21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 902 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2016

In deze brief informeer ik u over de agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad die op 11 april aanstaande in Luxemburg plaatsvindt. Nederland zal deze Raad voorzitten.

Daarnaast ga ik in op de toezegging van mijn voorganger van 28 mei 2015 over de mogelijkheid om lichte grondbewerking toe te passen bij blijvend grasland in Natura 2000-gebieden en informeer ik u over de EU-Visserijpartnerschapsovereenkomst en het visserijprotocol met de Cookeilanden.

Op de Raad geagendeerde onderwerpen

Marktsituatie

(Stand van zaken door de Europese Commissie)

De Europese Commissie zal in de Raad een stand van zaken van de marktsituatie geven. Conform afspraak tijdens de vorige Raad zal de Europese Commissie een update geven van de laatste marktontwikkelingen in met name de zuivel- en varkenssector. Litouwen heeft verzocht om in de Raad specifiek stil te staan bij de marktsituatie in de zuivelsector. Zowel in de zuivel- als varkenssector dalen de prijzen al enige tijd en bevinden de prijzen zich op een laag niveau. Geografisch beperkt en van andere aard is de situatie in de groenten- en fruitsector.

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 900) heb ik u geïnformeerd over het pakket met marktmaatregelen van de Europese Commissie ter ondersteuning van de zuivel-, varkens-, groenten- en fruitsector. Ik heb toen ook aangegeven dat de Europese Commissie de lidstaten informeert over de voortgang van de implementatie van de maatregelen en de ontwikkelingen in de marktsituatie. Hieronder geef ik u een samenvatting van deze laatste voortgang:

  • 1. Vrijwillige productiebeperking. Artikel 222 uit de verordening voor Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) zal geactiveerd worden. Op basis van artikel 219 van de GMO zal er een gedelegeerde handeling opgesteld worden waarmee de toepassing van de uitvoeringshandeling op basis van artikel 222 ook zal gelden voor coöperatieven. De verwachting is dat de aanname en inwerkingtreding mogelijk half april zal zijn.

  • 2. Tijdelijke verhoging van de staatssteun. De Europese Commissie heeft aangegeven dat de aangekondigde staatssteunmaatregelen direct kunnen worden toegepast. Het betreft een staatssteunregeling waar landbouwers onder strikte voorwaarden gebruik van kunnen maken als zij tijdelijk en vrijwillig hun productie beperken of als zij een liquiditeitsgat moeten overbruggen.

  • 3. Verdubbeling interventieplafonds voor magere melkpoeder (MMP) en boter. De Europese Commissie heeft een voorstel opgesteld voor de noodzakelijke aanpassing van Verordening 1370/2013 die deze verdubbeling mogelijk moet maken. De maatregelen voor vrijwillige productiebeperking en de verdubbeling van de interventieplafonds voor magere melkpoeder en boter zouden volgens de Europese Commissie al in april in werking kunnen treden. Daarnaast gaf de Europese Commissie aan dat de private opslagregelingen voor MMP, boter en kaas voldoende flexibiliteit bieden en derhalve niet aangepast worden.

  • 4. Ondersteuning van de varkensvleessector. De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij overwegen opnieuw een particuliere opslagregeling voor varkensvlees open te stellen. Zij bekijkt nog wat het juiste moment hiervoor is om de seizoensgebonden prijsverhoging niet te verstoren.

  • 5. Promotie. De Europese Commissie heeft het budget voor promotie op de interne markt van zuivel en varkensvlees verhoogd (met 3,5 miljoen euro bovenop de reeds toegezegde 30 miljoen euro). Voorstellen voor promotieprogramma’s kunnen nog ingediend worden tot 28 april 2016 door organisaties uit de sector.

  • 6. Versterking van de positie van de producent in de voedselketen. Rond de zomer van 2016 zal de Agricultural Markets Task Force (AMTF) een High Level meeting over melk houden met lidstaten om de meer structurele problemen in de zuivelsector te bespreken en hierover aanbevelingen te doen. In de Raad van juni wordt een eerste tussenrapportage van AMTF voorgelegd. De rapportage over de werking van het melkpakket uit 2009 zal daarnaast vervroegd worden van 2018 naar de herfst van 2016.

  • 7. Oprichting van een Meat Market Observatory. Nog voor de zomer verwacht de Europese Commissie een eerste bijeenkomst in het kader van de oprichting van een Meat Market Observatory. De Europese Commissie bereidt een oproep voor aan geïnteresseerde experts die plaats willen nemen in deze overlegstructuur.

  • 8. Internationale handel. De Europese Commissie zet zich onverminderd in om de EU-belangen binnen vrijhandelsakkoorden te beschermen en om nieuwe markten te openen, hierbij rekening houdend met de bijzondere positie van voor de EU gevoelige producten.

  • 9. Russische veterinaire en fytosanitaire boycot. De Europese Commissie zet zich onverminderd in om de Russische boycot op te heffen, inclusief de boycot op veterinaire gronden

  • 10. Financiële instrumenten. De Europese Commissie heeft de contacten met de Europese Investeringsbank (EIB) geïntensiveerd. Later dit jaar zal de Europese Commissie ook bekijken of vervroegde uitbetaling van de directe betalingen wenselijk is.

  • 11. Exportkrediet. De Europese Commissie zal samen met de EIB en lidstaten de haalbaarheid onderzoeken van een EU-exportkredietinstrument voor landbouwproducten. De Europese Commissie verwacht in mei 2016 met de eerste bevindingen te komen.

  • 12. Groenten- en fruitsector. De Europese Commissie verwacht dit voorjaar uitsluitsel te kunnen geven over de verlenging met één jaar van de buitengewone maatregelen voor fruit en groenten, na 30 juni 2016, in verband met de boycot van deze producten door Rusland. Daarnaast zal de Europese Commissie in de eerste helft van 2016 met voorstellen komen voor een verbetering van de werking van het systeem voor het uit de markt nemen van groenten en fruit.

  • 13. Plattelandsontwikkeling. De Europese Commissie samen met de lidstaten bekijken hoe de Plattelandsontwikkelingsprogramma’s aangepast kunnen worden zodat deze meer handvatten bieden voor de huidige slechte marktsituatie.

Verordening datacollectie Gemeenschappelijk Visserijbeleid

(Stand van zaken)

Het Nederlandse EU-voorzitterschap zal informatie geven over de stand van zaken van de onderhandelingen inzake het voorstel van een Verordening data-collectie Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Dit voorstel is op 19 juni 2015 door de Europese Commissie gepresenteerd. Het BNC-fiche over dit onderwerp waarin de Nederlandse inzet is aangegeven, is 28 augustus 2015 aan u verstuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 1996).

De in het BNC-fiche aangegeven inzet van Nederland was gericht op twee punten. Ten eerste het vaststellen van het meerjarenprogramma EU via een uitvoeringshandeling in plaats van de door de Europese Commissie voorgestelde gedelegeerde handeling, zodat de lidstaten zeggenschap houden over de hoeveelheid te verzamelen data. Daarnaast is het voor Nederland belangrijk dat de Nationale Correspondenten, de aanspreekpunten namens de lidstaten voor de Europese Commissie, zitting hebben in de Regionale Coördinatiegroepen. In het oorspronkelijke voorstel was hierin niet voorzien.

De Raad zal worden geïnformeerd over het compromis dat het Nederlandse voorzitterschap heeft bereikt met de andere lidstaten. In het compromis is aan beide Nederlandse punten tegemoet gekomen. Naar verwachting zullen de trilogen met het Europees Parlement nog tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap van start gaan.

Verordening technische maatregelen visserij

(Presentatie door de Europese Commissie)

De Europese Commissie presenteert in de Raad het voorstel voor een nieuwe verordening over de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door technische maatregelen (COM(2016)134). Het voorstel is op 11 maart jl. gepubliceerd. De Raad zal op hoofdlijnen van gedachten wisselen over het voorstel.

Daar dit voorstel binnen een maand op de Raad geagendeerd staat, is besloten hierover geen BNC-fiche op te stellen. Om die reden wordt u in plaats daarvan via deze brief geïnformeerd over de inhoud van het voorstel, de Nederlandse beoordeling en inzet.

Naar deze verordening is uitgekeken door de sector en de overheid. In de eerste plaats omdat in deze verordening de toelating van de pulsvisserij zijn beslag moet krijgen. Daarnaast kijken zowel de sector als de overheid uit naar eenvoudigere regelgeving met minder detailvoorschriften.

Aanleiding voor het voorstel

De Verordening over de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door technische maatregelen is een essentieel instrument voor het beheer van de visserijvloot, naast de maximale toegestane vangsthoeveelheid (TAC) en quota (vangstmogelijkheden), de controleverordening en het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en het Visserijfonds. De technische maatregelen zijn bedoeld om de selectiviteit van de vistuigen te verbeteren en om juveniele vis, kwetsbare soorten en kwetsbare gebieden te beschermen.

De huidige technische maatregelen zijn zeer complex en hebben niet geleid tot de verbetering van de selectiviteit waarvoor ze bedoeld zijn. Op sommige punten zijn ze zelfs contraproductief en staan ze door de gedetailleerde regelgeving innovatie in de weg. Aanpassing van deze soms zeer gedetailleerde maatregelen vindt plaats via de wetgevingsprocedure. Er is een brede consensus tussen lidstaten en ook bij de sector dat dit niet de noodzakelijke flexibiliteit biedt om de maatregelen indien nodig aan te passen. Daarnaast was er bij veel lidstaten waaronder Nederland de wens om technische maatregelen regionaal in te kunnen vullen.

Inhoud van het voorstel

Met het voorstel zal de besluitvorming over technische details niet langer in de Raad maar in de regio plaatsvinden. Hiermee wordt bij gedragen aan de door de lidstaten en de sector gewenste vereenvoudiging van de regelgeving. De voorschriften die specifiek zijn voor de regio’s staan in de bijlagen van de verordening. De bijlagen kunnen via gedelegeerde handelingen worden aangepast, op basis van de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten in de desbetreffende regio’s. Daarbij moet wel worden gewaarborgd dat de aangepaste maatregelen minimaal dezelfde selectiviteit in visserij behalen. Het is de bedoeling dat deze via regionalisering tot stand gekomen technische maatregelen onderdeel worden van de meerjarenplannen. Lukt het niet om tot een gezamenlijke aanbeveling te komen, dan blijven de oude regels van kracht.

Nieuw in de aanpak van de Europese Commissie is het werken met concrete streefdoelen, zoals het bereiken van een maximaal bijvangstpercentage van 5% voor ondermaatse vis. Het niet bereiken van deze doelstelling blijft in het voorstel zonder consequenties, maar de streefdoelen geven wel de richting aan. Zo moeten de gezamenlijke aanbevelingen van lidstaten gericht zijn op het behalen van deze doelstelling.

Tevens wordt de reikwijdte uitgebreid. Voorheen concentreerden de technische maatregelen zich op de instandhouding van de visbestanden. In het onderhavige voorstel zouden de technische maatregelen ook gericht moeten zijn op het halen van de doelstellingen van de EU Kaderrichtlijn mariene strategie, de Vogel- en Habitatrichtlijn en relevante internationale milieuverdragen.

Voor Nederland is de nieuwe Verordening technische maatregelen van specifiek belang vanwege de pulsvisserij. Voor de pulsvisserij wordt in het voorstel een uitzondering mogelijk gemaakt op het verbod op elektrisch vissen in de zuidelijke en centrale Noordzee. Via de regionaliseringsprocedure kan de puls ook buiten de zuidelijke Noordzee worden toegelaten. Het wetenschappelijk, technisch en economisch comité voor visserij van de Europese Commissie (STECF) zal een dergelijke aanvraag toetsen.

De technische voorwaarden en de controlevoorschriften waar de puls aan moet voldoen worden door de Europese Commissie in een uitvoeringshandeling vastgesteld.

Rechtsbasis van het voorstel

De rechtsbasis van het voorstel is artikel 43 lid 2 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU). Dat betekent dat de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. Het voorstel wordt in de Raad aangenomen als er een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is.

De verordening kent gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen voor aanpassing van de bijlagen en het uitwerken van specifieke technische voorschriften. Nederland kan instemmen met deze aanpak.

Over het punt van subsidiariteit kan ik opmerken dat dit niet van toepassing is omdat de EU exclusief bevoegd is voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het GVB op basis van artikel 3 lid 1 onder d) van de VWEU. Echter, vanwege de verbreding van de scope naar de EU Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Vogel- en Habitatrichtlijnen zet ik hier toch een kanttekening bij. Het gaat er daarbij om dat met de verordening technische maatregelen de Europese Commissie gedelegeerde handelingen kan vaststellen voor een regio, waarmee wordt bijgedragen aan verplichtingen uit de hierboven genoemde richtlijnen welke een nationale competentie zijn. Nederland is van mening dat artikel 11 van de basisverordening van het GVB een afdoende basis biedt voor het vaststellen van de noodzakelijke maatregelen in de beschermde gebieden, maar nog niet buiten die gebieden.

Het kabinet acht het voorstel proportioneel daar het bijdraagt aan de doelstelling om de visserij selectiever te maken, aan de instandhouding van de visbestanden en de vermindering van de impact van de visserij op het ecosysteem.

Het voorstel heeft geen financiële consequenties voor de EU, en zou moeten leiden tot een verlichting van administratieve lasten. Het voorstel leidt niet tot een toename van lasten voor de overheid.

Nederland streeft naar een vereenvoudiging van de regelgeving, welke innovaties niet in de weg staat, en tegelijk ambitieus genoeg is om bij te dragen aan meer selectiviteit met oog op de aanlandplicht. Of de nieuwe verordening dit waar kan maken hangt af van wijze waarop de regionale groepen de in de verordening geboden mogelijkheid tot regionalisering benutten. De verordening biedt slechts het kader dat dit mogelijk moet maken. Die aanpak kan Nederland accepteren. Het streefdoel in het voorstel van niet meer dan 5% ondermaatse bijvangst acht ik, met name voor de gemengde visserij in de Noordzee, onrealistisch. Nederland is uiteraard ingenomen met het feit dat de pulsvisserij in het voorstel is opgenomen.

De Nederlandse inzet is er op gericht om waar nodig de regelgeving te verduidelijken en procedures te verhelderen. De stakeholders (sectoren en NGO’s) zullen nog worden geconsulteerd, evenals de lidstaten in de voor Nederland belangrijke regio’s. Naar verwachting zal de behandeling van dit voorstel in de Raad nog geruime tijd in beslag nemen. U wordt nader geïnformeerd over de voortgang, posities van de lidstaten en specifieke punten in de voortgangsrapportages over het GVB.

Diversen

Uitkomsten politieke Forum «Rethinking the food supply chain»

(Informatie van de Litouwse delegatie)

Litouwen zal een terugkoppeling geven van de «Agrobalt 2016» en het politieke forum dat daar plaatsvond met als thema «Rethinking the Food Supply Chain».

Van 21 maart tot 2 april organiseert het Litouwse Ministerie van Landbouw de 21e internationale beurs voor landbouw en de voedingsmiddelenindustrie, de «Agrobalt 2016». Deze beurs is het belangrijkste en grootste internationale evenement in zijn soort in de Baltische regio en richt zich op de verbetering van het concurrentievermogen van de agro-food sector, het ontwikkelen van kleine en middelgrote bedrijven op het platteland en het verbeteren van contacten tussen regionale en buitenlandse agro- en foodbedrijven. Tegelijk met de internationale beurs heeft ook het politieke forum «Rethinking the food supply chain» plaatsgevonden op 31 maart. Tijdens dit politieke forum is gesproken over concurrentievermogen, betere verhoudingen tussen de verschillende schakels in de keten, innovatie en etikettering. Tijdens het forum hebben zowel Eurocommissaris Hogan (DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling) als ook Eurocommissaris Andriukaitis (DG Gezondheid en Voedselveiligheid) een keynote speech gegeven.

Overige onderwerpen

Lichte grondbewerking blijvend grasland in Natura 2000-gebieden

Mijn voorganger heeft u in het Algemeen Overleg Natuurbeleid en Biodiversiteit van 28 mei 2015 toegezegd na te zullen gaan in hoeverre er binnen het ploegverbod, dat geldt voor blijvend grasland in Natura 2000-gebieden, ruimte gegeven kan worden voor vormen van lichte grondbewerking. Zoals ik in mijn brief van 16 december 2015 heb aangegeven (Kamerstuk 33 037, nr. 172), heb ik het Plant Research International (PRI) van Wageningen UR gevraagd mij hierover te adviseren. Het onderzoek is recentelijk afgerond1. PRI adviseert lichte vormen van grondbewerking toe te staan die nodig zijn om doorzaai mogelijk te maken, onder de voorwaarde dat de grasmat niet vernietigd wordt. PRI adviseert af te zien van bewerkingen en handelingen die de grasmat vernietigen (zoals frezen, spitten en doodspuiten), vanwege het risico op vernietiging van kwetsbare habitattypen. Bovendien zouden de effecten van dergelijke bewerkingen nagenoeg gelijk zijn aan de effecten van ploegen, wat in de Verordening 1307/20132 expliciet verboden is. Bij dit advies blijft de ruimte die de Europese Commissie geeft om lichte grondbewerking in ecologisch kwetsbare blijvende graslanden toe te staan ook goed controleerbaar. Bij een lichte grondbewerking en doorzaaien zal er namelijk altijd een dekkende vegetatie zichtbaar blijven, hetgeen duidelijk onderscheidend is van geploegd land. Ik heb besloten dit advies over te nemen. De ruimte om lichte grondbewerking toe te staan wordt opgenomen in de wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, die op 1 april 2016 in werking treedt.

EU-Visserijpartnerschapsovereenkomst en protocol Cookeilanden

De Europese Commissie heeft overeenstemming bereikt over een nieuwe visserijpartnerschapsovereenkomst en een nieuw protocol met de Cookeilanden. De partnerschapsovereenkomst is geldig voor een periode van acht jaar en het bijbehorende protocol voor vier jaar. Over het voorafgaande onderhandelingsmandaat bent u geïnformeerd bij brief van 4 juli 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 723). Nederland heeft ingestemd met dit onderhandelingsmandaat.

Het protocol geeft vier Spaanse schepen, zogenaamde purse seiners, toegang tot de wateren van de Cookeilanden om daar op tropische tonijn te vissen. Omdat in het overeengekomen protocol geen visserij door longliners is opgenomen zal er minder risico zijn van bijvangst van haaien. De vangsten van de vloot uit de EU dienen te voldoen aan de regels die zijn gemaakt binnen de regionale visserijbeheerorganisatie voor dit deel van de Stille Oceaan, de Western and Central Pacific Fisheries Commission (WCPFC). De EU zet zich binnen deze organisatie consequent in voor strenge beheermaatregelen voor tonijn en bijvangst van haaien. Een overeenkomst tussen de EU en de Cookeilanden maakt de positie van de EU in de WCPFC krachtiger. De EU heeft in deze regio verder enkel «slapende» overeenkomsten (met Kiribati, de Salomonseilanden en Micronesië): er zijn momenteel geen protocollen van kracht en er bestaat dus geen actieve samenwerking.

Voor dit protocol betaalt de EU voor de toegang de eerste twee jaar 385.000 euro en de laatste twee jaar 350.000 euro. Daarnaast is jaarlijks een bedrag van 350.000 euro gereserveerd voor sectorale steun. De sectorale steun wordt ingezet voor het versterken van het nationale visserijbeleid. Tevens hebben de EU en de Cookeilanden afgesproken samen te werken bij de strijd tegen illegale visserij (IUU). In de visserijpartnerschap is zoals gebruikelijk een clausule opgenomen voor mensenrechten en democratische beginselen.

Ik ben van mening dat de visserijovereenkomst en het protocol passen binnen de voorwaarden van duurzame visserij en helpen de EU in dialoog blijven in WCPFC-verband. Ik ben daarom voornemens in te stemmen met het visserijpartnerschap en het bijbehorende protocol.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Mogelijkheden om blijvend grasland in Natura 2000 gebieden te vernieuwen. Hein Korevaar, Wageningen University & Research centre, maart 2016. http://edepot.wur.nl/377539.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad.

Naar boven