7 Richtlijn factureringsregels

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe factureringsregeling (implementatie richtlijn factureringsregels) (32877).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Aan de orde is een wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met nieuwe factureringsregels. Het betreft de implementatie van een richtlijn van de Europese Unie. Mijn fractie is redelijk sceptisch over richtlijnen van de Europese Unie tenzij ze betrekking hebben op economische samenwerking, op bescherming van de interne markt, dan wel op een aantoonbare verbetering van de positie van de Nederlandse consument of het Nederlandse bedrijfsleven.

Het klinkt ongeloofwaardig uit mijn mond, maar er komt nu iets goeds uit Brussel. Daarom heb ik mijn fractie positief geadviseerd over dit wijzigingsvoorstel van de Wet op de omzetbelasting 1968. Naar verwachting levert dit voorstel immers een administratievelastenverlichting op van 175 mln. voor het Nederlandse bedrijfsleven. Tevens schept het duidelijkheid over de vraag onder welke voorwaarden ondernemers kunnen omgaan met elektronische facturering. Hoe ze daarbij hun ERP-systeem inrichten, is volledig vrij gelaten. Ik vind dat positieve punten. Ik ga hier niet op de "anti"-trommel slaan, want als ondernemers er blij mee zijn, zijn wij dat ook.Heeft de Belastingdienst, gezien de taakstelling van 400 mln., wel voldoende systeemkennis en mankracht in huis om de btw-keten te kunnen doorgronden bij zoveel bedrijven met zoveel verschillende ERP-systemen als ze straks allemaal elektronisch gaan factureren, of wordt dit zo maar even aan het horizontale toezicht toevertrouwd? Graag krijg ik hierop een toelichting van de staatssecretaris.

Wordt deze richtlijn, die leidt tot een wijziging van onze Wet op de omzetbelasting, in alle 27 lidstaten van de EU tegelijk ingevoerd? Als dit niet het geval is, zijn er dan nog grensoverschrijdende problemen te verwachten? Ik noem als voorbeeld het terugvorderen van buitenlandse btw die gemoeid is met elektronische facturen.

Wat is precies de afbakening van de mogelijkheid om vereenvoudigde elektronische facturen op te maken en hoe controleert de Nederlandse fiscus eventueel vereenvoudigde elektronische facturen uit het buitenland die naar Nederland worden gestuurd?

Ik heb nog een kleine motie en wil graag weten of ik die nu kan indienen.

De voorzitter:

Als de leden er geen bezwaar tegen hebben dat zij in de eerste termijn wordt ingediend, heb ik daar ook geen bezwaar tegen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik stel dat op prijs; dan kan ik afzien van een tweede termijn. Ik dien de motie in om aan te tonen dat hoewel de PVV-fractie normaal sceptisch is over zaken uit Brussel, ze er ook mee akkoord kan gaan als deze aantoonbaar leiden tot verbetering van de Nederlandse situatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet op de omzetbelasting 1968 gewijzigd wordt op grond van de EU-richtlijn inzake regels voor elektronisch factureren;

constaterende dat Nederlandse ondernemers hierdoor een aantoonbare administratievelastenvermindering moeten krijgen;

verzoekt de regering, na twee jaar te evalueren of dit is gelukt en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32877).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. De Kamer heeft zojuist een bijzonder moment meegemaakt, want zij krijgt er een nieuwe eurofiel bij.

Het voorliggende wetsvoorstel vloeit voort uit Europese beslissingen. De bedoeling is dat wij met onze tijd meegaan en dat het voorstel leidt tot een vereenvoudiging en lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Dat lijkt mij positief. Wij liggen ook scherp op schema.

Toch draag ik twee punten aan. Hoe zit het met fraudegevoeligheid? Hiervoor heeft ook de Raad van State aandacht gevraagd. Kan hier nog eens naar gekeken worden? Eenvoud is mooi, maar er zal een balans moeten worden gevonden tussen eenvoud en fraudegevoeligheid. Hoe los je dit op?

Mijn andere punt, dat ook werd aangestipt door de heer Van Vliet, is de vraag hoe het staat met de andere landen in Europa. Wij hebben immers weleens eerder gezien dat afspraken over teruggave tot erg veel vertraging leidden. Ik hoop dat dit hier niet het geval is. Wordt hierover in Europa gesproken?

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik kan nog korter zijn. Ook ik wil vaststellen dat Europa niet alleen zaken moeilijk maakt, maar ook zaken eenvoudiger kan maken. Zij kan de fraudebestrijding bevorderen en de dingen beter op elkaar afstemmen. Ik ben blij dat ook de PVV-fractie dit aspect van Europa onderkent. Welkom in de familie, zeg ik dan ook tegen deze fractie.

Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris. Is hij het met de PvdA eens dat de Europese bemoeienis met de btw zich zou moeten beperken tot fraudebestrijding en het beter op elkaar afstemmen van regelingen en dat Europa zich betreffende voorschriften voor de btw juist meer zou moeten terugtrekken? Zo ja, hoe wil de staatssecretaris dat bevorderen binnen Europa?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken is de nationale uitwerking van de Europese richtlijn voor nieuwe factureringsregels in de btw. Uitgerekend Nederland heeft altijd aangedrongen op deze richtlijn en Nederland, in de persoon van mijn ambtsvoorganger, is al op deze richtlijn vooruitgelopen. De vereenvoudiging met de elektronische factuur waarbij veel meer aan het bedrijfsleven wordt overgelaten met welke drager wordt gewerkt, is door Nederland in 2009 doorgevoerd. Dat betreft alleen maar de facturering binnen Nederland zelf. Die ruimte hadden wij. Nu is de Nederlandse praktijk die wij sinds 2009 kennen en die bijzonder wordt gewaardeerd door ondernemers, min of meer de standaardnorm in de andere 26 EU-lidstaten.

Dat betekent voor ondernemers uit Nederland die exporteren of importeren dat zij niet alleen binnen Nederland gebruik kunnen maken van het systeem dat wij sinds 2009 kennen, maar nu ook daarbuiten. Ik zeg de heer Van Vliet na dat dit een heel goede Europese richtlijn is; die uitspraak kunnen wij ten volle onderschrijven.

De administratieve lastenverlichting die hiermee gepaard gaat, hebben wij al vanaf 2009 ingeboekt in diverse tranches. Ik geloof dat in 2012 de laatste tranche is ingeboekt. Daarmee is er niet in voorzien dat alle ondernemers ten volle van deze mogelijkheden gebruikmaken. Als dat voor meer dan de helft het geval zou zijn, zal de feitelijke administratieve lastenverlichting hoger zijn dan de ingeboekte lastenverlichting.

De heer Van Vliet heeft nog enkele zorgen geuit en vragen gesteld. Mevrouw Neppérus heeft ook nog een vraag gesteld over de fraudegevoeligheid: hoe gaan andere landen in Europa hiermee om? Alle landen in de Europese unie zullen deze richtlijn op 1 januari van het komend jaar geïmplementeerd moeten hebben. Als zij deze niet geïmplementeerd hebben, volgt een inbreukprocedure door de Commissie. Ik ga ervan uit dat per 1 januari volgend jaar ook de ondernemers in alle andere landen met deze versimpeling uit de voeten kunnen.

Mocht dat uiteindelijk niet het geval zijn, dan vind ik dat wij niet moeten wachten tot er in 2016 een evaluatie plaatsvindt, zoals is voorgeschreven in de richtlijn, of op een evaluatie zoals die door de heer Van Vliet is gevraagd die plaatsvindt twee jaar nadat dit in werking is getreden. Nee, ik wil die signalen graag onmiddellijk vanuit de ondernemers krijgen. In de transportbranche hebben wij met een systeemwijziging in het verleden bij het terugvragen van de btw ook ondervonden dat niet elk land de zaak tijdig op orde had. Wij hebben er toen voor gezorgd dat de druk werd opgevoerd in de interne gremia zoals btw-comités et cetera, maar hebben ook collega's aangesproken. Daardoor is de zaak uiteindelijk redelijk goed verlopen.

De nieuwe btw-teruggaveregels verliepen in Nederland ook niet altijd even vlekkeloos. Ik heb er toen voor gezorgd dat er coulancerente werd uitgekeerd, waardoor ondernemers niet de dupe worden wanneer een uitvoerende dienst van de overheid de zaakjes niet tijdig op orde heeft.

Omdat Nederland hiermee al sinds 2009 werkt, ga ik ervan uit dat dit verder geen problemen oplevert en dat de systeemkennis en de mankracht bij de Belastingdienst aanwezig zijn. Dit ter geruststelling van de heer Van Vliet.

Met betrekking tot de facturen van bedragen tot € 100 verwacht ik geen problemen bij de Belastingdienst. Dat zal nog wel in een nader besluit moeten worden neergelegd. Het besluit dat sinds 2009 van kracht is, zal op een paar kleine onderdelen aangepast moeten worden aan deze richtlijn. De kleine facturen maken hiervan onderdeel uit. Als de Kamer vandaag akkoord gaat met dit wetsvoorstel en het ook door de Eerste Kamer wordt geaccordeerd, kan ik binnen drie of vier maanden met een nieuw besluit komen. De Belastingdienst kan daarmee dan ook aan de slag.

De inschatting is dat dit systeem niet fraudegevoeliger is dan het traditionele systeem dat we kenden. Dus aan die fraudegevoeligheid verandert niets. De zorgen over bijvoorbeeld de btw-carrouselfraude deel ik wel. Dit hangt niet samen met deze richtlijn maar het is wel een thema dat ik uitermate serieus oppak. Ik kan mij zo voorstellen dat ik de Kamer over enige tijd informeer over de stand van zaken in het kader van de aanpak van de btw-carrouselfraude en welke nadere acties daarvoor misschien nodig zijn in wetgeving of in uitvoeringsbesluiten. Ik heb stellig de indruk dat we daar nog een extra tandje moeten bijzetten. Er zijn landen die het vooruitstrevend aanpakken, wat ook Nederland heeft gedaan. Echter, als die andere landen net weer een slagje verder zijn dan wij, dan verplaatst het zich. Het is nu eenmaal zo dat btw-carrouselfraude toch steeds het laagste punt opzoekt. Dus we zullen ervoor moeten zorgen dat we de gereedschapskist up-to-date gevuld hebben met instrumenten om dat zaakje aan te pakken. Dus ik kom daar op terug bij de Kamer.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het lijkt mij een prima gedachte dat de staatssecretaris daarop terugkomt, want de zorg over de fraudegevoeligheid, ook ruimer uitgelegd dan alleen dit wetsvoorstel, is er zeker. Heeft de staatssecretaris ook een beeld wanneer hij de Kamer daarover kan informeren?

Staatssecretaris Weekers:

Laat ik zeggen binnen enkele weken tot enkele maanden. Ik probeer het zo snel mogelijk te doen, maar in ieder geval voor het meireces.

De heer Groot heeft gevraagd of ik met hem van mening ben dat de bemoeienis van Europa op het btw-domein zich niet zou moeten beperken tot fraudebestrijding. Europa heeft ook een belangrijke rol op het gebied van vereenvoudiging van uitvoeringsvoorschriften voor de btw. Uiteindelijk is de btw de enige Europees geharmoniseerde belasting als het gaat om grondslagen en uitvoeringsvoorschriften. Er zijn nogal wat verschillen te onderkennen tussen hoe de diverse landen daarmee omgaan. Dat verstoort ook de interne markt en zorgt ervoor dat bedrijven die grensoverschrijdend ondernemen er last van hebben. Het zou mij dus een lief ding waard zijn om ervoor te zorgen dat er vereenvoudigingen en verduidelijkingen plaatsvinden. Het zou niet zo moeten zijn dat landen maar hun eigen koers blijven varen op bepaalde onderdelen, wat uiteindelijk leidt tot verstoring van de handel. Ik zou dus zeggen: waar mogelijk harmoniseren en vereenvoudigen.

De heer Groot (PvdA):

Het is mij bekend dat de btw de enige echte Europese belasting is. Het was echter de bedoeling dat het een centraal geïnde belasting zou worden, maar daar is het nooit van gekomen. Wat de PvdA-fractie betreft komt het daar ook nooit van. Het gaat erom dat je te maken hebt met allerlei vrijstellingen die vanuit Europa worden opgelegd, bijvoorbeeld het verbod op nultarieven en dergelijke. Zou de Europese bemoeienis op dat soort fronten niet eerder moeten afnemen dan toenemen? Het hindert ons in onze beleidsvrijheid en dat is naar mijn opvatting onnodig.

Staatssecretaris Weekers:

Het lijkt me niet verstandig om nog veel meer ruimte te geven aan de mogelijkheid om tot een vrijstelling te komen of om allerlei afwijkingen van de hoofdregel te creëren. Misschien bedoelt de heer Groot het iets anders. Er zijn tal van derogaties afgegeven op de hoofdregel van de btw-richtlijn. Dat is gebeurd toen de btw-richtlijn werd aangenomen. Landen gaven aan dat zij ten aanzien van een bepaalde sector met een heel bijzondere situatie te maken hadden en dat ze daarvoor een uitzondering gemaakt wilden zien, zoals een verlaagd tarief of een vrijstelling. Ook hebben landen bij hun toetreding tot de Europese Unie, en die zich vanaf dat moment moesten conformeren aan de btw-richtlijn, allerlei derogaties bedongen. Dat heeft ertoe geleid dat er nogal wat verschillen zijn. Als de Britten, de Luxemburgers of de Fransen de mogelijkheid hebben tot een laag tarief of een vrijstelling, dan ben ik met de heer Groot van mening dat wij diezelfde mogelijkheid zouden moeten hebben. Dat laat echter onverlet dat mijn hoofdlijn is dat het zo eenvoudig en eenduidig mogelijk georganiseerd moet zijn in Brussel.

Mij rest de motie van de heer Van Vliet. Zojuist zei ik al iets over de evaluatie. In de richtlijn is een evaluatie aangekondigd in 2016. Die evaluatie is er op uitdrukkelijk verzoek van Nederland in gekomen, met name om ervoor te zorgen dat het ook in de andere landen goed gaat; wat wij goed doen, hoeven we namelijk niet in die evaluatie te bevestigen. Ik heb al aangegeven dat ik het graag eerder hoor als er op korte termijn knelpunten zijn. Periodiek zijn er overleggen met het bedrijfsleven, heel specifieke overleggen over btw-aangelegenheden. Als er signalen komen dat er iets niet goed loopt, in welk EU-land ook, zal ik dat onmiddellijk hoog opnemen.

Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Vliet met zijn motie een evaluatie na twee jaar wil. De richtlijn gaat in op 1 januari 2013, je zou dan dus ergens in de loop van 2015 gaan evalueren. In 2016 doet de Europese Commissie dit. Mag ik deze motie zo verstaan, dat wij de twee jaar naar het jaar 2015 kunnen gebruiken om onze mind heel goed op te maken? Werkt de richtlijn echt zoals wij hadden bedoeld? Zitten er nog verbetermogelijkheden in, zeker in het kader van de vermindering van de administratieve lasten? Kan dit een goede input opleveren voor de Europese evaluatie? In dat geval ondersteunt deze motie niet alleen mijn beleid, maar voegt zij daar ook nog een dimensie aan toe.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris mag deze motie zo lezen, heel graag.

Staatssecretaris Weekers:

Dan ben ik daarmee volgens mij aan het eind gekomen van mijn antwoord aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de Kamer geen behoefte heeft aan een tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen morgen stemmen over het wetsvoorstel en de motie.

De vergadering wordt van 16.28 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Beek

Naar boven