4 Waddenzee en Noordzee

Aan de orde is het VAO Waddenzee en Noordzee (AO d.d. 04/02).

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Jacobi van de Partij van de Arbeid. Zij weet natuurlijk dat zij twee minuten spreektijd heeft, inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Vanwege de tijd lees ik twee moties voor. De eerste gaat over snelvaren op het Wad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het snelvaren op het Wad buiten de daartoe aangewezen geulen de laatste jaren sterk toeneemt;

constaterende dat dit gevaarlijk is;

constaterende dat snelvaren de belangrijkste ergernis is op het Wad;

constaterende dat de gewenste gedragsverandering ondersteund moet worden door handhaving in de repressieve sfeer, bij wijze van stok achter de deur;

constaterende dat controle met een schip niet effectief en wel duur is;

constaterende dat op de vuurtorens radarbeelden en AIS-gegevens (Automatic Information System, locatiebepalingsysteem van de scheepvaart- en binnenvaartsector) beschikbaar zijn die veel bruikbare informatie bevatten om ongeoorloofd snelvaren aan te pakken;

verzoekt de regering, de verkeersleiders op de vuurtorens te gaan inzetten bij de handhaving op het snelvaren en de radarbeelden en AIS-gegevens te gebruiken voor handhaving van de bestaande regelgeving inzake snelvaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Terschelling een uniek maar kwetsbaar natuurgebied is dat goed beschermd dient te worden;

overwegende dat de zoetwatervoorziening kwetsbaar is;

overwegende dat er nog veel onduidelijk is over de plannen;

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft aanbevolen dat ervoor gezorgd moet worden dat het burgerperspectief structureel en herkenbaar meegenomen wordt in de besluitvorming door provincie en gemeenten een rol te geven;

verzoekt de regering, uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen, in het eventuele MER (milieueffectrapport) nadrukkelijk de gevolgen voor natuur en toerisme mee te nemen en de provincie en gemeenten een duidelijke rol toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33450).

Mag ik u in overweging geven om de gebruikte afkorting nog voluit te laten schrijven?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik weet dat mevrouw Jacobi geen voorstander is van die gasboringen bij Terschelling maar wat gaat deze motie van de PvdA en de VVD precies doen? Ik snap de zorgen die erin worden uitgesproken, evenals de vragen aan het kabinet maar eigenlijk laat de motie het in behandeling nemen van de vergunning wel open. Is het niet verstandiger om deze kwestie op te schorten totdat wij zeker weten hoe daarmee moet worden omgegaan, ook gelet op de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Ik ben bang dat het anders qua duur hetzelfde traject wordt als bij de kolencentrale in de Eemshaven en de zoutwinning, namelijk een traject van jaren. Dat moeten wij Terschelling en de eilanders niet aandoen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dat is prima.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Was de wereld maar zo mooi als mevrouw Ouwehand die schetst. Het is gewoon een vergunningsaanvraag en er is een Mijnbouwwet. We kunnen van alles willen — persoonlijk ben ik ertegen — maar via de motie bewerkstelligen we in ieder geval dat alles wat erbij kan worden betrokken erbij wordt betrokken. In de motie vragen wij de regering om het advies van de Onderzoeksraad erbij te betrekken en de provincie en gemeenten ook een rol te geven. Die zijn er overigens ook geen voorstander van. Dat lijkt ons op dit moment het hoogst haalbare. Mevrouw Ouwehand mag proberen om de vergunning juridisch tegen te houden maar we hebben bij de zoutwinning hetzelfde gehad. Ik denk dat dit heel lastig wordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag me af waarom de PvdA een dergelijke constructie bij de verlenging van de boringen naar schaliegas wel aan het kabinet heeft gevraagd. Het is ingewikkeld maar het kabinet kan vergunningen aanhouden en met de aanvrager afspreken dat er niet tegen wordt geprocedeerd. Dat kan vervolgens ook worden gepubliceerd in de Staatscourant. Zo'n voorstel zouden wij in dit geval ook aan het kabinet kunnen doen. Ik dien dadelijk een motie in die daarover gaat. Kan de PvdA die steunen?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik ben benieuwd hoe de minister daarop reageert. We zijn nu bezig met een VAO Waddenzee en Noordzee. Ik wil voorkomen dat wij daar een energiedebat van gaan maken.

De voorzitter:

Dank. Ik zal zelf ook op de orde letten.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de PvdD.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. We hebben inderdaad een AO over de Waddenzee en de Noordzee gehad, helaas in afwezigheid van de staatssecretaris van Economische Zaken die verantwoordelijk is voor de bescherming van de natuurwaarden. Dat neemt niet weg dat wij het kabinet de wens van de Kamer om op te komen voor die belangrijke natuur door middel van moties kunnen meegeven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een aanvraag van Tulip Oil ligt voor een winnings- en exploratievergunning voor gaswinning op of voor de kust van Terschelling en dat de gemeenteraad van Terschelling zich hier unaniem tegen heeft gekeerd;

constaterende dat het Waddengebied een uniek natuurgebied is met de status van werelderfgoed;

verzoekt de regering, alle vergunningaanvragen voor proefboringen of gaswinning in het Waddengebied officieel op te schorten of aan te houden, in ieder geval tot de aanbevelingen van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid over de gaswinning zijn geïmplementeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Smaling, Dik-Faber, Van Tongeren en Van Veldhoven.

Zij krijgt nr. 32 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan het beschermen van een ecologisch coherent netwerk van natuurgebieden op zee in het kader van Natura 2000;

constaterende dat de Borkumse Stenen daar een belangrijk onderdeel van zijn;

constaterende dat Duitsland zijn deel van de Borkumse Stenen wel heeft aangewezen als Natura 2000-gebied, terwijl Nederland dit tot op heden weigert;

verzoekt de regering, voor het einde van 2015 het Nederlandse deel van de Borkumse Stenen aan te wijzen als beschermd Natura 2000-gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33450).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Tot slot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland het internationale OSPAR-verdrag (Oslo-Parijs verdrag tot internationale samenwerking ten behoeve van bescherming van het maritieme milieu in de noordoostelijke Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee) heeft ondertekend dat dient ter bescherming van de zee;

constaterende dat Nederland afspraken in het kader van dit verdrag niet volledig uitvoert, zoals het instellen van een ecologisch coherent netwerk van beschermde gebieden;

verzoekt de regering, de afspraken uit het OSPAR-verdrag na te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33450).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Helemaal tot slot een verzoek aan het kabinet inzake mijn eerste motie over de gaswinning in het Waddengebied. Ik vraag met nadruk aan het kabinet om duidelijk te maken wat de mogelijkheden zijn voor het aanhouden of opschorten van de vergunning. Wat de Partij voor de Dieren betreft, gaan die plannen helemaal niet door. Het lijkt mij zeer verstandig om geen vergunningen te verlenen zolang de discussie nog loopt over hoe dat eigenlijk zorgvuldig moet.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. De VVD wil één motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de boot van Holwerd naar Nes (Ameland) regelmatig vertraging heeft, circa 56% van het totaal aantal afvaarten heeft vertraging, met name bij laag water;

overwegende dat er al jaren gesteggel is over deze problematiek, maar dat dit tot nu toe niet heeft geleid tot een oplossing;

verzoekt de regering, voor 1 mei 2015 te komen met een analyse van de problemen, oorzaken en mogelijke oplossingen voor de vertraging van de veerdienst naar Ameland;

verzoekt de regering tevens, daarbij zowel te kijken naar de vaargeul als ook naar aspecten van en afspraken in de concessie, het baggercontract en de internationale standaarden;

verzoekt de regering voorts, daarbij zowel de gemeente Ameland als Wagenborg Passagiersdiensten te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aukje de Vries, Jacobi en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33450).

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Een dag kent dieptepunten en hoogtepunten, maar het weerzien met deze minister hoort altijd bij de hoogtepunten. Ik heb één motie. Het is een vrij algemene motie over het rapport van de Algemene Rekenkamer dat over de Waddenzee gaat. Zij klinkt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer in haar rapport "Waddengebied: natuurbescherming, natuurbeheer en ruimtelijke inrichting" uit november 2013 concludeert dat er sprake is van bureaucratie, veel beheerders, ondoelmatige inzet van geld van het Waddenfonds en een gebrek aan coördinatie en aansturing van het Waddenzeegebied;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer adviseert om één partij de regie te laten voeren over het natuurbeheer en aangeeft dat het van belang is dat het rijksbeleid voor het Waddengebied eenduidiger wordt aangestuurd en gecoördineerd;

constaterende dat de behoefte eerder is om "meer samen te doen" dan om "samen meer te doen";

verzoekt de regering, de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het Waddengebied over te nemen;

en verzoekt de regering tevens, voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33450).

De heer Smaling (SP):

Tijdens het algemeen overleg was de minister enthousiast over de monstername. Dan heb ik het over de stookolie en de bijmenging van producten uit de chemische industrie. Zij zei toen dat zij die middag al met haar ambtenaren zou bekijken wat de mogelijkheden op dat punt zijn. Dat AO is alweer een tijdje geleden, dus ik ben benieuwd of dat meteen al zinvolle acties heeft opgeleverd. Ik ga daar echter verder geen motie over indienen, want dat vind ik ook een beetje onzin.

De voorzitter:

Misschien zal de minister daar straks iets over zeggen.

De heer Smaling (SP):

Dat hoop ik, ja.

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik heb twee moties naar aanleiding van het algemeen overleg. De ene motie gaat over het snelvaren op de Waddenzee en de andere motie gaat over SAR-meldingen. Ik kom nog terug op wat die afkorting betekent.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat te snel varen op de Waddenzee strafbaar is;

overwegende dat de ergernis over te snel varen groot is terwijl het ook nadelig is voor natuur en veiligheid;

verzoekt de regering, bij het constateren van te snel varen vanaf nu geen waarschuwingen meer te geven, maar direct een boete op te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33450).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kustwacht voor binnenkomende hulpvragen op dit moment geen beleid voert dat een helder onderscheid maakt tussen wat wel en geen Search and Rescue (SAR)-oproepen zijn;

verzoekt de regering om een onafhankelijk bemiddelaar aan te stellen die door overleg met partijen een controleerbaar protocol opstelt, dat beschrijft hoe de Kustwacht moet omgaan met SAR-meldingen en maritieme hulpvragen en binnen zes weken aan de Kamer daarover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33450).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Wat de laatste motie betreft: voor zover ik weet, is er nu overleg tussen de Kustwacht, de betrokkenen en het ministerie. Frustreert deze motie dat overleg misschien niet?

De heer Van Helvert (CDA):

Daar hebben we het in het AO over gehad. Dat overleg loopt niet goed. Wij hebben toen voorgesteld om een onafhankelijk persoon die bijeenkomsten te laten leiden, want juist op momenten waarop je het niet wilt, als het echt niet prettig is dat je op zee bent en met reddingsacties te maken krijgt, ontstaan zeer onwenselijke situaties omdat commerciële partijen en de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij elkaar treffen. Dat is onprettig. Juist dan zouden wij er dus voor moeten zorgen dat dit niet gebeurt. Als blijkt dat dit niet nodig is, is dat prima, maar ik heb van verschillende kanten vanuit de sector begrepen dat dit echt heel hard nodig is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik zal kort en bondig antwoorden, gezien de uitloop.

In de eerste motie, op stuk nr. 30 van mevrouw Jacobi, wordt gevraagd om AIS voor stilliggende schepen verplicht te stellen of in ieder geval te gebruiken om de veiligheid te organiseren. Op dit moment is het niet zo dat alle varende objecten dit gebruiken. Voor het deel dat dit heeft, kunnen we dit dus inzetten, maar voor het deel dat dit nog niet heeft, kunnen we dat nog niet doen. Ik heb de Kamer beloofd om haar voor 1 mei een brief te sturen en daarin alle problemen die er zijn in beeld te brengen. Ik zal in die brief ook een antwoord geven op de vraag wat de mogelijkheden zijn met AIS. Ik weet dat het niet aan mij is om dit te zeggen — ik zou nu moeten zeggen: oordeel Kamer — maar de achterliggende boodschap aan de indienster is, of zij de motie misschien kan aanhouden totdat de Kamer die brief heeft ontvangen.

De voorzitter:

Dit is een wel heel indirecte manier om toch iets te zeggen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik ben wel bereid om de motie aan te houden, maar ik wil de minister wel graag meegeven dat de jongens van de praktijk zelf zeggen dat dit de beste vorm van handhaving is. Ik zou daarom heel graag willen dat de minister dit soort mensen arrangeert om dit verder uit te werken.

De voorzitter:

Is de motie op stuk nr. 30 nu aangehouden, mevrouw Jacobi?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (33450, nr. 30) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb de boodschap van mevrouw Jacobi gehoord. We zullen breed om advies vragen. Ik kom daar straks nog op terug bij de motie over de problemen rondom de vaargeul Ameland.

De tweede motie, van mevrouw Jacobi en mevrouw De Vries op stuk nr. 31, gaat over Terschelling. Het is bijzonder dat die motie nu bij mij wordt ingediend, want dit is natuurlijk een zaak van de minister van Economische Zaken. De indieners zullen hebben gedacht: het gaat over de Noordzee en de Waddenzee, dus we grijpen de kans maar even aan. Aangezien dit een motie is die de portefeuille van de minister van Economische Zaken betreft, ben ik heel streng. Ik zeg in zulke situaties altijd: ik moet de motie hier ontraden, want ik kan de kwalificatie niet namens een collega geven. Ik snap goed dat de indieners om zorgvuldigheid vragen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de minister van Economische Zaken zorgvuldigheid zal leveren. Ik vind echter dat hierop via Economische Zaken zal moeten worden gereageerd.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik wil graag dat de minister de brief doorsluist naar het ministerie van Economische Zaken. Als dat gebeurt, zijn we bereid om de motie aan te houden. Kunnen we dan een schriftelijk reactie krijgen op deze motie?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat kan denk ik wel, ja.

De voorzitter:

Kunt u daaraan, namens het kabinet sprekend, een termijn verbinden?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij moet dat vrij snel kunnen. Zullen we zeggen: binnen twee weken?

De voorzitter:

Binnen twee weken.

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (33450, nr. 31) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou mij zomaar kunnen voorstellen dat de reactie van de minister op mijn motie, op stuk nr. 32, hetzelfde zal zijn. Zij zal zeggen dat de minister van Economische Zaken ook hierop moet reageren. Ik zou het echter wel erg op prijs stellen als die reactie uiterlijk maandag bij de Kamer is, dus voor de stemmingen. Het is namelijk nogal van belang dat we weten of we die vergunningen wel of niet kunnen opschorten. Ik vraag de minister van I en M dus om de vragen, de motie en de toelichting die ik heb gegeven naar de minister van Economische Zaken door te geleiden. Datzelfde geldt voor het verzoek om de Kamer duidelijk te maken wat er wel en wat er niet kan en om het voorbeeld van het schaliegas daarbij te nemen. Wij moeten maandag weten wat het oordeel zou zijn, zodat we dinsdag kunnen stemmen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het is aan de Kamer om te bepalen, wie ze uitnodigt voor debatten. Tijdens het algemeen overleg heb ik nadrukkelijk aangegeven dat de vragen die toen gesteld werden, op andermans terrein lagen en dat u, als u ze in dit VAO aan de orde wilde stellen, er verstandig aan zou doen om de desbetreffende bewindslieden ook uit te nodigen, bijvoorbeeld als het zou gaan over de Borkumse Stenen. Dat doet u niet en dat is uw goed recht, maar tegelijkertijd moet u ook beseffen dat wij niet zomaar alles namens onze collega's kunnen afhandelen. De minister van EZ ziet via de Handelingen welke vragen er in de Kamer worden gesteld. Misschien antwoordt hij vervroegd op vragen over vergunningen, misschien niet. Anders kan de Kamer dat gewoon vragen.

De voorzitter:

Ik zal het stenografisch verslag van dit deel van het debat doorgeleiden naar het betreffende departement. Dan is duidelijk dat mevrouw Ouwehand graag wil dat aanstaande maandag is gereageerd op dat punt. Mocht dat nou om welke reden dan ook niet het geval zijn, dan kan ze haar motie altijd nog aanhouden. Zullen we het zo aanhouden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel. Ik geef de minister na dat ze gelijk heeft. De Partij van de Dieren stond alleen in haar verzoek om de staatssecretaris van EZ, die ook over de andere moties gaat, bij het AO te hebben. Maar de minister heeft een punt. Dat is een onhandigheid waarvan ik wil dat we het niet te vaak laten gebeuren.

De voorzitter:

Als u 76 zetels hebt, kunt u dat regelen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan weet ik in ieder geval dat mevrouw Ouwehand haar best heeft gedaan. Dat is wel belangrijk, in de wetenschap dat ik haar bij de volgende twee moties ook doorverwijs naar EZ. De eerste motie, die op stuk nr. 32, gaat over Tulip Oil, ingediend door mevrouw Ouwehand, de heer Smaling, mevrouw Dik-Faber, mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Veldhoven. Ik ontraad deze motie, omdat ik vind dat mijn collega van EZ hieraan een kwalificatie moet verbinden. De voorzitter heeft net aangegeven hoe hij ervoor zal zorgen dat die motie daar terechtkomt. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 33 over de Borkumse Stenen. Ook daarvoor geldt dat de staatssecretaris van EZ hierover een uitspraak moet doen. Ik vraag haar om daarop te reageren. Als naar aanleiding van dit debat over de motie wordt gestemd, ontraad ik haar.

De voorzitter:

Ik wil nog even expliciet zeggen dat ik ook dit deel van de Handelingen, dus wat de minister heeft meegedeeld over de moties op stukken nrs. 32 en 33, zal doorgeleiden naar het departement.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik krijg inderdaad graag een reactie van de staatssecretaris van EZ op de motie op stuk nr. 33. Maar dat heeft minder haast. Het zou mooi zijn als dat oordeel er maandag voor de stemmingen is, maar als dat niet lukt, houd ik de motie aan totdat we de reactie hebben.

De voorzitter:

Ik blijf zeggen dat ik deze onderdelen zal doorgeleiden naar het departement.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 34 van mevrouw Ouwehand en de heer Smaling over het OSPAR-verdrag. Als je zaken met elkaar afspreekt, moet je dat natuurlijk ook met elkaar gaan doen. Maar wij kunnen dat niet te juridisch vastleggen, aangezien het OSPAR-verdrag niet leidend of juridisch bindend is. De afspraken die je maakt, moet je in samenwerking met elkaar realiseren. Ik moet de motie daarom ontraden. Er staat namelijk in dat wij het verdrag niet volledig uitvoeren, wat ook komt doordat wij dat niet op die manier doen. Maar de Kamer weet dat we inhoudelijk met andere landen in gesprek zijn om op dat vlak verbeteringen te realiseren. Ik ontraad derhalve de motie.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 35 van mevrouw De Vries c.s. over de problemen met de boot van Holwerd naar Nes. De discussie over de vertraging is mij bekend. Ik heb tijdens het AO aangegeven dat er diverse oorzaken zijn: de breedte van de geul, de weersomstandigheden, lage waterstanden enzovoorts. Ik heb tijdens het algemeen overleg gezegd dat ik een nadere analyse zal maken van de vertraging en de mogelijke oorzaken daarvan, en dat ik die analyse voor 1 mei aan de Kamer zal sturen. Dan zal ik ook ingaan op de sturingsmogelijkheden die de concessie biedt. Ik zal de stakeholders — de gemeente Ameland en Wagenborg — daar uiteraard bij betrekken. Na die analyse kan iets zinvols worden gezegd over de mogelijke oplossingen. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid.

Ik kom nu bij de motie van de heer Smaling over het Waddengebied. De aanbevelingen van de Rekenkamer hebben ook betrekking op de periode voordat het Regiecollege Waddengebied tot stand was gekomen. Door middel van een aantal fusies is de bestuurlijke drukte in het Waddengebied al teruggedrongen. Ik heb tijdens het algemeen overleg gezegd dat ik in 2016 met een volgende evaluatie van het regiecollege Waddengebied kom.

De heer Smaling vraagt om een onafhankelijke evaluatie. Volgens mij is een evaluatie altijd onafhankelijk, ook als wij het zelf doen. Ik laat dit aan het oordeel van de Kamer. Ik kom in ieder geval in 2016 terug met de stand van zaken van het Regiecollege Waddengebied. Het ministerie zal die evaluatie waarschijnlijk zelf doen.

De heer Smaling heeft nog gevraagd naar de monstername stookolie. Wij hebben dat inderdaad besproken in het belanghebbendenoverleg. Dit behoeft ook aanpassing van het monsternamesysteem door ILT en een aanpassing van de branche. Wij bekijken hoe wij dat kunnen doen.

De heer Van Helvert van het CDA heeft een motie ingediend over te snel varen. Daarin wordt de regering verzocht om geen waarschuwingen meer te geven, maar direct boetes op te leggen. Er wordt nu beboet. De handhaving moet wel juridisch proof zijn. Ik neem dit ook mee in de toegezegde brief over handhaving op de Wadden. Ik verzoek de heer Van Helvert om de motie nog even aan te houden tot de Kamer die brief heeft ontvangen. Dit is eigenlijk dezelfde vraag als die over de eerste motie van mevrouw Jacobi.

De voorzitter:

Maar dan met wat minder omwegen. Ik kijk even of de heer Van Helvert op deze provocatie ingaat.

De heer Van Helvert (CDA):

Ik hoor het antwoord van de minister, maar ik zie niet in waarom de Kamer niet gewoon kan zeggen dat er een einde moet komen aan de waarschuwingen en dat er moet worden beboet. Het is een groot probleem, de pakkans is al klein en wij moeten …

De voorzitter:

Dus u houdt de motie niet aan?

De heer Van Helvert (CDA):

Ik houd de motie niet aan.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan ontraad ik de motie, want je kunt niet altijd beboeten. Het moet juridisch proof zijn. Als dat niet het geval is, kun je wel waarschuwen, en als je wel kunt beboeten, moet dat vooral gebeuren. Volgens mij gebeurt dat ook.

De voorzitter:

Mijnheer Van Helvert, wij gaan niet in discussie. U vraagt een toelichting aan de minister en u gaat nu uw standpunt bepalen gehoord het antwoord van de minister. Klaar.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan kom ik bij de tweede motie van de heer Van Helvert waarin de regering wordt gevraagd een mogelijk ongelijk speelveld van bergings- en sleepdiensten op de Waddenzee aan te passen via een onafhankelijk bemiddelaar. Ik voer inmiddels een bemiddelingsgesprek. De motie is prematuur. Mevrouw Jacobi heeft al gevraagd wat nu al kan worden bewerkstelligd. Ik ontraad deze motie omdat zij het proces verstoort. Ik heb eerder al gezegd dat wij, als wij er niet uitkomen, altijd nog voor een onafhankelijke bemiddelaar kunnen kiezen.

De heer Van Helvert (CDA):

De minister zegt dat zij een bemiddelingsgesprek voert. Ik ben benieuwd hoe dit verloopt, want ik hoor geluiden dat het niet goed gaat. Ik heb begrepen dat de Kustwacht is uitgenodigd, maar de Kustwacht maakt juist onderdeel uit van de discussie.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Helvert (CDA):

En daardoor is de vraag of het niet verstandiger is om het niet de overheid, u zelf of de kustwacht te laten doen, maar een onafhankelijk iemand. Je wilt immers op dat moment, dus juist als de redding nodig is, geen discussie op het water hebben.

De voorzitter:

Dat is herhaling.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ook in het algemeen overleg heb ik gezegd dat partijen, ook belanghebbende partijen, met elkaar hun zaakjes moeten zien op te lossen. In dit geval maakt de KNRM afspraken met de bergers. Met twee bergers is de samenwerkingsovereenkomst opgezegd vanwege problemen in die samenwerking. Dat heeft geleid tot deze discussie. De kustwacht heeft aangeboden, hierin een bemiddelende rol te pakken. Die is daarmee begonnen. Als men er niet uitkomt, kunnen we opschalen naar nog een onafhankelijke bemiddelaar, maar ik vind echt dat partijen eerst even zelf hun problemen moeten oplossen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Helvert, wij gaan hier geen discussie voeren. Dat zijn de regels. Ik houd ons hier aan de regels. Wilt u een motie aanhouden, dan moet u dat op een ander moment aangeven. U kunt dat aan de Griffie doorgeven. Wij gaan dit debat niet onnodig verlengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de ingediende moties zijn aanstaande dinsdag, tenzij ze worden aangehouden of ingetrokken.

Naar boven