22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1444 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 1439)

Fiche 2: Verordening gebruik EURODAC voor strafrechtelijke onderzoeken (Kamerstuk 22 112, nr. 1440)

Fiche 3: Mededeling hernieuwbare energie (Kamerstuk 22 112, nr. 1441)

Fiche 4: Mededeling vangstmogelijkheden 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1442)

Fiche 5: Mededeling EU-strategie uitroeiing mensenhandel 2012–2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 1443)

Fiche 6: Mededeling ultraperifere regio’s van de Europese Unie

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: mededeling ultraperifere regio's van de Europese Unie

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling van de Commissie; «De ultraperifere regio's van de Europese Unie: naar een samenwerkingsverband voor slimme, duurzame en inclusieve groei»

Datum Commissiedocument: 20 juni 2012

Nr. Commissiedocument: COM (2012) 287

Pre-lex:

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201746

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: N.v.t.

Behandelingstraject Raad: Mededeling wordt gepresenteerd in de Raad Algemene Zaken.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel

Deze mededeling vormt een actualisering van het beleid ten aanzien van de ultraperifere gebieden (UPG)1, in het licht van de Europa 2020-strategie. De herziene strategie heeft als doelstelling de UPG in te bedden in de vele activiteiten die de uitvoering van Europa 2020 ondersteunen, rekening houdend met de bijzondere kenmerken en beperkingen van de UPG. Hierbij gaat de aandacht uit naar het creëren van werkgelegenheid en groei en naar een geïntegreerde benadering van klimaatinitiatieven. De strategie is gebaseerd op het unieke belang van UPG voor de EU (zoals de geostrategische ligging en de vele economische mogelijkheden). Prioriteiten vormen verbeterde markttoegang, verbeterd concurrentievermogen, versterkte regionale integratie, een versterkte sociale dimensie in UPG ontwikkeling en de integratie van klimaatactiviteiten. De Commissie benoemt mogelijke instrumenten ter ondersteuning van deze prioriteiten, maar onderstreept tegelijkertijd de verantwoordelijkheid van de UPG om van de voor hen bestaande mogelijkheden gebruik te maken. De Commissie benadrukt in de strategie het belang van regionale samenwerking, met onder meer de nabij gelegen landen en gebieden overzee (LGO’s) van de Europese Unie en de ACS-landen, om zo de UPG beter te integreren in de regio.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Op grond van artikel 355 lid 1 en artikel 349 VWEU heeft de Unie bevoegdheden ten aanzien van de UPG. Het oordeel over subsidiariteit en proportionaliteit is positief. De UPG vormen een integraal onderdeel van de Europese Unie, maar hun positie binnen de Europese Unie wordt onder meer bemoeilijkt door de geografische ligging van de eilanden. Ten einde de positie van de UPG in de regio te versterken en hun potentieel te kunnen benutten is actie op Europees niveau gewenst. De voorstellen van de Commissie zijn er op gericht om de rol van de eilanden binnen de EU en hun eigen regio’s te vergroten, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de UPG. De uitwerking is in overeenstemming met het beoogde doel. De voorstellen bouwen voort op, en zijn niet uitgebreider dan, het reeds ontwikkeld beleid dat er op gericht is om de economische en sociale ontwikkeling van de gebieden te bevorderen.

De UPG komen in aanmerking voor dezelfde EU-programma’s als lidstaten. In de mededeling wordt niet aangegeven of er extra kosten verbonden zijn aan de Commissievoornemens in deze mededeling. Nederland is van mening dat eventuele benodigde financiële middelen voor 2012 en 2013 gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Voor de jaren 2014–2020 maken de financiële aspecten van deze Commissiemededeling integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. Nederland hecht eraan dat besprekingen over deze mededeling niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de vormgeving van het programma zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen. Eventuele financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft geen gebieden die de Europees rechtelijke status van UPG hebben. De landen binnen het Koninkrijk en Caribisch Nederland hebben de status van LGO. Dat betekent dat zij geen onderdeel zijn van de Unie. Europees recht geldt er niet, met uitzondering van de burgerschapsrechten en de Europese regelgeving die expliciet voor LGO geldt. Ook na de staatkundige veranderingen (10 oktober 2010) is dit niet veranderd. Afgesproken is daarbij die status van LGO voorlopig te handhaven. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe staatkundige verhoudingen in het Koninkrijk zal de relatie van de eilandgebieden met de Europese Unie en de wenselijkheid van de UPG-status opnieuw bezien worden.

Deze mededeling is daarom op dit moment slechts zijdelings van belang voor het Koninkrijk. Hierbij dient echter te worden aangetekend dat niet uit het oog moet worden verloren dat de mogelijkheid bestaat dat op termijn (onderdelen van) de huidige landen binnen het Koninkrijk en Caribisch Nederland een UPG-status zullen willen verwerven. Aruba onderzoekt op dit moment de mogelijkheden. Daarom wil het Koninkrijk der Nederlanden op actieve wijze betrokken zijn bij de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de UPG. Bovendien is Nederland van mening dat excellentie het uitgangspunt moet zijn bij de toekenning van onderzoekssubsidies binnen Horizon 2020. Er moet daarom voorkomen worden dat onderzoeksgelden worden gebruikt voor capacity building in UPG’s. Voor dat doel zijn de cohesiefondsen de geëigende financieringsbron.

Voor Nederland zijn vooral de voorstellen belangrijk die beogen de samenwerking tussen UPG en LGOs te stimuleren. Nederland steunt deze voorstellen. Nederland zal er tegelijkertijd voor waken dat de versterking van de positie van de UPG niet ten koste gaat van de positie van LGO. Nederland zal de verdere uitwerking van de mededeling en de ontwikkeling van de UPG-status nauwlettend blijven volgen.


X Noot
1

Volgens de artikelen 349 en 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), kent de EU momenteel acht «perifere regio's»: de vier Franse overzeese departementen en regio's (Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion) en één overzeese gemeenschap (Saint Martin); de twee Portugese autonome regio's (de Azoren en Madeira); één Spaanse autonome gemeenschap (de Canarische Eilanden).

Naar boven