5 Circulaire economie

Voorzitter: Van der Lee

Circulaire economie

Aan de orde is het tweeminutendebat Circulaire economie (CD d.d. 20/04).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat circulaire economie. Ik heet de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom. Er hebben zich zeven leden ingeschreven. In verband met een ander debat zal mevrouw Van der Graaf nu als eerste spreken namens de ChristenUnie. Ik geef haar het woord.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. En dank aan de collega's die mij de ruimte geven om eerder dan hen te spreken terwijl ik me wat later dan hen heb aangemeld. Ik heb twee moties naar aanleiding van het debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 juli de UPV Textiel formeel ingaat en retailers inzameling van textiel moeten faciliteren;

overwegende dat ondernemers aanlopen tegen ruimtegebrek bij het plaatsen van een inzamelbox in hun winkel, maar van de gemeente niet een inzamelbox tijdens openingstijden voor hun winkel neer mogen zetten;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG en producenten over de omgang met inzamelfaciliteiten in de buitenruimte en te komen tot een werkbare oplossing, zodat ondernemers aan hun UPV-verplichtingen kunnen voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 235 (32852).

U heeft een interruptie van mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik heb even een verduidelijkende vraag. Ik hoor mevrouw Van der Graaf zeggen: zodat de producenten aan hun UPV-verplichtingen, dus hun inzamelingsdoelstelling, kunnen voldoen. Maar daarbij staat wel de rol van gemeenten enorm onder druk. U gaat dan in gesprek met de gemeenten. Er zijn zelfs al geluiden dat ze zo efficiënt mogelijk en zo min mogelijk willen bijdragen aan de inzamel- en recyclekant. Hoe verhoudt zich dat tot uw motie? Of kunnen we misschien de staatssecretaris vragen om daar ook op te reflecteren?

De voorzitter:

Wilt u wel via de voorzitter spreken?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik denk dat we de staatssecretaris sowieso kunnen vragen om daar een reflectie op te geven. Onze gedachte was dat we die verantwoordelijkheid niet eenzijdig bij de gemeenten moeten neerleggen. In de motie zit verwerkt dat hier ook een verantwoordelijkheid ligt voor de producenten. Wij roepen de staatssecretaris in de motie op om niet alleen met de gemeenten maar ook met de producenten en de ondernemers in gesprek te gaan om te zoeken naar een werkbare oplossing. Misschien liggen er gewoon heel praktische vragen aan ten grondslag. Dan denken wij: kom eruit, want we vinden het belangrijk dat we dit gewoon met elkaar regelen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het NPCE de doelstelling voor 2025 is dat ten minste 50% van het ingezamelde textiel hergebruikt of gerecycled wordt, waarvan minimaal 25% vezel-tot-vezelrecycling betreft;

constaterende dat dit in 2030 respectievelijk om 75% en 33% gaat;

overwegende dat een verplicht percentage vezel-tot-vezelrecyclaat in kleding een positieve verandering in de textielketen met zich meebrengt en een stimulerende werking heeft die de doelen uit het NPCE dichterbij brengt;

verzoekt de regering om in overleg met de sector per stof een passend en haalbaar percentage recyclaat in kleding verplicht te stellen, dat door de jaren heen kan oplopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 236 (32852).

Wederom een vraag van mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik heb nog een verduidelijkingsvraag. U hebt het over een percentage recyclaat. Gaat het er dan specifiek om dat het een recyclaat van kleding is? Ik heb ook een motie voorbereid, over petflessen die verwerkt worden in de textiel. Als dat de doelstelling is, kunt u rekenen op mijn steun.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ja, ik heb het zo vormgegeven: vezel-tot-vezelrecyclaat.

Voorzitter. Naar aanleiding van de motie-Van der Graaf c.s. op stuk nr. 221 (32852) overlegt de staatssecretaris met buurlanden en verkent zij de juridische mogelijkheden voor een nationaal verbod op vernietiging van niet-verkochte goederen. Op 4 oktober 2023 is het volgende commissiedebat Circulaire Economie gepland. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of zij voor dat moment de Kamer kan informeren over de uitkomsten.

De voorzitter:

De volgende spreker is de heer Haverkort, die namens de VVD het woord gaat voeren en zo te zien een aantal moties gaat indienen.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, geen zorgen. Ik heb twee moties en nog een vraag. Het is geen hele stapel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks ongeveer 40 miljoen kilogram herbruikbaar e-waste in de afvalbak belandt;

constaterende dat Nederland jaarlijks ongeveer 40 miljoen kilogram aan elektronisch materiaal exporteert;

overwegende dat de beschikbaarheid van schaarse aardmetalen voor het produceren van elektronische apparaten in de toekomst zal afnemen, terwijl de behoefte aan deze grondstoffen zal toenemen;

overwegende dat de prijs van schaarse aardmetalen daardoor flink zal stijgen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe, met oog voor de Europese context, in Nederland voorkomen kan worden dat schaarse aardmetalen verloren gaan door export van e-waste,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Haverkort, Bontenbal, Van Esch, Bouchallikh, Thijssen en Hagen.

Zij krijgt nr. 237 (32852).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat innovatieve Nederlandse bedrijven circulaire koplopers zijn in Europa;

constaterende dat hoogwaardig hergebruik van grondstoffen essentieel is bij de ontwikkeling naar een circulaire economie;

constaterende dat de definitie van "hoogwaardig hergebruik" niet eenduidig is en dat in de praktijk vooral gekeken wordt of materialen in dezelfde soort producten terechtkomen;

verzoekt de regering te komen met een eenduidige definitie van het begrip "hoogwaardige recycling",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Haverkort.

Zij krijgt nr. 238 (32852).

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dan heb ik nog een vraag. In het nationaal programma staat het volgende: "Daarnaast willen we op internationaal niveau een gelijk speelveld creëren door alle EU-landen te verplichten om afvalverbranding financieel te belasten". Hoe gaat de staatssecretaris dat bereiken? Wat betekent het voor importheffingen op afval, die nu per land grote verschillen laten zien? Wanneer kan de Kamer een concreet voorstel tegemoetzien?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De derde spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Bouchallikh. Zij zal namens GroenLinks het woord voeren.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties over thema's waarvan collega's weten dat ze me aan het hart gaan: statiegeld en de kringloop.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er momenteel sprake is van tientallen miljoenen euro's aan geïnd statiegeld dat ongebruikt is als gevolg van niet-ingezamelde flessen en blikjes;

overwegende dat het vergroten van het aantal innamepunten voor flessen en blikjes kan bijdragen aan een verbeterde inzameling en recycling, met name in dichtbevolkte gebieden;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met Afvalfonds Verpakkingen en afspraken te maken over de besteding van het geld dat ongebruikt blijft als gevolg van niet-ingezamelde flessen en blikjes, en hierbij erop aan te sturen dat de overgebleven middelen worden besteed aan het uitrollen van extra innamepunten in de drukst bevolkte gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en Van Esch.

Zij krijgt nr. 239 (32852).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nieuwe regelgeving in de maak is die tweedehandswinkels verplicht om ingenomen goederen te registreren;

overwegende dat het de vrijwilligers van tweedehandswinkels veel moeite en tijd kost om de registratie van goederen bij te houden;

overwegende dat het onduidelijk is in hoeverre deze registratieplicht witwaspraktijken voorkomt;

verzoekt de regering om onderzoek te doen naar welke problematiek daadwerkelijk wordt verholpen met het invoeren van deze verplichting en de Kamer te informeren over de conclusies van dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en Van Esch.

Zij krijgt nr. 240 (32852).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik vind deze twee thema's zo belangrijk omdat ze gaan over mensen die echt het goede willen doen: flesjes terugbrengen, dingen naar de kringloop brengen, vrijwilligers die bij de kringloop werken om juist bij te dragen aan de circulaire economie. Ik hoop van harte dat we met z'n allen kunnen helpen om het makkelijker voor hen allemaal te maken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Haar naam werd al twee keer genoemd als mede-indiener: het woord is aan mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik heb één vraag en twee moties.

Ik begin met een vraag aan deze staatssecretaris. Ik heb begrepen dat enkele bedrijven de zogenoemde grootste lobbyactie die sommige insiders ooit hebben gezien in het Europees Parlement, zijn begonnen. Zij zijn die begonnen tegen de verpakkingsverordening van de EU. De actie is voornamelijk gericht tegen dat hergebruik. Ik heb ook begrepen dat McDonald's hierin vooroploopt, terwijl dat bedrijf in deze Kamer middels de heer Haverkort goede sier probeerde te maken met een intentieverklaring waarin nota bene staat dat het streeft naar hergebruik. Ik vind dat heel zorgelijk. Ik weet dat deze staatssecretaris heeft toegezegd om in Europa haar steun uit te spreken voor de ambitieuze hergebruikdoelstellingen die we nodig hebben. Ik wil haar nogmaals oproepen om dat echt te blijven doen, om uit te spreken dat zij tegen dit soort lobbypraktijken is en om haar intenties niet te wijzigen.

Dan de moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Overshoot Day, de dag waarop we de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de Aarde overschrijden, dit jaar al viel op 12 april;

overwegende dat met de uitvoering van het Nederlandse klimaat- en circulaire-economiebeleid de Nederlandse Overshoot Day zou kunnen opschuiven naar juni, maar dat we dan nog steeds consumeren ten laste van toekomstige generaties;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de Nederlandse Overshoot Day vanaf nu elk jaar anderhalve maand opschuift, zodat de Nederlandse Overshoot Day uiterlijk in 2030 op 31 december valt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 241 (32852).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bedrijfsleven ervoor heeft gezorgd dat de invoering van statiegeld op blik drie maanden werd uitgesteld;

constaterende dat hierdoor drie maanden langer blikjes in het zwerfafval terecht zijn gekomen;

overwegende dat de kosten voor het drie maanden langer opruimen, inzamelen en verwerken van deze blikjes door de Zwerfinator zijn begroot op ruim 12 miljoen, wat vervolgens wordt betaald door de belastingbetaler;

verzoekt de regering de kosten voor het drie maanden langer opruimen, inzamelen en verwerken van blikjes in het zwerfafval te verhalen op het bedrijfsleven en dit ten goede te laten komen aan het terugdringen van zwerfafval,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 242 (32852).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Hagen gaat namens D66 het woord voeren.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Allereerst twee moties om de kledingindustrie te verduurzamen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de UPV Textiel richting geeft aan de verduurzaming van de kledingindustrie;

verzoekt de regering in overleg met de producenten van de UPV Textiel te komen tot doelstellingen op het gebied van afvalpreventie, onderwijs en innovatie en de mogelijkheid om het fonds in te zetten voor verduurzaming van de keten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 243 (32852).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de mode-industrie bij gerecycled materiaal het nu vaak om gerecyclede petflessen gaat in plaats van vezel-tot-vezelrecycling, terwijl dit niet de meest circulaire toepassing en dus hoogwaardige toepassing is van een petfles;

verzoekt de regering er in Europa voor te pleiten om een ambitieus percentage postconsumer gerecycled textiel in nieuwe kleding te verplichten en daarbij in te zetten op vezel-tot-vezelrecycling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 244 (32852).

Mevrouw Hagen (D66):

Ten slotte een motie over het doorrekenen van het NPCE.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment niet duidelijk is of de maatregelen in het NPCE optellen tot de doelstellingen van 50% grondstofverbruikreductie in 2030 en volledig circulair in 2050;

overwegende dat zowel het PBL als de SER aangeeft dat de circulaire transitie (grondstoffentransitie) vraagt om meer actie dan in het NPCE is voorzien;

verzoekt de regering het NPCE te laten doorrekenen en te voorzien van een afrekenbare planning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen en Thijssen.

Zij krijgt nr. 245 (32852).

Dank u wel. Dan gaat de heer Bontenbal namens het CDA het woord voeren.

De heer Bontenbal (CDA):

Dank, voorzitter. Ik heb deze portefeuille mogen overnemen van collega Agnes Mulder. Zij heeft dat met veel verve gedaan en nu mag ik daarmee aan de slag. Ik heb daar veel zin in. Om maar gelijk van start te gaan en mijn stempel enigszins op circulaire economie te drukken, heb ik één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het onlangs gepresenteerde aanvullende klimaatpakket het kabinet heeft voorgesteld om normering van het aandeel recyclaat in de vervaardiging van kunststoffen uit te werken;

overwegende dat deze aanpak, wanneer deze succesvol is, mogelijk ook bij andere grondstoffen en producten mogelijk en effectief kan zijn;

overwegende dat klimaat- en duurzaamheidsbeleid niet ophoudt bij de Nederlandse grens en daarin aandacht moet zijn voor de verduurzaming van energie- en grondstoffen in de ketens van producten;

verzoekt de regering te onderzoeken of ook voor andere producten, zoals beton, staal, enzovoorts, normering van het aandeel duurzame, biobased of gerecyclede grondstoffen in de vervaardiging van deze producten mogelijk, effectief en wenselijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontenbal en Haverkort.

Zij krijgt nr. 246 (32852).

Hartelijk dank en veel succes. De heer Thijssen spreekt als laatste in dit tweeminutendebat namens de Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. In aanvulling op de motie die ik samen met mevrouw Hagen net heb ingediend. We zien dat er een hele goede ambitie ligt van deze regering om helemaal circulair te zijn in 2050. Er zijn ook ambities voor 2030. We zien alleen ook dat die ambities op dit moment niet gehaald worden. Het is goed om het NPCE dat te laten doorrekenen, want dan weten we echt hoever we komen, maar het lijkt onontkoombaar dat er extra beleid moet komen. De staatssecretaris heeft daarover ook een brief gestuurd: kunnen we met een ibo of een ander soort rapport werken dat de Kamer handvatten aanreikt voor hoe we extra beleid kunnen maken, zodat we een gesprek met elkaar kunnen hebben over wat we nu extra gaan doen in Nederland om die doelen toch te halen? Ik wil graag zeker weten dat we die inventarisatie van extra beleidsmaatregelen gaan doen. Vandaar dat ik een motie heb gemaakt, weer samen met mevrouw Hagen, over een ibo. Ik denk dat dat een mooi instrument is om dit te doen. Maar het zou natuurlijk ook kunnen dat we het meer doen zoals de staatssecretaris heeft aangegeven in haar brief. Laten we dan overleggen hoe we kunnen vastpinnen dat we dit gaan inventariseren en dat we extra beleid gaan maken. Daarom dus de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de circulaire-economiedoelen voor zowel 2030 als 2050 niet worden gehaald;

overwegende dat het pad naar een volledig circulaire economie in 2050 nog te onduidelijk is;

overwegende dat de Tweede Kamer moet kunnen meebeslissen over de in te voeren maatregelen;

verzoekt de regering een interdepartementaal beleidsonderzoek (ibo) uit te voeren dat stimulerende, beprijzende en normerende maatregelen in kaart brengt die richting 2030 genomen moeten worden om de circulariteitsdoelen te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Hagen.

Zij krijgt nr. 247 (32852).

Dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. We gaan zeven minuten schorsen, tot 11.10 uur.

De vergadering wordt van 11.02 uur tot 11.12 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat over circulaire economie. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het woord. Zij zal ook dertien moties van een appreciatie voorzien. Ga uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat klopt, voorzitter. Ik heb ook nog drie vragen liggen; die zal ik daarna beantwoorden.

De motie op stuk nr. 235 van mevrouw Van der Graaf geef ik graag oordeel Kamer, als ik de motie zo mag lezen dat ik daarover in gesprek ga met de VNG en de producenten om hen aan te sporen om tot een oplossing te komen.

De voorzitter:

Ik noteer oordeel Kamer; dat is prima.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik weet niet hoe dat werkt als de indiener er niet is. Maar het geldt dus wel met die interpretatie erbij.

De voorzitter:

Ja, dat heeft u gezegd.

Staatssecretaris Heijnen:

Hetzelfde geldt voor de tweede motie, op stuk nr. 236. Als ik de motie mag lezen als een aansporing om met een ambitieuze inzet naar Brussel te gaan, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Er is toch een vraag van de heer Bontenbal.

De heer Bontenbal (CDA):

De ChristenUnie is er nu niet, dus ik weet niet of zij 'm zo lezen. Als zij zeggen "we lezen 'm zo niet; we willen een andere interpretatie", dan heeft -ie wel oordeel Kamer. Maar dan weet ik niet of de ChristenUnie 'm zo leest, dus het is voor mij moeilijk om te stemmen straks.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat was zojuist ook mijn punt, maar dat kunnen we nu niet veranderen. Maar in elk geval is de interpretatie van het kabinet daarmee gegeven.

De voorzitter:

De interpretatie is gegeven. Maar het alternatief is dat u ze ontraadt, met de vraag aan de ChristenUnie om ze te herschrijven of iets dergelijks. Ik weet niet of dat nou zo praktisch is.

Mevrouw Hagen (D66):

De indienster vraagt helemaal niet om naar Brussel te gaan. Ze vraagt om met de sector in gesprek te gaan. Dus volgens mij is dit niet de interpretatie die zij zoekt.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is zo dat de inzet onze Europese inzet is. Dus vandaar dat we ook die inzet zo naar Brussel willen brengen.

De voorzitter:

Dat lijkt me prima. Is de heer Bontenbal tevreden? Anders kan hij misschien nog in overleg treden met zijn coalitiepartner.

De heer Thijssen (PvdA):

Het is goed dat dat de insteek is van het kabinet richting Europa, maar er staat hier niks over Europa. Dus volgens mij gaat dit gewoon over het nationaal beleid. Dat we dat ook in Europa uitdragen is prima, maar dit gaat over de vraag: ga je dit doen in Nederland?

Staatssecretaris Heijnen:

Even voor de helderheid zeg ik het volgende. Het verplichte percentage recyclaat is een belangrijk onderdeel van de ecodesignrichtlijn die de Europese Commissie gaat uitwerken op het gebied van textiel. Dat gaat gebeuren in 2024. En dan is het onze Nederlandse inzet om die op dat moment daar onder de aandacht te brengen. Dat zal de exacte inzet zijn. Uiteraard ben ik altijd in gesprek met de sector om te kijken hoe wij onze inzet precies vorm gaan geven.

De voorzitter:

De motie heeft dus oordeel Kamer gekregen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, mits ik 'm zo kan interpreteren. Het is zo dat uiteindelijk een percentage in de richtlijn Europees moet landen. Uiteraard ben ik blijvend in gesprek met de sector om te kijken wat ook een haalbaar percentage is. Wij zijn daarin zeer ambitieus, en dus mogen mevrouw Van der Graaf en de rest van de Kamer ervan uitgaan dat wij met de sector in gesprek zijn daarover. Maar uiteindelijk gaat het erom dat dat landt in die ecodesignrichtlijn.

De heer Thijssen (PvdA):

Sorry, maar daar gaat de motie niet over. De motie vraagt: gaat de staatssecretaris met de sector een percentage recyclaat in kleding verplicht stellen? Dat is ongeacht wat er in Europa gebeurt. Het is fijn dat het ook in Europa gebeurt — dat zou heel mooi zijn — maar als het niet gebeurt in Europa, dan zegt de motie: doe het dan in Nederland.

Staatssecretaris Heijnen:

Als dat de interpretatie is, dan gaat de motie verder dan wat ik op dit moment kan toezeggen, omdat wij aangeven dat wij ook in die ecodesignrichtlijn willen zorgen dat bepaalde percentages verplicht worden gesteld. Daarover zijn wij op dit moment in gesprek met de sector. We willen dat dus niet ook nog op landelijk niveau verder verplicht stellen.

De heer Thijssen (PvdA):

Voorzitter, mag ik het proberen? Volgens mij wordt de motie dan ontraden. En als mevrouw Van der Graaf het wil aanpassen, kan de gewijzigde motie oordeel Kamer krijgen. Maar dat moeten we dan even zien voor de stemmingen.

Staatssecretaris Heijnen:

Als zij zich niet kan vinden in de interpretatie die ik in eerste instantie gaf, zal ik de motie ontraden. Anders kan ik haar alsnog oordeel Kamer geven.

De heer Bontenbal (CDA):

De ChristenUnie is er nu niet. Volgens mij kunnen wij dit nu niet beoordelen. Volgens mij moeten allebei de moties ontraden worden. Als de ChristenUnie het alsnog met de interpretatie eens is, kan ze de motie aanpassen of moet dat ergens in een briefje staan. Anders zou ik zeggen: allebei ontraden.

Staatssecretaris Heijnen:

Als dat de gebruikelijke werkwijze is, zal ik de moties beide ontraden. Ik wil daar wel graag bij aangetekend hebben dat ik dat om die reden doe.

De motie op stuk nr. 237 van de heer Haverkort kan ik oordeel Kamer geven. Er gebeurt al erg veel op dit punt, zoals de aanscherping van de exportregels voor e-waste. Ik zal zeker kijken wat we eventueel nog extra kunnen doen. Ik zal daar in een brief aan de Kamer op terugkomen.

De motie op stuk nr. 238 van de heer Haverkort kan ik ook oordeel Kamer geven. Een eenduidige definitie van hoogwaardige recycling hoort bij een transitie naar de circulaire economie.

De motie op stuk nr. 239 over het Afvalfonds Verpakkingen moet ik helaas ontraden. De wettelijke verantwoordelijkheid voor het inrichten, het betalen en het draaien van het systeem voor statiegeld ligt bij de producenten. Zij bepalen zelf wat er gebeurt met het geld dat is overgebleven van blikjes die niet worden ingeleverd. Dat kunnen ze gebruiken om het systeem mee te bekostigen, want zij zijn verantwoordelijk voor het betalen van het statiegeldsysteem. Ze kunnen het bijvoorbeeld ook gebruiken voor nieuwe inzamelpunten of anderszins. In het systeem zoals we dat hebben, ligt die keuze bij hen.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik snap dat de keuze daar ligt. Daarom vraag ik ook om met hen in gesprek te gaan, onder andere omdat we in de afgelopen maanden hebben gezien dat er eerlijk gezegd niet heel constructief wordt meegewerkt. Daarom vinden wij het nodig om vanuit de Kamer een zetje in de goede richting te geven. Ik zou het jammer vinden als de staatssecretaris daar niet in meegaat. We hebben eerder geprobeerd uit vertrouwen te handelen. Dat is niet helemaal gegaan zoals gewenst. Ik zou het dus fijn vinden als zij iets kan doen om met het Afvalfonds de goede richting op te gaan.

Staatssecretaris Heijnen:

Er is bij het statiegeldsysteem een behoorlijk aanloopprobleem geweest. Daar balen we denk ik allemaal van. Daar komt dadelijk ook nog een motie van mevrouw Van Esch over ter sprake. De rechter heeft hier bepaalde uitspraken over gedaan. Wij hebben geprobeerd om het systeem te verplichten. Het systeem is vanaf 1 januari officieel ingegaan. Producenten hebben zelf nog een aantal maanden langer nodig gehad om het systeem in te regelen. Dat zal ongetwijfeld nog verder moeten worden uitgewerkt en uitgerold. Daarvoor gebruiken zij het geld dat zij overhouden aan de niet ingeleverde blikjes. Dat is de manier waarop we het systeem hebben ingeregeld. Ik hoor mevrouw Bouchallikh zeggen dat zij graag naar een systeem toe wil waarin wij meer kunnen bepalen wat er gebeurt met de gelden die overblijven van niet ingeleverde statiegeldverpakkingen, maar dat is niet hoe het systeem werkt.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Tot slot, voorzitter. Het systeem van het statiegeld is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van deze producenten.

Staatssecretaris Heijnen:

Precies.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik wil het met deze motie makkelijker maken voor de mensen, de burgers die hun statiegeldflesjes willen inleveren. Ik zou het fijn vinden als de prioriteit van de staatssecretaris bij die mensen ligt en niet bij de organisaties die zich niet goed aan de regels houden. Dat is wat deze motie vraagt: leg de nadruk op het gemak van de consument, die braaf die dingen gaat inleveren. De verantwoordelijkheid voor het systeem moet primair liggen bij diegenen die daarop zullen worden aangesproken. Dat is nu niet aan de orde. Ik hoop dat de secretaris dit signaal wil afgeven. Ik vertrouw het anders niet.

Staatssecretaris Heijnen:

Uiteindelijk gaat het er zeker om dat het systeem zo goed mogelijk werkt, dat er voldoende inzamelpunten zijn en dat de producenten ervoor zorgen dat het systeem op een klantvriendelijke manier is ingericht. Daar zijn ze ook voor verantwoordelijk. Ik kan mevrouw Bouchallikh toezeggen dat ik nogmaals met de sector in gesprek zal gaan om ze er nog eens op te wijzen dat klantvriendelijkheid en gemak bij de inzameling heel hoog op onze prioriteitenlijst staan en dat daar vanuit de Kamer nog eens extra aandacht voor is gevraagd.

Mevrouw Hagen (D66):

Er zijn inwoners die statiegeld betalen en dat niet meer ophalen, terwijl het eigenlijk hun geld is. Begrijp ik goed dat het Afvalfonds dat geld naar hartenlust aan alles mag besteden?

Staatssecretaris Heijnen:

Het systeem is zo ingeregeld dat de producenten verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van het systeem rondom statiegeld. Het klopt dat zij de opbrengst van blikjes en flessen die niet worden ingeleverd zullen gebruiken voor het inregelen en het bekostigen van het systeem. Maar uiteindelijk is de besteding van de gelden die overblijven, het geld van niet-ingezamelde blikjes en flessen, aan de producenten zelf. Zij zijn wel gehouden aan het inrichten van een goed werkend statiegeldsysteem. Dat staat sowieso voorop. Als er signalen zijn dat dat systeem niet goed is ingeregeld, dan kunnen we hen daarop aanspreken, maar uiteindelijk gaan zij zelf over de besteding van die gelden. Zo hebben we het ingeregeld.

Mevrouw Hagen (D66):

Dan heb ik een verzoek. Misschien kan de staatssecretaris, als zij dan toch in gesprek gaat, er ook op wijzen dat doelstellingen als innovatie onderdeel worden van dit gesprek.

Staatssecretaris Heijnen:

Zeker, ik zal daar aandacht voor vragen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Afrondend. Dan krijgt de motie nu toch wel oordeel Kamer? Het verzoek is om in gesprek te gaan. Dat is net toegezegd. Dan is het oordeel toch gewoon gewijzigd?

Staatssecretaris Heijnen:

Er staat in de motie dat er afspraken gemaakt moeten worden over de besteding van het geld dat ongebruikt blijft. Dat gaat een stap te ver. Wat ik wel kan doen, is de producenten er nog een keer op wijzen dat zij verantwoordelijk zijn voor het systeem, dat het klantvriendelijk ingericht moet worden en dat de Kamer daar nogmaals aandacht voor vraagt. Dat kan ik doen. Maar het is niet zo dat ik in gesprek ga met de producenten om te zeggen hoe zij het geld specifiek moeten besteden. Dat is aan hen. Het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat er dadelijk een keer genoeg inzamelpunten zijn maar dat er behoefte is aan betere software, om maar iets te noemen. Dan is het aan hen om die afweging te maken, zo lang het maar zo klantvriendelijk mogelijk en goed is ingericht.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan blijf ik nog zitten met de vraag waarom deze motie wordt ontraden. Op z'n minst de helft van de motie, of zelfs meer dan de helft van de motie, is zojuist toegezegd. Je kunt altijd proberen afspraken te maken. Het probleem met het systeem is dat we het aan het bedrijfsleven hebben overgelaten; dat merken we weer in deze discussie. Dat moeten we dan bij de evaluatie nog maar eens aanstippen, zou ik zeggen. Maar volgens mij kan dit gewoon.

Staatssecretaris Heijnen:

Het klopt dat ik een deel van de motie graag wil uitvoeren en dat ik mevrouw Bouchallikh tegemoet wil komen, maar ik kan niet de hele motie onderschrijven. Om die reden moet ik de hele motie ontraden. Maar ik doe wel een aantal toezeggingen om mevrouw Bouchallikh en andere partijen in de Kamer die het met haar eens zijn, tegemoet te komen.

De voorzitter:

We gaan door naar de motie op stuk nr. 240.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 240 moet ik helaas ontraden. De wetgeving die mevrouw Bouchallikh noemt, is de beleidsverantwoordelijkheid van mijn collega van Justitie en Veiligheid. Aangegeven wordt dat kringloopwinkels al heel lang verplicht zijn om zich aan de registratieplicht te houden. Zoals uit de recente antwoorden op Kamervragen van de leden Van Nispen en Leijten blijkt, kopen kringloopwinkels deels tegen betaling goederen in en is er met name bij de commerciële kringloop sprake van enige vatbaarheid voor witwassen. Daarnaast is er ook wel behoefte om een goede registratie te hebben van duurdere producten, zoals televisies of andere producten die geregistreerd zijn, zoals fietsen. Dat geldt ook voor laptops. De politie wil dit soort producten graag uit het economisch verkeer halen, ook als ze bij de kringloop eindigen. Andere producten die kringloopwinkels gratis krijgen aangeboden, worden niet geregistreerd. JenV is wel aan het bekijken of dit ook kan gelden voor andere anbistatushouders, zodat je daarmee een grotere groep goed kunt bedienen met het geven van meer ruimte om niet alle producten te hoeven registreren.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 241 van mevrouw Van Esch over Earth Overshoot Day. Wij hebben als kabinet de ambitie om in 2050 op 31 december te zitten en niet in 2030. Dan willen we de effecten van het grondstoffengebruik teruggebracht hebben naar één aarde, in plaats van de vele aardes die we op dit moment gebruiken. Hoewel ik het net zo graag zou willen als mevrouw Van Esch, denk ik niet dat het realistisch is om het doel twintig jaar naar voren te halen. Dat is de reden waarom ik de motie moet ontraden.

De andere motie van mevrouw Van Esch, die op stuk nr. 242, gaat over blik op stuk. Ik moet die motie ontraden, omdat de Inspectie Leefomgeving en Transport een preventieve last onder dwangsom heeft opgelegd maar de rechter daar anders over heeft beslist. Dat is gewoon zo. Ik vind het echt betreurenswaardig dat het statiegeldsysteem niet op 31 december gereed was, zoals we hadden afgesproken, maar ik zie geen mogelijkheid om dat achteraf nog in rekening te brengen. Ik zal wel de suggestie doen richting de producenten om zelf een dergelijk gebaar te maken. Het zou hen enorm sieren als ze dat zouden doen, maar laten we vooruitkijken. We kunnen er tevreden over zijn dat het systeem nu operationeel is en dat het zwerfafval van blikjes daarmee echt wordt aangepakt.

De motie-Hagen op stuk nr. 243, over de UPV Textiel, moet ik helaas ontraden. Het instrument van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid richt zich op de achterkant van de textielketen, op het moment dat de consument de kleding heeft afgedankt. Het is daarom een minder geschikt instrument om aan de voorkant eisen te stellen, bijvoorbeeld aan preventie. Het is aan de producentenorganisatie zelf om, in samenspraak met de textielsector, te bepalen aan welke doelen zij het fonds wil besteden.

Mevrouw Hagen (D66):

Het zijn juist de producenten van de UPV Textiel die mij verzocht hebben om extra doelstellingen te genereren voor de UPV Textiel. Mijn motie roept ertoe op om in gesprek met die producenten te komen tot doelstellingen. Er staat niet dat het binnen de UPV Textiel moet, maar ze vragen wel aan het ministerie of ze deze doelstellingen kunnen gebruiken voor het fonds. Nogmaals, het verzoek is om in overleg met de producenten te komen tot deze doelstellingen, die broodnodig zijn voor de verduurzaming van de textielindustrie.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik vind het heel belangrijk dat de producentenorganisatie en de textielsector kunnen bepalen waaraan zij het fonds willen besteden. Natuurlijk zijn er wel bepaalde afspraken gemaakt binnen het fonds, maar als de sector zelf aangeeft daar prijs op te stellen, dan ben ik altijd bereid om het gesprek daarover aan te gaan. Ik wil nog wel een slag om de arm houden, want ik weet niet of het mogelijk is om het fonds ook daarvoor aan te wenden. Het kan zijn dat dat op een andere manier moet worden ingeregeld, maar wat betreft de toezegging om met ze in gesprek te gaan: als daar behoefte aan is omdat zij denken dat een andere invulling van het fonds beter zou zijn om onze uiteindelijke doelstellingen te behalen, dan ben ik daar altijd toe bereid.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik hoor: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Heijnen:

In de motie staat dat we moeten kijken hoe we het fonds kunnen inzetten. Ik heb net aangegeven dat dat voor mij nu nog een stap te ver is, omdat ik eerst goed wil kunnen inschatten of de andere aanpak op draagvlak kan rekenen en of die aansluit bij de doelen die we hebben. Het kan zijn dat het gestimuleerd moet worden via een andere manier dan het fonds. Wij zetten op dit punt echt in op de achterkant van de keten. Ik hoor mevrouw Hagen heel duidelijk aangeven dat dit gaat om een maatregel aan de voorkant. Het is altijd goed om ernaar te kijken, maar ik moet wel bekijken of dat kan binnen de mogelijkheden van dit fonds. Als het beter is om het fonds op een andere manier in te regelen, als daar een meerderheid voor is in de Kamer en als daar draagvlak voor is in mijn beleidsteam omdat dat een betere aanpak zou zijn, dan zijn wij altijd bereid om daarnaar te kijken. Als ik de motie zo mag interpreteren en het gesprek daarover mag aangaan, dan kan ik haar oordeel Kamer geven. Maar als mevrouw Hagen nu al vraagt om het fonds meteen aan te pakken en te wijzigen, dan moet ik de motie ontraden, omdat ik de consequenties daarvan nog niet volledig kan overzien.

Mevrouw Hagen (D66):

Er staat letterlijk "verzoekt de regering in overleg met de producenten" en "de mogelijkheid om het fonds in te zetten". Alles wat ik de staatssecretaris hoor zeggen, staat letterlijk in mijn motie. Bovendien zijn de doelstellingen die erin staan ook nog eens gericht op het verbeteren van de achterkant van de keten. Volgens mij kunnen wij elkaar hierin compleet vinden, dus ik neem aan dat de motie oordeel Kamer krijgt.

Staatssecretaris Heijnen:

Als mevrouw Hagen ook het overleg bedoelt over het in gesprek gaan met het fonds om te kijken wat we kunnen doen of hoe we het fonds kunnen besteden, dan kan ik die oordeel Kamer geven. Als zij echter bedoelt dat het nu een definitieve ja is op de verandering van de inzet van het fonds, dan moet ik die ontraden. Maar ik begrijp dat ze 'm zo bedoelt, dus dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 244.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 244 geef ik ook graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 245, van PvdA en D66, moet ik ontraden. In het commissiedebat van 20 april heb ik aangegeven een onderzoek uit te willen gaan zetten om tot een onderbouwd beeld te komen van de effecten van de maatregelen in het Nationaal Programma Circulaire Economie. En ik heb ook in mijn Kamerbrief over het nationaal programma aangekondigd een tijdlijn op te gaan stellen met verschillende maatregelen. Deze maatregelen zullen dan ook duidelijk zichtbaar zijn in de tijd. In deze tijdlijn wordt ook duidelijk wanneer de aangekondigde verkenningen tot inzichten gaan leiden. Het verzoek maakt dus al onderdeel uit van het beleid zoals wij dat voorstellen. Een afrekenbare tijdlijn en planning vind ik op dit moment wat ver gaan. Ik vind de motie overbodig, en daarom moet ik 'm ontraden. De tijdlijn zal volgen in het najaar, en op dat moment kunnen we met elkaar ook nog een discussie voeren over of deze tijdlijn op dat moment scherp genoeg is in de ogen van D66 en de PvdA.

Mevrouw Hagen (D66):

Om als Kamer goed toe te zien of dit beleid goed wordt doorgerekend is het natúúrlijk heel logisch dat we een afrekenbare planning hebben. Twee dingen daarover. Op 4 oktober is het debat Circulaire Economie, en het zou fantastisch zijn als de planning er op dat moment ligt. Ik wil echter ook een handreiking doen naar de staatssecretaris; ik begrijp dat we een koploper en een pionier zijn. Het is niet erg om niet alles al te weten en om dat ook mee te nemen in die planning, maar laten we in ieder geval tot 2030 alvast een goed spoor hebben. Het vervolg kunnen we dan daarna gewoon weer met elkaar bepalen, bijvoorbeeld in die debatten.

Staatssecretaris Heijnen:

Een tijdlijn zal sowieso volgen in het najaar. Dat kan ik mevrouw Hagen toezeggen. Er wordt aanvullend nog om een afrekenbare tijdlijn en planning gevraagd. Dat is vrij stellig geformuleerd, en daar heb ik wat moeite mee. Maar dat er in het najaar een tijdlijn komt, is helder. Dan kunnen we het er altijd nog over hebben of die nog verder aangescherpt moet worden.

Dan heb ik nog een motie van de heer Bontenbal op stuk nr. 246. Als ik de motie zo mag lezen dat ik daar waar de sector zelf ambitieus is, de ruimte heb om te kijken welke route het beste is, nationaal of Europees, en als ik draagvlak heb binnen het kabinet, want dat is ook een belangrijke voorwaarde, wil ik gaan onderzoeken hoe ik de oproep kan ondersteunen. In dat geval kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Bontenbal knikt. Daarmee heeft de motie oordeel Kamer. Mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

Ja, ik heb dan toch wel … Ik ben een beetje een luis in de pels bij u, hè, voorzitter? Ik zie u al zo naar me kijken.

De voorzitter:

Ja, ja.

Mevrouw Hagen (D66):

Maar dat wil ik graag zijn op het onderwerp circulair, dus dat geeft niks. Ik vraag me alleen af waarom we het nou weer moeten onderzoeken. Als het NPCE namelijk ergens vol mee staat, is het met onderzoeken et cetera. Er zijn juist al doelstellingen die gevraagd worden door bijvoorbeeld zo'n betonsector, dus …

De voorzitter:

Dan ga ik u nu toch onderbreken. Dit is namelijk een vraag gericht aan de indiener van de motie, en die had u moeten stellen toen de motie werd ingediend.

Mevrouw Hagen (D66):

Komma, zou de staatssecretaris dan ook bij die verschillende sectoren kunnen ophalen welke verzoeken met doelstellingen er al liggen, zodat we dat niet onnodig gaan onderzoeken?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb dat ook gemeend aan te geven. Ik geef ook aan dat we met name willen inzetten en onderzoeken op de punten waarop de sector zelf ambitieus is en waarop de sector, aanvullend op de Europese lijn die we al uitzetten, zelf nog ideeën heeft over hoe we een en ander kunnen versnellen. De betonsector wordt specifiek door de heer Bontenbal genoemd. Daar willen we dan bijvoorbeeld naar kijken. Ik denk dat deze Kamercommissie ook heel goed weet dat onze ambities op het gebied van circulair heel erg groot zijn maar dat mankracht en middelen enigszins beperkt zijn. Vandaar ook dat ik een aantal voorbehouden heb ingebouwd. Maar natuurlijk willen wij altijd kijken waar we kunnen versnellen. Dat zeg ik ook toe. Ik zal kijken waar de sector dat zelf aangeeft en waar het toegevoegde waarde heeft ten opzichte van Europees beleid om nationaal nog wat extra te doen. Daar wil ik een inspanning doen om er nog eens goed naar te kijken.

Voorzitter. Dan de motie van de heer Thijssen. Die kan ik oordeel Kamer geven.

Dan had ik nog …

De voorzitter:

Er is nog een vraag daarover.

De heer Haverkort (VVD):

Ik neem aan dat de staatssecretaris het dan over de motie op stuk nr. 247 heeft. Puur voor mijn eigen geruststelling: we hebben toch juist in het ibo klimaat al, schat ik, 25 à 30 bladzijden met maatregelen op het gebied van circulaire economie geïnventariseerd? Als deze motie dus oordeel Kamer krijgt, dan zou ik de staatssecretaris willen vragen waarom we dat nog een keer zouden moeten doen.

Staatssecretaris Heijnen:

Een ibo kan helpen om het totaaloverzicht te krijgen van mogelijke maatregelen voor een circulaire economie. Er valt ook te denken aan een rapport naar analogie van het rapport "Bestemming Parijs: Wegwijzer voor klimaatkeuzes 2030, 2050". Ik wil ook wel kijken op welk moment ik dat zou willen doen en hoe, want het moet natuurlijk wel nieuwe inzichten geven. Bovendien wordt er nog een aantal verkenningen uitgevoerd, maar als ik de motie met die vrijheid kan interpreteren, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

Dan zijn er nog drie vragen. De eerste is van mevrouw Van der Graaf. Zij vroeg voor het commissiedebat van oktober een brief over het verbod op vernietiging van onverkochte goederen. Ik kan de Kamer op dat moment wel een update geven van de stand van zaken van het Europese gesprek en de gesprekken met de buurlanden. Ik ben heel graag bereid om dat te doen. Het onderzoek waar zij naar vraagt, heeft wel meer tijd nodig, dus dat wordt echt, zoals eerder ook aangegeven, aan het einde van het jaar.

Meneer Haverkort vroeg nog hoe ik ervoor ga zorgen dat alle lidstaten in Europa afvalverbranding financieel op een gelijke manier belasten. Hij heeft gelijk dat op dit moment niet alle Europese landen een belasting op storten en verbranden hebben. In de kaderrichtlijn afvalstoffen staat dat die ingezet kán worden als prikkel om storten en verbranden te ontmoedigen, maar ik wil dat de Commissie dat verandert in een verplichting. Dat kan mee in de grotere herziening van de kaderrichtlijn, waar de komende jaren aan wordt gewerkt. Dan wordt er overal, ongeacht of het binnenlands of buitenlands afval is, belasting geheven, net zoals bij ons. Verschillen in tarieven tussen lidstaten zullen er wel altijd blijven, want de hoogte van de tarieven is een nationale aangelegenheid, en is afhankelijk van de situatie. Wat in de ene lidstaat een goede prikkel kan zijn, kan in de andere averechts werken of geen effect hebben. Dat moet je dus ook aan de lidstaten laten, naar onze mening.

Dan had mevrouw Van Esch nog een vraag of eigenlijk een oproep om te blijven streven naar een ambitieuze verpakkingenverordening. Dat zal ik zeker doen.

Dat waren de antwoorden, ook op de vragen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan stemmen over de moties op 23 mei, aanstaande dinsdag.

Ik ga niet schorsen. Ik wil eigenlijk de volgende bewindspersoon uitnodigen. Er zijn al drie woordvoerders in de zaal voor het volgende onderwerp. Dat is het tweeminutendebat Verzamelcommissiedebat BES. Ik wacht even op de bewindspersoon.

Naar boven