TOELICHTING
Algemeen
1 Inleiding
Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) en de toekomstige Omgevingswet draagt
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) tezamen met de provincies
zorg voor het legaliseren van de projecten waarvoor ten tijde van het programma aanpak
stikstof 2015–2021 (PAS) geen Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning nodig
was vanwege hun geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.1 Die projecten zijn alsnog vergunningplichtig geworden doordat het PAS op 29 mei 2019
door de bestuursrechter deels onverbindend is verklaard.2 De legalisering vindt plaats op basis van een door de Minister van LNV vast te stellen
aanvullend legalisatieprogramma met bronmaatregelen en eventueel natuurmaatregelen.
De maatregelen moeten worden uitgevoerd binnen drie jaar na de vaststelling van dat
programma.3 Deze wijzigingsregeling geeft invulling aan de legalisering in samenhang met het
nog vast te stellen legalisatieprogramma. Het beleidsmatig kader van deze regeling
zal ook onderdeel zijn van het legalisatieprogramma, waardoor de beleidsconsistentie
is geborgd.
Bij de legalisering gaat het om alle activiteiten die tijdens het PAS zijn begonnen
of uitgebreid en destijds vielen onder de vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht
voor het aspect stikstof waarbij de totale stikstofdepositie die door het gewijzigde
project wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet
groter is dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel
2.12 van het Besluit natuurbescherming (Bnb) zoals dat luidde op 28 mei 2019.
Deze wijzigingsregeling ziet op activiteiten waarvoor ten tijde van het PAS een meldingsplicht
gold (‘PAS-melding’)4 en die destijds ook zijn gemeld en die voldoen aan de daartoe bestuurlijk vastgestelde
‘verificatiecriteria’. Deze regeling ziet niet op de activiteiten waarvoor onder het
PAS geen meldingsplicht gold, hetzij omdat de depositie zeer minimaal was en onder
de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar viel, hetzij omdat zij behoorden tot sectoren
die uit een oogpunt van omvang van stikstofdepositie niet essentieel waren voor de
monitoring van het gebruik van de voor de vrijstelling binnen het PAS gereserveerde
depositieruimte. De wijze van legalisering van de meldingsvrije activiteiten wordt
uitgewerkt in het legalisatieprogramma. Indien nodig wordt de regelgeving op een later
moment aangepast om ook deze meldingsvrije activiteiten te kunnen legaliseren.
Voor het legaliseren van de PAS-meldingen is stikstofdepositieruimte nodig. De eerste
landelijke bronmaatregel waarvan de stikstofeffecten gedeeltelijk ten behoeve van
het legalisatieprogramma zullen worden ingezet is de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
(Srv). In paragraaf 5 wordt nader omschreven hoe bepaald wordt dat er sprake is van
restruimte die ten behoeve van de PAS-meldingen kan worden ingezet. Deze restruimte
zal pas beschikbaar zijn nadat in een bestuurlijk proces de behoefte aan stikstofdepositieruimte
voor woningbouwprojecten en MIRT-projecten is ingevuld en nadat eventuele benodigde
stikstofdepositieruimte voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten
(‘woningbouwclusters’, zie beschrijving hierna) is vastgesteld.
Naast deze wijzigingen bevat deze regeling de mogelijkheid tot het reserveren van
depositieruimte ten behoeve van woningbouwclusters ter uitvoering van de motie-Futselaar.5 Gedurende de reservering kunnen de woningbouwprojecten in dat cluster ieder voor
zich uitgewerkt worden, en kan de gereserveerde ruimte binnen 2 jaar beschikbaar komen
voor toedeling aan die projecten.
In verband met de hierboven besproken wijzigingen wordt in deze regeling AERIUS Register
versie 2021 vastgesteld. Daarnaast introduceert deze regeling als gevolg van de periodieke
actualisatie een nieuwe versie van AERIUS Calculator (versie 2021) als verplicht rekeninstrument
voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie op daarvoor
gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden. Onderdeel van die actualisatie is de
invoering van een maximale rekenafstand van 25 kilometer voor alle stikstofbronnen.6
Samenvattend regelt deze wijzigingsregeling aldus de volgende onderwerpen:
-
1. het openstellen van het stikstofregistratiesysteem voor PAS-meldingen en woningbouwclusters;
-
2. de mogelijkheid tot compartimentering van depositieruimte die naar verwachting nodig
zal zijn voor woningbouwprojecten en voor de 7 MIRT-projecten7 enerzijds en de ruimte voor de reservering van woningbouwclusters en voor de legalisering
van de PAS-meldingen anderzijds;
-
3. regels over het reserveren en toedelen van beschikbare depositieruimte aan de PAS-meldingen
en regels over het reserveren van ruimte voor woningbouwclusters;
-
4. vaststelling van AERIUS Register versie 2021, waarin voor de eerste keer depositieruimte
wordt toegevoegd die is verkregen door de reductie van stikstofdepositie als gevolg
van de Srv;
-
5. vaststelling van AERIUS Calculator versie 2021 (periodieke actualisatie) als verplicht
rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie
op daarvoor gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden.
De Wnb, het Bnb en de Regeling natuurbescherming (Rnb) gaan op in de Omgevingswet
en de onderliggende regelgeving na inwerkingtreding van dat wettelijke stelsel. Daarom
wijzigt deze regeling naast de Rnb ook de Omgevingsregeling.8
2 Meldingen
2.1 Achtergrond
In de PAS-uitspraak werd geoordeeld dat het eerder gehanteerde systeem om de negatieve
gevolgen van stikstofuitstoot aan te pakken, het PAS zoals dat was vastgesteld voor
de periode 2015–2021, niet voldoende waarborgen bood voor natuurbehoud en -herstel
in de Natura 2000-gebieden om toestemmingverlening op te kunnen baseren. Uit de uitspraak
volgt dat alle activiteiten onder de 1,00 mol per ha/per jaar die zijn gestart of
uitgebreid tijdens de looptijd van het PAS alsnog vergunningplichtig op grond van
de Wnb voor het aspect stikstof kunnen zijn. Als gevolg van de uitspraak zijn de betrokkenen
in grote onzekerheid komen te verkeren. De initiatiefnemers van deze activiteiten
ondervinden niet alleen de voortdurende dreiging van mogelijke handhavingsverzoeken,
maar ondervinden soms ook problemen bij banken voor de financiering van bedrijfsaanpassingen,
aangezien deze daarvoor vaak eisen dat een onherroepelijke Natura 2000-vergunning
is verleend.
Om aan deze onzekerheid een einde te maken is in de wet bepaald9 dat deze op het PAS gefundeerde meldingen zullen worden gelegaliseerd. Daartoe is
in de wet de verplichting opgenomen voor de Minister van LNV om in het belang van
de rechtszekerheid tezamen met gedeputeerde staten van de provincies zorg te dragen
voor het legaliseren van de projecten met een geringe stikstofdepositie op Natura
2000-gebieden die voldeden aan de voorwaarden van artikel 2.12 Bnb, zoals dat luidde
op 28 mei 2019. De Minister van LNV stelt zo spoedig mogelijk een programma vast met
maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van die projecten te mitigeren
of te compenseren. De termijn om de maatregelen uit te voeren, is in de wet gesteld
op drie jaar na vaststelling van het legalisatieprogramma.
Deze regeling bevat, vooruitlopend op de vaststelling van het legaliseringsprogramma,
de uitvoeringsregels ten behoeve van de legalisering van de meldingen via het stikstofregistratiesysteem,
middels de vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid, Wnb of een omgevingsvergunning
op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Omgevingswet. De verhouding
tussen de beschikbare stikstofdepositieruimte voor meldingen, woningbouw en MIRT-projecten
wordt in paragraaf 5 nader toegelicht.
2.2 Verificatie
In de Kamerbrief van 24 april 202010 is reeds aangekondigd dat een verificatie van de PAS-meldingen door de bevoegde gezagen
nodig is. Zo wordt geborgd dat alleen de meldingen gelegaliseerd worden die zijn ingediend
en uitgevoerd zoals dat destijds ten tijde van de PAS de bedoeling was. Deze verificatie
bestaat uit toetsing aan een aantal criteria. Deze criteria zijn in de Rnb en de Omgevingsregeling11 vormgegeven als voorwaarden voor het kunnen reserveren van depositieruimte in het
stikstofregistratiesysteem.
Ten eerste wordt onderzocht of de melding ten tijde van de PAS-uitspraak voldeed aan
een van de criteria die in de Kamerbrief van 13 november 201912 zijn geschetst, te weten:
-
1) het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur waren
opgericht; of
-
2) het project was weliswaar nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer
had aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
-
3) het project was weliswaar nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar
onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen aangegaan.
Daarnaast wordt geverifieerd of de gerealiseerde activiteit in de kern overeenkomt
met de oorspronkelijk gemelde activiteit. Eventuele kleine afwijkingen worden geaccepteerd.13 Voorbeeld: als een veehouder de stal een meter langer heeft gemaakt dan in de oorspronkelijke
melding is aangegeven, zonder dat daarmee extra dieren in de stal kunnen worden gehuisvest,
is dat geen probleem en kunnen de invoergegevens worden aangepast. Dergelijke gevallen
kwalificeren als niet-substantiële wijzigingen. Het is mogelijk dat de te vergunnen
depositie daarmee lager óf hoger is dan de depositie van de gemelde activiteit.
Als een activiteit in de kern niet overeenkomt met de oorspronkelijk gemelde activiteit,
is er sprake van een substantiële wijziging. Dat is bijvoorbeeld het geval als er
in plaats van een gemelde stal, twee stallen zijn gebouwd. In beginsel worden deze
activiteiten niet gelegaliseerd in het legalisatieprogramma. Er geldt een uitzondering
op dit principe als er sprake is van een gerealiseerde situatie die bewezen tot minder
stikstofdepositie leidt op alle hexagonen dan de gedane PAS-melding. Dan is dit een
toegestane afwijking.
Ook moet de activiteit volgens de destijds vigerende regelgeving14 betrekking hebben op ofwel de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting
als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw,
industrie of het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden ofwel de aanleg
of wijziging van infrastructuur die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor gemotoriseerd
weg-, spoorweg-, vaarweg- of luchtvaartverkeer.
Tot slot wordt geverifieerd of er geen bestaande situaties zijn gemeld en de oorspronkelijke
PAS-melding een depositie van niet meer dan 1,00 mol/ha/jr betrof. Daarbij wordt bezien
of de grenswaarde (bij activiteiten die niet als ‘prioritair’ waren geclassificeerd)
op het moment van de melding niet naar 0,05 mol/ha/jr was verlaagd. Initiatiefnemers
die een melding hebben gedaan met een destijds grotere maximale depositie, vielen
niet onder de vrijstelling van de vergunningplicht. Deze meldingen worden met deze
regeling niet in een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning omgezet en kunnen
dus geen beroep doen op depositieruimte conform deze regeling. Als blijkt dat de berekende
depositiebijdrage destijds gelijk aan of onder de grenswaarde was, maar na de actualisatie
met de nieuwe berekeningen als gevolg van dezelfde activiteit een depositie van meer
dan de grenswaarde wordt vastgesteld, wordt de melding wel in een Natura 2000-vergunning
of omgevingsvergunning omgezet. In beginsel kan dat de initiatiefnemer immers niet
worden verweten. Interim-mers, dat wil zeggen activiteiten waarvoor toestemming is
verleend voor een project ná de Europese referentiedatum, maar voordat artikel 6,
derde lid, van de Habitatrichtlijn goed was geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving
(1 februari 2009), met een melding komen in aanmerking voor legalisering, indien zij
een wijziging van de interim--situatie hebben gemeld waarbij het totale projecteffect
(interim--situatie + melding) niet meer bedroeg dan maximaal 1,00 mol/ha/jr of, indien
de grenswaarde was verlaagd, 0,05 mol/ha/jr.
Het vereiste dat de melding voorafgaand aan het te realiseren project ingediend moest
worden (ten minste vier weken maar ten hoogste twee jaar voor de aanvang van de realisatie)15 is niet verwerkt in de verificatiecriteria. Het kabinet beschouwt het niet als ruimhartig
om dit vereiste te stellen.
De verificatie geschiedt per Natura 2000-gebied, waarbij als eerste wordt gestart
met de Natura 2000-gebieden waar als eerste beschikbare stikstofdepositieruimte verwacht
wordt, op volgorde van binnenkomst van de aangeleverde gegevens ten behoeve van de
legalisatie. Zo kan er zo spoedig als mogelijk worden gelegaliseerd als er ruimte
beschikbaar is.
2.3 Verdelen van ruimte en prioritering meldingen onderling
De stikstofdepositieruimte die nodig is om de PAS-meldingen te legaliseren, komt niet
in een keer beschikbaar, aangezien de maatregelen die de ruimte moeten realiseren
niet op hetzelfde moment effect hebben. In paragraaf 4 wordt hier nader op ingegaan.
Steeds wanneer stikstofruimte uit de Srv beschikbaar komt, wordt aan de hand van de
geverifieerde PAS-meldingen een ‘ruimtelijke puzzel’ gelegd waarbij de beschikbare
stikstofdepositieruimte optimaal wordt gebruikt in die zin dat de resterende ruimte
(ruimte die wel beschikbaar is, maar niet voor vergunningen kan worden gebruikt, omdat
die ruimte op de ‘verkeerde plaats’ ligt) zoveel mogelijk wordt beperkt. Dat betekent
dat daar waar er gekozen moet worden tussen verschillende meldingen, de keuze altijd
valt op de combinatie van meldingen waardoor de restruimte minimaal is. Zo wordt geborgd
dat de schaars beschikbare ruimte altijd zo efficiënt als mogelijk wordt gebruikt.
Deze ruimtelijke puzzel wordt met behulp van een rekentool gelegd. Om te borgen dat
te allen tijde de transparantie maximaal is, wordt een technische beschrijving gepubliceerd
waarin de modelleringskeuzes worden omschreven. Die keuzes worden gemaakt conform
het kader zoals in deze regeling wordt vastgesteld.
Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning (meestal gedeputeerde staten en bij
uitzondering de Minister van LNV) stuurt na verificatie de PAS-melders een uitnodiging
om een vergunningaanvraag in te dienen op het moment dat uit de ruimtelijke optimalisatie
blijkt dat voor de betreffende melding stikstofdepositieruimte beschikbaar is. In
het kader van de vergunningaanvraag vindt vervolgens een passende beoordeling16 plaats ten behoeve van legalisering. Aangezien niet direct genoeg stikstofdepositieruimte
beschikbaar is om alle meldingen in één keer te legaliseren, moet er een prioritering
in het legaliseringsproces van de meldingen worden aangebracht. Daarbij wordt benadrukt
dat uiteindelijk álle positief geverifieerde meldingen worden gelegaliseerd: de prioritering
gaat over de volgorde daarvan (tijdselement). Een vergunningaanvraag van een PAS-melder
die niet is uitgenodigd om een aanvraag in te dienen, wordt in beginsel afgewezen.
Er is namelijk op dat moment vanwege het gebrek aan stikstofdepositieruimte geen mogelijkheid
dat deze melder met het kader van optimaal gebruik van de stikstofdepositieruimte
een vergunning zal ontvangen.
De PAS-meldingen ten aanzien waarvan vóór de datum van inwerkingtreding van het met
deze wijzigingsregeling geïntroduceerde artikel 2.8c van de Rnb een handhavingsverzoek
is ingediend, krijgen voorrang bij de legalisering. Deze meldingen worden aangeduid
als hooggeprioriteerde meldingen. Daardoor wordt het mogelijk om schrijnende gevallen
waar het risico op bedrijfsbeëindiging of het geen doorgang kunnen vinden van gemelde
activiteiten het grootst is, sneller van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning
voor het aspect stikstof te voorzien. Door de grens op deze datum te stellen, is duidelijkheid
gecreëerd over welke meldingen als wel of niet hoog-geprioriteerd zijn aangewezen.
In de bovengenoemde ruimtelijke puzzel worden prioritaire meldingen steeds met voorrang
boven de reguliere meldingen ingepast.
Echter, omdat het beschikbaar komen van stikstofdepositieruimte een belangrijke randvoorwaarde
is voor legalisering moet onder omstandigheden worden afgeweken van de prioritering.
Dat wil zeggen dat de hoog geprioriteerde meldingen in voorkomende gevallen niet per
definitie als eerste kunnen worden gelegaliseerd. Immers, wanneer er op een bepaald
stikstofgevoelig hexagoon stikstofdepositieruimte beschikbaar is voor meldingen, terwijl
er geen hoog geprioriteerde melding is die ruimte nodig heeft op het betreffende hexagoon,
wordt de ruimte toegekend aan een niet-hoog geprioriteerde melding om het tempo van
de legalisering te waarborgen. De prioritering dient dus als basis voor het koppelen
van de benodigde aan de beschikbare stikstofdepositieruimte (ruimtelijke puzzel) en
daarmee het toekennen van beschikbare ruimte aan de geverifieerde meldingen. Deze
systematiek wordt toegepast bij de ruimte uit de bronmaatregel Srv (zie ook paragraaf
4), en is in de bijlage bij deze toelichting gevisualiseerd.
De bedoeling van dit prioriteringskader is het bieden van een kader waarmee duidelijk
is aan welke indieners van PAS-meldingen eerst zekerheid geboden wordt door het omzetten
van de melding in een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor het aspect
stikstof. Deze prioritering is opgenomen in het nieuwe artikel 2.8c Rnb.
Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning stuurt de PAS-melders zoals vermeld
een uitnodiging om een vergunningaanvraag voor een Natura 2000-vergunning dan wel
een omgevingsvergunning in te dienen op het moment dat blijkt dat voor de betreffende
PAS-melding stikstofdepositieruimte beschikbaar is ten behoeve van legalisering. Een
vergunningaanvraag van een PAS-melder die daartoe niet is uitgenodigd, zal worden
afgewezen. Op dat moment is er immers vanwege het gebrek aan depositieruimte met het
kader van optimaal gebruik van de stikstofdepositieruimte voor deze laatstgenoemde
activiteit voor het aspect stikstof geen mogelijkheid tot het afgeven van een Natura
2000-vergunning of omgevingsvergunning.
3 Reservering van stikstofdepositieruimte voor woningbouwclusters
Met de wijziging van deze regeling wordt het, naast de legalisering van PAS-meldingen,
mogelijk om ook voor ‘woningbouwclusters’ – clusters van ruimtelijk samenhangende
woningbouwprojecten17 – een reservering te maken in het stikstofregistratiesysteem als uitwerking van de
motie-Futselaar.18 De Rnb maakte (naast MIRT-projecten) tot nu toe alleen reservering voor individuele
woningbouwprojecten mogelijk.
Geen bestemmingsplannen, wel woningbouwclusters
Het kabinet heeft er in november 201919 voor gekozen om een eerste pakket maatregelen te nemen om de als gevolg van de effecten
daarvan beschikbare stikstofdepositieruimte zo snel als mogelijk in te zetten voor
aanvragen van Natura 2000-vergunningen en omgevingsvergunningen voor een Natura 2000-activiteit
aan woningbouw en de toestemming voor tracébesluiten voor 7 MIRT-projecten. Daarbij
is de keuze gemaakt om deze ruimte nog niet beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen,
omdat de ruimte die hiervoor nodig is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen
voor concrete projecten. Vanuit de praktijk blijkt er evenwel de behoefte om depositieruimte
in het stikstofregistratiesysteem te kunnen reserveren voor grotere en minder scherp
afgebakende, maar al wel met AERIUS Calculator doorrekenbare woningbouwprojecten.
waarna deze na nadere concretisering kunnen worden vergund.
Indien er stikstofdepositieruimte beschikbaar is, maar op dit moment niet nodig is
voor afzonderlijke woningbouwprojecten en niet nodig is voor de 7 MIRT-projecten,
is een tijdelijke reservering van de totaal voor een woningbouwcluster benodigde depositieruimte
mogelijk. Het begrip woningbouwcluster omvat ruimtelijk met elkaar samenhangende woningbouwprojecten.
Het gaat gelet op de ruimtelijke samenhang om projecten die in de praktijk op dezelfde
groep hexagonen stikstofdepositie veroorzaken en daarvoor depositieruimte nodig hebben.
De introductie van de reserveringsmogelijkheid voor samenhangende clusters van woningbouwprojecten
geeft de provincie de mogelijkheid om, op aanvraag van de betrokken gemeente, op betreffende
locatie, initiatiefnemers meer zekerheid te bieden. Reservering geeft initiatiefnemers
zicht op beschikbare stikstofruimte en daarmee om te komen tot uitgewerkte projecten.
Voor gemeenten wordt het daarmee mogelijk om gelijktijdig een bestemmingsplanwijziging
te realiseren bij goedkeuring van de individuele projecten uit het cluster (‘omgekeerd
planologisch werken’).
Voor een woningbouwcluster kan stikstofdepositieruimte worden gereserveerd door gedeputeerde
staten op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeente. Indiening van de aanvraag gaat vergezeld van een actuele berekening van
de benodigde stikstofdepositieruimte met behulp van AERIUS Calculator. Er kunnen daarom
alleen aanvragen voor reservering ingediend worden voor clusters die voldoende concreet
zijn. De gemeente is ook aanspreekpunt voor een cluster dat ontwikkeld wordt door
een projectontwikkelaar. Indien twee aanvragen voor reserveringen voor clusters van
woningbouwprojecten binnen een provincie met elkaar concurreren, geldt voorrang voor
de aanvraag die als eerste is ontvangen door gedeputeerde staten. In geval van concurrerende
aanvragen tussen gemeenten in meerdere provincies is beslissend het moment waarop
het betrokken college van gedeputeerde staten de reservering in AERIUS Register heeft
doorgevoerd.
De reservering kent een geldigheidsduur van (maximaal) 2 jaar, met de mogelijkheid
voor eenmalige eenjarige verlenging. Jaarlijks wordt AERIUS Calculator geactualiseerd,
dat is ook het moment waarop initiatiefnemers gevraagd wordt om opnieuw een berekening
te maken voor een eerder gemaakte reservering. Dan wordt ook opnieuw vastgesteld of
de gereserveerde depositieruimte voor het woningbouwcluster nog steeds beschikbaar
is door de aanvragende gemeente, middels een hernieuwing van de AERIUS berekening.
De aanvragende gemeente draagt zorg dat elk individueel uitgewerkt woningbouwproject
in een woningbouwcluster tijdig aan gedeputeerde staten wordt aangeleverd opdat het
desbetreffende deel van de totaal voor dat cluster benodigde ruimte omgezet kan worden
in een aanvraag voor toedeling van diezelfde depositieruimte. Dit is onderdeel van
de aanvraag op het moment van aanreiken van de reserveringsvraag. De reservering voor
het cluster vervalt van rechtswege zodra en voor zover gedeputeerde staten ruimte
reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster.
Nu voor de bouw- en aanlegfase van die individuele projecten geen depositieruimte
meer nodig is uit het stikstofregistratiesysteem vanwege de partiële vrijstelling
van de Natura 2000-vergunningplicht,20 maakt die ruimte vanzelfsprekend ook geen deel uit van de reservering.
Met de hier besproken wijziging worden de reserveringsmogelijkheden voor woningbouw
verruimd. Dit lost niet de volledige problematiek rond bestemmingsplanwijziging voor
woningbouw op dit moment op. In verband met de voortdurende schaarste aan depositieruimte
is het niet gerechtvaardigd om deze ruimte nu al beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen,
omdat de ruimte die hiervoor nodig is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen
voor concrete projecten.
4 Bronmaatregelen
Zoals in voorgaande paragrafen reeds is vermeld, is er – naast voor de woningbouwprojecten
als MIRT-projecten – voor het kunnen legaliseren van de PAS-meldingen en het kunnen
reserveren van ruimte voor woningbouwclusters stikstofdepositieruimte nodig. Naast
de in de brief van 13 november 201921 aangekondigde en reeds in het stikstofregistratiesysteem opgenomen effecten van de
maatregel tot verlaging van de maximumsnelheid op autosnelwegen ten behoeve van de
woningbouw- en MIRT-projecten worden met deze wijzigingsregeling de effecten van de
– eveneens in die brief aangekondigde – Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
in het stikstofregistratiesysteem opgenomen. Deze stikstofreductie kan voor maximaal
70% met gebruikmaking van het stikstofregistratiesysteem worden ingezet om de effecten
van de genoemde activiteiten en woningbouwclusters in termen van stikstofdepositie
te mitigeren. Voor ten minste 30% zal de stikstofreductie worden gebruikt om ook bij
te dragen aan de vermindering van de stikstofbelasting op de Natura 2000-gebieden
en om feitelijke toenames van stikstofdepositie te voorkomen.
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)
De Srv is een subsidieregeling waar varkenshouders gebruik van kunnen maken als ze
definitief en onherroepelijk willen stoppen met productie op een of meerdere varkenshouderijlocaties.
Omdat op korte termijn stikstofdepositieruimte nodig was om vergunningverlening voor
woningbouw en het verlenen van toestemming voor MIRT-projecten op gang te brengen
is besloten het budget voor deze subsidieregeling te verhogen. Er zijn met het oog
op stikstofreductie extra middelen beschikbaar gesteld en vanaf dat moment voor zover
het de extra middelen betreft maakt deze regeling deel uit van het maatregelenpakket
om depositieruimte voor nieuw te vergunnen ontwikkelingen te genereren.22 De effecten zijn – met gebruikmaking van het stikstofregistratiesysteem – in te zetten
voor deze doelen, na afroming van ten minste 30% van het effect voor natuur. In het
SSRS wordt dus 70% van de ruimte die deze bronmaatregel biedt opgenomen voor economische
activiteiten, waarmee ook de motie-Van Campen-Boswijk23 wordt uitgevoerd.
Deze effecten zijn in beginsel bedoeld om in te zetten voor woningbouw- en MIRT-projecten.
Op locaties waar de depositieruimte niet nodig is voor deze doelen en waarvan de restruimte
ook niet nodig is voor de reservering van depositieruimte voor woningbouwclusters
kunnen – vooruitlopend op het beschikbaar komen van ruimte uit de ontwikkelreserve
– ook PAS-meldingen worden gelegaliseerd met deze ruimte. De Srv is daarmee een eerste
landelijke bronmaatregel waarvan de stikstofeffecten gedeeltelijk ten behoeve van
het legalisatieprogramma zullen worden ingezet.
