21 501-28 Defensieraad

Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2015

Op 2 en 3 september a.s. komen de EU-Ministers van Defensie in Luxemburg bijeen voor een informeel overleg. Deze vergadering zal vooral in het teken staan van het vervolg op de discussie die de Europese Raad (ER) eind juni voerde over het Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid (GVDB). Ook zullen de militaire GVDB-missies en operaties worden besproken. In deze brief licht ik de verschillende onderwerpen nader toe. Ook ga ik in op de onderhandelingen over de administratieve overeenkomst tussen het EDA en Oekraïne, overeenkomstig mijn toezegging tijdens het AO op 16 juni jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 228).Ten slotte informeer ik u over de GVDB-gerelateerde prioriteiten van het Luxemburgse EU-voorzitterschap dat op 1 juli jl. van start is gegaan.

Werksessie I: Vervolg op de Europese Raad van 25 en 26 juni jl.

Tijdens de eerste werksessie zal worden teruggeblikt op de resultaten van de Europese Raad en zullen de benodigde vervolgstappen worden besproken. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de toekomst van de Europese defensiesamenwerking, capaciteitsontwikkeling, hybride dreigingen en capaciteitsopbouw ter ondersteuning van vrede en veiligheid (voorheen: «train & equip»). De secretaris-generaal van de Navo, de heer Stoltenberg, is bij deze werksessie aanwezig.

Terugblik Europese Raad

Zoals vermeld in het verslag van de ER van 25-26 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 997) hebben regeringsleiders en staatshoofden tijdens de ER in goede sfeer over het GVDB gesproken. HV Mogherini heeft haar rapport «The EU in a Changing Global Environment» gepresenteerd. In dit rapport concludeert zij dat de EU een brede gemeenschappelijke buitenland- en veiligheidsstrategie nodig heeft. Zoals verwacht hebben de regeringsleiders HV Mogherini verzocht om het strategische herzieningsproces (strategic review) voort te zetten. Zij moet deze strategie uiterlijk in juni 2016 aan de ER aan bieden. De Minister-President heeft tijdens de ER nogmaals het belang van een voortvarend proces onderstreept.

De regeringsleiders en staatshoofden hebben tijdens de ER ook over de versterking van het GVDB gesproken. Nederland acht dit van groot belang. De ER heeft geconcludeerd dat een toereikend niveau van nationale defensie-uitgaven noodzakelijk is, waarbij de Minister-President de noodzaak van een effectieve inzet van de middelen onderstreepte. Beide elementen zijn in de ER-conclusies opgenomen. De ER zal het onderwerp veiligheid en defensie nauwlettend blijven volgen. De Minister-President heeft het belang van reguliere bespreking van dit onderwerp beklemtoond.

Buitenland en Veiligheidsstrategie

Ik zal benadrukken dat een nieuwe EU Buitenland- en Veiligheidsstrategie, en het daaraan gekoppelde vernieuwde ambitieniveau, ook een bepaalde capaciteitsbehoefte impliceert. De nieuwe strategie moet dus duidelijk maken welke middelen de EU nodig heeft om de dreigingen en uitdagingen tegemoet te treden en om haar belangen effectief te behartigen. Bezien moet worden of de huidige EU-capaciteitsprocessen, zoals het Helsinki Headline Goal-proces en het Capability Development Plan, nog geschikt zijn of dat zij moeten worden aangepast of wellicht vervangen door een nieuw instrument (bijvoorbeeld een GVDB-witboek). Dit nieuwe of aangepaste instrument moet Europese defensiesamenwerking verder stimuleren en wat mij betreft minder vrijblijvend maken.

Capaciteitsontwikkeling

Het EDA heeft in mei de opdracht gekregen te kijken naar nieuwe mogelijkheden voor defensiesamenwerking. Nederland staat hiervoor open en moedigt andere lidstaten aan (nieuwe) mogelijkheden tot samenwerking te benutten. Nederland acht het van belang dat nieuwe initiatieven bijdragen aan het oplossen van de bestaande tekorten zoals beschreven in het huidige Capability Development Plan (CDP) en kunnen rekenen op de actieve bijdrage van ten minste enkele lidstaten. Tevens is het van belang dat de lopende EDA-projecten zoals Air-to-Air Refuelling (AAR), Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), Governmental Satellite Communication en Cyber vooruitgang boeken.

