drinkwaterbronnen beter beschermd kunnen worden. Vind ik de heer Sienot aan mijn zijde als ik daarvoor pleit?

De heer Sienot (D66):

Nou, ik denk dat u ons altijd aan uw zijde vindt als u zegt dat de drinkwaterkwaliteit voorop moet staan – daarover zijn we het 100% eens – en dat we ons best moeten doen om daarmee bij de bron te beginnen. Niet voor niks heb ik al vaker betoogd dat je wat er niet in komt, er ook niet uit hoeft te halen. Als je dat als uitgangspunt neemt, moet je vervolgens kijken hoe je een zo goed mogelijke norm kunt neerzetten. Daarin vindt u ons ook aan uw zijde. Wij willen een zo goed mogelijke norm. Vervolgens willen we ook dat er een goede vergunning komt en dat de bedrijven hun best doen om met de nieuwste technieken te kijken hoe ze hun proces kunnen verbeteren, zodat ze schadelijke stoffen niet nodig hebben.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik ben het met de heer Sienot eens dat je wat er niet in komt, er ook niet uit hoeft te halen, maar het REACH-systeem zorgt ervoor dat het er nu wel in kan komen. Daarom zit GenX in het oppervlaktewater, in ons drinkwater. Dat willen we aanpakken. Daarom wil ik graag concreet van de heer Sienot horen of hij het met ons eens is dat we ook naar het REACH-systeem moeten kijken. Het kabinet en de Staatssecretaris zijn bezig om GenX op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen te krijgen, maar we moeten ook onze drinkwaterbronnen beschermen door een drinkwatercriterium op te nemen in REACH. Dat maakt het concreet en meetbaar. Is de D66-fractie het met ons eens dat we daarvoor moeten pleiten in Europa?

De heer Sienot (D66):

Ik heb de Staatssecretaris daar wijze woorden over horen spreken. Het begon ermee dat we voor effectieve routes moeten kiezen. Een route is in dit geval effectief als de REACH-systematiek het mogelijk maakt om het drinkwatercriterium daarin op te nemen. Naar ik heb begrepen, is dat niet het geval. Volgens mij heeft de Staatssecretaris ook heel duidelijk uitgesproken dat ze uw zorgen in Europa deelt en ook wil kijken hoe de REACH-systematiek kan worden verbeterd, binnen de bestaande mogelijkheden, om deze problemen van opkomende stoffen aan te pakken.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Eén weg is inderdaad om in REACH het drinkwatercriterium op te nemen. Een andere weg zou zijn dat we voor de potentieel zeer zorgwekkende stoffen, dus de stoffen die nog in een tussengebied, een wachtgebied zitten, dezelfde regels stellen aan de vergunningverlening als voor de zeer zorgwekkende stoffen. Zou dat een oplossingsrichting zijn waarin de heer Sienot samen met ons wil optrekken?

De heer Sienot (D66):

Volgens mij zijn al deze zaken al vaker besproken. U vindt ons aan uw zijde bij werkende, effectieve maatregelen waar we echt mee verder kunnen, of een stof nou wel of niet op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen of potentieel zeer zorgwekkende stoffen staat; af en toe ben ik het spoor ook een klein beetje bijster, moet ik eerlijk zeggen. Elke route die we kunnen bewandelen om het te verbeteren, verdient nadere bestudering. Zeg ik daarmee gelijk «we gaan het doen»? Nee, daarvoor moet ik toch echt eerst het voorstel zien en de haalbaarheid ervan toetsen.

De voorzitter:

Een afrondende vraag van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik wil het de heer Sienot best een beetje meer uitleggen. De lijst met zeer zorgwekkende stoffen is de lijst in Europa van REACH. In Nederland hebben we een lijst met potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Daar zetten we stoffen op die in dat traject, in die pijplijn, zitten. GenX is zo'n stof. Eigenlijk willen we daar volgens mij allemaal meer controle op hebben, want we schrikken van de uitkomst van de inspecties van de ILT. De vraag is dus wat we als Nederland kunnen doen om daar meer grip op te krijgen. Een voorstel zou zijn dat je die potentieel zeer zorgwekkende stoffen in de vergunningverlening al behandelt als zeer zorgwekkende stoffen.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Vindt u het wat?

De heer Sienot (D66):

Ik denk dat we altijd een balans moeten vinden tussen enerzijds wat je vraagt van de industrie, wat haalbaar is en waar aan te werken valt en anderzijds dat we veilig drinkwater hebben. Dat moet vooropstaan. Elke route waarin we Nederlandse en Europese regelingen zo veel mogelijk gelijk kunnen trekken en ervoor kunnen zorgen dat we zo veel mogelijk één markt en één speelveld hebben, verdient bestudering. Daar kent u onze partij goed genoeg voor.

De voorzitter:

Gaat u door. Er zijn geen interrupties meer voor u.

De heer Sienot (D66):

Veeninklinking. Volgens mij heeft iedereen zijn interrupties bijna opgebruikt; fantastisch! Jammer, want dit is een prachtig onderwerp. Wij zien graag een verandering in de aanpak van veeninklinking. Nu is het systeem een vicieuze cirkel. Voor drooglegging wordt het grondwaterpeil naar beneden gebracht. Dit leidt tot bodemdaling, wat eens in de zoveel jaar weer leidt tot het formuleren van een nieuw waterpeil en dan begint het proces opnieuw. Dat is meer dan zomaar een loze cirkel, want er komt heel veel CO2 bij vrij. De kosten van waterschappen voor het steeds verder bemalen van de polders nemen toe en de maatschappelijke kosten voor riool- en wegverzakkingen komen daar nog bovenop. Wij beginnen ons zo langzamerhand af te vragen of deze maatschappelijke kosten nog verantwoord zijn. Wil de Minister, net als D66, deze vicieuze cirkel doorbreken?

Er zijn verschillende oplossingen voor dit probleem. Mijn collega De Groot van D66 heeft het vaak over kringlooplandbouw, een inclusieve manier van landbouw die rekening houdt met de natuur. Maar een ander drainagesysteem kan ook helpen. Het PBL heeft onderzocht dat het gebruik van onderwaterdrainage in de landbouw leidt tot een halvering van de bodemdaling zonder gevolgen voor de gewasopbrengst. Dit kan bovendien veel CO2 besparen. Ook het verbouwen van andere gewassen en het houden van lichter vee kan helpen. Met een combinatie van verschillende maatregelen kunnen we 1 miljoen ton CO2 per jaar besparen. Is de Minister bekend met deze maatregelen? Is zij bereid om dit samen met collega Schouten op te pakken en de Kamer daarover te informeren?

Voorzitter. Wat betreft het bestuursakkoord zou ik willen aansluiten bij 50PLUS, die vroeg hoe het daarmee staat. Wij hebben daar samen met collega Dik-Faber in een motie om gevraagd. Wat gaat er nu op welk moment gebeuren?

Dan de ketenaanpak van medicijnresten. De Minister heeft extra geld vrijgemaakt voor de aanpak van medicijnresten. Nu gaat het goed, maar water houdt zich niet aan grenzen. Daarom zou ik in navolging van mijn collega van 50PLUS, mevrouw Van den Brenk, ook willen zeggen: laten we er in hemelsnaam voor zorgen dat we Europees gaan met die ketenaanpak. Betekent het optimisme van de Europese Commissie dat die er zo snel mogelijk komt?

Dan kom ik aan bij mijn laatste punt, voorzitter: lozingen van de pleziervaart. Als het lekker weer is, varen we allemaal graag met een boot over onze wateren, maar het is niet de bedoeling dat we na onze sanitaire behoeftes het toiletwater aan het eind van de dag overboord mieteren. Daar is het lozingsverbod pleziervaart voor. Maar in 2010 werd al door het Ministerie van IenW geconcludeerd dat dit verbod slecht handhaafbaar is. Onder andere in Friesland zorgen de lozingen ervoor dat de waterkwaliteit in het toeristenseizoen aantoonbaar slechter is. Er is meer last van blauwalg en de E. colibacterie. Is de Minister bereid om te zorgen dat het huidige verbod wel gehandhaafd kan worden? Dat kan bijvoorbeeld met eenvoudige regels, waardoor een minder zware inzet van handhaving nodig is. Ik kijk uit naar de antwoorden van de Minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sienot. Mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De kwaliteit van ons water staat onder druk. We moeten steeds meer doen en betalen om ons water veilig en schoon te krijgen en te houden. Er zijn steeds meer nieuwe stoffen, er zijn cocktaileffecten van stoffen die met elkaar reageren en er is onvoldoende transparantie. De uitspraak in de zaak Chemours van vandaag laat glashelder zien dat onze huidige wet- en regelgeving onvoldoende is om ons water te beschermen. Ook krijgen we naast de klassieke watervervuilers industrie en landbouw steeds meer te maken met nieuwe bronnen, zoals medicijnresten of microplastics. Een zorgelijk beeld en reden voor een nieuwe inzet op schoon en veilig.

Ik wil even ingaan op twee actualiteiten. In de eerste plaats de door Odfjell veroorzaakte olieramp in de Rotterdamse haven. Worden alle kosten verhaald en kan er snel onderzoek komen naar welke verborgen chemische vervuiling in de stookolie zit, aangezien dat veelvuldig voorkomt? En wat is de langetermijnimpact op het milieu en het water? Wanneer kunnen wij als Kamer hier inzicht in krijgen? En wat is de gezondheidsimpact op al die mensen, ook veel vrijwilligers, die helpen de troep op te ruimen?

Dan Chemours. Er is wellicht na Shell geen bedrijf dat zo vaak voorbijkomt in de Kamer. Wat Shell voor de fossiele dino's is, is Chemours voor de chemische industrie: een bedrijf dat laat zien wat er echt mis is met een systeem. Het is belangrijk om ons te realiseren dat de problemen bij dit ene bedrijf vooral iets zeggen over hoe wij in Nederland en in Europa met chemische en gevaarlijke stoffen omgaan. De rechter heeft vandaag bepaald dat Chemours het potentieel kankerverwekkende GenX mag blijven lozen. De status van «potentieel zeer zorgwekkende stof» biedt dus onvoldoende bescherming. Wat kan en wat gaat de Minister hieraan doen? We hebben het er al veel en vaak over gehad in de Kamer en ik hoop echt op een actieplan. Geeft REACH ons niet meer mogelijkheden om ook verdachte stoffen aan te pakken en hoe past dit in het voorzorgsbeginsel? Totdat bewezen is dat een stof geen gevaar vormt, moeten we die toch niet in ons leefmilieu en in ons water willen hebben?

Een paar concrete punten. Binnen de EU kunnen we de persistente mobiele en toxische stoffen, pmt-stoffen, op Europees niveau ook als een zeer zorgwekkende stof classificeren. Dit leidt tot handvatten voor vergunningverleners om voor die stoffen de lozing te minimaliseren. Dat is goed voor het drinkwater. Het zorgt ervoor dat je problemen vooraf kunt tackelen in plaats van achteraf, maar het geeft ook een goed level playing field voor de industrie binnen Europa. Ook willen we dat als een stof een potentieel zeer zorgwekkende stof is, we er in Nederland in de vergunningverlening net zo stevig op kunnen zijn als op een zeer zorgwekkende stof. Wat is daarvoor nodig? Kunnen we in REACH de drinkwaterkwaliteit als criterium meenemen? Daarbij sluit ik aan op de woorden van mijn collega Van Brenk.

Er is veel meer transparantie nodig vanuit bedrijven over wanneer zij wat lozen. In een vergunning zijn stoffen vaak op een generiek niveau benoemd en staat niet de precieze chemische samenstelling. Graag zien we dat drinkwaterbedrijven bij vergunningverlening betrokken worden en dat via registratie openbaar inzichtelijk gemaakt wordt wat er precies geloosd wordt zodat men daarop voorbereid kan zijn.

Dan het ILT-onderzoek naar afvalverwerking door het bedrijf. Chemours blijkt het de afvalverwerkers niet te laten weten of er onduidelijk over te zijn als er GenX in het afvalwater zit. Moeten bedrijven niet gewoon verplicht worden om aan te geven welke afvalstoffen in het afvalwater zitten dat zij aanleveren? Is de Minister dat met mij eens? Wat mist er in de regelgeving en hoe zorgen we ervoor dat dit echt gehandhaafd wordt?

De Minister heeft op mijn verzoek en op verzoek van collega Sienot gekeken of de ILT alle informatie rond afnemers van Chemours kan krijgen, of er wettelijke belemmeringen waren. Dat blijkt te kunnen. Dan begrijp ik echt niet waarom het zo lang heeft geduurd voordat al die informatie boven tafel was. Heeft de ILT dit dossier wel voortvarend genoeg opgepakt? Of heeft de ILT niet voldoende rechtsmiddelen, kennis en mankracht? Waar zit het probleem?

En dan de zogenaamde «Zwitserlandroute». De Minister geeft aan dat omdat de milieuwetgeving van Nederland en die van Zwitserland op elkaar lijken, die weinig gevolgen heeft. Mij gaat het echter om transparantie. Hoef je op het moment dat je geregistreerd staat in Zwitserland en je op papier eigenlijk alle handelingen via dat kantoor doet niet meer transparant te zijn over productstromen? En wat betekent dat voor de mogelijkheid van de ILT om in te grijpen?

Het is echt bizar dat wij onder andere via ons drinkwater betalen voor de vervuiling met chemische stoffen uit de industrie, landbouw, maar bijvoorbeeld ook zwerfvuil. Er moet een stevige prijs op milieuvervuiling komen. Dat leidt tot recycling, tot verminderde lozingen, tot innovatie en betere alternatieven, én het legt de rekening bij de vervuiler. Hoe zorgen we ervoor dat vervuilende bedrijven, of het nou een Chemours, een Odfjell of de agrarische industrie is, betalen voor wat er nodig is om ons drinkwater schoon te houden. De onderzoeken naar Chemours – ik ben benieuwd – hebben een hoop geld gekost. Ik hoor graag van de Minister hoe «de vervuiler betaalt» concreet gemaakt wordt.

Wij hebben op initiatief van mijn collega Sienot een uitstekende presentatie gekregen over alle plannen rond klimaatadaptatie, waarin duidelijk de ambities en uitdagingen werden geschetst. Klimaatadaptatie vergt integraal beleid. Steden, wegen, spoor, landschapsbeheer, waterbeheer; bij alle ruimtelijke ingrepen moet klimaatadaptatie eigenlijk vanaf het begin ingebakken zijn. De energietransitie, om een voorbeeld te noemen: van het gas af. Hoe zorg je ervoor dat je van begin af aan de klimaatadaptatie erin brengt? En hoe zorg je ervoor dat we klimaatadaptatieplannen en de plannen die er zijn om onze natuur in Nederland te versterken, met elkaar verenigen? Ik vind het voorbeeld van een natuurlijke klimaatbuffer een voorbeeld van waar dat gebeurt. Hoe pakken we dit goed aan? Rijk, gemeenten en provincies zijn bezig met afspraken en taakverdeling. De stresstesten moeten de zwakke plekken blootleggen, maar welke wet- en regelgeving moeten wij op rijksniveau veranderen zodat op alle niveaus gebeurt wat er moet gebeuren? Is bijvoorbeeld een verandering in het Bouwbesluit voldoende om ervoor te zorgen dat er klimaatneutraal of klimaatbestendig gebouwd wordt? Hoe zorgen we ervoor dat groene, klimaatadaptieve wijken, gemeentes en dorpen de toekomst zijn?

De Minister heeft een coördinerende rol tussen departementen; er zijn een hoop departementen hierbij betrokken. Mijn vraag is eigenlijk: heeft de Minister het gevoel dat zij die rol stevig genoeg kan vervullen? Heeft zij genoeg mandaat hiervoor? En heeft zij genoeg geld? De Minister geeft aan dat dat wellicht niet het geval is en dat er mogelijkheden zijn om vanuit het Deltafonds geld te krijgen, maar wat is er in de tussentijd nodig om ervoor te zorgen dat de klimaatadaptatie echt voortvarend aangepakt kan worden?

Dat, voorzitter, ...

De voorzitter:

Meer tijd heeft u ook eigenlijk niet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat dacht ik al. Maar ik heb nog een hele hoop, want het is een prachtig onderwerp.

De voorzitter:

Wellicht kunt u wat de heer Dijkstra gaat zeggen, want hij gaat u nu interrumperen, benutten om wat er nog overbleef erin te verwerken. Maar dat is afhankelijk van de vraag van de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ja, voorzitter. Ik heb zeven minuten lang geluisterd en een aantal dingen nog niet gehoord. Ik ben benieuwd naar wat GroenLinks vindt van hoogwaterbescherming, over Ruimte voor de Rivier, over waterveiligheid, over de nevengeul Varik/Heesselt.

De voorzitter:

Dat gaan we niet doen, dat gaan we niet doen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het onderwerp dat ik aansnijd met deze vier punten, is het volgende. Ik hoor allemaal milieu en natuurzaken, en dat kan, maar wat is het standpunt van GroenLinks als het gaat om waterveiligheid? En dan graag het antwoord even toespitsen op die nevengeul Varik/Heesselt. Of dijkversteviging; hoe zit GroenLinks daarin? Ik hecht eraan om dat te weten.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb ervoor gekozen om in mijn inbreng de kwaliteit van het drinkwater centraal te stellen. Zelfs met zeven minuten spreektijd moet je keuzes maken. Ik denk dat in het algemeen rond waterveiligheid de balans moet worden gezocht tussen wat nodig is voor veiligheid en wat nodig is qua klimaatadaptatie. Maar ook onze ecologische opgave, in een land dat zo vol is en waar zo'n druk op natuur staat, moet cruciaal zijn. Op die parameters moeten we de keuzes maken in hoe wij omgaan met water.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Een korte vraag dan. Stelt u veiligheid boven bijvoorbeeld ecologie, of niet?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik begrijp niet helemaal waar deze vraag vandaan komt. Ik denk dat veiligheid altijd de eerste toetssteen is. In heel veel keuzes die wij maken rond water zijn ecologie, langetermijnperspectief en echt integraal denken over klimaatadapatie echter een kwestie van politieke wil en geld. Wij kunnen veiligheid en ecologie heel goed hand in hand laten gaan, maar dat moet je dan wel willen. Wellicht wil de VVD dat niet altijd.

De voorzitter:

De heer Geurts wil interrumperen.

De heer Geurts (CDA):

Ik vond het wel een interessante vraag die collega Dijkstra stelde aan de GroenLinks-fractie. Hij kreeg echter geen antwoord op de vraag over Varik/Heesselt. Ik ga hem dus heel concreet stellen. De Minister neemt het advies over en zegt: we gaan naar de dijkversterking en we gaan geen nevengeul aanleggen. Steunt de GroenLinks-fractie die inzet van de Minister?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Wij hebben wel zorgen over wat daar de impact van zal zijn. Die twijfels hebben wij wel.

De heer Geurts (CDA):

De impact van de dijkversterking of dat de nevengeul niet aangelegd wordt? Een heel concrete vraag: steunt de GroenLinks-fractie de inzet van de Minister om aan dijkversterking te gaan doen en de nevengeul dus niet aan te leggen? Dat is heel belangrijk. Een deel van de commissie is daar op bezoek geweest. Er waren meer dan honderd mensen die zich daar zorgen over maken en die graag willen weten hoe ook de GroenLinks-fractie hierin zit. Heel concreet: bent u voor of tegen het voorstel dat de Minister in de brief naar de Kamer heeft gestuurd over het niet doorgaan van de nevengeul en het wel versterken van de dijkversterking?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij heb ik aangegeven dat wij daar twijfels over hebben en dat ik eigenlijk wel heel benieuwd ben naar de antwoorden van de Minister op de vragen die daarover eerder gesteld zijn.

De voorzitter:

Dat is dan wel uw tweede interruptie, meneer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik denk dat de heer Geurts mij heel goed aanvult. Het is van belang om te weten waar GroenLinks staat. Ik heb zeven minuten ecologie en milieu gehoord, maar op echt primaire dingen die mensen raken, namelijk «ben ik veilig?» krijg ik geen goed antwoord. Ik wil het mevrouw Kröger best laten zien daar; helaas kon ze er niet bij zijn toen. Dit raakt mensen, dit gaat over de huizen en de toekomst van mensen. Bent u voldoende op de hoogte van dit dossier, of zegt u «ik wil er nog eens even induiken om een goed gewogen besluit te kunnen nemen»? Op een gegeven moment gaan we hier wel over stemmen. Er moet wel duidelijkheid zijn voor mensen en u moet de juiste keuze kunnen maken. Kunt u de juiste keuze nu al maken, of zegt u «ik duik er nog eens eventjes in»?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind dit een beetje... Nou goed. Volgens mij hebben we het over een situatie waarin we moeten kijken naar de mogelijkheden die er zijn ten aanzien van zowel ecologie – het hele nevengeulverhaal – als de zorgen rond veiligheid en de borging daarvan. Uiteindelijk is dit ook een financieel verhaal. Uiteindelijk is de vraag welke middelen je ter beschikking wilt stellen en welke keuzes je daarin wilt maken. Daarover zijn een aantal vragen gesteld. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is duidelijk dat GroenLinks nog beïnvloedbaar is. Ik denk dat dat een goede zaak is. Beide zijn even veilig. Dan komt het inderdaad aan op andere keuzes. Ik hoop dat GroenLinks er de komende tijd induikt. Dan gaan we er samen naartoe als het moet. Het is een belangrijke planologische beslissing die 2.000 of 3.000 mensen raakt. Je zet ze op een eiland met zes meter hoge dijken of je zegt: ik ga de rivier en de uiterwaarden wat verdiepen. Ik denk dat die mensen er baat bij hebben dat zo'n ruimtelijk besluit breed in de Kamer wordt gedragen. Dan wil ik GroenLinks, die toch een serieuze partij is en die een bepaalde kant bedient die wij niet altijd bedienen, daaraan meedoet. Het gaat om een groter belang dan alleen een politieke afweging gebaseerd op ...

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben blij dat de VVD het grotere belang duidt. Alleen, ik denk dat dat grotere belang ook gaat over de vraag of je in de middelen die je uittrekt voor het beleid rond waterveiligheid ecologie serieus neemt – volgens mij is dat ook het succes van Ruimte voor de Rivier – en ook voor de toekomst borgt. Dat betekent dus dat er een prijskaartje. Volgens mij is dat de grotere discussie die we met elkaar moeten hebben.

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar de heer Geurts voor de bijdrage van het CDA; zeven minuten, max.

De heer Geurts (CDA):

Dank u wel. Het getal der volheid, voorzitter.

Recent las ik een artikel in Trouw met de kop «sloot barst stiekem van de schone energie». In dat artikel werden de kansen geschetst van lauw buitenwater als een grote energiebron. Slurp het uit de kanalen en sloten en benut het om de huizen te verwarmen, zeggen de waterschappen. Bovendien, voor de waterkwaliteit lijkt het alleen maar beter om zomerse warmte te winnen uit het water. Maar even verderop in het artikel werd ik weer met beide benen op de grond gezet. Want wie gaat er actie ondernemen en het betalen? Is de Minister bekend met dit soort initiatieven? Hoe stimuleert het kabinet dit soort ideeën zodat ze ooit betaalbare praktijk kunnen worden?

