25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 210 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 juni 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 20 mei 2022 inzake het rapport «Doorlichting Rijkswaterstaat» (Kamerstuk 25 268, nr. 206).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande

Vraag 1

Is, gelet op de bevinding in het rapport dat er veel overleggen zijn maar dat een nieuw overkoepelend overleg duidelijkheid en structuur moet aanbrengen, het toevoegen van overlegstructuur boven op overlegstructuur niet de oorzaak van dergelijke problematiek?

Antwoord 1

Het doorlichtingsrapport betreft een terugkijk naar hoe het agentschap heeft gefunctioneerd. Er is recent een nieuwe structuur geformuleerd in plaats van de bestaande overleggen. Juist om meer duidelijkheid te creëren, de verantwoordelijkheden van opdrachtgever, opdrachtnemer en eigenaar beter tot uitdrukking te laten komen en de samenwerking tussen deze rollen te verbeteren.

De onderzoekers bevelen aan om de ingezette ontwikkeling van een nieuw sturingsraamwerk voort te zetten. De nieuwe overlegstructuur en het toekomstige sturingsraamwerk moeten hun vruchten afwerpen vanaf 2022 en vallen buiten de onderzoeksperiode 2016–2021. Ze zijn dan ook geen onderdeel van het onderzoek.

Vraag 2

Welke oplossingen worden aangedragen ter verbetering van het project- en prestatiesturen op het gebied van belemmering door een overvloed aan tussenlagen en verantwoordelijken?

Antwoord 2

Rijkswaterstaat is bezig om de sturingsrelaties beter aan te laten sluiten bij de opgaven. Rijkswaterstaat werkt naar een meer centrale sturing waarbij het doel is om de tussenlagen te verminderen. In het Ontwikkelplan Assetmanagement waarover uw Kamer is geïnformeerd (Kamerstukken 35 570 A, nr. 46) is hierin voorzien.

Vraag 3

Kunt u een indicatie geven hoeveel functies met elkaar overlap vertonen op projecten en/of zorgen voor onduidelijkheid of vertraging in de overlegketen?

Antwoord 3

Er is geen inzicht in hoeveel functies met elkaar een overlap vertonen. Zoals eerder is aangegeven, zijn IenW en Rijkswaterstaat bezig om de sturingsrelaties beter aan te laten sluiten bij de opgaven. Hierbij zal meer aandacht zijn voor de rollen en verantwoordelijkheden binnen de driehoek. De afspraken hierover worden geformaliseerd, teneinde hierover een helder en gedeeld beeld te creëren. Dit wordt vastgelegd in een nieuw sturingsconvenant tussen het moederdepartement en het agentschap.

Door een betere aansluiting op de opgaven zullen eventuele dubbelingen ook meer worden voorkomen.

Vraag 4

Welke stappen worden gezet en/of onderzocht om te voorkomen dat diensten dubbel werk verrichten?

Antwoord 4

In algemene zin zal het werken met een meer centrale sturing er toe leiden dat eventueel dubbel werk wordt voorkomen. Ook kijkt Rijkswaterstaat kritisch naar de inzet van mensen. In de kabinetsreactie op de doorlichting (Kamerstuk 25 268, nr. 206) is daarnaast aangegeven dat Rijkswaterstaat een bepaalde vorm van tijdschrijven zal invoeren. Dit zal met ingang van 2022 al gericht worden ingezet. Door het invoeren van tijdschrijven kan de Plan-Do-Check-Act-cirkel worden gesloten en komt er meer zicht in de eventuele dubbelingen die er nu zijn. Dat maakt het ook mogelijk daarop bij te sturen.

Vraag 5

Welke stappen worden gezet om te voorkomen dat de doelmatigheid van Rijkswaterstaat (RWS) slecht te meten blijft? Hoe wordt gewerkt naar verbetering in die doelmatigheid op basis van de signalen die wél beschikbaar zijn?

Antwoord 5

De sturingsrelaties worden herzien, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de doorlichting. Daarbij wordt ook invulling gegeven aan de aanbeveling om een set van indicatoren te ontwikkelen, waarmee een beter beeld van de doelmatigheidsontwikkelingen moet worden verkregen. Hiermee gaat vanaf 2024 gewerkt worden.

Vraag 6

Welke stappen worden genomen om te zorgen dat bij een volgende doorlichting ontwikkelingen in kwaliteit wél te meten zijn?

Antwoord 6

De afspraken over de prestaties en sturingsrelaties worden in samenhang herzien.

De herziene eisen en relaties treden vanaf 2024 in werking. Hierdoor kunnen in de volgende doorlichting (die eens per 5 jaar wordt uitgevoerd) de ontwikkelingen gemeten worden. Voortgang wordt gemonitord binnen de verduidelijkte structuur.

Aanvullend hierop is uw Kamer op 17 mei jl. (Kamerstukken 35 925 XII, nr.106) op de hoogte gebracht van het beleidsprogramma van het Ministerie van IenW. Hier is opgenomen dat er kritisch gekeken moet worden naar het benodigde kwaliteitsniveau van de netwerken. Het basiskwaliteitsniveau wordt herzien, met uw Kamer besproken en vervolgens wordt hierop gemonitord.

Naar boven