Borging inzetbaarheid maatregelen
Belangrijk is dat de maatregel ten tijde van de passende beoordeling die ten grondslag
ligt aan de Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor een PAS-melding of
voor een – op basis van de reservering van clusters van samenhangende woningbouwprojecten
gereserveerde ruimte voor een – woningbouwproject moet zijn uitgevoerd of dat er verzekerd
is dat de maatregel zal worden uitgevoerd en de beoogde effecten heeft. Hiermee is
verzekerd dat de bronmaatregelen tot een feitelijke en daadwerkelijke depositieverlaging
leiden waardoor stikstofdepositieruimte beschikbaar komt. Daarbij gelden de volgende
voorwaarden:
-
1. als voor de bronmaatregel een wettelijke regeling nodig is, dan moet deze in werking
zijn getreden;
-
2. de verwachte voordelen (het effect van de uitgevoerde maatregel) moeten met zekerheid
in kaart kunnen worden gebracht;
-
3. het intreden van de voordelen van de maatregel mag niet van vrijwilligheid afhankelijk
zijn;
-
4. de verwachte effecten mogen niet op basis van gemiddelde emissieverlaging worden berekend,
maar moeten op hexagoonniveau (per hectare) worden bepaald;
-
5. de handhaving van de maatregel moet verzekerd zijn.
Nu ten aanzien van de Srv is voldaan aan de juridische randvoorwaarden zoals hiervoor
beschreven, kan de stikstofdepositieruimte die als gevolg van deze maatregel ontstaat,
worden opgenomen in het stikstofregistratiesysteem en beschikbaar komen voor het uitvoeren
van de activiteiten. Steeds na toevoeging van depositieruimte uit Srv aan het stikstofregistratiesysteem
wordt een nieuwe versie van AERIUS Register vastgesteld op basis van een effectbeoordeling
van de maatregel die zodanig is dat daarop in een passende beoordeling op grond van
artikel 2.8, eerste lid, Wnb worden teruggegrepen.
Systematiek in relatie tot het legaliseren van PAS-meldingen
Voor het legaliseren van de PAS-meldingen is stikstofdepositieruimte nodig, tenzij
het project op basis van intern salderen niet vergunningplichtig is.
In het programma stikstofreductie en natuurverbetering worden de maatregelen opgenomen
zoals aangekondigd in de kabinetsbrief van 24 april 2020.24 Zoals in deze brief beschreven, maakt het instellen van een ontwikkelreserve ter
hoogte van gemiddeld minimaal 20 mol/ha/jaar onderdeel uit van de structurele aanpak.
Er is daarbij gekozen voor het met prioriteit bestemmen van 11 mol/ha/jaar uit de
ontwikkelreserve voor het legaliseren van de PAS-meldingen. Deze regeling maakt het
mogelijk om vooruitlopend op het beschikbaar komen van ruimte in de ontwikkelreserve,
meldingen te legaliseren met depositieruimte in het SSRS die niet nodig is voor woningbouw
en de 7 MIRT-projecten. Hierdoor kan sneller gestart worden met het legaliseren van
meldingen.
Het legaliseren van de activiteiten gebeurt met behulp van bronmaatregelen en – waar
bronmaatregelen niet mogelijk zijn – natuurherstelmaatregelen, waarmee de gevolgen
van de stikstofdepositie van de betrokken activiteiten worden gemitigeerd (ongedaan
gemaakt) of gecompenseerd. Als van de compensatie gebruikt zal worden gemaakt, zullen
de eventuele bijbehorende kosten gedekt worden binnen de middelen beschikbaar voor
de structurele aanpak stikstof. De effecten van de maatregelen uit het legalisatieprogramma
zijn aanvullend op de effecten van maatregelen die worden ingezet in het programma
stikstofreductie en natuurverbetering. Daarbij is dus geborgd dat de effecten niet
dubbel ingeboekt (en dus uitgegeven) kunnen worden en worden in het programma alleen
effecten van maatregelen opgenomen die niet zijn opgenomen in het programma stikstofreductie
en natuurverbetering om dubbele inzet van effecten te voorkomen. Daarmee zijn de effecten
ten behoeve van het legalisatieprogramma aanvullend ten opzichte van die in het programma
stikstofreductie en natuurverbetering en staat de inzet van effecten uit het structurele
pakket voor het legaliseren van de meldingen niet in de weg aan het realiseren van
de doelen van de wet.
Met het omzetten van PAS-meldingen in vergunningen, ontstaat de volgende situatie:
de meeste PAS-meldingen zorgen nu de facto al voor stikstofdepositie. De betreffende
bronmaatregelen uit het structurele pakket zorgen op zichzelf voor een afname van
de depositie. Bovendien wordt een extra bijdrage van 30% aan de natuur geleverd.25 Ergo: met het toedelen van bronmaatregelen aan de meldingen wordt de feitelijke depositie
verder teruggedrongen en kan de natuur gemakkelijker herstellen. Zodoende doet het
omzetten van PAS-meldingen in vergunningen geen afbreuk aan de resultaatsverplichtende
wettelijke omgevingswaarden voor stikstofdepositie.26
5 Stikstofregistratiesysteem
Met deze wijzigingsregeling wordt geborgd dat het project-effect van de doelen van
het stikstofregistratiesysteem gemitigeerd kan worden met de effecten van de maatregelen
die zijn opgenomen in het stikstofregistratiesysteem.
Compartimentering
In het stikstofregistratiesysteem wordt de ruimte voor verschillende typen projecten
geregistreerd. Tot de inwerkingtreding van deze regeling was het mogelijk om stikstofdepositieruimte
toe te delen aan woningbouwprojecten en aan een zevental infrastructurele (MIRT-)projecten.
Na inwerkingtreding van de voorliggende regelingswijziging wordt dat ook PAS-meldingen
mogelijk, alsmede wordt het mogelijk om tijdelijk ruimte te reserveren voor clusters
van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten. Daarbij geldt dat er enkel stikstofdepositieruimte
gereserveerd kan worden voor dergelijke clusters of aan meldingen ruimte toegedeeld
kan worden, als die ruimte niet meer nodig is voor vergunningverlening ten behoeve
van individuele woningbouwprojecten en toestemmingverlening van MIRT-projecten.
De Minister van LNV, in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat, stelt vast welke ruimte beschikbaar
gesteld kan worden aan woningbouwclusters en PAS-meldingen. Bij de toedeling van stikstofdepositieruimte
is het wenselijk om specifiek ruimte toe te delen aan PAS-meldingen, en tegelijkertijd
ruimte beschikbaar te houden voor woningbouw- en MIRT-projecten op de plekken waar
de verwachting is dat in de toekomst mogelijk depositieruimte nodig is. Hiertoe worden
compartimenten in AERIUS Register ingebouwd. Er komt een compartiment voor de woningbouw-
en MIRT-projecten, en een voor de meldingen. Allereerst gaat alle beschikbare ruimte
naar het compartiment van de woningbouw- en MIRT-projecten, waaruit ook voor woningbouwclusters
tijdelijk ruimte kan worden gereserveerd. Bij deze inschatting wordt een realistische
buffer ingebouwd. De resterende ruimte wordt in het compartiment voor de PAS-meldingen
gevoegd. Hiermee kunnen vervolgens meldingen worden gelegaliseerd. De restruimte wordt
periodiek vastgesteld, zodat steeds als er nieuwe inzichten zijn over welke ruimte
al dan niet gereserveerd moet blijven voor de woningbouw- en MIRT-projecten, de verdeling
over de compartimenten herzien kan worden.
Registratie en afboeking
Zoals hiervoor is aangegeven zijn bronmaatregelen getroffen waarvan de depositieruimte
in het stikstofregistratiesysteem wordt opgenomen. Net zoals dat geldt voor de snelheidsmaatregel
worden de effecten van de Srv geregistreerd voor elke hexagoon met stikstofgevoelige
habitats in Natura 2000-gebieden. Hierdoor wordt enerzijds nauwkeurig inzichtelijk
gemaakt hoeveel en waar depositieruimte ontstaat als gevolg van de Srv. Anderzijds
wordt door het bevoegd gezag geregistreerd hoeveel van deze depositieruimte (na afroming)
en waar deze wordt toebedeeld aan woningbouw- of MIRT-projecten of PAS-melders. De
stikstofdepositie op de betrokken hexagonen als gevolg van de activiteiten uit de
PAS-melding wordt dan weggestreept tegen de in het registratiesysteem opgenomen vermindering
van de stikstofdepositie op dezelfde hexagonen als gevolg van de in het registratiesysteem
geregistreerde effecten van de bronmaatregelen. Voor zover bij een aanvraag voor een
Natura 2000-vergunning of een omgevingsvergunning een beroep wordt gedaan op de voor
een activiteit beschikbare depositieruimte binnen het stikstofregistratiesysteem,
wordt de betrokken hoeveelheid stikstofdepositie door het bevoegd gezag in dat systeem
afgeboekt, zodat deze niet meer voor andere activiteiten beschikbaar is. Op deze wijze
wordt geborgd dat de beschikbare stikstofdepositieruimte niet meerdere keren uitgegeven
wordt.
6 Vaststelling AERIUS Calculator versie 2021
Bij het wijzigen van deze regeling wordt ook een nieuwe versie van AERIUS Calculator
voorgeschreven. AERIUS Calculator is de rekenkundige basis voor vergunningverlening,
om effecten van projecten op de stikstofdepositie te bepalen. AERIUS Calculator wordt
actueel gehouden door daar periodiek nieuwe inzichten in te verwerken. In de nieuwe
versie van AERIUS Calculator 2021 zijn de rekenmodellen en de standaard opgenomen
emissiefactoren voor wegverkeer, binnenvaart en zeescheepvaart, stallen en mobiele
werktuigen geactualiseerd. Verder zijn de achtergronddepositiekaarten en de natuurgegevens
bijgewerkt en zijn relevante hexagonen (zeshoeken met een oppervlakte van een hectare)
gewijzigd. Alle wijzigingen zijn toegepast om goed te blijven aansluiten op de laatste
wetenschappelijke, ecologische en juridische inzichten. Deze wijziging schrijft met
de datum van inwerkingtreding van het betreffende artikel AERIUS Calculator versie
2021 verplicht voor als rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte
stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
AERIUS Calculator versie 2021 is gebaseerd op de beste beschikbare kennis ter zake
en is de beste beschikbare rekenmethodiek om de veroorzaakte stikstofdepositie op
die Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. Door gebruik van dit rekeninstrument
wettelijk voor te schrijven is geborgd dat geen systemen worden gebruikt die minder
geavanceerd of volledig zijn. Gelet op het belang van de wijzigingen in de versie
2021 ten opzichte van versie 2020, is het van belang dat de versie 2021 als het beste
beschikbare rekenmodel daadwerkelijk wordt toegepast vanaf het moment van beschikbaarheid.
Een initiatiefnemer dient de effecten van zijn project ten behoeve van een toestemmingsbesluit
te berekenen met behulp van AERIUS Calculator versie 2021, die beschikbaar is via
www.aerius.nl. Initiatiefnemers alsmede de tot beslissen bevoegde gezagen, zijn bekend met de systematiek
van periodieke actualisatie van AERIUS Calculator, zijn op de hoogte van de huidige
wijzigingen, en in voorkomend geval, namelijk indien een aanvraag niet afgehandeld
kan worden onder AERIUS Calculator 2020, in staat tot een relatief eenvoudige herberekening
met de nieuwste versie. Daarnaast zou ook het blijven vullen van het stikstofregistratiesysteem
met andere dan de beste beschikbare gegevens ongewenst zijn. Op grond van deze overwegingen
is afgezien van het vaststellen van overgangsrecht.
Aanpassing AERIUS Calculator met maximale rekenafstand van 25 kilometer
Voor het berekenen van de stikstofdepositie is in de brief van de Minister van LNV
aan de Tweede Kamer van 9 juli 202127 een maximale rekenafstand van 25 kilometer voor project-specifieke berekeningen in
het kader van de toestemmingverlening beschreven. Aanleiding voor het instellen van
deze rekenafstand zijn de bevindingen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof.28 Het kabinet heeft het RIVM en TNO gevraagd onderzoek te doen naar de vraag of er
wetenschappelijk gezien aanknopingspunten zijn voor een maximale rekenafstand tot
waar de depositie van stikstof is toe te rekenen aan verschillende emissiebronnen.
De resultaten van de onderzoeken uitgevoerd door het RIVM en TNO zijn voor het kabinet
aanleiding geweest om te komen tot het invoeren van een maximale rekenafstand van
25 kilometer voor depositieberekeningen in het kader van toestemmingverlening. Deze
maximale rekenafstand geldt voor alle emissiebronnen en is gebaseerd op technisch
modelmatige overwegingen. Hiermee is een balans gevonden tussen de volledigheid en
de precisie van de berekende stikstofdepositie die wordt betrokken in een passende
beoordeling. De onderbouwing daarvoor is gegeven in de rapporten van het RIVM en TNO.
Met deze maximale rekenafstand wordt ook de onbalans tussen het gewenste detailniveau
van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand verkleind en ook
de gelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen geborgd. De depositiebijdrage
per hectare van een individueel project buiten 25 kilometer is relatief klein. Het
toerekenen van dusdanig kleine depositieveranderingen op een dergelijke afstand aan
een individueel project is om technisch modelmatige redenen bezwaarlijk. AERIUS Calculator
is aangepast om ervoor te zorgen dat de stikstofdepositie van een bron tot maximaal
25 kilometer wordt berekend.
7 Wetgevingsaspecten
De onderhavige regeling strekt ertoe om de uitvoeringsregels voor de legalisering
van de PAS-meldingen (paragraaf 2), de mogelijkheid tot het kunnen reserveren van
depositieruimte voor woningbouwclusters ter uitvoering van de motie-Futselaar (paragraaf
3) alsmede de regels ten behoeve van de actualisatie van de te hanteren versies van
AERIUS Calculator (paragraaf 6) te verankeren in de Rnb en later de Omgevingsregeling
(de ministeriële regeling onder de Omgevingswet). Het is voor de PAS-meldingen vanuit
het oogpunt van de gewenste rechtszekerheid alsmede voor de behoefte aan het kunnen
realiseren van clusters van woningbouwprojecten van belang om zo snel mogelijk zekerheid
te geven over de regels die nodig zijn daarvoor en voor de uitvoering daarvan zoals
de te hanteren applicatie AERIUS Register. Ook is het van belang de periodieke nieuwe
inzichten van het rekenmodel spoedig in de praktijk te kunnen toepassen. Daarom voorziet
deze regeling in een wijziging van de Rnb vooruitlopend op de Omgevingsregeling en
wijzigt deze regeling beide regelingen.29
8 Toezicht en handhaving
De in deze regeling opgenomen bepalingen over wijze waarop meldingen gelegaliseerd
worden en het voorschrijven van de versie van AERIUS Register richten zich uitsluitend
tot de overheid, in het bijzonder de Minister van LNV en gedeputeerde staten van de
provincies. Deze minister is verantwoordelijk voor het beheer van de applicatie AERIUS
Register voor het beoordelen van de vergunningaanvragen. Ook is de Minister van LNV
beheerder van AERIUS Calculator.
De bestuursrechtelijke handhavingstaak omvat het toezicht op de naleving, het behandelen
van klachten over de naleving en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuursrechtelijke
sancties. De regeling brengt geen wijzigingen aan in de verdeling van taken op het
gebied van toezicht en handhaving.
9 Rechtsbescherming
De wijzigingsregeling voegt geen besluiten toe waarmee stikstofdepositieruimte voor
projecten kan worden toebedeeld: de wijzigingsregeling brengt ook geen verandering
aan in de wijze van toestemmingverlening als bedoeld in artikel 2.7 Wnb.
Deze wijziging van de Rnb brengt evenmin wijzigingen aan in de bevoegdheidsverdeling
tussen overheden. Gedeputeerde staten blijven bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunningen
voor nagenoeg alle met deze regeling toegevoegde besluiten op aanvragen voor PAS-meldingen
(met uitzondering voor aanvragen waarvoor de Minister van LNV bevoegd gezag is op
grond van artikel 1.3, vijfde lid, Wnb, respectievelijk artikel 4.12 Omgevingsbesluit)
en geven een verklaring van geen bedenkingen (of instemming in het systeem van de
Ow) af bij samenloop met omgevingsvergunningen.
De in deze regeling opgenomen regels over het aanwijzen van de versies van AERIUS
Calculator en AERIUS Register als de te gebruiken applicaties zijn gelet op hun aard
geen regels die openstaan voor bezwaar en beroep.
10 Effecten van de regeling
10.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van deze regeling is een inschatting gemaakt van de gevolgen
van deze regeling voor de samenleving. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de
effecten van deze regeling voor de overheid (paragraaf 10.2) alsmede de gevolgen van
deze regeling voor de regeldruk voor burgers en bedrijven (paragraaf 10.3) en de MKB-toets
(paragraaf 10.4). Ook is een aantal uitvoeringsorganisaties gevraagd naar de handhaafbaarheid,
uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de regeling (paragraaf 10.5). Ten slotte
wordt in paragraaf 8.6 ingegaan op de invoeringstoets.
10.2 Gevolgen voor overheden
De Minister van LNV en de provincies (ook vanuit hun rol als bevoegd gezag voor de
beslissing op een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning) zijn verantwoordelijk
voor de uitvoering van nagenoeg alle in deze regeling opgenomen regels. Daarbij gaat
het onder meer om de rol die met name de provincies, maar ook de Minister van LNV
hebben als bevoegd gezag voor de beslissing op een aanvraag om een Natura 2000-vergunning.
Waar deze regeling niet voorziet in regels die verplichtingen met zich brengen voor
burgers en ondernemers, hebben zij ook geen effect op de regeldruk.
Het bevoegd gezag (met name de provincies) heeft de taak om PAS-meldingen te verifiëren.
Het verificatieproces is beschreven in paragraaf 2.2. Daarnaast heeft het bevoegd
gezag de taak om, na beoordeling van de aanvragen, Natura 2000-vergunningen af te
geven dan wel een verklaring van geen bedenkingen af te geven voorzover het gaat om
een omgevingsvergunning.30
Daarmee wordt immers vastgesteld dat de vergunning wordt afgegeven voor de wijze waarop
de activiteit daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Voor nadere informatie hierover, wordt
verwezen naar paragraaf 2.2 over de verificatie. De kosten voor de verificatie worden
via de leges in gelijke delen verdeeld over het Rijk, de provincies en de initiatiefnemers
van PAS-meldingen. Ook zal een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de provincies
worden gevraagd om de inhoud van de regeling te toetsen op uitvoerbaarheid.
Gemeentebesturen kunnen, indien er sprake is van depositieruimte die niet gebruikt
zal worden voor MIRT-projecten en woningbouwprojecten een aanvraag indienen bij de
betreffende provincie(s) om ruimte te reserveren voor gevolgen vanuit clusters van
woningbouwprojecten. Deze aanvraag gaat vergezeld van een recente AERIUS-berekening
van de benodigde ruimte voor het betreffende cluster. Het is niet uitgesloten dat
een gemeente(bestuur) deze berekening doordelegeert naar een private partner. Voor
iedere reservering in het stikstofregistratiesysteem zal na actualisatie van AERIUS
Calculator een nieuwe AERIUS berekening gemaakt moeten worden.
In paragraaf 4 is uiteengezet waarom het van belang is dat AERIUS Calculator 2021
verplicht wordt gebruikt. De bevoegde gezagen die deze regeling uitvoeren zijn op
de hoogte van de wijziging en de gevolgen daarvan.
10.3 Regeldruk
Verificatie en aanvraagvereisten PAS-meldingen
Als gevolg van de PAS-uitspraak is het voor de meeste initiatiefnemers nodig om een
Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor de op grond van het PAS gemelde
activiteit aan te vragen. Deze regeling bevat de uitvoeringstechnische regels om PAS-meldingen
middels het beschreven verificatieproces en het stikstofregistratiesysteem te legaliseren.
De lasten voor burgers en bedrijven als gevolg van de aanvraag alsmede de kosten voor
eventuele hernieuwde onderzoekslasten als gevolg daarvan staan hier in feite los van.
Deze wijzigingsregeling als zodanig heeft dan ook geen gevolgen voor de lasten van
burgers en bedrijven.
In overleg met de verschillende sectororganisaties zijn wel afspraken gemaakt over
de vergoeding van kosten, zoals hierna wordt toegelicht.
Om de PAS-meldingen te kunnen legaliseren middels een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning,
is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag beschikt over de juiste en meest actuele
gegevens zoals ook in paragraaf 2.2 is vermeld. Ondanks dat in de oorspronkelijke
melding de gegevens al zijn aangeleverd, kan er niet van uit worden gegaan dat die
gegevens in alle gevallen nog actueel en juist zijn. Daarom zijn initiatiefnemers
gevraagd om ten behoeve van de verificatie hun gegevens opnieuw en geactualiseerd
aan te leveren. Daarnaast worden aanvullende gegevens gevraagd, waaronder de referentiesituatie
en eventueel eerder verkregen vergunningen. Het aanleveren gebeurt geüniformeerd met
het formulier dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) beschikbaar stelt.
Met het formulier en de begeleidende uitleg is het voor initiatiefnemers duidelijk
welke informatie aangeleverd moet worden. Door heldere communicatie wordt de gevraagde
tijdsinspanning van de initiatiefnemers geminimaliseerd.
Aangezien deze gegevens ook bij het indienen van de oorspronkelijke melding veelal
zijn aangeleverd, is er in grote mate sprake van dubbele inzet voor het aanleveren
van één set gegevens. In veel gevallen is het voor initiatiefnemers ook nodig hier
kosten voor te maken. Rijk en provincies achten het niet wenselijk dat deze inspanning
en/of kosten twee maal gemaakt moeten worden. Daarom is besloten de initiatiefnemers
tegemoet te komen in deze veelal dubbele kosten. De tegemoetkoming bestaat uit een
vast bedrag van € 1.600. De praktijkervaring leert dat dit het bedrag is dat adviesbureaus
gemiddeld factureren voor een dergelijke opdracht. Initiatiefnemers kunnen de tegemoetkoming
aanvragen via RVO.
Deze tegemoetkoming is aan de orde voor iedere initiatiefnemer van een melding die
nogmaals verzocht is om gegevens aan te leveren en dat ook daadwerkelijk doet. Dit
is ongeacht of ten behoeve van het legaliseren van de melding stikstofruimte nodig
is. De inschatting is dat voor circa 3000 meldingen gegevens worden ingediend. De
totale kosten voor de overheid zijn daarmee € 4,8 mln.
Deze stappen leiden ertoe dat de initiatiefnemers van de meldingen op een passende
manier de gegevens voor de verificatie van hun melding en het aanvragen van een vergunning
kunnen aanleveren. De betreffende regeling ten behoeve van de tegemoetkoming in kosten
zal in beleidsregels worden vastgelegd.
Zoals in paragraaf 5 is aangegeven kan de stikstofdepositieruimte die als gevolg van
de Srv ontstaat worden opgenomen in het stikstofregistratiesysteem en beschikbaar
komen voor het uitvoeren van de activiteiten. Steeds na toevoeging van depositieruimte
(uit Srv) aan het stikstofregistratiesysteem wordt een nieuwe versie van AERIUS Register
vastgesteld op basis van een effectbeoordeling van de maatregel die zodanig is dat
daarop in een passende beoordeling op grond van artikel 2.8, eerste lid, Wnb kan worden
teruggegrepen. Deze effectbeoordeling van de maatregel en de passende beoordeling
voor de PAS-meldingen als het gaat om het aspect stikstof van de betreffende projecten
wordt door het Rijk verzorgd. Zodoende worden de initiatiefnemers hierbij ontlast.
Clusters van woningbouwprojecten
In de versie van AERIUS Register zoals die is gebruikt tot inwerkingtreding van deze
wijzigingsregeling is het al mogelijk om een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning
of omgevingsvergunning te doen voor een woningbouwproject. Die aanvraag gaat vergezeld
van een recente AERIUS-berekening. Dezelfde systematiek wordt gevolgd bij een reservering
voor een woningbouwcluster. Aanvrager hiervoor is het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente waar het cluster wordt gerealiseerd, die gedeputeerde staten
vraagt om die reservering te doen. Deze reservering wordt later al dan niet in etappes
omgezet wordt in aanvragen voor afzonderlijke woningbouwprojecten door initiatiefnemers.
Daarmee wordt de reservering voor het woningbouwcluster afgebouwd dan wel beëindigd
en wordt de gereserveerde ruimte ingezet voor de genoemde aanvragen. Deze regeling
draagt bij aan het mogelijk maken van meer woningbouwprojecten. Behalve eventuele
kosten als gevolg van de daarmee gepaard gaande vergunningaanvraag (kosten die de
initiatiefnemers toch al moeten maken) en eventuele kosten als gevolg van een eventuele
nieuwe AERIUS-berekening leidt deze regeling niet tot extra lasten voor burgers en
bedrijven.
AERIUS Calculator
AERIUS Calculator wordt actueel gehouden door daar periodiek nieuwe inzichten in te
verwerken. Daartoe worden jaarlijks de parameters geactualiseerd, om te zorgen dat
de rekenresultaten actueel en zo doelgeschikt mogelijk zijn. Naarmate langer gebruikt
wordt gemaakt van een model dat minder geavanceerd of nauwkeurig is, kan de impact
op de toch al overbelaste gebieden groter zijn. Gelet op de belangen die daarmee gemoeid
zijn, zowel uit oogpunt van natuurbescherming als bezien vanuit economische overwegingen
is dat ongewenst. Voor initiatiefnemers betekent dit dat bij de nieuwe aanvraag om
een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor de berekening van de door projecten
veroorzaakte stikstofdepositie verplicht gebruik moet worden gemaakt van de voorgeschreven
versie van het rekeninstrument AERIUS Calculator (beschikbaar op www.aerius.nl). Lopende aanvragen zullen wel moeten worden aangepast aan de nieuw voorgeschreven
versie als deze niet afgerond zijn voor actualisatie. In deze situatie moeten de berekeningen
opnieuw gemaakt worden met de nieuw voorgeschreven Calculatorversie door de initiatiefnemer.
10.4 MKB-toets (gevolgen voor bedrijfsleven)
Voor dossiers met substantiële gevolgen moet een MKB-toets worden uitgevoerd.31 Daarom heeft het kabinet bekeken of verwacht kan worden dat er (mogelijk) substantiële
regeldrukeffecten voor het MKB zullen optreden als gevolg van deze regeling. Er is
in beperkte mate sprake van regeldrukeffecten. Het is voor PAS-melders nodig om de
benodigde gegevens aan te leveren bij het bevoegd gezag waardoor een Natura 2000-vergunning
voor wat betreft het aspect stikstof verleend kan worden. Voor een beschrijving van
de wijze waarop dat gebeurt en hoe de overheid de betreffende bedrijven tegemoetkomt,
wordt verwezen naar paragraaf 10.3. Gelet op de beperkte regeldrukeffecten, de regeling
voor tegemoetkoming en de betrokkenheid van het bedrijfsleven (onder meer via belangenorganisaties
en accountantskantoren) bij de totstandkoming van deze regeling is geen aparte MKB-toets
uitgevoerd.