Voorzitter. Van energie uit het oppervlaktewater naar de waterkwaliteit. Het valt me op dat de Minister in het rijtje van de drie belangrijkste bronnen van waterverontreiniging die van drugsresten niet noemt. Waarom niet? Van medicijnresten weten we al langer dat ze ernstig bedreigend zijn. Maar dat paling door drugsresten zich niet meer kan voortplanten, daarover is in deze Kamer volgens mij nog niet gesproken. Een nieuw onderzoek waarschuwt ons. Een onderzoek toont aan dat de palingen met name in hun vroege levensfase kwetsbaar zijn voor sporenconcentraties cocaïne. Voorzitter, ik merk dat er om mij heen gelachen wordt, maar dit is een heel serieus onderwerp. De onderzoekers geven ook aan dat de groei- en levenscycli van insecten kunnen worden beïnvloed door antidepressiva, waaronder prozac en amfetamine. Ik vind dat bijzonder verontrustend. Is de Minister hiervan op de hoogte? Welke actie gaat ze naar aanleiding van deze signalen nemen?

Voorzitter. In november 2016 werd een motie van mijn hand aangenomen. Deze motie gaf als overweging dat het er sterk op begint te lijken dat de doelen uit de Kaderrichtlijn Water, mede door natuurlijke achtergrondconcentratie, op veel plaatsen niet te halen zijn, ook niet als er zeer kostbare maatregelen worden genomen. De motie verzocht de regering in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn en wat de maatregelen kosten die nodig zijn om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Ik heb een simpele vraag: hoe staat het met de uitvoering van deze motie?

Voorzitter, dan kom ik bij Varik-Heesselt. De CDA-fractie is blij te vernemen dat de Minister de voorkeur van de meerderheid in de stuurgroep volgt. De dijkversterking kan rekenen op draagvlak in de dorpen Varik en Heesselt. Dat bleek wel tijdens de bijeenkomst die we daar als commissie mochten hebben. Wel zou ik nog graag van de Minister vernemen waarom de Barro, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, op het gebied blijft rusten. Wat betekent dat voor het betreffende gebied, zo vraag ik me af. Wat kan er niet? Of liever gezegd, wat kan er nog wel? Wanneer is het aangekondigde onderzoek langdurige ruimtelijke reservering voor het betreffende gebied gereed?

Dan kom ik bij de Strategische Agenda Noordzee 2030. Er is veel over te zeggen en ook over te vragen. Ik beperk met tot de ingediende zienswijze van de VisNed-organisatie. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat aanpassingen veel lijken in te houden maar in de praktijk weinig voorstellen. Ik zal een voorbeeld geven. Er wordt ingebracht dat er een causaal verband is tussen het gevoerde beleid en de verbeteringen in de praktijk. Dat is niet onderzocht. De nota van antwoord geeft VisNed hierin gelijk en zegt de tekst hierop te hebben aangepast. Toen ben ik eens goed gaan kijken: wat is er dan veranderd? «Maatregelen hebben dus effect» is vervangen door «maatregelen lijken dus effect te hebben». Dan vraag ik me af wat hier is aangepast. Verder wordt onderwatergeluid door windmolenparken gebagatelliseerd. Niet verstandig met het oog op de grootschalige uitrol van windparken op zee die veel groter is dan voorzien toen deze maritieme strategie, deel I, werd geschreven. Het CDA verzoekt de Minister in gesprek te gaan met VisNed en hen te beschouwen als een serieuze gesprekspartner. Is de Minister bereid om met deze organisatie zelf het gesprek aan te gaan en deze zaak ook te bespreken?

Voorzitter, ik kom bij klimaatadaptatie. Extreem weer, extreme regenval, grote schade. De Minister is laatst in Meerssen geweest en heeft de gevolgen gezien. Ze heeft ook gezien dat het een heuvelachtig gebied is. Dat is echt wat anders dan een plat gebied, om het maar zo te zeggen. U ziet, voorzitter, de Limburgse invloeden zijn ook in onze fractie groot. De papieren stresstesten worden werkelijkheid. Dat zie je helaas regelmatig in Limburg. De Minister is voortvarend aan de gang gegaan met de uitvoering van de motie-Geurts over het actieplan code oranje – ook uit Limburg. Dit leidt nu blijkbaar zelfs tot een voorgenomen aanpassing van de Waterwet. Volgens de Minister is het namelijk niet mogelijk om geld uit het Deltafonds in te zetten voor bijdragen aan regionale maatregelen tegen wateroverlast. Ik zou graag een uitgebreide toelichting van de Minister willen hebben waarom deze wetswijziging nou nodig is. Ik wil graag meer geluid bij het beeld dat ik op papier kreeg. Waarom komt de Minister niet met een voorstel: welke middelen kunnen hiervoor beschikbaar gemaakt worden uit het Deltafonds? Toevallig ben ik ook woordvoerder regio. Het verbaast me dat in de Kamerbrief verwezen wordt naar de mogelijkheden in de regio-envelop. Die zijn er niet, want het kabinet heeft gezegd: regio-envelop dient niet voor het vullen van gaten in begrotingen van vakdepartementen. Ik neem aan dat de Minister dit wel weet en ik hoor graag haar reactie hierop.

Voorzitter, Markermeerdijken. De dijk van Amsterdam naar Hoorn zal verzwaard moeten worden. Het onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar misschien wel de mooiste wijk van Amsterdam, namelijk Durgerdam, is afgerond. De conclusie is dat de opgave voor versterking veel minder zwaar is dan waar het hoogheemraadschap van uitging. Er is nauwelijks een stabiliteitsprobleem; allemaal positief in mijn ogen. De zettingen zijn geen 50 centimeter over de levensduur maar 20 centimeter. Het hoogteprobleem is dus ook kleiner. Afrondend, voorzitter, vraagt het CDA of dezelfde onafhankelijke deskundigen een oordeel kunnen geven over de rest van de dijk. Dat hoeft niet veel tijd te kosten volgens mij. Wij willen graag een veel geringere aantasting van de karakteristieke dijk en minder overlast voor de bewoners. Deelt de Minister die gedachte?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Laçin, SP.

De heer Laçin (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de brieven die ze heeft gestuurd in aanloop naar dit debat. Er zijn daarmee een hoop vragen beantwoord, maar de informatie roept natuurlijk ook weer nieuwe vragen op. Voordat ik overga op mijn inbreng en op de vragen die ik heb, wil ik aangeven dat ik blij ben om te zien dat de «Handreiking beoordeling van lozingen gericht op bescherming drinkwaterkwaliteit» is opgesteld en gedeeld met de Kamer. Mijn motie hiertoe werd precies een jaar geleden overgenomen door de toenmalige Minister.

Dan van het positieve naar wat toch wel het hoofdpijndossier op dit vlak is: Chemours en GenX. De afgelopen maanden is het giftige GenX op veel plekken in ons land opgedoken in het oppervlaktewater en ook in ons drinkwater. Ook de bodem is op veel plekken verontreinigd met PFOA, de nóg giftigere voorganger van GenX. Deze troep is aangetroffen in de bodem in onder andere Sliedrecht en de Hoeksche Waard. De Provincie Zuid-Holland heeft het bedrijf een last onder dwangsom opgelegd omdat er nog steeds PFOA werd geloosd terwijl dit al sinds 2013 niet meer zou gebeuren. De termijn om te stoppen met het lozen van PFOA was acht weken. Die zijn nu voorbij. Weet de Minister of het bedrijf inmiddels is gestopt met het lozen van PFOA? Het bevoegd gezag stelde in de brief van 23 april dat men de komende periode met regelmaat het afvalwater zou laten analyseren om te controleren of, en zo ja, hoeveel PFOA er geloosd zou worden. Wat is de stand van zaken op dit punt? En wat kan de Minister met ons delen?

Zoals gezegd is de bodem, en is ook het oppervlaktewater op veel plekken vervuild. En dat is niet gek, want afgelopen dinsdag bleek wederom dat Chemours lak heeft aan milieu en mens. In de brief die de Minister afgelopen dinsdag met de Kamer deelde, zijn de bevindingen van de ILT kraakhelder. In de gehele keten is weinig tot geen aandacht voor GenX in het afval. Daardoor kunnen op verschillende plekken in de keten lozingen van GenX naar de leefomgeving plaatsvinden. En in de milieu of lozingsvergunningen van de bezochte afvalverwerkers staan geen specifieke eisen met betrekking tot GenX. In de brief zien we ook een aantal acties die het Rijk zal uitvoeren, zoals de inzet om GenX als zeer zorgwekkende stof te laten registreren bij het Europees chemieagentschap in Finland, en kennisdeling en vergroting bij vergunningverleners en toezichthouders. Maar dit is echt niet meer voldoende en dit zijn toezeggingen die we al langer horen. De daden van Chemours worden almaar groter, dus moeten wij ook hardere maatregelen treffen. Wat kan de Minister doen om Chemours een halt toe te roepen, want ingrijpen is nu onvermijdbaar en noodzakelijk? Een bedrijf kan en mag de ruimte niet hebben om ons milieu te verzieken en onze gezondheid in gevaar te brengen. De rechter heeft vandaag uitgesproken dat de lozing niet verder omlaag hoeft. Daaruit blijkt dat deze casus eigenlijk bevestigt dat de noodzaak hoog is om te komen tot betere regels voor vergunningverlening en meer transparantie over stoffen die geloosd worden. De SP zet in op verdere verlaging van de lozing en uiteindelijk het uitbannen van GenX.

Voorzitter. Vorige week heb ik de Staatssecretaris gevraagd om in Europa tijdens de Milieuraad te pleiten voor een drinkwatercriterium in REACH. Zij gaf als antwoord op mijn vraag dat dit alleen informeel mogelijk was en dat de bescherming van drinkwaterbronnen is geregeld in het chemisch veiligheidsrapport. Dat ben ik even gaan checken en ik kom toch tot andere conclusies. Want het drinkwater wordt ook daarin niet specifiek genoemd. Daarin worden alleen gevaren voor het milieu in brede zin genoemd. Daarom aan de Minister ook de vraag of zij, samen met de Staatssecretaris, in Europa wil kijken of er draagvlak voor is om een drinkwatercriterium op te nemen in REACH. Mijn aangehouden motie op dit punt zal ik, afhankelijk van het antwoord van de Minister, volgende week in stemming brengen. Laten we samen verkennen of er draagvlak voor is in Europa. Dat is de eerste stap.

Dan nog wat andere punten. In de eerste plaats de milieuramp die zich nu voltrekt in de Rotterdamse haven. Tijdens de regeling van werkzaamheden vroeg ik dinsdag een debat daarover aan, maar de coalitie wilde een brief om het bij dit debat te betrekken. Die brief kwam anderhalf uur geleden binnen. Er is 220 ton zware stookolie in het water en ons milieu gekomen. De Havenmeester zegt dat hij in de afgelopen tien jaar geen ergere waterverontreiniging heeft gezien. Honderden zwanen zijn zwart van de olie. Van de stookolie zijn monsters genomen om de samenstelling te achterhalen, konden we lezen. Hoe sneller, hoe beter, want we weten inmiddels dat er chemische troep wordt weggemengd in stookolie. We moeten zo snel mogelijk weten wat de gevolgen kunnen zijn voor mens en milieu. Wanneer kunnen we die resultaten verwachten, vraag ik de Minister. Ook vragen we ons af of deze ramp voorkomen had kunnen worden. Waarom duurde het toch anderhalf uur voordat de olieboom ter plekke was? Dat moet toch sneller kunnen?

Dan kom ik op het prachtige Varik-Heesselt. Een van mijn eerste werkbezoeken als Kamerlid bracht ik aan de regio, op uitnodiging van Waalzinnig, een actiegroep van bezorgde bewoners aldaar. Hun zorgen over een nevengeul dwars door het dorp waren terecht. Dat bleek wederom op 11 juni, toen de commissie op locatie een rondetafelgesprek had met bewoners, deskundigen en lokale politici. De zaal zat bomvol, en dat zegt veel. Ik ben daarom verheugd over het besluit van de Minister om op aanraden van de stuurgroep te kiezen voor dijkversterking en geen nevengeul. Daar zijn heel veel bewoners heel blij mee, en ik dus ook.

Wat nog wel vragen oproept is het handhaven van dat Barro. Ik sluit aan bij de vragen hierover van mevrouw Van Brenk en de heer Geurts. Waarom handhaven we dat? Opent dat toch weer de mogelijkheden voor een nevengeul in de toekomst? Ik wil dat de Minister dat verduidelijkt, zodat ook de zorgen daaromtrent bij de bewoners daar weggenonen worden.

De Minister gaf begin dit jaar aan een bestuursakkoord waterkwaliteit te willen opstellen, waarin de aanpak van waterkwaliteitsproblemen integraal worden samengebracht, inclusie maatregelen, monitoring, financiering, wetten en concrete en meetbare resultaten. Hoe staat het hiermee? Gaat het de Minister lukken om in de tweede helft van 2018 te komen tot een akkoord mét commitment van betrokken partijen?

Tot slot kom ik toch op die btw-verhoging op drinkwater. Die is niet te begrijpen en niet uit te leggen. Terwijl aan de ene kant multinationals miljarden aan belasting ontduiken, en als beloning ook nog eens de dividendbelasting wordt afgeschaft, moeten wij met z'n allen meer belasting gaan betalen over ons drinkwater. Een groter contrast is wat dat betreft denk ik niet mogelijk. En ook de drinkwaterbedrijven zijn tegen deze verhoging. Waarom dan toch doordrukken, wil ik de Minister vragen. Kan zij afzien van deze btw-verhoging? Zo niet, welke maatregelen, welke middelen heeft zij in handen om toch een compensatie voor die verhoging af te spreken?

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Keurig binnen de tijd. De heer Van Aalst, PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Voorzitter, ik ga me ook keurig aan de tijd houden; dat beloof ik.

Voorzitter. Over GenX mag je van alles vinden. De PVV snapt het als je die stof liever niet in je drinkwater wilt. Dat kun je politiek regelen. Maar het gaat veel te ver om een bedrijf genadeloos neer te sabelen terwijl het zich gewoon aan de vergunning heeft gehouden. Daarom verwacht ik excuses, nu, vandaag, van deze bewindspersoon. En niet alleen van deze bewindspersoon, maar van beide. Onnodig is Chemours weggezet als een de wet overtredende vervuiler. De rechter was vandaag duidelijk. Hij heeft Chemours in het gelijk gesteld. Drinkwaterbedrijf Oasen vroeg de rechtbank om een absolute stop op de lozing van GenX in de Beneden-Merwede. De rechter heeft die aanvraag afgewezen omdat de lozing ruimschoots binnen de vergunning valt. Als je niet blij bent met de lozing, richt dan je pijlen op die incapabele bestuurders van Zuid-Holland die een veel te ruime vergunning hebben afgegeven. Wat een debacle.

Voorzitter. Met grote interesse heeft de PVV kennisgenomen van het rapport van de ILT over de afvalstromen van Chemours. Zo brengt de ILT in beeld wat er gebeurt met GenX dat ontstaat in het productieproces. Maar liefst 54,5% gaat naar België om daar te worden verbrand. 40% wordt gerecycled en 4% wordt geloosd in het water. Dan zitten we bijna op die 100%, zonder in ogenschouw te nemen die 0,01% die achterblijft in de externe verwerking van het afvalwater.

De voorzitter:

De heer Laçin wil u een vraag stellen.

De heer Laçin (SP):

Dit is toch wel een beetje de wereld op z'n kop. Ik hoor een Kamerlid vragen om excuses van de Minister richting een bedrijf dat, zoals ik net al zei, lak heeft aan milieu en mens, en inmiddels half Nederland heeft verziekt met giftige troep in onze bodem, in ons oppervlaktewater en in ons drinkwater. Ik zou eigenlijk aan de heer Van Aalst willen vragen of het niet Chemours is dat excuses moet aanbieden aan de samenleving. Het bedrijf heeft namelijk zowat alles vervuild wat het kan vervuilen en gaat daar gewoon mee door. Dan is het wat de SP betreft niet goed te praten door te zeggen: ja, ze voldoen aan juridische kaders. Blijkbaar zijn die juridische kaders niet voldoende; dat moeten we aanpakken. Maar bedrijven die op grote schaal vervuilen, zoals Chemours, moeten we keihard aanpakken.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik ben het helemaal met meneer Laçin eens dat we vervuilers keihard aan moeten pakken. Maar in dit geval moeten wij als overheid kijken naar wat we fout hebben gedaan. Dat irriteert mij het allermeest. Ik heb hier al meerdere malen aandacht voor gevraagd. Als we het niet willen, moeten we het regelen! Wij laten hier steken vallen, de decentrale overheden laten hier steken vallen. Ik heb gevraagd om een regierol. Die wordt niet genomen en daar is geen draagvlak voor. Nu gaan we hier vandaag allemaal weer zielig lopen doen: goh, het valt allemaal wel binnen de vergunning. Dus laten we zelf nu eens kijken wat we verkeerd hebben gedaan. Ik heb er dan moeite mee dat we al die tijd naar Chemours gewezen hebben, terwijl we al die tijd hadden kunnen kijken wat we zelf verkeerd hebben gedaan. En we hadden het kunnen regelen. Daar was de heer Laçin bij en daar waren nog veel meer partijen bij. Allemaal heeft u die steken laten vallen. Dus niet nu wijzen naar een bedrijf, maar de hand in eigen boezem steken en: regel het nu!

De heer Laçin (SP):

Ik heb denk ik ook heel vaak gezegd dat we het beter moeten regelen en dat ik van zowel de Staatssecretaris als de Minister een betere en hardere aanpak wil, ook richting Chemours en niet alleen wat betreft regelgeving, maar beide. Want voor ons blijft overeind staan dat Chemours ook dingen heeft gedaan die buiten de vergunning en de afspraken vallen. Men is nu al vijf jaar lang PFOA blijven lozen, terwijl in 2013 is afgesproken dat het bedrijf dat niet meer zou doen. Ik verwacht van de heer Van Aalst toch ook wel een reflectie op die dingen die niet hadden mogen gebeuren. Dat hoor ik niet in zijn inbreng en dat vind ik jammer, omdat in die hele regio en in half Nederland ook heel veel mensen uit zijn achterban wonen die zich zorgen maken om die lozingen van PFOA en GenX. Ik hoor hier de heer Van Aalst tekeergaan als een woordvoerder van Chemours. Dat valt mij toch een beetje tegen.

De heer Van Aalst (PVV):

Meneer Laçin mag vinden wat hij vindt, maar ik ben geen woordvoerder van Chemours. Ik hou me bij de feiten. Dat zou de rest ook moeten doen. Dat lozen van illegale stoffen willen wij ook niet. Wij willen dat regelen, alleen moeten we elkaar wel afrekenen op wat we aan vergunningen verleend hebben. Daarin schiet het ontzettend tekort en dat heb ik nu al zeker drie, vier, vijf debatten op rij geroepen en telkens komt daar geen steun voor. Het verbaast me dat vandaag ineens iedereen zijn pijlen niet meer richt op Chemours, maar zegt: nee, we moeten het zelf regelen. Fantastisch, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger wil ook nog iets vragen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij heeft de heer Van Aalst en heeft de gezamenlijke oppositie hier keer op keer gevraagd «wat gebeurt hier nou?» Dit soort persistente, gevaarlijke stoffen moet je niet in je leefmilieu hebben. Het kan niet zo zijn dat mensen rondom Dordrecht bang zijn voor hun drinkwater of om groente uit eigen tuin te eten. Maar volgens mij zijn er twee dingen. Eén is de vraag of iets illegaal is. Eigenlijk blijkt uit de studie van de ILT dat nog niet onderzocht is of de regels zijn overtreden. Het tweede is of het wenselijk is. Ik denk dat we het nu daarover moeten hebben. Het is niet wenselijk. Ik hoop dat we echt met steun vanuit de PVV kunnen zeggen: dat soort persistente stoffen moeten we gewoon niet willen en die vergunningen moeten eraf.

De heer Van Aalst (PVV):

Volgens mij heb ik het net heel duidelijk gezegd: als wij stoffen met elkaar niet in het water willen hebben, dan moeten we dat regelen met elkaar. Als onze decentrale overheden niet in staat zijn om het te regelen, dan moeten wij dat maar zelf doen. Dan pakken wij dat hier op in Den Haag en regelen het. Volgens mij moeten we daar helder in zijn en niet langer doorrotzooien, want dat geeft Chemours geen duidelijkheid, het geeft de omwonenden geen duidelijkheid en we komen geen stap verder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dus de heer Van Aalst zou een voorstel steunen dat ons de mogelijkheid geeft om voor stoffen die op de lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen staan, de vergunning naar nul te brengen?

De heer Van Aalst (PVV):

Wat de PVV wil, is dat stoffen die niet in het water thuishoren daar ook niet in zitten, vooral de stoffen die ook gevaar met zich meebrengen voor de drinkwaterkwaliteit. We hebben in dit geval de afgelopen periode gezien dat de drinkwaterkwaliteit gelukkig op geen enkel moment in gevaar is geweest. We hebben weleens vaker die discussie gehad. We willen graag terug naar nul, maar we kunnen niet altijd terug naar nul, dus daar moeten we wel rekening mee houden. Ik wil geen vergunningen afgeven die een bedrijf op slot gooien.

De voorzitter:

Gaat u door, meneer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Dat brengt mij nog bij de externe verwerking van het afvalwater. Over die 0,01% doet de ILT een aantal zinnige suggesties waar zelfs Chemours zich in kan vinden. Zo zouden de trucks die het afvalwater vervoeren, standaard na ieder gebruik moeten worden gereinigd. Het spoelwater mag dan niet zomaar in het riool worden geloosd, maar moet worden gecontroleerd en zo nodig behandeld. Met die adviezen is niets mis. Met de hysterische reacties dan weer des te meer. Graag duidelijkheid, want hoe moeten we omgaan met al die tegenstrijdige berichtgeving over afvalstromen? Chemours zegt wel degelijk te weten wat er in het afval zit en alle informatie gedeeld te hebben met zowel afvalverwerkers als transporteurs en ILT. Kan de Minister ons vandaag duidelijkheid geven of dat klopt? Haar verlossende weerwoord kan de onduidelijkheid wegnemen. En bij duidelijkheid is, zoals ik net al zei, op dit moment iedereen gebaat.

Laat ik heel helder zijn: de PVV vindt het heel goed dat er strikt toezicht wordt gehouden op de bedrijfsactiviteiten van Chemours. Iedereen in Nederland moet zich aan de regels houden, ook een groot chemieconcern. Maar deze hetze moet stoppen. Dit voelt als een politiek proces zonder formele aanklacht. Wat heeft het bedrijf nu exact verkeerd gedaan, vraag ik aan de Minister. Kan de Minister aangeven op welk moment het bedrijf weigerde samen te werken met het bevoegd gezag? Kan de Minister ten tweede aangeven welke vergunning het bedrijf heeft overtreden? En kan de Minister ten derde aangeven of er sprake is van een onacceptabel risico voor mens en milieu? De PVV heeft deze vragen al veel vaker gesteld en telkens krijgen we te horen dat er wel goed is samengewerkt, dat het wel binnen de vergunning valt, dat we geen onacceptabel risico lopen. Is dat dit keer dan weer anders, zo vraag ik de Minister. Moeten wij ons zorgen gaan maken of is het wederom gedoe om niets? Tot zover Chemours, want ik verwacht – nou ja, we hebben het al gezien – dat het in het verloop van dit debat vast nog weer een keer voorbijkomt.

De PVV wenst op geen enkele manier mee te werken aan die perverse linkse groene lobby's zoals het project Ruimte voor de Rivier. Nederland is groot geworden met de landwinning in bijvoorbeeld de Beemster, de Haarlemmermeer en de Zuiderzee. Om bruikbare grond waar mensen kunnen wonen en werken terug te geven aan de natuur is niet alleen strijdig met onze belangen, maar bovendien doet het geen recht aan onze historie. Ontpolderen is on-Nederlands.

