22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3780 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2023

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 25 augustus 2023 over het Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 3757).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 september 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 11 september 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Bromet

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vragen en opmerkingen uit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Inbreng van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche herziening verordening MFK 2021–2027. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden lezen dat de Europese Commissie in totaal 66 mld. euro aan extra vastleggingen en 33 mld. euro aan leningen voorstelt voor de periode 2024–2026 ter herziening van het MFK. Voornoemde leden zijn verbaasd over de hoogte van de beoogde bedragen. Zij delen de kritische houding van het kabinet en onderschrijven dat de Europese Commissie optimaal gebruik moet maken van bestaande middelen, en waar nodig ruimte moet vinden via herprioritering en flexibilisering binnen het MFK. Deze leden zijn benieuwd of de Minister kan duiden hoeveel ruimte er nog hiervoor binnen het huidige MFK is.

1. Antwoord van het kabinet:

De Minister van Financiën heeft hierover via het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad eerder informatie verstrekt.1 Van de in totaal ca. 1.210 miljard euro voor de periode 2021–2027 ligt het grootste gedeelte van de middelen (ruim 60%) vast in landenenveloppen, wat betekent dat deze middelen specifiek toebedeeld zijn aan de lidstaten. Dit gaat met name om de cohesie- en landbouwmiddelen uit het MFK. Deze middelen worden door de Europese Commissie (de Commissie) samen met de lidstaten in «gedeeld beheer» uitgegeven. Het is mogelijk om bestedingsdoelen binnen de cohesiefondsen te flexibiliseren; de Commissie stelt dat ook voor. Wel is het grootste deel van deze middelen door de lidstaten al gecommitteerd aan projecten.

De overige middelen uit het MFK zijn gereserveerd voor verschillende beleidsuitgaven, die grotendeels door de Commissie worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op het terrein van onderzoek en innovatie, gezondheid, migratie, defensie, klimaat en milieu, extern beleid en de administratieve uitgaven van de EU. Bij een tussentijdse herziening van het MFK dienen volgens de MFK-verordening (artikel 13) de mogelijkheden voor een herschikking van middelen tussen programma’s en begrotingscategorieën onderzocht te worden.

Naast de mogelijkheid voor flexibilisering en herprioritering kent het MFK vrije ruimte. Een relatief klein deel van de middelen in het MFK is gereserveerd als «ongealloceerde marge». Dit wil zeggen dat voor deze middelen vooraf geen bestedingsdoel is vastgesteld. Dit is bedoeld om in te kunnen spelen op onvoorziene omstandigheden. De totale vastleggingenmarge in het MFK bedroeg bij vaststelling 5,5 miljard euro, verdeeld per jaar en over de zeven begrotingscategorieën van het MFK. Van deze marge resteert nog een klein deel. In de jaren 2025–2027 is de resterende marge zeer beperkt (81 miljoen euro).

Naast de marges binnen de MFK-plafonds kent het MFK verschillende speciale instrumenten. Deze vallen buiten de MFK-plafonds, maar zijn wel onderdeel van de MFK-verordening. Het Enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) kan ingezet worden om in een jaar niet gebruikte middelen onder het MFK-plafond mee te nemen naar toekomstige jaren. Dit instrument kan daardoor de marge in toekomstige jaren vergroten. Omdat op voorhand niet te zeggen is hoeveel geld in een jaar niet uitgegeven wordt, is het niet goed mogelijk daarvan een inschatting te geven. Ter illustratie, in 2024 heeft het SMI geleid tot een extra uitgavenruimte onder het MFK-plafond van 566 miljoen euro.

Een volledig overzicht van het bovenstaande en de beschikbare middelen staat op de website van de Commissie, in het werkdocument dat door de Commissie is gepubliceerd als bijlage bij het voorstel voor de MFK-herziening.2 In de bijlagen van dit document (pagina’s 49–67) staan overzichten van de geldstromen in relatie tot het MFK 2021–2027. Hier is ook een overzichtstabel te vinden van wat resteert van de flexibel inzetbare middelen in het MFK, zijnde de speciale instrumenten (met name het Flexibiliteitsinstrument en het Enkelvoudige marge-instrument) en de marges onder de uitgavenplafonds van het MFK.

De door de Commissie voorgestelde verhoging van de vastleggingen en betalingen zijn te groot om binnen de ongealloceerde marge en nog beschikbare ruimte binnen de speciale instrumenten ingepast te worden. Voor de rente-uitgaven betekent dit dat een verlaging van de huidige programmabudgetten nodig is als deze binnen de MFK-plafonds ingepast moeten worden. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde hogere uitgaven in het kader van een Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) en voor migratie en extern beleid. Als de Europese Unie (EU) die zou willen doen zonder de MFK-plafonds te verhogen dan vergt dit een verlaging van de uitgaven van de huidige programma’s binnen het MFK. Het kabinet vindt daarom dat terughoudendheid moet worden omgegaan met de mogelijkheid van een tussentijdse herziening van het MFK. Alleen in uitzonderlijke en onvoorziene gevallen hoort dit plaats te vinden. Uitgaven die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over het huidige MFK passen niet bij een tussentijdse herziening.

Hoe zal het kabinet invloed proberen uit te oefenen op de herprioritering van het MFK?

2. Antwoord van het kabinet:

Het uitgangspunt van het kabinet is dat terughoudend moet worden omgegaan met de mogelijkheid om de MFK-plafonds tussentijds te herzien. Indien dit voor onvoorziene uitgaven toch nodig blijkt, dan moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande middelen via herprioritering en flexibilisering. Deze inzet draagt het kabinet actief uit.

Daarnaast vragen de aan het woord zijnde leden of de Minister verwacht dat alle oorspronkelijk begrootte middelen voor NextGenerationEU (NGEU) daadwerkelijk tot uitkering komen, aangezien bijvoorbeeld Italië als grootste ontvanger een groot deel van het toegedeelde budget nog niet heeft aangewend. Hoe groot is het kostendrukkende effect hiervan volgens de regering op de rentebetalingen die door de Europese Commissie voorzien zijn?

3. Antwoord van het kabinet:

Het is op dit moment nog niet te voorspellen in hoeverre alle oorspronkelijk begrote middelen voor het Recovery and Resilience Facility (RRF) daadwerkelijk gebruikt zullen gaan worden. Enerzijds blijft de implementatie in sommige lidstaten achter, anderzijds kan verwacht worden dat die landen er sterk op zullen inzetten om deze middelen op tijd te kunnen gebruiken. Andere factoren die van belang zijn voor de omvang van de rentebetalingen zijn de hoogte van de marktrente de komende jaren en het moment waarop lidstaten het geld ontvangen. Als lidstaten geld later ontvangen dan oorspronkelijk geraamd was, kunnen de rentekosten tot die tijd lager uitvallen. Daar staat tegenover dat als de marktrente in de tussentijd stijgt (of daalt) de rentekosten daarna juist hoger (of nog lager) uitvallen. Vanwege deze onzekerheden kan het kabinet geen goede inschatting maken van het kostendrukkende effect op de rentebetalingen van het eventueel niet volledig benutten van het subsidiedeel van het RRF.

Op welke manier wordt de Tweede Kamer de komende periode betrokken in de besluitvorming over de herprioritering van het MFK?

4. Antwoord van het kabinet:

De Tweede Kamer is middels het BNC-fiche geïnformeerd over de kabinetsinzet. De komende periode wordt uw Kamer op de gebruikelijke wijze geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raad Algemene Zaken (RAZ) en de Europese Raad (ER). De betrokkenheid van uw Kamer bij de besluitvorming is gewaarborgd met de betreffende commissiedebatten en het debat ter voorbereiding op de ER.

De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor het feit dat de Russische agressie-oorlog in Oekraïne noopt tot financiële steun aan Oekraïne. Zij vragen wel om een nadere duiding hoe de garanties en financiering voor dit instrument nu door de Europese Commissie worden voorgesteld, welke verdeelsleutels hierbij van toepassing zijn en of nu alleen de rentekostensubsidie of de gehele faciliteit onderdeel van het MFK wordt in het voorstel.

5. Antwoord van het kabinet:

In het voorstel van de Commissie is sprake van een indicatieve verdeling van 33 miljard euro aan leningen en 17 miljard euro aan niet-terugbetaalbare steun. Op moment van schrijven is de precieze verdeling leningen en niet-terugbetaalbare steun nog niet bekend. Wel schrijft de Commissie in het voorstel dat sprake is van een minimum van 2,5 miljard euro niet-terugbetaalbare steun per jaar, dus 10 miljard euro in de gehele looptijd van de faciliteit. In het maximale scenario is alle steun die onder de faciliteit wordt verleend niet-terugbetaalbare steun, wat neerkomt op 50 miljard euro voor de gehele looptijd van de faciliteit.

