3 Verantwoordingsdebat 2016

Aan de orde is het Verantwoordingsdebat over het jaar 2016. 

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de minister-president en de minister van Financiën. Ik heet ook de leden van het college van de Algemene Rekenkamer, Arno Visser en Francine Giskes, van harte welkom en natuurlijk ook de mensen op de publieke tribune. 

Er is dit jaar veel belangstelling voor de verantwoordingsstukken en het verantwoordingsdebat. Vorige week vond op initiatief van Pieter Duisenberg de V100 plaats, een bijeenkomst met 100 mensen uit de hele samenleving. Dat was een zeer, zeer interessante dag. Zij hebben vragen gesteld over de jaarverslagen van de departementen en ik ga ervan uit dat alle commissies die vragen hebben doorgeleid naar het kabinet, zodat ze ook worden beantwoord. Zodra die antwoorden binnen zijn, zullen we de deelnemers van de V100 daarover informeren. Daarnaast kunnen we de geluiden die we tijdens de V100 hebben gehoord, gebruiken in dit debat. Daar ben ik vandaag erg nieuwsgierig naar. 

Ik zie de heer Tony van Dijck al heel lang staan. Hij wil heel graag het woord voeren. Hij krijgt het woord nu ook. De heer Van Dijck spreekt namens de PVV. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Om te beginnen: ook de commissie voor Financiën heeft een heleboel feitelijke vragen gesteld. Ik begrijp net dat we de antwoorden daarop pas vrijdag krijgen. Het is natuurlijk jammer dat we de antwoorden op de vele vragen, ook die van de V100, niet voor dit debat hebben kunnen krijgen. Dat is misschien iets voor de volgende keer. 

Wij kijken vandaag terug naar 2016 en het is vandaag officieel gehaktdag. De economie groeide voor het derde jaar op rij met 2,2% en het tekort sloeg voor het eerst in vele jaren, ik geloof sinds 2008, om in een overschot van 0,4%. Deze minister van Financiën heeft dus meer belastingen opgehaald dan hij nodig had. Hij heeft bijna 3 miljard te veel geïnd bij de burgers. Mijn eerste vraag is dan ook: hoe gaat hij die 3 miljard teruggeven? Het is tenslotte geld van de belastingbetaler. Die heeft te veel betaald en het te veel betaalde moet wat de PVV betreft sowieso worden teruggegeven. Ook de werkloosheid liep terug, met 75.000 personen ten opzichte van 2015. Dat is mooi, maar dat maakt nog steeds slechts de helft goed van de 150.000 werklozen die dankzij dit kabinet erbij zijn gekomen. We hebben er dus nog 75.000 te gaan, zou ik zeggen. 

Terugkijkend kunnen we niet anders concluderen dan dat het kabinet-Rutte II onnodig als een olifant door de porseleinkast is gedenderd, met maar één doel voor ogen: de overheidsfinanciën moeten op orde komen, zo niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Welnu, dat is gelukt, maar de vraag is tegen welke prijs, om maar eens de woorden van de Algemene Rekenkamer te gebruiken. Rutte snoeide bijna 50 miljard om het tekort met de helft terug te dringen. Die andere helft ging dus eigenlijk verloren. Weggelekt. Dood- en doodzonde. Deze minister is er ook nog trots op. Hij probeert met veel woorden het desastreuze beleid te verdedigen. Hij pretendeerde zelfs het land te hebben gered. Welk land? Griekenland? In dat opzicht lijkt hij op Mario Draghi, die hier zonder gêne kwam vertellen dat door zijn beleid de economie is hersteld en 4,5 miljoen banen zijn gecreëerd. Je moet maar durven! En dat terwijl iedereen het erover eens is dat een overheidsbeleid van keihard bezuinigen en lasten verzwaren de economie onnodig heeft beschadigd en de crisis heeft verdiept. We zijn blijvend 6% armer geworden en we zijn 350.000 banen misgelopen. Dat is gewoon slecht en dom beleid. 

Minister Dijsselbloem vlucht in allerlei retoriek van de Franse slag, maar hij weet donders goed dat hij te hard op de rem heeft getrapt. Wij wachten nog steeds op een mea culpa. En ja hoor, er kwam iets aan afgelopen maandag. De minister schoot keihard het lenteakkoord af. De 9 miljard aan lastenverzwaringen van het Kunduzakkoord was slecht voor Nederland. Heb ik dat goed gelezen? Hij zei letterlijk: "wel dapper, maar niet goed". De vraag is dan ook waarom deze minister niet heeft ingegrepen. Hij trad aan in 2012. Het akkoord ging over 2013. Hij wist dat het akkoord slecht was en schadelijk voor Nederland, dat tienduizenden bedrijven gingen omvallen, dat honderdduizenden mensen hun baan gingen verliezen. Dat is niet dapper, dat is laf en hoogst kwalijk. Gaat de minister hier wederom zijn beleid verdedigen? Of geeft hij eindelijk zijn fouten toe? 

Over fouten gesproken: het aantal fouten blijft binnen de marge, dus de Rekenkamer verstrekt decharge over de jaarrekening. Tot zover het goede nieuws. Maar de Algemene Rekenkamer heeft tegelijkertijd duidelijk gemaakt dat ook miljarden aan publieke middelen wel rechtmatig, maar niet doelmatig en doeltreffend zijn besteed. Wat waren de doelen en wat zijn de resultaten? De Rekenkamer vroeg zich hardop af of het geld wel zinnig, zuinig en zorgvuldig werd besteed. Oftewel: krijgt de burger waar voor zijn geld? We weten het niet. Ik lees dat 2,4 miljard is besteed aan passend onderwijs, zonder dat duidelijk is of dat geld terecht is gekomen bij extra ondersteuning voor onze kinderen. Ik lees ook dat elk jaar 1,4 miljard extra naar het onderwijs gaat, maar dat men niet weet waar dat geld is gebleven, terwijl men wel weet dat er 6% minder docenten en 8% grotere klassen zijn, en dat er 2% lagere salarissen zijn uitbetaald ten opzichte van 2002. Hoe kan dat? Dat vraag ik aan deze minister. 

Ik lees dat van zes op de tien fiscale aftrekposten onduidelijk is wat ze kosten en wat het effect is, fiscale aftrekposten die alleen al zo'n 100 miljard beslaan aan gederfde belastinginkomsten, dan vraag ik mij af: wat is dit? We lopen heel bewust miljarden aan belasting mis, willens en wetens, maar we weten niet wat het effect is. Gaat de minister dit nader onderzoeken? Als ik dan vraag om een fiscale regeling van 700 miljoen voor expats te schrappen, waarvan de hele Kamer vindt dat die niet doet wat die zou moeten doen, dan kijkt de hele Kamer naar het plafond. Dat schiet dus ook niet op. Men constateert in het onderzoek Kansrijk innovatiebeleid dat innovatiesubsidies voor minder dan de helft worden besteed aan innovatie. Dan zou je je toch moeten afvragen of dat niet anders kan? Als ik lees dat totaal onduidelijk is of 1,6 miljard voor het verbeteren van de luchtkwaliteit ook maar enig effect heeft gehad op diezelfde luchtkwaliteit, dan vraag ik mij af: wat is dit? 

Er wordt met het grootste gemak 600 miljoen vrijgespeeld voor minister Asscher om banen te creëren, maar we weten niet of die 6 miljoen ook maar één baan heeft opgeleverd. Er wordt 100 miljoen vrijgespeeld om zorgmedewerkers van werk naar werk te helpen, terwijl we tegelijkertijd lezen dat er grote tekorten zijn aan personeel in de zorg. Waar zijn we mee bezig? Als ik lees dat na alle veranderingen bij het pgb nog steeds 40% onrechtmatig is besteed — 40% van 2,3 miljard — dan zou je toch moeten ingrijpen? Of als de Belastingdienst ongeautoriseerd 700 miljoen gebruikt voor gouden handdrukken en VUT-regelingen, dan kan dat allemaal zomaar en niemand grijpt in! De Rekenkamer keurt de rijksregeling vanwege de kleine foutenmarge dan goed op rechtmatigheid, maar wat is het oordeel van de Rekenkamer op het punt van de doelmatigheid of doeltreffendheid? Ik neem aan een dikke onvoldoende. 

We zien inmiddels ook dat 60% van de rijksuitgaven over de schutting wordt gegooid naar gemeenten en naar instellingen. Deze miljarden worden dus in dit huis niet meer verantwoord. Wie weet wat er met dat geld gebeurt? Tegelijkertijd lees ik dat de helft van de gemeenten geen goedkeurende verklaring krijgt van een accountant. Dat spreekt boekdelen. We gooien 60% over de schutting, en aan de ander kant van de schutting wordt geen goedkeurende verklaring afgegeven door de accountant. Gemeenten, zo lazen we dan ook vorig jaar, houden 1,2 miljard over aan zorggeld. Het blijft gewoon op de plank liggen, terwijl de ouderen thuis zitten te verpieteren. De burger verdient een deugdelijke verantwoording van hoe zijn zuur verdiende belastingcenten worden besteed en dat gebeurt nu onvoldoende. 

Neem de opvang van asielzoekers. We mogen niet vragen wat dat kost. We mogen niet weten wat het kost. Deze minister van Financiën weigert zich te verantwoorden: het is onbehoorlijk om te vragen wat een asielzoeker kost aan opvang. Wel tienduizenden gelukszoekers binnenlaten, maar wat dat kost, mogen we niet weten. Ik ben dan ook blij dat de Algemene Rekenkamer dit jaar een poging heeft gedaan om die kosten te berekenen. Het zijn weliswaar schattingen, maar beter iets dan niets. In 2015 bedroegen de uitgaven voor asielopvang 1,8 miljard euro, voor de opvang van 58.000 asielzoekers. Wat schetst mijn verbazing? In 2016 kost het nog steeds 1,8 miljard euro voor de helft van het aantal asielzoekers. Hoe kan dat? Hoe kan de helft van het aantal asielzoekers evenveel kosten als twee keer zoveel? Is dat soms omdat het COA langjarige huurcontracten heeft afgesloten en nu moet betalen voor lege opvangcentra? Er sluiten 45 azc's. Zeg me dat het niet zo is. Wie is aanspreekbaar voor deze verspilling? Wie kunnen we op dit wanbeleid afrekenen? 

Zoals we allemaal weten, houdt deze minister ook van het uitschrijven van blanco cheques naar het buitenland. De vraag is hoe deze worden verantwoord. Ik lees daarover niets in de verantwoordingsstukken. Wat gebeurt er met ons geld, wat gebeurt er met de miljarden van ons belastinggeld? Wordt die 1 miljard aan opvang in de regio wel rechtmatig en doelmatig besteed? Hoe is die 20 miljard aan Griekenland besteed? De EU: 8 miljard; hoe wordt dat besteed? We weten allemaal dat dat geld naar landen gaat als Roemenië en Polen. Ontwikkelingshulp: 4,2 miljard; hoe wordt dat besteed? Het blijft gissen en we hopen allemaal dat het goed terecht is gekomen, maar het blijft een groot zwart gat waar we onze zuurverdiende belastingcenten in gooien. Voor sommigen hier geeft dat een goed gevoel, maar voor de PVV geeft het geen goed gevoel. De PVV vindt het een pure verspilling van miljarden aan belastingcenten die we in Nederland ook aan onze eigen mensen hadden kunnen besteden. Dat is een kwestie van prioriteiten. 

Mevrouw Leijten (SP):

Dat zijn allemaal heel zinvolle vragen. We moeten weten of geld goed besteed wordt, of het nuttig wordt ingezet. Nu is vandaag duidelijk geworden dat Europarlementariërs €4.300 per maand ontvangen bovenop de vergoeding die zij al krijgen om kantoor te houden. Bizar. Nu vragen journalisten aan die Europarlementariërs: leg eens uit, waar blijft dat geld? Weet u welke Europarlementariërs zeggen "wij vertellen niet waar het blijft"? Die van de PVV. Wat vindt u daar nou van, mijnheer Van Dijck? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De PVV is een groot voorstander van verantwoording, zoals ook bleek uit mijn verhaal. Als er transparantie gegeven moet worden, dan moet die gewoon gegeven worden. Wij verantwoorden ons ook als we een onkostenvergoeding krijgen. Wij krijgen echter ook onkostenvergoedingen die we niet hoeven te verantwoorden. Ik weet niet waar mevrouw Leijten woont, maar als zij in Maastricht woont, dan krijgt zij een verblijfskostenvergoeding om tijdens Kamerdagen in Den Haag te kunnen verblijven. Zij hoeft dan niet te verantwoorden of zij bij een oom, een tante of in het Hilton zit. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik woon in Haarlem. De onkostenvergoeding valt onder onze afdrachtregeling, die overigens heel transparant is, maar dat is een heel andere discussie. Het gaat over de transparantie die wordt gevraagd over de kantoorkosten — €4.300 per maand — van de Europarlementariërs van de PVV in het Europees Parlement. U vraagt om verantwoording voor allerlei zaken, zinvol en minder zinvol, en dat is uw taak. Maar als journalisten hun taak willen uitoefenen en aan uw collega's in Brussel vragen waar dat geld blijft, dan hoeven zij geen verantwoording te geven. Ik zou maar eens heel snel gaan bellen naar Brussel, zodat ze die vandaag nog geven aan de NOS. Dan staat u niet zo in uw hemd. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Volgens mij valt het wel mee, dat in het hemd staan. Wat ik zei: we zijn een groot voorstander van verantwoording, vooral als het gaat om belastinggeld natuurlijk. We hebben het vandaag over de verantwoording van 240 miljard euro aan belastinggeld dat is uitgegeven door dit kabinet. Ik vind dat dat verantwoord moet worden, dat van tevoren duidelijk gemaakt moet worden wat de doelen zijn en dat moet worden aangegeven of die doelen bereikt zijn. Daarvoor staan we hier vandaag. Nogmaals: als u een verblijfskostenvergoeding krijgt voor Den Haag omdat u in Haarlem, Maastricht of waar dan ook woont, dan hoeft u die niet te verantwoorden. Zo zijn de regels. U mag het geld dan teruggeven, u mag bij een oom blijven en u mag het geld gewoon gebruiken om op en neer te rijden; wat u wilt. Dat zijn de spelregels. U moet wel de spelregels goed in acht nemen. Maar het staat buiten kijf dat verantwoording an sich belangrijk is. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Leijten. 

Mevrouw Leijten (SP):

De spelregels in Europa deugen van geen kant. De vergoeding is te hoog en er hoeft geen verantwoording in de openbaarheid over te worden afgelegd. Zeggen dat het niet hoeft volgens de spelregels, is wel een beetje flauw. Als je van deze regering verantwoording vraagt tot achter de komma, dan moet je initiatieven steunen om verantwoording te geven. Maar ook dan geeft de PVV niet thuis. De PVV wil graag iedere maand €4.300 voor iedere PVV'er in het Europees Parlement krijgen en daarover geen verantwoording geven, en daar hoeven ook geen verantwoordingsregels voor te komen. Dat is meten met twee maten. Het is hypocriet. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb niet gezegd dat er geen regels voor moeten komen. Mevrouw Leijten doet het nu voorkomen alsof alleen de PVV'ers die onkostenvergoeding krijgen. Ik neem aan dat alle Europarlementariërs die krijgen en dat alle Europarlementariërs zich zouden moeten verantwoorden voor dat geld. Als er geen regels over afgesproken zijn, dan wordt het de hoogste tijd dat er regels over afgesproken worden. Daar ben ik het helemaal mee eens. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zou toch willen toevoegen … 

De voorzitter:

Nee, dat is echt een herhaling van zetten. 

Mevrouw Leijten (SP):

Alle Europarlementariërs krijgen het. Journalisten hebben om verantwoording gevraagd. De PVV geeft die verantwoording niet. Er is voorgesteld om daarover verantwoording te krijgen en daar heeft de PVV tegengestemd. 

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Van Dijck was klaar. Ik geef nu het woord aan mevrouw Aukje de Vries namens de VVD. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. In 2012 trad het kabinet-Rutte II aan. We zaten toen midden in een zware economische crisis. De economie kromp, de werkloosheid nam toe, de woningmarkt zat in het slop en veel huizen stonden onder water. De overheid gaf veel meer geld uit dan ze binnenkreeg. De staatsschuld was te hoog en steeg snel. Dat steekt schril af bij de cijfers over 2016, het jaar waar we vandaag over praten. In 2016 groeide de economie met 2,2%. Er kwamen 109.000 banen bij. De werkloosheid liep terug naar 6%. Nog nooit kochten zo veel mensen een huis. Er was een begrotingsoverschot van 0,4%. De staatsschuld nam af en was 32 miljard euro lager dan voorzien. 

Laat ik direct helder zijn: dat is zeker niet alleen de verdienste van dit kabinet en alle constructieve partijen die hebben meegewerkt aan akkoorden. Het is wat ons betreft allereerst de verdienste van alle hardwerkende Nederlanders en ondernemers, die het zwaar gehad hebben in de crisis en te maken kregen met stevige maatregelen. Dat heeft iedereen in Nederland gevoeld en heeft geleid tot veel onzekerheid, maar uiteindelijk is er wel een goed resultaat. Zo is Nederland de meest concurrerende economie van de EU en de vierde van de wereld, de negende meest innovatieve economie, het tweede land met de minste kans op armoede in de EU, het land met de beste zorg in de EU, het land met het op één na beste pensioenstelsel ter wereld, het vierde beste land om in te wonen, het zesde beste land voor ouderen en, nog een belangrijk punt, de Nederlandse kinderen horen bij de gelukkigste kinderen ter wereld. 

Dit kabinet heeft dus een forse klus geklaard, onder grote weerstand. Ik kan me de verwijten nog goed herinneren. Die zijn zonet ook nog herhaald door de PVV. Als je nu de resultaten ziet, kun je toch niet anders dan denken: hoezo de boel kapotbezuinigd, hoezo de economie kapotgemaakt? Nederland staat er goed voor en is daadwerkelijk sterker uit de crisis gekomen, maar daarmee is het werk wat ons betreft nog zeker niet klaar. Heel veel mensen horen en lezen dat het beter gaat maar voelen dat nog niet in hun eigen leven. De belastingen in Nederland zijn nog te hoog en er zijn ook nog steeds te veel mensen zonder een baan. Er zijn ook nog heel veel economische onzekerheden, want wat zijn de gevolgen van de brexit en wat gebeurt er bij onze buitengrenzen, in Turkije en Oekraïne? Mensen zijn ook onzeker over hun veiligheid. Afgelopen jaren werden de terroristische aanslagen onderdeel van ons leven. Die aanslagen op onze manier van leven mogen we nooit, maar dan ook nooit gewoon gaan vinden. Dat geldt ook voor de strijd tegen IS, het gevaar van de terugkerende IS-strijders en het vluchtelingenvraagstuk. De stroom van mensen via de Turkijeroute is weliswaar aangepakt, maar we zien nu andere stromen op gang komen, bijvoorbeeld vanuit Libië. We moeten verder nog invulling geven aan het klimaatakkoord van Parijs. Dat moeten we wat ons betreft op een slimme manier doen. En, ook niet onbelangrijk, de staatsschuld is nog steeds te hoog om in de toekomst eventuele klappen op te kunnen vangen. 

Er zijn nog veel zaken te doen dus. Om die te kunnen doen, is een overheid nodig die zelf zijn zaken goed op orde heeft en die voldoet aan de hoge eisen die wij hier in ons land terecht stellen. Vorig jaar was er forse kritiek op de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering, en dan vooral de ernstige onvolkomenheden bij de ministeries van V en J en Defensie en bij de Belastingdienst. De kritiek daarop was zeer terecht. Daarom is het goed om vandaag te kunnen constateren dat er op die departementen nu geen ernstige onvolkomenheden meer zijn. Complimenten daarvoor aan de betreffende ministeries en aan de minister van Financiën voor de afname van de beleidsmatige slotmutaties. 

Het totaal aantal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering is echter wel toegenomen, van 27 naar 36, en dat moet beter. Mijn fractie maakt zich vooral zorgen over de maar liefst negen onvolkomenheden op het gebied van de informatiebeveiliging. We verwachten een zorgvuldige overheid, die adequaat en doortastend omgaat met de beveiliging van informatie. We willen ons niet hoeven afvragen of onze gegevens wel veilig zijn bij de overheid, bijvoorbeeld voor de recente ransom-aanvallen. Burgers en bedrijven moeten er simpelweg van uit kunnen gaan dat hun gegevens veilig zijn bij de overheid. Het gaat dan om de onvolledige implementatie van de afspraken van de Baseline informatiebeveiliging rijksdiensten bij de ministeries en bij enkele kritieke systemen, maar ook om de vereisten die de meldplicht datalekken stelt. 

Het verbeterproces verloopt traag. De VVD wil dat dit voortvarend wordt opgelost. Dat willen de minister en het kabinet zelf vast ook. Hoe gaat de minister dat doen? Aanvullend wil ik vragen hoe we tot meer afdwingbare afspraken kunnen komen. Hebben we de informatiebeveiliging met losse departementale ICT-diensten wel goed georganiseerd? Hoe beoordeelt de minister zelf de coördinatie met betrekking tot informatiebeveiliging? Hoe zit het met de informatiebeveiliging van uitvoeringsorganisaties van de overheid, zoals UWV, SVB en DUO? Zijn die wel toekomstbestendig? Wat ons betreft, moet een en ander eind 2017 gewoon op orde zijn. 

In een tijd waarin de overheid met goede redenen steeds meer informatie bewaart en hacks en cybercrime een vlucht nemen, moet hier echt op worden doorgepakt. Dat is wat ons betreft meer dan alleen maar nieuwe afspraken maken die beter voldoen aan de behoeften van de departementen, zoals de minister van BZK aangeeft. Wij vinden het zorgelijk dat er juist bij de overheid een tekort is aan ICT-expertise. De VVD vraagt zich af of specifieke arbeidsmarktcampagnes en ICT-stagebureaus voldoende zullen zijn om dit op te lossen. Wat is er meer nodig? Volgens de VVD is er winst te behalen door professionalisering van het personeelsbeleid. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? In hoeverre is de Wet normering topinkomens een belemmering? 

Mijn collega van de PVV had het ook al over de maatschappelijke effecten. Ik zit sinds 2002 in de politiek, eerst in de gemeenteraad, daarna in Provinciale Staten en nu in de Tweede Kamer. Al die tijd heb ik me ingezet voor meer zicht op de resultaten van het beleid. Soms zijn de effecten van het beleid onbekend en soms is onbekend of de effecten wel het gevolg zijn van het beleid. Het is een traag en stroperig proces om daarin verbetering te brengen. Toch ben ik van plan om te blijven knokken voor verbeteringen. Krijgt de belastingbetaler wel waar voor zijn geld? Zijn de maatregelen die we nemen kosteneffectief? Bereiken we met inzet van al dat belastinggeld wel wat we willen? Dit zijn belangrijke vragen voor de VVD. Dat geldt ook voor de actie V1000, V100 bedoel ik. Het waren er net nog ietsje minder. 

De voorzitter:

Volgend jaar misschien? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wellicht. Zoals de voorzitter al aangaf, hebben ervaringsdeskundigen gekeken naar al die jaarverslagen. Ook daar komt uit naar voren dat er heel veel vragen zijn over de effecten van het beleid. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zeven jaar VVD aan de macht en dan weten we nog niet waar we aan toe zijn. Dit is misschien een beetje flauw, zoals ik uit de zaal ook hoor, maar het is wel een feit. 

(Hilariteit) 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik denk dat we moeten constateren dat dit een collectieve verantwoordelijkheid is en dat het niet aan de VVD ligt. Dat ligt ook aan de Kamer. Wij hadden immers ook dingen kunnen doen. Dit is echter wel de situatie na twee kabinetten-Rutte, met de Partij voor de Arbeid. Wij hebben ook zaken gedaan met het kabinet, dus wij hadden ook dingen kunnen doen. Hoe doorbreken we dit, zodat we misschien niet volgend jaar, maar het jaar erop of over drie jaar eens een rapport van de Rekenkamer krijgen met als titel "Voldoende zicht op effectiviteit van beleid"? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik ben het ermee eens dat we al zes jaar in een kabinet zitten. De Kamer heeft een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat de verantwoording en de effecten scherp zijn. Ik vind dat we ook naar onszelf moeten kijken. De afgelopen tijd hebben we vooral gekeken naar beleidsdoorlichtingen. Die moeten beter. De kwaliteit moet beter. Dat geldt ook voor de betrokkenheid van de Kamer bij die beleidsdoorlichtingen: wat ga je nu precies onderzoeken? We hebben de methode-Duisenberg voor verantwoording en begroting in gang gezet. Ik denk dat er nog een aantal zaken zijn die kunnen worden verbeterd. Daar kom ik zo nog op terug. Het rapport van de studiegroep Begrotingsruimte in het kader van de Operatie inzicht in kwaliteit biedt een aantal goede aanknopingspunten. We mogen verder heel blij zijn dat in de nieuwe Comptabiliteitswet maatregelen staan om bij een beleidsvoorstel vooraf de effecten te meten. Dat zijn goede verbeteringen. Ik hoop dat een en ander effect zal sorteren. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Collega Duisenberg heeft zeker mooi werk gedaan vanuit de Kamer, met alle voorstellen die er zijn. Maar denkt mevrouw De Vries dat we voldoende hebben vastgelegd dat er vanuit de regering — in eerste instantie zou het niet vanuit de Kamer moeten komen; wij zouden eigenlijk slechts moeten controleren — automatisch genoeg evaluaties komen? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Daar heb ik nog wel een aantal opmerkingen over. Ik vind dat we meer meerjarenplanningen voor beleidsdoorlichtingen moeten maken, zodat we beter inzichtelijk hebben wanneer iets voor het laatst is geëvalueerd. Dat inzicht ontbreekt gewoon nog. Dat is een van de aanbevelingen van de stuurgroep Begrotingsruimte. De minister van Financiën heeft een aantal no-regretmaatregelen aangekondigd. Dat is goed. Het zal heel lastig blijven om de effecten van elke maatregel in een totaalpakket goed te kunnen beoordelen. Dat wil niet zeggen dat we daartoe geen poging moeten doen. Zeker in de gewone begrotings- en verantwoordingsstukken moet de informatie verbeteren. Het moet niet afhankelijk zijn van alleen de beleidsdoorlichtingen of de beleidsevaluaties. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Eigenlijk heb ik nu redelijk wat gezegd van wat ik verder nog wilde zeggen. De afgelopen tijd hebben we dus een aantal zaken verbeterd op initiatief van de VVD. Volgens ons zijn er aanknopingspunten in de Operatie inzicht in kwaliteit. We zijn benieuwd welke mogelijkheden het kabinet daartoe verder nog ziet. Ook zijn we benieuwd naar de invulling van de maatregelen in de Comptabiliteitswet inzake de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Wanneer is er over die invulling duidelijkheid? We kunnen die beleidsdoorlichtingen en -evaluaties verbeteren, maar volgens mij moet een en ander structureel onderdeel worden van de begroting en de jaarstukken. Er moet een verbeterslag komen. Hoe gaat het kabinet dit aanpakken? 

De VVD herkent de kritiek van de Rekenkamer op het punt van de informatie over de besteding aan en de effecten van bijvoorbeeld het passend onderwijs en de luchtkwaliteit. De VVD heeft dit eerder al gesignaleerd. Voor het onderwijs wordt daaraan nu gewerkt door de werkgroep lumpsum. Wat ons betreft moeten er snel stappen worden gezet. Tien jaar geen evaluatie van de gelden voor luchtkwaliteit? Dat kan gewoon niet. Je wilt weten wat de maatschappelijke effecten zijn en ook wat de kosteneffectiviteit van de maatregelen is. De VVD vindt dat dit soort programma's veel eerder moet worden geëvalueerd, opdat je eerder kunt zien of het belastinggeld wel goed wordt ingezet. Kan het kabinet toezeggen dat dergelijke evaluaties vaker zullen plaatsvinden? Is het kabinet bereid om in tegenstelling tot de minister van SZW wel een evaluatie van het Sectorplan Zorg te houden, zoals is aanbevolen door de Algemene Rekenkamer? 

Wat verantwoording betreft het volgende. Per 1 januari 2017 is de pilot Vereenvoudiging aansturing agentschappen gestart, onder meer bij het ministerie van Economische Zaken. Dit mag wat de VVD betreft niet leiden tot minder verantwoording. Een doelmatige uitvoering en een vereenvoudiging zijn goed, maar we moeten wel inzicht blijven houden in de verantwoording. Kan dat worden bevestigd? 

Ik kom op de Monitor Brede Welvaart. De VVD wil dat de Monitor Brede Welvaart, die in mei 2018 verschijnt, gewoon een jaarlijks rapport wordt met een waardevrije verkenning van de brede welvaart. In principe heeft de VVD daarom geen behoefte aan een jaarlijks thema bij die monitor. Indien dat toch gaat gebeuren, heeft de VVD voorkeur voor het thema allocatie van tijd, dat in het rapport ook wordt genoemd. 

Er is veel gedaan, maar er is nog genoeg te doen. De opdracht is duidelijk: we moeten er alles aan doen om ons land veilig te houden en om ervoor te zorgen dat de economie op stoom blijft, zodat mensen daar de vruchten van gaan plukken. Nederland is een ontzettend gaaf land. We willen het stap voor stap nog beter maken. 

Mevrouw Leijten (SP):

Hoe gaaf Nederland is ligt helemaal aan het perspectief van waaruit je het bekijkt en de kansen die je hebt. Dat hangt af van de vraag of je een vast contract hebt of niet, of je op een wachtlijst staat voor de jeugd-ggz, of je hulpbehoevend bent, of je thuiszorg hebt gevraagd en die überhaupt krijgt. Ik zal het daar in mijn termijn nog over hebben, maar dat is niet de vraag die ik aan de VVD wil stellen, want ik weet dat zij een blinde vlek heeft voor dat soort sociale problemen. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Leijten (SP):

Maar wellicht heeft de VVD geen blinde vlek voor de problemen bij de Belastingdienst. Er zijn veel onvolkomenheden bij de Belastingdienst. De Algemene Rekenkamer constateert dat de Belastingdienst ternauwernood zijn kerntaak, het innen van belastingen, kan waarmaken. Het is alle hens aan dek. Er staat nu nog een bezuiniging van een half miljard op de Belastingdienst gepland. Hoe verantwoord vindt de VVD-fractie dat? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Laat ik heel kort ingaan op het eerste punt. Je moet natuurlijk altijd kijken naar de problemen die er zijn, maar ik wil wel naar voren brengen dat het gemiddelde cijfer dat de Nederlander geeft als naar zijn of haar tevredenheid wordt gevraagd, een 8 is. Dat laat onverlet dat er ook groepen zijn die het minder hebben. Daar heb ik al een aantal zaken over gezegd in mijn bijdrage. 

Dan kom ik bij het punt over de Belastingdienst. De Algemene Rekenkamer trekt een aantal harde conclusies. Ik denk dat die vooral een bevestiging zijn van wat we al wisten. We hebben de commissie-Borstlap/Joustra gehad, die een aantal stevige conclusies heeft getrokken. Ik ben blij dat er een heleboel maatregelen genomen zijn. Wij zullen een en ander kritisch volgen. Iedereen heeft moeten bijdragen aan de bezuinigingen. Wij zullen vooral kijken naar de vraag of de continuïteit gewaarborgd is. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij daar bij de behandeling van de Voorjaarsnota eventueel op terugkomt als er maatregelen nodig zijn. Ik wil dat even afwachten. 

Mevrouw Leijten (SP):

Eigenlijk zegt de VVD: ik wil wel maatregelen, maar ik wacht even af wat de regering doet. Kan ik dat zo interpreteren? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Nee, volgens mij hebben we hier al heel veel debatten over de Belastingdienst gevoerd. Er zijn al een heleboel maatregelen in gang gezet. Denk aan de aansturing vanuit het ministerie, het onder toezicht stellen van de Belastingdienst qua uitgaven en de herijking van de investeringsagenda. Het is zeker niet zo dat er nu niets gebeurt. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben in een vorig parlementair leven woordvoerder over het onderwerp verpleeghuizen geweest. Daarbij vond de VVD het prima om nog een half miljard te bezuinigen terwijl de bewoners en het personeel het water aan de lippen stond. Dat ging van tafel door de inzet van de Kamer en de PvdA in het kabinet. Bij de verkiezingen wilde de VVD opeens 2 miljard voor de verpleeghuizen. Ik hoop dat het ook zo gaat in het geval van de Belastingdienst. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Er is niet bezuinigd op de verpleeghuiszorg in de afgelopen periode. Wij hebben gekeken naar wat er nodig is. Ik denk dat we het erover eens zijn dat er geïnvesteerd moet worden en dat een kabinet daarop moet inzetten. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

We kijken vandaag terug naar 2016; daarover gaat dit Verantwoordingsdebat. Dit is echter ook het moment om terug te kijken naar de hele periode-Rutte II, waarin de VVD samen met de PvdA dit land heeft bestuurd. De vraag is natuurlijk welke lessen voor de toekomst de VVD uit deze periode heeft getrokken. Waarvan zegt zij: dat dus nooit meer? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Het is heel belangrijk om tijdig maatregelen te nemen. De PVV heeft ons daarbij in de steek gelaten in 2012. Er waren toen heel hard maatregelen nodig. De les die je hieruit zou moeten trekken is dat je ervoor moet zorgen dat je je huishoudboekje gewoon op orde hebt, zodat je de dingen kunt doen die je moet doen om het land veilig te houden en om ervoor te zorgen dat de economie op stoom blijft. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De vraag is anders. In 2012 is het Kunduzakkoord gesloten. Ik ben blij dat de minister van Financiën het licht heeft gezien en heeft ingezien dat het Kunduzakkoord slecht nieuws was voor Nederland en de Nederlandse economie. Wie gaat er nu in het diepst van de crisis de belastingen met 9 miljard verhogen? Dan ben je niet helemaal goed. Dat zeg ik niet alleen, het CPB, de Algemene Rekenkamer en alle economen van deze wereld zeggen ook: dat had je dus niet moeten doen. Ik hoop dat dit kwartje, het verhogen van de belastingen met 9 miljard in het diepst van een crisis, in ieder geval is gevallen bij de VVD en dat zij dat nooit meer zal doen, want dat is heel slecht voor een economie, de bedrijven, de banen en noem maar op. Is dit kwartje nu gevallen of zegt mevrouw De Vries: ik zou het morgen weer doen? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dit zijn van die mooie retorische vragen. Ik meen dat op dat moment heel zware maatregelen nodig waren. De heer Van Dijck was niet bereid die te nemen. Wij willen liever ook geen belastingen verhogen, zo kent hij de VVD ook, maar als het nodig is, moet het op enig moment wel en daarna moet worden bekeken hoe het allemaal goed op orde kan worden gebracht. Dat is het belangrijkste. De PVV is daarvoor weggelopen. Dat vind ik jammer. Zij had met ons aan het stuur kunnen zitten en mee kunnen bepalen wat er gebeurt, maar dat heeft zij niet gedaan. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als het dom beleid is waarvan de hele wereld die er verstand van heeft, zegt "dat moet je niet doen", ga ik niet achter het stuur zitten, toch stoïcijns op weg naar de afgrond. Mevrouw De Vries verwacht dat van de PVV, maar dat zullen wij niet doen. Zij heeft andere partijen daartoe kennelijk wel bereid gevonden. Wij zitten nu op de blaren, want wij zien nu dat er 35.000 bedrijven failliet zijn gegaan en dat 150.000 mensen de werkloosheid zijn ingejaagd dankzij dit beleid. Ik hoop op een retroperspectief, even nadenken over de vraag wat er is misgegaan in de afgelopen periode en waar wij de fout in zijn gegaan. Dat is niet erg, want iedereen mag fouten maken, maar het zijn alleen wel heel dure fouten geweest. Een beetje zelfreflectie op dit punt zou de VVD sieren; het zou haar sieren als zij zou zeggen: inderdaad, sorry Nederland, dat is fout gegaan. 

De voorzitter:

Wilt u nog kort reageren? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Zelfreflectie is altijd goed, misschien zou de PVV dat ook wat vaker moeten doen. Ik heb gezegd dat Nederland een gaaf land is. De heer Van Dijck heeft eerder gezegd dat dit het enige land is waar hij wil wonen. Ik heb een aantal zaken genoemd die gewoon hartstikke goed gaan in Nederland. Dan kan de heer Van Dijck niet zeggen dat wij richting de afgrond zijn gegaan. Met de cijfers die nu in de jaarstukken over 2016 naar voren komen, kan hij dat niet zeggen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt namens het CDA. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Het gaat goed met 's lands financiën. De economie draait op volle toeren en de werkloosheid is tot onder de 6% gedaald. Er is een groei van meer dan 2% en het begrotingstekort is omgeslagen in een klein begrotingsoverschot. Dat is een compliment waard. Uit de media weten wij echter ook dat er tegenvallers van een aantal miljarden zijn. De Voorjaarsnota moet uiterlijk 1 juni, dat is aanstaande donderdag, worden ingediend. Daarin zal niet alleen moeten worden aangegeven wat de tegenvallers voor dit jaar zijn, maar ook wat de tegenvallers voor de komende vier jaar zijn. Dit ingevolge de nieuwe Comptabiliteitswet die ook een antwoord geeft op de vraag die aan de heer Van Dijck is gesteld, want er moeten ook weer doelen worden opgenomen in het beleid. Kan de minister al een doorkijkje geven van de werkelijke stand van het land? 

Een van de zaken die de minister-president terecht aanstipt in zijn verantwoordingsbrief is de MH17. Hij stelt dat er een presentatie is gegeven van het onderzoek van het JIT (Joint Investigation Team), dat hij heeft gewerkt aan brede internationale steun voor het onafhankelijke onderzoek en dat hij ernaar streeft om de nabestaanden goed te informeren. Op de website en in het e-zine van het OM worden echter twee opmerkingen gemaakt over de internationale medewerking. Rusland is al binnen drie maanden na het neerhalen van MH17 om de radarbeelden gevraagd. Russische militairen hebben op 21 juli, vier dagen na het neerhalen van MH17, gezegd dat er radarbeelden waren van twee radarstations. De radarbeelden van het tweede station zijn tot op heden nog niet ontvangen en van het eerste zijn ze niet te ontcijferen. Verder blijkt volgens het JIT dat de tapes die zijn gemaakt toen de SBU in Oekraïne mensen heeft afgeluisterd, niet zijn overgedragen aan het onderzoeksteam. We hebben het nu over drie jaar erna. Is dit in de ogen van de minister-president brede internationale steun? Werken Rusland en Oekraïne getrouw mee aan het onderzoek zoals zij dat zouden moeten doen gelet op VN-Veiligheidsraadsresolutie 2166, of doen zij dat niet? 

Ik kom op een aantal gewonere punten. Ik begin bij de Belastingdienst. De ene rode kaart is weggewerkt. Daarvoor geef ik de complimenten, maar er zijn wel nog acht gele kaarten. Dat zijn er meer dan welke andere overheidsinstelling dan ook heeft gekregen. In het verslag van de Rekenkamer stonden zeer interessante punten. Ik loop er een paar langs. Er ontbreken goede interne checks-and-balances — dat wisten we — maar de haren rezen mij pas echt te berge bij de passage die ging over de afvloeiingsregeling. Zoals misschien bekend, kon een ambtenaar die voor 1 juli 2016 een aanvraag indiende, twee jaarsalarissen meekrijgen, ook al duurde het nog twee maanden voordat hij met AOW zou gaan. Een ambtenaar die €50.000 verdiende, kon dan een ton krijgen. Als hij in dezelfde situatie de aanvraag na 1 juli deed, kreeg hij maximaal twee maandsalarissen. Dat is dus iets minder dan €10.000. Het maakte dus enorm veel uit of die ambtenaar zijn formulier voor 1 juli invulde of daarna. En wat staat er nu in het verslag van het verantwoordingsonderzoek? "We hebben geconstateerd dat een groot aantal medewerkers die een aanvraag ná 1 juli hadden gedaan om gebruik te mogen maken van de regeling, is geadviseerd om de aanvraag opnieuw te doen, maar dan met een datum vlak voor 1 juli." Dat is valsheid in geschrifte door belastingambtenaren. Kennelijk zijn zij daartoe aangemoedigd door de top van de Belastingdienst. Wanneer wist de regering dat dit gebeurde? Om hoeveel mensen gaat het? Wat is het budgettaire beslag hiervan? Hier staat immers nogal wat. Als een burger een verkeerde datum of een verkeerd formulier invult dat bestemd is voor de Belastingdienst, gaan we naar de strafrechter. Wat gebeurt er verder bij de afvloeiingsregeling? 

De ARAR-remplaçantenregeling ingevolge artikel 49xx is alleen rechtmatig indien ook voor elke FIOD-medewerker en Douanemedewerker die weggaat, iemand in de plaats komt die anders ontslagen zou worden. De Rekenkamer zegt dat, als dat op enig moment gebeurt, het mogelijk is om dit artikel toe te passen. De vraag aan de regering is dus: gaan we al deze paar honderd opgestapte douaniers vervangen door mensen van de Belastingdienst Toeslagen of door mensen die op andere plekken weg moeten, of is deze uitgave onrechtmatig? Graag hoor ik hierop een helder antwoord. Hoe ziet de minister de problemen bij de Belastingdienst? Zullen deze gevolgen hebben voor de belastinginning? 

Dan ga ik in op de resultaten van het beleid. De Rekenkamer doet de trieste constatering dat we niet kunnen controleren of al die miljarden die we in het beleid stoppen, de gewenste effecten hebben. Zou een en ander niet veel "smarter" geformuleerd moeten worden: we willen resultaat X behalen door Y te geven en dat kunnen we controleren op tijdstip Z? Dat is wel lastig, want bijvoorbeeld het meten van de staatsveiligheid is best wel moeilijk. 

Ik kom nu op een kernpunt van mijn inbreng. Wij focussen in Den Haag op de verkeerde zaken. Het Verantwoordingsdebat is het moment om uitgebreid stil te staan bij de verantwoording over hetgeen wij hier in Den Haag allemaal doen. Ik ben van mening dat wij in Den Haag erg vasthouden aan modellen, afvinklijstjes en statistieken. Daar is veel op aan te merken. Dat zeg ik als gepromoveerd statisticus, maar ik zal het uitleggen. De Nederlandse politiek lijdt aan modellen- en statistiekenfetisjisme. Voordat het kabinet aantrad, zijn alle verkiezingsprogramma's en het regeerakkoord doorgerekend. Tijdens het regeren volgt een constante stroom van rapportages op basis van modellen waaruit kan blijken of het beleid functioneert. Nou, het functioneert altijd fantastisch. Eervolle vermeldingen voor dat soort rapportages wil ik graag geven aan ministers Opstelten en Van der Steur en aan staatssecretaris Van Rijn. Achteraf volgen rapportages waarin staat dat het beleid helemaal geweldig is geweest en dat de doelen zijn gehaald. De Algemene Rekenkamer is een van de weinige instellingen en Hoge Colleges van Staat die daardoorheen prikt met zijn gele kaarten. Daar kom ik later nog op terug; ik heb de Belastingdienst al genoemd, maar eerst ga ik in op deze Nederlandse ziekte. Modellen zijn een hulpmiddel als een check, niet als ultieme waarheid. Voor de verkiezingen of voor de jaarlijkse koopkrachtplaatjes stuurt iedereen expliciet op de output van het model. Als een structurele koopkracht en een structurele werkgelegenheid datgene zijn wat het CPB "doet", stoppen wij allemaal datgene in het model wat dat bereikt. Het eerste probleem is dat de onzekerheidsmarges enorm zijn. Tussen de partijen zit in 2040 soms wel 0,3% verschil in de werkgelegenheid. Dat is echt insignificant. De eerste de beste statistiekwijziging, een bijstelling van de ramingen, is groter. Denk maar aan de werkloosheid. In 2016 werd voorspeld dat de werkloosheid 6,7% zou blijven; daar had ik vorig jaar een klein gesprek met de minister van Financiën over. Allebei dachten we dat de werkloosheid fors zou dalen door de voorspelde economische groei. Dat gebeurde ook. 

Het tweede probleem is dat je stuurt op wat goed werkt op het model en niet op wat politiek en sociaal wenselijk is. Ik geef een paar voorbeelden. Iedereen wil koopkrachtstijging voor iedereen zonder extra geld uit te geven, een soort perpetuum mobile van een econometrisch model. Nou, dat bestaat in Nederland. Weet je hoe je dat doet? Je geeft een ingewikkelde tegemoetkoming waar iedereen recht op heeft, maar je maakt die zo ingewikkeld dat niet iedereen haar gebruikt. Dan telt zij namelijk wel mee voor de koopkracht. Een voorbeeld: vijftien jaar geleden was er het ouderenforfait bij de buitengewone uitgaven. Slechts een kleine minderheid maakte daar gebruik van, maar iedereen had er recht op. Een verhoging ervan kostte weinig en dus deed de regering dat, maar de gevolgen waren desastreus. Toen het forfait maar hoog genoeg werd, ging iedereen het gebruiken; alle ouderenbonden gingen de belastingformulieren invullen. Miljoenen Nederlanders kregen zorgkostenaftrek. Die is daarna drastisch uitgekleed, waardoor ook de mensen die de aftrek echt nodig hadden, werden geraakt. Dit model leidde dus tot een te ingewikkeld gebruik van een regeling en tot het uitkleden van een regeling die op zich best nuttig was voor datgene waarvoor zij was bedoeld. 

De heer Van Raan (PvdD):

Wat een heuglijke dag is dit! Constateer ik nou terecht dat het CDA het met de Partij voor de Dieren eens is dat de modellengekte en het statistisch doorrekenen van verkiezingsprogramma's niet veel zin hebben en dat het CDA daar net als de Partij voor de Dieren de volgende keer niet meer aan meedoet? 

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is nou precies de discussie die ik op dit moment zou willen aangaan. Ik ben dus blij dat u die vraag stelt; die wil ik graag aan het eind beantwoorden. Ik wil wel dat er een mate van doorrekening van beleid en ook van verkiezingsprogramma's plaatsvindt, maar ik constateer dat de manier waarop we daar nu mee omgaan, volstrekt doorgeschoten is. We hebben een heel dik pakket van het Centraal Planbureau; dat vinden wij leuker, maar de Partij voor de Dieren vindt waarschijnlijk het Planbureau voor de Leefomgeving interessanter. Dat is een schijnwerkelijkheid, maar als we helemaal geen informatie geven, kunnen we onszelf ook redelijk bezighouden met onze eigen proefballonnetjes. Ik wil dus op een betere manier met de modellen omgaan. Dat zou ook weleens een wat minder uitgebreide manier kunnen zijn, maar weggooien is het kind met het badwater weggooien. 

Het tweede voorbeeld is dat het CPB in de doorrekening van de verkiezingsprogramma's paragrafen heeft over de bereikbaarheid, de zorg en het onderwijs, maar niet over de rechtsstaat. Die kun je ook moeilijk meten, maar in het regeerakkoord stonden wel onhaalbare bezuinigingen op de hele justitieketen en zelfs op de AIVD. En het leger? Ach, het feit dat het Nederlandse leger niet in staat was om het eigen grondgebied te verdedigen en de bondgenootschappelijke NAVO-taak te verrichten, kwam pas later aan het licht. De kerntaak van de nachtwakerstaat, de veiligheid van de burgers, was geen doel meer. Dat hebben we geweten. 

Het derde probleem is dat sommige maatregelen het in modellen geweldig doen. Zo is er de IACK, een belastingkorting voor de minstverdienende partner. Die leidt in de modellen tot hogere koopkracht en meer werkgelegenheid en verdient zichzelf bijna helemaal terug. Dat is te mooi om waar te zijn. Deze korting leidt er wel toe dat een alleenstaande ouder vele duizenden euro's per jaar overhoudt van hetzelfde inkomen als het inkomen van een alleenverdiener die bijvoorbeeld een zieke partner thuis heeft. Kent de regering ook maar één ander belastingstelsel in Europa of de wereld — eentje maar! — waarin je meer belasting moet betalen als je meer mensen moet onderhouden met hetzelfde inkomen? Nou, in Nederland is dat dus wel het geval. Over de rechtvaardigheid van dat onderscheid wordt nauwelijks discussie gevoerd, terwijl het politiek een zeer relevante vraag is. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben blij met het voorbeeld van de heer Omtzigt over de IACK. Toen hij over modellen begon, wilde ik er al iets over vragen. Mijn concrete vraag is of de heer Omtzigt kan reageren op de doorrekening van het 5 miljardpakket, dat uiteindelijk met de hakken over de sloot in de Eerste Kamer is goedgekeurd. Er werd gezegd dat dit volgens de modellen ruim 35.000 banen zou opleveren. Het overgrote deel, ruim 20.000, daarvan heeft te maken met de IACK. Daarbuiten gaat het om slechts 15.000. 5 miljard voor 15.000 banen, los van de IACK. Niemand weet overigens of die ruim 35.000 banen gerealiseerd zijn, of dat die 15.000 banen, los van de IACK, gerealiseerd zijn. De maatregel van een jaar later om de koopkracht van ouderen te repareren kostte structureel 1 miljard. Die leidde weer tot een verlies van 23.000 banen. Welke conclusies trekt de heer Omtzigt hieruit? 5 miljard is weg met 35.000 banen. 

De voorzitter:

Helder. De heer Omtzigt. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een jaar later was er 1 miljard nodig, met een verlies van 23.000 banen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Alleen deze vraag laat al zien dat we volstrekt doorgeschoten zijn. Het doel van lastenverlichting is vaak om iets meer loon naar werken te krijgen voor degenen in Nederland die hard werken. Het enige wat wij hier doen, is het hebben over banen. Ik zie de heer Van Weyenberg kijken; hij doet dat meer dan wie dan ook. Er zit ook een rechtvaardigheidsdiscussie achter. Je kunt vinden dat je moeders van jonge kinderen zeer actief naar de arbeidsmarkt moet begeleiden. Dat vind ik een veel zuiverdere discussie dan zeggen dat deze modellen niet kloppen. De heer Van Rooijen heeft het over dat 5 miljardpakket. Daarin zit nog iets anders raars, namelijk het LIV (lage-inkomensvoordeel). Het LIV is een subsidie van maximaal €2.000 per werknemer die je een jaar in dienst neemt op een minimumloonniveau of op maximaal 110% van het minimumloon. Dat werkt geweldig in modellen: het levert vele duizenden banen op. Aan het eind van dit jaar zullen we er echter achter komen dat werkgevers of koppelbazen €2.000 subsidie ontvangen voor een Oost-Europeaan die hiernaartoe gehaald wordt om werk te verrichten tegen een laag inkomen, maar dat Nederlanders in een sociale werkplaats buiten die regeling vallen vanwege de wat kortere werkduur en arbeidsweek. Gebeurt er met deze regeling dus iets wat sociaal wenselijk is? Totaal niet. Zij is feitelijk alleen ingevoerd in de modellenwereld. Ik wil dat we daar een stukje vanaf gaan. Dat betekent niet, zoals de heer Van Raan zei, dat je totaal niet meer over modellen wilt praten. Dat wil ik wel, maar niet op deze manier. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb nog een korte vraag. Vindt de heer Omtzigt dat dat LIV nog eens onder de loep moet worden genomen, om te kijken of de beoogde effecten werkelijk optreden en of we die regeling moeten heroverwegen? 

De heer Omtzigt (CDA):

Het korte antwoord daarop is ja. Ik wil graag aan het einde van het jaar bekijken wie die subsidie onder het LIV gekregen heeft en of daarmee groepen bereikt zijn waarvan wij het wenselijk vinden dat ze werken. Als het een opstap is naar werk voor mensen die in de bijstand zitten en daar anders niet uitkomen, is het één ding. Dat kan ik billijken. Als het echter een manier is om groepen te subsidiëren die anders toch wel werken, of om de detailhandel te subsidiëren, wil ik er graag nog een keer goed over nadenken. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een paar vragen gesteld over de IACK. Ik denk dat de IACK pas tegen de muur gaat lopen als mensen erachter komen dat deze schijnscheidingen uitlokt. Als twee werkende ouders een schijnscheiding aangaan, kunnen ze er in dit land meer dan €15.000 netto op vooruitgaan. Dat zijn cijfers van het kabinet. Het is zeer aantrekkelijk om je als jonge vader van een pasgeboren kind in te schrijven bij je ouders. Dat scheelt netto meer dan €1.000 per maand. Controle van de gemeente is er toch niet, want de Belastingdienst lijdt het verlies, niet de gemeente. 

Tijdens een kabinetsperiode krijgen we natuurlijk tig persberichten en brieven. Zes jaar lang was het ministerie van Veiligheid en Justitie volgens de bewindspersonen een succesnummer. Niet is minder waar. Het kabinet heeft de bezuinigingen op Veiligheid en Justitie steeds verkocht door zichzelf op de borst te kloppen over dalende criminaliteitscijfers. Inmiddels is gebleken dat de criminaliteit niet daalt. De misdaad is verschoven. Veel criminaliteit vindt plaats op het internet en de georganiseerde misdaad heeft in Nederland vaste grond onder de voeten gekregen. Vorige week verscheen er nog een rapport waaruit blijkt dat de politie de meeste misdaad niet eens ziet. Gevangenissen worden nu gesloten, terwijl er bovendien nog steeds duizenden veroordeelden vrij rondlopen. Wij hopen dat met investeringen in politie en justitie straks misdaad weer kan worden aangepakt en criminelen achter de tralies verdwijnen. En net zoals staatssecretaris Wiebes in april 2016 aan de Kamer vergat te melden dat hij een half miljard aan afkoopsommen aan het uitgeven was, terwijl hij gewoon honderd pagina's over allerlei kleine dingen aan de Kamer schreef, rapporteerde ook het ministerie van Veiligheid en Justitie deze dingen niet. 

Laat ik maar eens één eindafrekening pakken, namelijk de eindafrekening over de administratieve lasten. Voorzitter, u weet nog wel dat onder Paars I de administratieve lasten met 10% moesten worden teruggebracht. Sindsdien had elk kabinet 25% administratieve lastenverlichting als doelstelling. Als wij dat allemaal zouden hebben gehaald, zou er in dit land geen formulier meer over zijn. En steevast werden alle doelstellingen gehaald. Ook dit kabinet haalt de doelstelling bijna geheel. En weet u wat veruit de grootste administratievelastenverlichting is volgens het kabinet? Maar liefst 5.000 fte's minder administratie bij de politie. Dat schreef minister Blok — toen trouwens nog minister voor Rijksdienst en nu minister van ook de politie — zelf aan de Kamer. Ik zou denken dat de politieagenten zingend en dansend door de straten zouden gaan, want zij zouden allemaal per persoon per dag een uur minder administratie hebben; volgens het model van de regering dan. Bij de presentatie merkte korpschef Akerboom op: "Ook al merken collega's de resultaten niet direct, toch motiveren de bevindingen om langs deze weg verder te gaan." Vinkje gehaald, model tevreden en nog steeds werken de politiecomputers niet altijd. 

Minister Blok ging verder. Volgens hem is er een administratievelastenverlichting bereikt bij — mevrouw Leijten — de pgb's. Die hebben geleid tot minder administratieve lasten bij de pgb-houders. Vertel het ze niet, zou ik zeggen. En de zzp'ers hebben ook minder last van administratieve lasten, want er zijn geen administratieve lasten meer als gevolg van de modelcontracten, volgens het kabinet. 

Gelooft het kabinet dit zelf? Het antwoord zal waarschijnlijk ja zijn, en dan kunnen ze ook nog met de NRC-factcheck komen, want die zei dat de stelling van het kabinet klopte. Dus je kunt in dit land zelfs een van de slijpstenen van de geest scherp houden en voor de gek houden door te zeggen dat dit aan de hand is. Het is te gek voor woorden. 

Verantwoordingsdag dwingt ons om zeer goed te kijken naar hoe wij dingen doen. Wij laten ons te veel leiden door het middel en niet door wat er in de werkelijkheid gebeurt. Het leidt tot ingewikkelde regels en tot cynische burgers, want die kun je niet constant voor de gek houden met nepkoopkrachtplaatjes. Daarom vraag ik de Tweede Kamer en ook dit kabinet om een korte reflectie. Hoe kunnen we een herbezinning beginnen op dit soort modellen? Men kan erom lachen, maar de rest van Nederland snapt er niks meer van. Hoe kunnen we wetenschappers, politici en wellicht de Rekenkamer samen zover krijgen dat deze modellen wel iets meer van de werkelijkheid weergeven en dat wij de achterliggende discussie voeren? Ik zal hierover trouwens in tweede termijn ook een motie indienen. 

Dan kom ik bij de informatiebeveiliging. ICT blijft een zorgenkindje bij de overheid, en dan niet in de laatste plaats de cyberveiligheid. 

De heer Nijboer (PvdA):

Op de modellen heb ook ik veel kritiek. Het kan altijd veel beter, maar ik vraag de heer Omtzigt toch of hij niet ook vindt dat politici af en toe moeten staan voor de keuzes die zij maken, en dat misschien de analyses die worden gemaakt ook wel iets zeggen over de keuzes die partijen maken. Ik begrijp heel goed dat het CDA, misschien nog wel meer dan de PVV, kritiek heeft op het CPB, omdat uit de cijfers daarvan naar voren komt waar het CDA voor staat: een grotere ongelijkheid in de samenleving. Geen wonder als je een vlaktaks wilt invoeren en niet de rijksten het meest belast. Niks voor duurzaamheid, helemaal niks; daar sta je dan met je rentmeesterschap. Ik snap die kritiek wel, maar komt die niet voort uit de keuzes die het CDA de afgelopen jaren heeft gemaakt? Dan heb ik het nog niet eens over Europa, over uw opportunistische optreden ten aanzien van het Oekraïnereferendum en weet ik wat niet allemaal, maar ook over de financieel-economische keuzes. Zijn het niet gewoon de inhoudelijke keuzes die leiden tot een slechter land, waarvoor u nu weg wilt lopen? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb hier in mijn betoog zes voorbeelden genoemd en wat opvalt, is dat de heer Nijboer op geen van deze zes voorbeelden durft in te gaan. Hij durft niet in te gaan op de vraag of er enige administratievelastenverlichting was. Die was er namelijk niet. Met fakemodellen schrijft deze regering dat ze lastenverlichting bereikt heeft. En ja, het CDA doet gewoon mee aan de doorrekening van het verkiezingsprogramma door het CPB. Daar doen we niet moeilijk over, maar we denken wel dat het beter kan. We denken dat dingen als het LIV veel beter kunnen en dat ze model gedreven zijn. De PvdA hoogt de IACK zodanig op in haar programma dat er een marginaal belastingtarief van bijna 100% ontstaan is voor de alleenverdiener. 100% belasting, dat is de ultieme PvdA-droom. Die zat in de doorrekening. Dat had niets meer te maken met gelijkheid of idealen, maar dat had ermee te maken dat het in het model goed werkte. Dat je daarmee de werkende klasse van Nederland totaal van je vervreemdt omdat je het in het model goed wilt doen maar het er niet over wilt hebben dat er mensen zijn die 0% belasting betalen over hun aanvullende inkomen en anderen die 100% belasting betalen over hun aanvullende inkomen, is iets wat de PvdA zichzelf niet eens meer afvraagt. Dat is dan ook een van de meest fundamentele problemen waarom mensen cynisch over de politiek worden en dat ook een beetje waren op 15 maart over bepaalde partijen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Het is een grote opsomming van verdachtmakingen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Van u. Dat hebt u goed gezien. U vat goed uw eigen vragen samen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Wat betreft de verdachtmakingen naar het CPB: die modellen kunnen echt beter. De PvdA heeft daar ook kritiek op. Wat betreft de administratieve lastendruk die slecht gemeten worden: eerlijk gezegd heb ik daar persoonlijk wel veel kritiek op, maar ik wijs er wel op dat CDA-minister Verhagen het destijds als grootste winpunt van zijn coalitie heeft gebracht, dat het CDA elke keer die rapportages vroeg en dat de heer Omtzigt die nu heel veel kabaal maakt over koopkrachtplaatjes en weet ik wat niet meer, hier in de Kamer misschien wel degene is die het meest ernaar heeft gevraagd. En dan komen er ook nog verdachtmakingen bij over het optreden van de premier ten aanzien van MH17; daar begint de heer Omtzigt mee in dit Verantwoordingsdebat. Het is een optreden van het CDA dat wegloopt van de fundamentele keuzes die het CDA nu maakt in Europese debatten, opportunistisch en populistisch, hier in fiscale debatten, opportunistisch en populistisch. Het loopt weg van de feitelijke keuzes die het maakt. Meer ongelijkheid in Nederland, minder duurzaamheid, slecht voor de koopkracht en de werkgelegenheid. En de heer Omtzigt probeert er via verdachtmakingen onderuit te komen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelden zo geraakt ben door het woord "verdachtmakingen" rondom MH17. Ik zal daar even heel eerlijk in zijn. Ik heb gevraagd of waar er nu al drie jaar aan Rusland gevraagd wordt om de radarbeelden, dit betekent dat er een goede medewerking van Rusland is. Dat is een vraag die ik hier met nadruk stel. Hetzelfde speelt bij Oekraïne dat tapes heeft die niet in het onderzoek worden ingebracht, dixit het Openbaar Ministerie. Als de heer Nijboer dat als verdachtmakingen wil afdoen en hij die vragen niet wil stellen, dat heb ik hier echt een probleem met hem. Over de andere zaken die er zijn, heb ik ook echt wel serieuze antwoorden gehad van de minister-president; er worden geopolitiek dingen gedaan die niet altijd binnen het bereik van Nederland liggen maar die wel belangrijk zijn om opgelost te worden. 

Dan het tweede punt, de marginale lastendruk. Ja, ik heb ook kritiek gehad op de modellen toen wij in de regering zaten. Denk aan de elektrische auto die het in de modellen ontzettend goed deed; sorry, de semi-elektrische auto — waar het gaat om de elektrische auto is er nog iets over te zeggen — waarmee 1,5 miljard euro belastinggeld is weggegooid, met subsidies op de Mitsubishi Outlander. Ik zat toen dwars op het beleid van minister Verhagen. Ik heb deze kritiek zowel wanneer ik in de regering zit als wanneer ik in de oppositie zit, omdat ik vind dat elke belastingeuro goed moet worden uitgegeven. Ik heb geen antwoord gehoord van de heer Nijboer, die inmiddels snel is gaan zitten, op de vraag waarom hijzelf een belastingtarief heeft ingevoerd op de alleenverdiener dat nu richting de 100% gaat en waarom hij in zijn verkiezingsprogramma de IACK nog verder omhoog jast omdat dit het in het model goed doet. Hij geeft geen enkel antwoord op hoe dat werkt voor de gelijkheid. Dat is wat ik gezien heb. Die keuzes laat ik doorrekenen. We hoeven het over het tweede en derde punt niet eens te worden, maar ik ben heel benieuwd of hij over het eerste punt nog een opmerking wil maken. 

De heer Nijboer (PvdA):

Normaal gesproken wordt er hier geïnterrumpeerd en worden hier de vragen gesteld. De heer Omtzigt stelt mij nu deze vragen vanaf het spreekgestoelte. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat om de vragen over de MH17. 

De heer Nijboer (PvdA):

U stelde ook andere vragen. U hebt gesproken over de doorrekeningen. Dat staat er allemaal in. Bij ons neemt de ongelijkheid af. Wij zijn er zeker voor dat gezinnen werk en privé meer kunnen combineren en de IACK helpt daarbij. Die zetten we inderdaad ook in in ons verkiezingsprogramma. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had eigenlijk een opmerking over de MH17 verwacht. Het valt mij op dat het woord "verdachtmaking" niet wordt ingetrokken. Ik neem daar nota van, ik neem nota van die opmerking van een collega. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Collega Nijboer had het over de vlaktaks. Wat vindt de heer Omtzigt, gegeven de opmerkingen van collega Nijboer, over het geruchtmakende interview met de minister in Het Financieele Dagblad waarin hij zegt: "Maar ik zie de aandrang daartoe bij geen enkele partij. Het CDA verdient nog enig krediet voor zijn vlaktaksplan. Verder zie ik alleen maar een toename van complexiteit"? Misschien kan de heer Omtzigt via deze vraag reageren op de woorden van de heer Nijboer? Ik vraag de minister om daar straks ook op te reageren. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vond dat een nette quote van de minister. Er zijn hier trouwens meer partijen die streven naar een vorm van vereenvoudiging. Een vereenvoudiging in theorie is altijd vele malen eenvoudiger dan een vereenvoudiging in de praktijk. Die is zeer weerbarstig, ook vanwege de inkomenseffecten. Ik snap dus dat bepaalde partijen er niet voor kiezen. 

Het CDA kiest daar wel voor, ook als dat soms enige herverdelende effecten heeft. Ik heb net het voorbeeld van de regering zelf aangegeven. Een alleenverdiener die van €22.000 naar €32.000 gaat, dus die fors extra verdient, houdt daar in Nederland als hij in een huurhuis met een huur van €600 woont, minder dan €600 van over. Die betaalt marginaal dus 95% belasting. Dat komt door de IACK, door de afbouw van allerlei heffingskortingen en door de afbouw van toeslagen. Op het moment dat je ervoor kiest om die persoon er iets meer van over te laten houden, neemt de ongelijkheid tussen iemand met een inkomen van €22.000 en iemand met een inkomen van €32.000 toe. Wij zijn niet voor communistische belastingpercentages. Wij hebben dus zeer bewust gekozen voor dat soort toenames van ongelijkheid. En als je dan heel gemakkelijk, zoals een aantal politieke partijen hier doet, bij de presentatie van het CPB zegt dat de ongelijkheid toeneemt, dan zeggen wij: dat was ook de bedoeling, omdat men in Nederland sinds het bezuinigingspakket vanaf het inkomen van een minimumloon alleen al een inkomstenbelasting van de facto 49% betaalt. Dat halen ze zelfs in Cuba niet. Dat mag best iets omlaag. Je mag best iets overhouden van het geld dat je zelf verdient. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Misschien kan de heer Omtzigt ook reageren op een ander voorbeeld dat nog niet genoemd is: de fiscale ouderenkorting. Die gaat bij een inkomen van rond de €35.000 van €1.300 naar €50. Als je één euro pensioen extra krijgt, uit wat voor soort inkomen dan ook, misschien uit een kleine lijfrente, dan ga je er bijna €1.300 op achteruit. Dat is een marginale die in het Guinness Book of Records thuishoort. Misschien kan de heer Omtzigt dat voorbeeld ook nog meenemen? Ik zal de minister daar straks ook nog een vraag over stellen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is precies een van de interessante voorbeelden van zaken die de regering in het regeerakkoord voornemens was terug te draaien. De regering had het voornemen om dat geleidelijker af te bouwen. Het werd namelijk in de huishoudentoeslag opgenomen, die niet is ingevoerd. De regering zag dus het probleem en wilde er ook iets aan doen. Zij is bij de huishoudentoeslag eigenlijk vastgelopen op de complexiteit van het toeslagenstelsel. Ik vind dit een ideaal voorbeeld van iets waarover zowel de ministers als u als ik het eens zijn. Wij zijn het eens over de theorie, maar de aanpak in de praktijk is vervolgens weerbarstiger gebleken. Het heeft dus niet aan de intenties van het kabinet gelegen. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ter informatie: in de Eerste Kamer heeft 50PLUS een motie ingediend om de afbouw van de ouderenkorting zeer geleidelijk te laten plaatsvinden. Die motie is overigens mede met steun van het CDA aangenomen. Ik begreep van de staatssecretaris dat dit punt hoog in het dossier van de informateur komt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik weet niet wie het dossier van de huidige informateur samenstelt, maar ik wens hem, na het debat dat hier gisteren heeft plaatsgevonden, buitengewoon veel succes met het samenstellen van een goede coalitie. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik was net begonnen met het onderwerp informatiebeveiliging. Het gebrek aan cyberveiligheid blijft een probleem. De Rekenkamer schrijft: "Niet alleen de gegevens van burgers en bedrijven moeten goed beveiligd worden, ook de systemen zelf moeten worden beschermd zodat de bedrijfsvoering ongestoord door kan gaan. Anders kan de verstrekking van subsidies of uitkeringen in gevaar komen, of kunnen boetes niet meer worden geïnd. Voorkomen moet worden dat hackers bruggen en sluizen bedienen. Of dat systemen van de overheid worden gegijzeld, waardoor processen stil komen te liggen en er losgeld betaald moet worden." Dat zijn schokkende teksten. Maar het gaat ook om de privacy van burgers, bijvoorbeeld bij de Raad voor de rechtspraak of bij V en J in het algemeen. Als er hacks zijn waarbij gegevens van individuen op straat komen te liggen, zijn de schadelijke gevolgen voor deze personen dramatisch. Welke stappen zet de regering om de cyberveiligheid topprioriteit van het beleid te maken? 

Meer specifiek: juist bij potentieel kwetsbare ministeries, zoals het ministerie van Defensie, het ministerie van Financiën, het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van VWS maar ook het ministerie van EZ, zijn de beveiligingsmaatregelen op het gebied van IT niet op orde. De systemen die zijn onderzocht, betreffen systemen waarvan departementen zelf zeggen dat het kritische systemen zijn, bijvoorbeeld omdat inbraken in of lekken uit deze systemen een groot risico voor de gebruiker met zich meebrengen. Het gaat om strafrechtgegevens van mensen. Je bent onschuldig totdat het tegendeel bewezen is, maar als je hele dossier op straat ligt, dan werkt dat niet meer zo. Maar het is ook mogelijk dat schuldige criminelen de dans ontspringen als hun gegevens worden gelekt. Dat moeten we koste wat het kost voorkomen. 

De basisregistratie met vreemdelingengegevens is gekoppeld aan de Basisregistratie Personen. Dat is een dramadossier, waaraan wel geld wordt uitgegeven maar waarbij geen stappen worden gezet. Hoe zorgen we ervoor dat dit systeem veilig wordt, net zoals de systemen voor telebankieren? 

Het CDA is blij dat de Rekenkamer zo scherp is op het onderwerp informatiebeveiliging, want de problemen hiermee kunnen maatschappij-ontwrichtend werken. De wereldwijde aanvallen met ransomware liggen nog maar net achter ons. In Nederland hadden we daar relatief weinig last van, maar de volgende aanval kan bij ons zijn. Daarom wil het CDA meer daadkracht van het kabinet. We willen niet nog een jaar wachten om een update te krijgen waaruit blijkt hoe het ervoor staat. Is de regering bereid de Kamer binnen zes maanden te informeren over de vorderingen die zijn gemaakt op het gebied van informatiebeveiliging en hier samen met de Rekenkamer, bijvoorbeeld bij de Najaarsnota, over te rapporteren? De Rekenkamer schrijft zelf ook dat hij bereid is om bij de ministeries te kijken naar verbeteringen. Ik kijk ook even naar de president van de Rekenkamer. Dit zou volgens ons geen probleem moeten zijn. 

Zo'n potentieel lek van alle strafrechtgegevens of van gegevens bij het ministerie van Volksgezondheid, waaronder ook privacygevoelige gegevens van bijvoorbeeld alle artsen en verpleegkundigen die in het BIG-register staan, kan zeer ontwrichtend werken. Ik verwijs nog even naar het OVV-rapport over DigiNotar. De douane had bijna alle in- en uitvoer van dit land stilgelegd vanwege het niet op orde zijn van de informatiebeveiliging. Dat had een economische ramp voor Nederland betekend. Graag wil ik op dit punt een toezegging. 

Tot slot kom ik op een klein probleem bij OCW. Het is lastig om te controleren waar studenten wonen, maar door het leenstelsel — dat is ook het enige probleem dat met het leenstelsel wordt opgelost — wordt dat probleem minder, omdat het onderscheid tussen thuiswonend en uitwonend is opgeheven. Een ander probleem blijft wel bestaan, namelijk het probleem bij het terugbetalen van de studieschuld. Bij 3% van het aantal debiteuren — dan hebben we het over 23.000 mensen — is er geen adres bekend, vooral wanneer ze in het buitenland wonen. Bij betalingsachterstanden zijn deze oud-studenten niet bereikbaar voor inningsactiviteiten. Hoe zorgen we ervoor dat dit probleem getackeld wordt en dat niet tienduizenden mensen het terugbetalen van hun studieschuld ontlopen? 

De voorzitter:

Voordat ik de heer Nijboer het woord geef, zal ik de vergadering voor korte tijd schorsen. 

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.41 uur geschorst. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Nijboer namens de PvdA-fractie. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. De Rekenkamer begon de verantwoordingsstukken dit jaar met de passage dat we in een wereld leven waarin factfree politics een steeds grotere rol lijken te gaan spelen. Zo'n Rekenkamerrapport — eigenlijk rapporten, want elke begroting wordt heel precies doorgelicht — is een baken van rust en degelijkheid in deze polariserende, politieke tijden. Ik vond die passage goed gekozen en ik vind dat ook goede politiek. 

Als ik terugkijk op de afgelopen jaren, dan zie ik partijen die heel ver uit elkaar stonden, PvdA en VVD, maar die op basis van inhoud zijn gaan samenwerken in een moeilijke economische situatie. We zijn nu vier jaar verder. Als we kijken hoe dat heeft uitgepakt, dan constateer ik dat nog heel veel dingen beter moeten in Nederland, ook qua beleid, maar dat het land er op veel fronten stukken beter voorstaat. De economische situatie is verbeterd. De overheidsfinanciën zijn verbeterd en toegenomen. Die zaten echt in het slop. De regulering van de bankensector is aangepakt. Ik vond dat zelf erg belangrijk. Er is meer geïnvesteerd in duurzaamheid. De werkloosheid, misschien wel het allerbelangrijkste, daalt fors, terwijl die aan het begin van de crisis steeg. Dit kabinetsbeleid heeft de basis gelegd voor noodzakelijke investeringen de komende jaren, wat de PvdA betreft vooral ook in publieke voorzieningen, ouderenzorg, duurzame economie, en onderwijs, door een nieuw kabinet. Ik wens het land toe dat daarbij wederom dezelfde consensus kan worden gevonden, in die zin dat men zich niet laat opsluiten in polariserende posities en feitenvrije politiek, maar dat men er samen uitkomt. Men is al even bezig. Ik wens de deelnemers er veel succes bij. 

Ik wil vandaag voor twee zaken een lans breken, eerst voor de ICT — we zijn na 2000 al zeventien jaar verder en het is eigenlijk een wonder dat ik er nog zo'n groot punt van moet maken — maar ook voor de menselijkheid in het overheidsbeleid. 

Eerst de ICT. De Rekenkamer schrijft daar veel over, over ICT-problemen bij de Belastingdienst en bij de kennis van de overheid — mevrouw De Vries sprak daar ook over — maar het probleem is nog breder dan alleen de punten die de Rekenkamer aanstipt. De ICT is heel belangrijk geworden voor de veiligheid, zowel van het land, cybersecurity, als van de data van mensen, privacy. Ik denk ook aan gemeenten, semipublieke instellingen, zorgverzekeraars en medische dossiers. Heel erg veel is online opgeslagen, maar hoe staat het met de veiligheid? Hoe bewaakt de overheid privacy als publiek goed? Dat is misschien wel een van de belangrijkste publieke goederen in de samenleving. Is dat wel voldoende gegarandeerd? Ik heb zelf eerder een initiatiefnota over veiligheid van online bankieren geschreven. Dat is een heel klein stukje van die veiligheid, maar iedereen heeft een bankrekening, dus iedereen heeft daarmee te maken. Is dat wel op orde? Is die publieke taak wel voldoende geborgd? Het gaat over de ICT van de overheid en de dienstverlening die beter kan. De Rekenkamer schrijft daar ook veel over. De Belastingdienst werkt nu met de vooringevulde aangifte. We mogen dingen die goed gaan best prijzen, want dat is een mooi systeem. Je kunt je aangifte zelf invullen. Dat doen niet zo veel landen ons op die manier na, al hebben wij een ingewikkeld belastingstelsel. In sommige landen kun je het gemakkelijker zelf doen, maar het is mooi dat dit kan. Op veel fronten kan het echter nog veel beter en toegankelijker. Het gaat verder ook over de kennis bij de overheid over ICT-projecten. De Kamer heeft er in 2014 een rapport over uitgebracht. Ik heb er zelf ook anderhalf jaar onderzoek naar gedaan. We hebben aanbevelingen gedaan. Nu zijn we drie jaar verder en hier sta ik weer. Er zit dus nog niet genoeg schot in deze zaak. Vandaar dat ik een lans wil breken voor het meer doen aan de ICT. Het is ook een beetje een uitvoeringskwestie. Wellicht kan ook dit demissionaire kabinet er wat harder mee aan de gang. 

Het tweede hoofdpunt is de benadering van mensen. De overheid — en de Kamer is daar medeverantwoordelijk voor — hanteert heel precieze richtlijnen, wetten en procedures. En termijnen, niet te vergeten. Die zijn heel belangrijk: je moet op tijd reageren, want anders krijg je straf. Dat is een benadering die zogenaamd leidt tot een rechtvaardige uitkomst voor iedereen, in de trant van: we doen voor iedereen hetzelfde en voor iedereen zijn die procedures geborgd. Maar de vraag is dan, hoe dat in de praktijk uitwerkt, met al die verschillende regelingen en instanties waarmee mensen te maken hebben. Ik noem de zorgverzekeraar die dit mag vragen en de huurtoeslag waar dat op gebaseerd is. De kinderopvangtoeslag kent weer een andere regeling. Ik noem ook de Belastingdienst waar je achteraf aangifte moet doen en de gemeentelijke regelingen en de ozb-betalingen die gedaan moeten worden. Soms is er sprake van kwijtscheldingsregelingen. Als je één formuliertje misschien een keer te laat of verkeerd invult, of als je per ongeluk een verkeerde inschatting maakt van het jaarinkomen, dan zit je zo op de blaren. Je krijgt dan enorme naheffingen en soms enorme boetes. Incassobureaus worden ingeschakeld. 

Dat is geen goede benadering en het is ook niet echt een menselijke benadering. Ik zou het kabinet willen vragen om daar echt werk van te maken. Mevrouw Schouten is ook aangeschoven. Ik weet dat zij samen met collega Yücel bezig is geweest met de beslagvrije voet. Dat is het bestaansminimum, waar je echt niet onder kunt. Als schuldeiser mag je daar niet overheen. Het is nog een hele klus om daar als overheid aan te voldoen. Dat is niet goed en het loopt al jaren. Ik weet dat mevrouw Schouten daar al mee bezig was voordat ik in de Kamer kwam. Dat is inmiddels ook al weer vierenhalf jaar geleden. Dit toont aan dat die processen, procedures, wetgeving, posities, departementen en weet ik wat al niet een rol speelt, uiteindelijk doorslaggevender zijn dan de mensen die daar al jaren mee te maken hebben. Dat is niet goed. Ik zou daarom echt een lans willen breken voor een wijziging van een houding van wantrouwen jegens mensen naar een houding van vertrouwen, waarbij tegelijkertijd de oplichters natuurlijk wel gestraft moeten worden. Dat is het moeilijke; dat besef ik en dat erken ik ook ten volle. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is een terecht punt van de heer Nijboer, maar ik wil ook even de andere kant belichten. Hij doet net alsof het alleen maar hard is. Ik heb zelf een keer een fout gemaakt met de belastingaangifte voor mijn vrouw. Ik had volgens de Belastingdienst te weinig inkomsten voor haar opgegeven. Ik had geen idee wat het was, maar het ging om een column die ik zelf had geschreven. Er stond geen bsn-nummer bij. Die column hadden zij aan mijn vrouw toegerekend in plaats van aan mij. Ik had dat weer niet opgegeven. Opvallend was het volgende. Er was even correspondentie met de Belastingdienst. Toen kreeg ik een telefoonnummer. Ik belde en de zaak werd op een heel menselijke manier afgehandeld. Volgens mij wisten ze niet dat ik Kamerlid was, want anders zou het een voorrecht zijn geweest. 

De voorzitter:

Dat denkt u. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ga er even van uit. Het viel in ieder geval niet uit het gesprek op te maken. Ik ken ook het beeld dat de heer Nijboer schetst, maar is het ook niet een gemengd beeld? Ik ken ook veel mensen bij de Belastingdienst die op een heel menselijke manier hun werk doen. Hoe verenig je die twee werelden dan? Hoe kan het dat het in het ene geval goed gaat en in het andere geval fout? 

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Dijkgraaf heeft natuurlijk gelijk: het is niet alleen maar kommer en kwel. Dat verhaal zou ik ook niet willen houden. Waar ik wel op wijs is de algemene lijn van procedures die moeten worden nageleefd en het aantal instanties waarmee mensen te maken hebben, die allemaal op elkaar inwerken. Ik noem het inkomensbegrip. De toeslagen hebben invloed op het inkomensbegrip voor de gemeenten voor allerhande regelingen, bijvoorbeeld op het gebied van de zorg als je die nodig hebt. Het is zo ingewikkeld voor mensen, dat zij soms per ongeluk een fout maken. Met één instantie kun je dan overleggen, in de trant van: u begrijpt het nog goed. Dat helpt ook een boel, want niet iedereen begrijpt het even goed. Maar als je met vijf of zes instellingen te maken hebt en een inkomensbegripfoutje maakt dat invloed heeft op al die regelingen, moet je wel geluk hebben als ze allemaal dezelfde houding aannemen. Dit is wel mijn pleidooi: om meer van de mens uit te gaan en minder van de procedures van het individuele instituut. Dat is ook wat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft aanbevolen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat vind ik een mooi punt. Zolang wij correspondeerden met elkaar, zat ik een beetje chagrijnig en boos allerlei dingen te verzamelen en te bedenken: wat is dat nu voor een raar systeem? De belastinginspecteur dacht waarschijnlijk: waarom doet hij dit nu niet? Op het moment dat je gewoon even menselijk contact hebt, zou daar dan niet de sleutel liggen? Kunnen wij er niet voor zorgen, zonder 500.000 mensen aan te nemen, dat er eerder menselijk contact is? In de trant van: natuurlijk, als je een foutje hebt gemaakt, moet dat te corrigeren zijn. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, daar ben ik het zeer mee eens. Zeer mee eens. 

Ik kom op de verantwoording van de stukken van de minister van Financiën, want die bespreken we ook vandaag. Die stukken zijn bijna geheel gewijd aan de Belastingdienst, en dat begrijp ik ook wel. De ernstigste onvolkomenheden zijn weggewerkt, maar er is een aantal extra onvolkomenheden bijgekomen, dus de score is nog niet al te positief. Er moet nog veel gebeuren, want belastinginning behoort net als veiligheid, justitie en defensie tot de kerntaken van de overheid, kerntaken die toch onder druk staan als er zoveel onvolkomenheden zijn. Tegen de Rekenkamer, die hier altijd goed naar luistert — de heer Visser en mevrouw Giskens zijn hier welkom geheten door de voorzitter — wil ik zeggen dat er natuurlijk meer terreinen zijn op Financiën die ook doorlichting verdienen. Ik noem het deelnemingenbeleid of de risico's die het internationale monetaire beleid via DNB voor de begroting kan hebben. Die krijgen in verschillende deelrapporten ook aandacht, maar dit jaar ligt de focus wel erg op de Belastingdienst. Dat is begrijpelijk, maar ik vraag ook al jaren aandacht voor andere belastinguitgaven, ook als het economisch weer beter gaat. Dat komt misschien minder pregnant naar voren in de begrotingsbehandelingen, maar het gaat wel om groot geld en daar zou ik in de komende jaren toch graag weer aandacht voor zien. 

Tot slot. Ik gaf al aan dat het weer beter gaat met het land, maar er blijft veel te doen. Ik ben blij dat in het parlementaire onderzoek — de heer Grashoff is als voorzitter van die commissie net hier aangeschoven — is gepleit voor een breed welvaartsbegrip. Het gaat niet alleen om de overheidsfinanciën en om de effectiviteit van beleid, die al niet makkelijk meetbaar is. Het gaat om meer in het leven dan om geld, inkomen en koopkracht alleen. Ik ben blij dat het kabinet en de instituten die dat moeten doen, bereid zijn om vanaf volgend jaar een welvaartsmonitor te maken. Dan kunnen we dat debat ook breder voeren en bekijken hoe het met Nederland gaat op alles wat voor ons van belang is. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik kan van alles vragen aan de Partij van de Arbeid over de staat van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen. Je zou maar een kind hebben met suïcidale gedachten en horen dat de wachtlijst acht maanden is. Daar word je knap gespannen van. Je zou maar een tijdelijk contract hebben met je praktische opleiding, en geen kans op een vast contract. Allemaal zaken die misschien met die menselijkheid te maken hebben. Zaken waar de PvdA zich in de oppositie wellicht weer zorgen over gaat maken. Wellicht deed zij dat ook in de regering. Wat vindt de heer Nijboer er nu van dat de minister van Financiën, de rekenmeester van het kabinet, twee dagen geleden in Het Financieele Dagblad zei — hij had nog net geen Supermanpak aan — "ik heb het land gered"? Voelt u zich daarbij thuis, mijnheer Nijboer? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik geloof niet dat hij dat ... Minister Dijsselbloem staat niet echt bekend als iemand die een Supermanpak aantrekt. Ik heb dat ten minste nooit gezien en ik ken hem al heel wat jaren. Wat hij in dat interview zei, heb ik eerlijk gezegd in andere bewoordingen hier ook betoogd: wij hebben verschillen overbrugd tussen twee partijen in een economische crisis, die groot was. Die verschillen waren ook groot. Nederland staat er nu op veel terreinen echt veel beter voor dan vier jaar geleden en het is niet naar de gallemieze geholpen door opportunistische politici. Dat neemt niet weg dat ik het zeer met mevrouw Leijten eens ben — ik heb ook het debat over de ggz gesteund om daar wat aan te kunnen doen en bij voorstellen op het gebied van de ouderenzorg trek ik samen met haar collega Marijnissen op — dat er nog heel veel moet gebeuren. Ik heb ook nooit anders betoogd. In alle begrotingsdebatten heb ik dat naar voren gebracht en elke keer heb ik weer gestreden voor extra investeringen in duurzaamheid, in onderwijs en nu ook in de zorg, waar de noden groot zijn. 

Mevrouw Leijten (SP):

Als je door de bril van een boekhouder naar de samenleving kijkt, economische groei belangrijk vindt en zegt: we moeten snoeien om te bloeien, dan bloeden de mensen die het meest kwetsbaar zijn. Dan had je verwacht dat de Partij van de Arbeid daar een stokje voor had gestoken toen ze in de regering zat, maar ik heb de afgelopen jaren gezien dat er juist bij de Partij van de Arbeid enthousiasme was om bijvoorbeeld de Algemene wet bijzondere ziektekosten eens een kopje kleiner te maken. Het gaat mij om het beeld. Het is toch raar dat de minister van Financiën, die nota bene van PvdA-huize is, zegt dat hij het land heeft gered, in een tijd dat het economisch gezien weer goed gaat met het land, terwijl het met de mensen niet zo goed gaat? 

De heer Nijboer (PvdA):

Het gaat met heel veel mensen goed, maar het gaat ook met te veel mensen niet goed. Ik vind dit echter wel heel makkelijk van mevrouw Leijten. Een van de belangrijkste dingen voor het welzijn van mensen is het hebben van een baan. De werkloosheid liep torenhoog op door de economische crisis. Die loopt nu echt naar beneden. Dat heeft ook te maken — en zeker niet alleen; mevrouw De Vries sprak ook daarover — met verantwoord overheidsbeleid, met de tering naar de nering zetten als het heel moeilijk is. Als je het op zijn beloop laat, wordt het nog veel erger. Daarvan zijn de meest kwetsbare mensen altijd de dupe. Dat ben ik wel met mevrouw Leijten eens. 

Mevrouw Leijten (SP):

Een jeugd die geen vast contract meer krijgt maar alleen maar van die flex-flutcontractjes. Mensen met een praktische opleiding die geen kans krijgen op vast werk. Mensen die als zij langer dan twee jaar in de armoede zitten, daar eigenlijk niet meer uitkomen. Het is niet zo rooskleurig als "de begrotingscijfers zijn op orde". Weet u wat ik vandaag heb gemist, voorzitter? Ik vind het pleidooi voor een menselijke overheid heel goed en ik ga graag samen met de PvdA optrekken, waarschijnlijk in de oppositie. Wij doen dat al jaren, net als de ChristenUnie, om ervoor te zorgen dat mensen niet in de schulden raken door overheidsbeleid. Wat doen we echter met het geld dat nu op de plank ligt? Er is 2,9 miljard over en er zijn noden in de samenleving. Zou de Partij van de Arbeid het steunen om dat bijvoorbeeld te steken in klassenverkleining en werkdrukverlaging in het onderwijs, zodat onze basisschoolkinderen vanaf augustus en september gewoon goed onderwijs kunnen krijgen, door docenten die dat ook gewoon willen kunnen geven? 

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, de interrupties moeten echt kort zijn. 

De heer Nijboer (PvdA):

Dit is een verantwoordingsdebat en mevrouw Leijten weet heel goed waarin wij willen investeren: in de ouderenzorg, in onderwijs, in minder werkdruk voor leraren, in het mbo, in salarissen voor basisschoolleraren, in een duurzame economie. Dat hebben we allemaal laten doorrekenen en dat is allemaal in de verkiezingsprogramma's gekomen. Dat is mogelijk, en daar hebben we het vandaag over, doordat de overheidsfinanciën op orde zijn gebracht. Dat was niet mogelijk geweest als wij alles op zijn beloop hadden gelaten. Dan had er nu fors ingegrepen moeten worden. Dan was er nu een debat geweest over de vraag: waar bezuinigen wij op? Dat hoort ook bij kabinetsdeelname en regeringsverantwoordelijkheid, tenminste wat de PvdA betreft. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Nijboer staat zich hier nu een beetje op de borst te kloppen dat het zo goed is gegaan in de afgelopen vier tot vijf jaar, maar de PvdA is natuurlijk wel keihard afgestraft door de kiezers en van 38 naar 9 zetels gegaan. Met andere woorden: de bevolking, de mensen buiten, de trouwe aanhang van vroeger heeft kennelijk iets tegen het beleid van de PvdA van de afgelopen vijf jaar. 

De voorzitter:

En nu de vraag. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De vraag is: welke lessen trekt de PvdA nu voor de toekomst uit het beleid dat gevoerd is in de afgelopen vijf jaar? 

De heer Nijboer (PvdA):

Er is wel wat misgegaan als je op die manier de verkiezingen verliest. Dat heeft niet één oorzaak. Ik had graag gewild dat ik van tevoren één oorzaak had geweten. Dan had ik er misschien zelf nog wat aan kunnen doen en dan hadden we de verkiezingen graag gewonnen. De heer Van Dijck heeft gelijk dat er mensen zijn die het niet eens zijn geweest met ons beleid. Maar ik sta er wel voor om verantwoordelijkheid te nemen in een moeilijke tijd. Daar staat de PvdA voor. Dat hebben wij altijd gedaan. Ik vind dat een belangrijke waarde, ook van onze partij. Ik sta daarachter en ik ben ervan overtuigd. Natuurlijk maak je fouten en zijn mensen boos. In de ouderenzorg zijn heel veel mensen verongelijkt over hoe snel het ging. Ik begrijp dat ook goed. In Groningen, waar ik zelf woon, zijn mensen ontzettend kwaad over hoe de gaswinning is aangepakt. We hebben dat denk ik niet goed gedaan. Ik heb dat ook al eerder gezegd in deze debatten. Er zijn echt fouten gemaakt. Daar heeft de heer Van Dijck gelijk in. Dat doe je altijd als je verantwoordelijkheid neemt. Dat zeg ik er wel bij. Het is altijd makkelijker om aan de kant te gaan zitten schreeuwen dat het allemaal anders en beter moet. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Je kunt natuurlijk ook denken: waar is het economisch beleid misgegaan? Economen, inclusief de PVV, hebben het kabinet gewaarschuwd: ga niet in het diepst van de crisis de belastingen met 9 miljard verhogen. Dat is gewoon stom. Dat moest van Brussel, want we moesten in één jaar tijd onder de 3% komen. Ik snap dat wel, maar het is gewoon dom beleid om dat te doen. Daardoor ging opeens de werkloosheid met 150.000 mensen omhoog. Dus eerst hebt u met uw beleid 150.000 mensen de werkloosheid ingejaagd en nu bent u blij dat ze langzaamaan weer aan het werk komen. Is dat nu de les? Je zou verwachten dat er in het kader van de reflectie, die ik net ook van mevrouw De Vries vroeg, iets meer lessen zouden worden getrokken over waar de fouten zijn gemaakt. 

De heer Nijboer (PvdA):

Er was een enorme financiële crisis. Die leidde tot een enorme werkloosheid, overigens niet alleen in Nederland maar overal in Europa en ook in andere landen. Daar moest wat aan gedaan worden. Er moest gehandeld worden. Dat los je niet in één jaar op en ook niet in twee jaar. Als je bekijkt waar we vier jaar later staan op de arbeidsmarkt, dan zie je dat de werkloosheid echt daalt. Ik ben het met mevrouw Leijten eens over de flexcontracten. Dat weet mevrouw Leijten ook. Lodewijk Asscher heeft daar forse standpunten over en neemt initiatieven om het aan te pakken. Maar de werkloosheid daalt wel echt. Het gaat echt veel beter. De oplossing van de PVV — muren om Nederland, uit de euro, iedereen werkloos in Rotterdam, op Schiphol en iedereen die maar iets met internationale werkzaamheden doet — zou een ramp voor Nederland zijn. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De heer Nijboer sprak over de ouderenzorg. Hij zei dat veel ouderen toch wel boos waren — daar schiet je natuurlijk niet veel mee op — en dat het ook snel ging. De Rekenkamer heeft destijds gewaarschuwd voor een te snelle invoering van de Wmo. Daar heeft de Rekenkamer groot gelijk in gekregen. Mijn vraag aan de heer Nijboer is of een deel van het verlies van de Partij van de Arbeid en, ik kijk even naar de premier, van de VVD niet te maken heeft met de grote bezuinigingen in de ouderenzorg. Het is opvallend dat het in de verkiezingen ineens over extra geld voor de ouderenzorg ging, bij de VVD voorop, Rutte met 2 miljard, en ook bij de PvdA. Als men er eerder over had nagedacht en de gevolgen had voorzien, had men waarschijnlijk eerder de steven gewend en een grote klap door de bezuinigingen in de ouderenzorg voorkomen. Ik ben heel benieuwd hoe u daarop reageert. Ik zal dit straks ook aan de bewindslieden vragen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Dat laatste hebben wij gedaan. Ik was wel net zo verrast als de heer Van Rooijen over de opstelling van de VVD om er in één keer 2 miljard bij te doen. De PvdA heeft de jaren daarvoor één keer 400 miljoen extra uitgetrokken voor de zorg en in januari ook 100 miljoen extra. Dat ging niet allemaal vanzelf. Daar heeft de PvdA zich echt sterk voor gemaakt en voor ingezet, Martin van Rijn vanuit het kabinet en wij als fractie. De steven was dus al eerder gewend, maar ik denk niet dat dat overal even bekend is geworden. Dank dus voor de mogelijkheid om dat hier toe te lichten. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar mijn vraag was of het, terugkijkend, ook met de waarschuwing van de Rekenkamer van destijds, niet veel voorzichtiger, veel beperkter en veel geleidelijker had gemoeten. Het is te hard gegaan. U zegt: wij hebben ook een beetje gecorrigeerd. Maar u erkent dus eigenlijk dat de klap veel te snel en te groot was. De VVD komt daar nu pas mee. U iets eerder, begrijp ik. Dat weten we ook van het kabinet. Als u daarop terugkijkt, is dat toch een foute besluitvorming geweest? 

De heer Nijboer (PvdA):

Daar hebben we dus eerst al 400 miljoen voor uitgetrokken en daarna honderden miljoenen meer, precies omdat anders de klap te hard was aangekomen. Dat is precies wat we hebben gedaan. We zijn hier niet vier jaar blind geweest voor wat er in de samenleving gebeurt. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar vindt u dat er nog meer moet gebeuren? 

De heer Nijboer (PvdA):

Jazeker. Ik heb met mevrouw Marijnissen een motie ingediend om er bij de Voorjaarsnota, die morgen komt, voor te zorgen dat er extra geld voor de ouderenzorg komt. Als ik het een beetje goed beluister, zijn de destijds en misschien morgen ook weer formerende partijen het daarmee eens. Ook mag wat mij betreft het eigen risico per volgend jaar naar beneden. Dat ligt gevoeliger, want de VVD is daar erg tegen en het CDA aarzelt nog wat. Maar als we dat soort dingen kunnen bereiken met 50PLUS of met andere partijen, dan doen we dat heel graag. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Veel politieke volgers hebben deze dagen vooral aandacht voor de formatie van een nieuw kabinet. Die vraag houdt begrijpelijkerwijs veel mensen bezig. De aandacht voor de vraag welke resultaten het kabinet heeft behaald en voor Verantwoordingsdag blijft daar — hoe zal ik het netjes zeggen? — enigszins bij achter. Toch is er een opvallende overeenkomst tussen beide vragen. Op beide vragen weten we namelijk eigenlijk het antwoord niet. Bij de formatie ligt het antwoord in de toekomst besloten. Op enig moment zal dat vanzelf duidelijk worden. Voor de resultaten van het kabinetsbeleid moeten we naar het verleden kijken. Dan blijkt dat dat toch nog minder helderheid biedt. De president van de Algemene Rekenkamer heeft ons er terecht op gewezen dat we van heel veel beleid eigenlijk onvoldoende weten of het doelmatig is, wat het resultaat ervan is en of we met belastinggeld het best mogelijke resultaat weten te bereiken. Ik ga daar straks graag wat nader op in. 

Er zijn gelukkig ook zaken die we wel weten. Een daarvan is dat de begroting op orde is gekomen. Bij de start van het kabinet werd voor 2016 nog een tekort voorzien op de begroting van bijna 2%. Nu blijkt er zelfs sprake te zijn van een klein overschot. En dat na een aantal jaren, waarin de gaswinning nog niet genoeg, maar wel fors is teruggelopen, waardoor de gasbaten een veel kleiner onderdeel van de rijksbegroting uitmaken, in totaal nog maar 2 miljard, terwijl ongeveer 10 miljard was geraamd. Verder was de overheidsschuld geen 70%, maar 62% van ons bruto binnenlands product. In zo'n situatie verdient het kabinet allereerst gewoon een compliment. 

Er is orde op zaken gesteld. Je ziet dat de economie op stoom is gekomen en dat de werkloosheid daalt. Het heeft ingrijpende maatregelen geëist om dat voor elkaar te krijgen. Die maatregelen hebben veel van mensen gevraagd, maar ik denk dat het goed is om te blijven benadrukken dat houdbare overheidsfinanciën en ook een gezonde ruimte tot het 3%-tekort — de heer Nijboer zei dat volstrekt terecht — een absolute voorwaarde is om juist voor komende generaties onze verzorgingsstaat op orde te houden en ervoor te zorgen dat mensen kunnen blijven profiteren van de AOW en van goede zorg en ook om weer te kunnen investeren. 

Zelfs ondanks de Voorjaarsnota, waarin naar verluidt toch wat tegenvallers zitten, zijn en blijven de vooruitzichten voor de komende jaren goed. Daarvoor verdient het afzwaaiende kabinet een compliment. Tegelijkertijd legt dat een zware verantwoordelijkheid op de schouders van een nieuw kabinet, want het op orde brengen is één, het op orde houden is twee. Juist als het goed gaat, is het extra ingewikkeld om te voorkomen dat we doorslaan en we bij een volgende crisis tot de conclusie moeten komen dat achterstallig onderhoud niet heeft plaatsgevonden en dat we de teugels te veel hebben laten vieren. 

De overheidsfinanciën zijn ook op een andere manier goed op orde. Het is nauwelijks nog een verrassing in Nederland — dat zegt iets over de prestatie — dat de rechtmatigheid van de begroting uitstekend op orde is. Meer dan 99,5% van de overheidsuitgaven is rechtmatig. Zolang dat goed gaat, is daar heel weinig aandacht voor, maar dat geld controleerbaar wordt uitgegeven op de manier die we hebben afgesproken, is buitengewoon belangrijk en mogen we nooit als vanzelfsprekend accepteren. Het gaat ook niet vanzelf. Iedereen die daaraan bijdraagt, verdient daarvoor onze complimenten. 

Maar wat er met het geld, dat we weliswaar rechtmatig uitgeven, nu precies gebeurt en wat we daarvoor terugkrijgen, daar weten we veel te weinig van. De Rekenkamer geeft daar zelf een aantal voorbeelden van, zoals passend onderwijs en de banenplannen van minister Asscher. Dat zijn beleidsterreinen waar honderden miljoenen, soms miljarden euro's per jaar aan worden uitgegeven, terwijl we eigenlijk niet weten wat het resultaat is dat we daarvoor terugkrijgen en of de uitkomsten die we zien, het resultaat zijn van beleid of van veranderingen in de wereld. Natuurlijk zul je dat nooit 100% weten. De bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan vrede in het Midden-Oosten laat zich moeilijk in statistiek vangen. Maar er zijn manieren om dat te verbeteren. Ik weet dat de minister van Financiën daar ook buitengewoon veel belang aan hecht. Er worden ook al stapjes gezet, bijvoorbeeld rondom de verbetering van de beleidsdoorlichtingen. 

Wat mij betreft en wat de fractie van D66 betreft, is veel meer aandacht voor beleidsevaluatie noodzakelijk. Collega's hadden daar ook al veel aandacht voor. De studiegroep Begrotingsruimte roept het kabinet ook op om meer inzicht in de kwaliteit van het beleid te geven. Dat zou een goede zaak zijn. Dat kan bijvoorbeeld door standaardisering van beleidsinformatie, zoals de Algemene Rekenkamer doet, en er moet ook één taal zijn. Graag hoor ik hier een reactie van het kabinet op. Het kabinet zou ook wat meer moeten experimenteren, in plaats van die zo terughoudende opstelling te hanteren. Probeer voor meer vertrouwen in de Participatiewet die experimenten te omarmen en te leren welk beleid werkt. 

Ik heb vandaag ook nog een andere suggestie. Waarom wordt er niet standaard bij elk nieuw wetsvoorstel en bij elk omvangrijk, substantieel beleidsvoorstel een evaluatieparagraaf opgenomen, waarin wordt aangegeven wat de doelstellingen zijn, wanneer er wordt geëvalueerd, hoe een nulmeting plaatsvindt, als dat aan de orde is, en hoe we gaan monitoren of het beleid ook het gewenste effect heeft? Dat lijkt mij verstandig. Nu schrijven de Aanwijzingen voor de regelgeving bij experimenteerregelingen bijvoorbeeld alleen een evaluatieparagraaf voor. Wij zouden dat eigenlijk wel in elk wetsvoorstel en in elk groot beleidsvoorstel willen opnemen. Dan kan er natuurlijk per voorstel worden bekeken wat het meest passend is. Een groot wetsvoorstel is natuurlijk iets heel anders dan een technische aanpassing, maar het lijkt mij verstandig zo'n evaluatieparagraaf gewoon in te voeren. Ik ben benieuwd hoe het kabinet hier tegenover staat. Ik overweeg hierover in tweede termijn een motie in te dienen, overigens niet in mijn eentje, zeg ik met een schuin oog kijkend naar mijn collega Dijkgraaf. 

Voorzitter, u memoreerde zelf al de V100, het initiatief van collega Duisenberg van vorige week. Toen waren 100 mensen die de gevolgen van beleid in de praktijk ervaren, in de Kamer uitgenodigd om ons te helpen bij het stellen van zinvolle vragen. Ik ben buitengewoon verheugd met de opbrengst van die dag en met de grote betrokkenheid. Ik zie uit naar de beantwoording van het kabinet van alle vragen die zijn doorgeleid. Eén vraag wil ik er vandaag alvast uitlichten. Het kabinet geeft aan dat het een doelstelling van gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar wil behalen conform het energieakkoord. De ingezette maatregelen geven een beeld van de manier waarop het kabinet dat wil bereiken. Zoals de bedenkers van de vraag terecht constateren, wordt er echter geen inzicht gegeven in de effectiviteit en doelmatigheid van de ingezette maatregelen. Welk effect is er reeds bereikt? Die vraag van de V100 wil ik vandaag alvast aan het kabinet voorleggen. 

Daar wil ik graag de vraag aan toevoegen of er niet wat meer te zeggen is over de vraag welk instrument het effectiefst is om de energiebesparingsdoelen te bereiken: subsidies, belastingaftrek, zelfregulering of wetgeving? Al die instrumenten worden gebruikt met toch vaak beperkt zicht op hun effectiviteit. Wat is het effectiefst? En ja, ik begrijp dat het kabinet zal zeggen dat er een mix nodig is, maar ik wil vandaag een spade dieper gaan, al het is maar omdat een van de grootste opgaven is waar we voor staan als land. 

De Algemene Rekenkamer heeft ons veel informatie gegeven over de overheidsuitgaven. De controle van de Algemene Rekenkamer, een Hoog College van Staat, is een groot goed. Het is een stevig, onafhankelijk instituut dat beleid en het effect daarvan langs de meetlat legt. Het houdt het kabinet scherp alsook de Kamer zelf. De Kamer blijkt namelijk een onvolkomenheid te hebben in de informatiebeveiliging. Naar ik begrijp, wordt naar aanleiding daarvan voortvarend gehandeld. Er is een wat bijzondere begrotingsrelatie met de Algemene Rekenkamer. Er ligt nog steeds een forse taakstelling. Ik maak mij zorgen over de vraag wat dit voor de werkzaamheden in de toekomst zal betekenen. We mogen van een instituut dat de doelmatigheid van de overheid beoordeelt natuurlijk verwachten dat het zichzelf zo efficiënt mogelijk organiseert, maar toch vraag ik me af of de taakstelling inmiddels niet te hard gaat knellen. Al sinds 2012 waarschuwt de Rekenkamer voor de gevolgen en in de laatste begroting noemt de president de taakstelling zelfs niet verantwoord. Dat zijn grote woorden die ook de minister van Financiën zorgen zouden moeten baren. Ik zie dat er is overlegd met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die over de Hoge Colleges van Staat gaat, maar dat lijkt niet tot een oplossing te hebben geleid. Ik wil daarom de minister van Financiën vragen om zelf het gesprek met de Rekenkamer aan te gaan over het realiteitsgehalte van de nog openstaande taakstelling en ons daarover nog voor het debat over de Voorjaarsnota te informeren. Ik ben niet op zoek naar blanco cheques, maar ik ben wel op zoek naar het voorkomen van ongelukken. Het zou echt betreurenswaardig zijn als we straks moeten constateren dat belangrijke onderzoeken die de Kamer wil — denk aan de aanschaf van nieuwe onderzeeërs en zo is er meer denkbaar — niet meer kunnen plaatsvinden. Ik hoor graag een reactie van het kabinet. 

Ik kom op de beveiliging van persoonsgegevens. Ook dit jaar heeft de Rekenkamer veel onderwerpen onderzocht. Een van de punten die de Rekenkamer specifiek onder onze aandacht brengt, is die beveiliging van persoonsgegevens. De Rekenkamer zegt eigenlijk dat het resultaat teleurstellend is. De beveiliging van persoonsgegevens van Nederlandse burgers is op een flink aantal ministeries nog niet op orde. Zoals ik net al zei, geldt dit overigens ook voor de Tweede Kamer zelf. Dat is een zorgelijke situatie, maar wat ik eigenlijk nog veel zorgelijker vind, is dat de Rekenkamer bij de presentatie van de stukken hier in deze zaal constateerde dat een aantal departementen de problemen simpelweg niet onderkent. Daarbij werden specifiek de ministeries van Economische Zaken, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Defensie genoemd. De heer Visser benadrukte namelijk terecht: "Problemen kunnen pas worden opgelost wanneer ze worden onderkend." Dat lijkt mij een waarheid als een koe. In de wetenschap dat dit een heel belangrijk onderwerp is, heeft deze passage mij buitengewoon verbaasd. Ik heb daarom een aantal vragen aan het kabinet. Wil het kabinet vandaag gewoon erkennen dat hetgeen de Rekenkamer constateert bij alle ministeries een probleem is? Kan het garanderen dat alle ministeries hier voortvarend mee aan de slag gaan? Wanneer kan de Kamer hier meer over horen? Het gaat hier immers niet om de minste ICT-systemen; het gaat om kritieke systemen waarvan gebruik wordt gemaakt bij inspecties, internetbankieren, het innen van boetes en het verstrekken van subsidies. Het lijkt mij dat voortvarende actie op de zorgpunten van de Rekenkamer geboden is. 

De Rekenkamer kijkt ook vooruit en vraagt daarbij specifiek aandacht voor het personeelsbeleid. Waarom mist de overheid bepaalde kennis en mankracht? Waarin zitten lacunes? Dat onderwerp is geen hoopgevend onderdeel van de stukken van de Rekenkamer. De overheid weet niet precies wie zij in huis heeft en eigenlijk ook niet welk personeel zij in de toekomst nodig heeft. Dat wordt extra prangend nu de werkloosheid, gelukkig, terugloopt en de arbeidsmarkt krapper wordt. Het UWV waarschuwt ervoor dat de economische groei zal gaan leiden tot een gebrek aan personeel dat zelfs de economische groei zelfs kan gaan schaden. De rijksoverheid heeft ook nog wel een vernieuwings- en verjongingsuitdaging als het gaat om haar personeelsbestand. Ik zie echt een gevecht om talent ontstaan. De overheid moet een aantrekkelijke werkgever zijn en blijven. Het Rijk zal veel moeten doen om het personeelsbestand volstrekt bij de tijd te houden. Een belangrijke vraag is dan ook hoe je mensen kunt verleiden om bij de overheid te gaan werken. Ik weet uit eigen ervaring dat de overheid een prachtige werkgever is. 

Het strategische personeelsbeleid kan echter wel wat versterking gebruiken, zoals ook bleek uit de problemen bij de Belastingdienst. De heer Omtzigt wees daar al op. Ik verwijs daarbij naar wat volgens mij misschien wel het meest ontluisterende moment van het afgelopen politieke jaar was, namelijk het debat daarover. De staatssecretaris stelde mij tijdens dat debat gerust door te zeggen dat er een mooi strategisch personeelsplan lag, maar moest in het volgende debat erkennen dat hij dat weliswaar had gezegd, maar dat er nog helemaal geen personeelsplan was. Dan heb je nog wel werk te doen! Welke actie gaat het kabinet ondernemen om de kwaliteit van het personeel op peil te houden en om ervoor te zorgen dat we de goed functionerende rijksdienst houden die we op dit moment hebben? 

De Belastingdienst — ik noemde die al — is een van de drie zorgenkindjes. Samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Defensie staat de Belastingdienst helaas in het lijstje met onvolkomenheden in de stukken van de Algemene Rekenkamer. Het moet toch pijnlijk zijn voor de minister van Financiën dat juist op zijn ministerie het aantal onvolkomenheden het grootst is? Ik krijg daar graag een reactie op. 

Het is ook nu nog onduidelijk voor de Rekenkamer welke gevolgen de volstrekt uit de hand gelopen vertrekregeling bij de Belastingdienst heeft voor de continuïteit van de belastinginning. Dat is niet alleen zorgelijk omdat de belastinginning cruciaal is voor de financiering van onze overheidsuitgaven, van onderwijzers tot de zorg, maar ook omdat het wat doet met de belastingmoraal als de belastinginning niet goed loopt. Ik vraag de minister-president vandaag daarom nogmaals om de expliciete bevestiging dat de continuïteit van de belastinginning op dit moment geborgd is. Dat is cruciaal; daar mag wat mij betreft geen twijfel over zijn. 

De Rekenkamer heeft ook naar de rechtmatigheid van de vertrekregeling bij de Belastingdienst gekeken. De Rekenkamer concludeert dat de vertrekregeling inderdaad rechtmatig is; laat ik het zo maar in mijn eigen woorden samenvatten. Onwenselijk, maar rechtmatig; het is iets. Dat komt volgens de Rekenkamer vooral doordat het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), waarop de vertrekregeling gebaseerd is, zo veel ruimte geeft. Het komt dus niet doordat die vertrekregeling zo goed was ontworpen, maar doordat de basisregels dusdanig algemeen en onduidelijk zijn dat wat je daarmee doet al snel rechtmatig is. Daarmee voldeed de vertrekregeling dus misschien aan de letter van de wet, maar niet aan de geest daarvan. De suggestie is dan ook om het ARAR aan te passen op het punt van vertrekregelingen. Is het kabinet dat van plan? Dat vraag ik de minister van Financiën. 

Ook bij de ministeries van Veiligheid en Justitie en Defensie zijn verbeteringen merkbaar. Net zomin als bij de Belastingdienst is daar nog sprake van ernstige onvolkomenheden. Dat is wel een winstpunt, waarvoor ik een compliment wil geven. Nog steeds is op deze VVD-ministeries echter veel niet op orde. Bij Defensie voldoen nog steeds 25 van de 71 eenheden niet aan de norm voor operationele inzetbaarheid. Bijna een op de drie, dus een derde van de krijgsmacht, is niet inzetbaar in geval van nood. De Rekenkamer stelt terecht dat alleen extra geld niet de oplossing is, want ook in 2016 bleef van het geld dat beschikbaar was voor investeringen, 142 miljoen euro op de plank liggen, omdat Defensie niet goed georganiseerd was. Graag zou ik ook op dat punt een reflectie van de minister willen. Ik zie de heer Dijkgraaf. 

De voorzitter:

Ja, ik ook. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Tot nu toe was ik het overal mee eens, maar nu even niet. De heer Van Weyenberg zegt dat alleen extra geld dit niet oplost, want er is onvoldoende geïnvesteerd en er had meer geïnvesteerd kunnen worden. De inzetbaarheid is echter iets anders; daarbij gaat het om onderhoud van bestaand materieel, de vraag of er überhaupt kogels zijn en de vraag of er onderdelen zijn om een helikopter te laten vliegen. Dat zijn dus niet zozeer investeringen. Bij investeringen gaat het om nieuw materieel. Is dus ook voor het op orde brengen van het bestaande materieel niet gewoon meer geld nodig, omdat het anders niet lukt? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker, maar ik heb niet willen betogen — volgens mij heb ik dat ook niet betoogd — dat er geen extra geld nodig is. Ik weet dat de heer Dijkgraaf daaraan hecht. In ons verkiezingsprogramma maken wij ook meer geld vrij. Mijn opmerking dient ertoe dat alleen het trekken van de portemonnee — ik ben het met de heer Dijkgraaf eens dat dat nodig is — niet afdoende is en dat we ook in de organisatie van de krijgsmacht nog grote stappen moeten zetten om het maximale effect van die belastingeuro's te krijgen, ook op het punt van de inzetbaarheid van onze krijgsmacht. Ik vind overigens dat alle mensen die voor ons ook hun leven in de waagschaal stellen, daar ook meer dan recht op hebben, maar dat is de heer Dijkgraaf met mij eens. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het was precies de bedoeling van mijn interruptie om dit preciezer te krijgen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik hoopte al dat de heer Dijkgraaf en ik elkaar op dit punt zouden kunnen vinden. 

Ook bij het ministerie van Veiligheid en Justitie constateert de Rekenkamer nog steeds vijf onvolkomenheden in 2016. Dit veelkoppige ministerie is simpelweg te omvangrijk en te complex om het goed georganiseerd te krijgen. Helaas heeft het kabinet nogal gemakzuchtig gereageerd op de motie van de Eerste Kamer over voorbereiding van overheveling van het beheer van de politie naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat zou staatsrechtelijk en rechtsstatelijk maar ook om dit megaministerie weer bestuurbaar te krijgen, een goede stap zijn. 

Die drie organisaties — de Belastingdienst, Defensie en Veiligheid en Justitie — zijn de drie belangrijkste zorgenkindjes van het Rijk. Ik vind het extra zorgelijk dat de Rekenkamer over het ministerie van Veiligheid en Justitie schrijft dat het tempo van verbetering beter kan. Dat vind ik een stevige aantijging. Ik vraag het kabinet om daar vandaag op te reageren. 

We hebben gezien dat de drie ernstige onvolkomenheden gelukkig zijn weggewerkt, maar dat het totale aantal onvolkomenheden in 2016 is gestegen. Meerjarig is er nog steeds sprake van een daling, maar dit ene jaar is wat mij betreft een eenmalige piek en niet het begin van een trendbreuk. Mijn vraag aan het kabinet is wat het gaat doen om te waarborgen en ervoor te zorgen dat we volgend jaar weer een daling zien, dat de dalende trend van de voorafgaande jaren doorzet en dat de aandacht niet gaat verslappen. Daarop krijg ik graag een reactie. 

Tot slot: op Verantwoordingsdag kregen wij ook de Monitor Duurzaam Nederland, een voorproefje van de Monitor Brede Welvaart, die vanaf volgend jaar zal verschijnen; ook ik zie de heer Grashoff in de banken zitten. De inhoud van de monitor laat ook meteen het belang ervan zien. Veel indicatoren staan op rood. Onze economie gebruikt te veel grondstoffen, natuurlijke hulpbronnen en vervuilende brandstoffen. Nederland stoot te veel CO2 uit en bungelt met Malta en Luxemburg op het punt van het opwekken van hernieuwbare energie onderaan op het lijstje van landen. Hier is dus nog veel werk aan de winkel voor een nieuw kabinet om Nederland op koers te krijgen om te voldoen aan de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs. Er moet daarvoor nog veel gebeuren, maar ik zou het wel op prijs stellen als het kabinet ook al dit jaar op Prinsjesdag, bij de begroting voor volgend jaar, reageert op de conclusie uit de monitor. Zou het kabinet dat kunnen toezeggen? 

Ik rond af. Dit is hoogstwaarschijnlijk het laatste Verantwoordingsdebat van het huidige kabinet. De economie en de begroting staan er een stuk beter voor dan bij de start. Niettemin laten het jaarverslag en het verantwoordingsonderzoek zien dat er nog veel te verbeteren valt. Ik wil in ieder geval vanaf deze plek de leden van de Rekenkamer en hun medewerkers danken voor al hun onderzoek. Ik hoop dat het kabinet voortvarend aan de slag gaat met de aanbevelingen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij weten allemaal dat D66 het hardst roept als het gaat om meer geld voor onderwijs. Nu blijkt uit deze verantwoording dat er 2,4 miljard naar passend onderwijs is gegaan, maar wij weten niet of dit heeft geleid tot extra voorzieningen voor de kinderen die dit nodig hebben. Uit de verantwoording blijkt ook dat wij helemaal niet weten of de 1,2 miljard die jaarlijks extra naar het onderwijs gaat, aan de kwaliteit van de leraren wordt besteed of aan het onderhoud van het dak. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat vindt D66 er nu van dat er zo met miljarden wordt gegooid naar het onderwijs zonder dat wij de effecten daarvan kennen? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Het voorstel voor passend onderwijs was afkomstig van het kabinet. Ik deel de zorgen van de heer Van Dijck dat de effecten ervan heel moeilijk te meten zijn. Ik ben overigens blij dat de heer Van Dijck constateert dat wij altijd hard roepen als het gaat om kleinere klassen en meer ruimte voor de leraren. Fijn dat dit is overgekomen. Dat laat maar zien dat hard roepen soms ook met inhoud kan, zeg ik dan maar met een knipoog naar de heer Van Dijck. Wat mij betreft is dit een aansporing om nog steeds fors te investeren, maar inderdaad ook om te bekijken hoe wij zicht krijgen op de uitgaven. Ik heb daarbij wel één waarschuwing. Ik wil echt niet terug naar de tijd van afvinklijstjes, lange controles en bestuurlijk wantrouwen doordat wij in Den Haag menen beter te weten wat goed is voor een school dan de leraren en de schoolbesturen. Ja, ik wil meer inzicht, maar ik wil absoluut niet terug naar de situatie waarin de nadruk op bureaucratie belangrijker was dan het vertrouwen in de professionals. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het nadeel van de systematiek van de lumpsum is dat je 1,2 miljard over de muur gooit en zegt: jongens doe wat aan de kwaliteit. Als je dan een jaar later daarnaar kijkt, blijkt dat de lerarensalarissen omlaag zijn gegaan, de klassen groter zijn geworden en zo meer; ik noemde het lijstje. Het is onduidelijk wat er nu werkelijk is gebeurd met de kwaliteit. Dus is het, voordat D66 roept om meer geld voor onderwijs en dat met onderhandelen voor elkaar krijgt, niet zinvol om ook de doelen te formuleren waaraan dat geld moet worden besteed zodat wij later kunnen meten of die zijn gerealiseerd? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik voel mee met de heer Van Dijck in de zoektocht naar het beter monitoren en zicht krijgen. Maar nogmaals, laten wij niet teruggaan naar de gedachte dat wij hier in Den Haag precies weten wat een leraar of een schoolbestuur moet doen. Ik wil graag samen met de heer Van Dijck op zoek naar manieren om dit goed te doen, maar ik wil niet terug naar een soort verantwoordings- en afrekencultuur. Ik wil daarbij wel de opmerking maken dat dit wat ons betreft niets af doet aan het feit dat meer leraren en kleinere klassen belangrijk zijn, dat meer conciërges hartstikke belangrijk zijn en dat meer ruimte voor de leraar hartstikke belangrijk is. Laten wij er samen voor zorgen dat wij beter zicht krijgen, maar dit is wat mij betreft alleen een aansporing om met nog meer kracht te roepen, dixit de heer Van Dijck, om beter onderwijs. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu de heer Snels namens GroenLinks het woord. 

De heer Snels (GroenLinks):

Voorzitter. Op het eerste gezicht lijkt dit Verantwoordingsdebat een debat over cijfers, een debat over miljarden euro's. Het lijkt dan ook vanzelfsprekend dat wij als financieel woordvoerders dit debat voeren. Wij kijken als accountants naar de organisatie van de overheid en de financiële verslaglegging. Dan zien wij dat voor meer dan 99% geld rechtmatig is geïnd en besteed en dat het aantal onvolkomenheden op de departementen beperkt bleef tot 36. Dan is het goed dat een kabinet antwoord geeft op de problemen bij die departementen — Defensie, EZ en Financiën — en de Belastingdienst, en aangeeft hoe de informatiebeveiliging kan worden verbeterd en hoe er meer kan worden geïnvesteerd in technisch en financieel personeel. Toch zou dit debat veel belangrijker moeten zijn dan het nu is, omdat het om meer gaat dan alleen de vraag of belastinggeld rechtmatig wordt besteed. De politieke vraag is namelijk: wat willen wij eigenlijk bereiken, wat waren de doelen van het kabinet en zijn die gehaald. 

De president van de Algemene Rekenkamer, Arno Visser, hij zit achter in de zaal, gebruikte in zijn presentatie het verhaal van madame Bovary. Emma Bovary stapt in een koets met een andere man dan haar echtgenoot en de gordijnen gaan dicht. Wat gebeurt daar? Dat is aan de fantasie van de lezer. Degenen die fantaseerden dat er spannende dingen gebeurden achter het gordijn, wilden dat het boek werd verboden. Volgens Arno Visser moeten we de gordijnen wegtrekken omdat speculatie in de politiek niet helpt. De besteding van publieke middelen moet transparant zijn. Daarover moet openheid zijn; er moet geen speculatie zijn over wat er achter gesloten gordijnen gebeurt. 

Ik wil dit debat zien als een debat over de verantwoording door het kabinet-Rutte/Asscher. Ik wil niet alleen technisch terugblikken op vorig jaar, maar ook in politiek opzicht bekijken wat er in vier jaar is gebeurd, en wel om tweede redenen. Ten eerste is deze verantwoording geen tussenrapport meer, maar een eindrapport. Het kabinet is klaar; hoe heeft dit kabinet het gedaan? Ten tweede wil ik ingaan op het belang van het stellen van doelen. Daaraan schort het nog altijd. Dat betekent dat ook dit kabinet de gordijnen voor de ramen van het koetsje heeft laten hangen. 

De missie van het kabinet was "ervoor zorgen dat Nederland solide en sociaal uit de crisis komt". De afgelopen jaren heeft het op orde brengen van de overheidsfinanciën prioriteit gehad. Dat is gelukt en ik feliciteer het kabinet daarmee. Maar tegen welke prijs? Die is onbekend, zo zegt de Rekenkamer. De Rekenkamer stelt dat we niet goed weten wat de nadelige gevolgen van de bezuinigingen voor de mensen en bedrijven in het land zijn. Ministeries houden effecten nauwelijks bij. Is er doelmatig gewerkt, of is de dienstverlening versoberd? We weten het niet. Kabinet én Kamer tonen een bescheiden belangstelling voor beleid dat zij zelf in gang hebben gezet, zo stelt de Rekenkamer. De redenen daarvoor zijn volgens mij verschillend. Een belangrijke oorzaak is dat het Rijk de rekening betaalt terwijl de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van beleid op een lager niveau ligt. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle decentralisaties van de afgelopen jaren. Bij de Wmo, de jeugdzorg, de arbeidsmarkt en het natuurbeleid is de regie uit handen gegeven zonder dat vooraf duidelijk was wat er nou precies moest worden bereikt. Kan het kabinet aangeven hoe decentralisaties geholpen hebben bij de verbetering van de ouderen- en jeugdzorg, een eerlijker arbeidsmarkt en meer natuur? Of waren het vooral de cijfers over de financiën die de hoofdrol speelden? Graag hoor ik een reactie. 

Die gescheiden, gedeelde of gedelegeerde verantwoordelijkheid zie je ook in het onderwijs. Andere collega's spraken er al over. Wij geven 2,4 miljard uit voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, maar we hebben geen idee of dat geld ook daadwerkelijk bij die leerlingen terechtkomt. Oorspronkelijk moest er bezuinigd worden, maar gaandeweg werd duidelijk dat dat niet kon zonder schade. Nu weten we het niet meer. Er zitten meer kinderen langdurig thuis en er zijn veel meer vrijstellingen van de leerplicht dan voor de aanpassing van het passend onderwijs. Wat is hier gebeurd, wat is hiervan te leren en wat was nou eigenlijk de doelstelling? 

Ik heb met belangstelling de vragen gelezen die de V100 hebben opgesteld. De V100 zijn de 100 mensen uit de samenleving die op initiatief van Pieter Duisenberg de verantwoordingsstukken hebben bestudeerd. Een prachtig initiatief. Wat mij opvalt, is dat deze mensen uit de praktijk vaak dezelfde vraag stellen: wat wilde de overheid nu eigenlijk? Zij stelden heel concrete vragen: hoe precies moesten sectorplannen bijdragen aan betere kansen voor mensen op de arbeidsmarkt, hoe moest het actieplan voor 50-plussers zorgen voor meer werk voor ouderen, hoe moesten welke maatregelen bijdragen aan het verminderen van de armoede- en schuldenproblematiek bij mensen en hoe hebben wet- en regelgeving geholpen bij een eerlijker arbeidsmarkt? Bij al deze zaken werd gevraagd wat nu eigenlijk heel precies de doelstellingen waren. We zien dat er vooral op het sociale terrein weinig concrete doelstellingen zijn. Het lijkt vooral te gaan om goede bedoelingen: we moeten iets doen en dan doen we ook iets. We willen wel, maar we definiëren niet goed wat we willen bereiken. De doelen blijven achter het gordijn, waardoor een echte verantwoording niet goed mogelijk is. 

Op het groene terrein lijkt het omgekeerde het geval. Op dat terrein hebben we gekwantificeerde doelstellingen, die bijvoorbeeld voortvloeien uit internationale afspraken, Europese richtlijnen of het energieakkoord. Hierbij weten we wat we willen bereiken, maar het is de vraag of we ook willen weten hoe en of we de doelstellingen halen. Dat is lastig te achterhalen uit de verantwoordingen van het kabinet. Hier zijn het niet de doelen die achter het gordijn blijven, maar zijn het de effecten van beleid die verstopt worden. 

We moeten de gordijnen weghalen. De Rekenkamer doet voorstellen en ook het kabinet neemt initiatieven. Die gaan vooral over meer beleidsevaluaties en standaardisatie van gegevens tussen verschillende overheden en instanties. Het zijn, zou je kunnen zeggen, gordijnen van onwetendheid. Niemand zal er bezwaar tegen hebben dat we die opzijschuiven. Maar durven we als politici doelstellingen zo concreet te maken dat we er ook op afgerekend kunnen worden? Durven we zelf eerlijk conclusies te trekken wanneer doelstellingen niet gehaald worden en daar verantwoording over af te leggen? Hierbij gaat het over politieke gordijnen, rookgordijnen soms. Die opzijschuiven vergt politieke lef. Ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet. 

Het is dus lastig om een eindrapport op te maken van het kabinet-Rutte/Asscher, simpelweg omdat de verantwoordingsstukken te weinig inzicht geven in wat de doelstellingen waren en wat ervan gerealiseerd is. We hebben wel de Monitor Duurzaam Nederland voor het eerst betrokken bij dit debat, als opstapje naar de Monitor Brede Welvaart die vanaf volgend jaar jaarlijks zal worden gemaakt. Dat zal een belangrijke traditie worden die ervoor moet zorgen dat het politieke debat niet alleen maar gaat over financiële cijfers maar ook over wat we maatschappelijk wenselijk achten. 

Ik heb daar twee opmerkingen vooraf over. De planbureaus geven aan, drie maatschappelijke thema's te zien voor de verkenning van 2018: de allocatie van tijd, de voedselvoorziening en de transitie naar een circulaire economie. Ook mevrouw De Vries sprak erover. Als dit de keuzes zijn, zou GroenLinks prioriteit geven aan de circulaire economie, zeker gezien de heel forse doelstellingen die we op dit terrein hebben. Kan het kabinet aangeven hoe de thema's worden vastgelegd? Het lijkt me namelijk wat merkwaardig als we dit helemaal aan de planbureaus overlaten. 

Mijn tweede opmerking betreft de indicatoren die de planbureaus gaan gebruiken voor de Monitor Brede Welvaart. De planbureaus sluiten aan bij de internationale discussie over de te gebruiken indicatoren, maar ik zie op één punt een lacune. Voor de bestaanszekerheid van mensen is het belangrijk als zij kunnen beschikken over buffers, over vermogen. Vermogens- en schuldposities zijn daarom een belangrijke aanwijzing voor het gevoel van welzijn en zekerheid van mensen. Daarom worden deze internationaal ook gebruikt als het over brede welvaart gaat, maar niet in de opzet van de planbureaus. Die kijken vooralsnog alleen naar inkomensverhoudingen. Ik vind dat dit gecorrigeerd zou moeten worden. Eigenlijk geldt hetzelfde voor indicatoren die iets zeggen over armoede. Is het kabinet dit met mij eens? Kan dit meegegeven worden in de opdracht aan de planbureaus? 

Ik kom dan toch op het eindrapport. Hoe dan ook geven de Monitor Duurzaam Nederland en de overige cijfers van het CBS en planbureaus wel enig inzicht in de sociale en groene prestaties van het kabinet. De monitor geeft op drie niveaus een beeld van de kwaliteit van het leven: hier en nu in Nederland, maar ook later en elders in de wereld. Het algemene beeld is dat de kwaliteit van Nederland goed is, maar dat we interen op de toekomst en het buitenland exploiteren. We zijn een rijk en welvarend land. Dat waren en dat blijven we. Er zijn wel negatieve ontwikkelingen. De ongelijkheid neemt toe, zowel trendmatig als in de afgelopen vier jaar. Hoe beoordeelt het kabinet dit? Mensen voelen onzekerheid over hun sociaal-economische positie. De structurele werkloosheid is hoog. Het aandeel flexcontracten neemt toe, terwijl dat in Nederland in vergelijking met andere landen al zeer hoog is. Deze trend is niet gekeerd door het kabinet. Wat is het oordeel hierover van het kabinet? 

Opvallend is dat veel mensen zich in ons land vergeleken met andere landen gediscrimineerd voelen en dat dit zelfs de afgelopen jaren verslechterd is. Ziet het kabinet hierbij een relatie met de toegenomen maatschappelijke polarisatie? Ziet het kabinet een relatie met het falende inburgeringsbeleid? De Rekenkamer is hier zeer kritisch over. 

Het tweede niveau gaat over later. Het interen op de toekomst heeft te maken met ons natuurlijke kapitaal. Belangrijkste indicator is de uitstoot van broeikasgassen. In de monitor staan de seinen op rood. De uitstoot is vergeleken met andere landen nog steeds hoog. Het aandeel duurzame energie stijgt marginaal, zo maakte het CBS gisteren bekend. Ik erken dat het kabinet en minister Kamp in het energieakkoord stappen vooruit hebben gezet, maar het tempo ligt te laag. Een volgend kabinet zal scherpe doelstellingen moeten vastleggen en het beleidstempo moeten opvoeren. Graag een reactie. 

Het derde niveau betreft de impact van ons op andere landen, armere landen. Exploitatie in die landen is het meest zorgwekkend waar het gaat om de indicatoren in de monitor. We geven nog steeds relatief veel uit aan ontwikkelingssamenwerking maar de trend is fors naar beneden. Alle andere seinen staan op rood. We importeren veel grondstoffen en biomassa, wat ten koste gaat van bijvoorbeeld de voedselvoorziening in laagontwikkelde landen. De handel en import van energie, biomassa en mineralen laat zien dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft naar een duurzame en circulaire economie. Samenvattend: onze welvaart hier en nu gaat ten koste van de toekomst en van landen elders in de wereld. Graag een reactie, vooral ook omdat het kabinet heeft nagelaten een reactie op te stellen naar aanleiding van de monitor. Waarom heeft het kabinet dit eigenlijk niet gedaan? 

Ten slotte. De overheidsfinanciën zijn op orde gebracht, zo stelt de Rekenkamer, maar het is onbekend tegen welke prijs. Mijn conclusie: de bezuinigingsdoelstellingen zijn gehaald, wat ook de prioriteit was, maar er is wel een groene en sociale prijs voor betaald. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Leijten namens de SP. 

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik heb het land gered, zei de minister van Financiën afgelopen maandag in Het Financieele Dagblad. Een land waarin 400.000 kinderen in armoede opgroeien. De armoede groeide in de afgelopen jaren van Rutte van 634.000 naar 812.000 mensen. Een armoede die verdiepte. Een land waarin het aantal flexcontracten groeit en het aandeel vaste contracten daalt, waarin mensen met een praktische opleiding vaker te maken hebben met een flexcontract dat geen uitzicht geeft op een vaste baan. Slechts 16% van hen krijgt uiteindelijk zeker werk. En juist mensen met onzeker werk hebben geen toegang tot die scholingsbudgetten die zo goed bedoeld zijn; dat was een van de opmerkingen van de 100 burgers die hier in de Kamer waren. Zeggen dat je het land gered hebt, terwijl er voor jongeren geen zekerheid is op de arbeidsmarkt. Een land waarin je als kind of jongere met geestelijke problemen op een ernstig lange wachtlijst komt te staan. En dat helpt niet bij suïcidale gedachten of bij eetstoornissen. Als je die laat verergeren, vererger je voor het leven lang de problemen. Er zijn ook problemen in de klas. Docenten kunnen hun werk niet meer doen. De klassen zijn te vol, de werkdruk is te hoog. En ben je jong, wacht dan maar even tien, vijftien jaar op een woning. Dit zijn vier problemen van de jeugd na dit kabinet. Dan kunt u zitten lachen en zeggen dat u het land hebt gered, maar als je de mensen die de toekomst van dit land maken, geen kansen geeft, dan red je geen land. 

Het lijkt alsof er geld over is op de begroting, maar dat geld heeft de samenleving hard nodig. Een land redden doe je namelijk niet met de boekhouding op orde, maar door samenhang te organiseren en perspectief te bieden, veiligheid en zekerheid, door goede politie in de buurt en niet dus door nog een bezuiniging boven de markt, waardoor nog meer politiebureaus zullen sluiten. Een land redden gaat niet over de pegels maar over samenhang, over mensen de gelegenheid geven elkaar te leren kennen, over mensen de zekerheid geven van werk en inkomen, want iedereen weet dat werk veel meer is dan brood op de plank. Werk geeft je eigenwaarde en het daagt je uit. Het geeft je waardigheid. Maar als dit werk onzeker is en je van tijdelijk contract naar tijdelijk contract verhuist, dan doet dat iets met je, met je zekerheid. De kloof tussen arm en rijk groeit. De kloof tussen gezond en ziek of chronisch ziek groeit. De kansen voor kinderen om via het onderwijs te groeien, lijkt de pas afgesneden. Het kabinet-Rutte/Asscher met Dijsselbloem als boekhouder ligt keurig in lijn van de aanval op de georganiseerde solidariteit van de afgelopen kabinetten op rij. "Ieder voor zich" in plaats van "we doen het samen". En dan zeggen dat je het land gered hebt. 

Het land gered hebben, want de staatsschuld daalt en de economie groeit, maar de vraag is welke maatschappelijke rekening we doorschuiven. Overheidsgeld moet leiden tot goed beleid voor mensen. Daar waar de bestedingen rechtmatig zijn — de bedragen zijn namelijk overgemaakt naar de juiste bankrekeningen — is het een zwart gat als het gaat om de resultaten van die investeringen. 

Neem het onderwijs. Het is een prachtig idee om kinderen, alle kinderen, ook zij met een beperking, zij die ondersteuning nodig hebben, met elkaar naar school te laten gaan. Maar wat zien we gebeuren? We weten überhaupt niet waar de 2,5 miljard euro die we daaraan besteden, blijft. We weten dat er samen naar school wordt gegaan, dat er passend onderwijs is, maar we zien dat het aantal leerlingen in het register dat ondersteuning nodig heeft, daalt. We zien dat scholen voor speciaal onderwijs sluiten. Ik noem de St. Maartenschool in Nijmegen en Den Bongerd in Oss. We hebben zulke goede bedoelingen met het passend onderwijs, maar we weten niet waar het geld blijft. We weten dat er meer kinderen thuiszitten en dat het speciaal onderwijs de deuren sluit. Hier gaat toch iets mis? Ik wil de minister-president dan ook vragen om zich hier persoonlijk sterk voor te maken en ervoor te zorgen dat, zolang we dit niet in kaart hebben gebracht, de speciale scholen die ik net noemde en de vele tientallen die er nog zijn, niet worden gesloten. 

Immers, gelijke kansen voor kinderen, dat willen we toch allemaal! En toch ziet de onderwijsinspectie dat die juist afnemen. Kinderen met ouders die een praktische opleiding hebben gehad, krijgen andere schooladviezen dan kinderen met ouders die een hogere theoretische opleiding hebben gehad. De ene leerling krijgt beter les dan de andere leerling. De kwaliteit van het onderwijs loopt sterk uiteen. Zorgwekkend! In een land dat is gered, moet toch niet gelden dat factoren als waar je geboren bent, wie je ouders zijn en in welke buurt de school staat, bepalend zijn voor je toekomst? 

Het basisonderwijs heeft het zwaar. We hebben hier de vele meesters en juffen gezien die eisen dat er naar hen geluisterd wordt. Zij willen dat hun salarissen op een gelijk peil komen, maar zij willen ook dat hun klassen kleiner worden. Nou hebben wij geld over. We konden in het debat over de werkdruk van de leraren niets doen, want er werd geformeerd, het lag op de informatietafel en er was geen geld. Er is op dit moment geen formatietafel, maar er is wel een missionaire Kamer. En ja, er is geld. Zullen wij vandaag 0,5 miljard vrijmaken om ervoor te zorgen dat dat in augustus en september terechtkomt in de klassen, waardoor die kleiner kunnen worden of om ervoor te zorgen dat de docenten een betere beloning krijgen? Ik ga dat voorstel indienen. 

Het kabinet presenteert mooie cijfers over de belastinginkomsten, de winsten van bedrijven zijn toegenomen waardoor er meer binnenkomt, maar het innen van al die verschuldigde belastingen gaat niet vanzelf. De Belastingdienst is nodig, hij moet genoeg menskracht hebben en moderne ICT tot zijn beschikking hebben. Helaas is het omgekeerde het geval. Sinds de staatssecretaris het plan heeft opgevat om 5.000 van de 30.000 mensen te laten gaan, is de Belastingdienst er niet meer zeker van of hij zijn kerntaken nog kan uitvoeren. Nogmaals: de dienst is niet zeker of hij zijn kerntaken kan uitvoeren! Het is toch te zot voor woorden om de inning van belastinggeld in gevaar te laten komen? Kan de minister-president hier garanderen dat dat niet het geval is? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik denk dat ik een heel eind kom met mevrouw Leijten, ik ben het misschien wel volledig met haar eens over de bestedingen voor volgend jaar, maar ik heb nog wel een praktische vraag. Is het Verantwoordingsdebat, het debat waarin we het hebben over de begroting van vorig jaar en over wat er allemaal gedaan is, wel het goede moment om dat voor te stellen? Past het indienen van dergelijke amendementen dan wel moties niet veel meer bij het debat over de Voorjaarsnota, het debat dat we over een paar weken hebben en dat ook leidend is voor de begroting? 

Mevrouw Leijten (SP):

Zeker, dat is ook een moment. Maar als de noden in de samenleving hoog zijn, je zegt "de huishoudboekjes zijn op orde en we hebben geld over" en dat is het dan, dan vind ik dat ook geen goed signaal. Ik zal zo ook nog een voorstel doen om de 1,8 miljard die bij de zorggelden zijn overgebleven, niet te laten terugvloeien naar de algemene middelen maar die te behouden voor zorg. Daar zien we immers ook grote noden. Ik vind dat wij daar als politici ook aan moeten appelleren. Dus ja, het debat over de Voorjaarsnota kan het moment zijn waarop we het bestemmen, maar ik wil hier het verzoek doen om dat wat over is van vorig jaar, naar dit jaar over te hevelen voor dat doel. 

De heer Nijboer (PvdA):

Oké. Dat voorstel zie ik dan tegemoet. Bij het Verantwoordingsdebat gaat het over de vraag wat er wel en niet goed is gegaan in het afgelopen jaar. Mevrouw Leijten heeft ook best kritiek op bepaalde punten, wat ik goed begrijp, gelet op haar politieke stroming. Maar ik ben gewend om alleen bij de behandeling van de voorjaarsnota, van de najaarsnota en van de begroting voorstellen te doen voor de begroting. Dit is niet het moment om de begroting aan te passen. Aangezien we het inhoudelijk gezien erg met elkaar eens zijn, zou het zonde zijn als we elkaar niet kunnen vinden om reden dat dit niet het moment is om over de begroting te beslissen. 

Mevrouw Leijten (SP):

Er is geld over van vorig jaar: 2,9 miljard. Daarvan besteden we dit jaar een half miljard voor het onderwijs. Zo moeilijk is het niet. In al die debatten die ik hier in de afgelopen elf jaar heb gevoerd, bleek dat er óf geen dekking was óf dat het te vroeg of te laat was. Nu kunnen we een deel van het geld dit jaar bestemmen voor een goed doel. We vinden in deze Kamer allemaal dat we daarin moeten investeren en dat we niet moeten wachten op de informatietafel. Laten we dan niet muizeneren over het moment of het instrument. Het geld is er. Er is behoefte aan, dus we bestemmen het ervoor. Maar ik hoor dat de PvdA ervoor is, dus we gaan er vast samen uitkomen. 

Ik was bij het onderwerp Belastingdienst. Terwijl de Belastingdienst niet kan aangeven of het innen van belastingen nog mogelijk is in de nabije toekomst, wordt er de komende jaren toch nog eens 0,5 miljard bezuinigd op diezelfde Belastingdienst. Ik vraag mij af of dit verantwoord is. Ik wil dus ook aan de minister-president en de minister van Financiën vragen of zij bereid zijn deze bezuiniging te schrappen. De Belastingdienst is verre van gered en wordt zelfs verder in de problemen gestort. Hetzelfde geldt voor de overheid. Collega's Van Weyenberg en Snels hadden het er al over: er zijn personeelstekorten maar ergens anders zijn er personeelsoverschotten en er is vooral een ernstig tekort aan kennis over ICT. Vindt de regering dit verantwoord? Wat gaat zij doen om de digitale veiligheid te redden? 

We hebben hier ECB-baas Draghi op bezoek gehad. Hij heeft ons uitgelegd dat de economie gered is door zijn investeringsbeleid, door zijn opkoopprogramma. Tegelijkertijd zegt de minister van Financiën dat hij het land heeft gered. Kan de regering een licht werpen op wat hier precies is gebeurd? Nu de Europese Unie en de baas van de Europese bank zeggen dat de eurozone er goed voor staat en dat we die kunnen verdiepen en afmaken, wil ik graag weten wat de Nederlandse positie is. Heeft de minister van Financiën gelezen dat de Duitse centrale bank het vertrouwen in de Europese banken juist afwaardeert? Dat was gisteren een bericht in Het Financieele Dagblad. Door de problemen bij Italiaanse banken is men van mening dat de Europese banken te hoog zijn gewaardeerd. Kan de minister aangeven of er wel sprake is van stabiliteit van de euro? 

Nederland bezuinigde omdat het moest voldoen aan de Europese begrotingsregels. Ze zijn bekend: niet te veel staatsschuld en niet een te hoog begrotingstekort, maar er hoort nog een afspraak bij, namelijk een niet te hoog handelsoverschot. Daar voldoet Nederland al jaren niet aan. Welk effect heeft dat op de stabiliteit van de euro, onze eigen interne bestedingen en de economie? Kan de minister ingaan op het handelsoverschot van 52 miljard en het effect daarvan? Zou het niet veel beter zijn om dat geld in ons land te investeren, zodat er meer bestedingen komen, zodat er sprake is van meer koopkracht en zodat er meer kan worden geëxporteerd? Dat is goed voor het zuiden. Welvaart hier is namelijk welvaart in het zuiden. Dat weten wij allemaal. Als wij ons geld in schulden in het zuiden stoppen, dan groeit de economie in ieder geval niet. 

Het gaat dus niet om de cijfers, maar om de effecten van het beleid. Dat is een groot zwart gat, zei ik al. De helft van de ouderen die thuiszorg in de gemeente aanvragen, krijgt dat onvoldoende. Was dit de bedoeling toen we het mes zetten in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten? Bij de premieheffing wordt overigens nog elk jaar 10 miljard afgeroomd. Sinds het nieuwe belastingstelsel betaalt iedereen een premie voor zorg, maar er gaat eerst 10 miljard vanaf. De rest gaat naar de zorg. Die 10 miljard gaat naar de heffingskortingen. Ik heb op heel veel plekken in dit huis geprobeerd om erachter te komen waar die heffingskortingen naar toe gaan, maar ik weet het nog steeds niet. Over de zorgpremie wordt tegen burgers gezegd dat zij die voor de zorg betalen omdat die te duur is, maar 10 miljard ervan wordt afgeroomd. Dat was een derde van de AWBZ, maar waar gaan die heffingskortingen naar toe? De minister van Financiën is er nu. Ik hoop dat ik vandaag wel antwoord krijg op die vraag. Overigens gaat dit nog steeds door, want ook dit jaar wordt er 10 miljard van de premie in het kader van de Wet langdurige zorg in de zak voor heffingskortingen gestopt. De rest gaat naar de zorg. Van die 10 miljard kun je echter leuke dingen voor de burgers en het bedrijfsleven doen. Je moet in ieder geval niet tegen mensen zeggen dat ze zorgpremie voor de zorg betalen, want dat is een leugen. 

Het ministerie van Volksgezondheid heeft bijna 1,8 miljard op de plank laten liggen. Dat geld is niet uitgegeven, maar er is wel sprake van groeiende wachtlijsten in de jeugdzorg. Bij de ggz ontstaan ook problemen, waardoor de samenleving vastloopt. Dat leidt niet alleen tot ernstige problemen bij de politie, maar ook bij mensen. Gisteren was er een ernstig incident in Rotterdam. Ik denk dan bij mijzelf: waarom zijn wij als land niet in staat om, met alle middelen die wij hebben, veiligheid te bieden aan psychiatrische patiënten, en ook aan de mensen die naast die patiënten wonen, mensen die deze patiënten verzorgen? Daartoe zou de overheid op aarde moeten zijn. Wil de minister ervoor zorgen dat het ministerie van Volksgezondheid die 1,8 miljard gebruikt om de noden die er nu zijn weg te nemen? Die noden zijn namelijk legio. Ik hoef ze niet op te sommen, maar het meest schrijnend vind ik dat gedoe met die taaislijmziekte bij kinderen. Het geneesmiddel dat daarvoor bestaat en dat helpt, is te duur omdat de farmaceut winst wil maken over de rug van zieke kinderen. Er is een medicijn, maar dat wordt niet vergoed, terwijl er geld over is op het ministerie. Natuurlijk moet de medicijnprijs naar beneden. Dat willen wij ook, maar we willen ook dat die kinderen worden geholpen. 

Ik kom tot drie voorstellen. Investeer 0,5 miljard in het basisonderwijs voor kleinere klassen en betere beloning. Schrap de verdere bezuiniging op de Belastingdienst, zolang die zijn kerntaken niet kan waarmaken en zet het geld dat was bestemd voor de zorg ook in voor de zorg. Dit is waarschijnlijk het laatste Verantwoordingsdebat van het kabinet-Rutte/Asscher. Daarmee komt er een eind aan een periode waarin de staatsfinanciën belangrijker waren dan andere zaken. Het is mijn hartgrondige hoop dat in een volgende periode het welzijn van mensen, dieren en het milieu leidend zullen zijn. Een land waar het bruto binnenlands product voor alles gaat, is hoognodig aan redding toe. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Voordat ik aan het inhoudelijke deel van mijn bijdrage toekom, wil ik eerst een wat persoonlijke opmerking maken. Het verantwoordingsdebat is voor mij nauw verbonden met de persoon van Saskia Stuiveling. Zolang ik mij kan herinneren, is zij lid en later president geweest van de Algemene Rekenkamer. Ik vond haar altijd een markante vrouw, met een groot hart voor de publieke zaak. Wij hebben haar hier in de Kamer herdacht, ook met mooie woorden van de zijde van het kabinet. Ik wil ook van mijn kant benadrukken hoe waardevol ik haar inzet en haar werk vond voor deze Kamer, maar zeker ook voor onze samenleving. 

Dan nu het Verantwoordingsdebat en het debat over de jaarstukken van 2016. Mijn indruk was dat de minister van Financiën twee weken geleden zijn glimlach niet helemaal kon onderdrukken toen hij de jaarstukken over 2016 presenteerde. Macro-economisch heeft hij zichzelf verslagen. Het saldo is van een verwachte min uitgekomen op een klein overschot. De schuld zag hij met 32 miljard dalen. Bovendien daalde de werkloosheid naar 5,4%. Dat is een compliment waard. Er zijn de afgelopen jaren veel zware, moeilijke beslissingen genomen, die door velen zijn gevoeld. Nu lijkt de weg omhoog gevonden. 

De vraag die vandaag centraal staat, is natuurlijk ook: is het land erop vooruit gegaan? Voor het eerst hebben wij dit jaar enigszins een doorkijkje gekregen naar het zogenaamde brede welvaartsbegrip, ook op aangeven van de commissie die daarnaar onderzoek heeft gedaan. Wat mij betreft is dat waardevol, zodat wij een completer beeld krijgen van de stand van het land. 

Als wij inzoomen op de macro-economische cijfers, zien wij dat daar uiteraard een hele wereld achter zit. Zoals gezegd, is de werkloosheid afgenomen. Dat is mooi, maar zijn daarmee ook de problemen op de arbeidsmarkt weg? In het geheel niet. Onze arbeidsmarkt wordt steeds meer gekenmerkt door een tweedeling, tussen mensen met een vast contract en degenen met een flexibel contract. Als je tot de laatste groep behoort, heb je weinig kans op een hypotheek, laat staan dat je enige zekerheid hebt over waar je volgende baan is en over waar je je dus kunt vestigen. 

Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het percentage vaste contracten nog steeds afneemt, zelfs nu de economie aantrekt. Dat is een van de terreinen waarop dit kabinet echt meer had moeten doen. Daarmee wordt het een van de grootste opgaven voor een nieuw kabinet en voor deze Kamer: ervoor zorgen dat onze arbeidsmarkt weer zekerheid gaat bieden aan iedereen in plaats van aan de happy few. Dat is niet alleen een opgave voor een nieuw kabinet of voor deze Kamer, maar ook voor de polder, zeg ik er maar bij. 

Des te opmerkelijker was het dat het kabinet opeens zelf met een onderzoek kwam naar de kosten van ontslag. Het kabinet stelt zelf dat het daar periodiek onderzoek naar doet. Ik heb het even teruggezocht, maar ik heb er niet zo veel van kunnen vinden. Het gaat om een onderzoek dat ook nog eens door de minister van EZ was besteld en niet door de minister van Sociale Zaken. De minister van EZ gooide het onderzoek, dat hij dus zelf had gedaan, vervolgens over de schutting bij deze Kamer, zonder kabinetsreactie, want het kabinet is demissionair. Ik weet na vier jaar wel dat VVD en PvdA geen overeenstemming konden bereiken over het arbeidsmarktbeleid en dat daarom de problemen grotendeels niet zijn aangepakt. Maar op deze wijze zo opzichtig je meningsverschil etaleren is ook wel weer een beetje overdreven. 

Uit het rapport blijkt dat de kosten voor ontslag over vrijwel de hele linie zijn gestegen, en dat terwijl het doel van de Wet werk en zekerheid was om vast minder vast en flex minder flex te maken. Met het eigen rapport van het kabinet in de hand vraag ik dan nu maar aan deze minister: vindt hij dat het doel is bereikt en wat vindt hij ervan dat de ontslagkosten over vrijwel de hele linie zijn toegenomen? Ik denk overigens dat de werkgevers blij zijn met het rapport en dat ze met dat rapport in de hand naar de polder kunnen gaan. Als dat de opzet was, dan hoor ik dat ook graag. 

Het herstel van de woningmarkt lijkt ook ingezet. De huizenprijzen stijgen en er staan minder hypotheken onder water. Maar ook hier zit er een werkelijkheid achter de cijfers. Mensen die vanuit een sociale huurwoning een volgende stap in hun wooncarrière willen zetten, lopen tegen een muur op. Betaalbare middeldure huur is er nauwelijks, en de explosie van de huizenprijzen maakt het er niet makkelijker op om een huis te kopen. De doorstroming loopt vast. Tegelijkertijd is in hele delen van het land juist krimp en het onverkoopbaar worden van de eigen woning een probleem aan het worden. Er is niet meer zoiets als één woningmarkt in Nederland. Er zal bij het maken van beleid veel meer rekening gehouden moeten worden met de verschillen in de regio's. Als ik dan zie hoe onze voormalige minister voor Wonen, minister Blok, reageerde toen hij in het kabinet een overstap maakte naar een andere functie, dan lijkt de suggestie toch dat zijn werk als minister voor Wonen er helemaal op zat. Mij lijkt niets minder waar, in het licht van wat ik net heb gesteld. Onderkent dit kabinet dat ook? Onderkent dit kabinet dat er nog veel stappen op de woningmarkt gezet zullen moeten worden? Zo ja, welke dan? 

Een andere grote opgave voor dit kabinet was de transitie naar hernieuwbare energie. Deze week kwamen de cijfers naar buiten over het aandeel hernieuwbare energie dat vorig jaar is gerealiseerd. Schrik niet: van 5,8% naar 5,9%, en dat terwijl we onszelf de ambitie hebben opgelegd om in 2023 16% hernieuwbare energie op te wekken. De komende jaren zal het tempo wel wat hoger komen te liggen door de bouw van extra windmolens op zee, maar het blijft een tempo waar we allerminst trots op kunnen zijn. Als we zo doorgaan, dreigen we onze eigen doelstellingen niet te halen, terwijl tegelijkertijd miljarden euro's, opgebracht door de belastingbetaler, verstookt worden in de kolencentrales via de subsidie voor de bijstook van biomassa. Dat is geen duurzame oplossing, letterlijk niet en figuurlijk niet. De omslag naar hernieuwbare energie zal dus een veel hogere prioriteit moeten krijgen, niet alleen omwille van ons milieu, maar ook omdat wij verplicht zijn aan onze mensen in Groningen en omdat we ook niet meer afhankelijk moeten willen zijn van dubieuze regimes. Deelt de minister de conclusie dat het tempo omhoog moet om een echte energietransitie tot stand te brengen? 

De uitstoot van CO2 door onze eigen industrie is afgelopen jaar hoger geweest dan ooit, terwijl in de hele EU de uitstoot van CO2 door de industrie vorig jaar daalde met 3,4%. Dat gaat niet goed. Erkent het kabinet dat? In het Verenigd Koninkrijk zijn er goede resultaten geboekt met het omlaag brengen van die CO2-uitstoot door de industrie, doordat er een minimumprijs voor CO2 is geïntroduceerd. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? 

De Algemene Rekenkamer heeft ons weer een waardevol inzicht gegeven in de bestedingen van de rijksoverheid. Waar vorig jaar nog drie "ernstige onvolkomenheden" werden geconstateerd, zijn die inmiddels teruggebracht naar "onvolkomenheden" bij het ministerie van V en J, het ministerie van Defensie en bij de Belastingdienst. Met name wat de laatste betreft is er een hoop misgegaan. Dat was des te ernstiger, omdat de Belastingdienst bijna de complete inkomstenkant van de begroting realiseert. Het is nog ingewikkelder omdat er een soort van catch 22 ontstaat. Er is een roep om een eenvoudiger en eerlijker belastingstelsel. Door de fiscale bomen kunnen veel mensen het belastingbos niet meer zien en er is groeiende ongelijkheid in de belasting van gelijke inkomens. Ik vind dat onverteerbaar. Maar de Rekenkamer constateert dat de interne systemen van de Belastingdienst een echte hervorming helemaal niet aankunnen. Hoe uit deze impasse te komen? Hoe zorgt de minister ervoor dat een nieuw kabinet nog wel iets van die rommelzolder kan opruimen? Een voornemen waar dit kabinet een paar jaar geleden prat op ging. 

Een tweede verontrustend punt dat de Rekenkamer aankaart, is de staat van de informatiebeveiliging van de rijksoverheid. Een aantal collega's heeft daar ook al aandacht voor gevraagd. Het Rijk weet zowat alles van alle burgers in Nederland. We doen belastingaangifte, onze sociale gegevens zijn bekend, waar we wonen, met wie en of we al dan niet een uitkering krijgen: het is allemaal bekend. Veel cruciale systemen zijn in grote mate afhankelijk geworden van de inzet van ICT. Als de Rekenkamer dan onvolkomenheden constateert bij de informatiebeveiliging, dan is dat ernstig. Overigens legt de Rekenkamer ook de vinger bij de informatiebeveiliging van onze eigen Tweede Kamer. Dat is ook nog iets om zelf op te reflecteren. Krijgt de informatiebeveiliging nu de hoogste prioriteit van dit kabinet? Dit kan volgens mij ook niet wachten tot een volgend kabinet. Erkent het dat burgers er te allen tijde op moeten kunnen vertrouwen dat hun gegevens veilig zijn en dat hun privacy beschermd wordt door de overheid? Graag een uitgebreide uiteenzetting op dit punt. 

Tot slot. De Algemene Rekenkamer legt de vinger bij het feit dat zij steeds minder zicht heeft op de besteding van de rijksmiddelen omdat de uitvoering van het beleid op decentraal niveau is neergelegd. Dat is een bewuste keuze van ons als Kamer geweest. Ik respecteer ook de lokale autonomie waar de verantwoording eveneens dient plaats te vinden. De Rekenkamer constateert echter ook dat voor 50% van de gemeenten geen goedkeurende verklaring door de accountant is afgegeven, dus in de helft van de gevallen. Dat is extreem hoog. Heeft het kabinet zicht op de oorzaak hiervan en wat doet het kabinet eraan om ervoor te zorgen dat dit percentage omhooggaat? Beleid decentraal neerleggen betekent niet dat je vervolgens maar helemaal je handen ervan af kunt trekken. Hoe gaat het kabinet er mede voor zorgen dat er straks meer goedkeurende verklaringen op decentraal niveau maar ook bij bijvoorbeeld zbo's afgegeven kunnen worden? 

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Woensdag gehaktdag. De dag waarop per ministerie verantwoord wordt hoeveel geld er is uitgegeven, waaraan het geld is uitgegeven, welke concrete doelen zij wilden bereiken en welke van die doelen concreet bereikt is. De ervaring leert dat tijdens dit debat weinig over gehakt wordt gesproken en veel over geld, alsof dat het enige is wat telt. Maar, zoals mijn fractievoorzitter pleegt te zeggen in zulk soort situaties: wat heb je aan je geld als de ijskap smelt? Vandaag lijkt die vraag actueler dan ooit tijdens het Verantwoordingsdebat. Laten we vandaag gebruiken om ruime verantwoording te vragen in de wetenschap dat we volgend jaar gaan verantwoorden met behulp van een breed welvaartsbegrip. 

Laten we het vandaag dan over gehakt hebben. Jarenlang werden in ons land 450 miljoen dieren per jaar tot gehakt verwerkt, na veelal een kort en ellendig leven in de intensieve veehouderij. Niet alleen in de koets van madame Bovary zijn de gordijnen gesloten, maar ook in de vee-industrie. Gelukkig gaan ze binnenkort wat meer open. In de afgelopen jaren is er veelvuldig voor gepleit door advieslichamen van de regering en door de regering zelf om de veestapel in ons land drastisch te verkleinen in het belang van dier, natuur, milieu, volksgezondheid en biodiversiteit. Maar in plaats van verkleind is het aantal geslachte dieren in ons land dramatisch vergroot tot inmiddels 650 miljoen dieren. Dat is bijna 50% meer dan in pak 'm beet vijf jaar. Naast de V100 moeten we het dus ook over de V650 miljoen hebben. Hoe kan het kabinet dat verantwoorden? 

Ik schets kort de goede voornemens waarmee het pad naar deze hel voor landbouwdieren geplaveid was. We moeten daarvoor ver terug in de tijd. Een onderzoekscommissie onder leiding van Neelie Smit-Kroes uit 1992 over het functioneren van het ministerie van Landbouw stelde: "We moeten concluderen dat bij deze specifieke onderwerpen tot nu toe de landbouwbelangen altijd centraal stonden, de maat der dingen was. Eerst door de problematiek jarenlang te ontkennen, en door vervolgens, toen dat niet langer meer was vol te houden, de problematiek te bagatelliseren, en toen ook dat niet meer kon, deze halfslachtig aan te pakken." De commissie-Wijffels stelde in 2011: "De intensieve veehouderij moet ingrijpend worden veranderd. Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag, zoals het buiten rondscharrelen. Het transport van levende dieren moet worden beperkt en het fokken van vee moet niet uitsluitend gericht zijn op toename van de productiviteit. De omgang met dieren is niet zoals wij willen en het milieu wordt te veel belast. Varkens moeten wroeten, kippen moeten scharrelen en de koe moet in de wei." Minister Brinkhorst van Landbouw reageerde namens het kabinet. "Dit rapport wordt uitgevoerd, niet om een sector de grond in te duwen, maar om ervoor te zorgen dat we weer trots op de veehouderij kunnen zijn." Het Planbureau voor de Leefomgeving schreef in 2010 het volgende. "Er blijven tal van problemen op het gebied van dierenwelzijn. Veel dieren worden ernstig ingeperkt in hun natuurlijk gedrag. Het transport van varkens over lange afstanden is niet afgenomen. De import van vleeskalveren, en het daarmee gepaard gaande vervoer, nemen sterk toe." In 2012 schrijft de evaluatiecommissie-Van Dijk over de aanpak van de Q-koorts: "Het onderzoek naar de vermoedelijke infectiebron van de Q-koorts is lange tijd gehinderd door het beroep op de privacy. Dit heeft het exact lokaliseren van de besmette bedrijven bemoeilijkt. Het argument van bedrijfsprivacy kan niet domineren in een proportionele aanpak van een volksgezondheidsprobleem en zeker niet in een aanpak gestoeld op het voorzorgsbeginsel." De Algemene Rekenkamer heeft in zijn vervolgonderzoek over duurzaamheid in de veehouderij in 2013 het volgende bepleit. "Vooral bij varkens en vleeskuikens worden de welzijnsregels onvoldoende nageleefd: in 2011 overtrad meer dan 50% van de houders van vleeskuikens en meer dan 30% van de varkenshouders de dierenwelzijnsregels". 

De conclusie die we kunnen trekken uit al deze citaten, is dat de adviesorganen van de regering keer op keer stellen dat in onze staatshuishouding de provisiekast niet op orde is. Ik denk dat de Kamer het daarmee eens zal zijn. We produceren te veel dierlijke eiwitten tegen te lage kosten. Externaliteiten en de echte prijs van melk, vee, eieren en kaas worden niet in rekening gebracht bij de consument, maar komen voor rekening van de belastingbetaler, die daarover onwetend is. In het rapport De echte prijs van vlees, wordt gesteld dat die prijs 35% te laag is. Vlees wordt dus in feite fors gesubsidieerd. Uit het recente onderzoeksrapport De echte prijs van melk, dat is opgesteld in opdracht van de G. Pierson Foundation, blijkt dat melk meer maatschappelijke kosten met zich meebrengt dan er baten zijn. 

In onze staatshuishouding blijkt het voedselbeleid uiterst inefficiënt te zijn. Dat beleid brengt hoge kosten en enorme maatschappelijke nadelen met zich mee. Daarom wil ik me tijdens dit Verantwoordingsdebat eigenlijk maar op één vraag richten: hoe verklaart het kabinet de dramatische groei van het aantal geslachte dieren in relatie tot alle voornemens om de aantallen terug te brengen tot overzichtelijke proporties? Als de minister-president daarvoor een goede verklaring kan geven, is deze gehaktdag wat mij betreft al geslaagd. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil de heer Van Raan een vraag stellen, maar ik wil eerst zeggen dat we ook een commissie voor landbouw hebben. Daar worden dit soort vragen ook gesteld. 

Maar ik wil de inhoud van de bijdrage van de heer Van Raan toch serieus nemen en hem de volgende vraag stellen. Als je ergens in Europa een varkensschuur openzet, zullen alle varkens naar Nederland hollen. Is dat volgens hem niet waar? 

De heer Van Raan (PvdD):

Dat is niet waar. Die varkens zullen niet naar Holland hollen, nee. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Misschien is mijn vraagstelling niet duidelijk geweest. De Nederlandse houderij van varkens, kippen, koeien, en alle sectoren van de Nederlandse landbouw behoren gewoon tot de top van de wereld als het gaat om natuur en milieu, maar ook als het gaat om dierenwelzijn. Is dat volgens de heer Van Raan niet zo? 

De heer Van Raan (PvdD):

Ik dank de heer Dijkgraaf voor zijn vraag. Nee, dat is niet waar. Bovendien is het eigenlijk een valse tegenstelling. Het gaat er niet om hoe goed het gaat, maar het gaat erom dat we het terugbrengen. De ecologische voetafdruk van deze giga-industrie is zodanig dat dit niet vol te houden is. Ik heb zojuist volgens mij overtuigend aangetoond dat dit niet iets is wat alleen door de Partij voor de Dieren wordt gezegd, maar ook door talloze adviescommissies van nota bene de regering zelf. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Van Raan (PvdD):

En dat is het punt dat gemaakt dient te worden. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als je gewoon naar alle cijfers kijkt met de voetafdruk ten opzichte van andere landen — we kunnen toch niet ontkennen dat we binnen een Europese markt en vaak een wereldmarkt actief zijn? — dan horen onze boeren tot de top. Dat is geen politieke mening maar gewoon een feit. 

De heer Van Raan (PvdD):

Het is een bijzondere constatering dat de boeren tot de top behoren. Het zijn overigens wel steeds minder boeren, want er stoppen zeven boeren per dag. Dat is dus helemaal niet in orde. Dat zul je toch ook moeten erkennen. 

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Gisteren stond de teller van de formatie op 75 dagen. De 75-jarige Tjeenk Willink werd gisteren aangewezen als informateur. Blijkbaar is er voor 75-jarigen nog een veelbelovende toekomst in de politiek. Terzijde: over precies twee maanden word ik 75 jaar. 

Verantwoordingsdag is de dag waarop het kabinet verantwoording aflegt over het regeringsbeleid. De meevallers zijn ons om de oren gevlogen: 11 miljard hogere belastingopbrengst, 32 miljard lagere staatsschuld en een economie die stevig doorgroeit. De macro-eindcijfers van dit kabinet zijn financieel en economisch gezien sterk. Ik sluit me aan bij eerdere sprekers: dat verdient een compliment. Het heeft er alle schijn van dat het kabinet-Rutte II vooral daarop beoordeeld wil worden. Dat snap ik ook wel, want daarbuiten valt er helemaal niet zo veel te juichen. 

Het gaat op Verantwoordingsdag, en wat mij betreft ook in dit debat, niet om hoeveel miljard meer of minder er precies is binnengekomen. Het kabinet heeft op de miljardenmeevallers waar we mee zijn verblijd niet zo veel invloed. Op dit punt is de belangrijkste conclusie dat het kabinet zeer behoedzaam heeft geraamd. Dan is de kans op meevallers wat groter. Het is ook voorzichtig. Verantwoordingsdag is wat mij betreft vooral de dag waarop we de beschikking krijgen over departementale jaarverslagen waarin staat toegelicht welke beleidsdoeleinden en -prioriteiten het kabinet zich voor 2016 had gesteld en in hoeverre deze tot uitvoering zijn gebracht. De Rekenkamer controleert deze jaarverslagen en doet verslag. De minister van BZK rapporteert daarnaast over de uitvoering van rijksbrede bedrijfsvoeringstaken. Rechtmatigheid, doelmatigheid en bedrijfsvoering, daar zouden deze dag en wat mij betreft ook dit debat over moeten gaan. 

De uitgaven waren voor meer dan 99% rechtmatig. Dat klinkt natuurlijk uitstekend. Maar dat cijfer wordt door de Algemene Rekenkamer zelf al behoorlijk gerelativeerd, omdat inmiddels 60% van de rijksuitgaven naar gemeenten, provincies en instellingen als het UWV en de Sociale Verzekeringsbank gaat. Deze organisaties worden door hun eigen democratisch orgaan of accountant gecontroleerd. Maar we weten ook dat bij heel veel gemeenten de goedkeurende verklaring van de accountant ontbreekt. Dat is zorgelijk. Wil de minister daarop reageren? Dat geld wordt dus rechtmatig overgemaakt naar deze andere overheidslichamen, maar wat er daarna mee gebeurt, valt steeds meer buiten de scope van dit democratische orgaan, de Tweede Kamer. Wat vindt de minister daarvan? 

Als we de kritiekpunten van de Rekenkamer op ons laten inwerken, is wat 50PLUS betreft het scorebord met de eindcijfers van dit kabinet niet meer zo sterk. Ik citeer de Rekenkamer: "Het omvangrijke investeringsprogramma van de Belastingdienst is in 2016 feitelijk stilgevallen." Sturing en toezicht zijn onvoldoende. "Bij het ministerie van V en J waren er in 2015 ernstige problemen met het financieel beheer. (…) de manier waarop (top)ambtenaren de bedrijfsvoering aansturen en beheersen levert nogal eens problemen op. (…) personeelstekorten lopen als een rode draad door onze bevindingen. De verwachting is dat problemen zullen toenemen. Maar er ontbreken cruciale gegevens om een goede personeelsstrategie te ontwikkelen". De Rekenkamer uit verder grote zorgen over de toekomstbestendigheid van het personeelsbestand en over de modernisering en beveiliging van ICT. De Rekenkamer wijst hierbij expliciet op het tekort aan onder andere ICT-expertise, financiële expertise en inkoopdeskundigheid. Dan zijn er 36 onvolkomenheden over 2016, waarvan acht bij Financiën en de Belastingdienst. 23 van de 36 onvolkomenheden zijn nieuw. Last but not least: er is weinig zicht op resultaten van beleid, het is in veel gevallen, aldus de Rekenkamer, onduidelijk of burgers waar voor hun geld krijgen. 

Ik kom nog even terug op het eerste punt: het stilvallen van het investeringsprogramma van de Belastingdienst. Vindt de minister niet dat een verdere bezuiniging van 0,5 miljard, zoals beoogd, niet zou moeten doorgaan? Moet ook een verdere reductie van personeel bij de Belastingdienst niet worden gestopt? Dit met name om de controles door rijksaccountants, die overigens moeten worden opgeleid, te versterken. 

Alles bij elkaar zijn deze zeven punten nogal zorgelijk. Een rijksdienst die piept en kraakt op nagenoeg alle onderdelen van de bedrijfsvoering, waar personeelstekorten de rode draad zijn, waar bezuinigingen uit het verleden nog verder doorwerken in de komende jaren en waar weinig zicht is op resultaten van het beleid. Volgens de Rekenkamer moet het aantal rijksambtenaren met nog eens 9.000 fte omlaag. Dat is bijna 10% van het totale aantal ambtenaren van 109.000. De minister geeft aan, zich niet te herkennen in dat aantal en zegt: enerzijds zal de personele samenstelling krimpen als gevolg van taakstellingen, anderzijds zal deze toenemen door nieuw beleid. Dat is echt een volstrekt onvoldoende antwoord. De Rekenkamer concludeert dat de doorwerking van taakstellingen uitgerekend in fte neerkomt op een verdere personeelsreductie van 9.000 fte. Dat staat los van intensiveringen die gekoppeld zijn aan nieuw beleid. Immers, ambtenaren die worden aangenomen voor nieuw beleid hebben meestal ook een nieuwe taak. Het zou wel heel gek zijn als dat niet zo was. Het getuigt wat onze fractie betreft niet van bijster veel realisme. Het is wishful thinking ten koste van kerntaken en publieke dienstverlening. 

Volgens 50PLUS is het in het licht van de glasheldere kritiekpunten van de Rekenkamer niet meer dan logisch, kritisch te kijken naar de verdere doorwerking van bezuinigingen op de rijksdienst. Hoeveel miljoenen van de taakstelling slaan de komende jaren nog neer en bij welke departementen precies? Wij willen daarnaar nader onderzoek; ik kom daarop straks mogelijk nog terug met een motie. De uitdagingen zijn enorm. Moderniseringen zijn onontkoombaar. Het is nu echt hoog tijd om al die ambities vorm te geven met een realistische uitvoeringsagenda. 

De Algemene Rekenkamer gaat uitvoerig in op passend onderwijs. Aan passend onderwijs, de extra ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben, heeft het ministerie van OCW in 2016 2,4 miljard uitgegeven. Het is volgens de Algemene Rekenkamer niet duidelijk hoeveel leerlingen extra ondersteuning krijgen. De registratie is namelijk onbetrouwbaar. Dit kan echt niet. Wij willen dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid komt, door daarnaar onderzoek te laten doen. Wij overwegen op dit punt een motie in te dienen. Het nieuwe stelsel had juist moeten leiden tot meer inzicht in beleidsresultaten. Dat is niet gelukt, en het gaat om veel, heel veel geld. In dat verband zijn we zeer benieuwd naar het antwoord op een van onze feitelijke vragen over die 2,4miljard. Is dat nieuw geld? Welk deel was een schuif vanuit andere posten van de begroting van OCW? 

Het gaat natuurlijk niet alleen over geld. Een andere niet mis te verstane conclusie van de Rekenkamer luidt: het Rijk belemmert de integrale dienstverlening van gemeenten. Dat is alarmerend. Volgens de Rekenkamer moet er veel meer worden ingezet op één taal, uniformiteit van informatie en verantwoordingssystemen. Door het gebrek daaraan kan de Kamer geen democratische controle uitvoeren. Resultaten zijn zo immers moeilijk vergelijkbaar, en er kan niet worden vastgesteld of doelen al dan niet worden behaald. 50PLUS heeft daarvan vorig jaar in het Verantwoordingsdebat en ook in andere debatten al een punt gemaakt. Door de decentralisaties is er juist steeds minder sprake van uniformiteit en meetbaarheid van beleid. Doordat het ontbreekt aan één taal is bijvoorbeeld niet bekend of kinderen die psychische hulp behoeven, en zieken en ouderen die thuiszorg of ondersteuning nodig hebben, beter of juist slechter af zijn nu ze bij de gemeente moeten aankloppen voor hulp en ondersteuning. 

Er kan niet ondubbelzinnig vastgesteld worden of doelen behaald zijn. Dat maakt ook dat de cijfers en onderzoeken over over- en onderbesteding vaak niet hard te maken zijn. 50PLUS heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat een te veel aan beleidsvrijheid van gemeenten niet wenselijk is. Daarbij komt nog dat in de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wmo verschillende eisen worden gehanteerd voor het opvragen en uitwisselen van persoonsgegevens. Het is op zijn minst inefficiënt als ieder zijn eigen wiel uitvindt, vooral ook ten opzichte van de burger. 

In het verlengde hiervan vragen wij een reactie op het onderzoeksrapport dat is uitgevoerd in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waaruit blijkt dat gemeenten grote financiële risico's lopen omdat circa 25% van de gemeenten het niet kan bolwerken. Het tekort kan oplopen tot zo'n 10%. Gevraagd wordt om een verlichtingsbudget voor deze gemeenten. Als dat er niet komt, komen passende zorg en continuïteit in het geding. We vragen de regering om te reageren op deze zeer ongewenste en mogelijk zelfs gevaarlijke ontwikkeling. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Dijkgraaf namens de SGP. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Rekenkamer, net als alle collega's hebben gedaan, voor het goede en vele werk dat is gedaan. Dat werk was essentieel. Maar ik wil daar toch gelijk richting de minister van Financiën de vraag aan koppelen die de heer Van Weyenberg ook stelde. Als wij dit als Kamer zo constateren met elkaar, hoe kan het dan dat het budget zo onder druk staat? Is de minister van Financiën bereid om daar op korte termijn wat aan te doen? 

Ik dank het kabinet voor de reactie en voor het vele werk. 99% is rechtmatig. Ik ben nog niet zover als sommige collega's die zeggen: dit zou weleens het laatste verantwoordingsdebat met dit kabinet kunnen zijn. Gegeven het tempo van de kabinetsformatie durf ik dat niet te zeggen. 

Minister Rutte:

Wel een van de laatste. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het zal inderdaad wel een van de laatste zijn, dat ben ik eens met de minister-president. 

Het is een groot goed dat we in een land leven waar 99% rechtmatig is, maar is het ook efficiënt en effectief? De Rekenkamer zegt daarover: heel veel is onbekend. Velen hebben de V100 al aangehaald en hebben mooie vragen gesteld. Het is mooi dat dat georganiseerd is. Zij stellen eigenlijk de vraag of het geld zinnig, zuinig en zorgvuldig is besteed. Vandaag stellen wij die vraag ook. Wat willen we bereiken? Hoeveel hebben we daarvoor nodig? Wat is de verhouding tussen de kosten en de baten? 

Eigenlijk kan ik het vrij kort houden, ook gegeven de inbreng van anderen. Hoe kan het dat wij zo weinig van die evaluaties hebben? Ik ga niet allerlei dingen herhalen die collega's al hebben gezegd over passend onderwijs, maar hoe kan het dat we 2,4 miljard hebben besteed en er geen rapport is? Dat geldt ook voor de banenplannen die er zijn. We hebben afgelopen maandag een rondetafelgesprek gehad over de Sustainable Development Goals. We krijgen weer een rapport met 108 pagina's aan mooie teksten. Dan lees je dat en aan het eind vraag je je af wat nou het beeld is. Waar is die scorekaart aan de hand waarvan je kunt zien waar we vandaan kwamen, wat het doel is, waar we nu staan en of we met het huidige beleid ook komen waar we moeten zijn? 

Verder is de grote vraag waarom niet standaard bij majeure beleidsveranderingen een evaluatie beschikbaar is. In de vergroening van het wagenpark zijn miljarden opgegaan, maar wat is nou de verhouding tussen de baten, daadwerkelijke vergroening ja of nee, en de kosten, de miljarden die daarin zijn gaan zitten? Dan zien we dat we als Kamer bij de ene wet een evaluatiebepaling erin zetten; een amendement. Dat is het makkelijkste amendement dat je als Kamerlid kunt binnenhalen. Dan heb je immers vaak wel een meerderheid. Toch zie je dat het een soort toeval is of zo'n amendement er komt of niet. De beslissing om al dan niet te evalueren moet toch niet van zulke toevalligheden afhankelijk zijn? 

De Algemene Rekenkamer concludeert dat er beperkte informatie is over de effectiviteit van beleid. Dat zou toch niet zo moeten zijn in een land als Nederland? Wat vindt de minister-president, wat vindt de minister van Financiën ervan om bij evaluatiebepalingen van een "nee, tenzij" naar een "ja, tenzij" te gaan? Dus: altijd evalueren, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. De grote vraag is dan natuurlijk wanneer het tenzij geldt. Het kan een idee zijn om een beslisboom te creëren, waarbij je kunt denken aan vragen als "is het inhoudelijk of financieel majeur genoeg om te evalueren?" of "wat is het doel?". De heer Snels heeft al gezegd dat de doelen vaak heel vaag zijn. Zouden we dan niet preciezere doelen moeten formuleren? Kun je überhaupt meten wat je wilt weten? We moeten natuurlijk ook niet in de situatie terechtkomen dat alleen de meetbare dingen gaan tellen. Net werd passend onderwijs genoemd: 2,4 miljard. Een aantal dingen kun je misschien wel meten, en het zou ook goed zijn om die te meten, maar tegelijkertijd weet je bij passend onderwijs dat er veel dingen zijn die van belang zijn maar die je nooit zult kunnen meten. Als je dan gaat meten, wat is dan nodig als nulmeting? Moet je jaarlijks data gaan verzamelen? Hoe snel kun je een zinvolle evaluatie doen? En niet onbelangrijk: wat kost het om dit alles te doen? We moeten ook niet een heel bureaucratisch circus gaan optuigen als het maar een kleine beleidsverandering is. 

Mijn kernvraag is dus: hoe kijkt de minister aan tegen een beslisboom op grond waarvan bepaald wordt of er al dan niet een evaluatie moet komen? Hoe kijkt de minister aan tegen het "ja, tenzij"? Dat hoeft niet vanuit de Kamer te komen. Zo'n amendement vanuit de Kamer zou eigenlijk helemaal niet nodig moeten zijn. Kan het initiatief niet veel meer bij de regering worden gelegd? 

De heer Van Raan (PvdD):

Ik heb een vraag over de beslisboom, en dat brengt me ook een beetje terug bij onze eigen inbreng. Is de spreker het ermee eens dat de analyse van alle rapporten die ik noemde in mijn bijdrage aanbeveelt om een inkrimping van de veestapel teweeg te brengen? Past dat in zo'n beslisboom die u beschrijft? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zit even te zoeken naar het haakje, mevrouw de voorzitter. Ik denk dat ik mijn tekst over de beslisboom nog een keer moet uitspreken. Het staat in het verslag en dus is het naleesbaar. Het heeft niet zo veel met de vraag te maken. 

De heer Van Raan (PvdD):

Deelt de spreker de analyse in de rapporten die een inkrimping van de veestapel bepleit? Vindt de spreker dat de minister-president verantwoording zou moeten afleggen over het feit dat alhoewel de krimp wordt voorgesteld, de veestapel met 50% is gegroeid? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Met alle respect, ik vind dit een onzinnige vraag in dit debat. Wij hebben allerlei landbouwdebatten. Daarin gaat het over inkrimping van de veestapel, ja of nee. Als de geachte afgevaardigde ons volgt, dan weet hij dat wij het daarmee volstrekt oneens zijn, net als met de opmerking dat alle rapporten dat zeggen. Dan weet hij dat ook wij willen investeren in dierenwelzijn, natuur en milieu en dat dit wel moet worden terugverdiend door de boeren. Maar wat dat met mijn verhaal te maken heeft over evaluatie en beslisbomen? Mijn IQ is te laag om dat te bevatten. 

De heer Van Raan (PvdD):

Ik zal geen uitspraken doen over het IQ. Ik stel wel vast dat dit een verantwoordingsdebat is en dat een vraag over groei terecht zijn. Het spijt me dan ook dat spreker vindt dat de vraag onzinnig zou zijn. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil het wel even nuanceren. Natuurlijk is dit een terechte vraag die in een debat gesteld kan worden, maar ik was op zoek naar de relatie met de beslisboom, zoals de geachte vragensteller ook aangaf. Die zie ik niet. De beslisboom gaat over de vraag of je een wet of een beleidsmaatregel wel of niet evalueert. Dat was mijn punt. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als je dat doet, als je het initiatief veel meer bij de regering wilt leggen, dan is natuurlijk een belangrijke vraag: is elk ministerie voldoende gemotiveerd om dit serieus handen en voeten te geven of zijn er misschien ministeries — ik kan het me bijna niet voorstellen, maar in de praktijk blijkt dat nog weleens — die liever geen evaluatie zien omdat ze van tevoren weten dat ze weleens een fors probleem zouden kunnen hebben als die evaluatie er komt? De modus is immers "verdedig het bestaande beleid" in plaats van "werkt het beleid nu wel echt en wegen de kosten op tegen hetgeen bereikt wordt?". Zeker bij ministerie-overstijgend beleid lijkt er momenteel geen probleemeigenaar te zijn. Mijn vraag aan de minister van Financiën is daarom: zou dat niet juist een taak van Financiën zijn? De Inspectie der Rijksfinanciën doet dat sowieso al ten aanzien van het geld. Is het niet logisch dat zij er ook op toeziet dat het geld effectief besteed wordt? Dat wil niet zeggen dat alle evaluaties door het ministerie van Financiën uitgevoerd moeten worden, maar wel dat het ministerie van Financiën erop toeziet dat die evaluaties plaatsvinden, en ook goed plaatsvinden, bij majeure beleidsveranderingen en wetten. Dan is er een duidelijke probleemeigenaar en hoeft het wiel niet voor elk ministerie opnieuw te worden uitgevonden. Ik krijg graag een reactie van de bewindslieden op deze suggesties. 

Met betrekking tot de ICT, de beveiliging en de Belastingdienst — dat zijn hoofdpunten uit het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarover belangrijke vragen worden gesteld — kan ik mij simpelweg aansluiten bij de vragen van de voorafgaande sprekers. 

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter. Ik ben de laatste spreker en het is een lange zit tot nu toe. Ik zal mijn bijdrage daarom vlot uitspreken. 

We spreken hier vandaag over de verantwoording van de uitgave van het belastinggeld. Ongeveer 38% van het geld dat we met z'n allen verdienen zijn we kwijt aan belasting. Nederland zit daarmee net onder het Europese gemiddelde. Toch is de belastingdruk aanzienlijk. We betalen ruim 156 miljard aan belastingen en 102 miljard aan premies. We doen dat omdat we de overheid en de collectieve voorzieningen draaiend willen houden. Wat DENK betreft is dat een zeer groot goed, want het kenmerk van een beschaafde samenleving is een overheid die voor een vangnet en voorzieningen zorgt om de zwakkeren te beschermen en die investeringen doet om de samenleving te dienen. Denk aan het bieden van goed onderwijs aan iedereen, het waarborgen van goede zorg, het bestrijden van armoede, het zorgen voor veiligheid voor alle burgers, het bestrijden van racisme en discriminatie en ook het aanleggen van goede wegen; dat is goed voor de economie en voor alle Nederlanders. 

Dat ideaal kan alleen rekenen op steun in de samenleving als het belastinggeld op een goede manier wordt besteed. De overheid mag dit geld, om de woorden van onze minister Jeroen Dijsselbloem te gebruiken, niet uitgeven aan drank en vrouwen. Althans niet alles, toch? Een klein beetje. Daarom is het belangrijk dat de Algemene Rekenkamer elk jaar controleert of onze regering wel goed omgaat met de centjes van Henk, Fatima, Cerkan en al die andere Nederlanders. Mijn eerste punt gaat daarom over de controlerende rol van de Algemene Rekenkamer. Ongeveer een maand geleden trok de president van de Algemene Rekenkamer aan de bel omdat de goede invulling van de rol van de Algemene Rekenkamer onder druk kwam te staan door bezuinigingen. We hebben het over een belangrijk instituut dat over de controle op de uitgaven en de inning van de belastinggelden gaat. Dat instituut geeft nu zelf aan dat het hier niet genoeg geld voor heeft. Welk signaal geven wij hiermee af? Moet er geen actie worden ondernomen? 

In antwoord op Kamervragen van DENK stelt de regering dat zij bereid is om hierover het gesprek aan te gaan met de Rekenkamer en andere Hoge Colleges van Staat. Hoe staat het met dat gesprek? Kan de Kamer, naast een eventuele latere toelichting in een begroting, uitvoerig geïnformeerd worden over de uitkomst van daarvan? 

De Rekenkamer heeft ondanks de moeilijkheden goed naar de uitgave van het geld gekeken. Minister Dijsselbloem heeft zijn zo intens gewenste stempel uiteindelijk gekregen. De Rekenkamer verleent goedkeuring: alle fouten blijven onder de tolerantiegrens van 1%. Het lijkt rozengeur en maneschijn, maar is het beeld wel zo rooskleurig? De Rekenkamer geeft aan 483 miljoen euro nog niet als onrechtmatig te hebben aangemerkt omdat dit nog niet hoeft van de wet, terwijl het wel gaat om te laat of helemaal niet aan het parlement gemelde financiële transacties. 

Het stempel van goedkeuring door de Rekenkamer is natuurlijk mooi voor de regering — dank voor het goede werk — maar het zegt zeer weinig over wat het beleid en de uitgaven de samenleving effectief opleveren. Een aantal collega's stond hierbij ook stil in hun bijdrage. Dit is wel de belangrijkste vraag die wij op Verantwoordingsdag zouden moeten stellen. Wat weten wij over de resultaten van het regeringsbeleid? Het antwoord op deze vraag is in een aantal opzichten: bitter weinig. De overheid gaf in 2016 223,5 miljard euro uit maar van te veel van de miljarden- en miljoenprojecten die hiermee zijn gefinancierd, hebben wij geen flauw idee of ze werken of niet. De regering verzint beleid, formuleert doelstellingen, geeft daarvoor geld uit en begint, maar aan het einde van de rit is soms niet helder of het beleid heeft gewerkt en of de doelen zijn behaald. Kortom, waarom doen we de dingen die we doen? 

Schrijnend is het voorbeeld dat al een aantal keren is aangehaald, namelijk dat wij niet weten wat de 2,4 miljard voor passend onderwijs heeft opgeleverd en of die 1,6 miljard voor schone lucht iets heeft betekend voor een betere luchtkwaliteit. Nog schrijnender is de rapportage over het pgb-trekkingsrecht door de SVB: van de 2,3 miljard was 40% onrechtmatig. De ordedienst van de SVB heeft hierover een afkeurende verklaring afgegeven, maar curieus genoeg werkt dit niet door in de rechtmatigheidspercentages van het Rijk. Zo werkt het in Den Haag doordat het Rijk geen specifieke voorwaarden heeft gesteld aan de besteding van dit geld. Daarom vraag ik aan de minister of het geen tijd wordt dat wij dat wel gaan doen. 

Burgers weten dus niet of zij met hun bijdrage aan de overheid en het betalen van belastingen wel altijd waar voor hun geld krijgen. Dit legt een mogelijke bom onder het vertrouwen van burgers in de politiek. De Algemene Rekenkamer spreekt over een gebrekkige techniek van beleidsevaluatie, onvoldoende belangstelling voor de resultaten van beleid en onvoldoende onderbouwing van beleid. Het ergste is echter dat de Rekenkamer ook een verkeerde cultuur constateert bij een aantal ministeries; een cultuur waarin beleid altijd wordt verdedigd, kritische vragen worden ontlopen, negatieve resultaten worden gebagatelliseerd en politieke afbreukrisico's de doorslag geven. 

Die cultuur moet worden doorbroken. De mensen in het land en het parlement verdienen een eerlijke en objectieve kijk op de effectiviteit van beleid. Deze regering wijst bij een hoop verbetermaatregelen naar de komst van een nieuw kabinet, maar als wij zo doorgaan met die besprekingen, zou dit kabinet nog wel eens lang op zich kunnen laten wachten, ook al is mijn vertrouwen in de heer Tjeenk Willink heel groot. Mijn vraag aan de regering is wat zij, naast de genomen maatregelen, zal doen om de door de Rekenkamer gemelde cultuur te doorbreken. Hoe zal zij de evaluatie van beleid verbeteren? Is het niet raadzaam om nu te wachten en conform het advies van de studiegroep Begrotingsruimte alvast te beginnen met een operatie inzicht in kwaliteit? Ik krijg hierop graag een reactie. 

De Rekenkamer constateert ook een aantal grote problemen met de bedrijfsvoering van de overheid; de personeelstekorten vormen een groot onderdeel daarvan. De werkdruk op de ministeries zou te hoog zijn, er zou te weinig bemensing zijn en er zou onvoldoende zicht zijn op de behoefte aan personeel voor de toekomst. Kortom, het personeelsbeleid lijkt een ramp. De strategische personeelsplannen die ministeries opstellen, bieden onvoldoende antwoord op deze problemen. De Rekenkamer constateert een aantal concrete punten waar dit misgaat: een nadruk op kwantiteit en een gebrek aan aandacht voor kwaliteit, geen zicht op de behoefte voor de toekomst en verschillen in oriëntaties op personeel. De regering geeft in reactie op de constateringen aan dat de strategische plannen niet zijn bedoeld voor een rijksbrede aanpak, maar is het niet nodig om wat meer regie te nemen, zich de concrete punten van de Rekenkamer ter harte te nemen en die te laten opnemen in de plannen? Ook op dit punt krijg ik graag een reactie. 

Tot slot wil ik iets zeggen over de Belastingdienst. Er is al veel over gezegd. Terwijl Rutte, Buma en Pechtold al ruim twee maanden naarstig op zoek zijn naar een vierde klaverjaspartner, is de Belastingdienst het slachtoffer van de huidige politieke impasse. De Rekenkamer constateert bij het ministerie van Financiën de meeste onvolkomenheden van alle ministeries, vooral door de problemen bij de Belastingdienst. Ik doe even een greep uit alle ellende. Het verbeterprogramma van 1,1 miljard is in het afgelopen jaar compleet stilgevallen. Mede door de al vaak besproken vertrekregeling, die volledig uit de hand is gelopen, zijn we niet alleen geld maar ook expertise kwijt. Op bepaalde onderdelen wordt zelfs geen toezicht meer gehouden, zoals het boekenonderzoek voor de assurantiebelasting. Men mist een goede informatievoorziening, maar het meest tekenend is wel dat de Belastingdienst de eigen aangifte van loon- en vennootschapsbelasting niet op orde heeft. Legt de Belastingdienst zichzelf een boete op, of hoe werkt dat? Daarbovenop komt ook nog de geplande bezuiniging van 0,5 miljard euro. Er rest de samenleving nog één vraag: hoe gaat de minister de samenleving ervan overtuigen dat de heer Wiebes het nog goed laat komen bij de Belastingdienst? 

De beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Na de schorsing beginnen we met de regeling van werkzaamheden. Rond 14.45 uur gaat de minister van Financiën als eerste spreker de gestelde vragen beantwoorden. 

De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.30 uur geschorst. 

Naar boven