We lezen dat er op 34 plaatsen maatregelen worden getroffen om voornamelijk meer Ruimte voor de Rivier te creëren. Waar dit niet kan, bijvoorbeeld doordat het te duur is om meer ruimte te scheppen, worden de dijken verbeterd. Waarom geeft men niet gewoon toe dat dijkverbetering een prima oplossing is? Graag verneem ik van de Minister of het klopt dat dijkverbetering altijd een optie is. En zo ja, dan wil ik weten waarom we daar dan niet standaard voor kiezen. Rivierverbreding is namelijk niet zonder kosten. Op sommige plekken ontstaat er een waterstanddaling tot wel 70 centimeter, en dat gaat ten koste van het stromingsprofiel van de rivier en onze binnenvaart. Is de Minister het met de PVV eens dat de binnenvaart nooit de dupe mag zijn van Ruimte voor de Rivier en dat we daarom zo snel mogelijk met dit project moeten stoppen? Zo nee, wat gaat ze eraan doen om het stromingsprofiel niet verder te verslechteren?

Voorzitter. Tot zover en ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Kooten, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Meer dan 1.000 zwanen, ganzen, aalscholvers en meeuwen zitten onder de olie. Vervolgens proberen ze zichzelf schoon te maken en krijgen daarbij de giftige olie binnen. Een regelrechte ramp. Daarom wil ik allereerst in dit debat aandacht vragen voor deze ramp, die zich momenteel in Rotterdam afspeelt, het lek van ongeveer 220 ton zware stookolie in het Botlekgebied. Ik was gisteren in het gebied om met eigen ogen te zien hoe het er daar aan toegaat. Bij de plaatselijke vogelopvang zaten zo'n 280 zwanen opgevangen. Ze worden zwaan voor zwaan aan een medisch onderzoek onderworpen en nadat ze tot rust gekomen zijn, worden ze bij de noodopvang gewassen. Ik wil hier ook mijn grote waardering uitspreken voor alle vrijwilligers – helden zijn het! – en alle professionals die ondanks de gezondheidsrisico's onvermoeibaar vechten voor het leven van al deze dieren.

Ook wil ik mijn waardering uitspreken voor de Minister. Zij is zelf bij de vogelopvang gaan kijken. Gisteren bereikten ons berichten dat er dierenambulances met besmeurde vogels geweigerd werden aan de deur bij de noodopvang. Na onze noodkreet is actie ondernomen, waarvoor dank. Maar er blijven wel enkele vragen. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? En is het nu echt volledig opgelost? Wij krijgen hierover zeer tegenstrijdige berichten. Kunnen alle dierenambulances en stichtingen hun vogels nu afleveren? Waarom werd er een vang- en vaarverbod afgekondigd, terwijl honderden besmeurde vogels nog steeds in het water zijn? Het argument was om deze vogels niet op te jagen en rustig te houden, maar zolang de vogels in de olie rondzwemmen, is er sprake van een levensbedreigende situatie. En er zijn boten nodig. Zoiets mag niet dagenlang duren, zoals nu wel het geval is.

Heeft de Minister maximaal gebruikgemaakt van de beschikbare hulp en opvangruimte? Er zijn vijf zogenaamde K1-opvangcentra in het land gespecialiseerd in dit soort situaties, maar die zijn niet allemaal betrokken of benut. Klopt dat? Welke lessen trekt de Minister uit deze ramp voor de toekomst? Bijvoorbeeld de vogelopvang moest zich nu behelpen met afgescheurde stroken van oude lakens om de zwanen in te bakeren voor vervoer. Aan een handjevol professionele zwanenzakken hadden ze niet genoeg. Kan er een noodvoorraad centraal worden aangelegd, vraag ik de Minister.

Voorzitter. Kan de Minister bevestigen dat de zware stookolie was aangelengd met chemicaliën? Klopt het dat het olielek vele malen makkelijker te bestrijden was geweest als de stookolie niet was aangelengd met giftige stoffen? En klopt het dat de effecten op de flora en fauna in dat geval vele malen beperkter waren geweest? Kan de Minister in die context nog eens ingaan op ons eerdere pleidooi om meerdere deskundigen zoals toxicologen te betrekken bij de beslissing wat wel en niet met stookolie vermengd mag worden? De Partij voor de Dieren stelt tevens voor om nu een lijst op te stellen van producten die wel met stookolie vermengd mogen worden in plaats van een lijst van producten die er niet in mogen.

Voorzitter. Dan GenX. Geen enkel bedrijf in Nederland is het afgelopen jaar zo vaak negatief in het nieuws geweest als chemiecrimineel Chemours. Het lekken en illegaal lozen van giftige stoffen zoals PFOA's en GenX lijkt inmiddels een patroon geworden. Zowel Chemours als afvalverwerkers hebben maling aan de aanwezigheid van giftige GenX-stoffen in afval. Chemours neemt niet de moeite om de aanwezigheid ervan te melden. Afvalverwerkers nemen niet de moeite om ernaar te vragen en er is niemand die de moeite neemt om het afval te controleren. Het gevolg is dat er op steeds meer plekken in Nederland GenX-stoffen in het milieu en in ons oppervlaktewater terechtkomen. Niemand weet precies waar en in welke mate. Niemand probeert de verspreiding van deze kankerverwekkende stoffen tegen te houden.

Voorzitter. We hebben al eerder onze bezorgdheid uitgesproken of de GenX-problematiek niet te complex is geworden voor de verschillende besturen en of die besturen wel zijn toegerust voor controle en handhaving. Ik lees in de reactie van de Minister en de Staatssecretaris dat zij op allerlei manieren de kennis van de verschillende bevoegde gezagen, toezichthouders en regio's willen vergroten en de onderlinge afstemming willen steunen, maar dat voelt voor mij als een zeer omslachtig en ook tijdrovend proces, met ongewisse resultaten, terwijl we de kennis en kunde ook bij één ministerie kunnen clusteren. We moeten er ook voor zorgen dat het ministerie, de rijksoverheid dus, weer het bevoegd gezag wordt als het over GenX gaat. Ook op het gebied van handhaving vind ik het onwenselijk dat nu de verschillende bevoegde gezagen individueel beslissingen nemen over de te nemen vervolgstappen voor Chemours en de afvalverwerkers.

Voorzitter. Vandaag bepaalde de rechter dat Chemours de uitstoot van GenX niet verder hoeft in te perken. Het is al eerder gezegd. Omdat er niks mis is met de stof? Nee, dat niet, maar omdat de wachtlijst voor de lijst zeer zorgwekkende stoffen veel te lang is. We moeten nog even wachten tot 2019. We hebben er al eens om gevraagd, maar we doen het bij dezen opnieuw: zet alles op alles om GenX eerder op die lijst te krijgen! Alleen dan heeft de rechter instrumenten om de uitstoot te beperken. Gezien deze laatste ontwikkelingen vraag ik de Minister opnieuw of zij bereid is om de regie op zich te nemen als het enige bevoegde gezag. Graag een reactie.

Voorzitter. Dan waterveiligheid. Na het succes van de projecten Ruimte voor de Rivier, waarbij overloopgebieden zijn gecreëerd, er natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden en rivieren meer en meer hun natuurlijke ruimte hebben teruggekregen, bereiken ons nu berichten dat op sommige locaties weer meer en meer gesproken wordt over het verhogen en verzwaren van dijken. Kan de Minister aangeven hoe dit in lijn is met de drietrapsstrategie van vasthouden, bergen en afvoeren? Hoe is het in lijn met het voorbereiden op de effecten van de klimaatverandering? Kan de Minister bevestigen dat we waterveiligheid integraal, en dus niet ieder project individueel, blijven benaderen? Gisteren was nog in het nieuws dat een maand nadat de kelders onder water stonden in het Westland, men nu miljarden liters water de polder inpompt om verdroging van de dijken tegen te gaan. Is de Minister met ons van mening dat we ook in de toekomst meer waterberging, meer natuurontwikkeling en meer ruimte voor de rivier nodig hebben? Kan zij er ook bij haar collega, de Minister van Binnenlandse Zaken Ollongren, op toezien dat er niet nog meer stedelijk groen volgebouwd gaat worden?

Voorzitter. Tot slot de muskusratten. Momenteel doden we iedere muskusrat die we kunnen vangen. Graag hoor ik van de Minister wat nu het belang is: zo veel mogelijk muskusratten doden of veilige dijken? Kan de Minister uitleggen waarom de aanwezigheid van muskusratten per definitie als probleem gezien wordt en waarom de werkelijke waterveiligheid niet leidend is? Er is immers nog nooit een dijk doorgebroken door muskusratten en in boerenslootjes vormen ze überhaupt geen gevaar. Om graafschade te voorkomen, kunnen ontwerpers waterwerken muskusratbestendig maken. Door vaak kleine, diervriendelijke aanpassingen kunnen grote winsten worden geboekt. De aangenomen motie-Ouwehand/Thieme op stuk nr. 15 (32 474) uit 2010, die oproept tot een onderzoek, is tot op heden nooit uitgevoerd. We willen de Minister vragen of zij die alsnog wil uitvoeren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Stoffer, SGP, zeven minuten ook.

De heer Stoffer (SGP):

Ja, dank u wel, voorzitter. Ik schat in dat u de klok mee laat lopen, maar dat doe ik ook. Dan weet ik wanneer ik moet stoppen. Aan het eind van een drukke politieke week hebben we het vanavond over water. Ik merkte bij alle voorgaande sprekers dat iedereen begint met een onderwerp dat hem na aan het hart ligt. Dat doe ik ook, namelijk wateroverlast. Als je googelt op «wolkbreuk», dan hoef je maar een maand terug te gaan voor tientallen foto's en berichten die je overal langs ziet komen en waar mensen het over hebben. Het aantal hoosbuien neemt sterker toe dan we jaren geleden dachten. Het is voor gemeenten en waterschappen alle hens aan dek om de overlast te beperken. De Deltacommissaris heeft gepleit voor een rijksbijdrage en de Minister pakt de toezegging in het interbestuurlijk programma op. Uitstekend. Een compliment wat dat betreft.

Ik heb nog wel een vraag. De Minister kijkt naar het Deltafonds, dat toch vooral bedoeld is voor hoogwaterbescherming. Verder verwijst ze regionale overheden door naar de regio-envelop en de klimaatenvelop uit het regeerakkoord. Zojuist gaf de heer Geurts hier ook al een en ander over aan. Onze vraag is: waarom kiest het kabinet niet voor een reservering in de regio-envelop voor klimaatadaptatieprojecten? Dan zijn overheden namelijk niet afhankelijk van waar ze dat geld ook maar vandaan moeten halen. Onze vraag is tegelijkertijd of de Minister ook kijkt naar een koppeling met de natuurenvelop.

Hoe minder betegelde tuinen, hoe beter. Financiële prikkels kunnen helpen om burgers en ondernemers te stimuleren om de betegeling te voorkomen of terug te brengen. Het rapport Staat van het Water verwijst naar onderzoek hierover en zegt dat waterschappen en gemeenten hiermee aan de slag kunnen. In het betreffende onderzoeksrapport worden echter ook landelijke fiscale prikkels genoemd. Onze vraag is dan ook of de Minister ook daarnaar zou willen kijken.

Dan de watertoets. De Staat van het Water doet verder verslag van onderzoek naar de toepassing van de watertoets. Daar schrok ik van. Waterschappen worden namelijk niet meer, maar minder betrokken bij het opstellen van bestemmingsplannen en structuurvisies. Onze vraag is of de Minister gaat zorgen voor betere uitvoering van de watertoets via bestuurlijke afspraken en/of betere juridische verankering. Onze vraag is dan ook of zij dat mee wil nemen in het addendum bij het Bestuursakkoord Water.

Dan gaan we naar de waterschapsheffingen. Ondanks aanpassingen ten opzichte van eerdere voorstellen kan de heffing voor boeren en tuinders nog behoorlijk gaan oplopen. De heffing wordt gebaseerd op de daadwerkelijke kosten die waterschappen moeten maken. Dat is akkoord, maar worden dan ook de kosten meegerekend die ondernemers maken voor bijvoorbeeld maaien en waterberging?

Dan de normering van de waterkwaliteit. De KRW-opgave is heel groot en die moeten we slim aanpakken. In dit verband een vraag over de normering en toetsing daarvan. Het is goed dat de Minister zich inzet voor aanpassing van het onverstandige «one out, all out»-principe, maar nog los daarvan zegt de werkgroep KRW-doelstellingen dat Nederland veel meer parameters hanteert dan verschillende andere lidstaten. Dan loop je naar onze beleving ook eerder vast. Onze vraag is dan ook hoe dat zit.

Over lozingen is al veel meer gezegd vanavond, maar de voorschriften voor lozing wil het kabinet in het kader van de Omgevingswet decentraliseren. De SGP wil echter graag een lappendeken aan voorschriften voorkomen. Waarom kiest de regering niet voor nationale regulering, met ruimte voor regionaal maatwerk?

Dan ga ik over naar de tuinders. Tuinders maken werk van de collectieve zuivering van afvalwater. Dat is goed, maar ze lopen wel tegen een praktisch probleem aan. Voor het fiscale MIA Vamil-voordeel moeten ze de installatie binnen drie jaar draaiende hebben en dat is lastig. Ze zijn gestart in 2017 en hebben tot 2020 de tijd. Die tijd hebben ze ook echt wel nodig, maar het is wel een jaar te lang om aan het fiscale voordeel deel te kunnen nemen. Onze vraag is of de Minister wil voorkomen dat ze de MIA Vamil mislopen, door de termijn met een jaar te verlengen.

De praktijk leert dat het schoonmaken van landbouwspuiten net zo goed op een wasplaats met een aaneengesloten bodemvoorziening kan als op een wasplaats met een duurdere vloeistofdichte vloer. De eerste optie is pas per 2021 toegestaan in het kader van de Omgevingswet. We kunnen het ondernemers echter niet aandoen om nu nog te investeren in een dure variant van de wasplaats. De wens is om te kijken naar een aanpassing van de huidige regeling. We zouden graag zien dat daar vaart mee gemaakt wordt en we zijn ook benieuwd wanneer die aanpassing dan ook daadwerkelijk tot stand komt.

Dan ga ik de heer Dijkstra een plezier doen, want hij wil graag van iedereen horen wat ze van Varik-Heesselt vinden. Laat ik daar klip-en-klaar over zijn: ondanks dat er veel voor te zeggen valt om het met een geul te doen, zijn wij er blij mee dat de Minister kiest voor het focusalternatief zonder geul. We hebben daar wel één «maar» bij, die eerder ook is aangehaald door de heer Geurts, namelijk de ruimtelijke reservering op dat gebied. Wij zouden graag zien dat die er ook afgaat, want gebiedsbewoners hebben daar de komende decennia hoe dan ook last van in de vorm van op z'n minst schaduwschade. Wij vinden het niet verstandig en niet nodig dat die erop blijft, maar horen graag van de Minister waarom het er nu op lijkt dat dat wel het geval is.

Dan toch even terug naar een aantal andere mensen die het daarover hadden. In de notitie van Kok, Spaargaren en Vrijling, toch niet de minsten op dit gebied, geven ook zij aan dat je met die buitendijkse rivierverruiming ook op langere termijn de gewenste waterstandsdaling krijgt, en dat zelfs op een langer traject dan met een geul het geval zou zijn. Volgens ons is het heel verstandig om dat op deze manier aan te pakken.

Als SGP'er moet ik naar Zeeland. Daar kan ik niks aan doen, dus daar gaan we het ook nog even over hebben. Daar hebben wij de meeste mensen in de provinciale staten zitten, dus daar moet ik natuurlijk iets over zeggen. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat waterschappen een projectgebonden aandeel van 10% aan hoogwaterbeschermingsprojecten leveren, maar voor een provincie als Zeeland, met relatief weinig inwoners en veel zeedijkkilometers, gaat dat wel steeds meer aantikken. Zeker bij toepassing van het principe «meerlaagse veiligheid». Een evacuatie is daar geen optie als zeedijken het begeven. Dat moet dus aan de voorkant geregeld worden met bijbehorende kosten. Onze vraag is of de Minister dit in de gaten houdt, zodat onevenredige stijgingen van waterschapslasten ook in dit gebied voorkomen worden.

Dan heb ik nog één punt, voorzitter. Dat kreeg ik mee voor het geval ik nog tijd over zou hebben en dat heb ik nu, zie ik. Ruimte voor de Rivier. In de Staat van het Water wordt ten aanzien van Ruimte voor de Rivier – overigens wat ons betreft een prachtig visitekaartje van Nederland voor de watersector – ingegaan op de bijdrage van die projecten aan de ruimtekwaliteit. Dan hebben we het over drie onderdelen: landbouw, recreatie en natte natuur. Wat wij dan missen, is scheepvaart. Ik was blij dat de Minister gisteren in het AO MIRT aangaf dat ze in de toekomst spreekt over integraal riviermanagement en daarbij de scheepvaart ook meeneemt. Wij zijn benieuwd hoe ze gaat borgen dat de scheepvaart daarin echt een plek krijgt.

Daar wil ik het bij laten, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij schorsen tot 19.45 uur, zodat de Minister de antwoorden kan voorbereiden.

De vergadering wordt van 19.28 uur tot 19.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor het beantwoorden van de vragen die aan haar zijn gesteld. Collega's, even aandacht voor de Minister graag.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Wel langer dan even, denk ik, voorzitter.

Voorzitter. Vandaag ligt de nadruk inderdaad op het Waterstaatdeel van de portefeuille. Ik dank de Kamerleden voor de enthousiaste inbreng op de diverse dossiers. Ik denk dat het goed is om te zien dat er zo veel passie in de Kamer is voor alle wateronderwerpen. Aan het einde van deze drukke Kamerweek is het goed om te zien dat het enthousiasme daardoor niet is afgenomen.

Ik heb de antwoorden ingedeeld in een aantal blokjes. Ik weet niet of u het fijn vindt om die van tevoren even te horen. Ik ga eerst in op wat meer algemene dingen die zijn gerelateerd aan waterkwaliteit. Dan volgen blokjes over GenX, drinkwater, waterveiligheid, klimaatadaptatie, het olielek in Rotterdam en tot slot een blokje overig met losse vragen, die in de meeste gevallen maar door één Kamerlid zijn gesteld.

Laat ik heel algemeen beginnen met het Bestuursakkoord Water, waar verschillende leden naar gevraagd hebben. Wanneer zijn we daarmee klaar? Ik hoop in de bijeenkomst van de stuurgroep op 4 juli, dus al zeer binnenkort, een klap te kunnen geven op de afspraken met alle waterpartners over een versnelling van de meest belangrijke acties daarin; u weet dat het daarbij ook gaat over waterkwaliteit, klimaatadaptatie en cybersecurity. Die afspraken kunnen we dan in oktober nog verder preciseren, zodat we dan definitieve afspraken over klimaatadaptatie kunnen maken en het addendum kunnen vaststellen. Want zo gaan we het doen: een addendum op het Bestuursakkoord Water. We hoeven niet alles helemaal opnieuw te doen. Klimaatadaptatie is een nieuw punt, maar bijvoorbeeld cybersecurity voegen we als een addendum toe aan het al bestaande Bestuursakkoord Water. Over waterkwaliteit maken we in de komende maanden dus nog nadere afspraken. Op 4 juli gaan we daar de eerste routekaart voor maken.

Hoe zien die bestuurlijke afspraken over waterkwaliteit eruit? Belangrijke elementen zijn: focussen op de meest effectieve maatregelen en organiseren van meer beslissingskracht. Mest, gewasbescherming, medicijnresten en opkomende stoffen blijven prioriteiten. De besluitvormingskracht willen we vergroten via bestuurlijkeversnellingstafels. Dat klinkt als zeer ambtelijk jargon, maar de bedoeling is dus echt om sneller vooruitgang te kunnen maken. Zoals gezegd gaan we daar volgende week met de partners in de Stuurgroep Water verder over spreken. Bij de onderwerpen waar we harde afspraken met elkaar over gaan maken, heb ik het bijvoorbeeld over de maatregelen bij de agrariërs, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, waar ik samen met collega Schouten naar kijk, het screenen van vergunningen op opkomende stoffen – ik denk dat we daar straks naar aanleiding van GenX nog wel over te spreken komen, maar ik wil daar dus ook echt een actiepunt van maken – en ook het vergroten van kennis en kennisdeling. Dat zijn eigenlijk ook nieuwe prioriteiten. Nogmaals, gedetailleerd moet ik daar volgende week natuurlijk nog even met de waterpartners over spreken, maar dat zijn de richtingen waarin u nadere afspraken kunt verwachten, naast de grote lijn van het huidige Bestuursakkoord Water, waarvan de termijn natuurlijk nog niet voorbij is en waar we die nieuwe aandachtspunten aan gaan toevoegen.

Ik ga nu ook meteen in op de medicijnresten. Mevrouw Van Brenk vroeg hoe je kunt zorgen dat medicijnresten überhaupt niet in het water terechtkomen. Dat is wat we allemaal natuurlijk eigenlijk liever zouden willen. Dan kom je ook weer bij het woord «ketenaanpak», waar verschillende leden opmerkingen over hebben gemaakt. Anders dan bij milieugevaarlijke stoffen, waar we straks op ingaan, kunnen we die medicijnen natuurlijk niet verbieden. Mevrouw Van Brenk vraagt of we artsen hier beter over kunnen laten nadenken. Samen met VWS en andere partijen wil ik daar graag blijvend aandacht voor vragen, want u hebt helemaal gelijk: alles wat je er niet in stopt, hoef je er ook niet uit te halen. Het is belangrijk dat we ook aan het begin van die keten proberen tot maatregelen te komen. Het uitvoeringsprogramma geeft daar ook mogelijkheden voor. Die zijn onder andere gezocht bij de zogenoemde psychofarmaca, beter bekend als antidepressiva en aanverwante zaken.

Verschillende leden hebben gevraagd of dit ook in Europa wordt opgepakt. Medicijnresten zijn inderdaad niet alleen een uniek Nederlands probleem; zeker niet, want ik denk dat het medicijngebruik in Nederland relatief nog gunstig is. Zeker in de veterinaire sector hebben we bijvoorbeeld ten aanzien van antibiotica echt stappen gezet die nog niet overal in Europa op dat niveau zijn gezet. De afgelopen maanden hebben we contact gehad met de Europese Commissie, het Europees Parlement, de OESO en de Internationale Rijncommissie. We hebben de Nederlandse aanpak deze maand in Düsseldorf gepresenteerd tijdens een congres voor de Duitse collega's. Over het algemeen zijn de reacties op de Nederlandse ketenaanpak positief ontvangen in het buitenland. Dat biedt dus ook nog meer mogelijkheden om daar gezamenlijk in op te trekken. Hedenochtend nog heb ik in Scheveningen met Eurocommissaris Vella gesproken. Ook hem is er alles aan gelegen om deze onderwerpen verder op de kaart te houden.

Liggen we op schema? De Europese Commissie heeft de EU-strategie voor de aanpak van geneesmiddelen in het milieu in principe eigenlijk klaar, maar vanwege de Europese verkiezingen in 2019 is intern, in de Europese Commissie, afgesproken dat in mei en juni van 2018 de belangrijkste voorstellen gepresenteerd moeten worden. Ik moet aangeven dat de Europese Commissie dit helaas niet heeft beschouwd als een voorstel dat behoort tot de belangrijkste voorstellen in de zin van wetgevende voorstellen. Het zal in de vorm van een mededeling gaan gebeuren. De kans is ook aanwezig dat we die niet meer voor het zomerreces gaan ontvangen, maar dat die pas na de zomer zal verschijnen. Nogmaals, Nederland stimuleert zeer om er zo snel mogelijk mee te beginnen. De Europese Commissie is positief, maar geeft dus nog even wat meer prioriteit aan andere onderwerpen.