Een aanvraag om over te gaan tot een reservering voor een woningbouwcluster vindt
in principe plaats door een gemeente. Het is niet uit te sluiten dat een gemeente
delen van het voorwerk uitbesteedt aan een private partner.
De actualisatie van AERIUS Calculator vindt jaarlijks plaats om te zorgen dat berekeningen,
bijvoorbeeld voor een vergunningsaanvraag door een initiatiefnemer, gebaseerd zijn
op de meest actuele stand van zaken van kennis. Bevoegd gezag geeft kennis aan de
initiatiefnemer wanneer de afhandeling van een vergunningaanvraag plaatsvindt tijdens
de periode van verandering van de AERIUS-versie. Initiatiefnemer kan dan bepalen of
deze de gevraagde AERIUS-berekening tijdens de aanvraagperiode wil vernieuwen, of
de aanvraag later indient.
10.5 Uitvoerbaarheidstoets
Op deze wijzigingsregeling is een uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. Diverse uitvoeringsorganisaties
waaronder RVO, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) is gevraagd naar de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid
en fraudebestendigheid van deze regeling. De waardevolle inbreng van deze organisaties
is ook betrokken bij de vormgeving van deze wijzigingsregeling.
10.6 Invoeringstoets
In overeenstemming met de kabinetsreactie op het eindverslag van de Parlementaire
ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag zal de nieuwe regelgeving die wordt ingevoerd
met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering, het Besluit stikstofreductie en
natuurverbetering en deze wijzigingsregeling een jaar na haar inwerkingtreding worden
getoetst (‘invoeringstoets’). Hoofdvragen van die toets worden: werkt dit inderdaad
zoals we bedoeld hadden? Wat is de kwaliteit van de uitvoering? En zijn er misschien
knelpunten of nieuwe inzichten waar we aan de voorkant niet aan gedacht hadden? Hierbij
zullen onder meer ook de gevolgen van de uitkomsten van de toets op de uitvoerbaarheid
worden betrokken.
11 Consultatie
11.1 Algemeen
Deze regeling is tot stand gekomen met consultatie van relevante organisaties. Bij
de voorbereiding van deze regeling zijn, naast (maatschappelijke) organisaties, ook
het IPO, de VNG en de UvW betrokken. Deze organisaties hebben waardevolle inbreng
geleverd voor de ontwikkeling van deze regeling. Van 9 juli 2021 tot en met 12 september
2021 heeft de internetconsultatie32 en de formele advisering op de ontwerpregeling plaatsgevonden. Van 7 particulieren
en organisaties zijn reacties ontvangen. Dit betrof een diverse groep van burgers,
een gemeente, brancheorganisaties en belangenorganisaties. Ook IPO en VNG hebben gereageerd
op dit ontwerp. De consultatieversie van de regeling is door een deel van de indieners
positief ontvangen,33 maar er zijn ook kritische geluiden. Deze reacties hebben geleid tot verduidelijking
van de artikelen en de toelichting. Een deel van de reacties ziet overigens niet op
de inhoud en strekking van het regeling zelf, maar op andere achterliggende politiek-bestuurlijke
keuzes op het stikstofdossier. In de volgende paragraaf worden de hoofdlijnen van
de consultatiereacties beschreven.
Ook is het Adviescollege toetsing regeldruk gevraagd om advies uit te brengen over
de ontwerpregeling op het aspect regeldruk. Het Adviescollege heeft aangegeven dat
de effecten van de regeling op de regeldruk voldoende zijn beschreven en heeft besloten
om geen formeel advies uit te brengen vanwege de beperkte effecten daarvan.
De concept-wijzigingsregeling is ook toegezonden aan de Tweede en de Eerste Kamer.34
11.2 Reacties per thema
In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van de uitkomsten van de consultatiereacties
beschreven.
11.2.1 Meldingen
Passende beoordeling, programma en maatregelen
Een aantal insprekers vraagt naar de passende beoordeling dan wel een ADC-toets voor
de legalisatie van de meldingen alsmede naar het legalisatieprogramma, zoals dat met
de Wet stikstofreductie en natuurverbetering is toegevoegd aan de Wnb. Ook wijzen
insprekers op de benodigde daling van stikstofdepositie, voordat legalisatie van meldingen
kan plaatsvinden (en toestemming voor andere activiteiten kan worden gegeven).
Deze regeling bevat onder andere de uitvoeringsregels voor het gebruik van het stikstofregistratiesysteem
ten behoeve van de legalisering van de meldingen via het stikstofregistratiesysteem,
middels de Natura 2000-vergunning of een omgevingsvergunning natuur. Voor het stikstofregistratiesysteem
als geheel wordt geborgd welke stikstofruimte uit bronmaatregelen beschikbaar kan
zijn voor de in de regeling genoemde doelen, en dat er niet meer ruimte wordt uitgegeven
dan beschikbaar en nodig is. Als er stikstofruimte nodig is voor een PAS-melding,
omdat op voorhand significante effecten niet kunnen worden uitgesloten, vindt er in
het kader van de vergunningaanvraag een passende beoordeling plaats voordat er gelegaliseerd
kan worden. Er wordt een passende beoordeling opgesteld waarvan PAS-melders collectief
gebruik kunnen maken bij de onderbouwing van hun aanvraag voor een Natura 2000-vergunning
of omgevingsvergunning natuur voor de legalisatie van voormalige PAS-meldingen. Met
de structurele aanpak, die met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering is verankerd
in de Wnb, is via een robuust pakket aan maatregelen duurzaam behoud van de natuur
verzekerd en wordt verder gewerkt aan het realiseren van de verbeterdoelstellingen.
Dit door èn in te zetten op een aanmerkelijke vermindering van de stikstofdepositie
èn een verdere impuls te geven aan verbetering van voor de stikstofgevoelige natuur.
Dit draagt bij aan het op landelijk niveau realiseren van een gunstige staat van instandhouding.
De (effecten van de) bronmaatregelen die met deze wijzigingsregeling in het stikstofregistratiesysteem
worden opgenomen zijn aanvullend op dit structurele pakket en op hetgeen dat nodig
is om aan artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn (Hrl) te voldoen.
Daarom kunnen de (effecten van de) bronmaatregelen ingezet worden voor legalisering
van de meldingen.
De regeling ziet niet op de uitwerking van de ADC-toets. Indien de ADC-toets nodig
is voor het legaliseren van de meldingen kunnen op grond van artikel 1.13a, vijfde
lid, Wnb in het legalisatieprogramma ook compenserende maatregelen als bedoeld in
artikel 6, vierde lid, Hrl worden opgenomen. Het legalisatieprogramma is momenteel
in voorbereiding.
Onvolledige, onjuiste meldingen
Een aantal insprekers vindt het van belang dat alleen volledige en juiste PAS-meldingen
voor legalisatie in aanmerking komen. Onjuiste en onterecht ten tijde van het PAS
gedane meldingen (al dan niet verwijtbaar) zouden niet met deze regeling moeten worden
geaccordeerd. De overheid gaat ruimhartig legaliseren. Tegelijkertijd is het de bedoeling
dat evident onjuiste en onterechte meldingen niet van het legalisatieprogramma gebruik
kunnen maken. Het is aan de initiatiefnemer om te bewijzen (of voldoende aannemelijk
te maken) dat hij aan alle voorwaarden voldoet. Zo wordt geborgd dat alleen de meldingen
gelegaliseerd worden die zijn ingediend en uitgevoerd conform de geest van de PAS-regelgeving.
Deze verificatie bestaat uit toetsing aan een aantal criteria. Deze criteria zijn
in artikel 2.8b Rnb en artikel 17a.8 van de Omgevingsregeling vormgegeven als voorwaarden
voor het kunnen reserveren van depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem.
In paragraaf 2.2 van de toelichting is dit proces nader toegelicht.
Berekening
Een inspreker vindt het, gelet op de eis vanuit de Habitatrichtlijn dat een passende
beoordeling moet uitgaan van de best beschikbare wetenschappelijke informatie, onjuist
dat een oude berekening van AERIUS als uitgangspunt mag worden gehanteerd bij een
PAS-melding ook als men met de nieuwe – betere – methodiek onder AERIUS qua stikstofdepositie
hoger uitkomt.
De oude berekening wordt enkel gebruikt om te bepalen óf de melding positief geverifieerd
kan worden. Als dat het geval is, wordt met de actuele versie van AERIUS Calculator
een nieuwe berekening gemaakt. Die nieuwe en actuele berekening wordt gebruikt bij
de vergunningverlening.
Prioritering PAS-meldingen met handhavingsverzoeken
Een inspreker vraagt naar de reden dat PAS-meldingen waarvoor een handhavingsverzoek
is ingediend bij voorrang worden geaccordeerd. Een andere inspreker vraagt of het
criterium voldoende reden is om een PAS-melding bij de toekenning van de vergunning
achter te stellen ten opzichte van de PAS-melding waartegen wel een handhavingsverzoek
is ingediend. Een derde inspreker ondersteunt het voorstel om voorrang te geven aan
bedrijven die te maken hebben met een handhavingsverzoek en pleit ervoor dat het bij
de voorrangsregeling niet alleen moet gaan om bedrijven die vóór de datum van inwerkingtreding
van het met deze wijzigingsregeling geïntroduceerde artikel 2.8c van de Rnb een handhavingsverzoek
hebben gekregen.
Een handhavingsverzoek op een bedrijf brengt veel onzekerheid mee. Eens te meer is
duidelijk dat er een kans is dat het hele bedrijf moet stoppen. Die onzekerheid is
beduidend groter dan als een PAS-melder geen handhavingsverzoek heeft gekregen. Het
kabinet acht dit voldoende reden om de meldingen met de meeste onzekerheid hoog te
prioriteren. Zie ook paragraaf 2.3 van de toelichting.
Omvang PAS-meldingen
Een aantal insprekers verzoekt om meer inzicht in de stikstofbelasting die de PAS-melders
vertegenwoordigen.
De precieze omvang van de totale depositie is enkel na het verifiëren van de meldingen
vast te stellen. Op dit moment zijn de bevoegde gezagen bezig om deze verificatie
te doen.
11.2.2 Reservering clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten
Het is nog niet duidelijk voor hoeveel woningbouwprojecten deze werkwijze daadwerkelijk
een oplossing zal bieden. Voor projecten die uitsluitend via een bestemmingsplan (straks
omgevingsplan) kunnen worden gerealiseerd, zal dat bijvoorbeeld niet het geval zijn.
In de voorbereiding van deze regeling is vastgesteld dat er tenminste in één gemeente
met toenmalige inzichten in beschikbare depositieruimte een reservering voor een woningbouwcluster
gerede interesse bestaat.
Aangezien een woningbouwcluster uit meerdere afzonderlijke woningbouwprojecten bestaat
die in de praktijk waarschijnlijk niet gelijktijdig voldoende zijn uitgewerkt, is
de omzetting van een reservering voor een woningbouwcluster naar toedeling aan afzonderlijke
woningbouwprojecten flexibeler gemaakt.
De toedeling van depositieruimte vindt plaats aan afzonderlijke woningbouwprojecten.
De aanvullende mogelijkheid om alvast depositieruimte te reserveren voor een woningbouwcluster,
brengt geen verandering in het aantal te realiseren woningen via het SSRS.
11.2.3 Bronmaatregelen
Een inspreker vindt het jammer dat de beschikbare depositieruimte uit de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen (Srv) alleen naar de MIRT-projecten en woningbouw lijkt
te gaan en niet naar de PAS-meldingen.
In de Kamerbrief van november 201935 en de wijzigingsbrief van 19 augustus 2020, waarin voor ‘eiwitarm veevoer’ is aangekondigd
dat deze maatregel niet meer ingezet wordt voor het stikstofregistratiesysteem,36 is aangekondigd hoe er met ruimte wordt omgegaan. Inzet van beschikbare ruimte als
gevolg van de Srv-maatregel ten behoeve van het SSRS (alsmede ruimte als gevolg van
deze maatregel die niet benut wordt voor vergunningverlening) wordt daarbij separaat
verantwoord. Door verruiming van de doelen van het SSRS met deze regeling wordt het
juist mogelijk om ook beschikbare depositieruimte in te zetten voor PAS-meldingen,
vooruitlopend op het formele legalisatieprogramma.
Een aantal insprekers vraagt naar meer informatie over de Srv, namelijk het aantal
gesaneerde bedrijven waarom het gaat, om hoeveel stikstofreductie het gaat (met en
zonder afroming) en de ruimtelijke verspreiding van de reductie over de provincies
en Natura 2000-gebieden.
De vraag welke productielocaties meegenomen worden ten behoeve van het SSRS, en welke
zijn toe te delen aan de € 120 miljoen aan middelen vanuit het regeerakkoord, wordt
separaat verantwoord. Hoeveel stikstofruimte beschikbaar komt ten behoeve van het
SSRS is afhankelijk van de ruimte die beschikbaar komt vanuit de onderliggende ingetrokken
vergunningen. Het bepalen van de stikstofruimte die aldus beschikbaar komt vergt een
zorgvuldige analyse, waarbij zo veel als mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande
beleidsregels voor extern salderen. Pas als deze analyse is afgerond kan de hoogte
van de beschikbaar komende ruimte bepaald worden. Dat is nu nog niet het geval.
11.2.4 Stikstofregistratiesysteem
Een inspreker is van mening dat, gelet op de grote ontwikkelbehoefte van MIRT-projecten,
het risico bestaat dat de melders in die omgeving niet gelegaliseerd kunnen worden
en stelt daarom voor om dit type projecten als MIRT-projecten buiten het SSRS te houden
en daarvoor gebruik te maken van een ADC-toets.
Met de in de Kamerbrief van 13 november 201937 beschreven maatregelen is depositieruimte aangekondigd, die via het SSRS ter beschikking
kan komen aan de benoemde doelen woningbouw en MIRT-projecten, met als doel om nieuwe
projecten en activiteiten weer op te starten. In deze sectoren stonden het meest acuut
banen op de tocht en dreigden bedrijven failliet te gaan. Niet op alle plaatsen kan
de volledige behoefte aan depositieruimte voor deze doelen gerealiseerd worden. De
onderbouwing van een MIRT-project vindt plaats op meerdere manieren, waaronder projectspecifieke
mitigatie, SSRS en zonodig de ADC-toets.
Een inspreker vraagt hoe gezorgd wordt dat er daadwerkelijk depositieruimte beschikbaar
is om toe te kennen aan (nieuwe) activiteiten, aangezien de stikstofbelasting nog
steeds (veel) te hoog is.
Het is van belang dat alvorens depositieruimte in het SSRS wordt opgenomen of wordt
toegedeeld aan een concreet project, steeds wordt nagegaan of daarmee voldaan wordt
aan de voorwaarden die daarvoor op grond van de Wnb en Hrl gelden. Zodra de effecten
(met inachtneming van de juridische voorwaarden) vaststaan, wordt de daarmee gecreëerde
depositieruimte toegevoegd aan het SSRS.
Een inspreker vraagt of bij het bepalen van depositieruimte ten behoeve van het SSRS
wordt gekeken naar de feitelijke uitstoot van de gesaneerde bedrijven of naar de vergunde
uitstoot en wanneer het bevoegd gezag de als gevolg van de Srv beschikbaar gekomen
ruimte mag toedelen.
Bij het bepalen van de beschikbaar komende depositieruimte wordt aangesloten bij de
vigerende beleidsregels voor extern salderen. Uitgangspunt daarbij is de vergunde
gerealiseerde capaciteit. Daarvan komt maximaal 70% beschikbaar voor het SSRS. Capaciteit
die niet gerealiseerd is, wordt niet meegenomen. De ruimte kan pas beschikbaar komen
als de Wnb-vergunning of onderliggende milieuvergunningen zijn ingetrokken. De productie
is op de betreffende productielocatie reeds beëindigd en daarmee ook de uitstoot.
Het bepalen van de beschikbaar komende ruimte vindt plaats aan de hand van de ingetrokken
vergunningen en de feitelijke situatie. In het SSRS wordt zorgvuldig geregistreerd
welke ruimte beschikbaar is en uitgegeven wordt. Toedeling van ruimte door het bevoegd
gezag gaat aan de hand van de regels die daarvoor in de Rnb en deze regeling tot wijziging
van de Rnb en de Omgevingsregeling zijn vastgelegd.
11.2.5 Vaststelling AERIUS Calculator versie 2021
Frequentie van actualisatie
Door een inspreker is aandacht gevraagd voor de frequentie waarmee nieuwe releases
van AERIUS uitkomen en de periode waarin AERIUS dan tijdelijk niet beschikbaar is.
Het niet beschikbaar zijn van de tool en de noodzaak tot herberekening bij iedere
release leiden tot veel frustratie bij ontwikkelaars (of bij gemeenten in geval van
een beroepsprocedure).
Nieuwe inzichten doorvoeren in AERIUS kan inderdaad tot gevolg hebben dat initiatiefnemers
hun aanvraag opnieuw moeten voorbereiden. Daarvoor is ook een tijdelijke sluiting
noodzakelijk vanwege onderhoudswerkzaamheden. Het actualiseren van AERIUS met de nieuwe
inzichten is echter vanuit juridisch oogpunt noodzakelijk: bij de beoordeling van
een aanvraag moet gebruik worden gemaakt van de meest recente wetenschappelijke inzichten.
Met een periodieke actualisatie van een ongeveer een jaar is een balans gevonden om
enerzijds tot voldoen aan de juridische eis om nieuwe inzichten te verwerken en anderzijds
voldoende stabiliteit te bieden voor initiatiefnemers.
Maximale rekenafstand 25 kilometer
Een inspreker vraagt of de regeling of het rekenmodel nog wordt aangepast n.a.v. de
door het kabinet bij brief van 9 juli 202138 beschreven maximale rekenafstand van 25 kilometer voor het berekenen van stikstofbijdragen.
In de komende release van AERIUS Calculator versie 2021 zal de maximale rekenafstand
zijn geïmplementeerd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6
van de toelichting.
Naar aanleiding van de maximale rekenafstand stelt een inspreker voor om voor alle
sectoren, dus ook voor het wegverkeer, altijd en volledig met OPS te rekenen. Dat
geldt met name voor de vaststelling van benodigde depositieruimte voor projecten maar
in wezen ook voor de vaststelling van het SSRS zelf. Indien bij projecten de benodigde
depositieruimte met uitsluitend SRM2 wordt berekend, terwijl deze ruimte vooraf met
een combinatie van SRM2 en OPS is vastgesteld dan wordt evident te weinig depositieruimte
gereserveerd en is het systeem ondeugdelijk.
In de Kamerbrief van 9 juli 2021 wordt de onderbouwing van de keuze voor de maximale
rekenafstand en de modelkeuze in detail toegelicht. De brief beschrijft ook hoe de
maximale rekenafstand aan de juridische randvoorwaarden voldoet en hoe geborgd wordt
dat de maximale rekenafstand niet tot een toename van de totale depositie zal leiden.
De rapporten van TNO en RIVM zijn als bijlagen van deze brief gepubliceerd. De maximale
rekenafstand geldt voor alle project-specifieke berekeningen waaronder ook mitigerende
maatregelen. Dat heeft voor het SSRS als consequentie dat zowel de depositieruimte
uit de landelijke snelheidsmaatregel als de benutting door projecten tot 25 kilometer
van de bron (weg) wordt bepaald. De depositiebijdragen door wegverkeer worden tot
5 km berekend met SRM2 en daarna tot 25 kilometer met OPS, dat geldt zowel voor de
depositiebijdrage van wegverkeer in projecten als de depositiereductie door de landelijke
snelheidsmaatregel.
Gehanteerde emissiefactoren
Een inspreker is het er niet eens dat bij de actualisatie van AERIUS Calculator wordt
uitgegaan van de actuele emissiefactoren. Volgens deze inspreker zou de depositieruimte
moeten worden berekend met emissiefactoren ten tijde van de PAS uitspraak en die vervolgens
moeten worden bevroren. Vervolgens is het nodig om aanvullend beleid vast te stellen,
dat borgt dat de emissiefactoren voor het wegverkeer ten tijde van de PAS uitspraak
daadwerkelijk in 2030 worden gehaald.
De emissiefactoren worden jaarlijks bepaald door TNO en PBL voor zowel de huidige
situatie als voor toekomstjaren. Deze emissiefactoren worden jaarlijks geactualiseerd
op basis van de meest recente inzichten, zoals de resultaten van emissiemetingen van
TNO. Deze actualisatie kan consequenties hebben voor het berekende effect van een
maatregel die aangrijpt op het wegverkeer en daarmee ook de depositieruimte als gevolg
van deze maatregel. De actualisatie van de emissiefactoren kan ook gevolgen hebben
voor de depositiebijdrage van projecten met een verkeersaantrekkende werking die gebruik
wil maken van de depositieruimte. Toestemmingsbesluiten moeten volgens jurisprudentie
zoveel als redelijkerwijs mogelijk gebaseerd zijn op de best beschikbare informatie.
Uitgangspunt is daarom dat AERIUS jaarlijks wordt geactualiseerd om nieuwe (wetenschappelijke)
inzichten te verwerken. De actualisatie van emissiefactoren is onderdeel hiervan.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (wijziging Regeling natuurbescherming)
Onderdeel A (wijziging artikel 1.1: begripsomschrijvingen)
Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.8b kan in aanmerking komen voor legalisatie
met behulp van de depositieruimte die daarvoor nu beschikbaar wordt gesteld in AERIUS
Register versie 2021. Zie de toelichting bij dat artikel.
Een woningbouwcluster bestaat uit meerdere ruimtelijk met elkaar samenhangen woningbouwprojecten. Het gaat
om projecten die in de praktijk op dezelfde groep hexagonen stikstofdepositie veroorzaken
en daarvoor depositieruimte nodig hebben, zie paragraaf 3 van het algemeen deel van
de toelichting.
Ter bevordering van de leesbaarheid van paragraaf 2.1.2 is aan tracébesluit een verwijzing toegevoegd naar (de zeven snelwegprojecten van) artikel 2.2, onderdeel
b.
Onderdeel B (wijziging artikel 2.1: nieuwe versie AERIUS Calculator)
In het gewijzigde eerste lid van artikel 2.1 wordt AERIUS Calculator versie 2021 verplicht
voorgeschreven als rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte
stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. In paragraaf
6 van het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet welke wijzigingen in die
versie zijn aangebracht, en dat aan de actualisatie op passende wijze bekendheid is
gegeven voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.
Onderdeel C (wijziging artikel 2.2: toevoeging gemelde PAS-projecten aan doelprojecten)
Deze wijziging voegt woningbouwclusters en PAS-meldingen (‘gemelde PAS-projecten’,
zie voetnoot 4) toe aan de projecten die een beroep kunnen doen op het stikstofregistratiesysteem.
Woningbouwclusters kunnen alleen een beroep doen op het stikstofregistratiesysteem
voor zover het gaat om de reservering van depositieruimte. Die reservering vervalt zodra gedeputeerde staten depositieruimte
reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, zie het nieuwe artikel 2.7,
derde lid, en het nieuwe artikel 2.10, tweede lid, onderdeel a.
Onderdeel D (wijziging artikel 2.3: nieuwe versie AERIUS Register)
In artikel 1.1 is ‘register’ gedefinieerd als ‘stikstofdepositieregister, bedoeld
in artikel 2.3, beschikbaar op www.aerius.nl‘. Die verwijzing doelt op de webapplicatie AERIUS Register. Die naam wordt met deze
wijziging toegevoegd aan het eerste lid van artikel 2.3, mede vanwege de vaststelling
van de versie van die applicatie in het gewijzigde tweede lid. Er is van afgezien
om in artikel 1.1 de term register te vervangen door AERIUS Register, ook al geeft artikel 1.1 wél definities van AERIUS Calculator en (sinds de inwerkingtreding van artikel I van de wijzigingsregeling ‘stikstofreductie
en natuurverbetering’) AERIUS Monitor. Die vervanging zou ertoe leiden dat in paragraaf 2.1.2 de term register telkens wordt vervangen door AERIUS Register, wat de leesbaarheid niet ten goede zou komen.
Het tweede lid schrijft het gebruik voor van AERIUS Register versie 2021. In die versie
is toepassing gegeven aan het eerste en tweede lid van het nieuwe artikel 2.4a. Die
leden schrijven voor dat beschikbare depositieruimte, in het register wordt geoormerkt
voor de verschillende soorten doelprojecten van artikel 2.2. Een compartimentering
is dus aangebracht in versie 2021.
Het derde lid van artikel 2.4a biedt de mogelijkheid om af te wijken van het eerste
lid, en daarmee soms ook van het tweede lid (zie de toelichting bij artikel 2.4a).
Een dergelijke afwijking leidt niet tot de aanwijzing van nieuwe versies van AERIUS
Calculator of AERIUS Register.
Onderdeel E (nieuw artikel 2.4a: compartimentering depositieruimte voor doelprojecten)
In AERIUS Register versie 2021 is toepassing gegeven aan het eerste en tweede lid.
Het eerste lid verplicht niet om in een compartiment daadwerkelijk depositieruimte
beschikbaar te stellen; of dat gebeurt, is afhankelijk van het soort ruimte dat in
het register beschikbaar komt en van de verwachte behoefte per doelproject.
Tweede en derde lid: de depositieruimte in AERIUS Register versie 2021 die is verkregen
door de snelheidsverlaging en de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen is in
beginsel alleen beschikbaar voor woningbouwprojecten en tracébesluiten. Op grond van
het derde lid kan daarvan worden afgeweken:
-
– het derde lid, onder a, biedt de mogelijkheid om depositieruimte die is verkregen
door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, ook beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters.
Deze mogelijkheid bestaat niet voor PAS-meldingen: voor die activiteiten is doorgaans
permanente depositieruimte nodig, terwijl de ruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging
geleidelijk afneemt doordat voertuigmotoren sowieso al schoner worden;
-
– het derde lid, onder b, biedt de mogelijkheid om – in afwijking van het eerste lid,
onder a, en het tweede lid – depositieruimte die is verkregen uit de toepassing van
de Srv, ook beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters en/of PAS-meldingen;
-
– het derde lid, onder c, biedt de mogelijkheid om – in afwijking van het eerste lid,
onder b of c – depositieruimte die beschikbaar is voor woningbouwclusters of PAS-meldingen,
ook beschikbaar te stellen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten.
De formulering ‘ook beschikbaar stellen’ in het derde lid brengt tot uitdrukking dat
de betrokken depositieruimte op een hexagoon na prioritering beschikbaar blijft voor
het oorspronkelijke doel of de oorspronkelijke doelen.
Onderdeel F (wijziging artikel 2.5: verkorte aanduiding tracébesluiten)
Dit is een niet-inhoudelijke wijziging die samenhangt met de wijziging van de definitie
van ‘tracébesluit’ in artikel 1.1 Rnb.
Onderdeel G (wijziging artikel 2.6: precisering en verruiming)
De toevoeging aan het tweede lid ‘bij vaststelling van de betrokken versie van het
register’ is overgenomen van artikel 8.74e, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit
leefomgeving, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit
natuur Omgevingswet. Deze precisering sluit aan bij de wijziging van artikel 2.3,
tweede lid.
In het tweede lid is de verwijzing naar de artikelen 2.8 en 2.9 aangepast vanwege
de nieuwe artikelen 2.8a-2.8d.
Het derde lid is aangepast vanwege de mogelijkheid om depositieruimte te reserveren
voor een woningbouwcluster. Zo’n cluster bestaat uit meerdere woningbouwprojecten.
De vervanging van ‘is gelijk aan’ door ‘is niet groter dan’ brengt tot uitdrukking
dat er ook minder kan worden toegedeeld dan de hoogste depositie die een activiteit
kan veroorzaken, bijvoorbeeld als het project op een andere manier de restopgave oplost
(ecologische onderbouwing, projectspecifieke mitigerende maatregel, compenserende
maatregel in het kader van de zogenoemde ADC-toets van artikel 6, vierde lid, van
de Habitatrichtlijn).
Onderdeel H (wijziging artikel 2.7: toevoeging woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten)
Dit artikel is aangepast vanwege het openstellen van het stikstofregistratiesysteem
voor woningbouwclusters en PAS-meldingen. Het nieuwe derde en vierde lid regelen dat
een reservering van depositieruimte voor een woningbouwcluster (zie het nieuwe artikel
2.8a) vervalt als:
-
a. gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat
cluster, dan wel
-
b. na afloop van de maximale looptijd van de reservering voor het cluster.
Die looptijd is twee jaar en kan door gedeputeerde staten (op verzoek of uit zichzelf)
eenmaal worden verlengd met maximaal een jaar.
Onderdeel I (wijziging artikel 2.8: verduidelijking, en schrappen uitgewerkte bepaling
over gemeenten met woondeal)
De wijziging van het eerste lid verduidelijkt dat gebruik van het stikstofregistratiesysteem
vrijwillig is. Ook zonder een beroep te doen op het systeem kunnen bouwactiviteiten
worden gerealiseerd, net als dat voor alle andersoortige projecten het geval is. Dat
kan als door interne of externe saldering wordt verzekerd dat het project niet leidt
tot een toename van de stikstofbelasting van daarvoor gevoelige habitattypen of leefgebieden
van soorten in Natura 2000-gebieden, of als onderbouwd wordt dat de toename die het
project veroorzaakt, met zekerheid niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken
van het gebied.
Het derde lid bevatte een tijdelijke regeling voor woningbouwprojecten in de gemeenten,
genoemd in bijlage 1 bij de regeling, de gemeenten met een zogenoemde woondeal. Die
regeling gold in de eerste zes weken na de inwerkingtreding van artikel 2.8 op 24 maart
2020. Het derde lid is dus uitgewerkt en kan worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor
bijlage 1, zie artikel I, onderdeel N.
Onderdeel J (nieuwe artikelen 2.8a-2.8d: reservering depositieruimte voor woningbouwclusters
en gemelde PAS-projecten)
Artikel 2.8a (reservering depositieruimte voor woningbouwclusters)
Ter uitvoering van de motie-Futselaar39 wordt het reserveren van depositieruimte ook mogelijk ten behoeve van woningbouwclusters.
Gedurende de reservering (die een looptijd heeft van twee jaar, die eenmaal kan worden
verlengd met maximaal een jaar, zie het nieuwe derde en vierde lid van artikel 2.7)
kunnen de ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten ieder voor zich uitgewerkt
worden en kan de gereserveerde ruimte beschikbaar komen voor reservering voor de individuele
projecten. Hiermee wordt geborgd dat de gereserveerde depositieruimte daadwerkelijk
ten goede komt aan woningbouwprojecten. De reservering voor het cluster vervalt als
en voor zover gedeputeerde staten tijdig (binnen haar looptijd) depositieruimte reserveren
voor de woningbouwprojecten in dat cluster, zie artikel 2.7, derde lid. De reservering
voor het cluster kan dus desgewenst in fases worden gebruikt: voor een of meer van
de projecten in het cluster. De reservering voor het cluster vervalt aan het eind
van haar looptijd, voor zover ze dan nog niet is gebruikt.
Om een reservering voor een cluster kan worden verzocht door burgemeester en wethouders
van de betrokken gemeente. Zij voegen bij de aanvraag een berekening waaruit blijkt
dat in AERIUS Register voldoende depositieruimte beschikbaar is. Dat vereiste zorgt
ervoor dat de aanvraag voldoende concreet is.
Bij concurrerende aanvragen binnen een provincie beslissen gedeputeerde staten op
volgorde van de ontvangst van de aanvragen. In geval van concurrerende aanvragen tussen
gemeenten in meerdere provincies is beslissend het moment waarop het betrokken college
van gedeputeerde staten de reservering in AERIUS Register doorvoert.
Vierde lid: het huidige artikel 2.8 staat alleen een reservering voor een woningbouwproject
toe als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas (zie
artikel 2.8, derde lid (vierde lid oud)). Die voorwaarde geldt uiteraard ook voor
het reserveren van depositieruimte voor een woningbouwcluster.
Met artikel 2.8a worden de reserveringsmogelijkheden voor woningbouw verruimd. Dit
lost niet de volledige problematiek rond bestemmingsplanwijziging voor woningbouw
op dit moment op. In het algemeen deel van de toelichting is uiteengezet dat in verband
met de schaarste aan depositieruimte, het niet gerechtvaardigd is om deze ruimte nu
al beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen, omdat de ruimte die hiervoor nodig
is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen voor concrete projecten.
Artikel 2.8b (voorwaarden reservering depositieruimte voor gemelde PAS-projecten)
Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan alle voorwaarden van artikel 2.8b kan in aanmerking komen voor legalisatie
met behulp van de depositieruimte die daarvoor nu beschikbaar wordt gesteld in AERIUS
Register versie 2021.
Het is aan de initiatiefnemer om te bewijzen (of voldoende aannemelijk te maken) dat
hij aan alle voorwaarden voldoet. Bij het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, moet
het bijvoorbeeld gaan om zichtbare stappen, bij het eerste lid, onderdeel c, onder
3°, om aantoonbare investeringsverplichtingen.
Bespreking van de afzonderlijke onderdelen van artikel 2.8b, eerste lid:
-
a. Onderdeel a beoogt om de legalisatie te beperken tot de projecten die tijdens het
PAS onder de meldingsplicht vielen en daarmee onder de vrijstelling van de natuurvergunningplicht.
Dat betekent dat voor legalisatie alleen projecten in aanmerking komen die destijds
niet meer stikstofdepositie veroorzaakten op een voor stikstof gevoelig habitat in
een Natura 2000-gebied dan de toen voor dat gebied geldende grenswaarde van 1 mol
of 0,05 mol per hectare per jaar, en die betrekking hebben op:
-
– de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting als bedoeld in artikel
1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, industrie of het gebruik
van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden, of
-
– de aanleg of wijziging van infrastructuur die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd
is voor gemotoriseerd weg-, spoorweg-, vaarweg- of luchtvaartverkeer.
-
b. Onderdeel b beperkt de legalisatie tot de projecten die tijdens het PAS zijn gemeld.
-
c. Onderdeel c:
-
– de melding moet gaan over een activiteit die tijdens de geldigheid van het PAS is begonnen of uitgebreid, dus van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019. Op die laatste datum
is het PAS door de bestuursrechter gedeeltelijk onverbindend verklaard.
-
– subonderdeel 1°: als de melding gaat over een uitbreiding van een veehouderij, dan
hoeven de nieuw gebouwde stallen dus alleen te zijn gebouwd en hoeven zij niet in
gebruik te zijn genomen.
-
d. Onderdeel d:
-
– ‘toereikende’ beoogt om melders met een interim--situatie (zie ook onderdeel e) met
een ‘onvolwaardige’ Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning te kunnen legaliseren.
-
– ‘onherroepelijke’ beoogt om gemelde projecten te kunnen legaliseren waarvoor een toereikende
maar nog niet onherroepelijke vergunning is verleend.
-
e. Onderdeel e geldt alleen voor melders met een interim--situatie. Zij komen (als ze
voldoen aan de andere voorwaarden van artikel 2.8b) in aanmerking voor legalisatie
als zij ten tijde van de melding een totaal projecteffect (interim--situatie + melding)
hadden van maximaal de destijds voor het betrokken Natura 2000-gebied geldende grenswaarde
voor de meldingsplicht (1 mol of 0,05 mol per hectare per jaar).
-
f. Onderdeel f: de berekende beoogde situatie moet in grote lijnen overeenkomen met de
feitelijke situatie, maar er zijn beperkte aanpassingen mogelijk. Het is mogelijk
dat de te vergunnen depositie daarmee lager óf hoger is dan de depositie van het gemelde
project. Als het te legaliseren project substantieel afwijkt van het gemelde project
maar het daardoor niet méér stikstofdepositie veroorzaakt op een of meer voor stikstof
gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden, dan is legalisatie mogelijk als de gewijzigde
situatie bewezen tot minder stikstofdepositie leidt op alle hexagonen in Natura 2000-gebieden,
in vergelijking tot de gedane melding. In dat geval geldt de voorwaarde onder c (tijdens
het PAS gerealiseerd of begonnen) voor het te legaliseren project.
-
g. Onderdeel g beperkt de legalisatie tot activiteiten die nog worden verricht.
Artikel 2.8c (verdeling van depositieruimte over gemelde PAS-projecten)
Dit artikel is toegelicht in paragraaf 2.3 van het algemeen deel (‘Verdelen van ruimte
en prioritering meldingen onderling’) en in de bijlage bij deze toelichting. Het verdelen
van de ruimte volgens artikel 2.8c vindt plaats na de in artikel 2.8b bedoelde ‘verificatie’.
Na de toepassing van artikel 2.8c worden de initiatiefnemers die een beroep op de
ruimte kunnen doen, door het bevoegd gezag uitgenodigd om een aanvraag in te dienen
om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning.
Artikel 2.8d (reservering depositieruimte voor gemelde PAS-projecten na verdeling
depositieruimte en ontvangst aanvraag)
Dit artikel regelt dat het bevoegd gezag alleen depositieruimte kan reserveren voor
een gemeld PAS-project dat valt binnen de verdeling van artikel 2.8c, na de ontvangst
van de aanvraag voor de Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning.
Onderdeel K (wijziging artikel 2.9: verkorte aanduiding tracébesluiten)
Dit zijn niet-inhoudelijke wijzigingen die samenhangen met de wijziging van de definitie
van ‘tracébesluit’ in artikel 1.1 Rnb.
Onderdeel L (wijziging artikel 2.10: toevoeging woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten)
Deze wijziging voegt woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten toe aan de bepaling
over het doorvoeren van mutaties in het stikstofregistratiesysteem. Voor een goed
functioneren van het systeem is het van belang dat de mutaties ten aanzien van de
daarin beschikbare depositieruimte tijdig en adequaat worden doorgevoerd. Dat geldt
ook voor reserveringen van depositieruimte voor woningbouwclusters (tweede lid) en
voor reserveringen en toedelingen voor PAS-meldingen (vierde lid). De mutaties worden
in het eerste geval geregistreerd door gedeputeerde staten: zij zijn bevoegd om depositieruimte
te reserveren voor woningbouwclusters. Mutaties voor PAS-meldingen worden geregistreerd
door het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning. Meestal zijn dat gedeputeerde
staten, soms is dat een Minister.
Het huidige eerste lid en het huidige (vernummerde) derde lid schrijven voor woningbouwprojecten
en tracébesluiten het bijschrijven in het register voor van depositieruimte die is
vrijgevallen vanwege de afronding van de bouw- en aanlegfase waarvoor depositieruimte
is toegedeeld. Die bepalingen verliezen hun betekenis voor nieuwe projecten met de
inwerkingtreding op 1 juli 2021 van de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht
voor bouw-, sloop- en aanlegactiviteiten (zie artikel 2.9a Wnb en artikel 2.5 Bnb),
omdat voor die projecten geen depositieruimte meer zal worden toegedeeld voor de realisatiefase
van projecten.
Onderdeel M (schrappen artikel 7.13: oud overgangsrecht)
Het geschrapte artikel 7.13 bevatte achterhaald overgangsrecht.
Onderdeel N (schrappen bijlage 1: lijst van gemeenten met woondeal)
Deze wijziging hangt samen met het schrappen van het uitgewerkte derde lid van artikel
2.8.
Artikel II (wijziging Omgevingsregeling)
Onderdelen A en B (technische correctie artikelen 7.197j en 7.197s)
In de artikelen 7.197j en 7.197s die met de Aanvullingsregeling natuur Omgevingswet
aan de Omgevingsregeling worden toegevoegd, staan twee technische fouten. In de opsomming
van artikel 7.197j, eerste lid, onder d, wordt het cumulatieve karakter duidelijk
gemaakt met het gebruik van ‘en’ aan het slot. Deze toevoeging is echter per abuis
niet aan het slot van het voorlaatste onderdeel van de opsomming geplaatst. Dat wordt
met deze wijziging aangepast.
In artikel 7.197s, tweede lid, onder b, zijn eisen opgenomen waar de beschrijving
onder a van dat artikellid aan moet voldoen. In het tweede lid, onder b, wordt echter
verwezen naar een niet bestaand onderdeel c, in plaats van naar onderdeel a.
Onderdeel C (nieuw hoofdstuk 17a: noodregeling stikstof Natura 2000)
Het stikstofregistratiesysteem (SSRS) wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet
grotendeels geregeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), een algemene maatregel
van bestuur onder de Omgevingswet. Het SSRS wordt in het Bkl aangeduid als register stikstofdepositieruimte. Het Bkl biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling (doel)projecten en bronmaatregelen
toe te voegen aan het SSRS (zie respectievelijk artikel 8.74e, derde lid, onder c,
en artikel 11.70, eerste lid, onder c, Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding
van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet), maar dat biedt onvoldoende soelaas
om het SSRS open te stellen voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten
(‘woningbouwclusters’) en voor PAS-meldingen, onder meer vanwege de wens om te regelen
dat reserveringen voor woningbouwclusters van rechtswege vervallen na uiterlijk drie
jaar en om te regelen dat depositieruimte alleen kan worden toegedeeld aan PAS-meldingen
als die ruimte niet nodig is voor woningbouwprojecten of MIRT-projecten. Dat betekent
dat het Bkl moet worden gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen die artikel I van
deze regeling aanbrengt in de Rnb.
‘Als een voorziening onmiddellijk nodig is’ biedt artikel 23.6b, eerste lid, van de
Omgevingswet de mogelijkheid om het hele SSRS tijdelijk te regelen bij ministeriële
regeling, dus in de Omgevingsregeling. Die bepaling wordt in onderdeel C van artikel
II toegepast, door de inhoud van de artikelen 8.74e en 11.70-11.72 Bkl op te nemen
in een nieuw hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling, aangevuld met de wijzigingen
overeenkomstig artikel I van de onderhavige wijzigingsregeling. Met het oog op de
toegankelijkheid van de regels is ervoor gekozen om de gewijzigde SSRS-regels integraal
op te nemen in het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling, in plaats van
alleen de wijzigingen. In samenhang daarmee zullen de SSRS-regels in het Bkl buiten
werking worden gelaten totdat het Bkl dienovereenkomstig is aangepast. Als het Bkl
is aangepast voordat de Omgevingswet in werking treedt, dan kan onderdeel C van artikel
II buiten werking blijven.
Het opschrift van hoofdstuk 17a is ontleend aan het opschrift van artikel 23.6b Omgevingswet.
Artikel 17a.1 (begripsbepalingen)
Alleen een gemelde PAS-activiteit die voldoet aan de voorwaarden van artikel 17a.8 kan in aanmerking komen voor legalisatie
met behulp van de depositieruimte die is verkregen door de Subsidieregeling sanering
varkenshouderijen en die beschikbaar wordt gesteld in AERIUS Register versie 2021.
Zie de toelichting bij artikel 17a.8.
tracébesluit: voor de meeste van de in artikel 17a.2, vierde lid, onder b, genoemde snelwegprojecten
worden geen projectbesluiten vastgesteld op grond van afdeling 5.2 van de Omgevingswet,
maar zijn of worden – met toepassing van het overgangsrecht van paragraaf 4.3.9 van
de Invoeringswet Omgevingswet – nog tracébesluiten vastgesteld op grond van artikel
9 van de Tracéwet. Die tracébesluiten worden projectbesluiten nadat zij onherroepelijk
zijn geworden. De term tracébesluit in hoofdstuk 17a doelt op beide soorten besluiten.
Een woningbouwcluster bestaat uit meerdere ruimtelijk met elkaar samenhangende woningbouwprojecten die
depositieruimte behoeven op een zelfde set hexagonen, zie paragraaf 3 van het algemeen
deel van de toelichting.
Artikel 17a.2 (specifieke beoordelingsregels bij gebruikmaking register stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 8.74e Bkl zoals dat komt te
luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt
een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is de verwijzing naar ‘het register stikstofdepositieruimte, bedoeld
in artikel 11.71’ vervangen door een bepaling die inhoudelijk gelijk is aan de wijziging
van artikel 2.3, tweede lid, Rnb. Zie de toelichting bij die wijziging.
Voor de duidelijkheid is de laatste zin van het eerste lid van artikel 8.74e Bkl,
in artikel 17a.2 ondergebracht in een apart tweede lid.
In het derde lid is ‘is gelijk aan’ (artikel 8.74e, tweede lid, Bkl) vervangen door
‘is niet groter dan’, om tot uitdrukking te brengen dat er ook minder kan worden toegedeeld
dan de hoogste depositie die een activiteit kan veroorzaken. Zie de toelichting bij
dezelfde wijziging in artikel 2.6, derde lid, Rnb.
In het vierde lid, onder b, is ‘projectbesluiten’ (artikel 8.74e, derde lid, Bkl)
vervangen door ‘tracébesluiten’. Zie de toelichting bij artikel 17a.1.
De mogelijkheid om bij ministeriële regeling, dus in de Omgevingsregeling, categorieën
van activiteiten toe te voegen aan de opsomming van activiteiten waarvoor een beroep
kan worden gedaan op depositieruimte in het register (artikel 8.74e, derde lid, onder
c, Bkl) is vervangen door de categorie gemelde PAS-activiteiten. Als het nodig is
om nog tijdens de looptijd van hoofdstuk 17a40 een categorie van activiteiten toe te voegen, dan kan dat immers met een nieuwe wijziging
van de Omgevingsregeling.
Woningbouwclusters ontbreken in deze opsomming, omdat het hier gaat om de Natura 2000-activiteiten
waarvoor – met gebruikmaking van de ruimte die is opgenomen in het register – een
omgevingsvergunning kan worden verleend. Voor een woningbouwcluster kan weliswaar
depositieruimte worden gereserveerd, maar toedeling van ruimte kan alleen aan de individuele
projecten in dat cluster (en vindt dan plaats in de omgevingsvergunningen voor de
Natura 2000-activiteit).
In het vijfde lid, onder a, is geschrapt de voorwaarde dat de depositieruimte alleen
wordt toegedeeld voor zover zij eerder is gereserveerd voor de Natura 2000-activiteit (artikel 8.74e, vierde lid, onder a, Bkl). Door deze wijziging wordt het mogelijk
om depositieruimte te reserveren voor een woningbouwcluster.
In het vijfde en zesde lid zijn de verwijzingen naar het ‘register stikstofdepositieruimte’
en ‘het register’ (artikel 8.74e, vierde en vijfde lid, Bkl) vervangen door verwijzingen
naar AERIUS Register.
Artikel 17a.3 (registratie stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.70 Bkl zoals dat komt te
luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt
een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is geschrapt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling, dus in
de Omgevingsregeling, maatregelen toe te voegen aan de opsomming van bronmaatregelen
die kunnen zorgen voor depositieruimte die kan worden opgenomen in het register (artikel
11.70, eerste lid, onder c, Bkl). Als het nodig is om nog tijdens de looptijd van
hoofdstuk 17a41 zo’n maatregel toe te voegen, dan kan dat immers met een nieuwe wijziging van de
Omgevingsregeling.
Het tweede lid regelt, in samenhang met artikel 17a.4, vierde lid (‘Het register wordt
voortdurend geactualiseerd’), het terstond doorvoeren van mutaties in het register
(zie het huidige artikel 2.10 Rnb). In de aanhef van het tweede lid is ‘Het bevoegd
gezag dat met toepassing van artikel 8.74e beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning’
(artikel 11.70, tweede lid, Bkl) vervangen door ‘Het bestuursorgaan dat bevoegd is
om een omgevingsvergunning te verlenen’. Het gaat immers niet alleen om mutaties bij
de toedeling van depositieruimte in de omgevingsvergunning, maar ook al daarvóór (zoals
het registreren van een reservering en van een wijziging daarvan) en daarna (zoals
het omzetten van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte na de vernietiging van
een omgevingsvergunning).
De aanhef van het tweede lid is aangevuld met het bevoegd gezag voor het reserveren
van depositieruimte voor een woningbouwcluster (gedeputeerde staten).
Onderdeel a van het tweede lid dient mede als equivalent van artikel 2.10, tweede
lid, onder a, Rnb nieuw: ‘Voor woningbouwclusters dragen gedeputeerde staten terstond
zorg voor: a. doorhaling van gereserveerde depositieruimte voorzover zij die ruimte
hebben gereserveerd voor de woningbouwprojecten in dat cluster’.
Onderdeel c is aangepast vanwege het vervallen van een reservering voor een woningbouwcluster
op grond van artikel 17a.7, vierde lid.
Artikel 17a.4 (register stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.71 Bkl zoals dat komt te
luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt
een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is verduidelijkt dat AERIUS Register het hier bedoelde register
is.
Het vijfde lid bepaalt – in navolging van artikel 2.3, vijfde lid, Rnb – dat de Minister
van LNV in het register maximaal 70% van de vermindering van stikstofdepositie door
een bronmaatregel, als stikstofdepositieruimte in het register opneemt. Dat betekent
dat minimaal 30% van de reductie ten goede komt van de natuur. Voor depositieruimte
die bestemd is voor de legalisatie van PAS-meldingen en van onder het PAS meldingsvrije
activiteiten biedt artikel 11.71, vijfde lid, Bkl de mogelijkheid om de door de bronmaatregel
bereikte reductie volledig in het register op te nemen. Besloten is om van die mogelijkheid
geen gebruik te maken in de Rnb of in het tijdelijke hoofdstuk 17a (zie ook voetnoot
25). In het vijfde lid van artikel 17a.4 ontbreekt daarom de tweede zin van artikel
11.71, vijfde lid, Bkl.
Artikel 17a.5 (compartimentering stikstofdepositieruimte voor doelprojecten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.4a Rnb, zie de toelichting
daarbij.
Artikel 17a.6 (registratie reserveringen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.72 Bkl zoals dat komt te
luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt
een bespreking van de verschillen.
De reikwijdte van het eerste lid is beperkt tot woningbouwprojecten. Voor tracébesluiten
gelden immers het tweede en derde lid, voor woningbouwclusters geldt het nieuwe artikel
17a.7 en voor PAS-meldingen gelden de nieuwe artikelen 17a.8-17a.10.
In het derde lid is de verwijzing naar artikel 2.2 van de Omgevingswet beperkt tot
het hier relevante eerste lid: ‘Een bestuursorgaan houdt bij de uitoefening van zijn
taken en bevoegdheden op grond van deze wet rekening met de taken en bevoegdheden
van andere bestuursorganen en stemt zonodig met deze andere bestuursorganen af.’
Artikel 17a.7 (registratie reserveringen voor woningbouwclusters)
Het eerste en tweede lid zijn inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8a Rnb,
het derde en vierde lid aan het nieuwe derde en vierde lid van artikel 2.7 Rnb, zie
de toelichting bij die onderdelen van artikel I.
Artikel 17a.8 (voorwaarden registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8b Rnb, zie de toelichting
daarbij.
Artikel 17a.9 (verdeling van stikstofdepositieruimte over gemelde PAS-activiteiten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8c Rnb, zie de toelichting
daarbij. Bij het reserveren van stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-activiteiten
wordt voorrang gegeven aan de activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag vóór
de datum van inwerkingtreding van artikel 2.8c Rnb een verzoek heeft ontvangen tot
handhaving van de Natura 2000-vergunningplicht. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet
worden de Wnb, het Bnb en de Rnb ingetrokken.42 Op dat moment treedt het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling in werking.
Artikel 17a.10 (registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten na verdeling
stikstofdepositieruimte en ontvangst aanvraag)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8d Rnb, zie de toelichting
daarbij.
Onderdeel D (wijziging bijlage I: toevoeging begripsbepaling AERIUS Register)
Deze wijziging voegt aan de bijlage met begripsbepalingen een omschrijving toe van
de webapplicatie AERIUS Register, vanwege het gebruik van die naam in hoofdstuk 17a.
Onderdeel E (wijziging bijlage II: nieuwe versie AERIUS Calculator)
Het gebruik van AERIUS Calculator wordt geregeld in de artikelen 4.15, 6.15 en 7.197h
van de Omgevingsregeling. Deze wijziging van bijlage II schrijft versie 2021 voor.
Zie paragraaf 6 van het algemeen deel.
Artikel III (inwerkingtreding)
Artikel I treedt grotendeels in werking op 13 januari 2022, de datum waarop AERIUS
Calculator versie 2021 beschikbaar komt op internet. Met die datum wordt afgeweken
van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten.43 Deze afwijking is gerechtvaardigd vanwege onder meer de wens om zo snel mogelijk
een begin te maken met het legaliseren van de PAS-melders. De betrokken bestuursorganen
zijn voldoende voorbereid.
Artikel I, onderdeel D, onder 2, schrijft het gebruik voor van AERIUS Register versie
2021. Die versie komt later beschikbaar dan AERIUS Calculator 2021. De inwerkingtreding
van dit onderdeel van artikel I zal worden geregeld bij afzonderlijk ministerieel
besluit.
De inwerkingtreding van artikel II zal worden geregeld in het besluit dat voorziet
in de inwerkingtreding van onder meer de Omgevingsregeling en de Aanvullingsregeling
natuur Omgevingswet. Het is de bedoeling om artikel II in werking te laten treden
op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur
Omgevingswet. Dat artikel regelt de intrekking van de Wnb en zal in werking treden
zodra de Omgevingswet in werking treedt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten