11 Functioneren van het stelsel bewaken en beveiligen

Aan de orde is het debat over het functioneren van het stelsel bewaken en beveiligen.

De voorzitter:

We gaan meteen door met een debat met dezelfde minister, namelijk over het functioneren van het stelsel bewaken en beveiligen. Dit is een belangwekkend debat, waar ik graag de tijd voor wil nemen. Ik wil niet zeggen "twee interrupties", maar ik wil dat we het debat kunnen voeren. Wel stel ik voor om de interrupties in tweeën te doen. Ik wil eerst het woord geven aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Ik zie nog een klein changement in de ambtenarenloge.

De voorzitter:

O, maar u kunt gewoon beginnen.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. In de schaduw van het debat van gisteren spreken wij vanavond over het stelsel bewaken en beveiligen. Het stelsel is na de moord op Pim Fortuyn ingesteld en moet bescherming bieden aan alle burgers die essentieel in de knel komen.

Voorzitter. We weten allemaal dat het stelsel ernstig onder de druk staat. De dienst die persoonsbeveiliging levert, draait overuren. Het aantal bedreigingen neemt toe, niet alleen ten aanzien van burgemeesters en journalisten, maar ook ten aanzien van "gewone mensen". Geregeld gaat het gruwelijk mis. We kunnen de namen noemen. Saga Backman, 2013 in Den Bosch. Juliette Bouhof, 2014 in Eindhoven. Linda van der Giesen, 2015 in Waalwijk. Ook nog Laura Korsman, 2018 in Utrecht. Recent de 16-jarige Humeyra in Rotterdam. Wellicht was er ook deze week in Mijdrecht een casus; dat weten we nog niet. Ik wil mijn medeleven uitspreken naar de nabestaanden in al deze zaken.

Voorzitter. Met duizenden gevallen van huiselijk geweld per jaar wil ik niet de indruk wekken dat de overheid zou moeten kunnen garanderen dat dit soort zaken zich nooit meer zullen voordoen, maar ik mag wel vragen naar de inspanningen die de overheid — politie, het OM, de centra tegen huiselijk geweld — en anderen leveren om dit te voorkomen. Dat zijn wij verplicht aan de slachtoffers, maar ook aan onszelf, omdat wij zelf zomaar slachtoffer kunnen zijn.

De minister schrijft dat naar aanleiding van de casus Humeyra de inspectie een onderzoek doet naar de gang van zaken: zijn de protocollen nageleefd, zijn de lessen van de commissie-Eenhoorn toegepast enzovoort. Maar zou het niet verstandig zijn om in bredere zin periodiek een audit te doen naar de awareness en de toepassing van de protocollen ten aanzien van stalkers en plegers van huiselijk geweld? Niet alleen als het mis is gegaan, niet alleen naar aanleiding van één zaak, maar periodiek onderhoud op een zo gevoelig proces. Graag een reactie hierop.

Een ander punt. Op 1 januari 2017 is artikel 51aa Wetboek van Strafvordering in werking getreden. Dat artikel en de uitvoeringsregels geven het OM en de politie een actieve taak om maatregelen te beoordelen ten aanzien van de specifieke beschermingsbehoeften van slachtoffers: de zogenaamde individuele beoordeling. Wordt dit toegepast? Hoe wordt dit toegepast? Wordt dit meegenomen in het onderzoek van de inspectie? Geldt deze bepaling ook voor familieleden, bijvoorbeeld voor de familieleden van de kroongetuige die in Amsterdam-Noord werd doodgeschoten? Die casus was de eigenlijke aanleiding van dit debat.

Hoe verhoudt die verplichting van artikel 51aa zich tot de brief die de minister in december aan de Kamer heeft gestuurd over het stelsel bewaken en beschermen? In die brief schrijft hij: "Het ongestoord kunnen functioneren van een persoon binnen een situatie van dreiging en risico wordt gefaciliteerd als dit in het belang is van de democratische rechtsorde of in het belang van waarden als de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Dit geldt ook voor personen die vanuit hun functie tegenstand bieden aan de georganiseerde criminaliteit en om die reden bedreigd worden (...)". Genoemd worden bestuurders en aanklagers, journalisten. Natuurlijk, dat is allemaal hartstikke belangrijk. Maar wat betekent deze zin voor de familie van de kroongetuige? En wat betekent dit voor meisjes als Humeyra? Levert een kroongetuige een bijdrage aan de democratische rechtsorde? Wat houdt het in dat de overheid niet meer kan garanderen dat deze mensen ongestoord kunnen functioneren? Moet je dan verhuizen naar een andere stad, een ander land? Gaat de overheid je daarbij helpen? Is dat reëel voor gewone burgers? Ons land is relatief klein en voor je het weet, ben je weer in beeld. Hoe ziet de minister dit voor zich?

Voorzitter. Tot slot nog één vraag. In het verleden kon 1% van het budget van de politie besteed worden aan bewaken en beveiligen. Als de korpsen boven die 1% uitkwamen, konden ze een beroep doen op een regeling bij het ministerie van Binnenlandse Zaken of Justitie. Met de politiereorganisatie is die regeling vervallen. We weten wel met z'n allen dat de behoefte aan bewaken en beveiligen fors is toegenomen. Dat is concurreren met ander politiewerk. Op de begroting kunnen we niet zien hoeveel geld er momenteel besteed wordt aan dit onderwerp. Ik wil aan de minister vragen of hij dat inzichtelijk kan maken in komende begrotingen en in het komende jaarverslag. Dan gaat het mij natuurlijk niet om inzicht in concrete zaken waar het geld aan is besteed, maar om inzichtelijkheid op hoofdlijnen, zodat wij ook dat debat hier kunnen voeren.

De voorzitter:

Dank je wel. De heer Kuzu heeft een vraag voor u.

De heer Kuzu (DENK):

Een terechte analyse van de heer Van Dam van het CDA waar het gaat om het feit dat steeds meer gewone mensen te maken krijgen met bedreigingen en mogelijkerwijs in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor het stelsel waar we vandaag over spreken. Welke oplossingen heeft het CDA? De analyse deel ik grondig, maar wat is de oplossingsrichting die het CDA voorstelt?

De heer Van Dam (CDA):

Kijk, in het stelsel zitten verschillende stappen. Het begint bijvoorbeeld al — waar ik ook aan refereer — met een individuele beoordeling van de risico's in een zaak. Niet iedere zaak vereist meteen de meest zware maatregelen, maar ik ben wel heel benieuwd of in de cases die aan de orde zijn, die individuele beoordeling aan de orde is geweest. Zijn mensen ook geholpen om hun eigen veiligheid te verhogen? Want zo zit het stelsel ook in elkaar. Ik vind het ook heel erg van belang om te kijken wat de commissie-Eenhoorn heeft geconstateerd, of die verschillende diensten met elkaar samenwerken om die maatregelen te nemen. De oplossingen die ik heb, zitten een beetje aan het einde. Ik vind dat heel veel keuzes die nu gemaakt worden, ook gemaakt worden onder de capaciteitsdruk. Daar komen wij als Kamer ook im Frage om te kijken of daar misschien verschuivingen zijn, of daar keuzes in moeten worden gemaakt. Die mogelijkheid mis ik eigenlijk op dit moment.

De voorzitter:

De heer Kuzu, ten slotte.

De heer Kuzu (DENK):

Daar hebben we volgens mij binnenkort de Voorjaarsnota voor. Als het gaat om capaciteit hebben wij als Kamer het budgetrecht. Als een coalitiepartij aangeeft dat er meer capaciteit moet komen, dan is dat natuurlijk hartstikke mooi. De minister heeft in zijn brief van 20 december 2018 aangegeven dat waar het gaat om de verduidelijking van de reikwijdte en de zorgplicht van de overheid, er heel concreet wordt gesproken over wat er nu in de praktijk gebeurt. Want in de praktijk betekent het dat die persoonsbeveiligingscapaciteit — u zegt terecht dat dat aan het einde van het hele stelsel is — alleen gereserveerd is voor de bescherming van personen die een functie uitoefenen in het belang van de democratische rechtsorde of waarden als de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Dat vind ik belangrijk, maar hoor ik nou goed dat het CDA zegt: wat ons betreft is daar ruimte; in de praktijk zou dat ook mogen betekenen dat persoonsbeveiliging ook beschikbaar wordt voor de gewone mensen die te maken hebben met bedreiging?

De heer Van Dam (CDA):

De heer Kuzu begon zijn reactie met te zeggen dat we capaciteitsuitbreiding willen. Capaciteitsuitbreiding is altijd mooi, maar schuif nu niet op mijn bord dat ik dat wil. Ik begrijp dat u dat doet, maar ik maak het punt toch even. Ik denk alleen wel dat wij telkens de opdracht hebben om te kijken of de juiste prioriteiten worden gesteld. Mijn vraag aan de minister is om dat mogelijk te maken.

Wat de persoonsbeveiliging betreft delen wij dezelfde vraag. Dat is exact de vraag die ik aan de minister wil stellen. En daar wil ik ook heel nuchter in zijn. Het is, denk ik, volstrekt onmogelijk, want het gaat om tienduizenden zaken per jaar, om te denken dat daar op een structurele manier persoonsbeveiligingscapaciteit kan worden ingezet. Dat laat onverlet, als je deze brief heel letterlijk leest, dat het bij wijze van spreken nooit meer zou kunnen. Dat vind ik ook te cru, en daar wil ik een antwoord van de minister op horen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag beginnen met mede namens mijn fractievoorzitter het uitdelen van een groot compliment aan de mensen van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging, de DKDB. Zij beschermen met gevaar voor eigen leven dagelijks mensen die vanwege bedreigingen anders hun werk niet meer zouden kunnen doen.

Het stelsel bewaken en beveiligen is het geheel aan regelgeving dat gaat over het voorkomen van aanslagen op personen, objecten en diensten. Getuigenbescherming is van toepassing op een specifieke groep personen, namelijk zij die medewerking verlenen aan opsporing en vervolging van strafbare feiten. De mensen en middelen die nodig zijn voor het instellen en uitvoeren van beveiligingsmaatregelen, zijn per definitie schaars. De ontwikkelingen binnen de zware, georganiseerde criminaliteit hebben hun weerslag op het stelsel bewaken en beveiligen en de getuigenbescherming. Beide komen hierdoor steeds meer onder druk te staan. Dit was dan ook de reden dat de stuurgroep bewaken en beveiligen in opdracht van de minister bekeek of er meer differentiatie mogelijk is in beveiligingsconcepten en in de uitgangspunten die op dit moment gelden.

Om de huidige beveiligingsopdrachten uit te voeren wordt het uiterste gevraagd van de medewerkers van de DKDB. Op de peildatum 22 november vorig jaar waren er 73 vacatures op een totale formatie van 392 fte. Mijn vraag aan de minister is: wat is de laatste stand van zaken?

Het is natuurlijk cruciaal dat de DKDB zo spoedig mogelijk op volle sterkte is. Getuigenbescherming is noodzakelijk om de georganiseerder criminaliteit aan te kunnen pakken. Zonder kroongetuigen kom je nooit bij de grote jongens, maar alleen bij de sukkels — excuus voor de uitdrukking — in de laagste rangorde. Maar ook bedreigde personen verdienen bescherming, omdat ze anders hun werk niet meer kunnen doen, of zo bedreigd worden dat ze hun dagelijks leven niet meer kunnen leiden.

Voorzitter. Ik kan helaas geen blik personen opentrekken en ik wil me ook niet bemoeien met beslissingen van de werkvloer, maar van de minister verwacht ik wel meer dan wat hij heeft geschreven, namelijk "stringente sturing op roosters". Hij schrijft ook dat alle mogelijke middelen worden ingezet. Wordt daarmee ook bedoeld dat de portemonnee wordt getrokken? Kijkend naar het nabije verleden, wordt er genoeg gedaan om de huidige medewerkers te behouden?

Een specifieke groep van personen, die helaas steeds groter wordt, zijn de bedreigde journalisten. De minister heeft in juni vorig jaar laten weten dat er vooralsnog geen aanleiding is voor het instellen van een team bedreigde journalisten. Die reactie dateert van voor de aanslag met een raketwerper op de redactie van Panorama en de aanslag met een auto op de redactie van De Telegraaf, in één week tijd. Telegraafjournalist John van den Heuvel en Parooljournalist Paul Vugts kregen politiebescherming en konden hun werk nauwelijks of niet meer naar behoren doen. Dit zijn on-Nederlandse toestanden en het is ook volstrekt onacceptabel. De persvrijheid staat hier zwaar onder druk.

In een rapport van de Nederlandse Vereniging van Journalisten werd gesproken over een trend. Journalisten worden steeds vaker bedreigd en gedwarsboomd. Die trend moet gebroken worden. Er is natuurlijk wel verschil tussen moeilijkheden bij het filmen in een bepaalde buurt — wat natuurlijk ook niet moet gebeuren — en het met de dood bedreigd worden. Kern van de zaak is dat zelfcensuur en vermijdend gedrag hierdoor op de loer liggen en dat kan niet.

Op 1 april — geen grap — is het meldpunt PersVeilig gestart. Dat is een begin, maar wat mij betreft moet de minister ook met een deugdelijk plan van aanpak komen, want een meldpunt en een stuurgroep zijn goed bedoeld, maar onvoldoende tegen de situatie die ik eerder noemde. Is de minister hiertoe bereid? Zo ja, wat gaat hij doen? En dan vraag ik ook altijd: op welke termijn?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank je wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer, namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. D66 schrikt van het aantal bedreigingen gericht aan mensen die zich op verschillende manieren inzetten voor de democratische rechtsstaat. Kortgeleden nog voerden we hier een debat over bedreigde burgemeesters. Het is onacceptabel dat ambtsdragers doelwit zijn geworden, maar ook iedere andere inwoner van Nederland kan het slachtoffer worden van liquidatiegeweld of geweld door ex-partners. De overheid draagt een zorgplicht voor iedere inwoner en daarin speelt het stelsel bewaken en beveiligen een belangrijke rol.

Maar het stelsel bewaken en beveiligen is complex. Er zijn veel verschillende organisaties bij betrokken. Naast genoeg capaciteit is het ook belangrijk dat we de kwaliteit van de uitvoering borgen, net als de flexibiliteit. De vraag is echter of deze randvoorwaarden niet onder druk staan. D66 maakt zich zorgen over de capaciteit van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging, een baan waar je continu scherp moet zijn, en dat is moeilijk. Met een hoge werkdruk is dat uitermate zwaar. Extra menskracht is dus nodig. Aangezien bijvoorbeeld ook openbare en religieuze instellingen moeten worden beveiligd is de vraag: groeit die capaciteit mee en voldoende mee met de vraag? De minister meldde inderdaad dat er in juni 79 vacatures waren. Nu zijn het er nog 73. Het werd net aangehaald. Daarom vraag ik de minister hoe het nou komt dat dit niet opschiet. Wat kan de minister doen om ervoor te zorgen dat de capaciteit zo snel mogelijk op orde is?

Voorzitter. De georganiseerde misdaad in Nederland verhardt. Dat vraagt om een proactief stelsel, om goed anticiperen en informatiegestuurd werken. Maar sluit het stelsel op dit moment wel voldoende aan bij deze snelle ontwikkelingen in de criminaliteit? Voor getuigenbescherming bestaat een groot aantal internationale instrumenten, programma's en best practices. Deze zijn onder andere ook bij Europol belegd. D66 vindt het wel wenselijk dat de stuurgroep die door de minister is opgezet om dat stelsel te evalueren, ook kijkt naar good practices in het buitenland. Er valt immers genoeg, en misschien wel heel veel, van elkaar te leren. Wil hij dit toezeggen?

Voorzitter. Er zijn mensen die zich terecht zorgen maken over hun beveiligingstraject. Denk aan de tragische dood van het Rotterdamse meisje Humeyra. Zij werd door haar ex gestalkt en had dat bij de politie gemeld. Denk ook aan de trieste, gewelddadige dood van een 45-jarige vrouw in Mijdrecht gisteren. 25% van alle vrouwen in Nederland is weleens gestalkt. Dit percentage ligt hoger dan het Europese gemiddelde. Voor de politie moet duidelijk zijn waar de grens ligt tussen normaal, overlastgevend of strafbaar handelen. De politie moet indien nodig snel kunnen schakelen. Ik vraag de minister: is de politie op dit punt deskundig genoeg? Kan de politie uit de voeten met de werkinstructie of moet de training van de politie op het gebied van stalking worden verbeterd? Welke lessen worden door de verantwoordelijke organisaties getrokken uit de genoemde vreselijke gebeurtenissen?

Voorzitter, tot slot. Een groep die ik expliciet wil noemen, zijn de journalisten. Ook zij hebben met bedreigingen te maken. Deze week is het initiatief PersVeilig gelanceerd, een platform waar journalisten bedreigingen kunnen melden. Het is goed dat het er nu is, maar het is ook ernstig dat het nodig is. Journalisten zijn immers verkondigers van het vrije woord. Essentieel in onze democratie. Een halfjaar geleden zijn afspraak gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Journalisten, het OM en de politie om geweld en bedreigingen tegen journalisten aan te pakken. Mijn vraag aan u, minister, is of er al resultaten zichtbaar zijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Het valt me op dat veel collega's zich over dezelfde zaken zorgen maken. Het is goed om daar met elkaar zo'n overeenstemming over te hebben en het is natuurlijk ook zorglijk. En het is aan de minister om ook echt met deze zorgen iets te doen.

Voorzitter. Vorig jaar werden 40 vrouwen vermoord. De dader was steeds een bekende. Het was meestal een partner of een ex-partner. Het waren vrouwen die gevaar liepen omdat ze iemand hadden afgewezen of omdat ze zich niet zo gedroegen als de familie dat wilde. Volgens Bureau Beke maakt geweld in huiselijke kring meer dodelijke slachtoffers dan geweld in het criminele circuit. In hoeverre is het stelsel beschermen en beveiligen hier echt goed op toegerust? Anderen vroegen het ook al. Hoeveel mannen en hoeveel vrouwen worden nu via dit stelsel beschermd? Ik vraag het niet omdat ik alles langs die lijnen wil indelen, maar wel omdat ik mij afvraag of met name signalen van vrouwen wel voldoende worden opgepakt. In hoeverre is in de zaken van de vrouwen die vorig jaar zijn vermoord, eerder een beroep gedaan op de politie, op de bescherming van ons allemaal? Ik wil daar graag een reflectie van de minister op.

In december is Humeyra om het leven gebracht. Humeyra was een 16-jarige scholiere die gestalkt werd en zich bedreigd voelde. Het onderzoek naar het handelen is nog gaande. En dat is goed, want we moeten weten of we steken hebben laten vallen en of er voldoende aandacht is besteed aan het goed inschatten van haar situatie. Maar ik heb al eerder gevraagd om een breder onderzoek, een onderzoek naar de overeenkomsten: waarom hebben wij Sarah, Bianca en de anderen niet kunnen beschermen? Het onderzoeksrapport TweeSteden beschreef dat er een focus was op de strafrechtelijke afhandeling en dat er minder oog was voor de noden van degene om wie het ging, de aangever. Hoe is dat nu? Zit daar nu verbetering in?

In het stelsel staat de eigen verantwoordelijkheid van mensen voorop. Zij moeten in eerste instantie zelf zorgen voor hun veiligheid, voor goede sloten en zij moeten goed om zich heen kijken. Maar hoever gaat dat? Vervangende veilige huisvesting, kogelvrije vesten, kogelwerende auto's: wie bepaalt nu wat de grens van je eigen verantwoordelijkheid is? En hoe zit het met de capaciteit en de mogelijkheden van het stelsel om mensen te beschermen? Vorig jaar stonden 79 van de 392 vacatures open, ofwel 20%. Nu is het niet heel veel minder. Toch vallen er nog maar een beperkt aantal gaten, omdat de mensen keihard werken, zelf ook lange dagen maken en steeds alert blijven. Zij brengen het ten koste van hun eigen gezondheid toch steeds weer op, maar dat is natuurlijk niet een echt serieuze oplossing. In hoeverre is de hoeveelheid fte's die hier formeel voor staat — zelfs als je de vacatures invult — voldoende in deze tijd, met deze enorme hoeveelheid bedreigingen? Het is belangrijk dat die voldoende sterkte er is om juist ook een chilling effect te voorkomen en om te voorkomen dat journalisten hun werk niet kunnen doen, dat opinievormers zich niet kunnen uiten, dat politici zoals Geert Wilders zich niet kunnen uiten en getuigen niet naar justitie durven gaan. Het is dus echt van cruciaal belang dat dat echt op goede sterkte is.

En er moeten ook voldoende middelen zijn. Ik weet nog dat Astrid Holleeder in 2017 alarm sloeg over het feit dat de alarmsystemen en de noodtelefoons die aan haar waren gegeven, het niet altijd goed deden. Zijn al die zaken nu wel goed op orde?

Dat brengt mij bij mijn laatste punt, meneer de voorzitter. Het stelsel bewaken en beveiligen is in 2003 opgericht, zoals collega Van Dam ook al zei. Er is sindsdien de nodige tijd verstreken en de samenleving is veranderd. De dreigingen, bijvoorbeeld richting journalisten, zijn ook toegenomen. Is het geen tijd voor een evaluatie? Voldoet het nog aan de eisen die wij nu aan dit stelsel zouden stellen? Dus los van de vraag naar capaciteit - wat ik een hele relevante vraag vind — moeten we ook kijken of het geen tijd is voor een evaluatie en of het, zoals het nu is ingericht, wel helemaal voldoet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Burgemeesters, officieren van justitie, journalisten, maar ook getuigen, worden helaas met enige regelmaat bedreigd vanuit de onderwereld. Criminelen hebben namelijk iets van hen te vrezen. Maar deze mensen, die hun nek uitsteken omdat ze publiceren over criminelen, ze aanpakken of tegen ze getuigen, verdienen juiste en gepaste bescherming. Wij kunnen niet zwichten voor intimidatie en geweld. Wie bedreigd wordt, moet op bescherming van de overheid kunnen rekenen. Maar kan dat wel echt? Kunnen mensen er al op vertrouwen dat de overheid er voor hen is als ze die nodig hebben?

De minister heeft allerlei brieven geschreven en Kamervragen beantwoord over de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming en hij is met een stuurgroep aan de slag, maar onze zorgen zijn er niet minder om. De dreiging vanuit de georganiseerde criminaliteit is groot en de verwachting is niet dat deze dreigingen de komende jaren minder worden. Integendeel, de georganiseerde criminaliteit lijkt te verharden. Steeds meer mensen hebben steeds langer intensieve beveiliging nodig. Natuurlijk moeten we dit probleem vooral bij de bron aanpakken en dat zijn de criminelen die voor deze dreigingen zorgen. Dat betekent meer investeringen in de recherche — de SP heeft daar net ook weer een motie voor ingediend — zodat er doorgerechercheerd kan worden en de criminelen kunnen worden aangepakt.

Maar voor nu moeten we orde op zaken zien te krijgen bij de DKDB, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. De werkdruk is al enorm, de roosters staan al heel erg onder druk, maar de capaciteitsproblemen mogen geen gevaarlijke situaties veroorzaken. Er is een aangenomen motie van de SP en de PvdA die de regering de opdracht gaf om zo snel mogelijk de openstaande vacatures in te vullen. De cijfers zijn al genoemd. Eerst waren er nog 79 vacatures. Er zou alles aan gedaan worden om de tekorten zo snel mogelijk op te lossen. Een halfjaar later horen we dat er nog steeds 73 vacatures zijn op 392 fte. Dat is nog steeds meer dan 18%. Slechts zes mensen erbij in een halfjaar. Dat is toch heel zorgelijk en dat schiet toch niet op? Wanneer denkt de minister dat de tekorten zullen zijn opgelost?

De minister schrijft over variatie in beveiligingsconcepten en het maken van scherpere keuzes, waardoor minder beslag wordt gelegd op de beschikbare capaciteit van de diensten. Maar wat staat hier nu eigenlijk precies? Ik vind dit cryptisch. Wat wordt hier nu mee bedoeld? Wat gaat hier nu heel concreet veranderen? Is de veiligheid blijvend gegarandeerd?

Sommige zaken zijn heel erg schrijnend. Ik kan niet op de details ingaan, maar ik ken een zaak waarin alles fout is gegaan. Twee mensen worden door de politie gevraagd om aangifte te doen en te getuigen tegen zware criminelen. Die mensen worden noodgedwongen in het beveiligingsstelsel gezet. Hun leven komt op de kop te staan: huis en haard verlaten, en geen contacten meer. Hun leven ligt in puin, en daar hebben zij zelf niet om gevraagd. En dan moet vervolgens alles geregeld worden: woonruimte, medische zorg, post en uitkeringen. Dan ben je echt voor alles afhankelijk van justitie. Maar wie houdt nou hun belangen in de gaten, vooral als zaken niet goed gaan? Zouden mensen niet vanaf het allereerste moment op hun rechten en op rechtsbijstand gewezen moeten worden om hun belangen in de gaten te houden? En als de bescherming van het stelsel eindigt, hoe zit het dan met de nazorg? Want dit ruïneert levens als we het niet goed doen. Deze mensen zitten nu met veel schade. Dat is niet acceptabel, want die mensen hebben hun burgerplicht vervuld. Hoe is dat mogelijk? En hoe regelen we dat in de toekomst beter?

Tot slot wil ook ik aandacht vragen voor de bijzondere positie van bedreigde journalisten. De positie van journalisten is bijzonder in onze democratische rechtsstaat. Persvrijheid is essentieel, maar die vrijheid staat onder druk. Journalisten moeten maar al te vaak werken in een dreigend klimaat. Bedreigingen komen steeds vaker voor en zijn steeds intenser. Kijk maar naar — ze zijn al genoemd — John van den Heuvel en Paul Vugts. Zwaarbeveiligd en al maandenlang woonachtig op een beschermd adres, omdat er voor Paul Vugts vanuit het criminele circuit een moordopdracht is afgegeven. Het zijn dappere mensen, die niet zwichten voor intimidatie en bedreigingen. Daar mogen we dankbaar voor zijn. Maar in het rondetafelgesprek dat we hierover hadden, werd er gewezen op het capaciteitsgebrek van de DKDB. Er werd gezegd: "Je moet er niet aan denken dat er nog een bedreigde journalist bij komt. Kan de dienst dat wel aan?" Dat was een serieuze vraag in het rondetafelgesprek. Eigenlijk vervullen journalisten een publieke taak. Is de bescherming van journalisten daar inmiddels op afgestemd, zoals in het programma Veilige Publieke Taak en de bijbehorende bescherming en maatregelen? Graag een reactie daarop.

En ook ik wil afsluiten met een groot compliment voor al die mensen die dag in, dag uit voor onze veiligheid staan: de mensen van de politie en de mensen van de DKDB, die dit ontzettend belangrijke werk doen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik stel een vraag aan de heer Van Nispen, maar ik had de vraag evengoed aan een van zijn voorgangers kunnen stellen. Ik hoor hem namelijk veel zeggen over de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. Het klinkt bijna alsof die dienst de enige is die invulling geeft aan het stelsel bewaken en beveiligen, en aan de maatregelen. Maar is de heer Van Nispen het met mij eens dat dat eigenlijk maar een — heel belangrijk — onderdeeltje is van het hele stelsel? Er wordt toch ook in allerlei regio's en eenheden en noem het maar op invulling gegeven aan het stelsel? Of beperkt hij zich bij de toepassing van het stelsel tot die ene dienst? Hoe ziet hij dat?

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb mij bij de voorbereiding van dit debat inderdaad gericht op deze dienst, die journalisten, politici, burgemeesters, officieren van justitie en getuigen beschermt. Maar de heer Van Dam heeft helemaal gelijk: als je kijkt naar het bredere stelsel — daar zijn veel zinnige vragen over gesteld, onder andere door de heer Van Dam en mevrouw Buitenweg — dan zijn er natuurlijk veel meer mensen die dag in, dag uit zorgen voor de veiligheid. Ik denk dan onder andere aan de mensen die bedreigd worden in situaties van huiselijk geweld. Daar is ook op gewezen. Het is volkomen terecht dat u die vraag stelt, maar die vragen zijn al gesteld aan de minister. Daar sluit ik me graag bij aan.

De voorzitter:

Dank je wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Ik begin ermee — het kan niet vaak genoeg gezegd worden — dat ik namens DENK al die mannen en vrouwen die zich inzetten voor de veiligheid van de samenleving en voor de bescherming van personen, stuk voor stuk wil bedanken. Zij verdienen allemaal individueel waardering. Mijn bijdrage is gericht op het bevragen van het systeem en het stelsel, en zeker niet gericht op de personen die zich inzetten voor de veiligheid.

Voor het systeem en het stelsel geldt de wijsheid van de niet-boreale Chinese filosoof Confucius: "Fouten hebben en die niet verbeteren, dát is pas fouten hebben".

Voorzitter. Er is sprake van een verregaande verruwing in Nederland, waardoor er bij hele groepen sprake is van een toenemend gevoel van onveiligheid: lokale en landelijke politieke ambtsdragers, burgemeesters, journalisten, moskeegangers, kroongetuigen en — vaak vrouwelijke —slachtoffers van doorgedraaide rancuneuze exen. Het is de kerntaak van de overheid om de veiligheid van mensen te borgen. Te vaak overheerst echter het gevoel dat de overheid steken laat vallen in het borgen van die veiligheid. Dat is een ernstige zaak, die cynisme in de hand werkt.

Voorzitter. De minister voor Rechtsbescherming gaf gisteren tijdens het emotionele debat over Anne Faber toe, ik citeer hem: "De overheid is tekortgeschoten in het beschermen van de samenleving." Laat dat even op u inwerken, een overheid die zegt: wij waren er niet voor u. Of het nou gaat om de moord op Anne Faber, Raja Draaisma of de 16-jarige Humeyra, de reactie van de overheid en de reflex van de politiek zijn enorm voorspelbaar: collectief spreken we met de grootste woorden schande van de zaak en zeggen we dat het nooit had mogen gebeuren en dat de daders zwaar moeten worden gestraft. Vervolgens wordt er of diepgravend onderzoek uitgeschreven of een commissie ingesteld. Daar gaat dan een periode van minstens een jaar overheen, waardoor de ernst van de zaak minder goed in het geheugen zit. Vervolgens komt er een onderzoeksrapport, dat vaak in een la verdwijnt. In een uitzonderlijk geval komt het tot een debat hier in de Kamer. Kamerleden herhalen dan dat het een schande is en de bewindspersoon concludeert dat hij wil optreden in plaats van aftreden. En dan wordt er overgegaan tot de orde van de dag. Deze pavlovreactie versterkt het gevoel van de Haage poppenkast, van beroepspolitici die voor een toekomstig baantje en een positie hun minister beschermen, van de politiek die er niet voor de mensen is, maar voor zichzelf. Het resultaat? Het vertrouwen in de politiek brokkelt verder af en mensen worden in toenemende mate cynischer en cynischer over de politiek.

Voorzitter. Niemand zal durven zeggen geen fouten of tekortkomingen te hebben, maar durft deze minister wel deze fouten te verbeteren? Wat ons betreft moet de minister aan de slag gaan met drie punten. Punt één. Een kwart van de mensen die ons moeten beschermen, bestaat alleen op papier; althans, het zijn vacatures. Er zijn diverse maatregelen genomen om dat tekort op te vullen. Wanneer verwacht de minister resultaat en wanneer verwacht hij dat de dienst op volle sterkte is? Durft hij voor zichzelf een deadline te stellen?

Punt twee. In de brief van 20 december 2018 wordt gesproken over drie verbeteringen om het systeem goed te laten functioneren. Een daarvan gaat over de reikwijdte en de verduidelijking van de zorgopdracht van de overheid. Ik vraag me af wat de minister daarmee bedoelt. Mijn fractie vraagt zich ook af of de reikwijdte die in die brief wordt geschetst, voldoende is. De verduidelijking komt er in de praktijk op neer dat persoonsbeveiliging alleen gereserveerd wordt voor personen die hun functie uitvoeren in het belang van de bescherming van de democratische rechtsorde of van waarden als vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Mijn vraag is: blijft de minister daarbij, of is het noodzakelijk om de reikwijdte te verbreden?

Punt drie. Als we de reikwijdte willen verbreden, is de capaciteit van 392 fte dan wel voldoende? Want nu al wordt gesproken van een per definitie schaarse capaciteit. Is de minister bereid om de portemonnee te trekken om de capaciteit uit te breiden? Zo nee, waarom niet?

Voorzitter, afrondend. Ik wil vandaag specifieke aandacht voor twee punten, namelijk voor de lokale ambtsdragers en voor de reikwijdte van de persoonsbeveiliging, mede naar aanleiding van de tragische moord op Humeyra. Ik zou de minister willen oproepen om de woorden van Confucius goed in zijn oren te knopen: fouten hebben en die niet verbeteren, dát is pas fouten hebben. Ik hoop dat we vandaag fouten kunnen verbeteren.

De voorzitter:

Dank je wel. De heer Van Dam heeft een vraag voor u.

De heer Van Dam (CDA):

Mag ik dan aan de heer Kuzu vragen wat die fouten zijn?

De heer Kuzu (DENK):

Die hebben we de afgelopen tijd gezien. Ik gaf net al het voorbeeld van de uitspraken van de minister voor Rechtsbescherming in de vreselijke zaak van Anne Faber. Ik gaf een citaat van de minister voor Rechtsbescherming: de overheid is tekortgeschoten in het beschermen van de samenleving. Uiteraard is elk geval anders, maar dat waren nogal algemene woorden en we zien het. U heeft net ook een aantal namen genoemd. Constant vragen we onszelf af: hadden we dit kunnen voorkomen? Als wij zaken hadden kunnen voorkomen, moeten we dat ruiterlijk durven toegeven en moeten we maatregelen nemen om dat te verbeteren.

De heer Van Dam (CDA):

Ik vraag dat hierom. Er zijn tienduizenden gevallen per jaar. Ik meen dat mevrouw Buitenweg net gezegd heeft hoeveel vrouwen er jaarlijks vermoord worden. Als we het iedere keer dat er iemand vermoord wordt, zien als een fout van de minister en dus ook als een fout van de politie en alle daarbij betrokkenen, als dat is wat u hier zegt, dan vind ik dat nogal wat. Want dat zou een verplichting opleveren die, denk ik, wel heel essentieel is. Als we dat met elkaar zouden willen, leven we in een totaal andere samenleving dan we redelijkerwijs kunnen zeggen dat we nu leven. Vandaar dat ik die vraag stel.

De heer Kuzu (DENK):

Dat is een terechte vraag. De heer Van Dam moet mij geen woorden in de mond leggen, want dat heb ik niet gezegd. Als ik specifiek de zaak van Humeyra erbij pak, dan kun je jezelf een paar vragen stellen die ook relevant zijn voor heel veel andere zaken. Dat zijn vragen als: hoe kan het zo zijn dat de moordenaar vrij kon rondlopen terwijl hij bekend was bij politie, terwijl hij bekend was bij reclassering, terwijl er aangifte was gedaan, nota bene door Humeyra zelf, tegen die moordenaar? Als we dat allemaal in ogenschouw nemen, heb ik het niet over duizenden zaken waarbij exact hetzelfde aan de orde is. Maar we moeten onszelf wel de vraag stellen of de reikwijdte die we op dit moment hebben, waarbij we het alleen hebben over een bijzonder persoon — terecht, de heer Wilders; terecht, de burgemeester van Haarlem — voldoende is. Ik denk dat we die reikwijdte breder kunnen opvatten en moeten kijken hoe we dat breder kunnen gaan invullen dan nu het geval is.

De voorzitter:

We zouden het in tweeën doen. Heel kort dan!

De heer Van Dam (CDA):

Afsluitend. Ik maak het punt omdat het onderzoek in zaak-Humeyra nog loopt. Als je zegt dat er fouten zijn gemaakt, en dat hoor ik de heer Kuzu toch een beetje zeggen, dan vind ik dat we daar heel zorgvuldig in moeten zijn. Het onderzoek loopt nog. Dat weten we niet. We moeten uitkijken dat we hier niet de indruk wekken dat we iedereen in dit land op deze wijze kunnen beschermen. Dat vind ik echt voor dit debat een heel belangrijke notie om naar voren te brengen.

De heer Kuzu (DENK):

Ook daarvan zeg ik: het is terecht, het onderzoek loopt nog. Maar ik heb ook in mijn bijdrage aangegeven dat steeds meer mensen cynischer worden over het feit dat er elke keer na zo'n tragische gebeurtenis eigenlijk een pavlovreactie ontstaat, waarbij we zeggen: er moet onderzoek gedaan worden. Ja, die onderzoeksopzet moet er voor de zomer komen. We verwachten vervolgens dat dat onderzoek ergens over een jaar is afgerond. En dan zien we die resultaten, schokkende resultaten. Het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. Ik denk dat we een keertje af moeten van dat cynisme.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Laan-Geselschap van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Voorzitter. De overheid heeft als kerntaak haar inwoners zo goed mogelijk te beschermen, zeker wanneer zij zelf onvoldoende weerstand kunnen bieden tegen dreiging en het daarbij behorende risico. Ik ben van mening, en ik ben er zeker van dat de Kamer deze mening deelt, dat personen die dusdanig ernstig bedreigd worden, te allen tijde beschermd dienen te worden. Dit geldt voor politici in dit huis, die gebruikmaken van de vrijheid van meningsuiting, voor mensen die door hun ex worden gestalkt of bedreigd, maar ook voor burgemeesters die hard strijden tegen georganiseerde criminaliteit, leden van het Koninklijk Huis en journalisten, de bewakers van het vrije woord, zoals al gememoreerd door collega Helder en anderen.

Voorzitter. We spreken in dit huis meestal over een onderwerp indien er iets is misgegaan. Als er in het stelsel bewaken en beveiligen iets misgaat, dan is er ook iets heel goed misgegaan. Het is lastig om over de fouten van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging te praten, want we weten ook dat alle mannen en vrouwen die voor deze dienst werken, dit doen met gevaar voor eigen leven. Zij staan in de frontlinie door het leven van een ander te beschermen. Dat gaat bij wijze van spreken in 99,9% van de gevallen goed. Daar kunnen we dan ook alleen maar lof voor hebben.

Fouten moeten worden hersteld en voorkomen. Het deed mij dan ook deugd om de brief van december 2018 te ontvangen, waarin duidelijk wordt dat er een grondige analyse heeft plaatsgevonden om te komen tot effectieve en efficiënte beveiliging. Precisie en zorgvuldigheid zijn hierbij noodzakelijk, zeker omdat er nagenoeg altijd sprake is van maatwerk. Wat echter opvalt, is het grote aantal vacatures bij de DKDB. De collega's hebben er al aan gerefereerd. Het gaat om 73,21 fte om precies te zijn. Ik kan me voorstellen dat onvoldoende bezetting van invloed is op de kwaliteit van de dienst. Kan de minister dit bevestigen, of liever nog ontkrachten? De minister schrijft namelijk dat in de eerste maanden van 2019 medewerkers van de politie zullen doorstromen naar de DKDB. Die eerste paar maanden zijn nu voorbij. Hoe staat het er ondertussen mee?

Zoals ik al eerder heb aangegeven, zijn precisie en zorgvuldigheid noodzakelijk, zeker in het belang van de persoon die beschermd dient te worden. Het is zo dat als iedereen erover gaat, niemand er meer over gaat. In de brief van de minister wordt gesproken over een opschalingsstructuur, maar het is onduidelijk wie de keuze tot opschaling maakt. Mijn vraag is dan ook wie er expliciet verantwoordelijk is voor het stelsel van bewaken en beveiligen. De politie, de NCTV, het OM en de Koninklijke Marechaussee werken nadrukkelijk samen. Who is in charge? Hoe kunnen we garanderen dat in het communicatieproces over persoonsbeveiliging geen gaten vallen? Oftewel: hoe creëren we check, check, double check in het systeem?

We lezen dat de prioriteit van de persoonsbeveiliging vooral komt te liggen bij personen die bedreigd worden vanuit het criminele circuit. Met de stijgende ondermijnende criminaliteit begrijpen wij dat, aangezien de praktijk heeft uitgewezen dat de bedreigingen in die situatie van dien aard zijn dat ze vaak werkelijkheid worden. Ik wil toch ook graag weten hoe het zit met de personen die geen bedreigingen ontvangen uit het criminele circuit, maar mensen die bijvoorbeeld bedreigd worden door ex-partners. Ik noem als voorbeeld de vreselijke situatie van de 16-jarige scholiere uit het mooie Rotterdam en de vreselijke gebeurtenis gisteravond in Mijdrecht. We wachten met zijn allen de onderzoeken van de inspectie af. Maar wat is er in de tussentijd gebeurd? Ook hierbij de vraag: wanneer en in welk tempo wordt er opgestapt in de opschalingsstructuur? Liever één keer te veel, wat ons betreft, dan een keer te weinig.

Ik rond af, voorzitter. Ik wil nogmaals benadrukken dat we de mensen achter de DKDB, de mensen die andere mensen beschermen wanneer dat nodig is, enorm dankbaar zijn. Het is niet zomaar een baan. Dat moeten we ons realiseren.

Tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Voordat de minister begint met de beantwoording van de vragen, schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Laat ik meteen bij aanvang beginnen met te zeggen dat ik waardering heb voor de respectvolle woorden die de leden hebben uitgesproken voor de mensen die het werk doen: de mensen die dat zware en risicovolle beroep hebben van het bewaken en het beveiligen, waar wij het vandaag over hebben. Daarmee geef ik meteen al aan dat het stelsel van bewaken en beveiligen dat daaromheen zit voor mij een belangrijk onderwerp is. Het gaat over de veiligheid en de bescherming van personen, waaronder personen die een bijdrage leveren aan de democratische rechtsorde en waarden als vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.

Bedreigingen van personen mogen er niet toe leiden dat de fundamenten van de samenleving worden aangetast doordat zij hun functie niet langer kunnen of willen uitvoeren. We kennen inmiddels allemaal de voorbeelden van politici, onder wie enkele leden van uw Kamer, burgemeesters, journalisten, maar ook andere functionarissen die zwaar beveiligd moeten worden vanwege ernstige tegen hen gerichte bedreigingen.

Ik vind dat onacceptabel. Ik vind het onacceptabel dat onze maatschappij zich in de afgelopen twintig jaar zo heeft ontwikkeld. De moord op een onschuldig familielid van een kroongetuige zagen we vorig jaar. We zagen ook de gewelddadige dood van een zestienjarige scholier uit Rotterdam. Maar ook de schokkende dood, eergisteravond nog, van een 45-jarige vrouw uit Mijdrecht. Het is allemaal schokkend en afschuwelijk. Op verzoek van uw Kamer heb ik over die laatste kwestie vandaag nog een brief gestuurd met mijn reactie op die gebeurtenis. Het is heel goed dat naast het Openbaar Ministerie, dat deze zaak onderzoekt, ook de inspectie van mijn ministerie de werkwijze bij stalking en de informatie-uitwisseling tussen betrokken partners onder de loep neemt. Ik zelf vind ook het cijfer van 40 vermoorde vrouwen in het vorige jaar een onvoorstelbaar getal.

Al die gebeurtenissen geven aan dat bedreigingen in elk maatschappelijk spectrum voorkomen. Te snel en te vaak worden ernstige bedreigingen geuit en soms helaas ook ten uitvoer gebracht. Daarom is geanalyseerd wat er nodig is om personen in de toekomst bescherming te kunnen bieden tegen ernstige vormen van geweld en bedreiging, bijvoorbeeld vanuit de georganiseerde misdaad. Mijn lijn is dat voor alle personen geldt dat de overheid een aanvullende verantwoordelijkheid heeft en neemt voor hun bescherming op het moment dat zij daar vanwege de dreiging en het risico niet zelf voor kunnen zorgen. Veiligheid staat daarbij voorop. Er wordt een professionele afweging gemaakt wat er nodig is om de dreiging weg te nemen of de beveiliging vorm te geven. Dat heb ik ook in mijn brief van vorig jaar december benadrukt. Het gaat om maatwerk.

Als er sprake is van een belang voor de democratie, de nationale veiligheid en/of het functioneren van het openbaar bestuur en de rechtsstaat, staat naast veiligheid ook het zo ongestoord mogelijk kunnen functioneren centraal. Dat geldt voor politici, bijvoorbeeld, maar ook voor bewindspersonen, burgemeesters, journalisten en officieren van justitie. Als de veiligheidssituatie, ook van de omgeving, het toelaat, wordt de beveiliging zo vormgegeven dat zij hun beroep kunnen blijven uitoefenen.

Daarnaast heb ik uit de analyse een drietal zaken geconstateerd. Ten eerste dat de afspraken en de regelgeving in de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming op zichzelf voldoende basis bieden voor de bescherming van personen. Ten tweede dat er enkele verbeteringen nodig zijn om die stelsels toekomstbestendig te houden. Deels zijn die verbeteringen gerealiseerd en deels vereist dat nog de nodige zorgvuldigheid en werk. In mijn brief van eind vorig jaar heb ik ook gezegd dat ik in het najaar van 2019 zal komen met een verslag naar aanleiding van de vorderingen van de door mij genoemde stuurgroep. Er worden meer mogelijkheden gecreëerd om personen te kunnen beveiligen. Zo zijn er bijvoorbeeld meer toepasbare beveiligingsconcepten nodig als alternatief voor persoonsbeveiliging. En om sneller te kunnen reageren hebben we voor het Openbaar Ministerie en de politie in geval van complexe en/of regio-overstijgende bewakings- en beveiligingszaken mogelijkheden voor een snellere samenwerking ingericht.

Dan ten derde de capaciteit. De mensen en middelen die nodig zijn voor het instellen en uitvoeren van beveiligingsmaatregelen, zijn per definitie schaars. Het vraagt een voortdurende en zorgvuldige afweging van de overheid om maatregelen proportioneel en efficiënt in te zetten. Daarover overleggen de gezagen periodiek en dat zijn — ik heb daarover al iets gezegd richting mevrouw Laan — de NCTV, het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee. Zo ontstaat tijdig zicht op de actuele en eventueel verhoogde druk op de capaciteit. Verder zijn de inspanningen van de politie erop gericht om de vacatures te vervullen bij de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. De maatregelen die ik noemde, die eerste, tweede en derde, hebben op de middellange termijn effect.

Tot slot wil ik benadrukken dat mijn aanpak er natuurlijk op gericht is te voorkomen dat beveiliging noodzakelijk is. Dat doe ik door onder andere in te zetten op een geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, ondermijning en de bescherming van de groepen, waarover ik al met uw Kamer op 13 maart jongstleden 's avond gesproken heb.

Voorzitter. Ik kom dan toe aan de beantwoording van de vragen. Daarbij zal ik overigens op dat capaciteitspunt uiteraard ook ingaan. Ik heb daar nu al wat over gezegd, maar ik kom daar nog concreet op terug naar aanleiding van vragen.

Voorzitter. Ik begin met mevrouw Den Boer, want ik begin met het stelsel zelf. Zij vraagt zich af of het stelsel nog wel aansluit bij de ontwikkelingen in de criminaliteit. Ik heb, zoals ik u aangaf, geanalyseerd wat er nodig is om personen in de toekomst bescherming te kunnen bieden tegen ernstige vormen van geweld en bedreiging, bijvoorbeeld vanuit de georganiseerde criminaliteit. Ik heb dus geconstateerd dat er een aantal verbeteringen nodig is, waarvan we met een aantal nog bezig zijn. Die verbeteringen dragen er echt aan bij om op korte en lange termijn op een effectieve, efficiënte en eenduidige manier bescherming aan personen te kunnen blijven bieden. Daarnaast moet die aanpak er ook op gericht zijn om nu juist de noodzakelijkheid van die beveiliging te voorkomen. Dat is die aanpak waar ik het net over had, toen ik sprak over de criminaliteit. Dat enorme inzetten op het tegengaan van die ondermijnende criminaliteit zou ook een van de dingen moeten zijn waardoor die noodzaak voor persoonsbescherming kwantitatief afneemt.

Mevrouw Den Boer vroeg ook of ik de good practices erbij betrek. Het antwoord is ja. Er is in diverse landen gekeken naar de werking van bewaken en beveiligen. Er is ook gekeken welke beveiligingsconcepten van andere landen wij hier kunnen overnemen of geheel of deels kunnen toepassen. Daarbij moeten we ons natuurlijk wel bedenken dat ieder land zijn eigen manier en organisatie van het beveiligen van personen tegen dreigingen heeft en ieder land ook zijn eigen regelgeving en zijn eigen ervaringen heeft. Dat wordt natuurlijk allemaal wel in het geheel meegenomen.

Voorzitter. Mevrouw Den Boer vroeg ook: bent u bereid een grondige evaluatie van het stelsel te doen? Ik heb daar al het nodige over gezegd. We hebben een analyse gedaan en de verbeteringen die nog moeten gebeuren, moeten echt nog worden doorgevoerd. Een grondige evaluatie is mijns inziens op dit moment niet noodzakelijk, ook omdat op zichzelf de regelgeving voldoet. Maar ik blijf het herhalen: je moet het niet alleen zoeken in het verbeteren van het systeem. Ik moet het als minister van Justitie en Veiligheid ook zoeken in het fors aanpakken van degenen die ervoor zorgen dat er zo veel bedreigingen, onveiligheid en dergelijke zijn.

Voorzitter, dan ...

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer heeft hier nog een vraag over.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik ben het eens met de minister dat hij streeft naar een eenduidige en effectieve en efficiënte manier om het stelsel van bewaken en beveiligen in te richten. Mijn vraag van daarnet ging erover dat criminaliteit steeds verandert. Neem alleen al het liquidatiegeweld. Dat wordt door steeds jongere daders uitgevoerd. Er worden gevaarlijke wapens gebruikt. De inzet van wapens is arbitrair, waarbij er ook willekeurige slachtoffers vallen. Dat is dus heel erg aan het veranderen. Is het stelsel zodanig ingericht dat het ook flexibel kan zijn, dat het agile is, om dat hippe Engelse woord maar te gebruiken, en dat er dus ook maatwerk kan worden geleverd, bijvoorbeeld in overleg met het lokale gezag?

Minister Grapperhaus:

Ik denk, en dan baseer ik me op de analyse, dat het huidige stelsel voldoende flexibiliteit biedt om een aantal dingen die we nu zien veranderen in met name de zware en georganiseerde criminaliteit op te vangen en om de problematiek rondom stalking, wat natuurlijk een zorgelijk maatschappelijk issue is, goed op te pakken. U ziet ook, bijvoorbeeld in het interview begin februari — 8 februari, zeg ik uit mijn hoofd — dat de hoofdofficier en de officier in de kwestie rondom de kroongetuige gaven in De Telegraaf, meebewegen om het zo te zeggen — het is niet cynisch bedoeld — met de ontwikkelingen die zich in de georganiseerde misdaad voordoen. Niet voor niets zei ik in mijn inleiding, en ik heb het vaker gezegd, dat twintig jaar geleden het soort bedreigingen die we nu zien er niet was en dat we in dat opzicht de afgelopen jaren het stelsel aanzienlijk verstevigd hebben.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dan heb ik het onder andere over informatiegestuurd werken, dus het gebruik van intelligence, waardoor je proactiever kijkt naar wat er nodig is. We zien bij liquidatiegeweld en de bescherming van kroongetuigen dat het fenomeen zich over de grenzen verplaatst. Kijkt u over de grenzen heen? Bent u van plan om met het stelsel niet alleen flexibel binnen Nederland maar ook met de partners in Europa op te trekken?

Minister Grapperhaus:

Ja. Ik ben in gesprek over deze problematiek met de partners, op vrij continue basis, in met name de Benelux maar ook in landen die wat verder weg gelegen zijn. Vorige week was ik net op tijd in uw Kamer terug vanuit Albanië, waar ik deze problematiek ook heb aangesneden. Maar die kan ik alleen aansnijden vanuit de tweede pijler, namelijk de aanpak van allerlei vormen van zware criminaliteit, want voor de andere pijler, het stelsel van beveiligen en bewaken zelf, moeten wij zelf verantwoordelijk blijven. Daar moet u mij ook voortdurend op kunnen bevragen en niet afhankelijk zijn van wat men in andere landen doet, ongeacht of we van die andere landen bepaalde dingen leren of praktijken overnemen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dit is geen interruptie meer, maar concluderend: het stelsel is heel complex omdat er zo veel lagen zijn en er zo veel actoren bij betrokken zijn, maar er moet ook over de grenzen gekeken worden hoe je kunt schakelen op dit terrein.

De voorzitter:

Dat was een interessante niet-interruptie.

Minister Grapperhaus:

Daar zal ik iets minder interessant niet verder op ingaan.

Voorzitter. De heer Van Nispen vroeg wat er concreet gaat veranderen naar aanleiding van de analyse. Ik heb al een aantal maatregelen aangegeven die al zijn ingevoerd, respectievelijk waar men nog mee bezig is. Dat wou ik hier niet herhalen.

De heer Van Nispen vroeg ook wie de belangen van de kroongetuigen in de gaten houdt. Hoe zit het met nazorg? Kroongetuigen krijgen een zeer intensieve begeleiding. Ze worden bijgestaan door een advocaat. Zolang de dreiging bestaat en de kroongetuige in een getuigenbeschermingsprogramma is opgenomen, houdt die begeleiding aan, inclusief de nazorg. Afschaling gebeurt pas als dat na een zorgvuldige en professionele afweging verantwoord wordt geacht.

De voorzitter:

De heer Van Nispen had op dit punt nog een vraag, geloof ik.

De heer Van Nispen (SP):

Het is meer een verheldering. Het hoeft niet per se om kroongetuigen te gaan. Het kan ook om doodnormale mensen gaan, bijvoorbeeld om ondernemers die iets op het spoor zijn waarvan de politie zegt "het zou goed zijn als u daar aangifte van doet, want dat zou ons enorm helpen in deze zaak", waarna zij worden bedreigd en hun leven op z'n kop komt te staan. Het gaat dus eigenlijk wat breder dan alleen kroongetuigen.

Minister Grapperhaus:

Breder dan kroongetuigen geldt dat punt van het afschalen op exact dezelfde manier. Nou ja, exact. Het geldt op dezelfde manier.

De voorzitter:

De heer Van Nispen, ten slotte.

De heer Van Nispen (SP):

Maar worden deze mensen in dit soort gevallen ook altijd gewezen op het recht op rechtsbijstand? Ik mag hopen dat het antwoord ja is, maar dat is in dit geval bijvoorbeeld niet gebeurd. Dus, of er is in dit geval dat ik dan ken iets verkeerd gegaan, of het is sinds kort verbeterd en het is voortaan wel het geval. Ik wil er in ieder geval aandacht voor vragen dat alle mensen die aangifte gaan doen met de redelijke verwachting, of de vrees eigenlijk dat zij daar zelf hinder van zullen ondervinden, recht hebben op rechtsbijstand als zij beschermd moeten worden als gevolg daarvan.

Minister Grapperhaus:

De heer Van Nispen vraagt er terecht aandacht voor dat het goed is om mensen, in die gevallen waarin ze recht hebben op rechtsbijstand, in die gevallen waarin dat zo is, daar ook op te wijzen.

Dan is er de vraag van mevrouw Laan-Geselschap over de verantwoordelijkheid voor het stelsel. Het lokaal bevoegd is in beginsel verantwoordelijk voor de veiligheid. De burgemeester is dat voor de handhaving van de openbare orde en de hoofdofficier voor de strafrechtelijke handhaving. Het centraal bevoegd gezag ben ik dan — dat is de minister van Justitie en Veiligheid, moet ik dan zeggen — via de NCTV. De NCTV heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor bepaalde personen, objecten en diensten. Dat is het zogenaamde rijksdomein.

Voorzitter. Dan kom ik nog op de vraag van mevrouw Laan-Geselschap wat er is gebeurd na die verschrikkelijke gebeurtenis van december vorig jaar met die Rotterdamse scholier. Ik heb de Kamer in een gezamenlijke brief met mijn collega voor Rechtsbescherming op 22 januari jongstleden gemeld dat de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek doet naar het handelen van de instanties in die tragische zaak. Ik kan daar dus verder op dit moment geen uitspraken over doen. Gezien dat onderzoek kan ik ook geen uitspraken doen over een eventuele opschaling. Dat moet ik helaas even laten voor wat het is.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dat begrijp ik heel goed. Zorgvuldigheid in dit soort kwesties is ook voor ons van het grootste belang. De zaak leeft wel erg in de stad waar ik vandaan kom, ook bij heel veel jonge mensen. Ik denk dat de heer Kuzu daar ook over kan meespreken. Kan de minister daarom wel enige indicatie geven van wanneer daar duidelijkheid over komt? Want dit soort kwesties moeten ook niet te lang duren.

Minister Grapperhaus:

Ik dacht dat het rapport van de inspectie zo ongeveer tegen de zomer af zou zijn, maar ik zal dat zo dadelijk nog even preciseren, als u dat goedvindt, voorzitter. De exacte tijd zal vast en zeker via een briefje tot mij komen. Ik kom daar zo even op terug. Tegen mevrouw Laan-Geselschap wil ik overigens ook zeggen dat daarbij sprake is van een zodanige autonomie dat ik die datum niet kan bepalen.

Voorzitter. Dan kom ik op een belangrijk onderwerp, namelijk de capaciteit en de middelen. De heer Van Dam vroeg naar de 1%-regeling. Naar aanleiding van het PwC-rapport is het budget toereikend voor alle taken en is de politiebegroting dekkend gemaakt met de investeringen van die 300 miljoen euro bij de begroting 2017 voor de toen vastgestelde voornemens ten aanzien van sterkte, prestaties, dienstverlening, kwaliteit, personeel, huisvesting en ICT. De oude 1%-regeling is daarmee niet meer van toepassing. In de reguliere planning- en controlcyclus van de politie wordt jaarlijks bezien of taken en budget in balans zijn. Ik zie nu — dat is mij net geworden — dat het onderzoek medio zomer 2019 gereed zal zijn. De zomer begint op 21 juni, dus ik schat in dat 30 juli medio zomer zal zijn.

De voorzitter:

Heeft de heer Van Dam een vraag hierover?

De heer Van Dam (CDA):

Als de minister klaar is met het punt van de 1%-regeling, heb ik een vraag.

De voorzitter:

Dat is het geval.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb aan de minister gevraagd of hij inzichtelijk wil maken, bijvoorbeeld in de begroting, hoeveel geld er jaarlijks aan bewaken en beveiligen wordt uitgegeven. Hij hoeft mij bij wijze van spreken niet te vertellen dat de regeling niet meer geldt, want dat wist ik al. Dat had hij mij namelijk al eerder op schriftelijke vragen geantwoord. Mijn heel simpele vraag is: bent u bereid om in de politiebegroting 2020 en uiteraard in de jaarverantwoording een post op te nemen van het geld dat binnen de politie omgaat in bewaken en beveiligen? En dan niet alleen van de DKDB, maar ook van allerlei andere activiteiten op dat vlak. Ik heb absoluut geen behoefte aan inzicht in incidentele operaties of wat dan ook. Het gaat me om het grote getal om hierover de grote discussie te voeren.

Minister Grapperhaus:

Ik begrijp het punt van de heer Van Dam heel goed. Ik stel het op prijs dat hij begrijpt dat het voor mij even zoeken is. Als ik dat globaal weergeef, zou dat misschien ... Nou ja, ik moet er even over nadenken hoe daar precies invulling aan zou kunnen worden gegeven op een manier die de heer Van Dam en de Kamer soelaas biedt. Het moet wel zinvol zijn, zonder dat er op de een of andere manier door wakkere personen buiten de Kamer dingen uit kunnen worden herleid. Het is heel lastig om iets te zeggen. Zo'n onderwerp als safehouses, waar mevrouw De Boer over sprak, het moet allemaal een beetje blijven zoals het is. Verder weet de Kamer dat ik op 12 maart 2019 het verzoek om voorlichting aan de Raad van State heb gezonden over de democratische controle van de Kamer op de besteding van middelen van de politie. Ik zou het verstandig vinden om nader over dit punt van gedachten te wisselen nadat we dat advies hebben gekregen.

De voorzitter:

De heer Van Dam tot slot.

De heer Van Dam (CDA):

Op de begroting van Justitie en Veiligheid staan ook posten over geheime operaties en onvoorziene dingen. Wij vragen nooit naar de inhoud daarvan. Dat wil ik ook niet weten. Dat is één ding. Een tweede ding is dat de adviesaanvraag van de Raad van State zich bijna meer richt op de constitutionele vraag hoe het budgetrecht is. Ik spreek niet over de begroting van JenV, maar over de politiebegroting. Daar hoort het thuis. Ik wil de minister uiteraard de ruimte bieden om geen dingen te doen die niet kunnen, maar dan wil ik graag een toezegging willen horen wanneer hij de Kamer daar nader over kan informeren.

Minister Grapperhaus:

Mag ik het zo doen, voorzitter — het is prettig als ik via u de heer Van Dam even kan aankijken — dat ik ernaar streef om hierover zonder meer voor de zomer duidelijkheid te geven? Althans, duidelijkheid geven over in hoeverre ik daarover duidelijkheid kan geven.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik wil terug naar het vorige punt, met uw permissie. Ik vraag me af wat er gebeurt als degene die als sanctie een contactverbod opgelegd heeft gekregen, dat contactverbod verbreekt. Wat gebeurt er dan?

Minister Grapperhaus:

Ik kom zo dadelijk op de beantwoording van een groot aantal vragen, waaronder die van de heer Kuzu, over stalking. Het lijkt mij misschien nuttiger om dat eerst te doen.

De voorzitter:

Is dat nuttig? De heer Kuzu gaat het even aankijken.

De heer Kuzu (DENK):

Ik wacht even geduldig af.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Het geduld wordt dan even op de proef gesteld, want ik moet dan nog wel even de capacitaire kwesties bespreken.

Mevrouw Den Boer en mevrouw Helder stelden de vraag over eventuele verdere financiering van politie en OM. Ik heb al gezegd dat de capaciteit en de uitgangspunten in dit stelsel altijd onder druk staan. Er is altijd schaarste en er is altijd een zorgvuldige en voortdurende afweging nodig om het proportioneel en efficiënt in te zetten. Ik ga er op dit moment niet van uit dat extra financiële middelen nodig zijn. Ik hoop dat ik duidelijk genoeg uitleg dat die spanning er is en dat die voortkomt uit het feit dat je altijd een weging moet maken, omdat de middelen nu eenmaal schaars zijn. Die spanning komt er niet uit voort dat er naar verhouding te weinig zou zijn. Daarbij moet ik mevrouw Helder dan ook aankijken, want zij had mede in die richting gevraagd.

Over de vacatures. In de brief van 20 december gaf ik al aan dat er eind november nog 73 vacatures waren. Ik heb de maatregelen genoemd die ik neem om die vacatures te vervullen. Er is ook een akkoord gesloten met de vakbonden voor versnelde opleiding. In het najaar is er 2 miljoen vrijgemaakt voor extra werving en selectie. Ik verwacht op de iets langere termijn dat we echt de effecten gaan zien. Het lijkt mij ook nuttig om wanneer we in het najaar spreken over de andere resultaten van de stuurgroep, ook te kijken waar het ons nu heeft gebracht. Als je zo'n bedrag van 2 miljoen in de werving injecteert — dat is evenveel als de naamswijziging gekost heeft — moet je toch de resultaten daarvan kunnen zien. Pardon, dat was een klein onderonsje met u, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Helder heeft op een van die twee punten een vraag.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat geeft al aan dat 2 miljoen echt heel veel geld is, maar verder impliceer ik er helemaal niks mee. De minister zegt: laten we over de capaciteit verdergaan rondom de herfst. Maar in de brief staat — daar sluit ik even aan bij wat de minister zei — over extra middelen die beschikbaar zijn voor werving en selectie en interne doorstroom van politiemedewerkers: deze groepen zullen naar verwachting in de eerste maanden van 2019 instromen als persoonsbeveiliger. Mag ik dan aan de hand van het antwoord van de minister concluderen dat dit nog niet gebeurd is? Want anders zou hij, hoewel hij misschien geen concreet aantal kan noemen, alvast iets meer kunnen zeggen dan dat hij er in de herfst op terugkomt.

Minister Grapperhaus:

Ik kan toezeggen daar nader op terug te komen, maar ik moet het antwoord op de vraag hoe dat nou precies tot nu toe bij de politie gaat, even schuldig blijven, want dat is vrij feitelijk.

De voorzitter:

Verwacht de minister dat dit in de tweede termijn kan?

Minister Grapperhaus:

Ik beloof daar in tweede termijn op terug te zullen komen, maar misschien al zelfs aan het einde van deze eerste termijn.

De heer Van Nispen (SP):

Heel kort. Ik zou de minister toch wel net iets meer willen horen op dit toch hele belangrijke punt. We hebben er bijna allemaal op gewezen: 18% vacatures bij de DKDB. Ik wil van de minister ook weten hoelang dit probleem al bekend was, of het niet te voorzien was en of nou echt goed is geanalyseerd waarom dit tekort zo is ontstaan.

Minister Grapperhaus:

Laat ik even zeggen — dan beantwoord ik meteen een vraag van mevrouw Laan over de capacitaire druk en de invloed op de beveiligingsopdrachten — dat de DKDB met de huidige bezetting de huidige vraag van de gezagen aankan. Dat neemt niet weg dat de werkdruk erg hoog is om die huidige opdrachten uit te voeren. Juist om de bezetting en de formatie in evenwicht te brengen, hebben we die extra wervingsactiviteiten ingezet. Het is geen geheim dat de jaren waarin wat is bezuinigd en afgebouwd op de diensten wel degelijk invloed op de DKDB hebben gehad. We hebben nu — daarom noemde ik die 2 miljoen nog eens met nadruk — echt ingezet op zeer veel extra en versterkte werving om ervoor te zorgen dat we met grote voortvarendheid die vacatures terug gaan brengen. Maar, zoals ik al zei, heb je dat niet in een week opgelost. Dat moet ik eerlijk zeggen. Dat heb ik ook al bij een eerdere gelegenheid gezegd, maar ik vind dat we daar in het komend najaar echt resultaten van moeten zien. Als die er niet zijn, als die 2 miljoen euro voor werving niet een behoorlijke terugloop van die vacatures tot gevolg heeft gehad, dan zit er toch fundamenteel iets anders niet goed. Laten we wel wezen, het beveiligen is een zwaar risicovol beroep dat zeer veel vakmanschap vereist. Daar moet je echt mensen op hebben die aan hogere kwaliteiteisen en standaarden voldoen. Dus het vergt nogal wat om dat goed voor elkaar te krijgen. Maar daar zet ik in ieder geval veel op in.

De heer Van Nispen (SP):

Als de minister hier zegt dat de door hem aangekondigde maatregelen voldoende zijn, dat er alles aan wordt gedaan om de zaken goed op orde te krijgen en dat 2 miljoen daarvoor voldoende is, dan hebben we het daar, denk ik, nu mee te doen. Althans, ik kan nu niet afdwingen dat het anders gaat. Maar ik wil toch nog even terugkijken. We hebben heel vaak debatten gevoerd over de vraag of er zo veel bezuinigd had moeten worden. De een vindt van wel en de ander vindt dat het wel wat minder had gekund. De minister is vast wel nagegaan in zijn analyse van de huidige vacatures en de personeelstekorten of men zich ooit heeft afgevraagd wat hiervan de gevolgen zouden zijn, bijvoorbeeld voor die belangrijke Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. Heeft men deze krapte en dit probleem destijds doelbewust voor lief genomen?

Minister Grapperhaus:

Ik vind dat — ik geef het toe — een lastige vraag, want dat is toch altijd een beetje een oordeel met de wetenschap van nu. Een aantal van u, onder anderen mevrouw Den Boer, hebben al gewezen op de ontwikkelingen in de zware criminaliteit, niet alleen het toenemen van de ernst van de bedreigingen, maar ook van wat ik maar even de roekeloosheid noem met een wat ongelukkige vertaling van het Duitse begrip Rücksichtslosigkeit. Dat zijn allemaal elementen die de afgelopen jaren heel duidelijk de kop hebben opgestoken. Gelukkig hebben we een flexibel systeem waardoor onze diensten zich daar wel degelijk op kunnen aanpassen. Die maken in ieder geval dat het niet investeren in voorgaande jaren nu pijnlijker gevoeld wordt. Waar het mij om gaat is, en dat gebeurt in periodiek overleg met de gezagen, de NCTV, het Openbaar Ministerie en de landelijke eenheid de KMar, dat we met elkaar, met alle diensten ons uiterste best doen om het echt helemaal bezet te krijgen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik heb een feitelijke vraag. Die 2 miljoen heeft de minister in de debatten die we in de afgelopen periode hebben gehad al vaker genoemd ter verbetering van de capaciteit van politie in den brede. Het lijkt nu alsof het specifiek alleen hiervoor is. Kan de minister daar wat meer inzicht in verschaffen?

Aanvullend nog een vraag waar ik net in de pauze met de collega's over heb gesproken. Wat is nu eigenlijk de capaciteit in Nederland waar de verschillende diensten over zouden kunnen beschikken? Is er een analyse van het potentieel? Zou de minister in de brief die blijkbaar in het najaar komt daar inzicht in kunnen geven? Dus wat is er nu in Nederland te halen? Waarom lukt het niet om dat binnen te halen? Waar zou je dan extra op moeten inzetten om dat wel te laten lukken? Is dat dan, zoals vaker door de collega's wordt gesuggereerd, een financiële kwestie of is het een kwestie van allerlei andere mogelijkheden om daarop in te zetten? Want dan gaan we naar een toekomst toewerken en eventueel naar een oplossing. Dat zou wat ons betreft heel fijn zijn.

Minister Grapperhaus:

Ik vind dat een goede gedachte, laat ik daarmee beginnen. Mevrouw Laan wijst erop dat er ook een merkwaardig soort concurrentie is tussen diverse diensten en dienstonderdelen op dit punt. Er zijn een aantal functies beschikbaar, ook buiten de DKDB, waar de hooggekwalificeerde personen die voldoen aan het profiel van DKDB ook geschikt voor zijn, respectievelijk die ook voor hen aantrekkelijk zijn. Dat betekent dat je als overheid heel erg moet oppassen dat je elkaar niet aan het wegconcurreren bent, waarbij je ook nog moet kijken naar de particuliere sector. Ik denk dat het een goed idee is, en dat wil ik bij dezen toezeggen, om dat inderdaad in die najaarsbrief op een rij te zetten en dat we er vervolgens met elkaar over spreken, ook aan de hand van wat er op dat moment nog aan vacatures onvervuld is. Ik moet eerlijk zeggen dat we die enorme inspanning verrichten, maar dat ik nu nog niet kan zeggen of we straks van die 73 vacatures er 60 vervuld hebben, wat ik trouwens best een mooi getal zou vinden, maar goed.

Mevrouw Buitenweg vroeg of de middelen voor beveiliging nu in alle zaken op orde zijn. Dat is heel lastig, want dan kom je op mededelingen over operationele zaken, zoals de zaak die mevrouw Buitenweg noemde, en daar kan ik niet iets over zeggen. Het moge duidelijk zijn dat de diensten met de middelen en de mensen die er zijn, en de professionaliteit, uiteraard helemaal inzetten op beveiliging die aan de normen en vereisten voldoet.

Dan de vraag van de heer Van Dam, en dan kom ik op het mapje met antwoorden over het punt van de heer Kuzu: het beschermen van burgers en stalkingslachtoffers en dergelijke. Ik begin bij de heer Van Dam, die zich afvroeg of de inzet van persoonsbeveiliging nooit meer mogelijk is voor de gewone burger die ernstig bedreigd wordt. De inzet van politie en OM is gericht op het voorkomen dan wel stoppen van geweld en het beschermen van het slachtoffer. Als dreiging en risico daartoe aanleiding geven, dan geldt dat de overheid een verantwoordelijkheid neemt voor het treffen van maatregelen ter bescherming of beveiliging.

Daar gaat een professionele afweging aan vooraf. En dan kom ik weer op dat maatwerk. Die professionele afweging heeft natuurlijk echt betrekking op wat nodig is om in dit geval de dreiging weg te nemen of beveiliging vorm te geven. Dat komt er in de praktijk op neer dat persoonsbeveiligingscapaciteit vooral gereserveerd is voor de bescherming van mensen die een functie uitvoeren in het belang van de democratische rechtsorde of waarden als vrijheid van meningsuiting en persvrijheid; denk aan journalisten en dergelijke.

De voorzitter:

Dat lokt een aantal vragen uit, om te beginnen bij de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Dat laatste punt begrijp ik. Bij dat eerste punt sprak de minister over de professionele afweging. Ik wil niets afdoen aan de professionaliteit van die mensen die die afweging maken. Het is hun werk en het is niet aan mij als Kamerlid om daarover een oordeel te vellen. Ik kijk echter wel naar de feiten van de afgelopen jaren. Mevrouw Buitenweg sprak over veertig vrouwen die het afgelopen jaar vermoord waren. Op basis waarvan worden die afwegingen gemaakt? Worden die wel voldoende secuur gemaakt? Is het misschien noodzakelijk om daar meer professionaliteit in aan te brengen, aangezien we te veel en te vaak te maken hebben met incidenten?

Minister Grapperhaus:

Dan ga ik meteen in op de vraag van mevrouw Den Boer over de aanpak van stalking. Die vergt een integrale benadering, met alle betrokken partijen. Dan moet je inderdaad een kennisniveau hebben dat bij al die partijen op orde is. Die partijen zijn het Openbaar Ministerie en de politie, maar ook de reclassering en Veilig Thuis. Hun inzet moet gericht zijn op het voorkomen dan wel stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. De politie heeft daartoe de werkinstructie stalking opgesteld. Dat heb ik nog beschreven in de brief die ik u vanmiddag heb doen toekomen. Zij is momenteel ook bezig met het uitbreiden van expertise op het terrein van stalking. Zo worden in de eenheden alle recherchepsychologen opgeleid. Hierover worden workshops georganiseerd en dit jaar en volgend jaar worden extra trainingen ontwikkeld die zien op huiselijk geweld, waaronder stalking door de ex-partner. Mijn collega's De Jonge en Dekker hebben speciaal op het onderwerp huiselijk geweld ingezet. Dat is uw Kamer bekend.

In zo'n zaak vindt dus een screening plaats, waar nodig met partners zoals het Openbaar Ministerie en Veilig Thuis. En dan wordt er een aanpak bepaald die gericht is op de individuele casus. Als de dreiging als acuut wordt ingeschat, worden adequate beschermingsmaatregelen getroffen. Ik ga er straks nog iets meer over zeggen, maar dan is daarmee nog steeds niet gegeven dat je honderd procent kunt garanderen dat er veiligheid is in de maatschappij. Dat vind ik als minister van Justitie en Veiligheid natuurlijk een buitengewoon verschrikkelijk gegeven, maar dat is wel iets waar we bij alles waar we op inzetten toch iedere keer rekening mee moeten houden.

De heer Kuzu (DENK):

In die zin is de fractie van DENK realistisch. Dat we honderd procent veiligheid zouden kunnen garanderen is een utopie, een mooie utopie. De minister heeft een aantal maatregelen opgesomd: die gaan van workshops en trainingen tot allerlei zaken die de komende periode in gang gezet worden. Mijn vraag is: is dat volgens de minister afdoende of voldoende om ervoor te zorgen dat we in de toekomst minder slachtoffers hebben dan nu het geval is? Dit is een ernstig maatschappelijk probleem, waar heel veel mensen zich zorgen over maken. Kan de minister op basis van deze maatregelen voorspellen dat er minder incidenten zullen zijn zoals we die in het verleden hebben gekend?

Minister Grapperhaus:

Een paar dingen daarover, en dan ga ik ook af en toe dingen zeggen die al een antwoord vormen op wat hier en daar gezegd is. In de eerste plaats: ik benadrukte net het belang van professionaliteit en van professionele samenwerking tussen alle verschillende diensten. Die moeten vooropstaan. Daar moeten we aan blijven werken om die helemaal up-to-date te krijgen en om nieuwe middelen in te zetten en ook daarover te leren. Dat is één. Het tweede is dat we natuurlijk ook de awareness in het geheel goed moeten hebben. Dat geldt echt niet alleen voor de politieagent. Dat geldt ook voor het lokaal gezag dat, zoals ik net al zei, uiteindelijk gaat over de beschermingsmaatregelen in een lokale kwestie.

Ik wil ook tegen de heer Van Dam zeggen dat ik op zichzelf positief sta tegenover een periodiek onderzoek naar die awareness. Laat ik dat maar vooropstellen. Want ik denk dat het echt van belang is dat we bij dit onderwerp voortdurend vaststellen of we er nog steeds helemaal bovenop zitten. Dan mijn derde punt. Ik wil wel de uitkomsten van het onderzoek van de inspectie afwachten. Aan de ene kant is de politie bezig om de expertise op het gebied van stalking uit te breiden. Aan de andere kant komt de inspectie straks, in de zomer van 2019 — dat heeft de inspectie zelf aangekondigd naar aanleiding van dat verschrikkelijke gebeuren — ook met een nadere analyse van hetgeen er in algemene zin eventueel nog anders zou moeten gebeuren. Daar moet ik dus niet op vooruitlopen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil even terug naar de opmerking die de minister maakte voor de interruptie door de heer Kuzu. Ik heb de minister eerder horen zeggen dat beveiliging voor alle burgers moet gelden. Ik ben er heel blij mee dat hij dat zegt. Maar voor mij is de essentie in dit debat wat in deze brief staat, en dat is echt een beleidsbreuk, namelijk dat mensen die een functie hebben in de democratische rechtsstaat of in het publieke domein of die daarin ondersteunen — in mijn woorden gezegd — uiteindelijk meer prioriteit hebben of meer ongestoord hun leven voort moeten kunnen zetten dan anderen. De minister zei net en schrijft ook dat het er in de praktijk op neerkomt dat persoonsbeveiliging alleen voor die categorie mensen is gereserveerd. Dat begrijp ik ook, maar ik vind het toch heel essentieel dat vaststaat dat ook voor gewone burgers, in wellicht heel extreme situaties, het hele palet beschikbaar is. Dat is de vraag die ik stel. Ik heb het dan niet over doorsneezaken. Maar het kan toch niet zo zijn dat als een burger — we kunnen ons allemaal die situatie voorstellen — echt heel extreem bedreigd wordt, hij of zij een diender of een officier van justitie treft die deze brief op tafel legt en zegt: sorry, dat is alleen voor een politicus of een journalist bestemd?

Minister Grapperhaus:

De heer Van Dam wees in zijn eerste termijn terecht op artikel 51aa. Laten we ermee beginnen dat ik het heb over veiligheid. Als we kijken naar artikel 51aa, dan staat daar dat de overheid goed moet kijken naar wat er nodig is om beschermingsmaatregelen te treffen voor mensen die zich, kort gezegd, in een bedreigde situatie bevinden. Ik zeg het even in eenvoudige taal voor de mensen die eventueel meekijken en voor iedereen die hier is. Dat betekent dat de overheid altijd een plicht heeft als iemand zich meldt bij de politie en er sprake is van een geval waarvan de instanties, Openbaar Ministerie, politie en Veilig Thuis, zeggen: hier is echt sprake van bedreigende stalking, hier moeten we wat aan doen. Dat is artikel 51aa. De plicht is dat je iedere burger veiligheid moet geven.

Ik heb in de brief op bladzijde 2 gezegd dat het er in de praktijk op neerkomt dat de persoonsbeveiligingscapaciteit in principe gereserveerd blijft voor de bescherming van personen die een functie uitvoeren in het belang van de democratische rechtsorde et cetera. Daarmee niet zeggend: die hebben het en de anderen moeten het maar zien. Ik heb daarmee heel duidelijk willen aangeven dat dat een groep is die, indien hun functie of de omstandigheden van hun functie dat vereisen— denk aan wat een enkele van uw Kamerleden overkomt — inderdaad die persoonsbescherming moet kunnen genieten, juist ook om hun functie te kunnen blijven uitvoeren.

Dat is echt een ietwat andere situatie dan iemand die zich in een ernstige bedreigende stalkingsituatie bevindt, maar daarvoor — dat wil ik hier hardop uitspreken — geldt evenzeer de plicht van de overheid om te zorgen voor adequate veiligheid. Dat kan zijn in de vorm van beveiliging.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, ik wil vragen om zowel de vragen als de antwoorden to the point te doen, om het maar eens in de verkeerde taal te zeggen.

De heer Van Dam (CDA):

Dat zal ik zeker doen, voorzitter. Ik mag dan de woorden "in de praktijk" zo opvatten dat dat zich echt beperkt tot in de praktijk en dat ik daar niet de woorden "principieel never nooit" moet lezen.

Minister Grapperhaus:

Laat ik het zo stellen: in de praktijk is in de praktijk. Daar staat niet "principieel niet" of iets dergelijks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dan hebben we dat weer vastgesteld.

Ik heb de minister veel dingen horen zeggen: hij is heel hard bezig, de politie is hard bezig, de rechercheurs worden getraind, er zijn protocollen enzovoort. Dat vind ik hartstikke goed. Dat meen ik oprecht; dat is niet cynisch.

Maar ik zit wel met het volgende. Ik heb vanmiddag nog het rapport TweeSteden gepakt. Daarin stond dat er in het verleden ook veel protocollen waren, maar dat die toen eigenlijk weinig gekend werden. Er was vooral een heel systematische benadering met een focus op de strafrechtelijke afhandeling en met eigenlijk heel weinig focus op het slachtoffer. En ik snap wat de minister zegt. Hij zegt: ik ben nu bezig, juist ook om die rechercheurs goed te trainen. Maar de rechercheur is vaak niet degene die de eerste intake doet of degene waarbij iemand in eerste instantie aankomt. Diegene maakt dan vaak een afspraak, en zegt dan vaak: komt u over één of twee weken maar terug. Hoe zorgen we er nou voor dat iemand in die week niet onbeschermd is?

Minister Grapperhaus:

Ik heb niet alleen dat gezegd. Ik heb namelijk ook gezegd dat er veel trainingen worden gegeven, en juist niet alleen aan rechercheurs. Ik ben zelf vorig jaar ook in Apeldoorn op het politiebureau geweest om voorgelicht te worden over hoe er nu wordt omgegaan met aangifte van stalking. Ik zie dat de expertise bij de politie op dat vlak echt toeneemt. Daarbij moeten we ook wel het volgende zeggen. Stalking is een maatschappelijk fenomeen. Het is het afgelopen decennium — ik weet niet of ik dat kan zeggen — maar in ieder geval nog niet zo verschrikkelijk lang, in onze samenleving gaan spelen en steeds groter geworden. De politie is er nog steeds mee bezig — maar goed, daar ben ik verantwoordelijk voor — om de expertise daarover verder uit te breiden, en niet alleen bij rechercheurs.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, ten slotte.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Maar wat kunnen we nu verwachten? Ergens halverwege de zomer komt dat onderzoek uit naar de situatie van Humeyra. Daarin wordt gekeken op welke wijze daar steken zijn laten vallen, en of we haar onvoldoende beschermd hebben. Mijn vraag is of het soms ook wat breder kan worden getrokken. Ik vind het heel goed dat deze zaak goed bekeken wordt, want het is afschuwelijk wat er gebeurd is, maar we hebben het steeds over individuele zaken die individueel worden bekeken. Mijn vraag was of er toch ook gekeken wordt welke generieke conclusies we daaruit kunnen trekken. Dat is wat ik wil weten. Gaat dat onderzoek van de inspectie ook verder? En gaan de conclusies van de minister ook verder dan de individuele zaak?

Minister Grapperhaus:

Ja. Ik had dat al gezegd, maar misschien niet duidelijk genoeg. Ik wil dit ook even benadrukken, ook voor de mensen die kijken. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft een eigenstandige bevoegdheid om te besluiten een dergelijk onderzoek in te stellen. De inspectie heeft daags na die verschrikkelijke, gewelddadige dood gezegd: "Wij gaan een onderzoek instellen naar deze gebeurtenis en naar alles wat er is gebeurd in deze specifieke kwestie. Maar we zullen daarbij ook meenemen hoe de instructies nu werken op het gebied van het aanpakken van dit soort problematiek rondom stalking en bedreiging van individuele burgers." Dat spitst zich dan natuurlijk met name toe — dat zeg ik dan maar eerlijk — op mensen, veelal vrouwen, die echt zwaar bedreigd of gestalkt worden.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik stelde ook een vraag over de werkinstructie en de training, met name ook ten aanzien van stalking. De minister speelt een beetje voor Klaas Vaak, als ik het zo mag zeggen. We krijgen namelijk een beetje zand in de ogen gestrooid wanneer hij zegt: ik ben heel erg onder de indruk van de groeiende expertise bij de politie. Dat zal best, maar er zijn ook mensen die signaleren dat de politie nog heel veel bij moet leren als het gaat om het signaleren van stalken, om het aannemen van aangiftes en om het er zo vroeg mogelijk bij zijn zodat ernstige bedreigingen in een later stadium voorkomen kunnen worden. Deelt u de mening dat er nog wel een tandje bij kan als het gaat om training van politieagenten op het gebied van stalking?

Minister Grapperhaus:

Hoewel ik het een eer vind om vergeleken te worden met een van de televisiehelden uit mijn jeugd, wil ik toch bestrijden dat ik hem ben, om het zo maar te zeggen in dit geval. Ik heb gezegd dat we continu moeten werken aan die professionaliteit en die expertise. Daar moest de afgelopen jaren ook het nodige aan gebeuren. Ik heb ook gezegd dat we er nog niet zijn. Nu zeg ik het even heel erg gewoon en op niet al te slaapverwekkende wijze, hoop ik. Laat ik er heel duidelijk over zijn: we zijn er nog niet. We zullen er, nog steeds, meer aan moeten werken, maar ik wil wel de onafhankelijke conclusies en observaties van de inspectie goed meenemen. Ondertussen — laat daarover geen misverstand bestaan — werkt de politie nog steeds aan verbetering. Dat geldt niet alleen voor de politie, maar ook — laten we even eerlijk zijn — voor de andere diensten en lokale gezagen die een verantwoordelijkheid hebben. Ik ben zo'n warm voorstander van het periodiek testen van die awareness, zoals de heer Van Dam voorstelde, omdat ik vind dat dat voor eenieder moet gelden die daarbij betrokken is.

Mevrouw Den Boer (D66):

Heel kort. Ik snap dat we geen voorbarige conclusies moeten trekken, maar het probleem van stalking en de bedreigingen die daaruit voortvloeien, is een groot probleem in Nederland, dat al bestond voor de tragische dood van Humeyra en de tragische dood van de mevrouw gisteren in Mijdrecht. Natuurlijk kunnen we nog leren, maar ik zou eigenlijk een iets actievere houding willen zien van de minister voor het bij de politie aanbrengen van generieke kennis over stalking.

Minister Grapperhaus:

Dan moet ik toch even opkomen voor de diensten die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, en niet voor mezelf. Over die verschrikkelijke dood van eergisteravond kunnen we nog geen enkele conclusie trekken. Ik wil hier echt in het algemeen iets over zeggen, dus laten we nu even van die zaken wegblijven, hoe goed het ook is dat iedereen er nog eens zijn verdriet over heeft uitgesproken. Ik wil het er echt in het algemeen over hebben. Ik zie net als de Kamer dat bedreiging en stalking, een bijzondere vorm van bedreiging, fenomenen zijn die verernstigd zijn in onze maatschappij de afgelopen tien, misschien vijftien jaar. Daar hebben onze diensten zich wel degelijk in meeontwikkeld, zoals ik al eerder zei, onder verwijzing naar het interview met het Openbaar Ministerie, maar we moeten meer blijven doen aan expertise. We moeten bij de les blijven.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dan even een paar concrete vragen. De heer Van Dam vroeg naar de mogelijkheden voor bescherming van kroongetuigen en familieleden. Als er sprake is van een ernstige en serieuze dreiging ten gevolge van medewerking door een getuige met politie of justitie komt er een zorgplicht voor de overheid. Dat heb ik al aangegeven, maar dat wil ik hier nog wel een keer bevestigen. Die zorgplicht kan zich uitstrekken tot familieleden, wanneer uit het onderzoek naar voren komt dat ook zij risico lopen. Het meest vergaand daarbij is opname in het getuigenbeschermingsprogramma.

Mevrouw Buitenweg stelde de vraag hoe het zit met de eigen verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Binnen het stelsel van bewaken en beveiligen geldt een getrapte verantwoordelijkheidsverdeling voor het nemen van maatregelen ten behoeve van de veiligheid. In de eerste plaats de personen zelf, in de tweede plaats de werkgever, in de derde plaats de overheid. Als personen of organisaties zelf niet voldoende weerstand kunnen bieden tegen dreiging en risico, heeft de overheid die plicht. Daar heb ik het eerder over gehad. Dat is artikel 51aa van Strafvordering.

De vragen van mevrouw Buitenweg over de andere kwesties wil ik dus echt nader bespreken als we dat onderzoek van de inspectie hebben. Dan kunnen we daar, denk ik, beter over spreken.

De heer Van Nispen vroeg zich af of mensen op de overheid kunnen vertrouwen als het gaat om de bescherming van hun veiligheid. Ik wil benadrukken dat zodra is vastgesteld dat iemand ernstig bedreigd wordt, beschermingsmaatregelen op z'n plaats zijn en dat als de betrokkene zelf niet voldoende weerstand heeft om dat zelf te doen, de overheid de plicht heeft om daarvoor te zorgen. Dan moeten mensen er inderdaad van uitgaan dat de overheid met die plicht aan de slag gaat.

In algemene zin vraagt mevrouw Buitenweg of het stelsel voldoende is toegerust op het beschermen van vrouwen. Daar wil ik nog wel iets over zeggen. De overheid neemt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers ongeacht sekse als de dreiging en het risico zo groot zijn dat die persoon of werkgever daar niet zelf voor kan zorgen. Maar ik wil ook zeggen dat die professionele afweging maatwerk is. Daarbij wordt natuurlijk ook wel degelijk rekening gehouden met de voorgeschiedenis, met hoe de verhouding is tussen de bedreigde persoon en degene die bedreigt en wat de andere omstandigheden zijn die daarin meespelen. Dan kom ik weer op die weerbaarheid van de betrokken persoon. Die weegt daarbij heel zwaar mee.

Voorzitter. Dan kom ik eigenlijk op de vragen over de bedreigde burgemeesters en journalisten. Maar eerst nog even de heer Kuzu. Hij heeft een vraag gesteld en hij is daar ook bij interruptie op ingegaan. Wat gebeurt er als iemand een contactverbod overtreedt? In dat geval kan die betreffende persoon in eerste instantie worden aangehouden. Hoe vervolgens wordt opgetreden, is afhankelijk van omstandigheden en van het geval. Het kan gaan om een contactverbod in het kader van schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke opgelegde straf, voorwaardelijke invrijheidsstelling. Afhankelijk van het geval kan bijvoorbeeld de schorsing van de voorlopige hechtenis ingetrokken worden. Daar zijn op zichzelf voldoende middelen en mogelijkheden voor, maar er zal toch altijd een individuele zaak plaatsvinden. Zoals ik eerder in antwoord op een vraag van mevrouw Buitenweg al aangaf, spelen daarbij ook weer de positie en de mate van weerbaarheid van de bedreigde persoon, van het slachtoffer, mee.

De heer Kuzu (DENK):

In mijn bijdrage sprak ik over het cynisme dat kan optreden wanneer we het over dit soort onderwerpen hebben. De minister gaf aan dat het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid ergens na de zomer wordt verwacht. De minister gaf aan dat dat in juli wordt verwacht. In de brief stond: na de zomer van 2019. Dat hebben we in ieder geval vastgesteld. Met dit soort zaken is het natuurlijk wel zo dat mensen, de nabestaanden, heel lang moeten wachten voordat ze enige vorm van duidelijkheid krijgen, wat ook zorgt voor een stukje genoegdoening bij de nabestaanden. Ik heb ook niet alle wijsheid in pacht, maar is het nou niet een idee, een voorstel, om dit soort trajecten op te splitsen in bijvoorbeeld twee fases? Is het een idee om het uitgebreide onderzoek negen maanden na dato te doen, maar dat we in de tussentijd ook een aantal feiten kunnen vastleggen waarbij niet goed is gehandeld? Een van die feiten in de zaak Humeyra is bijvoorbeeld dat er een contactverbod is opgelegd, dat dat contactverbod is overtreden en dat vervolgens zo'n vreselijke gebeurtenis heeft kunnen plaatsvinden. Je kunt volgens mij op je klompen aanvoelen dat daar fouten zijn gemaakt. Waarom is de minister niet bereid om daar sneller conclusies aan te verbinden dan nu het geval is?

Minister Grapperhaus:

Een minister van Justitie moet niet op zijn klompen gaan aanvoelen. We moeten echt hier de rechtsgang — en bij de rechtsgang hoort ook het grondige, zorgvuldige onderzoek — zijn werk laten doen.

In de afgelopen zeventien, achttien maanden dat ik minister ben, heb ik vaak genoeg de vertwijfelde, soms boze, vraag gekregen: waarom kunt u niet iets zeggen; waarom geeft u niet uw oordeel? Dat moet niet. Het leed is al aangedaan. Dat is waarom we die kwalificaties eraan geven. Die kwalificaties, het verschrikkelijke feit dat iemand gewelddadig is omgebracht en het verdriet van degenen daaromheen, de naaste familie en vrienden, moeten vooropstaan. Vervolgens moet je het slachtoffer, maar juist ook de naasten, het respect geven en rechtdoen door grondig na te gaan wat er gebeurd is.

Wat ik zelf zie en wat u ook ziet, is dat in dit soort zaken regelmatig in de eerste uren, dagen of weken deze of gene zegt: kijk, zus was het geval, of zo was de omstandigheid. In een volgend bericht blijkt dan dat het toch weer niet klopt of dat het net anders zat. Ik vind dat ik niet alleen zelf telkens moet uitstralen dat we het daar niet over moeten hebben, maar dat ik ook moet zeggen dat ik het ook van de Kamer vraag. Blijf daarvan weg, want daar doe je niemand een geluk mee en daar doe je niemand recht mee. Ik kan dus ook nog niet zeggen dat er sprake is van feiten in een zaak waarvan de strafrechtelijke onderzoeken en wat diens meer zij nog lopen. Er is pas sprake van feiten, hoe verdrietig ook, wanneer de rechter zijn uitspraak heeft gedaan.

De heer Kuzu (DENK):

Dat punt is helemaal terecht. Ik heb het over het onderzoeksrapport dat er gaat komen in juni. Dat gaat met name over de organisationele aspecten van dit hele gebeuren. Dit is helaas niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. Een onderzoek kent een opzet en vervolgens een periode waarin onderzocht gaat worden. Mijn constatering, die ik baseer op zes jaar als Kamerlid, is dat er voor het onderzoek dat na dit soort tragische gebeurtenissen wordt gedaan, elke keer een bepaalde aanloop nodig is. Bij Mitch Henriquez duurde het onderzoek veertien maanden, nu zien we dat het negen maanden gaat duren. Mijn vraag is of wij dat kunnen versnellen, zonder dat het ten koste gaat van de grondigheid en de antwoorden waarnaar we zoeken. Bij Anne Faber duurde het onderzoek een jaar. Ik kan het op mijn klompen aanvoelen. Volgens mij kan het wel wat sneller dan nu gebruikelijk is. Of vergis ik mij daarin?

Minister Grapperhaus:

We hebben, hoewel sommigen in uw Kamer weleens twijfelen aan de degelijkheid van de onderzoeken, al jarenlang de vijfde plaats in de Rule of Law Index. We hebben een heel solide rechtsstelsel. Ik maak me er sterk voor dat binnen dat solide rechtsstelsel degenen die een rol spelen in het strafproces echt hun uiterste best doen om hoge kwaliteit te leveren en het goede werk te doen. Dat betekent soms dat een zaak heel snel is opgelost, afhankelijk van hoe de zaak zit. Soms betekent het dat een zaak heel lang op zich laat wachten. Ik was maandag in Limburg om met het coldcaseteam te spreken over een zaak uit 1975: 43 jaar geleden en nog niet opgelost. Soms is dat hoe wreed zo'n situatie is. Ik begrijp de vertwijfeling, het ongeduld en, zeker bij nabestaanden, de boosheid en het verdriet, maar wij moeten dat toch proberen te absorberen en te zeggen: toch moeten wij echt de rechtsgang zijn beloop laten hebben.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik stel een vraag ter verduidelijking, hoor. Want ik hoorde de minister antwoorden op de vraag wat de mogelijke reacties zijn op het overtreden van het contactverbod. De minister zei: dat is natuurlijk afhankelijk van de zaak. Dat snap ik, maar ik hoorde de minister ook zeggen dat er ook wordt gekeken naar de weerbaarheid van het slachtoffer. Maar dat kan toch niet zo zijn? Als een contactverbod wordt overtreden, kan de reactie daarop toch niet mede afhankelijk zijn van de weerbaarheid van het slachtoffer?

Minister Grapperhaus:

Bij de reactie op overtreding van een contactverbod worden alle omstandigheden meegenomen. Voor zover het gaat om wat er moet gebeuren met de overtreder, heb ik een misverstand laten ontstaan. Daar wil ik via u, voorzitter, mijn verontschuldiging voor aanbieden. Daarbij speelt die weerbaarheid geen rol.

Dan een vraag van mevrouw Helder over de capaciteit van de werving. Het is niet mogelijk dat we daar elke maand over rapporteren aan uw Kamer. Maar dat kunnen we wel doen bij het halfjaarbericht van de politie. Snelle updates geven ook niet een betrouwbaar beeld, want dan kun je ook nog toevallige ups en downs hebben.

Ik wilde eigenlijk naar de bedreigde burgemeesters. Ik ben overigens wel bijna door de antwoorden heen, dus dat moet u zonnig stemmen. In het debat over de bedreigde burgemeesters heb ik de toezegging gedaan aan mevrouw Den Boer om nader in te gaan op de samenwerking tussen de lokale driehoek en de rol van de NCTV. Als centraal bevoegd gezag — dat is gedelegeerd aan de Coödinator bewaken en beveiligen van de NCTV — heb ik een bijzondere verantwoordelijkheid voor bepaalde personen, objecten en diensten. Dat is het rijksdomein. Die zijn opgenomen in het rijksdomein vanwege het nationaal belang dat met hun veiligheid en ongestoorde functioneren is gemoeid. Het lokaal bevoegd gezag is in beginsel verantwoordelijk voor de veiligheid van alle overige personen en objecten. Dan ziet u dus dat de burgemeester dat is voor de handhaving van de openbare orde en de hoofdofficier voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, waaronder de veiligheid van personen en objecten. Dat moet lokaal worden beslist. Dat is ook begrijpelijk, want het lokaal bevoegd gezag is in staat om de beste afweging te maken op basis van dreiging en risico, en ten aanzien van welke maatregelen er genomen moeten worden.

Een burgemeester hoeft overigens niet over zijn eigen beveiliging te beslissen. Die taak heeft het Openbaar Ministerie. Ter vervanging van de bespreking in de lokale driehoek — anders zou de burgemeester in de driehoek over zijn eigen beveiliging zitten te praten — laat de hoofdofficier zich adviseren door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Die toetst dan onafhankelijk maatregelen op volledigheid.

Daarnaast heeft de NCTV een signalerende en adviserende rol voor het decentrale domein, dus voor de lokale gezagen. Overigens kan de NCTV gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen, maar voordat de NCTV ongevraagd advies uitbrengt, zal deze daartoe altijd in contact treden met het bevoegd gezag in het decentrale domein.

Mevrouw Den Boer vroeg ook of er al resultaten ten aanzien van de afspraken rond de bedreiging van journalisten zichtbaar zijn. Er zijn mooie tussenresultaten. Ik noem de inwerkingtreding van de wet bronbescherming en de bijbehorende richtlijn op 1 oktober jongstleden. Vanaf 1 april jongstleden geldt de verhoogde strafeis conform de OM-richtlijn die het mogelijk maakt om een hogere straf te eisen: 200%. U heeft vorige week in de pers kunnen lezen dat daar een klein moment bij werd stilgestaan door het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Die heeft op 1 april — ik kan ook niks aan de datum doen — het meldpunt PersVeilig gelanceerd.

Verder passen politie en OM zo veel mogelijk lik-op-stukbeleid toe, waaronder prioritaire afhandeling van zaken in geval van agressie en geweld tegen journalisten. Er wordt de komende maanden gewerkt aan de doorontwikkeling daarvan. De overige maatregelen uit het project PersVeilig zullen in het najaar operationeel worden. Ik wil toch wel zeggen dat die gemaakte afspraken toch echt een hele lijst zijn. Ik heb ze naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Helder nog eens nagekeken, want kritiek trek ik me altijd aan. We hebben die afspraken vorige zomer gemaakt en we zijn daar dus een flink end mee onderweg. Die afspraken stonden al op het punt getekend te worden toen die aanval met die raketwerper er was. En toen hebben we besloten om die ondertekening even een paar weken of een week uit te stellen.

Voorzitter. De heer Van Nispen vroeg nog of er een afgestemde aanpak was van de bescherming van journalisten. Ja, het Openbaar Ministerie en de politie passen, zoals ik al zei, al zo veel mogelijk dat lik-op-stukbeleid toe. Ik heb daarmee inmiddels ook de vraag van mevrouw Helder op dat punt beantwoord.

Voorzitter. Dan heb ik nog de individuele beoordeling van casuïstiek. Wordt die meegenomen in het onderzoek van de inspectie? Ja, dat is onderdeel van de huidige werkinstructie, maar ik zal dat in ieder geval voor alle zekerheid onder de aandacht brengen.

Ten slotte, voorzitter, als altijd als laatste het mapje overig. Daarin zit slechts één vraag en wel de vraag naar de verhouding van de inzet van persoonsbeveiliging en de tweedeling die lijkt te ontstaan als het gaat om de Europese verplichting ten aanzien van slachtoffers in artikel 51aa. Eigenlijk heb ik daar al het een en ander over gezegd naar aanleiding van een interruptie van de heer Van Dam. Ik heb, denk ik, heel duidelijk aangegeven dat in Nederland aan de EU-richtlijn en 51aa uitvoering wordt gegeven door wat ik in mijn brief duidelijk heb beschreven als die werkwijze individuele beoordeling. Ik heb hopelijk elke zorg bij de heer Van Dam kunnen wegnemen door te benadrukken dat "in de praktijk" op dat andere punt ook echt "in de praktijk" betekent.

Voorzitter, ik ben door mijn beantwoording heen. Ik dacht een enkele even geparkeerde vraag inmiddels ook te hebben beantwoord en daarmee is dit mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Daarvoor wil ik de minister hartelijk danken. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn. We beginnen met de tweede termijn en wel met de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik constateer dat het sneuvelpercentage tijdens dit debat vrij hoog ligt onder de Kamerleden. Het einde van het debat is dus bijna daar.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik had het idee om hier met twee moties te komen, waaronder een motie over de beschikbaarheid van de maatregelen voor alle burgers. Dat is de discussie over de vraag of "in de praktijk" "in principe" betekent. Ik heb daar voldoende antwoord op gehad en ik zal daarover niet met een motie komen. De andere motie ging over de financiën. Daar kom ik ook niet mee, want ik heb de toezegging genoteerd dat er voor de zomer een brief komt.

Maar om niet helemaal blank of leeg het debat uit te gaan heb ik wel een andere motie en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de politie bij stalkingszaken en bij bedreiging in het kader van huiselijk geweld gewerkt wordt met een landelijke werkinstructie;

overwegende dat de awareness van politiemensen, zowel ten aanzien van het detecteren van potentiële casus van stalking en/of bedreiging als ten aanzien van het op juiste wijze toepassen van de geldende werkinstructie, inclusief het samenwerken met ketenpartners, van essentieel belang is;

verzoekt de regering periodiek de uitvoering van de werkinstructie te auditen, en de Kamer over de resultaten van die audit te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam, Buitenweg en Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 233 (29911).

De heer Van Dam (CDA):

Een korte toelichting nog. Ik denk dat het heel zinvol is, niet alleen om incidentele casus waar het heel fout is afgelopen te bekijken, maar vooral ook om in dit hele kwetsbare proces periodiek en op voorhand te investeren in het juist toepassen van die werkinstructie. Hoe zeg je dat ook alweer? De sloot dempen voordat het kalf gezonken is, dat is de intentie van de motie.

Minister Grapperhaus:

De put.

De heer Van Dam (CDA):

De put, ja. Even kijken: put, kalf, dempen; iets in die orde van grootte.

De voorzitter:

Het wordt uitgezocht.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Helder namens de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik had geen moties, dus hoef ik ook niet te zeggen dat ik ze niet ga indienen. Ik dank de minister voor het beantwoorden van de vragen.

Eén vraag is niet helemaal beantwoord, heb ik het idee. Dan gaat het over de medewerkers van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging; zwaar werk, moeilijk werk in moeilijke omstandigheden. In dat kader had ik gevraagd of er, kijkend naar het verleden, voldoende wordt gedaan om degenen die nu bij de DKDB werkzaam zijn te behouden. Ik had het idee dat dat misschien zijdelings maar niet helemaal is beantwoord. Dat zou ik nog graag even willen weten.

Voor de rest wachten we af. Na het herfstreces gaan we het er verder over hebben. Het stelsel van bewaken en beveiligen is iets wat helaas nodig is en wat wij als volksvertegenwoordigers goed moeten kunnen blijven controleren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer van D66. De tweede termijn is voor iedereen één minuut twintig.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik wil de minister graag bedanken voor de beantwoording van de vele vragen. Ik had nog wat losse vragen over safehouses, over coördinatoren — Boris Dittrich was als grondlegger van de stalkingswet daar ook naar op zoek — maar die laat ik liggen voor het komende debat, dat we dan waarschijnlijk in de herfst zullen hebben.

Ik zal mij beperken tot het voorlezen van één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 25% van de vrouwen gedurende hun leven te maken krijgt met stalking;

van mening dat iedereen beschermd moet worden tegen stalkers en dat een vroeg optreden van de politie hierbij essentieel is;

verzoekt de regering in samenwerking met de nationale politie in navolging van het rapport van de inspectie betreffende de zaak Humeyra, het expertiseniveau en de trainingen van politieagenten op het gebied van stalking te optimaliseren en zo nodig uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Boer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 234 (29911).

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank u.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg laat zich verontschuldigen. Hetzelfde geldt voor de heer Van Nispen. Dan is het woord aan de heer Kuzu namens DENK. Ik zie dat hij mogelijk veel moties heeft? Zet 'm op!

De heer Kuzu (DENK):

Nou, voorzitter, ik had drie moties voorbereid. Motie één gaat over de vacatures. Daarvan heeft de minister aangegeven "dat gaan we in het najaar bezien", dus die ga ik niet indienen. Motie twee gaat over de reikwijdte en het intensiveren van de middelen. Daarvan heeft de minister aangegeven dat de middelen in ieder geval voldoende zijn en dat iedereen die bescherming nodig heeft, wordt beschermd. Dat is althans de korte versie. De laatste motie dien ik wel in. Die gaat over raadsleden en Provinciale Statenleden, die in toenemende mate bedreigd worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 28% van de raadsleden ervaring heeft met agressie en geweld;

constaterende dat 18% van de raadsleden aangeeft niet te weten welke stappen te ondernemen na een ervaring van bedreiging;

van mening dat de veiligheid en het veiligheidsgevoel van raadsleden van essentieel belang is voor het functioneren van de democratische rechtsorde;

verzoekt de regering om in samenwerking met de VNG en het IPO er zorg voor te dragen dat gemeenteraadsleden en Provinciale Statenleden op een handzame manier informatie ontvangen waarin beschreven wordt welke stappen zij kunnen nemen na ervaringen met agressie en geweld, alsmede uiteengezet wordt welke hulp zij kunnen ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 235 (29911).

Dank je wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Laan-Geselschap van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Voorzitter, dank. Dank ook aan de minister voor de antwoorden.

Wat de VVD betreft is er één vraag blijven liggen, namelijk: wie is wanneer in charge? Ik zou aan de minister willen vragen of hij in de beantwoording en in de analyse die hij gaat maken van de verschillende casussen die de komende tijd nog voorbijkomen, deze specifieke vragen wil beantwoorden. U heeft uitgelegd wat de verschillende verantwoordelijkheden waren. Wij hebben dat ook uitgezocht. Mijn medewerker wist mij ook precies te vertellen hoe dat zat. Daar waren we dus al over uit, maar wie was nou wanneer, op welk moment, in charge? Dat vinden we ook belangrijk voor de evaluatie.

Als VVD komen wij tot de conclusie dat we gewoon spreken over een hele kwetsbare realiteit, waarin mensen ook in hun eigen omgeving zeer kwetsbaar kunnen zijn. Dat is natuurlijk al heel erg duidelijk. Het gaat over mensen en het gaat ook over zaken. En het gaat weer over personeel en over capaciteit. Ik begrijp dat we dit najaar, rondom de herfst, hierover gaan spreken. Ik heb het al vaker met de minister gehad over dit soort periodes van weer een halfjaar. Ik begrijp het ambtelijke systeem, maar ik zou er echt op willen aandringen dat het dan ook voor de herfst gebeurt en dat we niet rondom de kerst hier wéér mee zitten, want we moeten een aantal van deze kwesties gewoon daadwerkelijk aan de orde stellen.

Ik rond af. We hopen dat de minister vanavond genoeg input heeft gekregen om hier goed mee aan de slag te gaan. We denken nogmaals aan alle mensen die dagelijks hun leven in de waagschaal stellen om anderen te beveiligen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de minister, die zijn papieren al klaarlegt.

Minister Grapperhaus:

Ik krijg hopelijk de laatste tekst zo dadelijk nog.

De voorzitter:

Hebt u die nog niet?

Minister Grapperhaus:

Nee, maar ik kan alvast beginnen. Dat maakt het leven zo mooi.

Voorzitter. Allereerst de motie op stuk nr. 233 van de leden Buitenweg en Den Boer, over het periodiek uitvoeren van een audit van de werkinstructie. Het oordeel daarover laat ik aan uw Kamer. Ik zou de motie wel zo willen lezen dat ik na ommekomst van het inspectierapport daarover in gesprek ga met de korpschef om de mogelijkheden daartoe met hem vast te stellen.

De voorzitter:

Het is de motie van de leden Van Dam, Buitenweg en Den Boer. En de heer Van Dam heeft er een vraag over.

Minister Grapperhaus:

Nee, van Buitenweg en Den Boer.

De voorzitter:

Nee, Van Dam staat eronder. Even de leesbril op.

Minister Grapperhaus:

Ja, excuus. Ja, sorry. Het is de motie van de leden Van Dam, Buitenweg en Den Boer.

De heer Van Dam (CDA):

Ik val normaal ook niet zo op, dus ik begrijp het wel. De minister heeft al wat andere toezeggingen gedaan. Ik zou me kunnen voorstellen dat hij in die brief, bij gelegenheid, meldt hoe hij dat dan gaat vormgeven. In lijn met wat de minister zegt, zou ik die suggestie willen doen.

Minister Grapperhaus:

Akkoord.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 234. Die is van mevrouw Den Boer, maar dan weer met mevrouw Bergkamp erbij. Die motie gaat over het expertiseniveau. Het oordeel over die motie laat ik ook graag aan de Kamer. Ik hecht er wel aan om de uitkomsten van het onderzoek van de inspectie straks ook mee te nemen in die optimalisering. Ik zei al dat we daarmee doorgaan — laat daar geen misverstand over bestaan — maar we pakken dat natuurlijk ook mee, met name als het gaat om het zo nodig uitbreiden of updaten, waarover u schrijft.

Dan had de heer Kuzu nog een motie — dat is de motie op stuk nr. 235 — die eigenlijk op het terrein van de collega van Binnenlandse Zaken ligt. Nu weet ik dat de collega van Binnenlandse Zaken een hele map en een hele brochure heeft met informatie die inderdaad in het programma Weerbaar Bestuur van haar thuishoort. Hoe dat er precies uitziet, weet ik niet, maar toch weet ik daar voldoende van om het oordeel over de motie aan de Kamer te laten. Maar ik vind het wel goed om de heer Kuzu erop te wijzen dat dan wel bij de minister van BZK terechtkomt.

Dan is er nog een vraag van mevrouw Helder. Doen we voldoende om de DKDB'ers te behouden? Ja, ik vind echt dat we daar heel erg op inzetten. We hebben goed overleg gevoerd met de vakbonden over de wat oudere medewerkers. We nemen dat alles mee in het volgende voortgangsbericht daarover.

Voorzitter, dat waren de moties en de vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is een einde gekomen aan dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik wil iedereen die meekijkt hartelijk danken. Ik wil de minister hartelijk danken en alle andere aanwezigen in de zaal hartelijk danken. Ik wens u allen een goede en veilige reis naar huis.

Stemming over de moties is komende dinsdag, zo stel ik voor.

Naar boven