De heer Geurts heeft gevraagd wat ik ga doen aan de cocaïne in de paling. Dat was een heel bijzondere vraag, maar ik had daar toevallig ook deze week op het ministerie voor het eerst van gehoord. De heer Geurts heeft gelijk: het is een serieus probleem. We hebben wel al eerder gezien dat medicijnresten ook drugs kunnen zijn en dat die ook effecten hebben op allerlei waterdieren. We kennen allemaal nog wel de berichten over de vissen die stoned als een garnaal door het water gingen, wat natuurlijk absoluut niet grappig is. Het probleem waar we hier tegen aanlopen en waar we echt met alle deskundigen in het veld nog eens goed naar moeten kijken, is dat je bij geneesmiddelen natuurlijk veel makkelijker kunt proberen om iets serieus aan te pakken bij de bron. Dat is bij drugs natuurlijk veel ingewikkelder. Dan moeten we niet alleen denken aan de drugsgebruikers zelf. Ik had me dat eerlijk gezegd niet meteen gerealiseerd. Ik was vanuit het Brabantse wel gewend dat daar allerlei ellende wordt gedumpt in de natuur, maar dat gebeurt dus ook in het water. Het gaat dus niet alleen om de drugs zelf maar ook om het afval en de chemicaliën die daarbij gebruikt worden. We moeten dus echt eens met de deskundigen nadenken over hoe we ook dit nieuwe probleem gaan oppakken.

In dit blokje heb ik verder nog de vraag van de heer Geurts hoe het staat met de motie om in kaart te brengen of de doelen van de Kaderrichtlijn Water wel haalbaar zijn. Kort geformuleerd: wat is de stand van zaken? In september vorig jaar is u gemeld dat de waterbeheerders druk bezig waren met het uitvoeren van regionale analyses om te kijken naar de toestand, de doelen, welke opgave nog resteert en welke maatregelen en bijbehorende kosten nog op ons afkomen. Die analyses worden in 2018 afgerond. In 2019 zal er dan een zogenoemde nationale integratie plaatsvinden. Dat wordt aangestuurd via het bestuurlijk overleg van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Die informatie vormt dan ook weer de basis voor de ontwerpstroomgebiedsbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water, die eind 2020 ter inzage zullen worden gelegd. Er wordt dus nog hard aan gewerkt. Het is een ongoing analyse.

Voorzitter. Dat was eigenlijk wat ik in het algemeen over waterkwaliteit te melden had. Maar het kan zijn dat ik de onderwerpen een beetje door elkaar heb behandeld, dus het staat de Kamerleden uiteraard vrij om er naderhand toch weer op terug te komen als ik iets niet heb behandeld.

De voorzitter:

Als het maar over water blijft gaan.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het gaat zeker over water.

Voorzitter. Dan wil ik eerst nog even het onderwerp klimaatadaptatie pakken, want de mensen uit Limburg zitten al zo lang op de tribune en die willen daar toch ook wel een reactie op, denk ik. Het is trouwens hartstikke leuk dat ze in zo groten getale zijn gekomen. Dat geeft ook maar weer eens aan hoe het probleem leeft en hoe mensen daar dagelijks mee bezig zijn. Ik heb zelf ook mogen meemaken hoe mensen daar dagelijks mee aan de slag zijn, van jong tot oud. Laat ik er eerst nog even op ingaan waarom het nou eigenlijk zo belangrijk is. We hebben het vandaag over water. Ik geloof dat mevrouw Van Brenk het ook al zei: de buien die voorspeld waren voor 2050 vallen nu al. Zijn we ons daar wel voldoende van bewust? Is er voldoende urgentie? Ik denk dat dat in toenemende mate het geval is. Van die buien hebben we de laatste tijd echt heftige voorbeelden gezien. Op dit moment worstelen we weer met droogte, wat voor de landbouw ontzettend ingewikkeld is.

Ik ben afgelopen maandag op het eerste Nederlandse congres over hittestress geweest. Dat is weer een ander aspect van de klimaatadaptatie, waar we ons nog niet zo van bewust zijn. In 2003, toen het een heel hete zomer was, zijn er ook in Nederland 1.400 extra doden gevallen door hittestress. Klimaatadaptatie gaat dus verder dan alleen de extreme buien en de droogte; het gaat ook over de hitte. Ik noem ook nog maar even twee voorbeelden van die ochtend die ik wel illustratief vond. Er waren mensen bij die waarschuwden voor een toename van huidkanker door meer blootstelling aan zonuren. Zij hadden een slogan die ik wel mooi vond: «smeren, weren of kleren», een van de drie. Die vond ik te mooi om hier niet even met jullie te delen. Smeren, weren of kleren. Een ander aspect dat naar voren werd gebracht was dat door de opwarming meer teken kunnen overleven en je ook weer meer problemen hebt met de ziekte van Lyme.

Ik noem dit maar even om toch het hele spectrum in kaart te brengen. Er wordt gevraagd of klimaatadaptatie wel voldoende wordt meegenomen. Dat zit bij mij ontzettend goed tussen de oren. We hebben gisteren met uw Kamer overleg gevoerd over het MIRT. In al die strategische werkbezoeken hebben we, overigens samen met collega Ollongren, die natuurlijk over bouwen en wonen gaat en ook bij al die bezoeken aanwezig was, ook steeds tegen alle bestuurders gezegd: het is heel mooi dat we wonen en bereikbaarheid integraal oppakken en dat we natuur en alle belangen van de recreatie en agrariërs meenemen, maar vergeet toch alstublieft klimaatadaptatie niet. Verstedelijking brengt verdichting en vaak ook meer verharding van het oppervlak met zich mee. Het zou zo jammer zijn als we dat zouden vergeten en weer in een situatie terecht zouden komen waarin bij een extreme bui de hele boel onderloopt. Een gemiddeld riool kan 20 millimeter aan, en we hebben echt heel regelmatig buien gezien van boven de 80 millimeter.

Ik wil ook nog even memoreren waar we het gisteren over hebben gehad. We hebben goede gesprekken met de Bomenstichting. Meer groen dat meer water vast kan houden kan ontzettend belangrijk zijn om die hittestress te voorkomen en op een goede manier met water om te gaan. Het staat bij het hele kabinet dus goed op de radar. Ik denk dat het belangrijk is dat u als Kamer ons daar ook scherp op houdt, maar dat geldt ook vooral voor de regionale bestuurders, die nu allemaal met de stresstesten bezig zijn. Velen van u refereerden daar ook aan. Alle gemeenten moeten de stresstest in 2019 af hebben. Daarbij moeten ze kijken waar de zwakke plekken zitten, specifiek voor hun regio. Want het maakt nogal wat uit of je in een heuvellandschap zit met löss, wat een heel andere grondsoort is, of op de klei. Dan heb je heel andere problemen. Ik denk dus dat het heel goed is als vooral ook de waterschappen goed samenwerken met de gemeenten in die stresstesten, om te kijken waar de zwakke plekken zitten en wat ze daaraan kunnen doen. Ik wil u nog even één ding laten zien. Ik kreeg daar een krant uitgereikt genaamd Heet Nieuws, hot news. Ik kan u van harte aanbevelen om die te lezen. Er staan praktische dingen in. Het was wel heel grappig: de eerste editie van deze krant noemden ze Natte Krant, dus ik was blij dat ik die niet uitgereikt kreeg. Daartussen zat nog een variant; die heette Droge Kost. Kamerleden zijn er wel aan gewend om droge kost te moeten lezen. Ze zijn alle drie zeer de moeite van het lezen waard.

Dit zijn allemaal warme woorden, maar ik zie ook al iemand zitten die denkt: en nu boter bij de vis; hoe gaan we het betalen? Daar kan ik een paar dingen over zeggen. De klimaatenvelop klinkt als een logische bron waar ook financiering uit zou kunnen komen, ware het niet dat er bij de klimaatenvelop uitdrukkelijk voor is gekozen om in te zetten op maatregelen die bijdragen aan CO2-reductie. Die is dus meer gericht op mitigatie en niet op adaptatie. We kunnen daar natuurlijk toch wel voor een deel projecten voor aandragen, want we hebben ook nog de problematiek van de veenweidegebieden. Ik zie de heer Sienot daar meteen op aanslaan. Daar kun je wel twee vliegen in één klap slaan. Veenweide heeft een heel grote CO2-uitstoot. Als je met die veenweidegebieden aan de slag gaat, kun je dus winst behalen voor zowel mitigatie als adaptatie.

Dan is er nog veel gesproken over de regio-envelop. De heer Geurts zegt: die is niet bedoeld om gaten in begrotingen te dichten. Dat ben ik uiteraard met hem eens. Aan de andere kant is er natuurlijk prioriteit gegeven aan specifieke projecten in regio's. In de ene regio speelt het probleem van klimaatadaptatie en de noodzaak daarvan ernstiger dan in de andere. Als daarvoor goede regionale projecten, dus ook echt van enige substantiële omvang, worden aangedragen, zou ik niet inzien waarom ze niet aan de criteria zouden kunnen voldoen en denk ik dat het best mogelijk zou moeten zijn. Het zal uiteraard niet allemaal daaruit betaald kunnen worden, maar ik denk dat die projecten zeker een goede kans moeten kunnen maken.

Dan blijft onze eigen begroting van Infrastructuur en Waterstaat over, te weten het Deltafonds. Het is naar de letter dus niet mogelijk om daaruit klimaatadaptatiemaatregelen te betalen. Vandaar dat ik een beetje indirect aan u heb voorgesteld om het Deltafonds ook open te stellen voor de urgente problematiek van klimaatadaptatie, om toch recht te doen aan die problematiek. Dat is in het verleden ook gebeurd, want aanvankelijk was het alleen voor waterveiligheid. Het is al een keer eerder verbreed. Ik voel van uw kant positieve reacties op dit voorstel. Dat sterkt mij erin om die wetswijziging inderdaad zo snel mogelijk in gang te gaan zetten.

Dat neemt niet weg dat dat niet van vandaag op morgen klaar is. Als we dat heel snel zouden doen met z'n allen, dan denk ik dat we op tijd klaar zouden moeten zijn, in ieder geval voor het overgrote deel van de projecten in Nederland die ook daadwerkelijk zover zouden zijn dat ze echt geld nodig hebben. Want in de meeste gevallen worden de stresstesten nu nog gemaakt en moeten de projecten nog helemaal opgebouwd worden. Daar hebben we ook wel ondersteuning voor. We kunnen gemeenten helpen bij die stresstesten. Daar zijn we graag toe bereid. We stimuleren ook dat ze in die gebieden waar ze al verder zijn die kennis en ervaring delen met de rest van het land. Ik denk dus dat we de periode daarnaartoe zouden moeten kunnen overbruggen. Dan zou mijn streven zijn om in het najaar, als we bij de MIRT-ronde financiële beslissingen gaan nemen, met u een voorstel te doen om te kijken of we daar nog andere financiële middelen aan toe kunnen voegen om de overgangsperiode goed door te komen. Maar goed, dan moet ik eerst ook nog even zeker weten dat u dit ook allemaal een goed idee vindt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Om een goede afweging te kunnen maken over of dit een goed idee is, vraag ik u of u kunt aangeven wat dat zou betekenen voor de waterveiligheid. Het Deltafonds is natuurlijk specifiek daarop gericht. We zouden het kunnen verbreden met klimaatadaptatie, want op zich voorziet iedereen dat dat best een probleem is en we zouden dat graag willen aanpakken. Maar wat betekent dat dan? Het gaat dan ten koste van de veiligheid, denken wij. Graag wat meer beeld en geluid daarbij.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is precies de reden waarom ik het gewoon open aan u voorleg. Ik heb ook geen geldvermeerderingssysteem. Ik denk alleen dat het te rechtvaardigen is om het Deltafonds hiervoor ook beschikbaar te stellen, omdat dit wel heel urgent is en het gewoon een oplossing verdient. Dat neemt niet weg dat we ook echt moeten blijven inzetten op de lange termijn, op de mitigatie. Daar wordt ook hard aan gewerkt. Neem het voorbeeld – ik zal daar straks nog verder op ingaan – bij Varik-Heesselt. De variant waar we nu voor kiezen, is, los van het feit dat die dezelfde veiligheid biedt en er een veel groter draagvlak voor is, ook nog eens een keer heel veel goedkoper. Je kunt je euro maar één keer uitgeven. Als we zo heel kritisch blijven kijken naar wat we uitgeven voor die waterveiligheid – daar zal zeker ook geld voor nodig zijn – kunnen we met elkaar elk jaar bij de begroting de afweging maken welk geld we eventueel bereid zijn om voor klimaatadaptatie in te zetten en wat we dan voor de waterveiligheid houden.

De heer Sienot (D66):

Ik hoor een heel veelbelovende richting van antwoorden. Als ik het goed begrijp, zegt de Minister dat zij de wet wil aanpassen – dat wisten we al – en dat zij ook wil kijken of de overbruggingstijd voor de MIRT kan worden aangepast, dus hoe we tot overbruggingsfinanciering kunnen komen. Begrijp ik dat goed?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb gezegd dat ik echt hoop dat de verschillende projecten die in aanmerking zouden komen voor een regio-envelop, grote projecten, daaruit gehonoreerd kunnen worden, want dan gaat het meteen echt om behoorlijke bedragen. Wat betreft die overbruggingsperiode, denk ik dat we eerst goed in beeld moeten hebben wat er uit al die stresstesten in al die gemeenten komt. Dan kunnen we zien wat er in heel Nederland nodig is en kunnen we op een verantwoorde manier inschatten dat het alles bij elkaar zo-en-zoveel bedraagt en wat de waterschappen en de gemeenten kunnen doen. Dan kunnen we de balans opmaken en ook een goede afweging maken van hoeveel we daar dan voor willen inzetten afgezet tegen waterveiligheid, want daar moeten we natuurlijk ook nog steeds mee doorgaan. U hebt zelf het debat over de zeespiegelstijging aangevraagd. Daar moeten we natuurlijk niet opeens onze ogen voor gaan sluiten. Ook daar moeten we rekening mee houden en we moeten zorgen dat we voorbereid zijn op de toekomst.

De voorzitter:

Vervolgvraag afrondend, meneer Sienot.

De heer Sienot (D66):

Daar heeft de Minister natuurlijk helemaal gelijk in. Het water komt van alle kanten en daar moeten we ons inderdaad goed op voorbereiden. Waar het gaat om het vallende hemelwater, hoor ik de Minister ook zeggen dat we gaan werken met stresstesten. Zelf heb ik een idee geopperd voor in elk geval de kwetsbare infrastructuur, die wel heel belangrijk is en waarop men in Nederland vast kan lopen als we die niet droogzetten. Daar hoor ik de Minister niet over en daar ben ik nog wel even heel benieuwd naar, want ook daarvoor geldt dat als er in die overbruggingsperiode een bui valt zoals in Kopenhagen twee jaar geleden van 200 milliliter in twee uur, met 1 miljard schade, we hier ook goed nat zijn, letterlijk. Hoe gaan we om met die kwetsbare infrastructuur?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De infrastructuur waar u op doelt, is niet de infrastructuur waar menigeen direct aan denkt bij dit ministerie. U hebt het dan over de infrastructuur die in gebouwen opgesteld staat. Ik denk dat het verstandig is als ik daar met collega Ollongren, die natuurlijk over alle bouwgerelateerde onderwerpen en over de Omgevingswet gaat, nog eens over in gesprek ga. Zij heeft ook al aangegeven graag bij deze integrale afwegingen betrokken te blijven. Ik stel voor dat ik daar met haar een keer over spreek.

De heer Geurts (CDA):

Ik sprak in de schorsing met de groep uit Limburg en die mensen waren wat geschrokken dat een wetswijziging twee tot drie jaar zou kunnen duren. Een terechte vraag, die hier ook in de Kamer leeft, is wat we intussen gaan doen. Ik ben blij dat de Minister net aangaf dat ze naar alle mogelijke wegen aan het zoeken is om die tussenperiode te overbruggen. Dus dat is al de eerste winst. Begrijp ik de Minister goed dat zij in wezen zegt: Kamer, u zou mij helpen als u met een motie kwam om met een Kameruitspraak duidelijk te maken dat ik deze opdracht van haar krijg? Zou de Minister dan in de periode tot Prinsjesdag met een plan kunnen komen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat een heel duidelijke uitspraak van de Kamer inderdaad duidelijkheid zou kunnen verschaffen en mij ook wat meer kracht zou kunnen geven, een duw in de rug, om dat inderdaad op te pakken. Het is natuurlijk nogal wat om een wetswijziging zomaar in gang te gaan zetten. Er wordt terecht al aangegeven dat er ook andere dingen uit het Deltafonds moeten worden betaald. Ik zou het dus zeer op prijs stellen als de Kamer er een helder signaal over geeft of dit een goede zet zou zijn of niet.

De heer Geurts (CDA):

Dan gaan we de collega's aankijken of we tot zo'n motie zouden kunnen komen die breed gedragen wordt, want ik denk dat dat belangrijk is. De afgeleide vraag die ik daar nog wel bij heb, is dat we voor een aantal gebieden – Limburg is al genoemd: code oranje – al wat meer plannen hebben, de stresstesten al voor een groot deel klaar hebben en ook ideeën hebben. Ik weet dat in Overijssel ook plannen klaarliggen. Is de Minister bereid is om dit soort gebieden, die hun plannen klaar hebben, met voorrang te behandelen? Ik hoorde haar een beetje indirect zeggen: ik wil eerst stresstesten afwachten, dan kunnen we prioriteren waar het in Nederland het het belangrijkste is en dan gaan we het geld inzetten. Dan zijn we zo weer een poosje verder en waar hebben we die overbrugging dan voor nodig, vraag ik me af. De vraag concreet is of het dan mogelijk is om gebieden die al een stuk verder zijn met voorrang te behandelen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is een beetje een woordkwestie, van wat je bedoelt met «voorrang». Dat heeft iets in zich alsof je zou willen voortrekken en dat wil ik niet doen. Maar als mensen al veel verder zijn, is het aan de andere kant ook onredelijk om ze te laten wachten tot de allerlaatste klaar is. Het hangt ervan af hoe je het uitlegt. Je kunt ook leren van de voorlopers, van die projecten. Je kunt het natuurlijk ook als een soort pilot zien, dingen die vooruitlopen. Als ik het zo mag interpreteren, is dat zeker het pad dat we op willen. We gaan niet wachter tot de allerlaatste stresstest klaar is.

De voorzitter:

Ten slotte nog de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

We hebben het Deltafonds natuurlijk primair opgericht voor waterveiligheid. Maar goed, we hebben waterveiligheid vanuit zee, vanuit de rivieren en vanuit de lucht. De component veiligheid moet wat ons betreft echt wel centraal blijven staan. Als we zeggen dat het om klimaatadaptatie gaat in de zin dat het de veiligheid van bezittingen bevordert, moeten we het daar goed over hebben. Voor andere zaken ben ik heel erg huiverig. We moeten het Deltafonds niet uitkleden vanwege allerlei andere wensen daarbovenop. Is de Staatssecretaris dat met mij eens?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ben geen Staatssecretaris.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Of de Minister. Ik heb nog een tweede vraag, als dat mag. Of beantwoordt de Minister deze eerst?

De voorzitter:

Laten we deze even doen. U hebt twee interrupties en het is niet de bedoeling dat u daar meerdere vragen in verwerkt, tenzij u uw tweede interruptie gebruikt. Maar eerst de Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De Staatssecretaris en ik spreken ook met één mond. We hebben het hier vaak over gehad, dus ik weet zeker dat ik mede namens collega van Veldhoven kan melden dat zij het daarmee eens is. Natuurlijk is het allemaal watergerelateerd. Zo zullen we dat ook echt in de wetswijziging moeten vastleggen. Het Deltafonds gaat over water, dus allerlei andere zaken gaan we daar natuurlijk niet uit betalen. Ik ben in de richting van de heer Sienot ook al een beetje vooruitgelopen op zaken en zo te zien staat u daar ook voor open. Ik kan dus misschien vooruitlopend op Prinsjesdag zeggen dat ik wat betreft zo'n overbruggingsperiode denk aan twee keer een bedrag van 10 miljoen. Dat zou ik willen inzetten voor de jaren 2019 en 2020 om toch alvast substantieel aan de slag te kunnen. Ik zou u dan willen voorstellen om dat vrij te maken.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat roept een nieuwe vraag op. Mijn tweede vraag als het mag, voorzitter. Ik zit de Klimaatenvelop te bekijken. In maart heeft het kabinet ons geïnformeerd. Er zijn vijf ministeries bij betrokken voor 300 miljoen. Ons ministerie zit daar ook voor een deel, een part, in. Komt dat dan daarbovenop of is dit de bijdrage vanuit de Klimaatenvelop van het eigen ministerie? Houden we ook rekening met bijvoorbeeld cofinanciering als we projecten gaan doen, net als we bij het MIRT doen? Zeggen we dan dat we wel willen dat de waterschappen ook bijdragen, om het op die manier voor elkaar te krijgen?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

En het IPO en de VNG.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Precies, al die mensen met veel centjes.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Al die mensen met veel centjes. De Unie van Waterschappen ijvert hier ook heel erg voor en die komt ook niet met een lege buidel. Dat zou ook heel raar zijn. Het gaat er meer om dat je elkaar ergens weet te vinden. Ook met die twee bedragen die ik u zojuist genoemd heb, zullen niet alle wensen kunnen worden vervuld. Het is dus wel degelijk zo – zo hebben we het in het interbestuurlijk programma ook met elkaar afgesproken – dat IPO en VNG bereid zijn om wat te doen, en de Unie van Waterschappen zeer zeker. Er is van ons gevraagd om ook onze goede wil te laten zien en dat zou ik op deze manier willen uiten. Ik wil het in die twee jaren op die manier overbruggen. Hopelijk kan er nog iets uit de regio-enveloppen komen. De heer Geurts was een beetje pessimistisch en noemde twee tot drie jaar voor een wetswijziging. Als we er met elkaar goed uit zouden kunnen komen, denk ik dat het ook in anderhalf of twee jaar zou moeten kunnen, als wij ook een beetje snel bij u iets aanleveren. Dan denk ik dat we een goede regeling zouden kunnen hebben met elkaar.

De heer Stoffer (SGP):

Ik vind de ambitie die de Minister op dit punt tentoonspreidt fantastisch. Ik denk dat we dat net ook al hebben laten doorschemeren, dus aan die motie doen we graag mee, meneer Geurts. Ik had ook de suggestie gedaan om de natuurenvelop hieraan te koppelen. Komt u daar later nog op terug?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar kom ik later nog op terug.

De voorzitter:

Gaat u door.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er is nog gevraagd: waarom is er een wetswijziging nodig? Misschien moet ik dan toch nog even onderstrepen dat wateroverlast wel is genoemd als doel van het Deltafonds, maar subsidies van het Rijk vanuit het Deltafonds aan derden voor wat betreft wateroverlast zijn niet mogelijk. Dat is precies waar we hier over spreken, want wij gaan die projecten niet zelf doen. Die zullen in de meeste gevallen door de waterschappen worden uitgevoerd, al dan niet in samenwerking met gemeenten.

Even kijken. Op vragen over kwetsbare infrastructuur heb ik al geantwoord. De bouwregelgeving met collega Ollongren heb ik ook gehad.

Mevrouw Kröger vraagt nog: heeft de Minister voldoende mandaat als coördinerend bewindspersoon? Dat denk ik wel. Ieder gaat natuurlijk over z'n eigen terreinen. Voor mij is dat uiteraard het water. Als het over bouwen gaat, zal het collega Ollongren zijn. Maar we stemmen dat heel goed gezamenlijk af, overigens ook met de collega van LNV en zelfs ook met VWS, als we het hebben over hittestress en aanverwante zaken.

