Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35600 nr. AC |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35600 nr. AC |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) zijn op 1 juli 2021 in werking getreden wat betreft de daarin opgenomen wijziging van de Wet natuurbescherming en het Besluit natuurbescherming. Als eerste stap ter uitvoering van de in de Wsn opgenomen opdracht tot legalisatie van de voormalige PAS-meldingen alsmede ter uitvoering van de motie-Futselaar2 is een ministeriële regeling in voorbereiding tot wijziging van de Regeling natuurbescherming en de toekomstige Omgevingsregeling.3 Ook stelt deze concept-regeling de nieuwe versie van de applicatie AERIUS Calculator vast naar aanleiding van de periodieke actualisatie.
Voor de volledigheid deel ik uw Kamer mee dat binnenkort bijgaande concepttekst4van deze regeling zal worden opengesteld voor internetconsultatie.5 Voor deze wijzigingsregeling geldt geen voorhangprocedure.
Deze wijzigingsregeling regelt:
• het openstellen van het stikstofregistratiesysteem voor activiteiten waarvoor ten tijde van het Programma aanpak stikstof (PAS) een meldingsplicht gold, maar die door de PAS-uitspraak van de Raad van State (mei 2019) vergunningplichtig zijn geworden («PAS-meldingen»);
• de mogelijkheid tot het reserveren van depositieruimte voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten ter uitvoering van de motie-Futselaar (Kamerstuk 35 600, nr. 35);
• het oormerken van beschikbare depositieruimte voor soorten projecten en het weer wijzigen daarvan;
• vanwege het bovenstaande: de vaststelling van AERIUS Register versie 2021, waarmee voor het eerst depositieruimte aan het register wordt toegevoegd die ontstaat door de bronmaatregel Subsidieregeling sanering varkenshouderijen;
• de vaststelling van AERIUS Calculator versie 2021 (periodieke actualisatie).
Ik stuur een brief met gelijke inhoud aan de voorzitter van de Tweede Kamer.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 2.9, vierde lid, en 5.5a, eerste, derde en vijfde lid, van de Wet natuurbescherming en de artikelen 2.25, eerste lid, onder a, onder 13°, en 5.18, in samenhang met artikel 23.6b, eerste lid, van de Omgevingswet;
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Waterstaat;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
– gemeld PAS-project: project dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.8b;
– woningbouwcluster: cluster van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten.
2. Aan de begripsbepaling van tracébesluit wordt toegevoegd «voor een in artikel 2.2, onderdeel b, genoemd project».
B
In artikel 2.1, eerste lid, wordt «AERIUS Calculator versie 2020» vervangen door «AERIUS Calculator versie 2021».
C
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».
2. De punt aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een puntkomma.
3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. woningbouwclusters; en
d. gemelde PAS-projecten.
D
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Er is een register» vervangen door «Er is een register met de naam AERIUS Register,».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een besluit waarbij een project wordt toegestaan, kan worden genomen met gebruikmaking van in AERIUS Register opgenomen depositieruimte. Daarbij wordt gebruikgemaakt van AERIUS Register versie 2021. Als de Minister een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 2.4a, derde lid, wordt bij de toepassing van de eerste zin gebruikgemaakt van de versie van AERIUS Register waarin dat besluit van de Minister is verwerkt en die in dat besluit is vastgesteld met toepassing van het vierde lid van dat artikel.
E
Na artikel 2.4 wordt een artikel ingevoegd. luidende:
Artikel 2.4a
1. In het register wordt een onderscheid gemaakt tussen depositieruimte die beschikbaar is voor:
a. woningbouwprojecten en tracébesluiten;
b. woningbouwclusters; en
c. gemelde PAS-projecten.
2. Depositieruimte die is verkregen door de bronmaatregelen, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, is alleen beschikbaar voor woningbouwprojecten en tracébesluiten, behoudens voor zover toepassing is gegeven aan het derde lid, onderdeel a, onder 1°, of onderdeel b.
3. De Minister, in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Waterstaat, kan besluiten om:
a. in afwijking van het eerste lid, depositieruimte die beschikbaar is voor:
1°. woningbouwprojecten en tracébesluiten beschikbaar te stellen voor:
– woningbouwclusters; of
– gemelde PAS-projecten;
2°. woningbouwclusters of gemelde PAS-projecten beschikbaar te stellen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten;
b. depositieruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, ook beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters.
4. In het besluit, bedoeld in het derde lid, wordt de versie van AERIUS Register vastgesteld, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, derde zin.
F
In artikel 2.5, eerste lid, onderdeel b, vervalt «als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b».
G
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de in het register opgenomen depositieruimte» vervangen door «de bij vaststelling van de betrokken versie van het register in het register opgenomen depositieruimte» en wordt «artikel 2.8 of 2.9» vervangen door «de artikelen 2.8 tot en met 2.9.
2. In het derde lid wordt «een project» vervangen door «een of meer projecten», wordt «is gelijk aan» vervangen door «is niet groter dan» en wordt «die het project in een jaar kan veroorzaken» vervangen door «die die projecten in een jaar kunnen veroorzaken».
H
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. aan onderdeel a wordt toegevoegd «en woningbouwclusters»;
b. in onderdeel b vervalt «als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning voor gemelde PAS-projecten.
2. In de aanhef van het tweede lid wordt na «Een reservering» ingevoegd «voor een woningbouwproject, een tracébesluit of een gemeld PAS-project».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Een reservering voor een woningbouwcluster vervalt als:
a. gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster; of
b. sinds de reservering twee jaar zijn verstreken.
4. gedeputeerde staten kunnen de termijn, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, eenmaal verlengen met ten hoogste een jaar.
I
Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
J
Na artikel 2.8 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 2.8a
1. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor een woningbouwcluster in een gemeente.
2. Bij het verzoek wordt een berekening verstrekt waaruit blijkt dat in het register voldoende depositieruimte beschikbaar is voor het cluster.
3. gedeputeerde staten beslissen over de reservering van depositieruimte voor woningbouwclusters in de volgorde waarin de verzoeken zijn ontvangen.
Artikel 2.8b
Het bevoegd gezag reserveert alleen depositieruimte voor een gemeld PAS-project als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voor het project gold een meldingsplicht op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof zoals dat luidde tot 1 januari 2017 of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
b. voor het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding gedaan;
c. het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019:
1°. volledig gerealiseerd, waaronder wordt verstaan dat installaties, gebouwen en infrastructuur waren opgericht;
2°. nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer heeft in die periode al wel stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
3°. nog niet begonnen, maar in die periode zijn al wel onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen voor het project aangegaan;
d. voor de activiteit waarop de melding betrekking heeft, is geen toereikende en onherroepelijke Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning verleend;
e. als de melding betrekking heeft op een wijziging van een project dat geheel of gedeeltelijk was gerealiseerd voor 1 februari 2009 maar na de datum waarop artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied, dan is de totale stikstofdepositie die door het gewijzigde project wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet groter dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
f. als het project substantieel afwijkt van het gemelde project, veroorzaakt het gewijzigde project niet meer stikstofdepositie op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dan het gemelde project; en
g. de activiteit waarop het project betrekking heeft, wordt nog verricht.
Artikel 2.8c
Het bevoegd gezag geeft bij het reserveren van depositieruimte voor gemelde PAS-projecten voorrang aan projecten ten aanzien waarvan het vóór 1 mei 2021 een verzoek heeft ontvangen tot handhaving van de Natura 2000-vergunningplicht. Als het na toepassing van de eerste zin noodzakelijk is om een keuze te maken tussen projecten, kiest het bevoegd gezag die combinatie van projecten die gezamenlijk voor een optimale benutting van de beschikbare depositieruimte zorgt.
Artikel 2.8d
1. Het bevoegd gezag kan alleen depositieruimte reserveren voor een met toepassing van artikel 2.8c geselecteerd project.
2. Het bevoegd gezag kan de ruimte reserveren na ontvangst van een aanvraag om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor dat project.
K
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b».
2. In het tweede lid wordt «een project als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b» vervangen door «een tracébesluit».
L
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Voor woningbouwclusters dragen gedeputeerde staten terstond zorg voor:
a. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als zij depositieruimte hebben gereserveerd voor de woningbouwprojecten in dat cluster;
b. de bijschrijving in het register van depositieruimte die is vrijgevallen doordat de termijn, bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, of vierde lid, is verstreken.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «projecten als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b,» vervangen door «tracébesluiten».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voor gemelde PAS-projecten draagt het bevoegd gezag terstond zorg voor:
a. afschrijving in het register van depositieruimte die aan dat project is toegedeeld;
b. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als de betrokken vergunningaanvraag is ingetrokken of als een besluit is genomen op de betrokken aanvraag;
c. omzetting van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte als de vergunning is vernietigd.
M
Artikel 7.13 vervalt.
N
Bijlage 1 vervalt.
ARTIKEL II
De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk 17 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 17A NOODREGELING STIKSTOF NATURA 2000
Artikel 17a.1 (begripsbepalingen)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
gemelde PAS-activiteit: Natura 2000-activiteit die voldoet aan de voorwaarden van artikel 17a.8;
tracébesluit: tracébesluit als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet of projectbesluit voor een in artikel 17a.2, vierde lid, onder b, genoemde Natura 2000-activiteit;
woningbouwcluster: cluster van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten;
woningbouwproject: Natura 2000-activiteit als bedoeld in artikel 17a.2, vierde lid, onder a.
Artikel 17a.2 (specifieke beoordelingsregels bij gebruikmaking register stikstofdepositieruimte)
1. Een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, kan worden verleend met gebruikmaking van stikstofdepositieruimte die is opgenomen in AERIUS Register versie 2021. Als de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 17a.4, derde lid, wordt bij de toepassing van de eerste zin gebruikgemaakt van de versie van AERIUS Register waarin dat besluit van de Minister is verwerkt en die in dat besluit is vastgesteld met toepassing van het vierde lid van dat artikel.
2. De gebruikte stikstofdepositieruimte wordt in de omgevingsvergunning aan de Natura 2000-activiteit toegedeeld.
3. De stikstofdepositieruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat die wordt toegedeeld, is niet groter dan de hoogste stikstofdepositie op die hectare die de activiteit in een jaar kan veroorzaken.
4. Het eerste lid geldt alleen voor:
a. Natura 2000-activiteiten die betrekking hebben op de bouw van niet op een distributienet voor aardgas aangesloten woningen, inclusief het realiseren van noodzakelijke en direct met het woningbouwproject samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat;
b. Natura 2000-activiteiten waarop de volgende tracébesluiten betrekking hebben:
1°. A1/A28 Knooppunt Hoevelaken;
2°. A4 Haaglanden – N14;
3°. A6 Almere Buiten Oost – Lelystad;
4°. A12/A27 Ring Utrecht;
5°. A27 Houten – Hooipolder;
6°. A58 Eindhoven – Tilburg; of
7°. A58 Sint Annabosch – Galder; of
c. gemelde PAS-activiteiten.
5. De stikstofdepositieruimte wordt alleen toegedeeld voor zover:
a. zij eerder is gereserveerd, door registratie van de reservering in AERIUS Register; en
b. niet meer bedraagt dan de in AERIUS Register beschikbare stikstofdepositieruimte.
6. De op het moment van reservering of toedeling beschikbare stikstofdepositieruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied is de bij vaststelling van de betrokken versie van AERIUS Register daarin opgenomen stikstofdepositieruimte voor die hectare, verminderd met de stikstofdepositieruimte die tot het moment van reservering of toedeling voor andere projecten is gereserveerd of aan andere projecten is toegedeeld, en vermeerderd met de stikstofdepositieruimte die weer beschikbaar is gekomen na het wijzigen of intrekken van een reservering of omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, of die weer beschikbaar is gekomen nadat een activiteit is voltooid. Voor de toepassing van dit lid wordt uitgegaan van de gegevens, bedoeld in artikel 17a.3, tweede lid.
Artikel 17a.3 (registratie stikstofdepositieruimte)
1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzamelt gegevens over de stikstofdepositieruimte, uitgedrukt in mol stikstof per hectare per jaar, die beschikbaar is voor Natura 2000-activiteiten als gevolg van de vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden door de volgende bronmaatregelen:
a. de snelheidsverlaging voor de rijkswegen ingevolge het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 19 december 2019, kenmerk RWS-2019/45657, Stcrt. 2019, 71032; en
b. de onomkeerbare sluiting van een varkenshouderijlocatie op grond van artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.
2. Het bestuursorgaan dat bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen voor een Natura 2000-activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, met gebruikmaking van stikstofdepositieruimte als bedoeld in het eerste lid, dan wel gedeputeerde staten die met toepassing van artikel 17a.7 een reservering van stikstofdepositieruimte hebben geregistreerd voor een woningbouwcluster, verzamelen de volgende gegevens:
a. reserveringen van stikstofdepositieruimte met het oog op toedeling aan omgevingsvergunningen voor Natura 2000-activiteiten en het vervallen van die reserveringen;
b. de toegedeelde stikstofdepositieruimte voor omgevingsvergunningen voor een Natura 2000-activiteit;
c. de na het wijzigen, intrekken of vervallen van een reservering of na het wijzigen of intrekken van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of na het beëindigen van de activiteit weer beschikbaar gekomen stikstofdepositieruimte; en
d. de omzetting van in een vernietigde omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit toegedeelde stikstofdepositieruimte in voor de betrokken Natura 2000-activiteit gereserveerde stikstofdepositieruimte.
3. In afwijking van het tweede lid draagt het bestuursorgaan dat op grond van artikel 4.25 of 4.31 van het Omgevingsbesluit heeft beslist over instemming met de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning of dat op grond van artikel 4.37 van dat besluit of artikel 16.16, vierde lid, van de wet heeft bepaald dat instemming niet is vereist, zorg voor de in het tweede lid bedoelde gegevensverzameling, als stikstofdepositieruimte wordt gereserveerd voor of wordt toegedeeld in een door een ander bestuursorgaan te nemen of genomen beslissing op de aanvraag om die omgevingsvergunning.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder Natura 2000-activiteit verstaan een Natura 2000-activiteit als bedoeld in artikel 17a.2.
Artikel 17a.4 (register stikstofdepositieruimte)
1. Er is een register stikstofdepositieruimte, met de naam AERIUS Register.
2. Het register wordt beheerd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
3. Het register bevat de gegevens, bedoeld in artikel 17a.3.
4. Het register wordt voortdurend geactualiseerd.
5. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit neemt ten hoogste 70% van de vermindering van stikstofdepositie door een bronmaatregel als bedoeld in artikel 17a.3, eerste lid, als stikstofdepositieruimte in het register op.
6. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit neemt stikstofdepositieruimte die het gevolg is van vermindering van de stikstofdepositie door een bronmaatregel alleen in het register op:
a. als voor de maatregel een wettelijk voorschrift, een besluit of een overeenkomst nodig is: nadat dat voorschrift of besluit in werking is getreden of die overeenkomst van kracht is geworden;
b. voor zover de vermindering van stikstofdepositie met zekerheid en nauwkeurigheid kan worden vastgesteld; en
c. als handhaving van de wettelijke voorschriften of overeengekomen voorwaarden en beperkingen die verband houden met de bronmaatregel voldoende is verzekerd.
Artikel 17a.5 (compartimentering stikstofdepositieruimte voor doelprojecten)
1. In AERIUS Register wordt een onderscheid gemaakt tussen stikstofdepositieruimte die beschikbaar is voor:
a. woningbouwprojecten en tracébesluiten;
b. woningbouwclusters; en
c. gemelde PAS-activiteiten.
2. Stikstofdepositieruimte die is verkregen door de bronmaatregelen, bedoeld in artikel 17a.3, eerste lid, is alleen beschikbaar voor woningbouwprojecten en tracébesluiten, behoudens voor zover toepassing is gegeven aan het derde lid, onder a, onder 1°, of onder b.
3. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Waterstaat, kan besluiten om:
a. in afwijking van het eerste lid, stikstofdepositieruimte die beschikbaar is voor:
1°. woningbouwprojecten en tracébesluiten beschikbaar te stellen voor:
– woningbouwclusters; of
– gemelde PAS-activiteiten;
2°. woningbouwclusters of gemelde PAS-activiteiten beschikbaar te stellen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten;
b. stikstofdepositieruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, bedoeld in artikel 17a.3, eerste lid, onder a, ook beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters.
4. In het besluit, bedoeld in het derde lid, wordt de versie van AERIUS Register vastgesteld, bedoeld in artikel 17a.2, eerste lid, tweede zin.
Artikel 17a.6 (registratie reserveringen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten)
1. Reserveringen van stikstofdepositieruimte voor woningbouwprojecten worden geregistreerd in de volgorde waarin de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit zijn ontvangen.
2. Als de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voornemens is om voor een tracébesluit stikstofdepositieruimte te gebruiken die is verkregen door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, bedoeld in artikel 17a.3, eerste lid, onder a, reserveert hij die ruimte tijdelijk voor een periode van ten hoogste twee maanden. Hij kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen.
3. Voor zover dezelfde stikstofdepositieruimte nodig is voor zowel een of meer woningbouwprojecten als een tracébesluit, zet de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de tijdelijke reservering alleen na toepassing van artikel 2.2, eerste lid, van de wet om in een definitieve reservering.
Artikel 17a.7 (registratie reserveringen voor woningbouwclusters)
1. Op verzoek van een college van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten een reservering van stikstofdepositieruimte registreren voor een woningbouwcluster in de betrokken gemeente.
2. Bij het verzoek wordt een berekening verstrekt waaruit blijkt dat in AERIUS Register voldoende stikstofdepositieruimte beschikbaar is voor het cluster.
3. gedeputeerde staten beslissen over de reservering van stikstofdepositieruimte voor woningbouwclusters in de volgorde waarin de verzoeken zijn ontvangen.
4. Een reservering voor een woningbouwcluster vervalt als:
a. gedeputeerde staten een reservering van stikstofdepositieruimte registreren voor de woningbouwprojecten in dat cluster; of
b. sinds de reservering twee jaar zijn verstreken.
5. gedeputeerde staten kunnen de termijn, bedoeld in het vierde lid, onder b, eenmaal verlengen met ten hoogste een jaar.
Artikel 17a.8 (voorwaarden registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten)
Het bevoegd gezag registreert alleen een reservering van stikstofdepositieruimte voor een gemelde PAS-activiteit als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voor de activiteit gold een meldingsplicht op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof zoals dat luidde tot 1 januari 2017 of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
b. voor de activiteit is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding gedaan;
c. de activiteit is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019:
1°. volledig gerealiseerd, waaronder wordt verstaan dat installaties, gebouwen en infrastructuur waren opgericht;
2°. nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer heeft in die periode al wel stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
3°. nog niet begonnen, maar in die periode zijn al wel onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen voor de activiteit aangegaan;
d. voor de activiteit is geen toereikende en onherroepelijke Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning verleend;
e. als de melding betrekking heeft op een wijziging van een activiteit die geheel of gedeeltelijk was gerealiseerd voor 1 februari 2009 maar na de datum waarop artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied, dan is de totale stikstofdepositie die door de gewijzigde activiteit wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet groter dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
f. als de activiteit die wordt verricht, substantieel afwijkt van de gemelde activiteit, veroorzaakt de gewijzigde activiteit niet meer stikstofdepositie op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dan de gemelde activiteit; en
g. de activiteit wordt nog verricht.
Artikel 17a.9 (verdeling van stikstofdepositieruimte over gemelde PAS-activiteiten)
Het bevoegd gezag geeft bij het registreren van reserveringen van stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-activiteiten voorrang aan activiteiten ten aanzien waarvan het vóór 1 mei 2021 een verzoek heeft ontvangen tot handhaving van de Natura 2000-vergunningplicht. Als het na toepassing van de eerste zin noodzakelijk is om een keuze te maken tussen activiteiten, wordt die combinatie van activiteiten gekozen die gezamenlijk voor een optimale benutting van de beschikbare stikstofdepositieruimte zorgt.
Artikel 17a.10 (registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten na verdeling stikstofdepositieruimte en ontvangst aanvraag)
1. Het bevoegd gezag kan alleen een reservering van depositieruimte registreren voor een met toepassing van artikel 17a.9 geselecteerd project.
2. Het bevoegd gezag kan de reservering registreren na ontvangst van een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor dat project.
B
In onderdeel A van bijlage I bij artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:
AERIUS Register: register stikstofdepositieruimte, bedoeld in artikel 17a.4 en beschikbaar op www.aerius.nl;
C
In bijlage II bij artikel 1.4 wordt in de tabel in de rij met betrekking tot AERIUS Calculator «2020» vervangen door «2021».
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2021, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
’s-Gravenhage,
TOELICHTING
Algemeen
1 Inleiding
Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) en de toekomstige Omgevingswet draagt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) tezamen met de provincies zorg voor het legaliseren van de projecten waarvoor ten tijde van het programma aanpak stikstof 2015–2021 (PAS) geen Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning nodig was vanwege hun geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.6 Die projecten zijn alsnog vergunningplichtig geworden doordat het PAS op 29 mei 2019 door de bestuursrechter deels onverbindend is verklaard.7 De legalisering vindt plaats op basis van een door de Minister van LNV vast te stellen aanvullend legalisatieprogramma met bronmaatregelen en eventueel natuurmaatregelen. De maatregelen moeten worden uitgevoerd binnen drie jaar na de vaststelling van dat programma.8 Deze wijzigingsregeling geeft invulling aan de legalisering en loopt vooruit op de vaststelling van het legalisatieprogramma. Het beleidsmatig kader van deze regeling zal ook onderdeel zijn van het legalisatieprogramma, waardoor de beleidsconsistentie is geborgd.
Bij de legalisering gaat het om alle activiteiten die tijdens het PAS zijn begonnen of uitgebreid en destijds vielen onder de vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor het aspect stikstof waarbij de totale stikstofdepositie die door het gewijzigde project wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet groter is dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming (Bnb) zoals dat luidde op 28 mei 2019.
Deze wijzigingsregeling ziet op activiteiten waarvoor ten tijde van het PAS een meldingsplicht gold («PAS-melding»)9 en die destijds ook zijn gemeld en die voldoen aan de daartoe bestuurlijk vastgestelde «verificatiecriteria». Deze regeling ziet niet op de activiteiten waarvoor onder het PAS geen meldingsplicht gold, hetzij omdat de depositie zeer minimaal was en onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar viel, hetzij omdat zij behoorden tot sectoren die uit een oogpunt van omvang van stikstofdepositie niet essentieel waren voor de monitoring van het gebruik van de voor de vrijstelling binnen het PAS gereserveerde depositieruimte. De wijze van legalisering van de meldingsvrije activiteiten wordt uitgewerkt in het legalisatieprogramma. Indien nodig wordt de regelgeving op een later moment aangepast om ook deze meldingsvrije activiteiten te kunnen legaliseren.
Voor het legaliseren van de PAS-meldingen is stikstofdepositieruimte nodig. De eerste landelijke bronmaatregel waarvan de stikstofeffecten gedeeltelijk ten behoeve van het legalisatieprogramma zullen worden ingezet is de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). In paragraaf 5 wordt nader omschreven hoe bepaald wordt dat er sprake is van restruimte die ten behoeve van de PAS-meldingen kan worden ingezet, Deze restruimte zal pas beschikbaar zijn nadat in een bestuurlijk proces de behoefte aan stikstofdepositieruimte voor woningbouwprojecten en MIRT-projecten is ingevuld en nadat eventuele benodigde stikstofdepositieruimte voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten («woningbouwclusters», zie beschrijving hierna) is vastgesteld.
Naast deze wijzigingen bevat deze regeling de mogelijkheid tot het reserveren van depositieruimte ten behoeve van woningbouwclusters ter uitvoering van de motie-Futselaar.10 Gedurende de reservering kunnen de woningbouwprojecten in dat cluster ieder voor zich uitgewerkt worden, en kan de gereserveerde ruimte binnen 2 jaar beschikbaar komen voor toedeling aan die projecten.
In verband met de hierboven besproken wijzigingen wordt in deze regeling AERIUS Register versie 2021 vastgesteld. Daarnaast introduceert deze regeling als gevolg van de periodieke actualisatie een nieuwe versie van AERIUS Calculator (versie 2021) als verplicht rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden.
Samenvattend regelt deze wijzigingsregeling aldus de volgende onderwerpen:
1. het openstellen van het stikstofregistratiesysteem voor PAS-meldingen en woningbouwclusters;
2. de mogelijkheid tot compartimentering van depositieruimte die naar verwachting nodig zal zijn voor woningbouwprojecten en voor de 7 MIRT-projecten11 enerzijds en de ruimte voor de reservering van woningbouwclusters en voor de legalisering van de PAS-meldingen anderzijds;
3. regels over het reserveren en toedelen van beschikbare depositieruimte aan de PAS-meldingen en regels over het reserveren van ruimte voor woningbouwclusters;
4. vaststelling van AERIUS Register versie 2021, waarin voor de eerste keer depositieruimte wordt toegevoegd die is verkregen door de reductie van stikstofdepositie als gevolg van de Srv;
5. vaststelling van AERIUS Calculator versie 2021 (periodieke actualisatie) als verplicht rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats van Natura 2000-gebieden.
De Wnb, het Bnb en de Regeling natuurbescherming (Rnb) gaan op in de Omgevingswet en de onderliggende regelgeving na inwerkingtreding van dat wettelijke stelsel. Daarom wijzigt deze regeling naast de Rnb ook de Omgevingsregeling.12
2 Meldingen
2.1 Achtergrond
In de PAS-uitspraak werd geoordeeld dat het eerder gehanteerde systeem om de negatieve gevolgen van stikstofuitstoot aan te pakken, het PAS zoals dat was vastgesteld voor de periode 2015–2021, niet voldoende waarborgen bood voor natuurbehoud en -herstel in de Natura 2000-gebieden om toestemmingverlening op te kunnen baseren. Uit de uitspraak volgt dat alle activiteiten onder de 1,00 mol per ha/per jaar die zijn gestart of uitgebreid tijdens de looptijd van het PAS alsnog vergunningplichtig op grond van de Wnb voor het aspect stikstof kunnen zijn. Als gevolg van de uitspraak zijn de betrokkenen in grote onzekerheid komen te verkeren. De initiatiefnemers van deze activiteiten ondervinden niet alleen de voortdurende dreiging van mogelijke handhavingsverzoeken, maar ondervinden soms ook problemen bij banken voor de financiering van bedrijfsaanpassingen, aangezien daarvoor in beginsel een onherroepelijke Natura 2000-vergunning voor activiteiten ter uitvoering daarvan is vereist.
Om aan deze onzekerheid een einde te maken is in de wet bepaald dat deze op het PAS gefundeerde meldingen zullen worden gelegaliseerd. Daartoe is in de wet de verplichting opgenomen voor de Minister van LNV om in het belang van de rechtszekerheid tezamen met gedeputeerde staten van de provincies zorg te dragen voor het legaliseren van de projecten met een geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die voldeden aan de voorwaarden van artikel 2.12 Bnb, zoals dat luidde op 28 mei 2019. Een van die voorwaarden was dat het project voor het betrokken Natura 2000-gebied alleen wat betreft stikstofdepositie significante gevolgen kon hebben. De legalisering ziet dus niet op projecten die bijvoorbeeld ook dergelijke gevolgen konden hebben wat betreft geluid of fijn stof.
De Minister van LNV stelt zo spoedig mogelijk een programma vast met maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van die projecten te mitigeren of te compenseren. De termijn om de maatregelen uit te voeren, is in de wet gesteld op drie jaar na vaststelling van het legalisatieprogramma.
Deze regeling bevat, vooruitlopend op de vaststelling van het legaliseringsprogramma, de uitvoeringsregels ten behoeve van de legalisering van de meldingen via het stikstofregistratiesysteem, middels de vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid, Wnb of een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Omgevingswet. De verhouding tussen de beschikbare stikstofdepositieruimte voor meldingen, woningbouw en MIRT-projecten wordt in paragraaf 5 nader toegelicht.
2.2 Verificatie
In de brief van 24 april 202013 is reeds aangekondigd dat een verificatie van de PAS-meldingen door de bevoegde gezagen nodig is. Zo wordt geborgd dat alleen de meldingen gelegaliseerd worden die zijn ingediend en uitgevoerd zoals dat destijds ten tijde van de PAS de bedoeling was. Deze verificatie bestaat uit toetsing aan een aantal criteria. Deze criteria zijn in de Rnb en de Omgevingsregeling14 vormgegeven als voorwaarden voor het kunnen reserveren van depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem.
Ten eerste wordt onderzocht of de melding ten tijde van de PAS-uitspraak voldeed aan een van de criteria die in de Kamerbrief van 13 november 201915 zijn geschetst, te weten:
1) het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur waren opgericht; of
2) het project was weliswaar nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
3) het project was weliswaar nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen aangegaan.
Daarnaast wordt geverifieerd of de gerealiseerde activiteit in de kern overeenkomt met de oorspronkelijk gemelde activiteit. Eventuele kleine afwijkingen worden geaccepteerd. Voorbeeld: als een veehouder de stal een meter langer heeft gemaakt dan in de oorspronkelijke melding is aangegeven, zonder dat daarmee extra dieren in de stal kunnen worden gehuisvest en daarmee dus de mogelijke effecten als gevolg van de te vergunnen activiteit op basis van de Wnb slechts minimaal wijzigt, is dat geen probleem en kunnen de invoergegevens worden aangepast. Als er in plaats van een gemelde stal, twee stallen zijn gebouwd, dan wijkt de gerealiseerde activiteit evident af van de gemelde activiteit. In deze gevallen zal alleen de gemelde stal van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning middels het legaliseringstraject kunnen worden voorzien.
Daarnaast geldt dat indien er, in afwijking van de gedane melding, sprake is van een gewijzigde situatie die bewezen tot minder stikstofdepositie leidt op alle hexagonen dan de gedane PAS-melding, dit een toegestane afwijking betreft.
Ook moet de activiteit volgens de destijds vigerende regelgeving16 betrekking hebben op ofwel de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, industrie of het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden ofwel de aanleg of wijziging van infrastructuur die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor gemotoriseerd weg-, spoorweg-, vaarweg- of luchtvaartverkeer.
Tot slot wordt geverifieerd of er geen bestaande situaties zijn gemeld en de oorspronkelijke PAS-melding een depositie van niet meer dan 1,00 mol/ha/jr betrof. Daarbij wordt bezien of de grenswaarde (bij activiteiten die niet als «prioritair» waren geclassificeerd) op het moment van de melding niet naar 0,05 mol/ha/jr was verlaagd. Initiatiefnemers die een melding hebben gedaan met een destijds grotere maximale depositie, vielen niet onder de vrijstelling van de vergunningplicht. Deze meldingen worden met deze regeling niet in een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning omgezet en kunnen dus geen beroep doen op depositieruimte conform deze regeling. Als blijkt dat de berekende depositiebijdrage destijds gelijk aan of onder de grenswaarde was, maar na de actualisatie met de nieuwe berekeningen als gevolg van dezelfde activiteit een depositie van meer dan de grenswaarde wordt vastgesteld, wordt de melding wel in een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning omgezet. In beginsel kan dat de initiatiefnemer immers niet worden verweten. Interimmers, dat wil zeggen activiteiten waarvoor toestemming is verleend voor een project ná de Europese referentiedatum, maar voordat de Habitatrichtlijn goed was geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving (1 februari 2009), met een melding komen in aanmerking voor legalisering, indien zij een wijziging van de interim-situatie hebben gemeld waarbij het totale projecteffect (interim-situatie + melding) niet meer bedroeg dan maximaal 1,00 mol/ha/jr of, indien de grenswaarde was verlaagd, 0,05 mol/ha/jr.
De verificatie geschiedt per Natura 2000-gebied, waarbij als eerste wordt gestart met de Natura 2000-gebieden waar als eerste beschikbare stikstofdepositieruimte verwacht wordt, op volgorde van binnenkomst van de aangeleverde gegevens ten behoeve van de legalisatie. Zo kan er zo spoedig als mogelijk worden gelegaliseerd als er ruimte beschikbaar is.
2.3 Verdelen van ruimte en prioritering meldingen onderling
De stikstofdepositieruimte die nodig is om de PAS-meldingen te legaliseren, komt niet in een keer beschikbaar, aangezien de maatregelen die de ruimte moeten realiseren niet op hetzelfde moment effect hebben. In paragraaf 2.4 wordt hier nader op ingegaan. Steeds wanneer stikstofruimte uit de Srv beschikbaar komt, wordt aan de hand van de geverifieerde PAS-meldingen een «ruimtelijke puzzel» gelegd waarbij de beschikbare stikstofdepositieruimte optimaal wordt gebruikt in die zin dat de resterende ruimte (ruimte die wel beschikbaar is, maar niet voor vergunningen kan worden gebruikt, omdat die ruimte op de «verkeerde plaats» ligt) zoveel mogelijk wordt beperkt. Dat betekent dat daar waar er gekozen moet worden tussen verschillende meldingen, de keuze altijd valt op de combinatie van meldingen waardoor de restruimte minimaal is. Zo wordt geborgd dat de schaars beschikbare ruimte altijd zo efficiënt als mogelijk wordt gebruikt. Deze ruimtelijke puzzel wordt met behulp van een rekentool gelegd. Om te borgen dat te allen tijde de transparantie maximaal is, wordt een technische beschrijving gepubliceerd waarin de modelleringskeuzes worden omschreven. Die keuzes worden gemaakt conform het kader zoals in deze regeling wordt vastgesteld.
Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning (meestal gedeputeerde staten en bij uitzondering de Minister van LNV) stuurt na verificatie de PAS-melders een uitnodiging om een vergunningaanvraag in te dienen op het moment dat uit de ruimtelijke optimalisatie blijkt dat voor de betreffende melding stikstofdepositieruimte beschikbaar is en ten behoeve van legalisering. Aangezien niet direct genoeg stikstofdepositieruimte beschikbaar is om alle meldingen in één keer te legaliseren, moet er een prioritering in het legaliseringsproces van de meldingen worden aangebracht. Daarbij wordt benadrukt dat uiteindelijk álle positief geverifieerde meldingen worden gelegaliseerd: de prioritering gaat over de volgorde daarvan (tijdselement). Een vergunningaanvraag van een PAS-melder die niet is uitgenodigd om een aanvraag in te dienen, kan worden afgewezen. Er is namelijk op dat moment vanwege het gebrek aan stikstofdepositieruimte geen mogelijkheid dat deze melder met het kader van optimaal gebruik van de stikstofdepositieruimte een vergunning zal ontvangen.
De PAS-meldingen waar voor 1 mei 2021 een handhavingsverzoek is ingediend, krijgen voorrang bij de legalisering. Deze meldingen worden aangeduid als hooggeprioriteerde meldingen. Daardoor wordt het mogelijk om schrijnende gevallen waar het risico op bedrijfsbeëindiging of het geen doorgang kunnen vinden van gemelde activiteiten het grootst is, sneller van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor het aspect stikstof te voorzien. De grens is op 1 mei 2021 gesteld aangezien op dat moment de communicatie over de mogelijke criteria is gestart. Door de grens op 1 mei te stellen, is duidelijkheid gecreëerd over welke meldingen als wel of niet hoog-geprioriteerd zijn aangewezen. In de bovengenoemde ruimtelijke puzzel worden prioritaire meldingen steeds met voorrang boven de reguliere meldingen ingepast.
Echter, omdat het beschikbaar komen van stikstofdepositieruimte een belangrijke randvoorwaarde is voor legalisering moet onder omstandigheden worden afgeweken van de prioritering. Dat wil zeggen dat de hoog geprioriteerde meldingen in voorkomende gevallen niet per definitie als eerste kunnen worden gelegaliseerd. Immers, wanneer er op een bepaald stikstofgevoelig hexagoon stikstofdepositieruimte beschikbaar is voor meldingen, terwijl er geen hoog geprioriteerde melding is die ruimte nodig heeft op het betreffende hexagoon, wordt de ruimte toegekend aan een niet-hoog geprioriteerde melding om het tempo van de legalisering te waarborgen. De prioritering dient dus als basis voor het koppelen van de benodigde aan de beschikbare stikstofdepositieruimte (ruimtelijke puzzel) en daarmee het toekennen van beschikbare ruimte aan de geverifieerde meldingen. Deze systematiek wordt toegepast bij de ruimte uit de bronmaatregel Srv (zie ook paragraaf 4), en is in de bijlage bij deze regeling gevisualiseerd.
De bedoeling van dit prioriteringskader is het bieden van een kader waarmee duidelijk is aan welke indieners van PAS-meldingen eerst zekerheid geboden wordt door het omzetten van de melding in een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor het aspect stikstof. Deze prioritering is opgenomen in het nieuwe artikel 2.8c Rnb en het nieuwe artikel 17a.9 van de Omgevingsregeling.
Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning stuurt de PAS-melders zoals vermeld een uitnodiging om een vergunningaanvraag voor een Natura 2000-vergunning dan wel een omgevingsvergunning in te dienen op het moment dat blijkt dat voor de betreffende PAS-melding stikstofdepositieruimte beschikbaar is ten behoeve van legalisering. Een vergunningaanvraag van een PAS-melder die daartoe niet is uitgenodigd, zal worden afgewezen. Op dat moment is er immers vanwege het gebrek aan depositieruimte met het kader van optimaal gebruik van de stikstofdepositieruimte voor deze laatstgenoemde activiteit voor het aspect stikstof geen mogelijkheid tot het afgeven van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning.
3 Reservering clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten
Met de wijziging van deze regeling wordt het, naast de legalisering van PAS-meldingen, mogelijk om ook voor «clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten»17 een reservering te maken in het stikstofregistratiesysteem als uitwerking van de motie-Futselaar.18 De wettelijke regeling maakte (naast MIRT-projecten) tot nu toe alleen reservering voor woningbouwprojecten mogelijk.
Geen bestemmingsplannen, wel clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten
Het kabinet heeft er in november 201919 voor gekozen om een eerste pakket maatregelen te nemen om de als gevolg van de effecten daarvan beschikbare stikstofdepositieruimte zo snel als mogelijk in te zetten voor aanvragen van Natura 2000-vergunningen en omgevingsvergunningen voor de Natura 2000-toestemming en de toestemming voor tracébesluiten. Daarbij is de keuze gemaakt om deze ruimte nog niet beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen, omdat de ruimte die hiervoor nodig is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen voor concrete projecten. Vanuit de praktijk blijkt er evenwel de behoefte om ook grotere en nog minder scherp afgebakende, maar al wel met AERIUS Calculator doorrekenbare woningbouwprojecten via beschikbare depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem te reserveren waarna deze na nadere concretisering kunnen worden vergund.
Indien er stikstofdepositieruimte beschikbaar is, maar op dit moment niet nodig is voor afzonderlijke woningbouwprojecten en niet nodig is voor de 7 MIRT-projecten, is een tijdelijke reservering van de totaal voor een woningbouwcluster benodigde depositieruimte mogelijk. Het begrip woningbouwcluster omvat dan ruimtelijk met elkaar samenhangende woningbouwprojecten, die depositieruimte behoeven op eenzelfde set hexagonen. Daarbij is de omschrijving van het begrip «woningbouwproject» in artikel 2.2 Rnb20 leidend. De introductie van de reserveringsmogelijkheid voor samenhangende clusters van woningbouwprojecten geeft een indienende gemeente de mogelijkheid om, op betreffende locatie, initiatiefnemers meer zekerheid te bieden op het gebied van beschikbaarheid van stikstofruimte middels de reservering. Deze reservering geeft initiatiefnemers zicht op beschikbare stikstofruimte en daarmee om te komen tot uitgewerkte projecten. Voor gemeenten wordt het daarmee mogelijk om het gelijktijdig van een bestemmingsplanwijziging te realiseren bij goedkeuring van de individuele projecten uit het cluster («omgekeerd planologisch werken»). Als voor de bouw- en aanlegfase van die individuele projecten geen depositieruimte nodig is uit het stikstofregistratiesysteem vanwege de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht, dan maakt die ruimte vanzelfsprekend ook geen deel uit van de reservering.
Het verzoek tot reservering van stikstofdepositieruimte vindt plaats door het college van burgemeester en wethouders waarin het betreffende cluster van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten gelokaliseerd is, door middel van een bestuurlijk verzoek aan gedeputeerde staten dan wel in voorkomend geval aan de Minister van LNV. Indiening van het verzoek gaat vergezeld van actuele berekening van het effect als gevolg van het woningbouwcluster met behulp van AERIUS Calculator. Er kunnen daarom alleen verzoeken voor reservering ingediend worden voor clusters van woningbouwprojecten die voldoende concreet zijn. De gemeente is ook aanspreekpunt voor een cluster van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten dat ontwikkeld wordt door een projectontwikkelaar. Indien twee verzoeken voor reserveringen voor clusters van woningbouwprojecten binnen een provincie met elkaar concurreren geldt voorrang voor het verzoek dat als eerste is ontvangen door gedeputeerde staten. In geval van concurrerende verzoeken tussen gemeenten in meerdere provincies is beslissend het moment waarop het betrokken college van gedeputeerde staten de reservering in AERIUS Register heeft doorgevoerd.
De reservering kent een geldigheidsduur van (maximaal) 2 jaar, met de mogelijkheid voor eenmalige eenjarige verlenging. Jaarlijks wordt AERIUS Calculator geactualiseerd, dat is ook het moment waarop initiatiefnemers gevraagd wordt om opnieuw een berekening te maken voor een eerder gemaakte reservering. Dan wordt ook opnieuw vastgesteld of de gereserveerde depositieruimte voor het cluster van woningbouwprojecten nog steeds beschikbaar is door de verzoekende gemeente, middels een hernieuwing van de AERIUS berekening. De verzoekende gemeente draagt zorg dat de individuele uitgewerkte woningbouwprojecten tegelijkertijd en tijdig aan gedeputeerde staten worden aangeleverd opdat de gemaakte reservering omgezet kan worden in één set aanvragen voor toedeling van diezelfde depositieruimte. Dit is onderdeel van het bestuurlijke verzoek op het moment van aanreiken van de reserveringsvraag. De reservering voor het cluster vervalt van rechtswege zodra gedeputeerde staten ruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster.
Met deze werkwijze voor woningbouw wordt de procedure van reserveren en toedelen vergelijkbaar qua systematiek met die rond MIRT projecten. Het bestuurlijke verzoek vergt voor gedeputeerde staten geen uitgebreide of andere toetsing dan wordt voldaan aan het begrip «woningbouwproject». Na die toetsing zullen gedeputeerde staten aan de gemeente een bevestiging sturen dat de gevraagde depositieruimte is gereserveerd ten behoeve van het cluster aan ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten. Deze kennisgeving is geen appellabel besluit, maar een voorbereidingsbeslissing die leidt naar de uiteindelijke toedeling van de depositieruimte.
Met deze wijziging worden de reserveringsmogelijkheden voor woningbouw verruimd. Dit lost niet de volledige problematiek rond bestemmingsplanwijziging voor woningbouw op dit moment op. In verband met de voortdurende schaarste aan depositieruimte is het niet gerechtvaardigd om deze ruimte nu al beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen, omdat de ruimte die hiervoor nodig is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen voor concrete projecten.
4 Bronmaatregelen
Zoals in voorgaande paragrafen reeds is vermeld is er – naast voor de woningbouwprojecten als MIRT-projecten – voor het kunnen legaliseren van de PAS-meldingen en het kunnen reserveren van ruimte voor woningbouwclusters stikstofdepositieruimte nodig. Naast de in de brief van 13 november 201921 aangekondigde en reeds in het stikstofregistratiesysteem opgenomen effecten van de maatregel tot verlaging van de maximumsnelheid op autosnelwegen ten behoeve van de woningbouw- en MIRT-projecten worden met deze regeling de effecten van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen in het stikstofregistratiesysteem opgenomen. Deze stikstofreductie kan voor maximaal 70% met gebruikmaking van het stikstofregistratiesysteem worden ingezet om de effecten van de genoemde activiteiten en woningbouwclusters in termen van stikstofdepositie te neutraliseren. Voor ten minste 30% zal de stikstofreductie worden gebruikt om ook bij te dragen aan de vermindering van de stikstofbelasting op de Natura 2000-gebieden.
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)
De Srv is een subsidieregeling waar varkenshouders gebruik van kunnen maken als ze definitief en onherroepelijk willen stoppen met productie op een of meerdere varkenshouderijlocaties. De regeling is oorspronkelijk bedoeld om geuroverlast te voorkomen en aangekondigd in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III, maar zorgt ook voor een reductie van de stikstofdepositie. Omdat op korte termijn stikstofdepositieruimte nodig was om vergunningverlening voor woningbouw- en het verlenen van toestemming voor MIRT-projecten op gang te brengen is besloten het budget voor deze subsidieregeling te verhogen.22 Alleen de effecten van de twee budgetophogingen zijn – met gebruikmaking van het stikstofregistratiesysteem – in te zetten voor deze doelen, na afroming van ten minste 30% van het effect voor natuur.
Deze effecten zijn in beginsel bedoeld om in te zetten voor woningbouw- en MIRT-projecten. Op locaties waar de depositieruimte niet nodig is voor deze doelen en waarvan de restruimte ook niet nodig is voor de reservering van depositieruimte voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten kunnen ook PAS-meldingen worden gelegaliseerd met deze ruimte. De Srv is daarmee een eerste landelijke bronmaatregel waarvan de stikstofeffecten gedeeltelijk ten behoeve van het legalisatieprogramma zullen worden ingezet.
Nu ten aanzien van de Srv is voldaan aan de juridische randvoorwaarden zoals hierna beschreven, kan de stikstofdepositieruimte die als gevolg van deze maatregel ontstaat, worden opgenomen in het stikstofregistratiesysteem en beschikbaar komen voor het uitvoeren van de activiteiten. Steeds na toevoeging van depositieruimte uit Srv aan het stikstofregistratiesysteem wordt een nieuwe versie van AERIUS Register vastgesteld op basis van een effectbeoordeling van de maatregel die zodanig is dat daarop in een passende beoordeling op grond van artikel 2.8, eerste lid, Wnb worden teruggegrepen.
Borging inzetbaarheid maatregelen
Belangrijk is dat de maatregel ten tijde van de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan de Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor een PAS-melding of voor een – op basis van de reservering van clusters van samenhangende woningbouwprojecten gereserveerde ruimte voor een – woningbouwproject moet zijn uitgevoerd of dat er verzekerd is dat de maatregel zal worden uitgevoerd en de beoogde effecten heeft. Hiermee is verzekerd dat de bronmaatregelen tot een feitelijke en daadwerkelijke depositieverlaging leiden waardoor stikstofdepositieruimte beschikbaar komt. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
1. als voor de bronmaatregel een wettelijke regeling nodig is, dan moet deze in werking zijn getreden;
2. de verwachte voordelen (het effect van de uitgevoerde maatregel) moeten met zekerheid in kaart kunnen worden gebracht;
3. het intreden van de voordelen van de maatregel mag niet van vrijwilligheid afhankelijk zijn;
4. de verwachte effecten mogen niet op basis van gemiddelde emissieverlaging worden berekend, maar moeten op hexagoonniveau (per hectare) worden bepaald;
5. de handhaving van de maatregel moet verzekerd zijn.
Nu ten aanzien van de Srv is voldaan aan de juridische randvoorwaarden zoals hiervoor beschreven, kan de stikstofdepositieruimte die als gevolg van deze maatregel ontstaat, worden opgenomen in het stikstofregistratiesysteem en beschikbaar komen voor het uitvoeren van de activiteiten. Steeds na toevoeging van depositieruimte uit Srv aan het stikstofregistratiesysteem wordt een nieuwe versie van AERIUS Register vastgesteld op basis van een effectbeoordeling van de maatregel die zodanig is dat daarop in een passende beoordeling op grond van artikel 2.8, eerste lid, Wnb worden teruggegrepen.
Systematiek in relatie tot het legaliseren PAS-meldingen
Voor het legaliseren van de PAS-meldingen is stikstofdepositieruimte nodig, tenzij het project op basis van intern salderen niet vergunningplichtig is.
In het programma stikstofreductie en natuurverbetering worden de maatregelen opgenomen zoals aangekondigd in de kabinetsbrief van 24 april 2020.23 Zoals in deze brief beschreven, maakt het instellen van een ontwikkelreserve ter hoogte van gemiddeld minimaal 20 mol/ha/jaar onderdeel uit van de structurele aanpak. Er is daarbij gekozen voor het met prioriteit bestemmen van 11 mol/ha/jaar uit de ontwikkelreserve voor het legaliseren van de PAS-meldingen.
Het legaliseren van de activiteiten gebeurt met behulp van bronmaatregelen en – waar bronmaatregelen niet mogelijk zijn – natuurherstelmaatregelen, waarmee de gevolgen van de stikstofdepositie van de betrokken activiteiten worden gemitigeerd (ongedaan gemaakt) of gecompenseerd. Als van de compensatie gebruikt zal worden gemaakt, zullen de eventuele bijbehorende kosten gedekt worden binnen de middelen beschikbaar voor de structurele aanpak stikstof. De effecten van de maatregelen uit het legalisatieprogramma zijn aanvullend op de effecten van maatregelen die worden ingezet in het programma stikstofreductie en natuurverbetering. Daarbij is dus geborgd dat de effecten niet dubbel ingeboekt (en dus uitgegeven) kunnen worden en worden in het programma alleen effecten van maatregelen opgenomen die niet zijn opgenomen in het programma stikstofreductie en natuurverbetering om dubbele inzet van effecten te voorkomen. Daarmee zijn de effecten ten behoeve van het aanvullende legalisatieprogramma additioneel ten opzichte van die in het programma stikstofreductie en natuurverbetering en staat de inzet van effecten uit het structurele pakket voor het legaliseren van de meldingen niet in de weg aan het realiseren van de doelen van de wet.
Met het omzetten van PAS-meldingen in vergunningen, ontstaat de volgende situatie: de meeste PAS-meldingen zorgen nu al voor stikstofdepositie. De betreffende bronmaatregelen uit het structurele pakket zorgen op zichzelf voor een afname van de depositie. Bovendien wordt een extra bijdrage van 30% aan de natuur geleverd.24 Ergo: met het toedelen van bronmaatregelen aan de meldingen wordt de feitelijke depositie verder teruggedrongen en kan de natuur gemakkelijker herstellen. Zodoende doet het omzetten van PAS-meldingen in vergunningen in beginsel geen afbreuk aan de resultaatsverplichting en het voldoen aan de omgevingswaarden.
5 Stikstofregistratiesysteem
Met deze wijzigingsregeling wordt geborgd dat het project-effect van de doelen van het stikstofregistratiesysteem gemitigeerd kan worden met de effecten van de maatregelen die zijn opgenomen in het stikstofregistratiesysteem.
Compartimentering
In het stikstofregistratiesysteem wordt de ruimte voor verschillende typen projecten geregistreerd. Tot de inwerkingtreding van deze regeling was het mogelijk om stikstofdepositieruimte toe te delen aan woningbouwprojecten en aan een zevental infrastructurele (MIRT-)projecten. Na inwerkingtreding van de voorliggende regelingswijziging wordt dat ook PAS-meldingen mogelijk, alsmede wordt het mogelijk om tijdelijk ruimte te reserveren voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten. Daarbij geldt dat er enkel stikstofdepositieruimte gereserveerd kan worden voor dergelijke clusters of aan meldingen ruimte toegedeeld kan worden, als die ruimte niet meer nodig is voor vergunningverlening ten behoeve van individuele woningbouwprojecten en toestemmingverlening van MIRT-projecten.
De Minister van LNV stelt, na overeenstemming met Minister I&W en Minister BZK, vast welke ruimte beschikbaar gesteld kan worden aan clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten en PAS-meldingen. Bij de toedeling van stikstofdepositieruimte is het wenselijk om specifiek ruimte toe te delen aan PAS-meldingen, en tegelijkertijd ruimte beschikbaar te houden voor woningbouw- en MIRT-projecten op de plekken waar de verwachting is dat in de toekomst mogelijk depositieruimte nodig is. Hiertoe worden compartimenten in AERIUS Register ingebouwd. Er komt een compartiment voor de woningbouwprojecten en MIRT-projecten, en een voor de meldingen. Allereerst gaat alle beschikbare ruimte naar het compartiment van de woningbouw en MIRT-projecten, waaruit ook de clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten tijdelijk ruimte uit kunnen reserveren. Bij deze inschatting wordt een realistische buffer ingebouwd. De resterende ruimte wordt in het compartiment voor de PAS-meldingen gevoegd. Hiermee kunnen vervolgens meldingen worden gelegaliseerd. Een besluit tot vaststelling van de restruimte vindt periodiek plaats, zodat steeds als er nieuwe inzichten zijn over welke ruimte al dan niet gereserveerd moet blijven voor de woningbouw- en MIRT-projecten, de verdeling over de compartimenten herzien kan worden.
Registratie en afboeking
Zoals hiervoor is aangegeven zijn bronmaatregelen getroffen waarvan de depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem wordt opgenomen. Net zoals dat geldt voor de snelheidsmaatregel worden de effecten van de Srv geregistreerd voor elk hexagoon met stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Hierdoor wordt enerzijds nauwkeurig inzichtelijk gemaakt hoeveel en waar depositieruimte ontstaat als gevolg van de Srv. Anderzijds wordt door het bevoegd gezag geregistreerd hoeveel van deze depositieruimte (na afroming) en waar deze wordt toebedeeld aan woningbouw- of MIRT-projecten of PAS-melders. De stikstofdepositie op de betrokken hexagonen als gevolg van de activiteiten uit de PAS-melding wordt dan weggestreept tegen de in het registratiesysteem opgenomen vermindering van de stikstofdepositie op dezelfde hexagonen als gevolg van de in het registratiesysteem geregistreerde effecten van de maatregelen. Voor zover bij een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of een omgevingsvergunning een beroep wordt gedaan op de voor een activiteit beschikbare depositieruimte binnen het stikstofregistratiesysteem, wordt de betrokken hoeveelheid stikstofdepositie door het bevoegd gezag in dat systeem afgeboekt, zodat deze niet meer voor andere activiteiten beschikbaar is. Op deze wijze wordt geborgd dat de beschikbare stikstofdepositieruimte niet meerdere keren uitgegeven wordt.
6 Vaststelling AERIUS Calculator versie 2021
Bij het wijzigen van deze regeling wordt ook een nieuwe versie van AERIUS Calculator voorgeschreven. AERIUS Calculator is de rekenkundige basis voor vergunningverlening, om effecten van projecten op de stikstofdepositie te bepalen. AERIUS Calculator wordt actueel gehouden door daar periodiek nieuwe inzichten in te verwerken. In de nieuwe versie van AERIUS Calculator 2021 zijn de rekenmodellen en de standaard opgenomen emissiefactoren voor wegverkeer, binnenvaart en zeescheepvaart, stallen en mobiele werktuigen geactualiseerd. Verder zijn de achtergronddepositiekaarten en de natuurgegevens bijgewerkt en zijn relevante hexagonen (zeshoeken met een oppervlakte van een hectare) gewijzigd. Alle wijzigingen zijn toegepast om goed te blijven aansluiten op de laatste wetenschappelijke, ecologische en juridische inzichten. Deze wijziging schrijft met de datum van inwerkingtreding van het betreffende artikel AERIUS Calculator versie 2021 verplicht voor als rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
AERIUS Calculator versie 2021 is gebaseerd op de beste beschikbare kennis ter zake en is de beste beschikbare rekenmethodiek om de veroorzaakte stikstofdepositie op die Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. Door gebruik van dit rekeninstrument wettelijk voor te schrijven is geborgd dat geen systemen worden gebruikt die minder geavanceerd of volledig zijn. Gelet op het belang van de wijzigingen in de versie 2021 ten opzichte van versie 2020, is het van belang dat de versie 2021 als het beste beschikbare rekenmodel daadwerkelijk wordt toegepast vanaf het moment van beschikbaarheid. Een initiatiefnemer dient de effecten van zijn project ten behoeve van een toestemmingsbesluit te berekenen met behulp van AERIUS Calculator versie 2021, die beschikbaar is via www.aerius.nl. Initiatiefnemers alsmede de tot beslissen bevoegde gezagen, zijn bekend met de systematiek van periodieke actualisatie van AERIUS Calculator, zijn op de hoogte van de huidige wijzigingen, en in voorkomend geval, namelijk indien een aanvraag niet afgehandeld kan worden onder AERIUS Calculator 2020, in staat tot een relatief eenvoudige herberekening met de nieuwste versie. Daarnaast zou ook het blijven vullen van het stikstofregistratiesysteem met andere dan de beste beschikbare gegevens ongewenst zijn. Op grond van deze overwegingen is afgezien van het vaststellen van overgangsrecht.
7 Wetgevingsaspecten
De onderhavige regeling strekt ertoe om de uitvoeringsregels voor de legalisering van de PAS-meldingen (paragraaf 2), de mogelijkheid tot het kunnen reserveren van stikstofdepositieruimte in het stikstofregistratiesysteem voor «clusters van samenhangende woningbouwprojecten» ter uitvoering van de motie-Futselaar (paragraaf 3) alsmede de regels ten behoeve van de actualisatie van de te hanteren versies van AERIUS Calculator (paragraaf 6) te verankeren in de Rnb en later de Omgevingsregeling (de ministeriële regeling onder de Omgevingswet). Het is voor de PAS-meldingen vanuit het oogpunt van de gewenste rechtszekerheid alsmede voor de behoefte aan het kunnen realiseren van clusters van woningbouwprojecten van belang om zo snel mogelijk zekerheid te geven over de regels die nodig zijn daarvoor en voor de uitvoering daarvan zoals de te hanteren applicatie AERIUS Register. Ook is het van belang de periodieke nieuwe inzichten van het rekenmodel spoedig in de praktijk te kunnen toepassen. Daarom voorziet deze regeling in een wijziging van de Rnb vooruitlopend op de Omgevingsregeling en wijzigt deze regeling beide regelingen.25
8 Toezicht en handhaving
De in deze regeling opgenomen bepalingen over wijze waarop meldingen gelegaliseerd worden en het voorschrijven van de versie van AERIUS Register richten zich uitsluitend tot de overheid, in het bijzonder de Minister van LNV en gedeputeerde staten van de provincies. Deze Minister is verantwoordelijk voor het beheer van de applicatie AERIUS Register voor het beoordelen van de vergunningaanvragen. Ook is de Minister van LNV beheerder van AERIUS Calculator.
De bestuursrechtelijke handhavingstaak omvat het toezicht op de naleving, het behandelen van klachten over de naleving en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuursrechtelijke sancties. De regeling brengt geen wijzigingen aan in de verdeling van taken op het gebied van toezicht en handhaving.
9 Rechtsbescherming
De wijzigingsregeling voegt geen besluiten toe waaraan stikstofdepositieruimte voor projecten kan worden toebedeeld: de wijzigingsregeling brengt onder meer geen verandering aan in de wijze van toestemmingverlening als bedoeld in artikel 2.7 Wnb. Ook heeft de regeling heeft geen gevolgen voor de wijze van rechtsbescherming tegen de besluiten waarin ten behoeve van de PAS-meldingen op grond van de wijzigingsregeling depositieruimte kan worden toegekend. Op deze besluiten is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Een belanghebbende die het niet eens is met het wel of niet (reserveren en vervolgens) toedelen van depositieruimte kan dat aanvoeren in de procedure tegen het besluit omtrent de Natura 2000-vergunning of de omgevingsvergunning.
Deze wijziging van de Rnb brengt ook geen wijzigingen aan in de bevoegdheidsverdeling tussen overheden. Gedeputeerde staten blijven bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunningen voor nagenoeg alle met deze regeling toegevoegde besluiten op aanvragen voor PAS-meldingen (met uitzondering voor aanvragen waarvoor de Minister van LNV bevoegd gezag is op grond van artikel 1.3, vijfde lid, Wnb, respectievelijk artikel 4.12 Omgevingsbesluit) en geven een verklaring van geen bedenkingen (of instemming in het systeem van de Ow) af bij samenloop met omgevingsvergunningen.
De in deze regeling opgenomen regels over het aanwijzen van de versies van AERIUS Calculator en AERIUS Register als de te gebruiken applicaties zijn gelet op hun aard geen regels die openstaan voor bezwaar en beroep.
10 Effecten van de regeling
10.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van deze regeling is een inschatting gemaakt van de gevolgen van deze regeling voor de samenleving. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de effecten van deze regeling voor de overheid (paragraaf 10.2) alsmede de gevolgen van deze regeling voor de regeldruk voor burgers en bedrijven (paragraaf 10.3) en de uitgevoerde MKB-toets (paragraaf 10.4). Ook is een aantal uitvoeringsorganisaties gevraagd naar de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de regeling (paragraaf 10.5). Ten slotte wordt in paragraaf 8.6 ingegaan op de invoeringstoets.
10.2 Gevolgen voor overheden
De Minister van LNV en de provincies (ook vanuit hun rol als bevoegd gezag voor de beslissing op een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van nagenoeg alle in deze regeling opgenomen regels. Daarbij gaat het onder meer om de rol die met name de provincies, maar ook de Minister van LNV hebben als bevoegd gezag voor de beslissing op een aanvraag om een Natura 2000-vergunning. Waar deze regeling niet voorziet in regels die verplichtingen met zich brengen voor burgers en ondernemers, hebben zij ook geen effect op de regeldruk.
Het bevoegd gezag (met name de provincies) heeft de taak om PAS-meldingen te verifiëren. Het verificatieproces is beschreven in paragraaf 2.2. Daarnaast heeft het bevoegd gezag de taak om, na beoordeling van de aanvragen, Natura 2000-vergunningen af te geven dan wel een verklaring van geen bedenkingen af te geven voorzover het gaat om een omgevingsvergunning.26
Daarmee wordt immers vastgesteld dat de vergunning wordt afgegeven voor de wijze waarop de activiteit daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Voor nadere informatie hierover, wordt verwezen naar paragraaf 2.2 over de verificatie. De kosten voor de verificatie worden via de leges in gelijke delen verdeeld over het Rijk, de provincies en de initiatiefnemers van PAS-meldingen. Ook zal een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de provincies worden gevraagd om de inhoud van de regeling te toetsen op uitvoerbaarheid.
Gemeentebesturen kunnen, indien er sprake is van depositieruimte die niet gebruikt zal worden voor MIRT-projecten en woningbouwprojecten een verzoek indienen bij de betreffende provincie(s) om ruimte te reserveren voor gevolgen vanuit clusters van woningbouwprojecten. Dit verzoek gaat gepaard met een recente AERIUS berekening betreffende het cluster. Het is niet uitgesloten dat een gemeente(bestuur) deze berekening doordelegeert naar een private partner. Voor iedere reservering in het stikstofregistratiesysteem zal na actualisatie van AERIUS Calculator een nieuwe AERIUS berekening gemaakt moeten worden.
In paragraaf 4 is uiteengezet waarom het van belang is dat AERIUS Calculator 2021 verplicht wordt gebruikt. De bevoegde gezagen die deze regeling uitvoeren zijn op de hoogte van de wijziging en de gevolgen daarvan.
10.3 Regeldruk
Verificatie en aanvraagvereisten PAS-meldingen
Als gevolg van de PAS-uitspraak is het voor initiatiefnemers nodig om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor de op grond van het PAS gemelde activiteit aan te vragen. Deze regeling bevat de uitvoeringstechnische regels om PAS-meldingen middels het beschreven verificatieproces en het stikstofregistratiesysteem te legaliseren. De lasten voor burgers en bedrijven als gevolg van de aanvraag alsmede de kosten voor eventuele hernieuwde onderzoekslasten als gevolg daarvan staan hier in feite los van. Deze wijzigingsregeling als zodanig heeft dan ook geen gevolgen voor de lasten van burgers en bedrijven.
In overleg met de verschillende sectororganisaties zijn wel afspraken gemaakt over de vergoeding van kosten, zoals hierna wordt toegelicht.
Om de PAS-meldingen te kunnen legaliseren middels een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning, is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag beschikt over de juiste en meest actuele gegevens zoals ook in paragraaf 2.2 is vermeld. Ondanks dat in de oorspronkelijke melding de gegevens al zijn aangeleverd, kan er niet vanuit worden gegaan dat die gegevens in alle gevallen nog actueel en juist zijn. Daarom zijn initiatiefnemers gevraagd om ten behoeve van de verificatie hun gegevens opnieuw en geactualiseerd aan te leveren. Daarnaast worden aanvullende gegevens gevraagd, waaronder de referentiesituatie en eventueel eerder verkregen vergunningen. Het aanleveren gebeurt geüniformeerd met het formulier dat RVO beschikbaar stelt. Met het formulier en de begeleidende uitleg is het voor initiatiefnemers duidelijk welke informatie aangeleverd moet worden. Door heldere communicatie wordt de gevraagde tijdsinspanning van de initiatiefnemers geminimaliseerd.
Aangezien deze gegevens ook bij het indienen van de oorspronkelijke melding veelal zijn aangeleverd, is er in grote mate sprake van dubbele inzet voor het aanleveren van één set gegevens. In veel gevallen is het voor initiatiefnemers ook nodig hier kosten voor te maken. Rijk en provincies achten het niet wenselijk dat deze inspanning en/of kosten twee maal gemaakt moeten worden. Daarom is besloten de initiatiefnemers tegemoet te komen in deze veelal dubbele kosten. De tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag van € 1.600. De praktijkervaring leert dat dit het bedrag is dat adviesbureaus gemiddeld factureren voor een dergelijke opdracht.
Deze tegemoetkoming is aan de orde voor iedere initiatiefnemer van een melding die nogmaals verzocht is om gegevens aan te leveren en dat ook daadwerkelijk doet. Dit is ongeacht of ten behoeve van het legaliseren van de melding stikstofruimte nodig is. De inschatting is dat voor circa 3.000 meldingen gegevens worden ingediend. De totale kosten voor de overheid zijn daarmee € 4,8 mln.
Deze stappen leiden ertoe dat de initiatiefnemers van de meldingen op een passende manier de gegevens voor de verificatie van hun melding en het aanvragen van een vergunning kunnen aanleveren. De betreffende regeling ten behoeve van de tegemoetkoming in kosten zal in beleidsregels worden vastgelegd.
Zoals in paragraaf 5 is aangegeven kan de stikstofdepositieruimte die als gevolg van de Srv ontstaat worden opgenomen in het stikstofregistratiesysteem en beschikbaar komen voor het uitvoeren van de activiteiten. Steeds na toevoeging van depositieruimte (uit Srv) aan het stikstofregistratiesysteem wordt een nieuwe versie van AERIUS Register vastgesteld op basis van een effectbeoordeling van de maatregel die zodanig is dat daarop in een passende beoordeling op grond van artikel 2.8, eerste lid, Wnb kan worden teruggegrepen. Deze effectbeoordeling van de maatregel en de passende beoordeling voor de PAS-meldingen als het gaat om het aspect stikstof van de betreffende projecten wordt door het Rijk verzorgd. Zodoende worden de initiatiefnemers hierbij ontlast.
Clusters van woningbouwprojecten
In de versie van AERIUS Register zoals die is gebruikt tot inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is het al mogelijk om een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning te doen voor een woningbouwproject. Die aanvraag gaat vergezeld van een recente AERIUS berekening. Dezelfde systematiek wordt gevolgd bij een reservering van een cluster van samenhangende woningbouwprojecten. Verzoeker hiervoor is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het cluster wordt gerealiseerd, die gedeputeerde staten vraagt om die reservering te doen. Deze reservering wordt later omgezet wordt in aanvragen voor afzonderlijke woningbouwprojecten door initiatiefnemers. Daarmee wordt de reservering voor het cluster van ruimtelijk samenhangende woningbouw projecten beëindigd en wordt de gereserveerde ruimte ingezet voor de genoemde aanvragen. Deze regeling draagt bij aan het mogelijk maken van meer woningbouwprojecten. Behalve eventuele kosten als gevolg van de daarmee gepaard gaande vergunningaanvraag (kosten die de initiatiefnemers toch al moeten maken) en eventuele kosten als gevolg van een nieuwe berekening als gevolg van een eventuele nieuwe AERIUS-berekening als gevolg van een actualisatie van AERIUS Calculator of AERIUS Register – als gevolg van een actualisatie tbv de reservering- leidt deze regeling niet tot extra lasten voor burgers en bedrijven.
AERIUS Calculator
AERIUS Calculator wordt actueel gehouden door daar periodiek nieuwe inzichten in te verwerken. Daartoe worden jaarlijks de parameters geactualiseerd, om te zorgen dat de rekenresultaten actueel en zo doelgeschikt mogelijk zijn. Naarmate langer gebruikt wordt gemaakt van een model dat minder geavanceerd of nauwkeurig is, kan de impact op de toch al overbelaste gebieden groter zijn. Gelet op de belangen die daarmee gemoeid zijn, zowel uit oogpunt van natuurbescherming als bezien vanuit economische overwegingen is dat ongewenst. Voor initiatiefnemers betekent dit dat bij de nieuwe aanvraag om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie verplicht gebruik moet worden gemaakt van de voorgeschreven versie van het rekeninstrument AERIUS Calculator (beschikbaar op www.aerius.nl). Lopende aanvragen zullen wel moeten worden aangepast aan de nieuw voorgeschreven versie als deze niet afgerond zijn voor actualisatie. In deze situatie moeten de berekeningen opnieuw gemaakt worden met de nieuw voorgeschreven Calculatorversie door de initiatiefnemer.
10.4 MKB-toets (gevolgen voor bedrijfsleven)
Voor dossiers met substantiële gevolgen moet een MKB-toets worden uitgevoerd.27 Daarom heeft het kabinet bekeken of verwacht kan worden dat er (mogelijk) substantiële regeldrukeffecten voor het MKB zullen optreden als gevolg van deze regeling. Dat is in beperkte mate het geval. Het is voor PAS-melders nodig om de benodigde gegevens aan te leveren bij het bevoegd gezag waardoor een Natura 2000-vergunning voor wat betreft het aspect stikstof verleend kan worden. Voor een beschrijving van de wijze waarop dat gebeurt en hoe de overheid de betreffende bedrijven tegemoetkomt, wordt verwezen naar paragraaf 10.3.
Een bestuurlijk verzoek om over te gaan tot een reservering voor een cluster van samenhangende woningbouwprojecten vindt in principe plaats door een gemeente. Het is niet uit te sluiten dat een gemeente delen van het voorwerk uitbesteedt aan een private partner.
De actualisatie van AERIUS Calculator vindt jaarlijks plaats om te zorgen dat berekeningen, bijvoorbeeld voor een vergunningsaanvraag door een initiatiefnemer, gebaseerd zijn op de meest actuele stand van zaken van kennis. Bevoegd gezag geeft kennis aan de initiatiefnemer wanneer de afhandeling van een vergunningaanvraag plaatsvindt tijdens de periode van verandering van de AERIUS-versie. Initiatiefnemer kan dan bepalen of deze de gevraagde AERIUS-berekening tijdens de aanvraagperiode wil vernieuwen, of de aanvraag later indient.
10.5 Uitvoerbaarheidstoets
[PM bespreking na ontvangst reacties]
10.6 Invoeringstoets
In overeenstemming met de kabinetsreactie op het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag zal de nieuwe regelgeving die wordt ingevoerd met de Wsn, de Bsn en deze wijzigingsregeling een jaar na haar inwerkingtreding worden getoetst («invoeringstoets»). Hoofdvragen van die toets worden: werkt dit inderdaad zoals we bedoeld hadden? Wat is de kwaliteit van de uitvoering? En zijn er misschien knelpunten of nieuwe inzichten waar we aan de voorkant niet aan gedacht hadden? Hierbij zullen onder meer ook de gevolgen van de uitkomsten van de toets op de uitvoerbaarheid worden betrokken.
11 Consultatie
11.1 Algemeen
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).
[PM bespreking reactie na ontvangst advies]
Een concept van deze regeling heeft opengestaan voor consultatie op www.internetconsultatie.nl/PM.
11.2 Reacties per thema
[PM bespreking reacties per thema, in te vullen na (internet)consultatie]
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (wijziging Regeling natuurbescherming)
Onderdeel A (wijziging artikel 1.1: begripsomschrijvingen)
Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.8b kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die daarvoor nu beschikbaar wordt gesteld in AERIUS Register versie 2021. Zie de toelichting bij dat artikel.
Een woningbouwcluster bestaat uit meerdere ruimtelijk met elkaar samenhangende woningbouwprojecten die depositieruimte behoeven op een zelfde set hexagonen, zie paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.
Ter bevordering van de leesbaarheid van paragraaf 2.1.2 is aan tracébesluit een verwijzing toegevoegd naar (de zeven snelwegprojecten van) artikel 2.2, onderdeel b.
Onderdeel B (wijziging artikel 2.1: nieuwe versie AERIUS Calculator)
In het gewijzigde eerste lid van artikel 2.1 wordt AERIUS Calculator versie 2021 verplicht voorgeschreven als rekeninstrument voor de berekening van de door projecten veroorzaakte stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. In paragraaf 6 van het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet welke wijzigingen in die versie zijn aangebracht, en dat aan de actualisatie op passende wijze bekendheid is gegeven voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.
Onderdeel C (wijziging artikel 2.2: toevoeging gemelde PAS-projecten aan doelprojecten)
Deze wijziging voegt woningbouwclusters en PAS-meldingen toe aan de projecten die een beroep kunnen doen op het stikstofregistratiesysteem. Woningbouwclusters kunnen alleen een beroep doen op het stikstofregistratiesysteem voor zover het gaat om de reservering van depositieruimte. Die reservering vervalt zodra gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, zie het nieuwe artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, en het nieuwe artikel 2.10, tweede lid, onderdeel a.
Onderdeel D (wijziging artikel 2.3: nieuwe versie AERIUS Register en mogelijkheid tot vaststelling nieuwe versie bij ministerieel besluit)
In artikel 1.1 is «register» gedefinieerd als «stikstofdepositieregister, bedoeld in artikel 2.3, beschikbaar op www.aerius.nl». Die verwijzing doelt op de webapplicatie AERIUS Register. Die naam wordt met deze wijziging toegevoegd aan het eerste lid van artikel 2.3, mede vanwege de vaststelling van de versie van die applicatie in het gewijzigde tweede lid. Er is van afgezien om in artikel 1.1 de term register te vervangen door AERIUS Register, ook al geeft artikel 1.1 wél definities van AERIUS Calculator en (sinds de inwerkingtreding van artikel I van de wijzigingsregeling «stikstofreductie en natuurverbetering») AERIUS Monitor. Die vervanging zou ertoe leiden dat in paragraaf 2.1.2 de term register telkens wordt vervangen door AERIUS Register, wat de leesbaarheid niet ten goede zou komen.
Het tweede lid schrijft het gebruik voor van AERIUS Register versie 2021. In die versie is toepassing gegeven aan het eerste en tweede lid van het nieuwe artikel 2.4a. Die leden schrijven voor dat beschikbare depositieruimte, in het register wordt geoormerkt voor de verschillende soorten doelprojecten van artikel 2.2. Een compartimentering is dus aangebracht in versie 2021.
Het derde lid van artikel 2.4a biedt de mogelijkheid om bij ministerieel besluit af te wijken van het eerste lid, en daarmee soms ook van het tweede lid (zie de toelichting bij artikel 2.4a). Een dergelijk besluit houdt een wijziging in van het register, en vereist dus ook de vaststelling van een nieuwe versie, zoals het vierde lid van artikel 2.4a ook voorschrijft. Die vaststelling vereist echter geen nieuwe wijziging van de Rnb. Zo’n ministerieel besluit moet op grond van artikel 5, onderdeel f, van de Bekendmakingswet (zoals gewijzigd op 1 juli 2021) worden gepubliceerd in de Staatscourant. De derde zin van artikel 2.3, tweede lid, Rnb schrijft in dat geval het gebruik voor van die versie van AERIUS Register, in plaats dus van versie 2021.
Onderdeel E (nieuw artikel 2.4a: compartimentering depositieruimte voor doelprojecten)
In AERIUS Register versie 2021 is toepassing gegeven aan het eerste en tweede lid.
Het eerste lid verplicht niet om in een compartiment daadwerkelijk depositieruimte beschikbaar te stellen; of dat gebeurt, is afhankelijk van het soort ruimte dat in het register beschikbaar komt en van de verwachte behoefte per doelproject.
Tweede lid: de depositieruimte in AERIUS Register versie 2021 die is verkregen door de snelheidsverlaging en de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen is in beginsel alleen beschikbaar voor woningbouwprojecten en tracébesluiten. Bij het ministeriële besluit van het derde lid kan daarvan worden afgeweken, zie hierna.
Bij het ministeriële besluit van het derde lid kan worden afgeweken van de compartimentering in AERIUS Register versie 2021:
– het derde lid, onder a, onder 1°, biedt de mogelijkheid om – in afwijking van het eerste lid, onder a, en het tweede lid – depositieruimte die beschikbaar is voor woningbouwprojecten en tracébesluiten, in plaats daarvan beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters en/of PAS-meldingen;
– het derde lid, onder a, onder 2°, biedt de mogelijkheid om – in afwijking van het eerste lid, onder b of c – depositieruimte die beschikbaar is voor woningbouwclusters of PAS-meldingen, in plaats daarvan beschikbaar te stellen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten;
– het derde lid, onder b, biedt de mogelijkheid om – in afwijking van de hoofdregel van het tweede lid – depositieruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen ook beschikbaar te stellen voor woningbouwclusters. Deze mogelijkheid bestaat niet voor PAS-meldingen: voor die activiteiten is doorgaans permanente depositieruimte nodig, terwijl de ruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging geleidelijk afneemt doordat voertuigmotoren sowieso al schoner worden.
Een ministerieel besluit op grond van het derde lid houdt een wijziging in van het register, en vereist dus ook de vaststelling van een nieuwe versie. De derde zin van artikel 2.3, tweede lid, schrijft in dat geval het gebruik voor van die versie van AERIUS Register, in plaats dus van versie 2021.
Onderdeel F (wijziging artikel 2.5: verkorte aanduiding tracébesluiten)
Dit is een niet-inhoudelijke wijziging die samenhangt met de wijziging van de definitie van «tracébesluit» in artikel 1.1 Rnb.
Onderdeel G (wijziging artikel 2.6: precisering en verruiming)
De toevoeging aan het tweede lid «bij vaststelling van de betrokken versie van het register» is overgenomen van artikel 8.74e, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Deze precisering sluit aan bij de wijziging van artikel 2.3, tweede lid.
In het tweede lid is de verwijzing naar de artikelen 2.8 en 2.9 aangepast vanwege de nieuwe artikelen 2.8a-2.8d.
Het derde lid is aangepast vanwege de mogelijkheid om depositieruimte te reserveren voor een woningbouwcluster. Zo’n cluster bestaat uit meerdere woningbouwprojecten.
De vervanging van «is gelijk aan» door «is niet groter dan» brengt tot uitdrukking dat er ook minder kan worden toegedeeld dan de hoogste depositie die een activiteit kan veroorzaken, bijvoorbeeld als het project op een andere manier de restopgave oplost (ecologische onderbouwing, projectspecifieke mitigerende maatregel, compenserende maatregel in het kader van de zogenoemde ADC-toets van artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn).
Onderdeel H (wijziging artikel 2.7: toevoeging woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten)
Dit artikel is aangepast vanwege het openstellen van het stikstofregistratiesysteem voor woningbouwclusters en PAS-meldingen. Het nieuwe derde en vierde lid regelen dat een reservering van depositieruimte voor een woningbouwcluster (zie het nieuwe artikel 2.8a) vervalt als:
a. gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, dan wel
b. na afloop van de maximale looptijd van de reservering voor het cluster.
Die looptijd is twee jaar en kan door gedeputeerde staten (op verzoek of uit zichzelf) eenmaal worden verlengd met maximaal een jaar.
Onderdeel I (schrappen van artikel 2.8, derde lid: uitgewerkte bepaling over gemeenten met woondeal)
Het derde lid bevatte een tijdelijke regeling voor woningbouwprojecten in de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij de regeling, de gemeenten met een zogenoemde woondeal. Die regeling gold in de eerste zes weken na de inwerkingtreding van artikel 2.8 op 24 maart 2020. Het derde lid is dus uitgewerkt en kan worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor bijlage 1, zie artikel I, onderdeel N.
Onderdeel J (nieuwe artikelen 2.8a-2.8d: reservering depositieruimte voor woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten)
Artikel 2.8a (reservering depositieruimte voor woningbouwclusters)
Ter uitvoering van de motie-Futselaar28 wordt het reserveren van depositieruimte ook mogelijk ten behoeve van woningbouwclusters. Gedurende de reservering (die een looptijd heeft van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd met maximaal een jaar, zie het nieuwe derde lid, onder b, en vierde lid van artikel 2.7) kunnen de ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten ieder voor zich uitgewerkt worden en kan de gereserveerde ruimte beschikbaar komen voor reservering voor de individuele projecten. Hiermee wordt geborgd dat de gereserveerde depositieruimte daadwerkelijk ten goede komt aan woningbouwprojecten. De reservering voor het cluster vervalt als gedeputeerde staten tijdig (binnen haar looptijd) depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, zie artikel 2.7, derde lid, onder a.
Om een reservering voor een cluster kan worden verzocht door burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente. Zij voegen bij het verzoek een berekening waaruit blijkt dat in AERIUS Register voldoende depositieruimte beschikbaar is. Dat vereiste zorgt ervoor dat het verzoek voldoende concreet is.
Bij concurrerende verzoeken binnen een provincie beslissen gedeputeerde staten op volgorde van de ontvangst van de verzoeken. In geval van concurrerende verzoeken tussen gemeenten in meerdere provincies is beslissend het moment waarop het betrokken college van gedeputeerde staten de reservering in AERIUS Register doorvoert.
Met artikel 2.8a worden de reserveringsmogelijkheden voor woningbouw verruimd. Dit lost niet de volledige problematiek rond bestemmingsplanwijziging voor woningbouw op dit moment op. In het algemeen deel van de toelichting is uiteengezet dat in verband met de schaarste aan depositieruimte, het niet gerechtvaardigd is om deze ruimte nu al beschikbaar te stellen voor bestemmingsplannen, omdat de ruimte die hiervoor nodig is ten koste gaat van vergunningverlening en toestemmingen voor concrete projecten.
Artikel 2.8b (voorwaarden reservering depositieruimte voor gemelde PAS-projecten)
Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan alle voorwaarden van artikel 2.8b kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die daarvoor nu beschikbaar wordt gesteld in AERIUS Register versie 2021.
Het is aan de initiatiefnemer om te bewijzen (of voldoende aannemelijk te maken) dat hij aan alle voorwaarden voldoet. Bij onderdeel c, onder 2°, moet het bijvoorbeeld gaan om zichtbare stappen, bij onderdeel c, onder 3°, om aantoonbare investeringsverplichtingen.
Bespreking van de afzonderlijke onderdelen van artikel 2.8b:
a. Onderdeel a beoogt om de legalisatie te beperken tot de projecten die tijdens het PAS onder de meldingsplicht vielen.
b. Onderdeel b beperkt de legalisatie tot de projecten die tijdens het PAS zijn gemeld.
c. Onderdeel c:
– de melding moet gaan over een activiteit die tijdens de geldigheid van het PAS is begonnen of uitgebreid, dus van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019. Op die laatste datum is het PAS door de bestuursrechter gedeeltelijk onverbindend verklaard.
– subonderdeel 1°: als de melding gaat over een uitbreiding van een veehouderij, dan hoeven de nieuw gebouwde stallen dus alleen te zijn gebouwd en hoeven zij niet in gebruik te zijn genomen.
d. Onderdeel d:
– «toereikende» beoogt om melders met een interim-situatie (zie ook onderdeel e) met een «onvolwaardige» Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning te kunnen legaliseren.
– «onherroepelijke» beoogt om gemelde projecten te kunnen legaliseren waarvoor een toereikende maar nog niet onherroepelijke vergunning is verleend.
e. Onderdeel e geldt alleen voor melders met een interim-situatie. Zij komen (als ze voldoen aan de andere voorwaarden van artikel 2.8b) in aanmerking voor legalisatie als zij ten tijde van de melding een totaal projecteffect (interim-situatie + melding) hadden van maximaal de destijds voor het betrokken Natura 2000-gebied geldende grenswaarde voor de meldingsplicht (1 mol of 0,05 mol per hectare per jaar).
f. Onderdeel f: de berekende beoogde situatie moet in grote lijnen overeenkomen met de feitelijke situatie, maar er zijn beperkte aanpassingen mogelijk. Als het te legaliseren project substantieel afwijkt van het gemelde project maar het daardoor niet méér stikstofdepositie veroorzaakt op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden, dan is legalisatie mogelijk als de gewijzigde situatie bewezen tot minder stikstofdepositie leidt op alle hexagonen in Natura 2000-gebieden, in vergelijking tot de gedane melding. In dat geval geldt de voorwaarde onder c (tijdens het PAS gerealiseerd of begonnen) voor het te legaliseren project.
g. Onderdeel g beperkt de legalisatie tot activiteiten die nog worden verricht.
Deze voorwaarden zijn nader uitgewerkt in het document dat te vinden is op de website van BIJ12: https://www.bij12.nl/onderwerpen/stikstof-en-natura2000/vergunningen-en-toestemmingsbesluiten/omzetten-pas-melding/.
Artikel 2.8c (verdeling van depositieruimte over gemelde PAS-projecten)
Dit artikel is toegelicht in paragraaf 2.3 van het algemeen deel («Verdelen van ruimte en prioritering meldingen onderling») en in de bijlage bij deze toelichting. Het verdelen van de ruimte volgens artikel 2.8c vindt plaats na de in artikel 2.8b bedoelde «verificatie». Na de toepassing van artikel 2.8c worden de initiatiefnemers die een beroep op de ruimte kunnen doen, door het bevoegd gezag uitgenodigd om een aanvraag in te dienen om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning.
Artikel 2.8d (reservering depositieruimte voor gemelde PAS-projecten na verdeling depositieruimte en ontvangst aanvraag)
Dit artikel regelt dat het bevoegd gezag alleen depositieruimte kan reserveren voor een gemeld PAS-project dat valt binnen de verdeling van artikel 2.8c, na de ontvangst van de aanvraag voor de Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning.
Onderdeel K (wijziging artikel 2.9: verkorte aanduiding tracébesluiten)
Dit zijn niet-inhoudelijke wijzigingen die samenhangen met de wijziging van de definitie van «tracébesluit» in artikel 1.1 Rnb.
Onderdeel L (wijziging artikel 2.10: toevoeging woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten)
Deze wijziging voegt woningbouwclusters en gemelde PAS-projecten toe aan de bepaling over het doorvoeren van mutaties in het stikstofregistratiesysteem. Voor een goed functioneren van het systeem is het van belang dat de mutaties ten aanzien van de daarin beschikbare depositieruimte tijdig en adequaat worden doorgevoerd. Dat geldt ook voor reserveringen van depositieruimte voor woningbouwclusters (tweede lid) en voor reserveringen en toedelingen voor PAS-meldingen (vierde lid). De mutaties worden in het eerste geval geregistreerd door gedeputeerde staten: zij zijn bevoegd om depositieruimte te reserveren voor woningbouwclusters. Mutaties voor PAS-meldingen worden geregistreerd door het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning. Meestal zijn dat gedeputeerde staten, soms is dat een Minister.
Het huidige eerste lid en het huidige (vernummerde) derde lid schrijven voor woningbouwprojecten en tracébesluiten het bijschrijven in het register voor van depositieruimte die is vrijgevallen vanwege de afronding van de bouw- en aanlegfase waarvoor depositieruimte is toegedeeld. Die bepalingen verliezen hun betekenis voor nieuwe projecten met de inwerkingtreding op 1 juli 2021 van de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor bouw-, sloop- en aanlegactiviteiten (zie artikel 2.9a Wnb en artikel 2.5 Bnb), omdat voor die projecten geen depositieruimte meer zal worden toegedeeld voor de realisatiefase van projecten.
Onderdeel M (schrappen artikel 7.13: oud overgangsrecht)
Het geschrapte artikel 7.13 bevatte achterhaald overgangsrecht.
Onderdeel N (schrappen bijlage I: lijst van gemeenten met woondeal)
Deze wijziging hangt samen met het schrappen van het uitgewerkte derde lid van artikel 2.8.
Artikel II (wijziging Omgevingsregeling)
Onderdeel A (nieuw hoofdstuk 17a: noodregeling stikstof Natura 2000)
Het stikstofregistratiesysteem (SSRS) wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet grotendeels geregeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), een algemene maatregel van bestuur onder de Omgevingswet. Het SSRS wordt in het Bkl aangeduid als register stikstofdepositieruimte. Het Bkl biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling (doel)projecten en bronmaatregelen toe te voegen aan het SSRS (zie respectievelijk artikel 8.74e, derde lid, onder c, en artikel 11.70, eerste lid, onder c, Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet), maar dat biedt onvoldoende soelaas om het SSRS open te stellen voor clusters van ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten («woningbouwclusters») en voor PAS-meldingen, onder meer vanwege de wens om te regelen dat reserveringen voor woningbouwclusters van rechtswege vervallen na uiterlijk drie jaar en om te regelen dat depositieruimte alleen kan worden toegedeeld aan PAS-meldingen als die ruimte niet nodig is voor woningbouwprojecten of MIRT-projecten. Dat betekent dat het Bkl moet worden gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen die artikel I van deze regeling aanbrengt in de Rnb. Gezien de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Bkl op 1 juli 2022 lijkt er op dit moment (juni-juli 2021) nog voldoende tijd om het Bkl aan te passen voordat de Omgevingswet in werking treedt. Het is de bedoeling om een begin te maken met die Bkl-wijziging nadat de onderhavige wijzigingsregeling in consultatie is geweest en is aangepast naar aanleiding van de consultatiereacties.
«Als een voorziening onmiddellijk nodig is» biedt artikel 23.6b, eerste lid, van de Omgevingswet de mogelijkheid om het hele SSRS tijdelijk te regelen bij ministeriële regeling, dus in de Omgevingsregeling. Die bepaling wordt in artikel II toegepast, door de inhoud van de artikelen 8.74e en 11.70–11.72 Bkl op te nemen in een nieuw hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling, aangevuld met de wijzigingen overeenkomstig artikel I van de onderhavige wijzigingsregeling. Met het oog op de toegankelijkheid van de regels is ervoor gekozen om de gewijzigde SSRS-regels integraal op te nemen in het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling, in plaats van alleen de wijzigingen. In samenhang daarmee zullen de SSRS-regels in het Bkl buiten werking worden gelaten totdat het Bkl dienovereenkomstig is aangepast. Als het Bkl is aangepast voordat de Omgevingswet in werking treedt, dan kan artikel II buiten werking blijven.
Het opschrift van hoofdstuk 17a is ontleend aan het opschrift van artikel 23.6b Omgevingswet.
Artikel 17a.1 (begripsbepalingen)
Alleen een gemelde PAS-activiteit die voldoet aan de voorwaarden van artikel 17a.8 kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die is verkregen door de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen en die beschikbaar wordt gesteld in AERIUS Register versie 2021. Zie de toelichting bij artikel 17a.8.
tracébesluit: voor de meeste van de in artikel 17a.2, vierde lid, onder b, genoemde snelwegprojecten worden geen projectbesluiten vastgesteld op grond van afdeling 5.2 van de Omgevingswet, maar zijn of worden – met toepassing van het overgangsrecht van paragraaf 4.3.9 van de Invoeringswet Omgevingswet – nog tracébesluiten vastgesteld op grond van artikel 9 van de Tracéwet. Die tracébesluiten worden projectbesluiten nadat zij onherroepelijk zijn geworden. De term tracébesluit in hoofdstuk 17a doelt op beide soorten besluiten.
Een woningbouwcluster bestaat uit meerdere ruimtelijk met elkaar samenhangende woningbouwprojecten die depositieruimte behoeven op een zelfde set hexagonen, zie paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 17a.2 (specifieke beoordelingsregels bij gebruikmaking register stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 8.74e Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is de verwijzing naar «het register stikstofdepositieruimte, bedoeld in artikel 11.71» vervangen door een bepaling die inhoudelijk gelijk is aan de wijziging van artikel 2.3, tweede lid, Rnb. Zie de toelichting bij die wijziging.
Voor de duidelijkheid is de laatste zin van het eerste lid van artikel 8.74e Bkl, in artikel 17a.2 ondergebracht in een apart tweede lid.
In het derde lid is «is gelijk aan» (artikel 8.74e, tweede lid, Bkl) vervangen door «is niet groter dan», om tot uitdrukking te brengen dat er ook minder kan worden toegedeeld dan de hoogste depositie die een activiteit kan veroorzaken. Zie de toelichting bij dezelfde wijziging in artikel 2.6, derde lid, Rnb.
In het vierde lid, onder b, is «projectbesluiten» (artikel 8.74e, derde lid, Bkl) vervangen door «tracébesluiten». Zie de toelichting bij artikel 17a.1.
De mogelijkheid om bij ministeriële regeling, dus in de Omgevingsregeling, categorieën van activiteiten toe te voegen aan de opsomming van activiteiten waarvoor een beroep kan worden gedaan op depositieruimte in het register (artikel 8.74e, derde lid, onder c, Bkl) is vervangen door de categorie gemelde PAS-activiteiten. Als het nodig is om nog tijdens de looptijd van hoofdstuk 17a29 een categorie van activiteiten toe te voegen, dan kan dat immers met een nieuwe wijziging van de Omgevingsregeling.
Woningbouwclusters ontbreken in deze opsomming, omdat het hier gaat om de Natura 2000-activiteiten waarvoor – met gebruikmaking van de ruimte die is opgenomen in het register – een omgevingsvergunning kan worden verleend. Voor een woningbouwcluster kan weliswaar depositieruimte worden gereserveerd, maar toedeling van ruimte kan alleen aan de individuele projecten in dat cluster (en vindt dan plaats in de omgevingsvergunningen voor de Natura 2000-activiteit).
In het vijfde lid, onder a, is geschrapt de voorwaarde dat de depositieruimte alleen wordt toegedeeld voor zover zij eerder is gereserveerd voor de Natura 2000-activiteit (artikel 8.74e, vierde lid, onder a, Bkl). Door deze wijziging wordt het mogelijk om depositieruimte te reserveren voor een woningbouwcluster.
In het vijfde en zesde lid zijn de verwijzingen naar het «register stikstofdepositieruimte» en «het register» (artikel 8.74e, vierde en vijfde lid, Bkl) vervangen door verwijzingen naar AERIUS Register.
Artikel 17a.3 (registratie stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.70 Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is geschrapt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling, dus in de Omgevingsregeling, maatregelen toe te voegen aan de opsomming van bronmaatregelen die kunnen zorgen voor depositieruimte die kan worden opgenomen in het register (artikel 11.70, eerste lid, onder c, Bkl). Als het nodig is om nog tijdens de looptijd van hoofdstuk 17a30 zo’n maatregel toe te voegen, dan kan dat immers met een nieuwe wijziging van de Omgevingsregeling.
Het tweede lid regelt, in samenhang met artikel 17a.4, vierde lid («Het register wordt voortdurend geactualiseerd»), het terstond doorvoeren van mutaties in het register (zie het huidige artikel 2.10 Rnb). In de aanhef van het tweede lid is «Het bevoegd gezag dat met toepassing van artikel 8.74e beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning» (artikel 11.70, tweede lid, Bkl) vervangen door «Het bestuursorgaan dat bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen». Het gaat immers niet alleen om mutaties bij de toedeling van depositieruimte in de omgevingsvergunning, maar ook al daarvóór (zoals het registreren van een reservering en van een wijziging daarvan) en daarna (zoals het omzetten van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte na de vernietiging van een omgevingsvergunning).
De aanhef van het tweede lid is aangevuld met het bevoegd gezag voor het reserveren van depositieruimte voor een woningbouwcluster (gedeputeerde staten).
Onderdeel a van het tweede lid dient mede als equivalent van artikel 2.10, tweede lid, onder a, Rnb nieuw: «Voor woningbouwclusters dragen gedeputeerde staten terstond zorg voor: a. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als zij depositieruimte hebben gereserveerd voor de woningbouwprojecten in dat cluster».
Onderdeel c is aangepast vanwege het vervallen van een reservering voor een woningbouwcluster op grond van artikel 17a.7, vierde lid.
Artikel 17a.4 (register stikstofdepositieruimte)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.71 Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt een bespreking van de verschillen.
In het eerste lid is verduidelijkt dat AERIUS Register het hier bedoelde register is.
Het vijfde lid bepaalt – in navolging van artikel 2.3, vijfde lid, Rnb – dat de Minister van LNV in het register maximaal 70% van de vermindering van stikstofdepositie door een bronmaatregel, als stikstofdepositieruimte in het register opneemt. Dat betekent dat minimaal 30% van de reductie ten goede komt van de natuur. Voor depositieruimte die bestemd is voor de legalisatie van PAS-meldingen en van onder het PAS meldingsvrije activiteiten biedt artikel 11.71, vijfde lid, Bkl de mogelijkheid om de door de bronmaatregel bereikte reductie volledig in het register op te nemen. Besloten is om van die mogelijkheid geen gebruik te maken in de Rnb of in het tijdelijke hoofdstuk 17a (zie ook voetnoot 26). In het vijfde lid van artikel 17a.4 ontbreekt daarom de tweede zin van artikel 11.71, vijfde lid, Bkl.
Artikel 17a.5 (compartimentering stikstofdepositieruimte voor doelprojecten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.4a Rnb, zie de toelichting daarbij.
Artikel 17a.6 (registratie reserveringen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten)
Dit artikel is voor een groot deel gelijk aan artikel 11.72 Bkl zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet. Hier volgt een bespreking van de verschillen.
De reikwijdte van het eerste lid is beperkt tot woningbouwprojecten. Voor tracébesluiten gelden immers het tweede en derde lid, voor woningbouwclusters geldt het nieuwe artikel 17a.7 en voor PAS-meldingen gelden de nieuwe artikelen 17a.8–17a.10.
In het derde lid is de verwijzing naar artikel 2.2 van de Omgevingswet beperkt tot het hier relevante eerste lid: «Een bestuursorgaan houdt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet rekening met de taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen en stemt zonodig met deze andere bestuursorganen af.»
Artikel 17a.7 (registratie reserveringen voor woningbouwclusters)
Het eerste en tweede lid zijn inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8a Rnb, het derde en vierde lid aan het nieuwe derde en vierde lid van artikel 2.7 Rnb, zie de toelichting bij die onderdelen van artikel I.
Artikel 17a.8 (voorwaarden registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8b Rnb, zie de toelichting daarbij.
Artikel 17a.9 (verdeling van stikstofdepositieruimte over gemelde PAS-activiteiten)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8c Rnb, zie de toelichting daarbij.
Artikel 17a.10 (registratie reserveringen voor gemelde PAS-activiteiten na verdeling stikstofdepositieruimte en ontvangst aanvraag)
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan het nieuwe artikel 2.8d Rnb, zie de toelichting daarbij.
Onderdeel B (wijziging bijlage I: toevoeging begripsbepaling AERIUS Register)
Deze wijziging voegt aan de bijlage met begripsbepalingen een omschrijving toe van de webapplicatie AERIUS Register, vanwege het gebruik van die naam in hoofdstuk 17a.
Onderdeel C (wijziging bijlage II: nieuwe versie AERIUS Calculator)
Het gebruik van AERIUS Calculator wordt geregeld in de artikelen 4.15, 6.15 en 7.197h van de Omgevingsregeling. Deze wijziging van bijlage II schrijft versie 2021 voor. Zie paragraaf 6 van het algemeen deel.
Artikel III (inwerkingtreding)
Er wordt naar gestreefd om artikel I (wijziging Rnb) in werking te laten treden op 1 oktober 2021. De inwerkingtreding van artikel II zal worden geregeld in het besluit dat voorziet in de inwerkingtreding van onder meer de Omgevingsregeling en de Aanvullingsregeling natuur Omgevingswet. Het is de bedoeling om artikel II in werking te laten treden op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Dat artikel regelt de intrekking van de Wnb en zal in werking treden zodra de Omgevingswet in werking treedt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Stap 1: Beschikbare stikstofdepositieruimte
– De stikstofdepositieruimte om PAS-meldingen te legaliseren ontstaat door het nemen van bronmaatregelen, zoals het opkopen van boerderijen. Het depositiepatroon van de betreffende boerderij is relevant, aangezien de voor stikstofdepositie benodigde ruimte van de meldingen daarin moet passen.
– In figuur 1 is een depositiepatroon zichtbaar met daarbij de locaties van de boerderij waar sprake is van veel stikstofdepositie. Ook blijkt hieruit dat hoe verder van de boerderij weg, hoe kleiner de depositie is.
Figuur 1: Depositiepatroon van opgekochte boerderij
Stap 2: Beschikbare PAS-meldingen
– Meldingen kunnen pas worden gelegaliseerd als precies bekend is hoe hun depositiepatroon eruit ziet (verificatie).
– In het nevenstaande voorbeeld zijn 9 hypothetische meldingen A t/m I weergegeven.
– Bij de oranje meldingen is sprake van een handhavingsverzoek. Bij de groene meldingen is dat niet het geval.
– In elke melding staat de locatie van de boerderij weergegeven. Voor het overzicht zijn de locaties ook in het depositiepatroon van de opgekochte boerderij weergegeven.
– Het depositiepatroon van elke melding is anders, aangezien alle meldingen eigen kenmerken hebben en op een andere locatie staan.
Figuur 2: Beschikbare meldingen
Stap 3: Meldingen met handhavingsverzoeken
– Bij de legalisering wordt prioriteit gegeven aan de meldingen met een handhavingsverzoek. Zodoende blijven de groene meldingen in deze ronde buiten beschouwing.
– In situatie 1 blijkt dat het depositiepatroon van melding A niet past binnen het patroon van de opgekochte boerderij.
o Het depositiepatroon van melding A kan niet een «blokje» naar rechts geschoven worden aangezien de activiteit daar nu eenmaal niet plaatsvindt.
o Verschuiven van de blokjes naar boven (en beneden) is wel mogelijk aangezien de depositie dan nog altijd op dezelfde locatie wordt ingpast.
– In situatie 2 en 3 zijn meldingen te zien die beiden passen binnen het depositiepatroon van de opgekochte boerderij. Bij de keuze tussen deze meldingen is het uitgangspunt relevant dat er zo weinig mogelijk sprake is van restruimte.
o In situatie 2 is aan de rechterzijde twee blokjes ongebruikte ruimte over. In situatie 3 is er slechts 1 blokje over.
– Van de meldingen met handhavingsverzoeken wordt enkel melding B gelegaliseerd. Meldingen A en C moeten wachten op nieuwe ruimte in een volgende tranche.
Figuur 3: Selectie meldingen met handhavingsverzoeken
Stap 4: Meldingen zonder handhavingsverzoeken
– Bij deze stap is de legalisering van melding B een gegeven.
– In situatie 4 blijkt dat melding E niet gelegaliseerd kan worden aangezien melding B de benodigde ruimte al toegewezen heeft gekregen.
o Deze toewijzing blijft staan ondanks dat melding E efficiënter gebruik maakt van de ruimte. Melding B had immers een handhavingsverzoek.
– In situatie 5 blijkt dat ook melding G niet gelegaliseerd kan worden om dezelfde reden als in situatie 4 geldt.
o Beargumenteerd zou kunnen worden dat de combinatie van melding C en G preferabel is boven het legaliseren van melding B. Vanwege uitvoeringstechnische redenen is dat desondanks niet mogelijk.
– Situatie 6 en 7 zijn twee mogelijkheden geschetst voor opvullen van de overgebleven ruimte. De combinatie van meldingen in situatie 7 resulteert in de minste restruimte.
– De meldingen F, H en I worden gelegaliseerd. Meldingen E, G en D moeten wachten op nieuwe ruimte in een volgende tranche.
Nuances/nadere toelichting
– De visuele weergave is een forse simplificatie van de werkelijkheid, maar geeft de systematiek en consequenties op de juiste manier weer.
– In de praktijk heeft elke melding een uniek depositiepatroon. Elke activiteit is immers anders, en de activiteiten worden nooit op exact dezelfde locatie uitgevoerd. Het berekenen van de combinatie meldingen die voor de minste restruimte zorgen, gebeurt geautomatiseerd.
– Het verificatieproces is erop ingericht om de meldingen die de meeste kans maken op legalisering volgens dit model als eerst voor doorrekening beschikbaar te hebben.
Figuur 4: Selectie meldingen zonder handhavingsverzoeken
Deze wijzigingsregeling loopt vooruit op het eveneens in voorbereiding zijnde legalisatieprogramma.
Artikel 1.13a, tweede en vierde lid, Wnb en artikel 22.21, tweede en vierde lid, van de Omgevingswet.
Deze toelichting gebruikt de term «PAS-melding» voor de met deze wijzigingsregeling in artikel 1.1 van de Regeling natuurbescherming toegevoegde begripsomschrijving «gemeld PAS-project» en de in artikel 17a.1 van de Omgevingsregeling toegevoegde begripsomschrijving «gemelde PAS-activiteit».
Op grond van artikel 23.6b van de Omgevingswet. Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel II, onder A.
Zie de met deze wijzigingsregeling in artikel 1.1 Rnb en artikel 17a.1 van de Omgevingsregeling toegevoegde begripsomschrijving «woningbouwcluster».
Artikel 2.2 Rnb geeft het toepassingsbereik aan voor § 2.1.2 Stikstofregistratiesysteem, Artikel 2.2, aanhef en onderdeel a, Rnb luidt: «Deze paragraaf is alleen van toepassing op: a. woningbouwprojecten, inclusief noodzakelijke en direct met het project samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat».
Voor depositieruimte die bestemd is voor de legalisatie van PAS-meldingen en van onder het PAS meldingsvrije activiteiten biedt – na de inwerkingtreding van de Omgevingswet – artikel 11.71, vijfde lid, Bkl de mogelijkheid om de door de bronmaatregel bereikte reductie volledig in het register op te nemen. Besloten is om van die mogelijkheid geen gebruik te maken in de Rnb of in het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling. Met het afromen van 30% van de beschikbare ruimte sluit het kabinet aan bij het beleid om afroming toe te passen bij alle nieuwe vergunningen.
Op grond van artikel 23.6b van de Omgevingswet. Conform de gestelde wettelijke eisen vergt dit op een later moment nog een separaat traject tot wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel II, onder A.
De figuur van de verklaring van geen bedenkingen wordt onder de Omgevingswet overgenomen door de figuur van instemming.
Zie de toelichting hierboven onder het kopje «Onderdeel A (nieuw hoofdstuk 17a: noodregeling stikstof Natura 2000)».
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35600-AC.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.