Voor de financiering van de faciliteit stelt de Commissie twee aanpassingen voor in de MFK-verordening 2021–2027. Ten eerste wordt bovenop de MFK-plafonds een nieuw speciaal instrument opgericht (de Oekraïne-reserve) van maximaal 50 miljard euro voor de periode 2024–2027. Deze reserve kan worden ingezet in het kader van het vaststellen van de jaarlijkse EU-begroting door de ER en het Europees Parlement en wordt gebruikt voor het verstrekken van niet terugbetaalbare steun, subsidies en de voorziening van garanties. De rentekostensubsidie maakt onderdeel uit van de reserve. De Oekraïne-reserve wordt boven de MFK-plafonds gefinancierd maar maakt wel onderdeel uit van de MFK-verordening en bijbehorende afspraken. Ten tweede wordt de mogelijkheid gecreëerd om de headroom 3 te gebruiken om financiële steun in de vorm van leningen aan Oekraïne te faciliteren tot en met 2027. De relevante verdeelsleutel voor de nationale bijdragen aan de faciliteit is het BNI-aandeel van een lidstaat in het totale BNI van de EU.

Voornoemde leden hechten groot belang aan het nog te sluiten Asiel- en Migratiepact. Zij lezen dat het kabinet aangeeft dat voor financiering hiervan gekeken moet worden naar herprioritering van bestaande MFK-plafonds en bestaande instrumenten. Deze leden menen dat het oplossen van de huidige migratieproblematiek een belangrijke prioriteit is. Financiering van een mogelijk Asiel- en Migratiepact is van groot belang en indien nodig moeten hiervoor wat deze leden betreft financiële middelen van andere prioriteiten ingezet worden. Deelt de Minister deze positie?

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet dat er op het gebied van de interne dimensie van het EU-migratiebeleid grote uitdagingen liggen. Het uitgangspunt van het kabinet is dat deze uitdagingen opgelost dienen te worden binnen de bestaande MFK-plafonds en speciale instrumenten.

De aan het woord zijnde leden wijzen hierbij op de motie van de leden Brekelmans en Peters over er bij de Europese Commissie op aan dringen alle beschikbare middelen in te zetten om EU-lidstaten de Dublin-verordening te doen naleven (Kamerstuk 32 317, nr. 794). Ook zijn deze leden benieuwd naar het krachtenveld rond herprioritering voor een mogelijk Asiel- en Migratiepact.

7. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt het belang dat de leden hechten aan de implementatie van de Dublin-verordening. Veel lidstaten hebben (nog) geen formele positie ingenomen of zich uitgesproken over een herprioritering voor een mogelijk Asiel- en Migratiepact.

De leden van de VVD-fractie zijn verbaasd te lezen dat de Europese Commissie nog geen impact-analyse heeft uit laten voeren en de noodzaak hier ook niet van inziet. Deze leden achten het van belang dat een voorstel voor een MFK-verhoging een goede onderbouwing heeft. Kan de Minister zich blijven inzetten voor het laten uitvoeren van een impact-analyse?

8. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft de Commissie reeds verzocht alsnog een impact assessment op te stellen. De Commissie geeft echter aan deze noodzaak niet te zien, omdat het voorstel alleen aanpassing van bestaande instrumenten betreft. De Commissie geeft in onder andere het bijbehorende staff working document 4 een toelichting op de uitdagingen ten opzichte van het eerder vastgestelde MFK en de implementatie van programma’s en instrumenten.

Is het anders mogelijk zelf een analyse uit te voeren?

9. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet voert nadere analyse van het voorstel uit op basis van door de Commissie beschikbaar gestelde informatie. Op dit moment vinden technische besprekingen plaats over naderere uitwerking. Op basis van door de Commissie beschikbaar gestelde informatie heeft het kabinet een eerste analyse gemaakt en deze verwerkt in de appreciatie die verwerkt is in het BNC-fiche.

Hoe stellen andere lidstaten zich op ten overstaande van deze houding van de Europese Commissie?

10. Antwoord van het kabinet:

Diverse lidstaten hebben de Commissie verzocht om nadere toelichting op de noodzaak van een tussentijdse herziening van het MFK. Een kleinere groep lidstaten heeft zich niet uitgesproken of aangegeven de herziening noodzakelijk te achten. De Commissie verwijst voor een onderbouwing naar de voorstellen zelf.

De aan het woord zijnde leden lezen dat de Europese Commissie voorstelt om 1,9 mld. euro voor administratieve uitgaven van de Europese Unie te reserveren. Zij zijn tevreden dat de Minister een onderbouwing voor de 885 nieuwe fulltimeposities heeft gevraagd. Als deze beschikbaar is, worden deze leden hier graag over geïnformeerd.

11. Antwoord van het kabinet:

De Commissie heeft aangegeven voor de 885 extra fte de kosten 346 miljoen euro bedragen. De benodigde posten vloeien voort uit de extra taken die de Commissie en andere instellingen hebben gekregen. Volgens de laatste Financiële Programmering van de Commissie zijn 600 extra fte bij de Commissie nodig om aan de extra werkzaamheden te kunnen voldoen. Het getal van 600 fte is gebaseerd op de zogenaamde «legislative financial statements» bij deze voorstellen, waarin staat hoeveel fte nodig zouden zijn om de extra taken uit te voeren. De Commissie heeft hierbij al rekening gehouden met herplaatsingen die eerder zijn gedaan (volgens de Commissie gaat het om ca. 900 fte. die intern herplaatst zijn). De Commissie noemt de voornaamste nieuwe wetsvoorstellen waar extra medewerkers voor nodig zijn, zoals het Fit-for-55 pakket, REPowerEU, EU-energieplatform, de Digital Markets Act en de Digital Services Act, HERA, de Verordening inzake verstorende buitenlandse subsidies, het Schengenevaluatiemechanisme en de Europese Vredesfaciliteit. Daarnaast zijn volgens de Commissie 113 fte nodig voor andere instellingen en 172 extra fte voor cyberveiligheid voor alle instellingen. Dit getal is door de Commissie geëxtrapoleerd uit de eerder genoemde getallen en is niet van onderaf opgebouwd of gebaseerd op de «legislative financial statements».

Voornoemde leden hebben zich reeds uitgesproken over de ruime salarisindexatievoorwaarden voor EU-ambtenaren in de motie van het lid Van Wijngaarden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2544). Worden deze indexaties ook toegepast op de salarissen van de Eurocommissarissen en eventuele wachtgelden?

12. Antwoord van het kabinet:

De salarissen van Eurocommissarissen zijn gebaseerd op de EU-ambtenarensalarissen en daarmee volgen zij de aanpassingen in de bezoldiging van EU-ambtenaren en -gepensioneerden. Het wachtgeld heet in dit geval een overbruggingstoelage (artikel 10 van de Verordening van de geldelijke regeling voor hoge ambtsdragers van de EU). De indexatie voor de bezoldiging van EU-ambtenaren en -gepensioneerden geldt niet voor de overbruggingstoelage voor hoge ambtsdragers.

Ze zijn benieuwd naar de uitvoering van de motie en het krachtenveld binnen de EU. Is er bij de huidige MFK-herzieningsvoorstellen al sprake van versobering?

13. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt dat gekeken moet worden in hoeverre de methode van salarisindexatie duurzaam is in het geval van hoge inflatieperioden. Om die reden heeft Nederland samen met andere lidstaten de Commissie gevraagd dit te bestuderen en eventueel maatregelen te nemen5. De Commissie heeft laten weten nu geen noodzaak te zien om maatregelen te treffen. Versobering is dan ook geen onderdeel van het Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening van het MFK.

Inbreng van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC fiche. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Ten eerste lezen deze leden dat de Europese Commissie aangeeft dat de mogelijkheden om te herprioriteren of flexibiliseren nagenoeg uitgeput zijn. Voornoemde leden vragen of de Minister kan toelichten welke herprioriteringen wel hebben plaatsgevonden. Kan dat schematisch in kaart worden gebracht?

14. Antwoord van het kabinet:

De Commissie heeft in het staff working document6 dat is gepubliceerd bij het voorstel voor de MFK-herziening op pagina 52–53 een overzicht gegeven van de herprioriteringen en flexibilisering in de EU-begroting sinds 2020. De tabel van de Commissie is hieronder weergegeven. De tabel laat zien dat met name ten behoeve van de COVID-19 pandemie en de gevolgen van de Russische militaire agressie de doelen van de cohesiefondsen zijn geflexibiliseerd (voor CRII, CRII Plus, CARE, CARE 2, FAST-CARE, SAFE). Dit betreft grotendeels middelen uit de vorige MFK-periode. Daarnaast hebben herprioriteringen plaatsgevonden ten behoeve van enkele specifieke programma’s in de EU-begroting. Dit betreft met name het ASAP voorstel van de Commissie voor de bevordering van de productie van munitie in de EU (herprioriteringen vanuit EDIRPA en het Europees Defensiefonds), de Chips Act (herprioritering vanuit Horizon Europe, Digital Europe, ITER en inzet van marges en decommiteringen) en het Union Secure Connectivity Programma (herprioriteringen vanuit Space Programme, NDICI en het Europees Defensiefonds).

In miljarden euro

Proposal

Flexibility-redeployment

Period- Financed

Total Commission proposal

CRII – EU 2020/460

Non-recovery of unspent pre-financing

2014–2020

8.0

CRII Plus – EU 2020/558

100% co-financing – accounting year 2020–2021

2014–2020

14.6

CARE – EU 2022/562

100% co-financing – accounting year 2021–2022

2014–2020

10.0

Amounts re-programmed to address the migration challenges stemming from Russia's military aggression

2014–2020

1.11

CARE 2 – EU 2022/613

REACT-EU increased pre-financing

NextGenerationEU

3.5

FAST-CARE – EU 2022/2039

Cohesion programmes increased pre-financing

2021–2027

3.5

 

Amounts programmed to address the migration challenges stemming from Russia's military aggression

2021–2027

15.7

SAFE 2023/435

Amounts that can re-programmed to address the energy crisis

2014–2020

40.0

ASAP COM (2023) 237 final

Redeployments from EDIRPA

2021–2027

0.2

Redeployments from European Defence Fund

2021–2027

0.3

Chips Act COM (2022) 46 final. Political agreement reached on 18/04/2023

Redeployments and reallocations from Horizon Europe and Digital Europe

2021–2027

2.9

Redeployments from ITER

2021–2027

0.05

Margin

2021–2027

0.35

De-commitments

2021–2027

0.08

Union Secure Connectivity COM (2023)588

Redeployments, earmarking and reallocations from Space Programme, Horizon Europe, CEF-Digital, Digital Europe Programme, NDICI-Global Europe and European Defence Fund

2021–2027

1.93

REPowerEU

Loans

NextGenerationEU

2252

Grants

2022–2026

20.03

BAR

2021–2027

5.4

CPR transfers – existing transfer possibility from cohesion policy funds

2021–2027

17.9

Decentralised agencies

Redeployments from programmes for additional tasks in decentralised agencies

2021–2027

1.1

X Noot
1

Actual re-programming

X Noot
2

from remaining loans

X Noot
3

ETS resources (12bn from Innovation Fund and 8 bn from Member States allowances)

Voornoemde leden zijn van mening dat het niet meer bij deze tijdsgeest past om ruim een derde van het Europees budget te besteden aan het in stand houden van verouderde landbouwsystemen. Is de Minister bereid de Europese Commissie te verzoeken opties in kaart te brengen op welke wijze steun voor verouderde of inefficiënte landbouwsystemen afgebouwd kan worden als invulling van de budgettaire doelstelling?

15. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de kaders van het MFK. Daar horen ook de middelen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bij. Dit was ook de oorspronkelijke inzet voor het MFK. Gelet op de terughoudende inzet van het kabinet ten aanzien van deze tussentijdse herziening, acht het kabinet het niet opportuun om de discussie te verbreden naar andere beleidsterreinen.

Welke opties hiertoe heeft het kabinet zelf opgesteld om te kunnen voorstellen richting de Europese Commissie? Is onderzocht hoeveel geld vanuit de Common Agricultural Policy (CAP) geherprioriteerd zou kunnen worden richting Strategic Technologies for Europe Platform (STEP)?

16. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft niet onderzocht hoeveel geld vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid geherprioriteerd zou kunnen worden richting STEP. Dit is primair een politieke vraag, want voor herprioritering moet draagvlak zijn bij de lidstaten. Een relevant aspect daarbij is het onderscheid tussen de middelen uit het MFK die reeds zijn vastgelegd in landenenveloppen en de programma’s die worden uitgevoerd door de Commissie. Van de in totaal ca. 1.210 miljard euro voor de periode 2021–2027 ligt het grootste gedeelte van de middelen (ruim 60%) vast in landenenveloppen. Dit wil zeggen dat deze middelen specifiek toebedeeld zijn aan de lidstaten. Dit gaat met name om de cohesie- en landbouwmiddelen uit het MFK. Deze middelen worden door de Commissie samen met de lidstaten in «gedeeld beheer» uitgegeven. Lidstaten zullen deze middelen niet snel willen verlagen.

De overige middelen uit het MFK zijn gereserveerd voor verschillende beleidsuitgaven, die grotendeels door de Commissie worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op het terrein van onderzoek en innovatie, gezondheid, migratie, defensie, klimaat en milieu, extern beleid en de administratieve uitgaven van de EU.

Het is volgens de MFK-verordening (artikel 13) mogelijk om voor een herziening van het MFK te kijken naar het herprioriteren van middelen tussen programma’s en begrotingscategorieën. Echter, een verschuiving van middelen uit landenenveloppen naar andere programma’s zal naar verwachting bij een tussentijdse herziening lastig te realiseren zijn.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de steun aan Oekraïne via de Europese Unie meetelt voor de defensie-uitgaven van EU-lidstaten die tevens lid zijn van de NAVO, ten behoeve van de NAVO-norm. Indien dit niet het geval is, welk effect zou het hebben als deze uitgaven wel zouden meetellen voor de NAVO-norm?

17. Antwoord van het kabinet:

De NAVO hanteert een richtlijn voor het definiëren van Defensie-uitgaven. Hierin is opgenomen dat alleen uitgaven voor militaire steun aan NAVO-bondgenoten mogen worden meegerekend. De militaire steun van de EU aan Oekraïne, die loopt via de Europese Vredesfaciliteit (EPF), wordt niet meegenomen in de berekening van de NAVO-norm van 2%. Voor Nederland zou toerekening van de uitgaven aan de EPF-steunmaatregel Oekraïne marginaal tot geen effect hebben op de 2%-norm.

Deze leden lezen ook dat het innovatiefonds met 5 mld. euro verhoogd wordt om 17 lidstaten te helpen die op dit moment een lager dan gemiddeld BBP hebben. Voornoemde leden begrijpen dat de EU zo sterk is als haar zwakste lidstaten, maar willen wel voorkomen dat dit innovatiefonds uiteindelijk voornamelijk gebruikt wordt als cohesie instrument. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister nader uiteen te zetten wat de specifieke doelstelling is van het innovatiefonds en hoe de EU deze in wil gaan zetten als antwoord op de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA).

18. Antwoord van het kabinet:

Het Innovatiefonds is gericht op het op de markt brengen van industriële oplossingen om Europa koolstofvrij te maken en richt zich op zeer innovatieve technologieën en processen. Het doel is om de juiste financiële prikkels te creëren voor bedrijven om te investeren in schone technologie. Het Innovatiefonds wordt ook ingezet voor het ondersteunen van specifieke sleuteltechnieken in de transitie onder de Net Zero Industry Act, bijvoorbeeld via de Europese Waterstofbank. Het Innovatiefonds wordt primair gefinancierd uit de veiling van emissierechten in het kader van het emissiehandelssysteem van de EU. De huidige omvang van het Innovatiefonds is ca. 43 miljard euro bij een gemiddelde prijs van 80 euro per emissierecht. De Commissie stelt in het voorstel voor een STEP onder meer dat de omvang van het Innovatiefonds met 5 miljard euro moet worden verhoogd, door ophoging van het MFK-plafond, om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan innovatie om het concurrentievermogen van de EU op de wereldmarkten in stand te houden. De Commissie stelt voor om deze aanvullende financiële middelen enkel beschikbaar te stellen aan bedrijven in lidstaten met een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking dat lager is dan het EU-gemiddelde van de EU-27. Dit draagt volgens de Commissie bij aan het waarborgen van cohesie, het bevorderen van de interne markt en het ondersteunen van de groene transitie en de ontwikkeling van schone technologieën in de hele EU. De Commissie stelt dat het STEP-voorstel in lijn is met de ambities van EU-partners.

Het kabinet onderstreept het strategisch belang van het Innovatiefonds voor de ondersteuning van innovatieve industriële technologie en het aantrekken (en behouden) van groene industrie in de EU7, mede in het licht van ontwikkelingen in derde landen zoals de Inflation Reduction Act 8 in de Verenigde Staten. In de EU wordt al langer volop geïnvesteerd in technologie voor de duurzame transitie via het Green Deal Industrial Plan. Investeringen hiervoor komen uit bestaande fondsen, waaronder het Innovatiefonds. De uitwerking van het Green Deal Industrial Plan, waaronder de ophoging van het Innovatiefonds, draagt bij aan het verder versterken van het Europese vestigingsklimaat en de duurzame transitie. Het kabinet staat, zoals beschreven in het BNC-fiche, echter negatief tegenover het oormerken van eventuele additionele middelen onder het Innovatiefonds voor landen met een lager dan gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking. Het kabinet is van mening dat het excellentiecriterium bij het beoordelen van projectvoorstellen leidend moet blijven en zal dit tijdens de onderhandelingen ook actief inbrengen.

De leden van de D66-fractie constateren dat er een nieuw instrument opgesteld wordt ten behoeve van de financieringskosten van Next Generation EU. Kan uiteengezet worden waarom hier gekozen is voor een nieuw instrument? Was het niet logisch om deze kosten te koppelen aan eventuele nieuwe eigen middelen, aangezien er parallel aan Next Generation EU een routekaart is afgesproken voor nieuwe eigen middelen?

19. Antwoord van het kabinet:

In het huidige MFK is voor de periode 2021–2027 in totaal 14,9 miljard euro gereserveerd voor de financieringskosten van NGEU. Door de rentestijgingen sinds 2022 zijn deze financieringskosten sterk gestegen. De Commissie verwacht dat het gehele gereserveerde bedrag voor eind 2023 volledig is uitgeput. Daardoor is volgens de Commissie 18,9 miljard euro extra nodig vanwege de gestegen rente. Deze inschatting is echter indicatief en de Commissie noemt een bandbreedte van 17–29 miljard euro.

De Commissie stelt een nieuw speciaal instrument voor buiten de MFK-plafonds dat tijdens de procedure voor de Europese jaarbegroting ingezet kan worden afhankelijk van de verwachte rentekosten per jaar. In de mededeling stelt de Commissie dat de huidige financieringswijze van de rente (dekking van de rente binnen vaste jaarlijkse plafonds) niet geschikt is voor dit type uitgaven. Hiervoor noemt de Commissie een aantal redenen. Ten eerste hangen de kosten sterk af van fluctuaties in de rentekosten. Deze volatiliteit wordt tot 2026 verder versterkt door de onzekerheid over de benodigde te lenen bedragen die afhankelijk zijn van de uitkering van middelen uit het RRF. Ten tweede kunnen zodra leningen door de EU worden uitgegeven de uitgaven aan de rentekosten niet uitgesteld of geannuleerd worden, aangezien dit een wanbetaling van de EU zou betekenen. De EU moet op elk moment aan haar financiële verplichtingen kunnen voldoen. Ten derde is het bedrag volgens de Commissie te groot om binnen de bestaande vrije ruimte van het MFK gedekt te kunnen worden.

De introductie van eigen middelen zonder een verhoging van de MFK-plafonds of de introductie van een speciaal instrument stelt de EU niet in staat om de benodigde rentebetalingen te doen. Dit komt omdat de beperkte factor aan de uitgavenkant in de MFK-verordening ligt, niet aan de inkomstenkant in het Eigenmiddelenbesluit. De introductie van nieuwe eigen middelen is niet noodzakelijk om de rentebetalingen te kunnen doen. Indien daarvoor aanvullende middelen noodzakelijke zouden zijn, biedt het bestaande eigen middel op basis van bruto nationaal inkomen (BNI) als sluitpost van het eigenmiddelensysteem daarvoor voldoende zekerheid. De plafonds in het Eigenmiddelenbesluit liggen hoog genoeg om de benodigde bijdragen van de lidstaten op basis van het BNI op te kunnen vragen.

Deze leden lezen ook dat de Europese Commissie stelt 885 nieuwe medewerkers nodig te hebben. Voornoemde leden kunnen deze wens goed begrijpen aangezien de Europese Commissie en de Europese Unie in de afgelopen vijf jaar op een aantal beleidsterreinen meer taken heeft gekregen, en de Europese Commissie voor de tijd al relatief klein was voor de omvang van het werk dat de Europese Commissie doet. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat er op dit moment te weinig Nederlanders werkzaam zijn bij de Europese instellingen, en specifiek bij de Europese Commissie. Zuid- en Oost-Europeanen daarentegen zijn oververtegenwoordigd bij de Europese instellingen. Om de effectiviteit van de Nederlandse beïnvloeding in Brussel te verhogen, is het nuttig om meer Nederlanders op sleutelposities in de Europese instellingen te krijgen. Zal de Nederlandse regering pleiten voor een betere verdeelsleutel van nationaliteiten bij de Europese Commissie?

20. Antwoord van het kabinet:

Het is de inzet van het kabinet om meer Nederlanders bij de Europese instellingen te hebben. Dit staat los van het voornemen van de Commissie om 885 extra medewerkers aan te nemen. Deze inzet is uiteengezet in een brief die op 6 maart 2020 aan uw Kamer is gezonden.9 De inzet van de Nederlandse regering om het percentage Nederlanders bij de Commissie te vergroten wordt op dit moment geëvalueerd door de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie. Uw kamer zal daar naar verwachting begin 2024 over worden geïnformeerd. Er is geen verdeelsleutel, maar wel een streefcijfer waarbij ernaar wordt gestreefd dat 3,9% van de medewerkers bij de Europese instellingen Nederlands is. Nederland is er voorstander van dat de Commissie en andere instellingen extra inspanningen verrichten voor landen die het streefpercentage niet halen.

Op welke andere manieren zal de Nederlandse overheid proberen zoveel mogelijk Nederlanders onderdeel van de 885 nieuwe Commissieambtenaren te laten zijn?

21. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 20. Er wordt op dit moment door Nederland en de Commissie gewerkt aan een gezamenlijk actieplan. Onderdeel hiervan is een actieve campagne om meer Nederlanders te interesseren voor een baan bij de Europese Instellingen (WerkenbijdeEU) en dat er beurzen worden aangeboden aan Nederlandse studenten om aan het Europacollege te studeren. De Commissie overweegt bij selectieprocedures op zijn minst één kandidaat van een ondervertegenwoordigde lidstaat uit te nodigen.

De leden van de D66-fractie constateren dat het Nederlands kabinet in eerste instantie geen voorstander was van de tussentijdse herziening van het MFK. Hoe kijkt de Minister hier tegen aan nu zij het voorstel van de Europese Commissie gelezen heeft en er concreet een voorstel tot herziening op tafel ligt?

22. Antwoord van het kabinet:

Artikel 13 van de MFK-verordening voorziet in de mogelijkheid van een tussentijdse herziening van de plafonds in geval van onvoorziene omstandigheden. Het kabinet vindt dat deze herzieningsclausule met terughoudendheid gebruikt moet worden en alleen in uitzonderlijke en onvoorziene gevallen. Uitgaven die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over het huidige MFK passen niet bij een tussentijdse herziening. Dit is van toepassing op een groot deel van de voorgestelde aanpassingen, met uitzondering van Oekraïne. Het kabinet is daarom ook na publicatie van het voorstel in principe geen voorstander van een tussentijdse herziening van het MFK. De steun aan Oekraïne vormt daarop zoals gezegd een uitzondering. Het kabinet zet in op meer structurele vormgeving van de steun aan Oekraïne.

In de brief valt te lezen dat er inmiddels meerdere lidstaten zijn die aangegeven hebben de herziening wel wenselijk te vinden. Kan de Minister uiteen zetten welke lidstaten dit zijn?

23. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kan niet ingaan op de standpunten van individuele lidstaten. Bij de (openbare) RAZ van 10 juli jl. hebben diverse lidstaten hun bedenkingen geuit over de noodzaak van een tussentijdse herziening van het MFK en extra middelen voor de EU-begroting. De voorgestelde Oekraïne-faciliteit is een uitzondering en kan op brede steun rekenen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister herziening waar nodig voor het Oekraïne-fonds wel kan steunen, maar dat voor alle andere voorstellen van de Europese Commissie geld gevonden moet worden op de al bestaande begroting. De Europese Commissie geeft aan dat die financiële flexibiliteit er niet is. Waar zou volgens dit kabinet die financiële ruimte gevonden moeten worden?

24. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat bij een tussentijdse herziening van het MFK terughoudendheid betracht moet worden. Uitgaven die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over het huidige MFK passen volgens het kabinet niet bij een tussentijdse herziening. In geval van eventuele hogere uitgaven moet hiervoor binnen de bestaande plafonds eerst gekeken worden naar herprioritering. De steun aan Oekraïne vormt daarop zoals gezegd een uitzondering. Het kabinet zet in op meer structurele vormgeving van de steun aan Oekraïne. Het kabinet bestudeert de voorstellen en verschillende financieringsopties nader.

Als er te weinig geld gevonden wordt zal de Europese Commissie uiteindelijk keuzes moeten maken welke van de voorstellen zij wil doorvoeren. Welke voorstellen verwacht de Minister dat dan uitgevoerd zullen worden? Wat deze leden betreft moet op de eerste plaats de Oekraïne-reserve gerealiseerd worden en heeft het realiseren van STEP daarna de grootste prioriteit voor Nederland. Deelt de Minister die inschatting?

25. Antwoord van het kabinet:

Het Nederlandse beleid ten aanzien van het huidige MFK is dat de conclusies van de ER van 17-21 juli 202010 dienen te worden gerespecteerd. In de conclusies staat opgenomen dat er geen tussentijdse evaluatie van het MFK komt. Dat blijft het uitgangspunt. Een eventuele tussentijdse herziening dient enkel plaats te vinden in uitzonderlijke, onvoorziene omstandigheden. Dat is enkel van toepassing op de oorlog in Oekraïne en de voorgestelde Oekraïne-faciliteit. Betaling van de gestegen rentekosten is een juridische verplichting. De overige voorgestelde intensiveringen zijn een politieke keuze. Bij de verdere uitvoering van het MFK streeft het kabinet naar prudente, realistische en moderne EU-jaarbegrotingen met meer nadruk op voor Nederland prioritaire beleidsterreinen, zijnde onderzoek en innovatie, klimaat, migratie en veiligheid.

De aan het woord zijnde leden onderschrijven de doelstelling van de aangenomen motie van de leden Van Weyenberg en Van der Lee (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1931) dat Nederland dient te streven naar een moderne begroting waarbij eventuele wijzigingen niet ten koste gaan van voor Nederland prioritaire beleidsterreinen, zoals het kabinet ook benoemt in het BNC-fiche. Is de Minister het eens met deze leden dat de herziening van het MFK zoals hier voorgesteld voldoet aan de richting die de motie uitspreekt en wijzigingen bevat die niet ten koste gaan van voor Nederland prioritaire beleidsterreinen?

26. Antwoord van het kabinet:

Inhoudelijk dragen onderdelen van het Commissievoorstel bij aan modernisering van de EU-begroting in lijn met de Nederlandse prioriteiten, met meer nadruk op onder andere migratie, veiligheid en concurrentiekracht. Dat laat echter onverlet dat het kabinet zeer terughoudend staat tegenover een tussentijdse herziening van het MFK en dat daarom voor de financiële ondersteuning van deze prioriteiten gekeken moet worden naar herprioritering van bestaande middelen.

Is de Minister het tevens met de aan het woord zijnde leden eens dat het daarom niet wenselijk zou zijn als de inzet van Nederland om meer verplichtingen binnen de kaders van het bestaande MFK op te vangen, ertoe zou leiden dat dit ten koste gaat van voor Nederland prioritaire beleidsterreinen en het voorstel daarmee wel tegen de aangenomen motie van het lid Van Weyenberg in zou gaan?

27. Antwoord van het kabinet:

Herprioritering binnen de kaders van het huidige MFK hoeft niet ten koste te gaan van voor Nederland prioritaire beleidsterreinen. De inzet van het kabinet is om dat te vermijden.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het BNC fiche en hebben hierover nog een aantal vragen.

De Minister geeft aan geen voorstander te zijn van een herziening van het MFK. Betekent dit dan ook dat de Minister niet met een herziening zal instemmen in de Raad?

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet spant zich in voor de in het BNC-fiche beschreven inzet. Het is in deze fase te vroeg om in te gaan op het mogelijke eindresultaat van de komende onderhandelingen.

De Minister geeft aan dat de potentiële gevolgen van deze herziening voor de Nederlandse afdracht op basis van de huidige informatie een strop van zo’n 3,2 mld. euro extra betekent voor de Nederlandse schatkist. Gaat de Minister hiermee akkoord? Zo nee, wat is het maximale bedrag dat het demissionaire kabinet bereid is extra te betalen aan de EU tot 2027?

Zo nee, wat is het maximale bedrag dat het demissionaire kabinet bereid is extra te betalen aan de EU tot 2027?

29. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet spant zich in voor de in het BNC-fiche beschreven inzet. Het is in deze fase te vroeg om in te gaan op het mogelijke eindresultaat van de komende onderhandelingen.

Indien er extra geld door de Nederlandse belastingbetalers moet worden opgehoest om de linkse hobby’s, zoals ontwikkelingshulp en een hoger salaris voor eurocraten, te bekostigen, waar gaat de Minister dit dan van betalen? Bij welke begrotingsposten in Nederland worden deze centen weggehaald?

30. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat de voorgestelde middelen gevonden dienen te worden binnen de afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De precieze budgettaire gevolgen van het pakket zijn in deze fase nog niet bekend, en afhankelijk van verdere Europese besluitvorming en nationale politieke keuzes bij de uitwerking. Deze gevolgen zullen, indien aan de orde, conform de regels van budgetdiscipline worden ingepast op de Rijksbegroting. De dekking van de Oekraïne-faciliteit wordt toegelicht in het separate BNC-fiche over deze faciliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3758 ).

Kan de Minister toelichten op welke wijze de 3,2 mld. euro die Nederland extra moet betalen is berekend?

31. Antwoord van het kabinet:

De potentiële financiële gevolgen van het Commissievoorstel worden toegelicht in het BNC-fiche bij onderdeel 5.

Het uitgangspunt voor de vaststelling van de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (artikel 3.1) is de omvang van het jaarlijkse betalingenplafond uit het MFK 2021–2027 plus de maximale inzet van de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd. De kosten voor Nederland kunnen worden ingeschat op basis van het aandeel van Nederland in het EU-BNI, momenteel ca. 5,9%.

De volgende onderdelen van de voorstellen van de Commissie hebben een (potentieel) effect op de raming van de EU-afdrachten:

  • 1. De ophoging van het MFK-betalingenplafond;

  • 2. De ophoging van de bestaande speciale instrumenten (SEAR, Flexibiliteitsinstrument);

  • 3. De introductie van een speciaal instrument «de Oekraïne-reserve» (niet terug te betalen deel van de Oekraïne-faciliteit);

  • 4. De introductie van een speciaal instrument voor de rentekosten van NGEU.

De onderstaande tabel geeft per onderdeel een overzicht van de verwachte gevolgen voor de raming van de Nederlandse EU-afdrachten (miljoenen, lopende prijzen). In de tabel is het indicatieve bedrag voor het niet terug te betalen deel van de Oekraïne-reserve (17 miljard euro) opgenomen. Het effect hiervan op de Nederlandse afdracht zou ca. 1 miljard euro zijn (2024–2027). Echter, het kan ook zo zijn dat het maximale bedrag van 50 miljard euro ingezet wordt als niet-terugbetaalbare steun. In dit geval is het effect van het voorstel voor de Oekraïne reserve op de raming van de Nederlandse EU-afdrachten 2,9 miljard euro (uitgaande van een gelijkmatige verdeling over de jaren 2024–2027 is dit 0,7 miljard euro per jaar).

In de tabel is ook voor het rente-instrument het indicatieve bedrag uit het Commissievoorstel opgenomen (18,9 miljard euro). Het effect hiervan op de raming van de Nederlandse afdracht zou ca. 1,1 miljard euro zijn (2024–2027). In het voorstel is echter geen maximum opgenomen voor de rente-uitgaven. Het effect kan dus groter zijn als de rente verder stijgt. De Commissie geeft een bandbreedte van 17 tot 29 miljard euro voor de periode 2024–2027. Het effect op de raming van de Nederlandse afdracht zou in dit geval 1 tot 1,7 miljard euro zijn.

Verwacht effect NL-afdracht

2024

2025

2026

2027

Totaal

Betalingenplafonds

   

541

198

738

SEAR

36

36

37

38

147

Flexibiliteitsinstrument

43

44

44

45

176

Oekraïne-reserve

250

249

249

248

997

Rente-instrument NGEU

278

277

277

276

1.108

Totaal

607

607

1.148

805

3.166

*alle bedragen zijn voorlopig en onder voorbehoud van nadere onderbouwing door de Commissie. Er is voor de Oekraïne-reserve en het rente-instrument gebruik gemaakt van de indicatieve inschattingen van de Commissie.

Kan per lidstaat worden aangegeven hoeveel er extra afgedragen zal worden, inclusief verdeelsleutel?

32. Antwoord van het kabinet:

Op basis van het voorstel van de Commissie met een totaalbedrag van 65,8 miljard euro in vastleggingen, is de verdeelsleutel en het bedrag per lidstaat als in de onderstaande tabel. De verdeelsleutel is gebaseerd op het BNI-aandeel van elke lidstaat, zoals geraamd in de Lenteraming 2023 van de Commissie. In onderstaande tabel gaat de Commissie uit van de extra kosten op basis van de vastleggingen uit het Commissievoorstel. In het BNC-fiche is voor Nederland een bedrag van 3,2 miljard euro opgenomen. De reden voor dit verschil is dat de raming van de Nederlandse EU-afdrachten is gebaseerd op het betalingenplafond van de EU-begroting plus de maximale inzet van de speciale instrumenten. Bovendien worden de betalingen in het Commissievoorstel minder verhoogd dan de vastleggingen. Een deel van de beoogde verhoging van de vastleggingen zal pas na 2027 leiden tot hogere betalingen en afdrachten van de lidstaten. De hoogte van het betalingenplafond na 2027 is onderdeel van de onderhandelingen over het volgende MFK.

Nederland staat ook nog eens voor 1,9 mld. euro garant. Waarom zijn de rentekosten hierin niet meegenomen en hoeveel hoger kan dit bedrag uitvallen als gevolg van de rentekosten? Kan tevens worden aangegeven voor hoeveel euro alle andere lidstaten garant staan?

33. Antwoord van het kabinet:

Onder pijler 3 van de Oekraïne-faciliteit zijn middelen gereserveerd voor de rentesubsidie en compensatie voor de administratieve kosten waar Oekraïne jaarlijks aanspraak op kan maken. Dit betreft de periode 2024–2027. De dekking van de rentesubsidie in de jaren daarna maakt onderdeel uit van de onderhandelingen over het volgende MFK (vanaf 2028). In de tabel hieronder wordt een inschatting gegeven van het deel dat andere lidstaten garant staan in de leningen aan Oekraïne, uitgaande van het indicatieve bedrag van 33 miljard euro uit het Commissievoorstel. De garantstelling is gebaseerd op het gemiddelde aandeel van het BNI van het land in het totale EU-bni in de periode 2024–2027.

Garantie per lidstaat in leningendeel Oekraïnefaciliteit (miljarden euro)

lidstaat

BNI-aandeel 2023

garantie

BE

3,5%

1,2

BG

0,5%

0,2

CZ

1,8%

0,6

DK

2,3%

0,8

DE

25,1%

8,3

EE

0,2%

0,1

IE

2,4%

0,8

EL

1,3%

0,4

ES

8,4%

2,8

FR

17,1%

5,6

HR

0,4%

0,1

IT

12,2%

4,0

CY

0,2%

0,1

LV

0,3%

0,1

LT

0,4%

0,1

LU

0,3%

0,1

HU

1,1%

0,4

MT

0,1%

0,0

NL

5,9%

1,9

AT

2,8%

0,9

PL

4,2%

1,4

PT

1,5%

0,5

RO

1,9%

0,6

SI

0,4%

0,1

SK

0,7%

0,2

FI

1,6%

0,5

SE

3,4%

1,1

totaal

100,0%

33,0

Klopt het dat het kabinet in beginsel positief staat tegenover de uitgaven aan Oekraïne? Hoeveel bedragen deze inmiddels en hoeveel bedraagt de Nederlandse blootstelling?

34. Antwoord van het kabinet:

Het succes van Oekraïne in het verweer tegen huidige, en mogelijke toekomstige, Russische agressie bepaalt de Europese en daarmee Nederlandse veiligheid op fundamentele wijze. Het kabinet is daarom voornemens Oekraïne zolang als nodig te blijven steunen op alle nodige terreinen.

In lijn met de eerder ingezette Nederlandse koers voor blijvende solidariteit met Oekraïne11 en in lijn met de moties van de leden Piri12 en Amhaouch13, staat het kabinet in beginsel positief tegenover respectievelijk het structureler vorm geven van de financiële EU-steun aan Oekraïne en een Europees herstelprogramma gericht op het herstel en de wederopbouw van Oekraïne. Daarbij kijkt het kabinet naar de meest gepaste omvang, voorwaarden en vorm van die steun.

Via de EU gaf Team Europe – de EU en de EU lidstaten – tot nu toe 38,8 miljard euro aan steun voor de economische, sociale en financiële weerbaarheid van Oekraïne, het soort steun wat nu onderdeel uitmaakt van de voorgestelde Oekraïne-faciliteit. Militaire steun, maar ook andere vormen van steun zoals bijvoorbeeld de opvang van Oekraïense vluchtelingen in de EU maken hier geen onderdeel van uit. Van deze 38,8 miljard euro is 7,8 miljard euro bilaterale steun van EU lidstaten (leningen, giften en garanties). In deze som zit daarnaast 25,2 miljard euro aan macro-financiële steun, 685 miljoen euro aan humanitaire steun, 620 miljoen euro aan begrotingssteun, 330 miljoen aan noodsteun, 2,4 miljard euro aan EIB leningen en 1.6 miljard aan andere typen steun14.

Nederland heeft in het kader van macro-financiële bijstand aan Oekraïne in 202215 en 202316 een garantie verleend met een omvang van respectievelijk ca 215 miljoen euro en 1.000 miljoen euro. Deze garanties worden verantwoord op artikel 4 van de begroting van het Ministerie van Financiën. Daarnaast bedraagt de bijdrage aan de rentesubsidies voor Nederland op dit moment 41 miljoen euro per jaar van 2024 tot en met 2027.

Voor het meest recente overzicht van de niet-militaire steun die Nederland aan Oekraïne verleend heeft verwijs ik u graag naar de Kamerbrief van 4 juli jl. over het tweede steunpakket Oekraïne 2023.17

De leden van de PVV-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om 1,7 mld. euro te begroten om onder andere Syrische vluchtelingen op te vangen in Syrië.

35. Antwoord van het kabinet:

De 1,7 miljard euro in de begroting van de Commissie omvat financiering van steun aan de opvang van vluchtelingen in Libanon en Jordanië, alsmede financiering van steun aan de 15 miljoen mensen binnen Syrië die humanitaire noden hebben, waaronder 6,8 miljoen mensen die binnen Syrië zijn gevlucht (interne ontheemden) waarvan velen leven in kampen in het noorden die door de grote aardbeving van 6 februari zijn getroffen.

Kunnen, gezien de overvolle asielzoekerscentra, de overlast en alle kosten die hiermee gepaard gaan, niet alle asielzoekers uit Syrië in Syrië worden opgevangen? Zo nee, waarom niet? Kan de Nederlandse belastingbetaler er van op aan dat de Nederlandse overheid geen extra geld naar de EU overmaakt voor de opvang van migranten/asielzoekers?

36. Antwoord van het kabinet:

De grote meerderheid van de Syrische vluchtelingen wordt opgevangen in de buurlanden van Syrië, waaronder 3,5 miljoen vluchtelingen in Turkije en 1,5 miljoen vluchtelingen in Libanon. De begroting van de Commissie ziet op het ondersteunen van de opvang van vluchtelingen in Libanon en Jordanië. Vooral de opvang in Libanon staat erg onder druk vanwege de voortdurende diepgaande economische en politieke crisis en omdat het aantal vluchtelingen ongeveer 25% van de bevolking vormt. Meer dan 90% van de Syrische vluchtelingen daar leeft in extreme armoede. Daarnaast probeert de Commissie de humanitaire noden van de interne ontheemden in Syrië te verlichten en de weerbaarheid van Syriërs in hun eigen land te verbeteren. Dit alles doet de Commissie ook om het risico te beperken dat door de zeer moeilijke levenssituatie van Syriërs in Syrië en in de buurlanden Syriërs zich gedwongen voelen verder te reizen naar Europa. Dit is ook een grondslag voor de Nederlandse steun van opvang in de regio. Syriërs die wel doorreizen naar Europa kunnen conform de bestaande wet- en regelgeving te allen tijde een asielaanvraag indienen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Europese Commissie een carte blanche heeft gevraagd om in de toekomst onvoorziene rentestijgingen te kunnen betalen. Hiervoor moet een fonds buiten de begroting worden opgetuigd waaruit de Europese Commissie kan gaan putten zodra de rente te veel oploopt. Dit fonds kent geen plafond/maximum. De Minister geeft aan hier geen voorstander van te zijn en pleit voor een maximumbedrag voor dit nieuw op te richten instrument.

Kan de Minister aangeven hoeveel aanvullende rente de Europese Commissie straks uit dit fonds mag gaan trekken? Wat is voor de Minister aanvaardbaar?

37. Antwoord van het kabinet:

Het voorstel van de Commissie is om een speciaal instrument op te richten voor het betalen van de rente. Dit speciale instrument zou enkel en alleen gebruikt mogen worden om de rentekosten voor NGEU te betalen. De inzet van het kabinet, zoals ook toegelicht in het BNC-fiche over de herziening van het MFK, is echter dat een speciaal instrument hiervoor niet de gewenste oplossing is. Het uitgangspunt van het kabinet is dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering en dekking binnen de bestaande MFK-plafonds, net zoals nationaal wordt omgegaan met tegenvallers op rentekosten. Het is hierbij van belang om te benoemen dat indien de rente niet gedekt kan worden uit de EU-begroting, ook in de huidige situatie een juridische verplichting bestaat voor de lidstaten om de rentelasten te betalen. Als de Commissie in de begroting onvoldoende middelen heeft om aan de financiële verplichtingen van de EU te voldoen kan een beroep worden gedaan op de aanvullende bijdragen van de lidstaten via de specifieke ruimte die hiervoor is gereserveerd in het Eigenmiddelenbesluit. Ook daarom zet het kabinet in de onderhandelingen in op beperking van de omvang en verdere inkadering van het voorstel.

Was de Minister niet van mening dat er geen nieuwe instrumenten buiten het MFK om moesten worden opgetuigd? Gaat hij hier een uitzondering voor maken?

38. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in het BNC-fiche over de herziening van het MFK is het kabinet geen voorstander van een nieuw speciaal instrument. Tegelijkertijd is daarin ook aangegeven dat, ongeacht de vormgeving van een voorziening voor de rentebetalingen voor het NGEU, er een juridische verplichting bestaat voor de EU, en via het Eigenmiddelen besluit voor de lidstaten, om de rentelasten te betalen. Het kabinet zet in op beperking van de omvang en verdere inkadering van het voorstel, met name op het toevoegen van een duidelijk maximum bedrag.

De Europese Commissie legt ook de rekening van 1,6 mld. euro aan salarisverhogingen om de eurocraten van het inflatiespook te behoeden, neer bij de lidstaten. Wat vindt de Minister hiervan? Kan de Minister garanderen dat er geen cent extra naar de Brusselse zakkenvullers gaat?

39. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is kritisch over de voorgestelde forse verhoging van de administratieve uitgaven en is op dit moment niet overtuigd van de noodzaak. Uitgangspunt voor het kabinet is dat voor deze uitgaven eerst gekeken moet worden naar herprioritering binnen bestaande middelen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om de vastleggingen voor de rest van het MFK te verhogen.

Vindt de Minister het vreemd dat als er continu hogere vastleggingen door de Europese Commissie worden gemaakt, die uiteindelijk ook betaald moeten worden en dat dus uiteindelijk de betalingen dienen mee stijgen, zij het met een vertraging van een aantal jaren?

40. Antwoord van het kabinet:

De systematiek van de Europese begroting is inderdaad dat op het moment dat de vastleggingen hoger worden, dit ook leidt tot verhoging van de betalingen enige tijd later. De exacte hoogte van de betalingenplafonds na 2027 is onderdeel van de onderhandelingen over het volgende MFK.

De Minister spreekt in het BNC fiche over «Team Europe» dat de capaciteit moet hebben om tegemoet te kunnen komen aan een redelijk deel van de mondiale humanitaire noden. Wat is «Team Europe» en is Nederland daar onderdeel van?

41. Antwoord van het kabinet:

Team Europe is het geheel van de EU, Europese lidstaten – inclusief hun publieke ontwikkelingsbanken en (indien van toepassing) uitvoeringsorganisaties voor ontwikkelingssamenwerking –, de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Bij een Team Europe aanpak worden de krachten gebundeld om zo tot sterkere gezamenlijke actie te komen. Nederland maakt als EU lidstaat onderdeel uit van Team Europe. Bij een Team Europe Initiatief werkt (een deel van) Team Europe samen om gezamenlijke ontwikkelingsimpact te bereiken.

Hoeveel euro is er volgens de Minister nodig om aan een redelijk deel van de humanitaire noden van de wereld tegemoet te komen? Wie mag dat allemaal betalen?

42. Antwoord van het kabinet:

De juni update van de jaarlijkse Global Humanitarian Overview die door de VN is gepubliceerd, schat het aantal mensen dat wereldwijd behoefte heeft aan noodhulp op 362 miljoen. Mede door de hoge kosten die gepaard gaan met het leveren van noodhulp, heeft de VN voor 2023 het doel om 249 miljoen mensen van enige vorm van humanitaire hulp te voorzien. Daarvoor is naar schatting 54,8 miljard Amerikaanse dollars benodigd. Nederland levert met 554 miljoen euro in 2023 een aanzienlijke bijdrage en gebruikt ook bilaterale contacten om andere landen aan te sporen verantwoordelijkheid te nemen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie en het bijbehorende BNC-fiche en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

Deze leden begrijpen dat er verschillende onvoorziene ontwikkelingen zijn waardoor er discussie is over de herziening van het Meerjarig Financieel Kader. Desalniettemin zouden fluctuaties en onvoorziene omstandigheden opgevangen moeten worden binnen het huidige MFK. Een uitzondering hierop kan Oekraïne zijn, aangezien dit op geen enkele manier voorzien had kunnen zijn tijdens de onderhandelingen. Zowel in het voorstel als in het fiche wordt aangegeven dat de Europese Commissie aangeeft dat de mogelijkheden om bestaande middelen te herprioriteren of flexibiliseren nagenoeg zijn uitgeput. Voornoemde leden vragen of de Minister deze interpretatie deelt. Zijn alle mogelijkheden uitgeput alvorens over is gegaan tot een ophoging van het MFK?

43. Antwoord van het kabinet:

Zoals in het antwoord op vraag 1 is uitgewerkt, is een groot deel van de middelen in het MFK reeds vastgelegd en is de vrije ruimte in het MFK beperkt. De door de Commissie voorgestelde verhoging van de vastleggingen en betalingen zijn te groot om binnen de ongealloceerde marge en nog beschikbare ruimte binnen de speciale instrumenten ingepast te worden. Voor de rente-uitgaven betekent dit dat een verlaging van de huidige programmabudgetten nodig is als deze binnen de MFK-plafonds ingepast moeten worden. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde hogere uitgaven in het kader van STEP, migratie en extern beleid. Als de EU die zou willen doen zonder de MFK-plafonds te verhogen dan vergt dit een verlaging van de uitgaven van de huidige programma’s binnen het MFK.

De aan het woord zijnde leden maken zich zorgen om de bedragen welke extra nodig zijn, waarbij rentebetalingen indicatief zijn en de rentepercentages aan het stijgen zijn. Zij vragen daarom in hoeverre de risicoschatting is gemaakt of er voldoende middelen nu vrij worden gemaakt waarmee eventuele tegenvallers tot het einde van dit MFK opgevangen kunnen worden. In hoeverre is het realistisch dat met deze extra investering het MFK tot het einde van de looptijd sluitend gemaakt kan worden?

44. Antwoord van het kabinet

Het indicatieve bedrag uit het Commissievoorstel voor de omvang van het rente-instrument is 18,9 miljard euro. De Commissie geeft aan dat gelet op de volatiliteit van onder andere de rentes de bandbreedte 17 tot 29 miljard euro is voor de periode 2024–2027. Vanwege de onzekerheid over de toekomstige rentelasten heeft de Commissie geen maximum opgenomen voor het instrument. Indien de toekomstige rentelasten hoger uitvallen dan de indicatieve 18,9 miljard euro zal de Commissie extra-afdrachten opvragen bij de lidstaten.

De Commissie heeft het indicatieve bedrag van 18,9 miljard euro onder andere gebaseerd op de gemiddelde kosten per leningencompartiment, de lange-termijn ontwikkeling van de rentes en volledige uitputting van het subsidiedeel van NGEU.

De leden van de CDA-fractie lezen in het voorstel dat er voor verschillende doeleinden extra geld wordt voorgesteld in het MFK. Het gaat om migratie, Oekraïne, nabuurschap en de wereld en voor de strategische technologieën ter versterking van de Europese concurrentiekracht. Dit zijn veel uiteenlopende doelen en fondsen waardoor de indruk wordt gewekt dat het niet om een kleine herziening gaat, maar om een herziening waar veel wensen in zijn toegevoegd. Deze leden vragen in hoeverre er rekening is gehouden om de ophoging zo laag als noodzakelijk te laten zijn, en in hoeverre de ophoging nog versoberd kan worden. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

45. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is kritisch over de reikwijdte en omvang van de Commissievoorstellen. Het kabinet is van mening dat een tussentijdse herziening van het MFK alleen geoorloofd is voor uitzonderlijke en onvoorziene uitgaven. De oorlog in Oekraïne is daar een voorbeeld van. Voor andere onderdelen van het Commissievoorstel is het kabinet er niet van overtuigd dat er sprake is van onvoorziene of uitzonderlijke omstandigheden die tot hogere uitgaven zouden moeten leiden.

Voornoemde leden kunnen zich over het algemeen vinden in het kabinetsstandpunt welke blijkt uit het BNC fiche. Zij vragen in hoeverre Nederland bijval krijgt van andere lidstaten in het enkel herzien van noodzakelijke aspecten en niet het vormen van nieuwe fondsen. Hoe beoordelen andere lidstaten dit?

46. Antwoord van het kabinet

Er is een brede groep van gelijkgezinde lidstaten die eveneens kritisch is over de Commissievoorstellen en die erop aandringt dat eerst de mogelijkheden voor herprioritering en flexibilisering binnen de bestaande kaders benut worden. Het kabinet trekt nauw met deze gelijkgezinde lidstaten op.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het verwachte effect op de Nederlandse begroting geschat wordt op ongeveer 3,1 miljard euro zonder een verdere rentestijging. Deze leden achten dit een grote stijging, waarbij een gedeelte gebruikt zal worden om bijvoorbeeld extra werknemers aan te nemen. Voornoemde leden vragen of er inmiddels een analyse bezig is van noodzakelijke ophogingen door bijvoorbeeld de rente en Oekraïne, en de ophoging welke voortkomt uit de mogelijkheid van de herziening zoals het creëren van fondsen, aannemen van extra werknemers, en verdere subsidies voor landen voor technologische innovaties. Is hier een overzichtelijke uitsplitsing van?

47. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft in het BNC-fiche een uitsplitsing gegeven van de effecten op de raming van de EU-afdrachten van verschillende onderdelen van het Commissievoorstel. De onderstaande tabel uit het BNC-fiche geeft per onderdeel het effect op de raming van de Nederlandse EU-afdrachten weer. In totaal is het effect (op basis van de indicatieve inschattingen van de totale kosten door de Commissie) van het rente-instrument ca. 1,1 miljard euro. De kosten voor de Oekraïne-reserve (op basis van de indicatieve verdeling tussen leningen en niet-terugbetaalbare steun) bedragen circa 1 miljard euro. De verhogingen van de speciale instrumenten bedragen ca. 0,1 miljard euro voor SEAR en 0,2 miljard euro voor het flexibiliteitsinstrument.

Voor de overige voorgestelde verhogingen is het effect op de raming van de Nederlandse EU-afdrachten beperkt tot de verhoging van het MFK-betalingenplafond (ca. 0,7 miljard euro).

Verwacht effect NL-afdracht

2024

2025

2026

2027

Totaal

Betalingenplafonds

   

541

198

738

SEAR

36

36

37

38

147

Flexibiliteitsinstrument

43

44

44

45

176

Oekraïne-reserve

250

249

249

248

997

Rente-instrument NGEU

278

277

277

276

1.108

Totaal

607

607

1.148

805

3.166

*alle bedragen zijn voorlopig en onder voorbehoud van nadere onderbouwing door de Commissie. Er is voor de Oekraïne-reserve en het rente-instrument gebruik gemaakt van de indicatieve inschattingen van de Commissie.

Inbreng van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het BNC-Fiche over de voorgenomen verhoging van de Europese Meerjarenbegroting (MFK), waarin de beoordeling van het kabinet staat over het voorstel van de Europese Commissie. Deze leden maken zich zorgen over het gemak waarmee het kabinet meegaat in de «never waste a good crisis»-gedachte van de Europese Commissie, die nu wordt aangewend om de bevoegdheden en financiële ruimte van de Europese Unie uit te breiden. Dit heeft bij deze leden geleid tot de volgende vragen en opmerkingen.

Voornoemde leden lezen in het BNC-fiche dat «Het kabinet vindt dat deze herzieningsclausule [van de Europese begroting] met terughoudendheid gebruikt moet worden en alleen in uitzonderlijke en onvoorziene gevallen.» Dit zijn woorden waarin de aan het woord zijnde leden zich kunnen vinden. Zij zijn dan ook teleurgesteld dat het kabinet dit principe nauwelijks lijkt te hanteren.

Van de 66 mld. euro voorgestelde verhoging is 50 mld. euro bedoeld voor steun aan Oekraïne. De leden van de SP-fractie veroordelen de Russische inval in Oekraïne en vinden dat Oekraïne onze steun verdient. Dat dit gepaard dient te gaan met het opzetten van Europese geldstromen, zoals de Europese Commissie beweert, bestrijden deze leden. De Europese lidstaten zijn zelf in staat om Oekraïne van steun te voorzien. De Europese Unie zou hier eventueel een coördinerende rol in kunnen spelen. Het verhogen van de afdracht aan de Europese Unie is echter een afkalving van de financiële zeggenschap van lidstaten en daarmee een afkalving van democratische controle. Dat hiervoor 885 extra fte moet worden ingehuurd, is voor voornoemde leden het bewijs dat dit ook een inefficiënte manier is om het geld uit te geven. Over deze efficiëntie schrijft de Minister «Bovendien is het alternatief, namelijk het verstrekken van 27 individuele bilaterale garanties, minder efficiënt en vereist het meer tijd.» Een uitleg ontbreekt. Kan de Minister deze stelling hard maken?

48. Antwoord van het kabinet

De financiële steun via de Oekraïne-faciliteit kan volgens de Commissie doelmatigheidswinst op leveren om de volgende redenen:

  • 1) Door het poolen van financiële steun op Europees niveau wordt zowel de financiering (de Commissie kan goedkoper lenen dan de meeste lidstaten) als de besteding efficiënter.

  • 2) De administratieve lasten voor de Oekraïense autoriteiten worden zo veel mogelijk beperkt doordat ze maar met één partij (de Commissie) afspraken hoeven te maken.

  • 3) De zachte voorwaarden van de leningen onder de Oekraïne-faciliteit (lange looptijden, een aflossingsvrije periode van tien jaar en een rentesubsidie) zorgen ervoor dat de toekomstige financieringslast voor Oekraïne zo veel mogelijk beperkt wordt.

  • 4) De Commissie is, gelet op de aanwezige expertise en contacten, goed in staat om de leningen onder de Oekraïne-faciliteit te monitoren en hierover te rapporteren aan de EU-lidstaten. Er is tevens doelmatigheidswinst van garanties via de headroom ten opzichte van bilaterale garanties.

  • 5) Gezien de uitzonderlijke omstandigheden is het van belang dat de middelen zo snel mogelijk beschikbaar worden gesteld aan Oekraïne. Voor het afgeven van bilaterale garanties moeten lidstaten vaak lange nationale procedures doorlopen. Dit tijdrovende proces werd duidelijk bij de macro financiële bijstand aan Oekraïne in 2022.18 De Commissie kan onder het Eigenmiddelenbesluit de headroom direct benutten als garantie voor de leningen onder de Oekraïne-faciliteit.

Daarnaast is een bijkomend voordeel van coördinatie via de EU dat alle lidstaten bijdragen.

Voor de leden van de SP-fractie staat vast dat de bevoegdheden en de financiële ruimte van de Europese Unie alleen kunnen worden uitgebreid na een breed maatschappelijk. Helaas hebben deze leden de afgelopen jaren moeten zien hoe verschillende crises, zoals de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne, worden aangewend om uitbreiding van bevoegdheden te bewerkstelligen. Wat voornoemde leden betreft, hebben de Europese beleidsmakers op een onbehoorlijke manier gebruik gemaakt van deze gebeurtenissen om te pleiten voor uitbreiding van het Europese budget (zowel in de vorm van het programma NextGenerationEU en deze MFK-verhoging). De Europese Unie ontwikkelt zich hierdoor langzaam maar zeker in de richting van een federale staat, terwijl, wat deze leden betreft, hier geen democratisch legitiem proces aan ten grondslag ligt.

Verder is in het voorstel 15 mld. euro gereserveerd voor Europees Asielbeleid en extern beleid. Het kabinet schrijft hierover in haar beoordeling: «Het kabinet onderschrijft allereerst het door de Commissie geschetste belang van goede uitvoering van het nog tot stand te komen Asiel- en Migratiepact, inclusief ondersteuning van lidstaten bij de daarvoor benodigde capaciteitsopbouw voor screening- en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie, en terugkeer.» De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het reserveren van financiële middelen voor de uitvoering van een Asiel- en Migratiepact dat nog moet worden gesloten, lijkt op het paard achter de wagen spannen. Zij zijn dan ook verbaasd over de houding van het kabinet. Kan de Minister uitleggen waarom middelen gereserveerd worden voor plannen die nog onduidelijk zijn?

49. Antwoord van het kabinet

De onderhandelingen over het Asiel- en Migratiepact (het Pact) zijn inderdaad nog niet afgerond, maar door het akkoord op twee belangrijke Raadsposities (de AMMR en APR) tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in juni jl. zijn grote stappen voorwaarts gezet. Indien de instellingen een akkoord in de trilogen bereiken, betekent het Pact een grote stelselwijziging op het vlak van asielwetgeving in alle lidstaten. De implementatie hiervan zou dan ook een grote opgave zijn. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten daarbij worden ondersteund, om zo te zorgen voor correcte naleving vanaf het moment dat de wetgeving in werking treedt, inclusief ondersteuning van lidstaten bij de daarvoor benodigde capaciteitsopbouw voor screening- en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie, en terugkeer. Daarnaast is het kabinet van mening dat het Europees Asielagentschap goed geëquipeerd moet zijn om coherente implementatie en naleving van de nieuwe regelgeving te monitoren. Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde aanvullende middelen gevonden dienen te worden binnen de kaders van het huidige MFK.

Wat de leden van de SP-fractie betreft zou ook kritisch moeten worden gekeken naar de uitgaven die de Europese Unie momenteel doet. Veel zaken die als grote uitgavenposten gelden binnen het huidige MFK, zoals directe inkomenssteun aan boeren, fondsen voor regionale ontwikkeling en investeringsfondsen, vallen niet onder het evident internationale beleid waar de Europese Unie, wat deze leden betreft, voor is bedoeld. Wat hen betreft wordt eerst gekeken naar de noodzaak van de bestaande Europese uitgaven, voordat de lidstaten om een extra bijdrage worden gevraagd. Bovendien is het kabinet momenteel aan het voorsorteren op bezuinigingen. Deze bezuinigingen zullen hoogstwaarschijnlijk de mensen met de laagste inkomens het hardste raken. Hoe verdedigt het kabinet haar voornemen tot bezuinigingen, wanneer het tegelijkertijd akkoord gaat met het verhogen van de afdracht aan de Europese begroting?

50. Antwoord van het kabinet

De inzet is om stijging van de EU-afdrachten te beperken ten opzichte van het Commissievoorstel. Daarbij wordt ingezet op herprioritering binnen de bestaande kaders. Voor een toelichting op nationale begrotingsmaatregelen verwijst het kabinet naar de komende Miljoenennota 2024 (Kamerstuk 36 410, nrs. 1 en 2).

De leden van de SP-fractie komen hiermee tot de conclusie dat zij het kabinet niet steunen in het gekozen standpunt zoals dit is verwoord in het BNC-fiche. Deze leden zijn daarmee ook van mening dat een schriftelijk overleg onvoldoende is om een wijziging van deze schaal te bespreken. Uitbreiding van bevoegdheden en financiële ruimte van de Europese Unie zou gepaard moeten gaan met een uitvoerig debat in het parlement en de samenleving, niet op een achternamiddag via een mailwisseling. De leden van de SP-fractie zullen zich inzetten voor een aparte behandeling in een debat met de bewindspersoon.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1969

X Noot
2

Betreft het document «Annex to the Commission communication «Mid-term revision of the MFF 2021–2027», te vinden op de website van de Commissie: https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/long-term-eu-budget/2021–2027/documents_en.

X Noot
3

Dit betreft de budgettaire ruimte tussen het uitgavenplafond van de EU-begroting zoals vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenplafond zoals vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Dit EMB-plafond maximeert het financiële beroep dat de EU mag doen op lidstaten en ligt hoger dan het MFK-plafond. Deze marge, oftewel de headroom, dient als zekerheid voor de markt dat de EU kan voldoen aan de aflossings- en renteverplichtingen op leningen die zij aangaat.

X Noot
5

Council of the European Union, 13 juli 2022, Draft general budget of the European Union for the financial year.

2023: Councli position https://data.consiiium.europa.eu/doc/documentjST-11075–2022-ADD-1-REV-1/en/pdf

X Noot
6

Betreft het document «Annex to the Commission communication «Mid-term revision of the MFF 2021–2027», te vinden op de website van de Commissie: https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/long-term-eu-budget/2021–2027/documents_en.

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3759

X Noot
8

De Amerikaanse Inflation Reduction Act bevat een stimuleringspakket voor de verduurzaming van de Amerikaanse economie en infrastructuur, verlaging van zorgpremies en medicijnprijzen, en nieuwe belastingregels voor zeer grote bedrijven. Inflation Reduction Act (rvo.nl)

X Noot
9

Kamerstukken: 35 078, nr. 34

X Noot
11

Kamerstuk 36 045, nr. 165.

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1829

X Noot
13

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1768

X Noot
14

Eu-assistentie voor Oekraine. Via Website Commissie: https://eu-solidarity-ukraine.ec.europa.eu/eu-assistance-ukraine_en

X Noot
15

Kamerstukken 21 501-07 en 36 045, nr. 1876

X Noot
16

Kamerstuk 22 112, nr. 3557

X Noot
17

Kamerstuk 36 045, nr. 165.

X Noot
18

Kamerstukken 21 501-07 en 36 045, nr. 1876

Naar boven