Volgens mij ben ik door de vragen over klimaatadaptatie heen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik had nog een specifieke vraag gesteld over welke wet- en regelgeving/kaderstelling er vanuit rijksniveau moet veranderen om te zorgen dat klimaatadaptatie op al die niveaus doorwerkt. Ik hoor de Minister namelijk zeggen dat ze zo fijn samenwerkt met haar collega's Ollongren en Schouten, en dat geloof ik allemaal wel, maar uiteindelijk gaat het er toch ook om dat je bijvoorbeeld in een bouwbesluit klimaatadaptatie van tevoren meeneemt. Hoe krijgen we die blauw-groene steden en wijken?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat dat allemaal nog uitgewerkt moet worden, want al die plekken waar het dan gaat schuren, moeten voor een deel nog in beeld komen met alle stresstesten die nu in de gemeenten worden gedaan. Ik denk dat het heel goed is dat als we dat allemaal hebben, we dan ook die analyse maken. U maakt namelijk een heel terecht punt: waar klemt of schuurt regelgeving? Dat zou een bouwbesluit of andere regelgeving kunnen zijn. Dat zullen we dan ieder op ons eigen terrein oppakken. Ik ben dus al tegen het eerste knelpunt aangelopen, ten aanzien van de wetgeving rondom het Deltafonds. Ik stel u voor om dat aan te passen en wellicht komt collega Schouten ook nog iets tegen. Als u, of het veld natuurlijk, daar alvast signalen voor heeft of regelgeving signaleert waarbij mogelijk een aanpassing nodig is, dan horen we dat graag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat alle regelgeving rond bouwen en hoe wij wijken inrichten heel cruciaal is, omdat je echt het blauw én het groen verankerd wilt zien. Ik hoop dus dat de Minister toch al aan de slag gaat, voorsorterend op wat er uit die stresstesten komt, met in kaart brengen welke regelgeving er mogelijk aangepast moet worden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat doe ik heel graag, maar we moeten ons ook realiseren dat we hier echt nog een beetje aan het pionieren zijn. Het was niet voor niks dat het pas het eerste congres over hittestress was in Nederland. Ik heb onlangs bijvoorbeeld ook gesproken met de Bomenstichting en gezegd: nu is het momentum; nu kunnen jullie je kennis bij gemeenten in die stresstesten inbrengen. Ik heb hen gevraagd om een advies uit te brengen. Zo zijn er nog een heleboel andere instanties met hele specifieke kennis, die er ook aan bij kunnen dragen om samen echt tot een integrale afweging te komen.

Dan kan ik nu ook gelijk antwoord geven op de vraag van de heer Stoffer. De natuurenvelop is al volledig ingezet. U hebt er ook kennis van kunnen nemen dat we die vooral in Grevelingen en Eems-Dollard hebben ingezet in dit voorjaar, vooral voor de combinatie van de grote wateren en de natuur.

Dan zou ik nu over willen gaan naar het blokje GenX, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, graag. U heeft twee blokjes gehad en dan resteren er nog vijf.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, maar er zijn ook kleinere blokjes bij, hoor.

Dan moet ik eerst even op zoek naar het stuk over de uitspraak van vandaag. Het is iets minder ernstig dan de berichten in de media doen voorkomen. Ik schrok ook van die uitspraak, en de Staatssecretaris en ik keken elkaar ook meteen aan van: «Steken we onze nek uit? Wat gaan we nu doen?» Het blijkt toch iets anders te zitten, want de rechter heeft het beroep van Chemours wel gegrond verklaard, maar voor een beperkt deel. Wat ons betreft is het belangrijkste positieve dat de rechter wel instemt met het toch vérgaand terugdringen van de luchtemissie. Dan gaat het om bijna net zo veel als de provincie had voorgeschreven. De provincie had voorgeschreven om terug te gaan van – uit mijn hoofd, want het staat hier niet – 450 kilo naar 50 kilo en de rechter heeft nu 59 kilo gezegd. Dus we hebben toch wel degelijk een hele stap terug kunnen zetten van 450 kilo naar 59 kilo.

Verder heeft de rechter ook de strengere lozingsnorm van 2.035 kg overeind gehouden. Even uit m'n hoofd: die was 6.500 kg of zoiets. 6.400 kg, begrijp ik. Nou, die was in elk geval heel veel hoger. Die 2.035 kg is dus ook overeind gebleven. Oasen wilde een nog strengere norm. Daar ziet de rechter geen basis voor, maar ik denk dat het toch wel heeft geholpen: we hebben de boel toch een stuk naar beneden weten te krijgen.

Op basis van diezelfde gegevens oordeelt de rechter dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid, maar ik denk dat we het hier dus wel degelijk met elkaar – zeg ik dan maar, want we hebben dit ook gedaan op aansporen van uw Kamer – een heel stuk hebben kunnen terugdringen. Het is belangrijk dat de rechter het ingrijpen van de provincie heeft goedgekeurd. De provincie Zuid-Holland heeft ingegrepen door middel van een ambtshalve wijziging van de vergunning, nadat meer bekend was geworden over de mogelijke gevaren van GenX.

Ik vind het dus fijn om te constateren dat de inzet van de provincie Zuid-Holland, en onze, is gesteund. De indicatieve waarden die wij hebben gesteld voor dat oppervlakte- en drinkwater hebben daar een belangrijke rol bij gespeeld. Dus we hebben misschien niet alles kunnen realiseren, maar het normenkader is wel overeind gebleven en dat is toch winst, denk ik.

De heer Van Aalst (PVV):

We kennen natuurlijk die cijfers: van 6.400 kg terug naar 2.000 kg. Dat is niets nieuws: dat was er al. Kan de Minister mij aangeven wat de uitstoot van Chemours is?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De uitstoot per jaar? Of in welk jaar?

De heer Van Aalst (PVV):

Wordt die 2.000 kg gehaald?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nou, dat kan ik niet aangeven, want dat moet je natuurlijk aan het eind van het jaar meten. We zijn pas halverwege het jaar, dus ik heb geen idee waar dat op uit gaat komen.

De voorzitter:

Nog een laatste vervolgvraag op dit punt.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, dat is nou precies het probleem waar we tegenaan lopen. Volgens mij zit die uitstoot ruim onder die 2.000 kg. Dus volgens mij stellen wij dan óf de normen niet scherp genoeg óf ze halen het te makkelijk. Het is maar net hoe je het wilt bekijken, maar volgens mij zit daar nou precies de crux in dit verhaal: dat we dát niet goed voor elkaar hebben. Is de Minister dat met ons eens?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De inschatting is dat ze op ongeveer 2.000 kg uit zullen komen, krijg ik nu net te horen. Nou, dat is prima, want dan blijven ze dus binnen die aangescherpte normen. Het is in ieder geval winst dat dat niet kan oplopen tot die 6.400 kg. Ik denk dat we dat op deze manier toch in ieder geval hebben kunnen zekeren.

De voorzitter:

Gaat u door.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan is er nog gesproken over centralisatie van het bevoegd gezag. Daar hebben we het al vaker over gehad. Wij zien die niet als een oplossing voor de aanpak van die opkomende stoffen. Je ziet ook dat de regionale uitvoering door de bevoegde gezagen werkt. In dit geval heeft de provincie Zuid-Holland zich ook gewoon goed van z'n taak gekweten. De onderlinge samenwerking en aanpak zijn ook uitstekend. Ik moet zeggen dat alle bevoegde gezagen met dezelfde inzet en hetzelfde enthousiasme – het klinkt een beetje raar in dit verband – eraan werken om dit goed op te pakken.

De heer Laçin heeft nog gevraagd of we inzetten op verdere verlaging van de lozing en op uitbanning van GenX. We bieden handelingsperspectief aan de bevoegde gezagen via de normering. Er ligt al een drinkwaternorm van 150 nanogram per liter. Op 15 mei hebben we de voorlopige waterkwaliteitsnorm vastgesteld op 118 nanogram per liter. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven te starten met een ambtshalve wijziging van de vergunning om ook deze norm daarin mee te nemen. We hebben ook waardering voor dat besluit. De provincie Zuid-Holland heeft Rijkswaterstaat om advies gevraagd wat die norm betekent voor de hoogte van de lozing. Dat advies is ook klaar. De doorrekening van de nieuwe waterkwaliteitsnorm zal betekenen dat de indirecte lozing terug moet van die 2.035 kilo per jaar waar we het nu over hebben naar circa 150 kilo per jaar. Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van de samenwerking van de bevoegde gezagen, van de provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en ons. Ik denk dat we daarmee handelen in de lijn van waar in de motie-Kröger om is gevraagd, zodat we substantieel terug kunnen van de 2.035 kilo naar 150 kilo per jaar.

De heer Sienot heeft gevraagd hoe het mogelijk is dat bevoegde gezagen en Chemours hun zorgplicht en toezichttaak zo hebben kunnen verwaarlozen en hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen. Ik denk niet dat zij hun taak hebben verwaarloosd. Het is niet voor niks een opkomende stof genoemd. De bevindingen zijn zorgelijk; dat ben ik zeer met u eens. Daarom zijn we vanuit de Delta-aanpak opkomende stoffen met verschillende acties bezig. Rijkswaterstaat gaat alle bestaande vergunningen doorlichten. Er komen extra opleidingen voor vergunningverleners. Zoals gezegd zetten we ook in op het delen van kennis en informatie tussen de regio's om snel optreden mogelijk te maken. Dat doen we in nauwe samenwerking met de andere bevoegde gezagen, zonder dat wij op hun stoel gaan zitten.

Waarom komt het nu pas aan het licht terwijl we al zo vaak over incidenten rondom Chemours hebben gesproken? Het is de verantwoordelijkheid van Chemours en de verwerkers om op een maatschappelijk verantwoorde manier met afval om te gaan. Daar wijst de rechter overigens vandaag in het vonnis ook expliciet op. Daarnaast hebben wij als gezamenlijke overheden de verantwoordelijkheid om goede kaders te stellen en zijn wij verantwoordelijk voor goed toezicht met alle bevoegde gezagen. Ik ben het met u eens dat je meer zou mogen verwachten van een bedrijf als Chemours. We zijn in overleg met de provincie om te kijken hoe we dat nog verder kunnen oppakken.

Heeft ILT het opvragen wel snel genoeg opgepakt? ILT heeft de gevraagde gegevens van Chemours binnen de gestelde tijd ontvangen. Het was net voor het debat. Toen heb ik u ook gemeld dat we het wel op het nippertje vonden, maar het was net binnen de gestelde termijn. De Zwitserlandroute is niet van invloed op de transparantie en de opvraagbaarheid. We kunnen gewoon precies dezelfde dingen aan het bedrijf vragen. Het maakt daarbij niet uit of ze de verkoop via Zwitserland doen.

Ik zie dat de heer Sienot wil interrumperen. Misschien kan ik alle GenX-vragen eerst even beantwoorden, voorzitter?

De voorzitter:

Als de heer Sienot dat geduld kan betrachten, vind ik dat goed. Mij blijkt dat dit het geval is. Maak maar even dit blokje af.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Oké.

De Zwitserlandroute betreft een administratieve handeling, die verder op zich niet echt iets met de productstromen te maken heeft. Het komt vaker voor dat administratieve stromen op een andere manier lopen dan de goederenstromen. We kunnen dus op dezelfde manier informatie opvragen.

Hoe kunnen de kosten die worden gemaakt op het bedrijf worden verhaald? Naar aanleiding van het VAO Externe veiligheid, met collega Van Veldhoven, is een motie van de heer Wassenberg aangenomen over het in kaart brengen van de mogelijkheden daarvan. Zij zal later terugkomen op de uitvoering daarvan. We verwachten in de tweede helft van 2018 een terugkoppeling hierover aan de Kamer.

Moeten we potentieel zeer zorgwekkende stoffen niet behandelen alsof het al echte zeer zorgwekkende stoffen zijn? Dat kan niet. De voorwaarden voor zeer zorgwekkende stoffen gelden alleen als het volgens REACH een zeer zorgwekkende stof is. Er is altijd een toxicologische onderbouwing nodig. Het voorzorgsprincipe geldt uiteraard altijd. Vergunningverleners kunnen daar ook gebruik van maken. Zolang een REACH-stof niet als zodanig is opgenomen, kunnen we die niet behandelen alsof het er wel een is. We kunnen wel vragen of het RIVM het onderzoek waarmee het bezig is, op zijn allersnelst kan doen, maar de toxicologische onderbouwing moet er wel eerst zijn.

Wilt u excuses aanbieden aan Chemours? Nee. Ik denk dat ik het daar ook maar bij laat. Het blijkt wel uit mijn hele beantwoording dat ik dat geenszins van plan ben. Het bedrijf heeft meegewerkt aan de onderzoeken van ILT en de bevoegde gezagen. Dat is zo. Het onderzoek van ILT heeft die stromen in kaart kunnen brengen. Dat zag niet op het voldoen aan wet- en regelgeving. Maar als je het hebt over zorgplicht en over op een maatschappelijk verantwoorde manier met zaken omgaan, denk ik dat, zeker bij een stof waar zo veel zorgen over zijn, toch verwacht zou mogen worden dat degenen die dat product als afval verwerken of op een andere manier binnenkrijgen door het betreffende bedrijf erop geattendeerd worden dat deze stof daarin zit, zodat men daar rekening mee kan houden. Het is aan de bevoegde gezagen om te bezien of vergunningen zijn overtreden. Ik heb de risico's voor de drinkwatervoorziening laten onderzoeken. Tot nu toe is er gelukkig geen overschrijding van de richtwaarden van het drinkwater.

Dan nog de laatste vraag die ik heb gezien over dit probleem: hoe staat het met de transparantie van de gegevens? Naar aanleiding van de motie bij het wetgevingsoverleg Water van november vorig jaar hebben we een onderzoek uitgezet bij Royal HaskoningDHV. Het opgeleverde rapport geeft wat ons betreft onvoldoende aangrijpingspunten, maar ik verwacht na het zomerreces uw Kamer nader te informeren over hoe we de motie uitvoeren. We zijn nadrukkelijk met de drinkwaterbedrijven in overleg om af te stemmen hoe we een breed draagvlak voor een goede aanpak kunnen krijgen.

De voorzitter:

We komen bij de heer Sienot.

De heer Sienot (D66):

Nou, het was prima om even te wachten, want mijn interruptie is nu ook op haar plek. Als ik het hele verhaal van de Minister hoor, vat ik het samen als dat we er allemaal van balen en dat het anders moet. Ik begrijp van de hele situatie dat het belangrijk is dat we werken aan de norm, aan een goede vergunning en aan een goede handhaving en dat elke partij in dit hele spel haar verantwoordelijkheid dient te nemen. Dat snap ik ervan. Waar ik nu zo benieuwd naar ben, zijn twee dingen. Eén: hoe zorgen we dat we deze casus echt kunnen afsluiten? Wat gaat er nou echt anders gebeuren om die casus te kunnen afronden? Twee: hoe gaan we met de lessen die we nu geleerd hebben, voorkomen dat andere opkomende stoffen ook dergelijke casussen worden?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

U hebt gelijk dat wij daar collectief van balen: de Staatssecretaris en ik, u ook allemaal, de samenleving en niet in de laatste plaats de mensen die zorgen hebben in het gebied zelf. Er is ons alles aan gelegen om niet meer van dit soort gevallen te krijgen in de toekomst. We hebben natuurlijk wel te maken met de Europese regelgeving rondom REACH en rondom de zeer zorgwekkende stoffen. Dat kost tijd. Je moet het ook zorgvuldig doen. Je kunt niet zomaar bij ieder bericht dat iets ook wel een potentieel zeer zorgwekkende stof zou kunnen zijn, die stof zonder onderbouwing op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen opnemen. Dat is weliswaar het andere uiterste – dat is hier ook absoluut niet aan de hand – maar ik merk dat op om het spectrum in beeld te brengen. Daar zal iedereen het ook direct mee eens zijn. Dat er een onderzoek van het RIVM of van andere instellingen voor nodig is, is onvermijdelijk. Wat ik wel een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen vind, is dat wanneer er bij een stof een schijn van is dat het een zeer zorgwekkende stof zou kunnen zijn, een bedrijf zijn zorgplicht goed in acht neemt. Dan is transparantie wel een eerste vereiste. En hier lopen we toch steeds een beetje achter de feiten aan dat wij het moeten achterhalen, eerst al door op te vragen waar het afval dan naartoe gaat. Vervolgens blijkt dan weer dat de afvalverwerkers niet precies weten wat er aan de hand is. Dat zijn allemaal zaken waarover we ook met de branchevereniging, de VNCI enzovoorts nog eens om de tafel zouden kunnen gaan om te kijken of er mogelijkheden zijn om dat te verbeteren, ook in het Europese. Andere lidstaten worstelen er ook mee. Maar vooralsnog moeten we het natuurlijk doen met de wet- en regelgeving en de mogelijkheden die we hebben.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Sienot, als u daar behoefte aan heeft.

De heer Sienot (D66):

Volgens mij is dit ook gelijk mijn laatste interruptie.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Sienot (D66):

Als ik heel eerlijk ben, heb ik nog niet helemaal gehoord wat we nou morgen anders gaan doen om deze problemen in de toekomst echt voor te zijn. De Minister zegt, en dat is heel goed: we willen het spel eigenlijk veranderen, we willen de feiten voor zijn in plaats van dat we worden overvallen door de feiten. Wat kunnen we daar dan aan doen? Hoe kunnen we de transparantie van alle partijen in de keten echt bevorderen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat doen we dus vooral door te kijken hoe we de normen op alle mogelijke manieren kunnen aanscherpen. Ik gaf u net aan dat we die 2.035 kilo nog een heel stuk kunnen beperken met de adviezen van Rijkswaterstaat enzovoort. Dat is een traject dat we hebben ingezet. Ik gaf u net aan dat Rijkswaterstaat alle vergunningen gaat doorlichten. Dat kunnen alle andere bevoegde gezagen ook doen. Daar zullen we ze ook op bevragen. Ik denk dat dat een hele belangrijke stap is. Ook moeten alle vergunningverleners het gesprek hierover aangaan, ook bij nieuwe vergunningen die ze gaan verlenen. Je kunt altijd maatwerkvoorschriften opleggen. Ik denk dat het verstandig is dat we breed uitstralen dat we als maatschappij van bedrijven maximale transparantie verwachten als het gaat om potentieel zeer zorgwekkende stoffen en dat bevoegde gezagen daar ook proactief mee aan de slag zijn.

De voorzitter:

Een paar collega's hebben het woord gevraagd. Achtereenvolgens zijn dat mevrouw Van Brenk, de heer Van Aalst, de heer Laçin en mevrouw Kröger. Mevrouw Van Brenk, aan u.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

De Minister sprak over het voorzorgsprincipe en dat iets niet eerder in REACH komt dan nadat er een toxicologisch onderzoek is geweest. Maar zou het niet het beste zijn als wij nu met elkaar vaststellen dat het risico van dit soort stoffen in drinkwater en water gewoon heel erg groot is en dat wij dus echt gaan proberen om het drinkwatercriterium in REACH te krijgen? Dat was ook mijn vraag: wreekt het zich niet dat het drinkwatercriterium niet in REACH staat? Daar heb ik nog niet direct een antwoord op gekregen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voor zover mijn informatie strekt, kan dat niet. Meerdere mensen hebben hier vragen over gesteld, dus misschien is het verstandig dat ik daar nog even schriftelijk op terugkom en even precies beschrijf waarom dat niet kan. Ik denk dat dat makkelijker is dan hier nu over door te gaan. U krijgt het dan precies op schrift.

De voorzitter:

Ik begrijp dat heer Laçin precies op dit punt ook een vraag heeft. U mag van de heer Van Aalst voor zijn beurt praten; dat wil ik u wel even meegeven.

De heer Laçin (SP):

Dank, ook aan de heer Van Aalst. Ik heb dit punt vorige week genoemd en het ook vandaag weer herhaald. Het kan wel. Het kan wel, maar de Staatssecretaris heeft gezegd dat het voorstel uit de Commissie moet komen. Om dat zover te krijgen, moeten wij – ik neem dat woord niet graag in de mond – gaan lobbyen. Wij moeten gaan aftasten of er draagvlak is bij andere lidstaten. Dat heb ik ook precies aan de Staatssecretaris gevraagd in mijn aangehouden motie: ga eens in Europa verkennen of hier draagvlak voor is, ja of nee. Niemand verwacht morgen een voorstel dat we het drinkwatercriterium opnemen in REACH – ik althans niet – maar ik wil nogmaals met klem het verzoek doen, ook aan de Minister, om samen met de Staatssecretaris te praten met collega's of er draagvlak is om in REACH uiteindelijk tot een drinkwatercriterium te komen. Als dat zo is, kijken we dan wel weer verder. Ik hoop toch echt op een positief antwoord van de Minister op deze vrij ruime en brede vraag om hier eens een keer mee aan de slag te gaan.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Als de vraag ook al aan de Staatssecretaris is gesteld, stel ik voor dat we dat nog even goed op een rijtje zetten in de schriftelijke beantwoording die ik net heb toegezegd. De Staatssecretaris zit er net zo in als ik. Als wij dit op een stevige manier kunnen aanpakken, zullen we dat zeker niet nalaten. Uw lobbysuggestie... Ja, u hebt het gezegd!

De heer Laçin (SP):

Ik had het niet moeten doen!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zal het in de brief niet zo omschrijven, maar we zullen uw suggestie in de afweging meenemen. Het initiatiefrecht voor wetgeving ligt inderdaad bij de Europese Commissie, maar ik zal in de brief samen met de Staatssecretaris op een rijtje zetten wat wel en niet kan.

De voorzitter:

Afrondend, een vervolgvraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Daar ben ik in ieder geval blij mee, maar met – nogmaals – de kanttekening dat een voorstel van de Europese Commissie niet zomaar uit de lucht komt vallen, zoals GenX. We kunnen wel het voorwerk doen en als Nederland kijken hoe onze buren, hoe andere lidstaten hierover nadenken. Ik ben blij met de toezegging. Ik vraag ook om in de beantwoording meer op te nemen dan wat de Staatssecretaris al heeft gezegd tijdens het debat. Ik vraag de Minister om daar ook even naar te kijken. We wijzen hier allemaal, om verschillende redenen, op een systeemverandering om de potentieel zeer zorgwekkende stoffen te behandelen als zeer zorgwekkende stoffen. Er is systeemkritiek; het moet anders. Het komt allemaal samen in Europa, in dit geval in REACH. Als we daarin verscherpingen kunnen aanbrengen voor het drinkwater, moeten we dat vooral niet nalaten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan herhaal ik nog maar de toezegging dat ik in de brief samen met de staatsecretaris uiteen zal zetten wat wij wel en niet kunnen doen.

De voorzitter:

Is het bij benadering bekend wanneer die brief komt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nou, laten we daar twee weken voor nemen. Dan zouden we er toch een antwoord op moeten kunnen geven.

De voorzitter:

De heer Van Aalst wilde ook een vraag stellen.

De heer Van Aalst (PVV):

Natuurlijk heeft Chemours een zorgplicht voor de omwonenden en voor wat het loost. Daarover zijn we het volledig met elkaar eens. Maar in dit geval zijn wij als overheid de vergunningverlener. In dit geval kan ik toch niet anders dan constateren dat we gewoon GenX aan onze handen hebben? Wij hadden dit kunnen voorkomen. Ook de Minister had dit kunnen voorkomen. Nu krijg ik op mijn drie vragen weer het antwoord: ja, we weten het niet; we weten niet of ze het overtreden; dan moet je bij de decentrale overheden zijn. Ik baal hier zo ontzettend van. Pak nou die regierol en los dit op voor de omwonenden. Ga nou niet elke keer naar een ander wijzen. Ik word hier zo moe van, voorzitter. Ik hoop dat de Minister nu toch een keer met het antwoord komt dat ze er nu gewoon wat aan gaat doen en dat we het gaan oplossen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik geloof niet dat ik naar allerlei anderen heb gewezen. Ik heb geprobeerd aan te geven wat de Staatssecretaris en ik kunnen doen. We hebben geprobeerd om een en ander inzichtelijk te krijgen. We hebben verzoeken om informatie gedaan en hebben die informatie uiteindelijk ook gekregen. Maar goed, dat had ook sneller gekund denk ik dan maar. Wij hebben vervolgens zelf navraag gedaan naar aanleiding van die informatie, dus bij welke afnemers het allemaal is terechtgekomen et cetera. Ik hoef het niet allemaal te herhalen. We zijn dus proactief bezig geweest. We zijn aan het proberen om de normen zover als we kunnen aan te scherpen en dat goed te onderbouwen. Ik denk dat de bevoegde gezagen alle vergunningen doorlichten. Vanaf het moment dat het duidelijk werd, hebben wij allemaal geacteerd, ook de provincie Zuid-Holland, en hebben wij gedaan wat we kunnen.

De heer Van Aalst (PVV):

Daar hebben we toch wel een groot meningsverschil. Ik heb net drie vragen gesteld. Wat hebben ze nu overtreden? Hoe zit dat nou precies? Waarom is die vergunning niet verder aangescherpt? Kan die verder aangescherpt worden? De Minister zegt dat ze niet naar een ander wijst. Nou, ze geeft aan dat we bij de decentrale overheid moeten zijn om te weten of ze de vergunning hebben overtreden. Dat is nou precies wat ik bedoel: elke keer dat afschuiven. Pak nou als ministerie de regierol en zeg: we gaan het nu oplossen, we zijn er nu klaar mee; we gaan niet langer wachten, het is genoeg geweest. De omgeving heeft recht op duidelijkheid. Chemours heeft recht op duidelijkheid. Chemours heeft een zorgplicht, maar het ministerie ook. Wij als overheid hebben een zorgplicht voor die mensen en ik vind dat we het nu moeten oplossen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat wij onze taak goed oppakken door de bevoegde gezagen met elkaar in contact te brengen en door op nationale schaal te kijken wat we kunnen doen in het aanscherpen van de normen. Ik heb geen klachten over hoe de bevoegde gezagen dit oppakken. Of het nou gaat om de provincie Zuid-Holland of de betrokken waterschappen, iedereen is er gewoon volop gemotiveerd mee bezig en gaat naar mijn idee verantwoordelijk met zijn taak om. Ik zie dus geen reden om wie dan ook de zwartepiet toe te schuiven.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik hoor de Minister een heleboel intenties uitspreken, en ook wel de goede richting op, alleen voelt het alsof de hamvraag niet wordt beantwoord. Wat mij betreft is dat toch of de Minister het wenselijk vindt dat er mogelijk kankerverwekkende stoffen in onze drinkwaterbronnen zit.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is natuurlijk een retorische vraag. Ik kan me niet voorstellen dat er iemand op de wereld te vinden is die dat wel wenselijk zou vinden. Gelukkig is het drinkwater wat dat betreft ook nog niet in gevaar geweest. We doen er alles aan om de risico's in te perken: zo veel mogelijk transparantie en zo veel mogelijk inzicht. We kijken wat we Europees kunnen doen. Maar je kunt natuurlijk ook niet doorslaan en iedere stof zomaar zonder onderbouwing of onderzoek onder die wetgeving laten vallen, want dat is gewoon niet mogelijk. Het moet dus zorgvuldig. We proberen het ook zo snel mogelijk te doen. Ik gaf straks ook al aan dat het RIVM daar ook gewoon zijn tijd voor nodig heeft. Het moet wel wetenschappelijk deugen. We kunnen ze nog een keer vragen om het zo snel mogelijk te doen, maar dat moeten we echt afwachten.

De voorzitter:

Laatste vervolgvraag van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De Minister noemt het een retorische vraag en beantwoordt hem vervolgens door te zeggen: ja, we moeten de risico's inperken. Mijn antwoord zou zijn: nee, het is niet wenselijk, want het zijn potentieel kankerverwekkende stoffen waar door het RIVM al onderzoek naar is gedaan. Ze staan niet voor niets op de lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Dus mijn vraag aan de Minister is: wat kunnen we in Nederland doen om die lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen zwaarte te geven in de vergunningverlening, waardoor de bevoegde gezagen de vergunningen op nul kunnen zetten voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen?

De voorzitter:

Ten slotte de Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar zijn we nu mee bezig. Ook in dit geval zijn we toch tot een aanscherping overgegaan, vooruitlopend op de vaststelling van een zeer zorgwekkende stof volgens de officiële REACH-lijst. Ik ben blij dat dit bij de rechter in stand is gebleven. We zouden dit ook kunnen doen bij andere stoffen waarbij dit speelt. We moeten het woord «potentieel» nog een keer onderstrepen, want dan gaat het dus nog niet om een bewezen zeer zorgwekkende stof. Maar je moet er als de wiedeweerga voor zorgen dat het wel bewezen wordt, want dan kan die stof ook op de lijst worden gezet. Om de omslag te maken van potentieel zeer zorgwekkend naar echt bewezen zeer zorgwekkend is onderzoek door deskundigen nodig. Daar zullen we toch echt op moeten wachten.

De voorzitter:

Dank. Ik stel voor dat we doorgaan met de volgende blokjes, ook met het oog op de tijd, want we willen wellicht ook een tweede termijn hebben en we eindigen straks wel om 22.00 uur of eerder. Naar welk blokje gaan we toe, mevrouw de Minister?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zal beginnen met het olielek in Rotterdam. U weet allemaal dat de chemicaliëntanker...

De voorzitter:

Eén seconde, mevrouw de Minister. De heer Laçin vraagt aandacht. U heeft nog een interruptie. Die ging nog over GenX? Of niet?

De heer Laçin (SP):

Het gaat meer om vragen die nog niet zijn beantwoord op dit vlak.

De voorzitter:

Ik ga er even van uit dat de Minister alle vragen beantwoordt. Dat is de plicht die zij heeft, maar gegeven de tijd ga ik dat niet inventariseren na elk blokje. Dus als er vragen blijven liggen, dan neemt u die mee naar de tweede termijn en dan kunt u de Minister er in stellige bewoordingen en kritisch op aanspreken waarom die vragen niet beantwoord zijn. Ik kan het even niet anders doen. Ik ga ervan uit dat de Minister alle vragen meeneemt.

De heer Laçin (SP):

Ik ben het daarmee eens. Ik wil best voortvarend zijn, maar ik wil ook gewoon dat mijn vragen beantwoord worden. Ik wil mijn tweede termijn juist kunnen baseren op de antwoorden die ik krijg, want anders moet ik mijn vragen in de tweede termijn gaan herhalen.

De voorzitter:

Meneer Laçin, ik ben het volstrekt met u eens. U heeft een vraag gesteld en u heeft recht op een antwoord. Ik ga ervan uit dat de Minister dat antwoord geeft. Er zijn ambtenaren om dat bij te houden. Maar omwille van ieders belang wil ik ook een beetje de tijd bewaken, zodat alle vragen aan de orde komen. De Minister gaat nu door met het volgende blokje. Aan het eind zal ik vragen of er nog vragen open zijn gebleven die beantwoord moeten worden. Minister, welk blokje? Rotterdam.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, de olieverontreiniging. We hebben allemaal met afgrijzen kennisgenomen van wat daar is gebeurd. Door een nog onbekende oorzaak is de Bow Jubail in aanvaring gekomen met een steiger, waardoor 217 ton stookolie is vrijgekomen uit de brandstofbunkers en in de Botlekhaven, en deels in de Nieuwe Waterweg, terecht is gekomen. Op dit moment is 180 ton opgeruimd. De opschaling naar GRIP 1 is binnen tien minuten na de aanvaring tot stand gekomen en de opschaling naar GRIP 2 binnen 45 minuten. De olie wordt opgeruimd door een gespecialiseerd bedrijf, HEBO. Er wordt verwacht dat de werkzaamheden nog dagen, waarschijnlijk weken, gaan duren. Door het Havenbedrijf Rotterdam, dat verantwoordelijk is voor het nautisch beheer op dit stuk, wordt gewerkt aan het schoonmaken van het havenwater, de steigers, de kades en de verontreinigde schepen. Er zijn speciale wasstraten ingericht, zowel voor de binnenvaartschepen als voor een aantal zeeschepen. Van de vijftien zeeschepen zijn er nu vier schoon en twee bijna. Die mogen pas daarna weg. Van de 50 binnenvaartschepen die het betreft zijn er 20 schoon. Er wordt met dubbele capaciteit gewerkt. Het doel is uiteraard om de boel weer zo snel mogelijk schoon te krijgen en om het scheepvaartverkeer weer zo snel mogelijk op gang te krijgen, want ook daar wordt natuurlijk geweldig veel economische schade geleden.

Rijkswaterstaat verzorgt het opruimen van de verontreiniging in de rivier en coördineert de behandeling van de inmiddels minstens 800 besmeurde watervogels. Ik zeg het u na: petje af voor alle vrijwilligers die in de afgelopen dagen continu bezig zijn geweest om die dieren een meer dan afschuwelijk einde te besparen. Toen ik daar ging kijken, vond ik het zelf ook shocking om te zien hoe die beesten zichzelf wanhopig proberen schoon te maken en daardoor alleen maar meer viezigheid binnenkrijgen. Als je bij de hokken staat, dan komt de walm je tegemoet. Het is echt misselijkmakend. Het is ontzettend knap dat al die mensen daar zo veel tijd in steken. Dat geldt ook voor de mensen van de Dierenambulance en de brandweer. Het is ontroerend om te zien hoe iedereen, tot kleine kinderen aan toe, zijn handdoeken afstaat om die zwanen in op te vangen enzovoorts. Dus alle lof voor de vrijwilligers, vooral bij de Vogelklas Karel Schot, waar verreweg de meeste vogels zijn opgevangen. Inmiddels is er een tijdelijke opvang- en schoonmaakfaciliteit gerealiseerd bij de Maeslantkering, want de andere plekken waren gewoon veel te klein.

Het milieueffect op de langere termijn, waar meerderen naar hebben gevraagd, is natuurlijk dat het slib ook vervuilt, doordat de zwaardere deeltjes van de olie naar de bodem zakken. Lichtere oliedeeltjes verspreiden zich mogelijk diffuus richting zee. Vanwege de samenstelling van stookolie – de precieze samenstelling moet ik u nog even schuldig blijven, want die weet ik gewoon nog niet – zal dit een negatiever effect hebben op de ecologie dan gewone olie. De precieze gevolgen zijn ook weer afhankelijk van de ecologische toestand ter plekke en de hoeveelheid olie die we uiteindelijk niet zullen kunnen opruimen. Het is ook al duidelijk dat de waterkwaliteit zich slechts langzaam zal kunnen herstellen. Het RIVM is op dit moment aan het onderzoeken wat op de langere termijn de gezondheidseffecten van vrijgekomen stookolie zijn.

Door de zeehavenpolitie wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van het ongeval. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft aangegeven onderzoek te willen gaan doen. Ik denk dat dat heel goed is, omdat op deze manier alle verschillende aspecten in beeld komen. Natuurlijk zal er ook worden gekeken of het bedrijf Odfjell, waar dit schip van is, strafrechtelijk vervolgd moet worden. We moeten natuurlijk eerst weten wat de precieze toedracht is geweest, maar ze zullen zeker aansprakelijk gesteld worden voor de schade.

Hoe staat het met de besmeurde vogels? Zoals aangegeven en zoals ik mij heb laten uitleggen, moeten ze eerst worden gestabiliseerd. Als je ze meteen gaat wassen, levert dat zo veel stress op dat ze uiteindelijk minder kans hebben om te overleven. Dus ze worden eerst gestabiliseerd en daarna moeten ze door professionals worden schoongemaakt. Dat kun je niet zomaar gaan doen. We weten nog niet hoeveel het gaan redden en hoeveel niet. Ik denk dat we nu in ieder geval de goede omstandigheden hebben gecreëerd, zodat ze op een goede manier kunnen worden opgevangen en door ter zake deskundige mensen kunnen worden geholpen. Ze worden met heel veel sop gewassen en daarna moeten ze nog aansterken. Ze moeten weer vet op de veren krijgen voor het drijfvermogen. In het meest gunstige geval zouden ze na een week of twee weer terug kunnen. Maar we kunnen ook niet uitsluiten dat er nog nieuwe beesten in de ellende terechtkomen, omdat ze net aan komen vliegen en het nog niet helemaal schoon is. Ik noem vooral de knobbelzwanen die vanuit Zuid-Europa onze kant opkomen. Daar is het het seizoen voor. Het is een hele klus voordat we alles bij de taluds en rond de steigers helemaal hebben weggehaald.

Mevrouw Kröger vroeg of de kosten worden verhaald. Ja. De landsadvocaat is samen met de advocaat van het Havenbedrijf fanatiek bezig om uit te zoeken of we dat kunnen doen. Het merendeel daarover heb ik al gezegd.

Dan het tekort aan opvangplaatsen. Friese opvanglocaties hebben zich gemeld. In het begin is er goed nagedacht door de mensen die er verstand van hebben. We willen de beesten niet in nog meer stress brengen en er heel veel mee moeten slepen. Dat werd niet verstandig geacht, vandaar dat er is gekozen om een grote, nieuwe opvang te realiseren. We maken wel gebruik van kleinere opvanglocaties in de regio. Er is voor gekozen om de vogels die al in de grote opvang zaten daarnaartoe te brengen en de zwanen bij elkaar te zetten, zodat je het probleem beter kunt overzien. De melding van die Friese opvanglocaties is pas donderdag binnengekomen. Inmiddels hadden we zicht op de eigen capaciteit. Er zijn al monsters genomen van de gelekte olie. De resultaten daarvan zijn pas na de zomer helemaal bekend. Daarover zullen we u uiteraard informeren. Het is vrijgekomen uit de brandstofbunkers, dus niet uit een olietanker, wat abusievelijk eerst in persberichten stond. Dat was niet het geval. Er is een vaar- en vangverbod, werd gezegd, dus hoe komt de hulp dan bij de dieren? Nou, er geldt geen vaar- of vangverbod. Op zondag is gezegd dat ze even niet gingen vangen, omdat er al geruime tijd op de beesten gejaagd was, zeg maar. Degenen die op de kant zitten, is gezegd, konden wel opgepakt worden. Maar zolang ze in het water aan het zwemmen zijn, moet je ze rust geven, want het schijnt zo te zijn dat, als ze voelen dat ze zwakker worden, ze de kant op gaan. Ik heb het me ook maar laten vertellen, ik ben er zeker niet deskundig in.

Dat was, voorzitter, alles over dit onderwerp.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Voorzitter. Heel erg bedankt voor de beantwoording. Ik ben echt ontzettend blij dat de Minister dit serieus neemt en dat ze zelf is gaan kijken. Ik heb er vertrouwen in dat zij dit voortvarend – beetje rare woordspeling trouwens – op blijft pakken en daarvan de noodzaak in blijft zien. Ik had ook nog over het vang- en vaarverbod gezegd dat wij daarover zeer tegenstrijdige berichten krijgen van dierenambulances die niet bij de noodopvang worden toegelaten met zwanen aan boord, van Dieren4u. Wij hebben dat niet kunnen verifiëren, ik heb dat al uitgezet bij uw assistent. Maar is het nu echt opgelost, kunnen alle stichtingen en vrijwilligers die zo hard werken om deze dieren het leven te redden, daadwerkelijk terecht bij de opvang? En kunnen ze ook het water op met hun boot? Want er wordt gesteld dat dat niet kan, omdat er geen boten zijn en als er wel boten zijn, mogen ze niet uitvaren om de dieren uit het water te halen. Ik heb ook nog een vraag gesteld over een eventuele noodvoorraad die centraal aangelegd zou kunnen worden, want iedereen helpt hartverwarmend, maar er zijn ook professionele zwanenzakken die zo min mogelijk schade aanrichten. Kan de Minister daarover zeggen of er voor de toekomst bij Rijkswaterstaat een soort noodvoorraad wordt aangelegd?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik deel de zorgen van mevrouw Van Kooten hierover. Nu is er voldoende aanwezig voor de noodvoorziening. Mochten er nog signalen zijn dat zwanen ergens niet terecht kunnen, dan hoor ik dat graag, want Rijkswaterstaat staat in principe gewoon klaar om daar de nood te lenigen. Over voorraden en professionele zakken het volgende: als dit hopelijk over een paar weken allemaal weer achter de rug is, moeten we dit goed evalueren om te kijken wat we daaruit voor de toekomst kunnen leren. Ik vind het nu iets te vroeg om daarop een antwoord te geven. Een ding is zeker: het laatste woord is zeker nog niet gezegd over hoe dit heeft kunnen gebeuren. We moeten ons nu eerst richten op het redden van de beesten en het zo veel mogelijk opruimen van de rotzooi. Ondertussen zijn de deskundigen bezig met de aansprakelijkheid en vooral ook met onderzoeken hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe kan worden gezorgd dat het niet weer gebeurt. Maar die onderzoeken zullen we allemaal moeten afwachten.

De voorzitter:

Daarmee zijn uw vragen voldoende onderbouwd, mevrouw Kooten? Ja, dat is het geval. Gaan we door met het volgende blokje. Dat zal zijn? O, de heer Laçin met een korte vraag.

De heer Laçin (SP):

Korte vraag inderdaad. Kijk, we hebben in de brief gelezen dat het onderzoek naar de samenstelling van de stookolie gaande is en dat we daarover na de zomer geïnformeerd worden. Ik hoop echt dat, op het moment dat het onderzoek er is, wij dat ook krijgen. Er wordt van alles en nog wat weggemengd in stookolie. We moeten zo snel mogelijk de gevolgen voor mens en milieu kunnen overzien. Mijn vraag, die ik nog niet beantwoord heb gekregen, is dat het anderhalf uur duurde voordat de olieboom aanwezig was op de plaats van de ramp. Waarom heeft het zo lang geduurd? Weet de Minister hier iets over? Dat moet toch veel sneller kunnen? Juist in die tijd is veel weggelekt, wat wellicht voorkomen had kunnen worden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het antwoord daarop hebben we gewoon nog niet. Ik heb aangegeven wat ik wist over GRIP 1 en GRIP 2 en op welke momenten dat is gebeurd. Al die zaken zullen minutieus in kaart worden gebracht in onderzoeken. Datzelfde geldt voor de stookolie. Wij zullen u zodra er meer bekend is informeren. Maar zoals gezegd weer ik niet wanneer dat onderzoek klaar is. Ik denk dat iedereen er zeer op gebrand is om dit snel te weten.

De voorzitter:

Zodra dat kan, wordt de Kamer geïnformeerd, noteren we dan maar. Minister, welk blokje gaan we doen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Drinkwater. Er is gevraagd of de Minister de btw-verhoging op drinkwater terug kan draaien. Het antwoord is nee. De btw-verhoging is zoals u weet deel van een veel breder pakket van belastingmaatregelen: het zwaarder belasten van consumptie en het verminderen van belastingdruk op arbeid. Hierdoor moet voor de consumptie van drinkwater iets meer worden betaald. Dat wordt gecompenseerd door verlaging van de belasting op arbeid. Dus per saldo leidt dit tot een lastenverlichting voor burgers van 6 miljard. Maar ik raad u verder aan om dit debat vooral met de collega staatsecretaris Snel te voeren, die over de belastingen gaat.

Dan heeft mevrouw Van Brenk van 50PLUS zorgen geuit over de btw. Ze heeft nog gesproken over het OESO-rapport. Er komt nog een verdere uitwerking van het principe van de vervuiler betaalt, waarvan ik al eerder heb gezegd dat dat natuurlijk een heel gezond principe is. Dat wordt straks meegenomen in onze kabinetsreactie op het rapport van de Unie van Waterschappen. Maar die zijn eerst nog aan zet. Ik dacht dat dit in oktober met alle waterschappen zal worden besproken. Dan volgt er een advies aan mij, en dan zal ik daarbij onze appreciatie voegen. In het najaar kunnen we er dan over spreken.

Mevrouw Van Brenk heeft nog gevraagd naar de 1% internationale inzet van de drinkwaterbedrijven, te besteden aan ontwikkelingshulp. Het is geen verplichting om dat te doen, ze hoeven niet per se die 1% daaraan uit te geven. Dus het is vooral aan de drinkwaterbedrijven zelf en hun aandeelhouders om die inzet te bepalen. Als we het gemiddeld over Nederland bekijken, besteden ze 0,5% van hun begroting daaraan, in plaats van die 1%. Financiering hiervan gaat niet ten laste van inwoners, maar komt uit de vergoeding die de publieke aandeelhouders krijgen. Als u dat wilt verhogen, moet u dat vooral via de politieke lijn in de verschillende waterschappen aankaarten.

Ik heb de vraag van de heer Laçin over GenX gemist. Mag ik daar nog even op terugkomen?

De heer Laçin (SP):

Graag!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De provincie Zuid-Holland heeft een last onder dwangsom opgelegd aan Chemours vanwege PFOA. Is de termijn van acht weken al voorbij, is gevraagd. Chemours had inderdaad acht weken de tijd om bezwaar te maken. Die zijn voorbij. De provincie Zuid-Holland meet nu elke week of die lozing ook daadwerkelijk gestaakt is. Dat kan per week een dwangsom betekenen. Daar zijn mij nog geen resultaten van bekend. Maar ik zal de Kamer hierover informeren via de brief die al is toegezegd. Chemours is wel in beroep gegaan tegen het besluit van de provincie Zuid-Holland. Dat als antwoord daarop. Dat was tevens het laatste in het blokje drinkwater.

De voorzitter:

Drinkwater ook afgerond. Volgend blokje.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We gaan verder met waterveiligheid. Laat ik eerst even op het integrale riviermanagement ingaan. Verschillende leden hebben hun waardering uitgesproken voor het programma Ruimte voor de Rivier; niet allemaal, maar het merendeel wel. Ik denk dat het mooie daarvan is dat er voor de waterveiligheid iets verder is gekeken dan alleen naar traditionele oplossingen. Er is ook gekeken naar wat je op een nieuwe manier voor elkaar kunt krijgen, zoals building with nature, met een waterstandsdaling. Hoe kun je daar natuur en andere belangen meekoppelen, zoals recreatie en toerisme of van de agrariërs?

Iedereen heeft het voorbeeld bij Lent genoemd. Dat is ook zeker een succesverhaal. Uit de hele wereld komen er bussen vol mensen kijken hoe we dat hebben gedaan. Ten tijde van hoogwater hebben we allemaal de mooie beelden kunnen zien van hoe goed het functioneert. Ik denk dat iedereen daar ook trots op mag zijn.

Dan doordenkend over de langetermijnaanpak van de rivieren: hoe gaan we verder, want het programma Ruimte voor de Rivier is afgerond. Door iemand van de Partij voor de Dieren werd, meen ik, gesproken over vasthouden, bergen en afvoeren. Daar wil ik graag aan toevoegen: bevaren. Ik vond het wel een beetje gek dat die belangen allemaal integraal worden afgewogen, maar dat niet echt het belang meegenomen wordt van de gebruiker van die vaarweg, te weten de binnenvaart. Met z'n allen willen we ons er sterk voor maken om transport van de weg naar het water en spoor krijgen, om die modal shift voor elkaar te krijgen. Dan moet je ook die belangen van de binnenvaart goed afwegen.

Daarom wil ik dat belang nu ook goed meewegen en overgaan tot integraal riviermanagement. Daarbij worden nog steeds alle belangen goed afgewogen die we ook voor ogen hadden bij Ruimte voor de Rivier, maar daaraan worden toegevoegd de belangen van de gebruikers op het water, vanwege die modal shift, nogmaals. We willen ook de binnenvaart faciliteren, omdat het goed is om de congestie te bestrijden, omdat het beter is voor het milieu enzovoort. Dat is dus de omslag naar het integraal riviermanagement.

Er is door een aantal van u specifiek aandacht gevraagd voor de binnenvaart. Nemen we daar ook het verhaal van de waterstandstijging in mee? Voor die langetermijnambitie gaan we ook een structuurvisie maken. Daar nemen we ook de effecten van stijging en daling van de waterstand in mee. Als het goed is, is die structuurvisie in 2020 klaar. Ik hoor dat we nog steeds voor uitdagingen staan, en dat klopt, volgens mij. Voor de lange termijn is dat ook gekoppeld aan alle klimaatdoelen waarbij we naar 2050 kijken, want dat doen we hierbij ook. Het gaat ook in goed overleg met de regio's en met alle partners, zoals de waterschappen. We zullen daar samen optrekken.

Is dijkversterking in lijn met klimaatverandering? Dat wegen we per geval steeds goed af. We gaan inzetten op de oplossing die het meest toekomstbestendig is. We kijken naar wat de afvoer in de toekomst gaat zijn, als we meer extreme buien en meer regenval krijgen. We hebben regenrivieren, dus dan zal dat ook wat betekenen. We moeten al die veranderingen die door de klimaatverandering op ons afkomen, hier ook heel goed in meenemen. Nogmaals, de belangen van de binnenvaart voegen we daaraan toe.

Is dijkverbetering altijd een optie? Waterveiligheid is een samenspel tussen die dijkversterking en rivierverruiming. We zullen iedere keer, van geval tot geval, moeten kijken wat er mogelijk is. De sterkte van dijken is natuurlijk heel belangrijk. Dat is de eerste verdedigingslinie, dus we moeten er zeker voor zorgen dat de kwaliteit van die dijken goed op orde is.

De heer Van Aalst vraagt of ik wil stoppen met Ruimte voor de Rivier in verband met het scheepvaartbelang. Dat vind ik weer te veel doorslaan naar de andere kant, want ook de scheepvaart is erbij gebaat dat het veilig is op en om de rivier. Het is belangrijk om het goed in de afweging mee te nemen. Dat is tot nu toe niet op die manier gebeurd. Maar we gaan zeker niet zeggen dat we nu stoppen met de rest.

Over Varik-Heesselt hebben ook heel veel mensen iets gezegd. Dit valt ook nog onder het blokje waterveiligheid. De heer Stoffer had gevraagd of de Minister niet beter kan inzetten op buitendijkse rivierverruiming, want dat levert waterstandsdaling op een langer traject op. Maatregelen in de uiterwaarden zijn in de komende decennia ook goed mogelijk. Ik heb net ook al gezegd dat de piekafvoer bij regenrivieren toeneemt.

Bij Varik-Heesselt zou die hoogwatergeul waterstandsdaling kunnen betekenen. We weten niet hoe het in de hele verre toekomst eruit zou kunnen zien. Dat is ook precies de reden waarom we die optie van het Barro er toch in willen houden. We verwachten het niet, want voorlopig is de veiligheid met dijkversterking echt geborgd, maar het zit er nu op en je wilt die optie voor de heel lange termijn niet weg laten lopen. Als we naar de scenario's voor klimaatverandering kijken, zou het er over twintig of dertig jaar anders uit kunnen zien. Het is meer op grond van strategische overwegingen dan dat er nu al zicht zou zijn op iets anders.

Ik heb inderdaad het voorkeursbesluit voor de dijkversterking genomen, tenzij uw Kamer anders zou besluiten. Varik-Heesselt gaat dan verder als een dijkversterkingsproject in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, met het vergraven van uiterwaarden. Daar zaten verschillende kanten aan. Die kent u ook allemaal. U bent, al dan niet op de fiets, daar ook geweest. Ik ben er zelf ook geweest. We hebben dat zorgvuldig gewogen en dat leidt tot deze keuze.

Dan nog even specifiek over die Barro-reservering, waarover ik net al iets heb gezegd. De Deltacommissaris en een aantal andere adviseurs, zoals ENW en AcW, adviseren om strategisch gezien die ruimte te houden, nogmaals, vanwege de mogelijk veel grotere piekafvoer op de lange termijn. De strategie bij het programma van de Deltacommissaris is: vooruitkijken en vooral opties in de toekomst openhouden.

De heer Geurts vroeg of het veel beperkingen oplevert. Wat is er nog mogelijk in dat gebied? Ik wil onderstrepen dat alle mogelijkheden die in het vigerende bestemmingsplan staan, blijven, maar dat grootschalige ontwikkelingen in een nieuw bestemmingsplan niet zijn toegestaan. Dan moeten het echt grootschalige ontwikkelingen zijn en niet wat mensen volgens het huidige bestemmingsplan ook kunnen. Tijdelijke activiteiten of bouwwerken kunnen tot 2050 allemaal plaatsvinden. Er kan onderhoud worden gepleegd. Er kunnen woningen worden verbouwd. Dat kan allemaal plaatsvinden, maar om de onrust wat meer weg te nemen wil ik dat ook graag met de regio nog eens goed op een rijtje zetten en in beeld brengen wat er allemaal nog wel kan. Dat willen we voor de zomer van 2019 helemaal klaar hebben, om daar ook geen onrust over te laten bestaan. Ik denk dat dit het belangrijkste is.

De voorzitter:

De heer Stoffer? Of niet?

De heer Stoffer (SGP):

De Minister gaf zojuist al het antwoord op de vraag die ik had willen stellen.

De voorzitter:

Fantastisch. Daarom dacht ik ook: laten we de Minister even laten uitpraten om het blokje af te maken. Dat kan soms van nut zijn. Gaat u door.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De heer Geurts heeft nog gevraagd naar de Markermeerdijken. Wat vindt de Minister ervan om voor andere trajecten van de Markermeerdijken nog een traject met onafhankelijke deskundigen uit te voeren? Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor die uitvoering. Er loopt nu een formeel traject met zienswijzen. Voor Durgerdam en Uitdam is met redenen door onafhankelijke deskundigen naar die oplossingen gekeken. Naar aanleiding van de zienswijze wordt op een aantal specifieke locaties ook nog naar optimalisaties gekeken, ook met deskundigen.

Ik ben onlangs ook zelf naar de Markermeerdijken wezen kijken. Los van dat het prachtig is, zie je dan ook hoe complex het is en dat het project in zeven verschillende blokken is opgedeeld, waarbij de omstandigheden in alle zeven weer helemaal anders zijn, dus het vraagt echt om maatwerk, dat ben ik zeer met u eens.

Bij Uitdam is dat vanwege het unieke landschappelijke ensemble. Daarover heb ik op 21 juni nog een brief gestuurd. Een lokaal initiatief voor die constructieve variant, het welbekend vernagelen dat na het participatietraject met de Deltacommissaris is aangedragen, zal daar worden toegepast. Bij Durgerdam is een deeltraject van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma pas later toegevoegd aan de scope. Daarover was toen nog geen contact met bewoners geweest. Daarom is voor Durgerdam ook een jaar extra tijd voor participatie genomen. Uit mijn hoofd zeg ik dat er bijvoorbeeld bij Scharwoude naar optimalisaties gezocht wordt, ook met externe deskundigen, waarbij ze opnieuw met mensen om de tafel gaan. Dat over dit onderwerp. Dan, ja, de PVV-fractie zegt dat ze geen rare projecten meer wil. Volgens mij doen wij nooit rare projecten.

De heer Stoffer heeft nog aandacht gevraagd voor Zeeland. Houdt de Minister in de gaten dat de zeedijken het niet begeven? Alle primaire keringen worden door de waterschappen en Rijkswaterstaat beoordeeld en als het nodig is ook versterkt via het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In 2023 krijgt de Tweede Kamer het landelijk beeld van de veiligheid van die keringen. De heer Stoffer vroeg specifiek naar het onevenredig doorwerken van het eigen aandeel van 10% in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Houden wij dat in de gaten? Ja, die belastingstijging houden we in de gaten. Bij de wijziging van de Waterwet is berekend dat een eigen bijdrage van 10% niet leidt tot een onevenredige lastenverzwaring. Dat is destijds ook in de Kamer besproken.

Ik heb dit blokje gehad. Dan kom ik bij het blokje Overig.

De voorzitter:

Kunnen wij dat om 21.30 uur... Zou dat mogelijk zijn?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ga mijn best doen.

De voorzitter:

Fantastisch, dank u wel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Maar er zijn veel vragen gesteld.

Eerst het lozingsverbod voor de pleziervaart. Daar vroeg de heer Sienot naar. Die regeling is nu vijf jaar van kracht. Afvalwater kan worden afgegeven bij een vuilwaterontvangstvoorziening. Het klopt dat dit niet overal goed gaat, maar het is primair aan de sector en de gemeenten om daar meer resultaat uit te halen. Samen met ons ministerie zet Waterrecreatie Nederland zich in om het aantal lozingen terug te dringen. Het is ook gewoon hartstikke smerig, denk ik dan maar. Deze afspraak is onderdeel van de Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Dus er wordt echt naar gekeken of we dat kunnen verbeteren.

Mevrouw Van Brenk. Wat is de inzet van het VN High-level Political Forum in juli met betrekking tot water? De Kamer heeft op 20 juni de brief van collega Kaag daarover ontvangen. Dit jaar staan er veel milieudoelen op de agenda, zoals de circulaire economie, maar ook water. Wat betreft de circulaire economie vinden wij het ontzettend belangrijk om het internationaal draagvlak daarvoor te vergroten. Je merkt soms bij andere lidstaten – ik noem geen namen – dat ze niet helemaal voor ogen hebben wat ze daarmee zouden kunnen. Ik denk dat het goed is dat wij wat dat betreft onze voorbeelden laten zien. Ten aanzien van water gaan wij bespreken hoe we de wereldwijde samenwerking op het gebied van water kunnen verbeteren. Ik denk dat wij uitdrukkelijk gaan proberen om andere landen aangehaakt te krijgen bij ons Global Centre of Excellence for Climate Adaptation, waarbij wij door de VN ook worden gevraagd om een leidende rol daarbij te nemen.

De Noordzee. De heer Geurts en de strategische agenda. Wil de Minister om de tafel met VisNed? Laat ik dat heel kort beantwoorden. Ik ben het met de heer Geurts eens dat ook daar een serieuze belangenafweging moet plaatsvinden in relatie tot de windparken en alles wat we nog meer op de Noordzee willen. Ik ben zeker bereid om ook een keer zelf met VisNed aan tafel te gaan. Laat ik het daarbij laten.

Vindt de Minister de kosten nog maatschappelijk verantwoord als het gaat om de bodemdaling? Dat is een vraag van de heer Sienot. Het PBL heeft eind 2016 de kosten van de bodemdaling tot 2050 ingeschat op 22 miljard euro, waarvan 21 miljard in het stedelijk gebied en 1 miljard in het landelijk gebied. Dat zijn inderdaad cijfers waar je enorm van schrikt. Daar moet dus iets aan worden gedaan. Omdat de aard van de problematiek en de oplossingsrichtingen sterk verschillen van gebied tot gebied is dat iets waar een gebiedsgerichte aanpak met partijen voor nodig is. Daar is collega Van Veldhoven vanuit haar portefeuille Bodem ook zeer zeker mee bezig.

Zijn we bekend met alle maatregelen rondom de kringlooplandbouw, onderwaterdrainage, en lichter vee? Willen wij met collega Schouten daarover in gesprek? Dat doen we ook. We kennen de genoemde maatregelen en we zijn erover met collega Schouten in gesprek. De bodemdaling raakt aan vier departementen, ook LNV en BZK. Ik verwijs naar Heel Holland Zakt. Dat is ook gericht op de stedelijke problematiek. Maar ook EZK vanuit klimaat en energie is er uitdrukkelijk bij betrokken. Wij zetten ons ervoor in om samen met de collega's en de provincies, waterschappen en gemeenten tot afspraken te komen over die aanpak. Ook in het Interbestuurlijk Programma zijn er afspraken over gemaakt. Vervolgafspraken zullen onder andere in het Klimaatakkoord kunnen worden gemaakt. In het bestuursakkoord Klimaatadaptatie besteden we er aandacht aan en waarschijnlijk ook in de regiodeals.

Wil de Minister kijken naar de vaargeul Ameland en een meer structurele aanpak van de vaargeulproblematiek? Gisteren heb ik het er ook al over gehad met de heer Dijkstra in het kader van het MIRT-overleg. Om de betrouwbaarheid te vergroten, werken Wagenborg en RWS sinds 2015 aan de uitvoering van een vijftal kortetermijnmaatregelen. Die zijn in gezamenlijkheid tot stand gekomen in een open planproces. Als vervolg daarop is afgesproken om samen met alle belanghebbenden de verschillende opties in kaart te brengen op de lange termijn. Dan hebben wij het over na 2029. Vanwege de tijd vermeld ik even wat ik gisteren heb gezegd over de speciale restricties voor slib in de Wadden. Omdat dat een Natura 2000-gebied is, mag je dat niet al te veel in andere gebieden storten. Die zitten dus in het Natura 2000-beheerplan Waddenzee. Het mag alleen in diepe verspreidingslocaties worden gestort. Je mag slechts beperkte hoeveelheden baggerspecie eruit halen. Door de stroming komt het ook snel weer terug in de Waddenzee. Het transport van de baggerspecie uit de Waddenzee naar de Noordzee is kostbaar en tijdrovend. Nogmaals, er wordt door alle belanghebbenden aan tafel gekeken of het nog op een andere manier kan.

De heer Geurts vroeg naar mogelijkheden om energie uit sloten te halen. Laten wij daar vooral een sloot energie uit halen, zou ik zeggen. De mogelijkheden voor thermische energie uit oppervlaktewater en uit afvalwater staan volop in de belangstelling. De Unie van Waterschappen, STOWA en Rijkswaterstaat stimuleren onderzoek daarnaar. We hebben er al over gesproken. Ik heb samenwerking gezocht met het Ministerie van EZK, dat vooral over de energie gaat. Het oppervlaktewater zou je kunnen benutten om woningen te verwarmen of te koelen. In de transitie naar aardgasloze wijken is dat iets om goed naar te kijken. Tot slot meld ik hierover dat de Energieverkenning in het kader van de gebiedsagenda IJsselmeergebied ook specifiek gaat kijken naar de mogelijkheden van thermische energie uit oppervlaktewater, uit het Markermeer ten behoeve van de metropoolregio Amsterdam. Er wordt dus al in een concreet gebied naar gekeken.

De heer Stoffer vraagt of ik bereid ben om voor de bestaande collectieven in de glastuinbouw de aanschaf van waterzuivering opnieuw op de MIA/Vamil-lijst te plaatsen. Die zuiveringsplicht voor de glastuinbouw is per 1 januari 2018 ingegaan. De collectieven hebben uitstel tot maximaal 1 januari 2021. Omdat het om een bestaande verplichting gaat, zijn er juridische belemmeringen voor het plaatsen van een maatregel op de lijst. In het Platform Duurzame Glastuinbouw is afgesproken dat IenW bekijkt of er mogelijkheden zijn om de collectieve zuivering op de lijst voor 2019 te plaatsen.

De muskusratten. De bestrijding van muskusratten is een taak en bevoegdheid van de waterschappen. Zeer recent is een driejarige landelijke veldproef muskusrattenbeheer afgerond. De conclusie daaruit was dat de bestrijding van muskusratten het hele jaar door moet gebeuren om geen onveilige situaties te laten ontstaan. Dat waren alle overige vragen.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Van Kooten nog met een laatste interruptie.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Het verbaasde ons nou juist dat waterveiligheid niet is meegenomen in het onderzoek en daarin niet leidend was. Er is nog nooit daadwerkelijk een dijk doorgebroken door een muskusrat. Er werd helemaal niet gekeken naar het inzetten van diervriendelijke methoden om de schade te beperken. Ik heb een lijstje daarvan als de Minister erin is geïnteresseerd. Maar er zijn heel diervriendelijke methoden om de schade te beperken. Kan er in ieder geval bij de dijken en de plannen daarvoor worden gekeken naar die diervriendelijke alternatieven?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat daar juist heel goed naar is gekeken, en het komt volgens mij juist door een goed beheer van de stand van de muskusratten dat er inderdaad nog geen dijken doorgebroken zijn. Er wordt namelijk op tijd ingegrepen als er last is van ondergraving enzovoort. Ik denk dus niet dat we dat beheer maar los moeten laten en moeten wachten tot er een dijk wél door zou gaan breken. Dat lijkt me echt een heel verkeerde volgorde. Ik denk dat er ook voldoende over is gediscussieerd of dit op de goede manier gebeurt. Ik zou dit toch bij de deskundigen willen laten. Zij hebben een echt heel serieuze studie van drie jaar lang naar dit onderwerp gedaan.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag, mevrouw Van Kooten. Daarna ronden we de eerste termijn af.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Hoe kan een studie gedegen zijn als er helemaal niet gekeken is naar de mogelijkheid voor diervriendelijke oplossingen? Die zijn er wel degelijk en die hoeven ook niet zo heel veel geld te kosten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Deze discussie heb ik al meegemaakt toen ik ruim tien jaar geleden gedeputeerde was in Brabant. Ik weet dat hier door heel veel mensen al heel vaak over is gesproken. Als er andere oplossingen waren dan waarvoor nu wordt gekozen, dan hadden we daar echt al wel voor gekozen. Er is door heel veel deskundigen heel uitgebreid naar gekeken. Ik denk dat we daarop moeten vertrouwen.

De voorzitter:

Goed. Dan gaan we nu door met de tweede termijn, want een antwoord op de vraag van de heer Laçin was onderweg al gevonden, dus dat is opgelost. Ik maximeer uw spreektijd tot twee minuten en doe een appel op u om het met nog minder seconden te gaan doen, want anders lopen we uit de tijd en dat sta ik u niet toe. En ik vraag u ook om elkaar zo min mogelijk te interrumperen in de tweede termijn, want belangrijk is denk ik ook dat de Minister nog antwoord kan geven op de vragen die u haar stelt.

Mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik wil graag een VAO aanvragen.

En ik vraag de Minister: als zij in het najaar haar appreciatie geeft over het voorstel van de Unie van Waterschappen over die aanpassing van het belastingstelsel, wil zij dan niet alleen het criterium «de vervuiler betaalt» mee laten wegen, maar ook nog twee andere criteria, namelijk «eenvoudig» en «transparant»?

De Minister zei dat de mensen vertegenwoordigd in de waterschappen Vewin konden aanspreken. Maar drinkwater valt niet onder de waterschappen. De Minister heeft vast hele goede contacten en wij willen toch met z'n allen dat SDG 6 bereikt wordt, dus misschien kan ze toch nog eens een keer vriendelijk vragen aan Vewin «een, twee, drie, vier, komt er nog wat van?», want men geeft nu 0,35% uit.

En ik heb een brief aangeboden aan de Minister met punten ten aanzien van SDG 6 die echt van belang zijn om bij dit High-level Political Forum naar voren te brengen. Daar is geen enkele reactie op gekomen. We hebben ons best daarop gedaan in de hoop dat dat ook echt meegewogen wordt door de Staatssecretaris. Misschien kan ze nog één keertje naar die brief kijken?

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een VAO aangevraagd. Straks, als de Minister heeft geantwoord, vraag ik of u daarbij blijft en, zo ja, of u dat VAO voor of na het zomerreces wenst.

De heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik heb nog een paar vragen en wat mededelingen.

We hebben de 31e Voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier en de 33e Voortgangsrapportage Zandmaas / Grensmaas gehad. Ik denk dat we die projecten nu echt ook wel kunnen afronden. Dat hebben we ook in de procedurevergadering besproken. Het was een groot project, maar volgens mij kunnen we dat weer gewoon in rustiger vaarwater brengen.

Naar wat klimaatadaptatie met name ook betekent voor de veiligheid, wil ik echt even goed kijken. Maar ik wijs er wel op dat ook bij het Parijse klimaatakkoord, dus mondiaal, is gezegd dat de helft van de gelden naar adaptatie zouden gaan en de helft richting mitigatie. Het zou handig zijn als je daar dan ook een bepaalde mate van aansluiting bij kan vinden.

Over wat er is gezegd over de muskusrat heb ik me een beetje zitten opwinden. Ik heb ook gekeken wat het dier doet. Hij graaft gangen in oevers en dijken. Dat wordt als gevaarlijk ervaren. Dat zegt ook de Zoogdiervereniging. Wat dat betekent, weten ze in Rivierenland maar al te goed, en in de rest van het land ook. Dus ik hoop dat we inderdaad diervriendelijk zo snel mogelijk die beesten kunnen verwijderen, want zij zijn gewoon een gevaar voor ons.

De rivieren. Ik heb gezegd: zij zijn een aorta, een bron van leven, een economische en ook een natuurlijke snelweg. We hebben altijd al geleefd met het water en ook de strijd tegen het water gevoerd. Dat moeten we een nieuw vervolg geven in die langetermijnagenda over rivieren.

Ten slotte, voorzitter: ik begon ermee maar kwam toen niet uit mijn woorden.

Denkend aan Holland

zie ik breede rivieren

traag door oneindig

laagland gaan,

rijen ondenkbaar

ijle populieren

als hooge pluimen

aan den einder staan ...

Het gedicht van Marsman gaat dan nog even voort, maar er zijn dan nog vier zinnen die essentieel zijn.

... en in alle gewesten

wordt de stem van het water

met zijn eeuwige rampen

gevreesd en gehoord.

Die rivieren brengen ons heel veel, maar het zijn ook gevaarlijke dingen. Daar moeten we op voorbereid zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Sienot.

De heer Sienot (D66):

Dank u wel. Ik ga niet proberen om over Marsman heen te gaan, maar ik krijg zo langzamerhand wel zin in paling.

De heer Geurts (CDA):

Met cocaïne, of zonder?

De heer Sienot (D66):

Dat laat ik graag aan ieders verbeelding over.

We hadden het over de Europese ketenaanpak. Ik hoorde daarbij heel veel over de relatie; we konden elkaar goed vinden en er is veel enthousiasme. Nou, fantastisch; ik heb geleerd dat als er niet een geknuffeld wordt, je moet doorpakken. Dus wat gaat er gebeuren en hoe kan de Kamer op de hoogte blijven?

Wat betreft adaptatie is er alleen maar heel veel enthousiasme, moet ik zeggen; ik heb daar allemaal plusjes neergezet. De overbruggingsperiode vond ik heel veelbelovend. Over de wetswijziging had ik het al. Naar het boven water krijgen van kritische apparatuur zoals servers en aggregaten, wordt gekeken samen met de Minister van Binnenlandse Zaken. Dat vond ik ook heel verstandig.

De lozingen van de pleziervaart. Daar wordt al aan gewerkt, zegt de Minister. Dat klopt, maar al sinds 2010 weten we dat het daarbij niet zo lekker gaat, dus het zou ook wel leuk zijn om na acht jaar enig resultaat in het zicht te krijgen voor die mensen daar.

Dan zou ik ook graag een brief van 22 miljard vragen. Dus dat herhaal ik even: een brief van 22 miljard. We hebben net ook van de Minister gehoord dat veeninklinking ons 22 miljard kost als we niks doen. Op heel veel plekken kunnen we daar wat aan doen. Dat hebben we ook allemaal gehoord. De intentie is er. Misschien is het mogelijk om voor ons op de een of andere manier die acties en de voortgang daarbij in kaart te brengen en ons daar een briefje over te sturen?

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, het woord is aan u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik kom eerst op klimaatadaptatie. De urgentie om te kijken naar wat er financieel mogelijk is, wordt denk ik breed gevoeld en is ook uitgesproken. Maar ik hoop echt op een ambitieus en integraal plan, waarin wonen en die blauwgroene wijken passen. Dat geldt echt voor iedereen.

Ik maak me eigenlijk zorgen over wat we doen met die drinkwaterkwaliteit en de mogelijk kankerverwekkende stoffen daarin. We kunnen wel zeggen dat het onwenselijk is, maar vervolgens vergunnen we nu gewoon bedrijven om de troep in onze lucht en in ons water te lozen. Dat is de realiteit. Onze hele regelgeving is niet sterk en robuust genoeg om dat te voorkomen. 31 miljard is de milieuschade van allerlei vormen. Daar zit dit ook bij. Mijn vraag hierover is tweeledig. Wil de Minister in haar brief over REACH ook echt kijken naar de mogelijkheid om persistente, mobiele en toxische stoffen op te nemen op de REACH-lijsten? En de tweede vraag is om te verkennen wat de additionele mogelijkheden zijn om potentieel zeer zorgwekkende stoffen aan banden te leggen. Dat zijn dus stoffen waar al voldoende wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan om ze potentieel zeer zorgwekkend te noemen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank je wel. De heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de beantwoording van de door ons gestelde vragen. Ik vind het ook wel mooi om te zien dat de Minister de Kamer aanjaagt om klimaatadaptatie prioriteit te geven. Zoals gezegd zal ik het voortouw proberen te nemen met een motie; ik pak die handschoen op. Dank ook voor de juiste aandacht voor de koplopers hierbij.

Ik merkte ook dat de Minister erkent dat paling en drugs niet samengaan. Ik wil graag versnelling en onderzoek, en mogelijk een plan van aanpak voor die problematiek. Ik zal er eens over nadenken of we dat op de een of andere manier moeten prioriteren. Tegen mijn collega van D66 zeg ik dat ik het al voor me zag: D66 stoned van de paling. Maar we gaan kijken hoe dat gaat aflopen.

Dank ook voor de toezegging rondom dat gesprek met VisNed.

En ja, ik kan het toch niet laten. Ik vind het echt bizar dat een collega van een andere partij de indruk wil wekken dat we de muskusratten niet meer moeten gaan beheren. Spoorverzakkingen, wegverzakkingen: ze komen voor. Koeien zakken weg: het komt voor. En dan zeggen: we hoeven niet te beheren? Mevrouw Van Kooten heeft geen enkel idee wat de muskusrat kan aanrichten in Nederland! Ik zou zeggen: lees in het zomerreces die laatste vier zinnen van het gedicht dat collega Dijkstra voorlas nog eens: het water wordt gevreesd.

De voorzitter:

Mevrouw Van Kooten, ik geef u de ruimte voor een korte reactie, want u wordt tamelijk uitgedaagd. Maar ik vraag u wel het kort te houden, en ik wil eigenlijk aan de heer Geurts vragen om daar ook weer niet heel uitgebreid op te reageren. Mevrouw Van Kooten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Dit is natuurlijk het stokpaardje van het CDA. Daar wil men het liefst alle dieren uitroeien die in de groene woestijn voorkomen, inclusief de muskusrat. Er zijn echter verschillende onderzoeken waaruit blijkt dat diervriendelijke methoden evenzeer helpen en dat het uitroeien van de muskusrat eigenlijk niets helpt. Ze fokken gewoon verder en ze vermenigvuldigen zich. En het heeft geen enkele zin om op die manier de muskusrat uit te willen roeien. De Dierenbescherming, de Faunabescherming, Bont voor Dieren: ze roepen allemaal op om te stoppen met dat stelselmatig uitroeien van de muskusrat en om voor diervriendelijke oplossingen te gaan die helemaal niet veel geld hoeven te kosten en de dijken kunnen redden, en ook de koeien voor zover die in de wei staan, met dank aan het CDA.

De voorzitter:

Dank je wel.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ik zal echt heel kort zijn. Dank voor het compliment dat de koeien door het CDA in de wei staan. Echt, dat compliment neem ik graag in ontvangst.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Die staan daar dus niet, voorzitter.

De heer Geurts (CDA):

Dat die dieren zich doorfokken, is juist het probleem. Verdiept u zich nou eens eerlijk in de problematiek, mevrouw Van Kooten. Als u dat doet, denk ik dat u de woorden die u zonet heeft gebezigd, nooit meer zult gebruiken.

De voorzitter:

We gaan door naar de tweede termijn van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dat lijkt me een heel goed idee, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Kröger de heer Geurts nog wil interrumperen. Ik wil u dat toestaan, maar houdt u het echt kort, want u beperkt de spreektijd van de collega's.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil alleen even een opmerking maken over de cocaïnepaling. Wellicht heeft de paling een ietwat groter probleem, namelijk het feit dat we ze nog steeds vangen terwijl we dat niet meer zouden moeten doen. Dus ik hoop dat ik de volgende keer wél steun krijg van het CDA voor maatregelen om de paling te beschermen.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal heel kort zijn. Ik nodig mevrouw Kröger uit om deel te nemen aan het AO Visserij. Daar zullen we het daar dan over hebben.

De voorzitter:

We gaan door naar de heer Laçin voor zijn bijdrage in de tweede termijn.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik denk dat we wat betreft GenX en opkomende stoffen een probleem hebben, dat we dat ook allemaal zien en dat we dat ook graag willen oplossen. Daarbij kunnen we aan verschillende richtingen denken. Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat ze, hoop ik, in een brief uiteen gaat zetten wat er vooral wél mogelijk is, en niet vooral wat er niet mogelijk is. Laten we vooral in mogelijkheden denken. De informatie over de dwangsom in die brief zie ik ook tegemoet. Als het nodig is, ga ik mee naar Brussel. Dan hoeft de heer Geurts daar geen motie op in te dienen, want dat zei hij net en dat zeg ik ook graag toe.

Dan de milieuramp in Rotterdam. Er is toegezegd dat zodra er informatie is, wij die ook krijgen. Daar ben ik heel blij mee, omdat we heel snel duidelijkheid moeten hebben over de samenstelling van die stookolie en wat de gevolgen zijn. En ook wil ik dat in die informatie de vertraging van die olieboom wordt meegenomen, als het bekend is.

Tot slot kom ik op Varik-Heesselt. Ik wil nog één opmerking maken over de beantwoording van de Minister daarover. Zij zei in een bijzin dat ze alle opties voor de toekomst open wil houden. Dat geldt dus ook voor die nevengeul; die plaats ik daar dan ook bij. Ik wil eigenlijk alleen maar de toezegging dat, wat er ook gebeurt, de bewoners daar in de toekomst goed in worden meegenomen en dat hun geluid vooral ook wordt gehoord, opdat zij zich nu, terwijl zij misschien kijken naar dit debat, geen zorgen hoeven te maken over wat er over een paar maanden gaat gebeuren.

Mijn laatste opmerking: ik ben ontzettend blij dat de Minister hier geen excuses maakt richting Chemours. Anders was ik heel boos geworden, en dat willen we allemaal niet hebben.

De voorzitter:

De heer Van Aalst, PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Voorzitter, door de inbrengen die ik voorbij hoor komen, krijg ik toch het idee dat er hier in de schorsing paling met cocaïne rondgedeeld is.

Voorzitter, laat ik positief beginnen. Ik ben in ieder geval blij dat de Minister zegt: ik ga geen rare projecten meer doen. Die toezegging heb ik genoteerd en daar ga ik haar zeker aan houden. De vraag wat nou «rare projecten» zijn, kan daarbij nog wel even een discussie worden. Maar ik heb de toezegging genoteerd.

De Minister zegt: bij de integrale rivierenaanpak staat de veiligheid wat betreft dijkversterking op één, de binnenvaart op twee en dan staat er een punt. Daarover zijn we het eens, maar ik ben bang dat de punt bij de Minister een komma is. Maar daar komen we vast nog een keer over te spreken.

Ik kom dan toch nog maar een keer terug op Chemours en GenX. De Minister geeft aan dat ze wel positief is over hoe het proces verloopt en dat ze trots is op haar decentrale overheden. Dat is haar goed recht. Maar de vragen die wij gesteld hebben zijn wat mij betreft opnieuw totaal niet beantwoord en we gaan hier zeker op terugkomen. Wat betreft GenX in het oppervlaktewater en in de omgeving: ik denk dat er heel veel mogelijk is, maar dat de wil er op dit moment niet is. Dat vind ik spijtig.

Voorzitter, daar wil ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Kooten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Nou, ik ben heel blij met de woorden van de Minister over de klimaatadaptatie, haar contacten met de Bomenstichting en de hittestress. Want meer groen in de stad kan levens redden. Wil zij dus ook toezeggen dat zij haar collega Ollongren tegenhoudt, die lokale bestuurders oproept om de groene contouren volledig vol te bouwen? Het zou toch heel, heel naar zijn als dat zou gebeuren. Dus wil de Minister dat alstublieft toezeggen?

Ik ben ook blij met de antwoorden van de Minister over de zwanen, de watervogels en de olieramp in Rotterdam. Er zijn nog wel signalen dat er hier en daar wat verkeerd gaat. Ik zal met de assistent van de Minister kortsluiten of daar dingen eventueel ook opgelost kunnen worden. Maar vooralsnog ben ik heel blij met de inzet van de Minister en met het feit dat zij de watervogels ook daadwerkelijk wil redden.

Veel minder blij ben ik met de antwoorden over de muskusrat. In de interruptie op wat de heer Geurts daarover zei, heb ik daarover ook al het een en ander gezegd; dat hoef ik niet te herhalen. Ik zou nog wel heel graag willen dat de niet-uitgevoerde motie-Ouwehand over onderzoek en diervriendelijke methoden alsnog wordt uitgevoerd.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte de heer Stoffer, namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb vier puntjes die ik nog even wil aanstippen. Ik hoorde de Minister zeggen dat er twee keer 10 miljoen euro beschikbaar komt voordat de wetswijziging voor het Deltafonds zal plaatsvinden. Is dat het dan? Of zit er meer in het Deltafonds dat aangewend kan worden? Als het twee keer 10 miljoen euro is voor de komende twee jaar, kunnen we namelijk volgens mij twee keer blazen, en dan is het geld zo ongeveer weg. Maar misschien heb ik dat verkeerd begrepen. Ik ben dus benieuwd.

Het tweede punt betreft Varik-Heesselt. Helder. Ik ben ook blij dat de Minister met de regio gaat uitzoeken wat die Barro betekent, dus die ruimtelijke reservering. Ik ben daar toch wel erg benieuwd naar, want los van dat je allerlei dingen wel kunt, is wellicht ook de verkoopbaarheid van onroerend goed en dergelijke daardoor wel lastig. Kan de Minister ons daarover informeren als dat allemaal uitgezocht is? Op die manier kan ook voor ons duidelijk worden wat dit soort dingen betekent, hier, maar ook in andere gevallen. Daar is best wel veel onduidelijkheid over. Dat is het tweede punt dat ik aan wilde stippen.

Ik heb de indruk dat ik verder volgens mij nog twee vragen heb gesteld waarop ik nog niet exact een antwoord heb gekregen. De eerste gaat over die KRW-doelstellingen. Ik heb daarover een vraag gesteld, maar misschien heb ik het niet echt vragend aangekaart. Hanteren wij bij die KRW-doelstellingen niet veel meer parameters dan andere EU-lidstaten? Daar zou ik nog wel graag een antwoord op willen hebben. Als het niet lukt om daar nu een antwoord op te geven, mag dat ook schriftelijk.

Ik heb ook nog een specifieke vraag gesteld over de aanpassing van een regeling voor de wasplaatsen van landbouwspuiten. Ik meen dat ik op die vraag ook geen antwoord heb gehad.

Dat was het. Dank u wel.

De voorzitter:

Genoteerd. Ik ga gelijk door naar de Minister voor de beantwoording van de vragen in de tweede termijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, voorzitter. Dan begin ik uiteraard bij mevrouw Van Brenk. Zij vraagt om bij de appreciatie van het belastingverhaal van de Unie van Waterschappen behalve het principe van «de vervuiler betaalt» ook de aspecten «eenvoudig» en «transparant» mee te nemen. Het lijkt me prima en heel erg goed als we ook die onderdelen meewegen in onze appreciatie.

De Vewin en de waterschappen. Ik doelde er natuurlijk op dat de Vewin publieke aandeelhouders heeft. In die zin zouden ook altijd via de politieke lijn de publieke aandeelhouders erop aangesproken kunnen worden als u vindt dat een bepaald drinkwaterbedrijf er meer aan zou moeten doen dan het doet. Die weg is dus ook open.

Mevrouw Van Brenk is een waardig ambassadeur van Sustainable Development Goal 6, want zij brengt het belang daarvan iedere keer goed naar voren. U vraagt: wilt u nog eens goed naar de brief kijken en dat ook met de Staatssecretaris bespreken? Ik neem de brief mee. Er staat «geachte Minister» boven, maar ik schrijf er gewoon «/Staatssecretaris» bij. Dan zullen we kijken of ze dit toch nog ergens in het programma kwijt kan. Ze zal het er allicht in bilaterale contacten ook over kunnen hebben, maar ik ga nog even met haar bespreken wat ze nog kan doen.

De woordvoerder van de VVD had het nog over het afronden van Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken als grote projecten. Over de status van groot project beslist de Tweede Kamer zelf. Wat mij betreft kunnen we daar nu ook mee stoppen, dus het zou mijn voorstel aan u zijn om die status eraf te halen, want we kunnen het afronden. Ik zie dus ook geen enkele reden waarom dit nog die status zou moeten houden. Maar het is aan de Tweede Kamer om te zeggen: die status van groot project kan eraf. Dat ligt dus bij uw Kamer. Als u dat dus allemaal vindt, dan hoor ik dat graag en dan kunnen we dat ook zo afsluiten.

De voorzitter:

Moet dat naar de procedurevergadering, collega's?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ja, ik denk dat ik een voorstel daarvoor zal doen. Dan bespreken we het daar.

De voorzitter:

Oké. Via de griffier zal dat uw kant op komen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja.

Dan zegt de heer Dijkstra nog: bij het Parijsakkoord is er ook over gesproken dat de verdeling tussen mitigatie en adaptatie fiftyfifty zou zijn. En hij zegt dat wij daar ook zo naar zouden moeten kijken. Dat kan ik uiteraard niet alleen beslissen. Ik kijk naar mijn deel voor de klimaatadaptatie, en ik zie dat ik daarbij nog wel het nodige te doen heb en moet zoeken om de middelen bij elkaar te vinden.

D66 vraagt wat ik nou eigenlijk echt ga doen met de Europese ketenaanpak. Dit gaat over de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water. Het uitvoeringsprogramma ligt er. Er zijn al veel acties gestart. Er is een taskforce van radiologen en er is een speciale aanpak psychofarmaca. De uitwerking doen we samen met alle ketenpartners. De pilots voor de zuivering werken we uit met de waterschappen. We doen dus heel wat meer dan alleen maar lobbyen.

Maar volgens mij had de heer Sienot ook de vraag gesteld over de ketenaanpak bij de adaptatieproblematiek. Ik zie hem gebaren dat ik verkeerd zit.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Sienot, graag in één zin: wat heeft u precies gevraagd?

De heer Sienot (D66):

Wat ik gevraagd heb, meneer de voorzitter, was wat nu de next step wordt bij het komen tot een Europese ketenaanpak. De intentie is er, maar wat wordt de actie?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat ik dat ook even goed met de Staatssecretaris samen ga bespreken. Ik stel u voor dat u daar gewoon ook schriftelijk over wordt geïnformeerd.

De voorzitter:

We noteren bij de toezeggingen dat daar een brief over komt. Is dat goed, meneer Sienot? Ja, dank u wel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Oké. De lozingen bij de pleziervaart. Daar zie ik nu hier in mijn papieren nog niet iets over. Ik denk dat ik daar ook eventjes in moet duiken. U hebt gelijk dat er al jarenlang aan getrokken wordt maar dat het nog niet echt tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik stel voor dat we daar ook even schriftelijk op terugkomen. Wat is er precies bereikt? Dat kan ik nu niet zo zeggen, dus daar komen we schriftelijk op terug, als u dat goedvindt.

U bent ook op de veeninklinking teruggekomen. Daarbij vraagt u zelf al: is het mogelijk om een brief over de acties en de voortgang te sturen? Ik kan dat toezeggen voor de tweede helft van dit jaar. Hier wordt namelijk aan gewerkt en er komt dus een brief hierover uw kant op.

Mevrouw Kröger sprak nog over de drinkwaterkwaliteit. Kan de Minister in een brief ook opnemen hoe om te gaan met de persistente, mobiele en toxische stoffen? En wat zijn de mogelijkheden om de potentieel zeer zorgwekkende stoffen aan banden te leggen? Dat zijn heel valide punten die u noemt. Ik stel voor dat we deze aspecten zeker ook meenemen in de brief die ik eerder heb toegezegd over de mogelijkheden en in dit verband toch ook de onmogelijkheden. Dit wordt dus opgepakt in de brief.

Mevrouw Kröger hield nog een keer een pleidooi voor het integraal kijken naar de adaptatie, ook in de contacten met collega Ollongren. Ik weet dat zij daar ook echt zo in zit. Mevrouw Van Kooten vroeg hier ook om. Dit geldt overigens niet alleen voor collega Ollongren, maar zeker ook voor collega Schouten. We trekken daar echt gezamenlijk in op en we zullen die belangen ook goed afwegen.

De wasplaatsen van meneer Stoffer. Er is draagvlak voor bij de sector. U hebt al kunnen lezen dat we kiezen voor de oplossing van die aaneengesloten variant. Er is goed overleg over geweest. Dus ik denk dat we hier goed maatwerk aanbieden. Mocht u zeggen dat er dan nóg een probleem is met de overgangstermijn, dan ...

De heer Stoffer (SGP):

Nee, de vraag is eigenlijk wanneer dit afgerond is. Want het is nog niet klaar, toch?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Hier moet ik dan ook even schriftelijk op terugkomen, want dat is nu niet helemaal duidelijk bij ons.

De heer Stoffer vroeg ook of het klopt dat Nederland meer parameters hanteert dan andere lidstaten. Nederland heeft met succes het probleem van «one out, all out» geagendeerd. Omdat Nederland een goed meetprogramma heeft, hanteren wij inderdaad meer parameters dan verschillende andere landen. Het Europees Milieuagentschap rapporteert nu ook over de afzonderlijke parameters, en dat is ook eerlijker. Daarom scoort Nederland nu ook beter.

De heer Stoffer had het ook nog over twee keer 10 miljoen. Daarbij hebben we het weer over klimaatadaptatie. Hij vraagt: is dat wel genoeg? Ik wil dus werken aan die wetswijziging voor het Deltafonds. Tegen die tijd hebben we ook inzichtelijk wat we voor heel Nederland denken nodig te hebben en kunnen we ook een goede afweging maken, want het gaat ten koste van de andere doelen van het Deltafonds. Er is overigens nu ook al 5 miljoen stimuleringsgeld. Die twee keer 10 miljoen wil ik dus gewoon, los van het Deltafonds, extra vrijmaken voor 2019 en 2020. Daarna moeten we kijken of we nog meer middelen nodig hebben. Maar ik denk dat we voor de korte termijn de nood hiermee een heel stuk zouden kunnen verlichten. En ik zeg nogmaals: ik heb geen geldboom waardoor ik zou kunnen zeggen: goh, ik doe er nog eens even wat meer bij. Ik denk dat we hiermee al behoorlijk de nek uitsteken om wat extra's te doen.

Voorzitter, volgens mij ben ik er doorheen.

De voorzitter:

Klokslag 22.00 uur. Dat betekent dat we aan het einde zijn gekomen van dit algemeen overleg. Ik neem u nog even mee in de toezeggingen die zijn gedaan. Ik vraag daar dus nog even attentie voor van de collega's en de Minister. We hebben negen toezeggingen. Dat het er zo veel zijn, komt eigenlijk door de tweede termijn. Ik ga ze snel voorlezen.

  • In de tweede helft van 2018 zal de Kamer worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie over «de vervuiler betaalt».

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat was geen motie, hoor. Dit gaat over het rapport van de Unie van Waterschappen over het nieuwe belastingstelsel.

De voorzitter:

Oké, maar het gaat over het principe van «de vervuiler betaalt».

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee, ik heb net gezegd dat we eigenlijk al met de Kamer hadden afgesproken dat het principe van «de vervuiler betaalt» belangrijk is. Mevrouw Van Brenk heeft net gevraagd om de principes «eenvoudig» en «transparant» daaraan toe te voegen. Dat vond ik een prima idee.

De voorzitter:

Helder. De tweede toezegging.

  • De Minister zal samen met de Staatssecretaris in een brief ingaan op het voorzorgsprincipe en waarom het drinkwatercriterium niet in REACH kan worden opgenomen. De brief komt over twee weken.

De heer Laçin (SP):

Het gaat erom hoe we het drinkwatercriterium er juist wél in krijgen. Als we de toezegging zo kunnen neerzetten ...

De voorzitter:

Ja, dan formuleren we haar iets algemener; dat ben ik met u eens, en ik zie dat de Minister dat ook met u eens is.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

En de pmt-stoffen van mevrouw Kröger zaten daar ook in.

De voorzitter:

Het onderwerp is u allen bekend en u weet exact wat u in de brief kan verwachten. En de Minister weet wat ze erin moet schrijven.

  • De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd over de resultaten van de oliemonsters naar aanleiding van het ongeluk met Odfjell in de Rotterdamse haven.

  • De Minister zal de Kamer informeren over de resultaten van de metingen die wekelijks worden uitgevoerd naar lozingen met PFOA door de Provincie Zuid-Holland.

  • De Kamer ontvangt een brief waarin wordt ingegaan op de next step tot het komen tot een Europese ketenaanpak medicijnen.

  • De Kamer ontvangt een brief over de lozingen van de pleziervaart en de voortgang bij het terugdringen daarvan.

  • De Kamer ontvangt een overzicht van acties en voortgang inzake de veeninklinking, 22 miljard.

Of dat zo is, komt natuurlijk in die brief te staan, toch?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

In het najaar van 2018.

De voorzitter:

In het najaar van 2018.

  • De Kamer ontvangt een brief over mogelijkheden en onmogelijkheden van het opnemen van de persistente, mobiele en toxische stoffen en potentieel zeer zorgwekkende stoffen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat gaat over dezelfde brief.

De voorzitter:

Dat is in feite weer dezelfde brief; dat scheelt dan weer.

  • De Kamer ontvangt informatie over de voortgang van de wasplaatsen en de overgang van een vloeistofdichte voorziening naar een vloeistofkerende voorziening. Dat herkent u, Staatssecretaris? Ja, dat gaat komen.

Ten slotte. Er is een VAO aangevraagd door mevrouw Van Brenk. Wilt u dat doorzetten? Wilt u met ons delen waar het over gaat? Dat hoeft u niet te doen, maar dat kan handig zijn. En wilt u dat het voor het zomerreces wordt gehouden, of niet?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil het voor het zomerreces hebben omdat het gaat over het High-level Political Forum. Dat is in juli, dus het moet echt voor het zomerreces.

De voorzitter:

Dan moet het voor het zomerreces. Dat zal via de plenaire Griffie worden ingepland. U kunt zich er allen op voorbereiden, net als de Minister.

Ik dank u allen voor uw bereidheid om de eindtijd te respecteren. Ik dank de Kamerleden voor hun bijdrages. Ik dank ook de Minister en haar ondersteuning.

Sluiting 22.05 uur.

Naar boven