Hybride dreigingen

De secretaris-generaal van de Navo, de heer Stoltenberg, zal tijdens de werksessie zijn visie uiteenzetten over het tegengaan van hybride dreigingen en de samenwerking tussen de EU en de Navo op dit gebied. Ik zal onderstrepen dat de ontwikkeling van een strategische aanpak een zaak is van beide organisaties. Institutionele moeilijkheden mogen een gezamenlijke aanpak dan ook niet in de weg staan. Europa mag op dit terrein geen verdeeldheid tonen, daarvan zou een hybride tegenstander alleen maar voordeel kunnen hebben. Het is van belang dat de EU zo snel mogelijk haar aandeel in deze strategische aanpak uitwerkt. De gezamenlijke mededeling van de Commissie en EDEO die voor het einde van dit jaar gereed moet zijn, acht ik dan ook van groot belang. Het effectief tegengaan van hybride dreigingen vergt een flexibele en geïntegreerde aanpak waarbij alle instrument die de EU ter beschikking heeft op gecoördineerde wijze moeten worden ingezet. De regering is voornemens om tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap een begin te maken met de uitvoering van dit nieuwe EU-beleidskader en zal daarbij specifiek aandacht schenken aan de EU-Navo samenwerking op dit gebied.

Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van vrede en veiligheid

Tijdens de RBZ-Defensie in mei en de Europese Raad in juni heeft HV Mogherini wederom het belang onderstreept van het effectiever en duurzamer maken van de GVDB-missies en operaties. Het is daarbij van belang dat de GVDB-trainingsactiviteiten worden gekoppeld aan bredere capaciteitsopbouwactiviteiten van de Europese Commissie, lidstaten en andere donoren. In april is het nieuwe EU-beleidskader voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van vrede en veiligheid gepresenteerd. De uitvoering hiervan is onlangs begonnen. In dit kader zijn pilot projecten gaande in Mali en Somalië en ter ondersteuning van de African Peace and Security Architecture (APSA). Ik zal opmerken dat deze activiteiten een integraal onderdeel moeten zijn van bredere hervormingen van de veiligheidssector (Security Sector Reform) in de desbetreffende landen, waarbij er aandacht is voor doelmatigheid, accountability en integriteit. Ook zal ik erop aandringen dat de resultaten van de huidige pilot projecten worden meegenomen in de ontwikkeling van het bredere EU SSR-raamwerk dat in de loop van 2016 wordt verwacht.

Werksessie II: GVDB-missies en operaties

Tijdens de tweede werksessie worden de Ministers van Defensie door de respectievelijke commandanten geïnformeerd over drie militaire operaties met een executief mandaat (EUNAVFOR MED, EUNAVFOR Atalanta en EUFOR Althea) en de militaire trainings- en adviesmissies (EUTM Mali, EUTM Somalië, EUMAM CAR en EUSEC Congo). Naast de secretaris-generaal van de Navo zal ook de plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN voor vredesoperaties, de heer Ladsous, bij deze sessie aanwezig zijn.

EUNAVFOR MED

Ik verwacht dat tijdens de discussie over de GVDB-operaties de aandacht vooral zal uitgaan naar EUNAVFOR MED. De operatie bevindt zich nu in de eerste fase (informatie vergaren over mensensmokkelnetwerken en het uitvoeren van patrouilles). De operationele voorbereiding van fase twee (het enteren, doorzoeken en in beslag nemen van verdachte schepen op open zee en eventueel in territoriale wateren) is al gaande, maar deze kan pas beginnen wanneer er een toereikend volkenrechtelijke mandaat is, dat op een VN-Veiligheidsraadresolutie en/of een verzoek van de Libische regering berust. Deze voorwaarde geldt ook voor fase drie van de missie (vernietiging van middelen gebruikt voor mensensmokkel). De onderhandelingen over een resolutie liggen momenteel stil en worden mogelijk hervat als er een eenheidsregering ontstaat.

Nederland neemt op dit moment niet met militaire eenheden en materieel deel aan deze missie, maar levert conform de bestaande Europese afspraken militairen aan het operationele hoofdkwartier (OHQ) in Rome en het Force Headquarters (FHQ) aan boord van het Italiaanse vlaggenschip.

Trainingsmissies

De discussie over de trainingsmissies zal zich richten op de uitrustingsproblemen van te trainen eenheden in de verschillende missiegebieden. Deze eenheden worden veelal geplaagd door gebrekkige trainingsfaciliteiten en een gebrek aan uitrusting, waardoor de trainingen worden bemoeilijkt. Een aantal lidstaten pleit voor Quick Impact Projects ter verbetering van de lokale faciliteiten. De financiering hiervan is echter een heikel punt. Wat de financiering van uitrusting betreft, is het kabinet van mening dat de kosten hiervan ten laste moeten komen van communautaire EU-middelen, maar binnen het reeds afgesproken EU-budget (meerjarig financieel kader). Militaire activiteiten (vooral trainingsmissies) vormen immers in toenemende mate een belangrijk onderdeel van bredere inspanningen voor capaciteitsopbouw, hervorming van de veiligheidssector en het scheppen van voorwaarden voor duurzame ontwikkeling.

Onderhandelingen over de administratieve overeenkomst tussen het EDA en Oekraïne

Het EDA heeft de mogelijkheid om een overeenkomst (administrative arrangement) aan te gaan met andere EU-instituties, internationale organisaties of derde landen, als dit de missie van het EDA ondersteunt: het versterken van de Europese defensiecapaciteiten. Met deze overeenkomsten kan het EDA de bijdrage van derde landen of partijen aan specifieke projecten mogelijk maken. In maart gaven de lidstaten het EDA toestemming om onderhandelingen met Oekraïne te starten. Het EDA spreekt met Oekraïne onder andere over de mogelijkheden tot het uitwisselen van informatie over lopende programma’s, het identificeren van mogelijke bijdragen van Oekraïne en de benodigde veiligheidsmaatregelen om de overeenkomst te kunnen uitvoeren. Er wordt nu eerst geïnventariseerd wat er haalbaar en wenselijk is. Ik kan nu dan ook nog niet overzien of en wanneer deze samenwerking tot stand zal komen en welke vorm de mogelijke samenwerking zal krijgen. Zodra hierover meer informatie beschikbaar is, zal ik u nader informeren.

Prioriteiten van het Luxemburgse EU-voorzitterschap

Tot slot wil ik u informeren over de GVDB-gerelateerde prioriteiten van het Luxemburgs EU-voorzitterschap dat op 1 juli jl. van start is gegaan. Luxemburg organiseert het EU-voorzitterschap voor de twaalfde keer, maar voor het eerst na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

«Het versterken van de EU-rol op het wereldtoneel» is een van de overkoepelende beleidsprioriteiten voor de Luxemburgers en een afgeleide van de vijfde prioriteit van de strategische agenda van de EU (de Unie als sterke mondiale speler). Deze prioriteit geldt ook voor het Nederlands EU-voorzitterschap als uitgangspunt.

Tijdens het voorzitterschap zal Luxemburg zich wat het GVDB betreft richten op de uitvoering van de afspraken uit de Europese Raad van 25-26 juni jl. en de ondersteuning van HV Mogherini bij de uitwerking van de nieuwe EU Buitenland- en Veiligheidsstrategie. Ook wil Luxemburg aandacht schenken aan het verder vorm geven van de geïntegreerde benadering, de versterking van Europese capaciteitsontwikkeling (waar mogelijk door middel van Publiek-Private Samenwerking) en samenwerking met internationale partners zoals de VN, de Navo, de OVSE, de AU, de Arabische Liga en ASEAN. Deze prioriteiten sluiten nauw aan bij de defensieprioriteiten van het Nederlandse EU-voorzitterschap die ik in de brief aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-28, nr. 125) uiteen heb gezet.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven