HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- afkondigingsblad:
-
door het bestuurscollege uitgegeven publicatieblad;
- bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie:
-
bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de
Wet gemeenschappelijke regelingen;
- bestuurscollege:
-
bestuurscollege van het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de
Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- dagelijks bestuur van het openbaar lichaam:
-
dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van
de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- de wet:
-
de Bekendmakingswet;
- gemeenschappelijk orgaan:
-
gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke
regelingen;
- het besluit:
-
het Besluit elektronische publicaties;
- minister:
-
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
- publicatiebladen:
-
in de artikelen 1 en 2 van de wet genoemde publicatiebladen die elektronisch worden
uitgegeven, met uitzondering van het Staatsblad.
HOOFDSTUK 2 PUBLICATIEBLADEN
Artikel 2.2 Betrouwbaarheid en beveiliging
-
1. De minister draagt er zorg voor dat met betrekking tot de betrouwbaarheid en de beveiliging
van de elektronische uitgifte en de beschikbaarstelling van de publicatiebladen die
worden uitgegeven door middel van de door hem in stand gehouden digitale infrastructuur,
wordt voldaan aan de waarborgen, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.
-
2. Publicaties worden uitgegeven en beschikbaar gehouden in het bestandsformaat PDF/A,
conformiteitsniveau a. Publicaties die persoonsgegevens bevatten waarbij het naar
het oordeel van de minister uit een oogpunt van privacybescherming ongewenst is dat
deze permanent door middel van een zoekmachine kunnen worden gevonden, kunnen in afwijking
van de eerste zin worden uitgegeven en beschikbaar gehouden in het bestandsformaat
PDF/A, conformiteitsniveau b.
-
3. In afwijking van het tweede lid, kunnen onderdelen van publicaties worden uitgegeven
en beschikbaar gehouden in het bestandsformaat GML-XML voor zover het geometrische
of geografische informatie betreft, waaronder begrepen de geometrische begrenzing
van gebieden.
-
4. Het systeem voor gegevensverwerking waarmee de publicaties worden uitgegeven en beschikbaar
gehouden, voldoet aan hoge continuïteitseisen en is volgens algemeen aanvaarde nationale
en internationale standaarden voor informatiebeveiliging ingericht.
-
5. Alle mutaties in het systeem, bedoeld in het vierde lid, worden geregistreerd en
van elke publicatie wordt een elektronische kopie gemaakt. Deze registraties en kopieën
worden buiten het systeem opgeslagen.
-
6. Indien het afkondigingsblad elektronisch wordt uitgegeven, is de zorgplicht, bedoeld
in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing op het bestuurscollege.
Artikel 2.3 Regels en technische standaarden
-
1. Regels als bedoeld in artikel 3.8 van het besluit, zijn met betrekking tot de aan
te leveren gegevens over de te publiceren teksten opgenomen in bijlage 1.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover krachtens artikel 3.8 van het besluit
technische standaarden zijn aangewezen.
Artikel 2.4 Vervangende uitgave
Vervangende uitgifte van de publicatiebladen als bedoeld in artikel 17, eerste en
tweede lid, van de wet geschiedt:
-
a. door middel van publicatie op een door de minister aan te wijzen vervangend internetadres;
-
b. door middel van een papieren uitgave, te verstrekken door een nooddistributiepunt
dat wordt ingericht door het in artikel 2.5 genoemde uitgiftepunt; of
-
c. op een andere door de minister te bepalen wijze.
Artikel 2.5 Uitgiftepunt
Het uitgiftepunt, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, is ondergebracht
bij het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties van de Uitvoeringsorganisatie
Bedrijfsvoering Rijk, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Wilhelmina
van Pruisenweg 52, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag.
Artikel 2.6 Publicatiekosten decentrale overheden
-
1. Voor zover artikel 2.3, eerste lid, van toepassing is, worden aan gedeputeerde staten,
het college van burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap
de kosten in verband met het publiceren in het provinciaal blad, het gemeenteblad,
het waterschapsblad en het publicatieblad gemeenschappelijke regeling jaarlijks in
rekening gebracht.
-
2. Het in rekening brengen van de kosten, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor
zover het gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders betreft
volgens de maatstaven die zijn opgenomen in tabel 1 onderscheidenlijk tabel 2 van
bijlage 2. De kosten die in verband met het publiceren aan de dagelijkse besturen
van de waterschappen door tussenkomst van Het Waterschapshuis jaarlijks in rekening
worden gebracht, bedragen € 290.134,–.
Artikel 2.7 Publicatiekosten uittreksels van exploten
-
1. Aan de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders worden kosten in
rekening gebracht voor het publiceren in de Staatscourant van uittreksels van exploten
als bedoeld in artikel 54, tweede en vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
-
2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, bedragen € 5,40 per uittreksel.
HOOFDSTUK 3 BESCHIKBAARSTELLING GECONSOLIDEERDE TEKSTEN
Artikel 3.1 Geconsolideerde teksten op internetadres
Teksten in geconsolideerde vorm als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit,
worden beschikbaar gehouden op https://wetten.overheid.nl.
Artikel 3.2 Regels wijze van beschikbaarstelling
Regels als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, zijn met betrekking tot:
-
a. de wijze van consolideren opgenomen in bijlage 3, onder 3.4 tot en met 3.16; en
-
b. de aan te leveren gegevens over de te consolideren teksten opgenomen in bijlage 4.
HOOFDSTUK 4 ELEKTRONISCHE BERICHTEN
Artikel 4.1 Leeftijd, frequentie en grootte omgeving adres
-
1. De minister zendt aan personen die niet hebben aangegeven dat zij geen elektronische
berichten willen ontvangen, indien zij de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikt,
eenmaal per week elektronische berichten over alle bekendmakingen, mededelingen en
kennisgevingen in de publicatiebladen die betrekking hebben op een locatie gelegen
binnen een straal rond het adres van hun inschrijving in de basisregistratie personen.
-
2. De straal, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:
-
a. 125 meter bij een omgevingsadressendichtheid van 1.500 of meer adressen per vierkante
kilometer;
-
b. 250 meter bij een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.500 adressen per vierkante
kilometer; en
-
c. 500 meter bij een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per vierkante
kilometer.
HOOFDSTUK 5 WIJZIGING BEKENDMAKINGSREGELING
Artikel 5.1 Bekendmakingsregeling
De Bekendmakingsregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt vervangen door een tweetal artikelen, luidende:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder minister: Minister van Justitie en Veiligheid.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘De Minister van Veiligheid en Justitie onderscheidenlijk de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door ‘De minister’ en vervalt
‘onderscheidenlijk de Staatscourant’.
b. In onderdeel a wordt ‘bestandsformaat PDF/A-1 (ISO 19005-1:2005)’ vervangen door
‘bestandsformaat PDF/A, conformiteitsniveau a’.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kunnen onderdelen van publicaties worden
uitgegeven en beschikbaar gehouden in het bestandsformaat GML-XML voor zover het geometrische
of geografische informatie betreft, waaronder begrepen de geometrische begrenzing
van gebieden.
C
Artikel 2a komt te luiden:
Artikel 2a
Met betrekking tot de plaatsing in het Staatsblad van wetten, algemene maatregelen
van bestuur en andere koninklijke besluiten waarbij algemeen verbindende voorschriften
worden vastgesteld, worden de regels of technische standaarden, bedoeld in artikel
2.3, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van de Regeling elektronische publicaties
toegepast die met betrekking tot de plaatsing in de Staatscourant van anders dan bij
wet, algemene maatregel van bestuur of ander koninklijk besluit vastgestelde algemeen
verbindende voorschriften zijn gesteld onderscheidenlijk zijn aangewezen.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘Vervangende uitgifte van het Staatsblad onderscheidenlijk de
Staatscourant als bedoeld in artikel 9 van de Bekendmakingswet’ vervangen door ‘Vervangende
uitgifte van het Staatsblad als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Bekendmakingswet’.
2. In de onderdelen a en c wordt ‘de Minister van Veiligheid en Justitie onderscheidenlijk
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door ‘de minister’.
F
In artikel 4 wordt ‘artikel 10, tweede lid, van de Bekendmakingswet’ vervangen door
‘artikel 18, tweede lid, van de Bekendmakingswet’ en ‘het Kennis- en exploitatiecentrum
Officiële Overheidspublicaties van De Werkmaatschappij’ door ‘het Kennis- en Exploitatiecentrum
Officiële Overheidspublicaties van de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk’.
G
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Deze regeling berust mede op de artikelen 17, eerste lid, en 18, tweede lid, van de
Bekendmakingswet en artikel 8 van het Bekendmakingsbesluit.
HOOFDSTUK 6 WIJZIGING ANDERE REGELINGEN
Artikel 6.1 Omgevingsregeling
De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 14.14, 14.27, 14.30 en 14.33 wordt in het derde lid ‘kennisgeving
van het ontwerp en van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een dag-, nieuws-
of huis-aan-huisblad of in de Staatscourant’ vervangen door ‘kennisgeving van het
ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze’.
B
In de artikelen 14.17, vierde lid, 14.28b, vierde lid, 14.28g, tweede lid, 14.31b,
tweede lid, en 14.31f, tweede lid, wordt ‘kennisgeving van het ontwerp van het besluit
en bekendmaking, kennisgeving of mededeling van het besluit of de zakelijke inhoud
ervan in een huis-aan-huisblad’ vervangen door ‘kennisgeving van het ontwerp of van
het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze’ en ‘de kennisgeving,
bekendmaking of mededeling’ vervangen door ‘aanvullend daaraan kennisgeving’.
C
Artikel 14.36 komt te luiden:
Artikel 14.36 (activiteit rond spoorwegen: modaliteiten)
Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet
bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.35, eerste tot en
met vierde lid, verhoogd met € 6.500.
Artikel 6.2 Regeling basisregistratie personen
De Regeling basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘door terinzagelegging bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Turfmarkt 147, 2511
DP Den Haag’ vervangen door ‘op https://www.rvig.nl’.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘De inhoud’ vervangen door ‘Van de inhoud’ en ‘bekendgemaakt’
door ‘mededeling gedaan’.
B
In bijlage 4 wordt in de zin onder het opschrift getiteld ‘Bijlage bij artikel 3,
eerste lid’ de zinsnede ‘ter inzage gelegd en tevens via https://www.rvig.nl beschikbaar gesteld’ vervangen door ‘bekendgemaakt op https://www.rvig.nl’.
C
In bijlage 5 wordt in de zin onder het opschrift getiteld ‘Bijlage bij artikel 3,
tweede lid’ de zinsnede ‘ter inzage gelegd en tevens via https://www.rvig.nl beschikbaar gesteld’ vervangen door ‘bekendgemaakt op https://www.rvig.nl’.
Artikel 6.3 Regeling basisadministraties persoonsgegevens BES
In de bijlage bij de Regeling basisadministraties persoonsgegevens BES wordt in de
zin onder het opschrift getiteld ‘Bijlage bij de artikelen 3, tweede lid en 6, tweede
lid’ de zinsnede ‘Deze bijlage wordt ter inzage gelegd’ vervangen door ‘Deze bijlage
wordt bekendgemaakt op https://www.rvig.nl en tevens ter inzage gelegd’ en vervalt ‘en tevens via www.rvig.nl beschikbaar gesteld’.
HOOFDSTUK 7 INTREKKING REGELING ELEKTRONISCHE BEKENDMAKING EN BESCHIKBAARSTELLING
REGELGEVING DECENTRALE OVERHEDEN
Artikel 7.1 Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving
decentrale overheden
De Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale
overheden wordt ingetrokken.
HOOFDSTUK 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 8.1 Overgangsrecht geconsolideerde teksten
In afwijking van artikel 3.2, kunnen de minister, gedeputeerde staten, het college
van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, het bestuurscollege,
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie
en het gemeenschappelijk orgaan beschikbaar gestelde geconsolideerde teksten beschikbaar
houden overeenkomstig de regels die golden ten tijde van de eerste beschikbaarstelling
van de betreffende geconsolideerde tekst.
Artikel 8.2 Invoeringsbepaling omgevingsbesluiten
-
1. In afwijking van artikel 2.1 kan het publicatieblad worden uitgegeven op https://www.ruimtelijkeplannen.nl, voor zover het betreft de publicatie van specifieke delen van algemeen verbindende
voorschriften, beleidsregels en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden
zijn gericht waarvan de grondslag is opgenomen in de Omgevingswet.
-
2. Op de publicaties, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 2.2 en 2.3 niet van
toepassing.
-
3. Dit artikel vervalt op het tijdstip waarop artikel 11.1 van het besluit vervalt.
Artikel 8.3 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 1.1 van de Wet elektronische
publicaties in werking treedt.
Artikel 8.4 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling elektronische publicaties.
BIJLAGE 3 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.2, ONDERDEEL A (CONSOLIDATIEVOORSCHRIFTEN DECENTRALE
OVERHEDEN)
3.1 Achtergrond
De verplichting tot consolideren is thans neergelegd in artikel 19, eerste lid, van
de Bekendmakingwet. Voorheen (vanaf 2011) was deze verplichting opgenomen in artikel
137, eerste lid, van de Provinciewet, artikel 140, eerste lid, van de Gemeentewet
en artikel 73a, eerste lid, van de Waterschapswet.
Vanaf de inwerkingtreding van de consolidatieverplichting op 1 januari 2011 geldt
de wettelijke verplichting om algemeen verbindende voorschriften – alsmede delegatiebesluiten
op grond van de Provinciewet en de Gemeentewet – die op dat tijdstip in werking waren
getreden of die na dat tijdstip in werking zijn getreden in geconsolideerde vorm op
internet te publiceren en beschikbaar te houden, ook als die voorschriften zijn ingetrokken
of vervallen. Het staat overheden uiteraard vrij om een vroegere cesuurdatum te kiezen.
Alle (versies van) algemeen verbindende voorschriften die op of na 1 januari 2011
gelden, dan wel na 1 januari 2011 komen te vervallen, worden conform deze bijlage
op internet ontsloten.
Met ingang van 1 januari 2015 geldt de verplichting tot consolideren ook voor een
besluit tot instelling, wijziging of intrekking van een gemeenschappelijke regeling
als dat besluit niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift.
Vanaf een jaar na het tijdstip waarop artikel 1.1 van de Wet elektronische publicaties
in werking is getreden, geldt de verplichting eveneens voor een besluit tot vaststelling,
wijziging of intrekking van een beleidsregel.
3.2 Terminologie
Zoals onder 3.1 blijkt, worden behalve algemeen verbindende voorschriften ook andere
soorten besluiten in geconsolideerde vorm ontsloten. Kortheidshalve wordt in deze
consolidatievoorschriften met ‘algemeen verbindende voorschriften’ tevens gedoeld
op beleidsregels en andere besluiten die worden geconsolideerd.
3.3 Algemeen verbindende voorschriften die niet worden geconsolideerd
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onderdelen b tot en met f, van het Besluit elektronische
publicaties, zijn de regels omtrent beschikbaarstelling niet van toepassing op:
-
• anders dan vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften die zijn
ingetrokken of uitgewerkt vóór 1 januari 2011;
-
• gemeenschappelijke regeling die zijn vervallen of uitgewerkt vóór 1 januari 2015;
-
• beleidsregels die zijn vervallen of uitgewerkt vóór de datum gelegen een jaar na het
tijdstip waarop artikel 1.1 van de Wet elektronische publicaties in werking is getreden;
-
• algemeen verbindende voorschriften die zijn bekendgemaakt op grond van de Wet ruimtelijke
ordening; en
-
• algemeen verbindende voorschriften voor zover deze strekken tot wijziging van een
of meer andere algemeen verbindende voorschriften.
3.4 Zelfstandige bepalingen
Een algemeen verbindend voorschrift dat naast een wijziging van andere algemeen verbindende
voorschriften ook zelfstandige bepalingen (dat wil zeggen: tekst die niet een ander
algemeen verbindend voorschrift wijzigt) bevat, wordt als een nieuw algemeen verbindend
voorschrift in de collectie met geconsolideerde teksten opgenomen. Daarbij worden
de wijzigingsinstructies vervangen door een redactionele opmerking als: ‘wijzigt [citeertitel
of opschrift van het algemeen verbindende voorschrift]’.
3.5 Instellingsbesluiten van gemeenschappelijke regelingen
Het besluit tot instelling van een gemeenschappelijke regeling wordt alleen door het
daartoe aangewezen orgaan geconsolideerd. De overige deelnemers nemen dit besluit
niet op in de collectie.
3.6 Opschrift, aanhef, slotformulier en ondertekening
Het opschrift, de aanhef, het slotformulier en de ondertekening van een algemeen verbindend
voorschrift worden opgenomen in de geconsolideerde tekst.
3.7 Wijzigingen in algemeen verbindende voorschriften
Te consolideren wijzigingen in een algemeen verbindend voorschrift kunnen als bron
hebben:
-
• een wijzigingsopdracht in een nieuw algemeen verbindend voorschrift; of
-
• een rechterlijke uitspraak die wordt gepubliceerd in het publicatieblad overeenkomstig
artikel 8:80 van de Algemene wet bestuursrecht.
De inwerkingtreding van een wijziging van de tekst van een algemeen verbindend voorschrift
leidt tot een nieuwe versie van de geconsolideerde tekst van het algemeen verbindend
voorschrift. De oude versie blijft opgenomen in de collectie. De datum waarop de oude
versie vervalt, wordt opgenomen in de wetstechnische informatie of metadata van de
oude versie en is gelijk aan de datum waarop de nieuwe versie in werking treedt. Indien
de in een wijzigingsregeling opgenomen wijzigingen op verschillende tijdstippen in
werking treden, wordt voor ieder tijdstip van inwerkingtreding een geconsolideerde
versie gemaakt. Bij een wijzigingsregeling die meerdere algemeen verbindende voorschriften
wijzigt, wordt voor ieder gewijzigd algemeen verbindend voorschrift een geconsolideerde
versie gemaakt.
3.8 Algemeen verbindende voorschriften die na bekendmaking wijzigen voordat deze in
werking treden
Indien een algemeen verbindend voorschrift wordt gewijzigd voordat het in werking
is getreden, ontstaat er geen nieuwe versie. Bij ‘Opmerkingen m.b.t. de regeling’
wordt aangegeven dat het algemeen verbindende voorschrift vóór inwerkingtreding reeds
is gewijzigd. Hierbij wordt verwezen naar de beschikbare bronnen van de betreffende
wijziging.
3.9 Algemeen verbindende voorschriften die na wijziging geconsolideerd worden vastgesteld
In sommige gevallen worden niet de wijzigingsvoorstellen vastgesteld, maar worden
de wijzigingen eerst verwerkt in een nieuwe geconsolideerde tekst die vervolgens wordt
vastgesteld (onder formele intrekking van de oude geconsolideerde tekst). In dat geval
is sprake van een nieuw algemeen verbindend voorschrift en zal het oude ingetrokken
behoren te worden. Deze nieuwe vastgestelde geconsolideerde tekst wordt vervolgens
beschikbaar gesteld als een nieuw algemeen verbindend voorschrift (en niet als een
nieuwe versie van het gewijzigde algemeen verbindende voorschrift). Van het oude ingetrokken
algemeen verbindende voorschrift wordt de datum van intrekking opgegeven bij de wetstechnische
informatie.
3.10 Consolidatie van bijzondere bestanden
-
• Wanneer een algemeen verbindend voorschrift deels bestaat uit andere informatie dan
tekst (artikel 7, eerste lid, van de Bekendmakingswet), kan in de geconsolideerde
versie door middel van een hyperlink worden verwezen naar de vindplaats in het publicatieblad
waarin de betreffende informatie is bekendgemaakt.
-
• Wanneer een algemeen verbindend voorschrift deels wordt bekendgemaakt met toepassing
van artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet, waarvan een deel niet als XML-bestand
beschikbaar is of waarvan een deel niet uit tekst bestaat, kan in de geconsolideerde
versie door middel van een hyperlink worden verwezen naar de vindplaats waarop die
informatie elektronisch beschikbaar is. Indien deze vindplaats wijzigt, wordt dit
in de verwijzing verwerkt.
-
• Informatie als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van de Bekendmakingswet,
mag in een wijzigingsbesluit alleen worden vervangen door een nieuwe versie van die
informatie (artikel 7, derde lid, van de Bekendmakingswet). Een wijziging van de informatie
waarnaar wordt verwezen leidt tot een nieuwe geconsolideerde versie, met de nieuwe
verwijzing.
3.11 Terugwerkende kracht
Uitgangspunt is dat een algemeen verbindend voorschrift niet in werking treedt vóór
de bekendmaking ervan. Van terugwerkende kracht is slechts sprake als daarin in het
algemeen verbindende voorschrift is voorzien. Indien in (een versie van) een algemeen
verbindend voorschrift een bepaling over terugwerkende kracht is opgenomen, wordt:
-
• in (deze versie van) het algemeen verbindende voorschrift in het ‘Overzicht van in
de tekst verwerkte wijzigingen’ de datum van terugwerkende kracht opgenomen; en
-
• de terugwerkende kracht niet verwerkt in de geconsolideerde tekst(en) van (een eerdere
versie of versies van) het algemeen verbindende voorschrift waarop de terugwerkende
kracht van toepassing is.
Indien een algemeen verbindend voorschrift wordt bekendgemaakt op een tijdstip dat
is gelegen na de in het algemeen verbindende voorschrift opgenomen datum van inwerkingtreding,
vormt de opgenomen datum van inwerkingtreding geen grondslag voor terugwerkende kracht.
3.12 Intrekken of vervallen van een algemeen verbindend voorschrift
Een algemeen verbindend voorschrift kan worden ingetrokken of kan vervallen van rechtswege.
Intrekking kan op drie manieren geschieden:
-
• met een nieuw algemeen verbindend voorschrift;
-
• in het algemeen verbindende voorschrift zelf als dit een tijdelijk karakter heeft;
of
-
• met een expliciete bepaling in regelgeving van een hogere bestuurslaag.
-
• Van het vervallen van rechtswege is sprake:
-
• bij het vervallen van de grondslag voor het algemeen verbindende voorschrift; of
-
• als regelgeving van een hogere bestuurslaag gaat voorzien in hetzelfde onderwerp,
waardoor de bevoegdheid tot vaststelling van het algemeen verbindende voorschrift
vervalt.
Bij het intrekken of vervallen van een algemeen verbindend voorschrift wordt in het
‘Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen’ van de meest recente versie een
‘Datum uitwerkingtreding’ ingevuld. Onder ‘Redactionele opmerkingen’ is vermeld in
welke gevallen een toelichting wordt gegeven.
3.13 Redactionele opmerkingen
Informatie die van belang is voor een goed begrip van de geconsolideerde tekst maar
niet uit andere wetstechnische gegevens is af te leiden, wordt als redactionele opmerking
toegevoegd.
3.14 Redactionele opmerkingen die worden opgenomen onder ‘Opmerkingen m.b.t. de regeling’
Redactionele opmerkingen die betrekking hebben op de gehele regeling, worden opgenomen
in de wetstechnische informatie onder ‘Opmerkingen m.b.t. de regeling’.
In de volgende situaties wordt een redactionele opmerking bij ‘Opmerkingen m.b.t.
de regeling’ geplaatst:
-
• indien de ‘Datum inwerkingtreding van (een versie van) de regeling’ of ‘Datum vaststelling
van (een wijziging van) de regeling’ niet kan worden achterhaald en bij benadering
een datum is ingevuld;
-
• indien een apart inwerkingtredingbesluit van toepassing is op het algemeen verbindende
voorschrift, worden zowel de datum van vaststelling als de bron van bekendmaking van
het inwerkingtredingbesluit vermeld;
-
• indien er wijzigingen zijn in het opschrift, de citeertitel, de considerans of de
grondslag;
-
• indien er bijzonderheden zijn met betrekking tot de inwerkingtreding of terugwerkende
kracht van het gehele algemeen verbindende voorschrift, bijvoorbeeld als de bekendmaking
plaatsvindt op een tijdstip dat is gelegen na de in het algemeen verbindende voorschrift
opgenomen datum van inwerkingtreding;
-
• indien een nieuw algemeen verbindend voorschrift een ander algemeen verbindend voorschrift
vervangt, wordt om de relatie tussen beide algemeen verbindende voorschriften te borgen
(het ‘Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen’ geeft in deze situatie de relatie
namelijk niet langer weer) bij het nieuwe algemeen verbindend voorschrift in de wetstechnische
informatie bij ‘Opmerkingen m.b.t. de regeling’ een verwijzing naar het andere (oude)
algemeen verbindend voorschrift opgenomen. De verwijzing luidt: ‘Deze regeling vervangt
[citeertitel of opschrift van het algemeen verbindende voorschrift]’. Indien uit de
titel van het algemeen verbindend voorschrift, bijvoorbeeld door het ontbreken van
een jaartal, niet is op te maken welk algemeen verbindend voorschrift nu precies wordt
vervangen, wordt in de verwijzing nadere informatie opgenomen. Eventueel kan bij het
ingetrokken algemeen verbindend voorschrift een verwijzing naar het andere (nieuwe)
algemeen verbindend voorschrift worden opgenomen in ‘Opmerkingen m.b.t. de regeling’
als ‘Deze regeling is vervangen door [citeertitel of opschrift van het algemeen verbindende
voorschrift]’;
-
• indien de regeling is ingetrokken bij regelgeving van een hogere bestuurslaag, wordt
in de laatste versie opgenomen: ‘Deze regeling is per [‘Datum uitwerkingtreding’]
ingetrokken door (artikel [nummer] van de) [citeertitel of opschrift van de hogere
regeling]’; en
-
• indien de regeling van rechtswege is vervallen, wordt in de laatste versie opgenomen:
‘Deze regeling is op [‘Datum uitwerkingtreding’] vervallen door [de inwerkingtreding
/ het vervallen] van (artikel [nummer] van de) [citeertitel of opschrift van de hogere
regeling]’.
3.15 Redactionele opmerkingen die worden opgenomen in de tekst van het geconsolideerde
algemeen verbindend voorschrift
Redactionele opmerkingen die betrekking hebben op een onderdeel van het algemeen verbindend voorschrift, worden opgenomen in de geconsolideerde tekst
van dat algemeen verbindend voorschrift. De opmerking wordt weergegeven tussen [blokhaken],
ter onderscheiding van de eigenlijke tekst van het algemeen verbindend voorschrift.
In de volgende situaties wordt een redactionele opmerking in het desbetreffende onderdeel
van de geconsolideerde tekst van het algemeen verbindend voorschrift geplaatst:
-
• indien op een artikel een overgangsbepaling van toepassing is, wordt bij het betreffende
artikel via een redactionele opmerking:
-
– de tekst of vindplaats van de overgangsbepaling vermeld; en
-
– aangegeven dat het een overgangsbepaling betreft, voor zover dat niet reeds uit het
algemeen verbindende voorschrift blijkt;
-
• indien sprake is van taalfouten of fouten, met inachtneming van het volgende:
-
– taalfouten of verwijzingsfouten in de officiële tekst worden zonder correctie doorgevoerd
in de geconsolideerde tekst. Als een besluit echter evident de verkeerde artikelen,
leden of onderdelen van een algemeen verbindend voorschrift wijzigt, worden de wijzigingen
doorgevoerd zoals deze zijn bedoeld, waarbij in de redactionele opmerking de doorgevoerde
wijziging wordt verantwoord; en
-
– als een wijziging zo is geformuleerd dat deze niet mogelijk is, wordt deze in het
geheel niet doorgevoerd (bijvoorbeeld een wijziging van een artikel dat eerder is
vervallen), waarbij in de redactionele opmerking wordt vermeld dat de wijziging niet
kon worden verwerkt;
-
• indien bij een lager algemeen verbindend voorschrift bedragen uit een hoger algemeen
verbindend voorschrift worden gewijzigd waarbij de bevoegdheid tot wijzigen niet uitdrukkelijk
is vormgegeven als een bevoegdheid tot wijziging van het hogere algemeen verbindend
voorschrift, worden de gewijzigde bedragen als redactionele opmerking in de geconsolideerde
tekst van het hogere algemeen verbindend voorschrift toegevoegd; en
-
• indien onderdelen vervallen, worden deze vervangen door de tekst ‘[vervallen]’. Eventuele
artikel- of hoofdstuknummers en artikel- of hoofdstuktitels blijven daarbij gehandhaafd.
3.16 Toelichtingen bij algemeen verbindende voorschriften
Een toelichting bij een algemeen verbindend voorschrift maakt geen onderdeel uit van
het algemeen verbindend voorschrift en hoeft dus niet te worden geconsolideerd. Indien
het bestuursorgaan naast het algemeen verbindend voorschrift ook een toelichting bij
dit algemeen verbindend voorschrift opneemt in de geconsolideerde versie, kan ook
de toelichting bij een latere wijziging van het algemeen verbindend voorschrift worden
geconsolideerd. De toelichting wordt direct onder de tekst van het algemeen verbindend
voorschrift opgenomen. Indien bij een wijziging alleen de toelichting wordt gewijzigd,
leidt dit tot een nieuwe geconsolideerde versie.
TOELICHTING
Algemeen
1. Strekking en doelstelling
De Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband
met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen
(hierna: Wet elektronische publicaties),1 die tot doel heeft de toegankelijkheid van (voorgenomen) overheidsbesluiten te vergroten,
regelt:
-
• dat alle wettelijk voorgeschreven bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen van
(voorgenomen) overheidsbesluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht,
worden gedaan in de officiële elektronische publicatiebladen van de openbare lichamen
waartoe de bestuursorganen behoren;
-
• dat het ter inzage leggen van documenten in een overheidsgebouw als onderdeel van
een kennisgeving wordt aangevuld met de verplichting om deze documenten ook langs
elektronische weg ter beschikking te stellen;
-
• dat personen die een geactiveerd account hebben bij MijnOverheid.nl bekendmakingen,
mededelingen en kennisgevingen die betrekking hebben op hun directe woonomgeving daar
kunnen inzien en dat zij (als zij hun e-mailadres hebben opgegeven) automatisch per
e-mail worden geattendeerd op nieuwe publicaties;
-
• de inbedding van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (hierna: DSO) in het stramien van
de Bekendmakingswet.
Ter uitwerking van de Wet elektronische publicaties en het daaronder hangende Besluit
elektronische publicaties2 zijn in deze Regeling elektronische publicaties regels gesteld.
2. Juridisch kader
Deze regeling trekt de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling
regelgeving decentrale overheden (hierna: Rebbrdo) – dat zag op decentrale overheden
– in, waarbij de materiële inhoud van laatstgenoemde regeling met de wijzigingen die
daarin door de Wet elektronische publicaties en het Besluit elektronische publicaties
noodzakelijk waren, is overgebracht naar de onderhavige regeling.
In deze regeling is ook de regelgeving met betrekking tot de uitgifte van de Staatscourant
opgenomen. Die regelgeving is daartoe uit de Bekendmakingsregeling gehaald en met
de wijzigingen die in die regelgeving door de Wet elektronische publicaties en het
Besluit elektronische publicaties noodzakelijk waren, overgebracht naar de onderhavige
regeling.3 Aldus is hetgeen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties valt in één ministeriële regeling samengebracht.4
3. Achtergronden
Sinds 1 januari 2014 zijn provincies, gemeenten en waterschappen verplicht om algemeen
verbindende voorschriften in een eigen elektronisch publicatieblad bekend te maken.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft bij de voorbereiding hiervan
aangedrongen op het inrichten van een centrale publicatievoorziening, om te voorkomen
dat ten behoeve van de elektronische bekendmaking alle gemeenten individueel beveiligingsmaatregelen
zouden moeten treffen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft
hierin in 2013 voorzien door het ter beschikking stellen van de gemeenschappelijke
voorziening waarmee decentrale overheden desgewenst en tegen betaling van een vergoeding
hun provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad of het publicatieblad gemeenschappelijke
regeling konden publiceren. Inmiddels is deze voorziening ook geschikt gemaakt voor
de verplichte beschikbaarstelling van algemeen verbindende voorschriften in geconsolideerde
vorm in de decentrale wettenbank op overheid.nl. De applicatie heeft daarom de naam
Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties (hierna: DROP) gekregen.
Het gebruik van DROP was vóór de Wet elektronische publicaties niet verplicht. Provincies,
gemeenten en waterschappen hadden de keuze om het provinciaal blad, het gemeenteblad
onderscheidenlijk het waterschapsblad te publiceren ofwel op hun eigen website ofwel
met behulp van DROP op officielebekendmakingen.nl. Openbare lichamen als bedoeld in
de Wet gemeenschappelijke regelingen hadden de mogelijkheid om te publiceren in de
publicatiebladen van alle aangesloten deelnemers of in een eigen publicatieblad. In
het laatste geval waren zij uit een oogpunt van vindbaarheid wel verplicht DROP te
gebruiken. Inmiddels geven alle provincies, gemeenten en waterschappen hun publicatieblad
door middel van DROP uit op officielebekendmakingen.nl. De Wet elektronische publicaties
heeft de Bekendmakingswet ook zo gewijzigd dat het verplicht is dat het provinciale
blad, het gemeenteblad, het waterschapsblad en het publicatieblad gemeenschappelijke
regeling worden uitgegeven door middel van een door de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties in stand gehouden digitale infrastructuur.5
In het kader van de Omgevingswet is de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaar
stellen (hierna: LVBB) ontwikkeld voor publicatie van omgevingsdocumenten in de publicatiebladen
op officielebekendmakingen.nl. Besluiten en andere rechtsfiguren op grond van de Omgevingswet
komen via de LVBB ook in het Digitaal Stelsel Omgevingswet – Landelijke Voorziening
(hierna: DSO-LV). Voor de publicatie van die besluiten en andere rechtsfiguren wordt
gebruikgemaakt van een nieuwe standaard voor officiële publicaties die voorshands
alleen ziet op het fysieke domein dat wordt bestreken door de Omgevingswet. Deze standaard
bestaat uit een STandaard Officiële Publicaties (hierna: STOP), die een raamwerk geeft
voor de vormgeving en structuur van documenten die officiële publicatie behoeven,
zoals besluiten en ontwerpen daarvan. Het STOP-raamwerk vraagt voor toepassing een
nadere invulling in een zogeheten ToepassingsProfiel (hierna: TP). Met het oog op
de invoering van de Omgevingswet is voor verschillende besluiten en andere rechtsfiguren
op grond van die wet, een specifiek ToepassingsProfiel OmgevingsDocumenten (hierna:
TPOD) ontwikkeld. De STOP en de daarop gebaseerde ToepassingsProfielen (hierna: TPOD’s)
voorzien in een vormgeving en structuur die, naast de mogelijkheid van geautomatiseerde
consolidatie, verbeterde mogelijkheden biedt voor doorzoekbaarheid en voor (her)gebruik
van de inhoud van publicaties in informatiesystemen zoals de DSO-LV.6
4. Uitgangspunten
Onder het Rebbrdo was bepaald dat gedeputeerde staten, het college van burgemeester
en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap en het bestuurscollege er
zorg voor droegen dat de betrouwbaarheid en de beveiliging van de elektronische uitgifte
en beschikbaarstelling van de te onderscheiden decentrale publicatiebladen voldeden
aan de daaraan gestelde eisen. Nu thans gebruikgemaakt dient te worden van een door
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in stand gehouden digitale
infrastructuur, wordt in artikel 2.2 van deze regeling bepaald dat de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er zorg voor draagt dat de publicatiebladen
aan de gestelde eisen voldoen.
De verschillende decentrale bestuursorganen blijven op grond van artikel 2 van de
Bekendmakingswet verantwoordelijk voor de uitgifte van hun eigen publicatieblad. Dat
betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het betreffende publicatieblad
en het aanbieden daarvan aan de daarvoor bestemde digitale infrastructuur. Om vorenbedoelde
inhoud te kunnen publiceren, moet aan bepaalde regels of technische standaarden worden
voldaan. Deze regels – die worden gesteld in artikel 2.3 van deze regeling en de bij
dat artikel behorende bijlage – zien op plaatsing die verloopt via de applicaties
DROP (decentrale overheden) en OEP (Officiële Elektronische Publicaties; Staatscourant)
en deze standaarden – die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
separaat worden aangewezen – op plaatsing door middel van de LVBB (die ziet op het
fysieke domein dat wordt bestreken door de Omgevingswet) met gebruikmaking van STOP/TPOD
(STandaard Officiële Publicaties / ToepassingsProfiel OmgevingsDocumenten; hierna:
STOP/TPOD).
Nu de publicatie van provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapblad en publicatieblad
gemeenschappelijke regeling met behulp van DROP wettelijk wordt verplicht, wordt de
vergoeding van de kosten in dat kader niet langer privaatrechtelijk, maar publiekrechtelijk
geregeld. De tarieven worden geregeld in artikel 2.6 van deze regeling en de bij dat
artikel behorende bijlage.
Een belangrijk onderdeel van de Wet elektronische publicaties is de introductie van
de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om personen
elektronisch te attenderen op publicaties die betrekking hebben op hun woonomgeving.7 Zoals reeds in de memorie van toelichting bij de Wet elektronische publicaties uiteen
is gezet,8 zullen deze berichten per e-mail worden verzonden aan personen die beschikken over
een geactiveerd MijnOverheid-account en in dat kader een e-mailadres hebben opgegeven.
Het is mogelijk om in MijnOverheid aan te geven dat men geen attenderingsmails wil
ontvangen. In artikel 4.1 van deze regeling is vastgelegd in welke gevallen deze attenderingsmails
worden verzonden.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de hierna opgenomen toelichting bij
de afzonderlijke artikelen.
5. Regeldruk
Met betrekking tot het onderwerp ‘regeldruk’ wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent
in de memorie van toelichting bij de Wet elektronische publicaties is opgenomen,9 alsmede naar hetgeen is overwogen in paragraaf 6 (Verwerking van de consultatie en
adviezen) naar aanleiding van het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk
(hierna: ATR).
6. Consultatie en advies
Een voorstel voor deze regeling is in december 2019 samen met het Besluit elektronische
publicaties in internetconsultatie gegeven.10 Voorts is het voorstel voor advies voorgelegd aan de VNG, het Interprovinciaal Overleg
(hierna: IPO), de Unie van Waterschappen (hierna: UvW) en het ATR. De volgende punten
kwamen in de consultatie naar voren.
De VNG en de UvW hebben bezwaar gemaakt tegen de aanpassing aan de inflatie van de
kostenvergoeding die decentrale overheden betalen voor de uitgifte en het beschikbaar
houden van de officiële publicatiebladen. Zij spreken van een niet-aangekondigde kostenverhoging.
Een periodieke aanpassing van tarieven aan de inflatie is echter gebruikelijk, houdt
geen reële kostenstijging in en is overigens ook nodig om het beheer van de publicatiebladen
te kunnen blijven uitvoeren. De VNG en de UvW hebben daarnaast opgemerkt dat het gebruik
van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (hierna: CBS) niet de meest voor de hand liggende inflatiemaatstaf is.
Nu er echter geen specifiek prijsindexcijfer is dat de kostenontwikkeling van het
uitgeven van elektronische publicaties in beeld brengt, moet worden teruggevallen
op een meer algemeen prijsindexcijfer. De keuze voor het CBS-prijsindexcijfer voor
de gezinsconsumptie is ingegeven door de algemene bekendheid en de snelle beschikbaarheid
ervan, alsmede door de omstandigheid dat dit prijsindexcijfer al sinds de introductie
van de elektronische officiële publicaties in 2009 door de Rijksoverheid wordt gebruikt
voor de aanpassing van het budget voor het beheer van de officiële publicaties. De
VNG achtte daarnaast een aanpassing van de tarieven na acht jaar een te grote stap
ineens en vroeg om temporisering. De tariefsverhoging komt gemiddeld neer op ongeveer
€ 1.400 per gemeente. Doordat de regeling op 1 juli in werking treedt, wordt de verhoging
van het tarief over twee jaar gespreid. Het bedrag is van dien aard dat geen reden
bestaat voor een verdere spreiding in de tijd. De VNG meende voorts dat niet wordt
voldaan aan de aankondiging in de memorie van toelichting bij de Wet elektronische
publicaties dat de tariefstructuur niet zal worden gewijzigd. De structurele elementen
in het tarief de verdeling van de kosten over de verschillende bestuurslagen en
het principe van een vast bedrag per inwonersklasse voor gemeenten – zijn echter ongewijzigd.
De wijzigingen blijven beperkt tot aanpassing van de bedragen aan de inflatie en aanpassing
van de inwonersklassen aan de schaalvergroting bij gemeenten.
De VNG en de UvW hebben tevens de suggestie gedaan om eerst door middel van enkele
pilots ervaring op te doen met de ongevraagde e-mailattendering van burgers. Sinds
2013 worden er echter provinciale bladen, gemeentebladen en waterschapsbladen gepubliceerd
op officielebekendmakingen.nl en bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van de
attenderingsservice. Op dit moment maken hier 150.000 mensen gebruik van. Met de attenderingsservice
is dus al ruimschoots ervaring opgedaan. Dat is nog niet het geval met het ongevraagd
attenderen. Het afnemende bereik van de traditionele informatiekanalen maakt het echter
urgent om in een alternatief te voorzien. In dat kader is het moeilijk te verdedigen
om sommige burgers wel en anderen niet te informeren. Daarnaast moet worden onderkend
dat de attendering voorshands alleen betrekking heeft op personen van 25 jaar en ouder
die een geactiveerd MijnOverheid-account hebben en in dat kader een e-mailadres hebben
opgegeven.11 Dat betekent dat de reikwijdte van de ongevraagde attendering op zichzelf qua omvang
reeds te overzien is. De gekozen standaardinstellingen voor de attendering (alleen
besluiten met betrekking tot een locatie binnen een zekere straal rond het woonadres)
leiden tot een beperkt aantal attenderingsmails. Er is dus sprake van een voorzichtige
start. Ten slotte zal de attendering gefaseerd worden uitgerold. Dit is noodzakelijk
om de benodigde technische systemen te beproeven en op te schalen, alsmede om de helpdesk
niet te overbelasten. Gefaseerde uitrol biedt tevens de mogelijkheid om op basis van
de respons van het publiek tot aanpassingen te komen. Op basis van permanent gebruikersonderzoek
zal de attenderingsfunctie verder ontwikkeld worden.
Het ATR heeft geadviseerd de regeldrukparagraaf (paragraaf 5) aan te vullen, omdat
met name de standaardinstellingen voor de ongevraagde e-mailattendering nog niet bekend
waren ten tijde van de beschrijving van de regeldrukeffecten in de memorie van toelichting
bij de Wet elektronische publicaties. In het ten behoeve van die wet uitgevoerde onderzoek
van SIRA Consulting staat: ‘Waarschijnlijk leidt de verbeterde toegankelijkheid van
kennisgevingen er wel toe dat bestaande lezende huishoudens en bedrijven in de toekomst
vaker publicaties gaan lezen. Hiermee wordt een belangrijk beleidsdoel gerealiseerd:
verbeterde transparantie van besluitvorming door meer kennisname van besluiten van
de overheid. De keerzijde hiervan is een rekenkundige toename van de administratieve
lasten.’12 Een verdere verbetering van de attenderingsservice leidt dus volgens de meetmethode
tot een hogere administratieve lastendruk. De meetmethode lijkt in dit opzicht niet
goed toegesneden op de aard van het voorstel. Een verdere verfijning van de kwantitatieve
analyse volgens deze methode is dan ook niet opportuun.
Het ATR heeft tevens opgemerkt dat de standaardinstellingen van de attenderingsservice
ertoe zouden moeten leiden dat burgers worden geïnformeerd over besluiten waarbij
zij belanghebbende zijn en dat voorkomen wordt dat zij worden overspoeld met informatie
over besluiten waarbij zij geen belanghebbende zijn. In artikel 20 van de Bekendmakingswet
is bepaald dat attendering plaatsvindt met betrekking tot publicaties over de omgeving
van het woonadres van de burger en dat over de omvang van dit gebied bij ministeriele
regeling nadere regels kunnen worden gesteld.13 De omvang van het gebied dient dus zodanig te worden gekozen dat de burger zoveel
mogelijk belanghebbende is bij de (voorgenomen) besluiten waarop hij wordt geattendeerd.
Om dit beter te realiseren, is een differentiatie aangebracht in de straal rond het
woonadres naar de mate van stedelijkheid van een gebied. In de artikelsgewijze toelichting
wordt hierop nader ingegaan.14
Gebruikers van de attenderingsservice kunnen ervoor kiezen om direct na verschijnen
van een bericht te worden geattendeerd of eenmaal per week een overzicht van alle
nieuwe berichten te ontvangen. Standaard wordt een keer per week geattendeerd. Het
ATR pleit voor dagelijkse attendering omdat hierdoor meer tijd beschikbaar is voor
het indienen van bezwaren. De frequentie van de berichtgeving (eenmaal per week) is
het resultaat van een afweging tussen enerzijds de wens tot het zo spoedig mogelijk
attenderen op relevante bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen en anderzijds
de gedachte dat burgers niet moeten worden overstelpt door berichten van de overheid.
Uit gebruikersonderzoek blijkt ook dat gebruikers overwegend een voorkeur hebben voor
attendering eens per week.
Onder meer door de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (hierna: NMV) en het ATR zijn
verschillende opmerkingen gemaakt over mogelijkheden, gebruiksvriendelijkheid en kwaliteit
van de attenderingsservice. Deze opmerkingen zullen samen met de resultaten van gebruikersonderzoek
worden benut om de attenderingsservice in de loop van de tijd verder te verbeteren.
De NMV drong erop aan om aan een gebrek in de attendering het gevolg te verbinden
dat wettelijke termijnen waarbinnen kan worden gereageerd, met twee weken worden verlengd.
De attendering is echter een service en maakt geen onderdeel uit van de bekendmaking.15
Door de koepelorganisatie voor de belangen van mensen met een beperking of chronische
ziekte, Ieder(in), is gevraagd naar de toepasselijkheid van standaarden op het gebied
van de toegankelijkheid. Daarbij is gewezen op Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees
parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites
en mobiele applicaties van overheidsinstanties (‘de webtoegankelijkheidsrichtlijn’).16 Deze richtlijn voorziet – in aansluiting op internationale en meer algemene in het
kader van de Europese Unie tot stand gekomen regelgeving over ondersteuning van mensen
met een beperking – in (minimum)voorschriften ter waarborging van toegankelijkheid
van websites en mobiele applicaties (apps) van overheidsinstanties. De webtoegankelijkheidsrichtlijn
is in Nederland vooralsnog geïmplementeerd met het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid
overheid. In de Wet digitale overheid17 is, mede met het oog op deze richtlijn, een grondslag opgenomen voor de aanwijzing
van standaarden bij algemene maatregel van bestuur. Officiële publicaties dienen te
voldoen aan de in de genoemde regelgeving gestelde eisen inzake toegankelijkheid.
Daarom is bij of krachtens de Bekendmakingswet geen aanvullende bepaling nodig.
Naar aanleiding van de ontvangen reacties zijn op verscheidene plaatsen in deze regeling
en de toelichting wijzigingen, verduidelijkingen en aanvullingen aangebracht.
Artikelsgewijs
Artikel 2.1
De uitgifte van de publicatiebladen geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke
wijze door middel van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in stand gehouden digitale infrastructuur.18 Evenals onder het Bekendmakingsbesluit en het Bbbrdo het geval was, is ook thans
bepaald dat de publicatiebladen worden uitgegeven op internet. Dit netwerk is ook
naar de huidige stand van de informatie- en communicatietechnologie het meest toegankelijke
elektronische medium en het ligt dan ook in de rede dit medium voorshands voor de
uitgifte van de publicatiebladen te blijven gebruiken. In het onderhavige artikel
is het internetadres vastgesteld waarop de publicatiebladen, bedoeld in artikel 3.1,
eerste lid, van het Besluit elektronische publicaties (zijnde de publicatiebladen,
met uitzondering van het afkondigingsblad), worden uitgegeven.19
Artikel 2.2
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt er zorg voor dat
de nodige maatregelen worden getroffen ter waarborging van de betrouwbaarheid en de
beveiliging van de elektronische uitgifte en de beschikbaarstelling van de publicatiebladen.20 In dit artikel zijn de bedoelde waarborgen opgenomen.21
In tegenstelling tot onder de Rebbrdo,22 waar gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks
bestuur van het waterschap, het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur
van de bedrijfsvoeringsorganisatie en het gemeenschappelijk orgaan zorg droegen voor
betrouwbaarheid en de beveiliging van de elektronische uitgifte en beschikbaarstelling
van onderscheidenlijk het provinciaal blad, het gemeenteblad, het waterschapsblad
en het publicatieblad, is deze zorgplicht thans beperkt tot de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.23 In het nieuwe stelsel onder de Bekendmakingswet is de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties ter zake immers alleen verantwoordelijk, nu de uitgifte van
de publicatiebladen geschiedt door middel van een door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in stand gehouden digitale infrastructuur.24
In het tweede lid is het bestandsformaat voorgeschreven dat voor publicaties moet
worden gehanteerd. Bij de keuze van deze standaard is het van belang dat:
-
– de publicaties op identieke wijze worden afgebeeld, ongeacht de software, het computerplatform
of de printer die bij de raadpleging wordt gebruikt;
-
– het een open standaard is, die geschikt is voor duurzame archivering;
-
– de doorzoekbaarheid kan worden beperkt, indien dit om redenen van privacy gewenst
is; en
-
– de bovenstaande eisen zo min mogelijk ten koste gaan van de eisen die met betrekking
tot digitale toegankelijkheid zijn vastgelegd in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid
overheid.25
Met het oog op voornoemde eisen, is het bestandsformaat PDF/A voorgeschreven. PDF/A
is een door ISO vastgestelde open standaard die expliciet bedoeld is voor eindversies
van documenten, voor publicatie van documenten op websites en voor (langdurige) bewaring.
Iedereen kan documenten in het bestandsformaat PDF/A openen door middel van een vrij
verkrijgbare PDF-reader. In tegenstelling tot onder de Bekendmakingsregeling en de
Rebbrdo,26 is – teneinde de regeling toekomstbestendiger te maken – het versienummer van de
PDF/A-standaard niet langer vastgelegd. Willekeurig welke van de thans bestaande27 of toekomstige versies van de PDF/A-standaard voldoet daarmee.
De PDF/A-standaard is te onderscheiden in een a- en een b-type, gewoonlijk aangeduid
als conformiteitsniveau a onderscheidenlijk conformiteitsniveau b. Conformiteitsniveau
a is de meest toegankelijke vorm van PDF. Daarbij worden ook structuur en semantiek
opgeslagen. Documenten in het bestandsformaat PDF/A, conformiteitsniveau a, zijn daardoor
doorzoekbaar met zoekmachines. Alleen als PDF-documenten in het bestandsformaat PDF/A,
conformiteitsniveau a, op een website worden gepubliceerd, zijn ze optimaal toegankelijk
en kan die website volledig voldoen aan de eisen die met betrekking tot digitale toegankelijkheid
zijn vastgelegd in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid, indien
althans niet-machinaal leesbare elementen – zoals afbeeldingen (images) – worden voorzien
van een machinaal leesbaar tekstequivalent.28 Conformiteitsniveau a is dan ook voorgeschreven.
In de praktijk kan het echter nodig zijn om in bepaalde gevallen uitsluitend gebruik
te maken van het bestandsformaat PDF/A, conformiteitsniveau b, in een niet-machinaal
leesbare vorm. Behalve algemeen verbindende voorschriften worden immers ook andere
besluiten en kennisgevingen gepubliceerd. Hierin kunnen persoonsgegevens zijn opgenomen
waarbij het naar het oordeel van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
uit een oogpunt van privacybescherming ongewenst is dat deze permanent door middel
van een zoekmachine kunnen worden gevonden. In dat geval bestaat de mogelijkheid om
de teksten uitsluitend in het bestandsformaat PDF/A, conformiteitsniveau b, als imagebestand
te publiceren. Zo schrijft de Faillissementswet voor dat een uittreksel uit het vonnis
van faillietverklaring met vermelding van de naam, de woonplaats of het kantoor en
het beroep van de gefailleerde in de Staatscourant wordt geplaatst.29 Op grond van de Faillisementswet wordt een dergelijk uittreksel ook opgenomen in
het centraal insolventieregister.30 Uit een oogpunt van bescherming van de persoonsgegevens van de gefailleerde, zijn
beperkingen aangebracht in de mogelijkheden om het insolventieregister te doorzoeken.
Als de publicatie in de Staatscourant onbeperkt doorzoekbaar zou zijn, zouden hiermee
de met betrekking tot het register aangebrachte beperkingen omzeilt kunnen worden.
In een dergelijk geval wordt daarom bij publicatie in de Staatscourant gebruikgemaakt
van het bestandsformaat PDF/A, conformiteitsniveau b. De toegankelijkheid wordt gewaarborgd
door gedurende een korte periode tevens een wel doorzoekbare HTML-versie te publiceren.
In het derde lid is bepaald dat in afwijking van het tweede lid onderdelen van publicaties
kunnen worden uitgegeven en beschikbaar gehouden in het bestandsformaat GML-XML voor
zover het geometrische of geografische informatie betreft, waaronder begrepen de geometrische
begrenzing van gebieden. Door wijziging van de Bekendmakingsregeling per 1 oktober
2019,31 bevatte die regeling een dergelijke bepaling.32 Onder de Omgevingswet vindt de publicatie van besluiten en andere rechtsfiguren niet
meer – zoals onder de Wet ruimtelijke ordening – plaats in een afzonderlijke voorziening,33 maar via de generieke infrastructuur voor officiële publicaties. Besluiten en andere
rechtsfiguren op grond van de Omgevingswet bevat veelal geometrische informatie in
de vorm van vastgestelde verzamelingen coördinaten, waarmee werkingsgebieden van regels
worden begrensd of andere locaties worden aangeduid. Deze worden in de nieuw ontwikkelde
standaard voor Omgevingswet-besluiten door het betrokken bestuursorgaan digitaal vastgesteld
door vaststelling van de coördinaten in het bestandsformaat GML-XML. Dit bestandsformaat
wordt dan ook gebruikt voor de officiële publicatie, die daarmee uit twee delen bestaat:
het PDF/A-bestand en een of meer GML-bestanden. Aan de generieke infrastructuur voor
officiële publicaties is voorts een servicevoorziening toegevoegd waarmee de in coördinaten
vastgestelde gebieden digitaal in een interactief kaartbeeld kunnen worden getoond
om de inhoud van de bestanden met coördinaten inzichtelijk te maken voor de gebruiker.
In het vierde lid is allereerst de eis gesteld dat het systeem voor gegevensverwerking
waarmee de publicaties worden uitgegeven en beschikbaar gehouden, voldoet aan hoge
continuïteitseisen. Maatregelen die bijdragen aan een hoge continuïteit zijn onder
meer de aanwezigheid van voldoende capaciteit (bandbreedte), zodat de informatie ook
bij veel gelijktijdige raadplegingen voor iedereen beschikbaar is, het treffen van
voorzieningen tegen kunstmatige overbelasting en het beschikbaar zijn van uitwijkvoorzieningen,
zodat de informatievoorziening voortgang vindt bij storingen, onderhoud en calamiteiten.
In het vierde lid is voorts het vereiste van een goede beveiliging opgenomen. Bij
een goede beveiliging gaat het bijvoorbeeld om het treffen van de nodige maatregelen
van technische en organisatorische aard ter voorkoming van verlies of aantasting van
de publicaties, van onbevoegde publicatie en van belemmering van de goede werking
van het systeem van gegevensverwerking waarmee de publicaties worden uitgegeven en
beschikbaar gehouden. Deze beveiliging dient in elk geval zodanig te zijn, dat deze
aansluit bij nationale en internationale normen voor informatiebeveiliging.
In het vijfde lid zijn waarborgen voorgeschreven die een reconstructie mogelijk maken,
indien het systeem van gegevensverwerking waarmee publicaties worden uitgegeven en
beschikbaar gehouden door een calamiteit worden getroffen. Door vastlegging van alle
mutaties die met het systeem van gegevensverwerking zijn verricht (zoals het publiceren
van nieuwe bekendmakingen, het wijzigen van metadata en het wijzigen van de locatie
van bestanden) en door het maken van een back-up van elke publicatie, is herstel van
de uitgangssituatie mogelijk. Deze gegevens dienen bewaard te worden op een gegevensdrager
die fysiek gescheiden is van het medium dat gebruikt wordt voor de opslag van de publicaties.
Uit een oogpunt van veiligheid worden deze gegevens in de regel in een andere ruimte
bewaard dan de ruimte waarin het bedoelde systeem voor gegevensverwerking is opgesteld,
bij voorkeur zelfs in een ander gebouw.
De verplichting tot elektronische publicatie is verder niet van toepassing op publicaties
die worden verzorgd door de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba: het afkondigingsblad kan elektronisch worden uitgegeven.34 Een verplichting tot elektronische publicatie strekt te ver, nu het gebruik van internet
op Bonaire, Sint Eustatius en Saba minder algemeen gangbaar is dan in Nederland. Daarom
is afgezien van overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 2, achtste lid,
van de Bekendmakingswet (uitgifte van de publicatiebladen geschiedt door middel van
een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in stand gehouden
digitale infrastructuur). In dit licht is in zesde lid van het onderhavige artikel
bepaald dat, indien het afkondigingsblad elektronisch wordt uitgegeven, de zorgplicht,
bedoeld in eerste lid, van overeenkomstige toepassing is op het bestuurscollege.
Artikel 2.3
In artikel 3.8 van het Besluit elektronische publicaties is bepaald dat bestuursorganen
met betrekking tot de plaatsing in de publicatiebladen de regels of technische standaarden
toepassen die bij regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zijn gesteld respectievelijk zijn aangewezen. De regels (eerste lid) zien op plaatsing
die verloopt via de applicaties DROP (decentrale overheden) en OEP (Staatscourant),
en de standaarden (tweede lid) op plaatsing door middel van de LVBB (Landelijke Voorziening
Bekendmaken en Beschikbaar stellen, die ziet op het fysieke domein dat wordt bestreken
door de Omgevingswet) met gebruikmaking van STOP/TPOD.
Met betrekking tot het aanleveren van gegevens over de in de publicatiebladen te publiceren
teksten (metadata; eerste lid), geldt hetgeen daaromtrent is opgenomen in bijlage
1. Deze bijlage ziet zowel op publicaties in de Staatscourant als op publicaties in
de decentrale publicatiebladen. Door wijziging van de Rebbrdo per 1 januari 2015,35 bevatte die regeling een dergelijke bijlage eveneens, zij het dat deze beperkt was
tot gemeenschappelijke regelingen.36 Een nadere toelichting op het eerste lid is te vinden in de toelichting bij bijlage
1.
In het tweede lid is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is voor zover
door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (separaat) technische
standaarden zijn aangewezen. Het betreft in concreto een nieuwe standaard voor officiële
publicaties die voorshands alleen ziet op het fysieke domein dat wordt bestreken door
de Omgevingswet. Deze standaard bestaat uit een STOP, die een raamwerk geeft voor
de vormgeving en structuur van documenten die officiële publicatie behoeven, zoals
besluiten en ontwerpen daarvan. Het STOP-raamwerk vraagt voor toepassing een nadere
invulling in een TP. Met het oog op de invoering van de Omgevingswet is voor verschillende
besluiten en andere rechtsfiguren op grond van die wet, een specifiek TPOD ontwikkeld.
De STOP en de daarop gebaseerde TPOD’s voorzien in een vormgeving en structuur die,
naast de mogelijkheid van geautomatiseerde consolidatie, verbeterde mogelijkheden
biedt voor doorzoekbaarheid en voor (her)gebruik van de inhoud van publicaties in
informatiesystemen zoals de DSO-LV.37
Artikel 2.4
Artikel 17 van de Bekendmakingswet schrijft voor dat wordt voorzien in een vervangende
uitgave van de publicatiebladen als elektronische uitgifte op de krachtens de wet
bepaalde wijze (uitgifte op https://www.officielebekendmakingen.nl) geheel of gedeeltelijk onmogelijk is, volgens bij ministeriële regeling te stellen
regels. Het onderhavige artikel voorziet in deze regels.38 Het artikel kent een uitbreiding ten opzichte van de situatie van vóór de Wet elektronische
publicaties; terwijl het Bekendmakingsbesluit slechts zag op de Staatscourant,39 ziet onderhavige bepaling ook op de decentrale publicatiebladen.
Indien het in artikel 2.1 aangewezen internetadres (https://www.officielebekendmakingen.nl) niet algemeen toegankelijk is voor de raadpleger, of elektronische bekendmaking
via dat adres niet mogelijk is, zal als regel worden uitgeweken naar een ander internetadres.
Dat is de eerste optie die het onderhavige artikel geeft (onderdeel a). De tweede
optie is bedoeld voor het geval internet volledig uitvalt en voorziet in de instelling
van een nooddistributiepunt op de plek van het reguliere uitgiftepunt,40 vanwaaruit bekendmaking van de publicatiebladen in papieren vorm wordt geregeld (onderdeel
b). Het derde alternatief – bekendmaking op een andere door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties te bepalen wijze – is bedoeld voor zeer onvoorziene omstandigheden
waarbij bekendmaking via een ander internetadres of verspreiding in papieren vorm
vanuit het nooddistributiepunt niet mogelijk is (onderdeel c).
Overigens kunnen naast vorenbedoelde alternatieve vormen van officiële bekendmaking
andere vormen van verspreiding plaatsvinden, die dan echter niet de status van rechtsgeldige
bekendmaking hebben.
Artikel 2.5
In artikel 18 van de Bekendmakingswet is bepaald dat aan iedereen op verzoek kosteloos
inzage wordt verleend in of een papieren afschrift wordt verstrekt van publicatiebladen,
een in afwijking van het in die wet vervatte bekendmakingsstramien bekendgemaakte
bijlage of ter inzage gelegde stukken, tenzij de aard daarvan zich daartegen verzet.
Een papieren afschrift wordt verstrekt tegen ten hoogste de kosten van het maken van
een zodanig afschrift.41 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst een uitgiftepunt
aan waar de inzage of het afschrift verkregen kan worden.42 In het onderhavige artikel is, zoals reeds onder het Bekendmakingsbesluit het geval
was,43 bepaald dat vorenbedoeld uitgiftepunt is ondergebracht bij het Kennis- en Exploitatiecentrum
Officiële Overheidspublicaties (KOOP).
Artikel 2.6
Het in rekening brengen van de kosten in verband met het publiceren in decentrale
publicatiebladen (de plaatsing die verloopt met behulp van de applicatie DROP), werd
voor de inwerkingtreding van deze regeling bestreken door het privaatrecht en is met
deze regeling in het publiekrechtelijke domein getrokken. De kosten, die voor zover
het provincies en gemeenten betreft in rekening worden gebracht volgens de maatstaven
die zijn opgenomen in bijlage 2, worden in elk geval gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex
daartoe aanleiding geeft. Een nadere toelichting op dit artikel is te vinden in de
toelichting bij voornoemde bijlage.
Artikel 2.7
Door wijziging van de Bekendmakingsregeling per 1 juli 2015,44 bevatte die regeling een bepaling dat aan de Koninklijke Beroepsorganisatie voor
Gerechtsdeurwaarders kosten in rekening worden gebracht voor het publiceren in de
Staatscourant van uittreksels van exploten als bedoeld in artikel 54, tweede en vierde
lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze kosten bedroegen € 5,–
per uittreksel.45 Een dergelijke regeling is in onderhavige regeling wederom opgenomen.
Kosten als bedoeld in het onderhavige artikel worden in elk geval gewijzigd voor zover
de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Die prijsindex heeft thans aanleiding
gegeven voornoemd bedrag te indexeren tot € 5,40 per uittreksel (bedrag naar het prijspeil
per 1 september 2020.
Artikel 3.1
In artikel 19 van de Bekendmakingswet is voorgeschreven dat teksten van bekendgemaakte
wetten, algemene maatregelen van bestuur en anders dan bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels en gemeenschappelijke
regelingen in geconsolideerde vorm met gebruikmaking van een door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in stand gehouden digitale infrastructuur
beschikbaar worden gehouden door middel van een algemeen toegankelijk elektronisch
medium.46 Evenals onder het Bekendmakingsbesluit en het Bbbrdo het geval was, is ook in het
Besluit elektronische publicaties bepaald dat dit medium internet is.47 Dit netwerk is ook naar de huidige stand van de informatie- en communicatietechnologie
het meest toegankelijke elektronische medium en het ligt dan ook in de rede dit medium
voorshands voor de beschikbaarstelling van teksten in geconsolideerde vorm te blijven
gebruiken. In het onderhavige artikel is het internetadres vastgesteld waarop teksten
in geconsolideerde vorm beschikbaar worden gesteld.
Artikel 3.2
Teksten van bekendgemaakte wetten, algemene maatregelen van bestuur en anders dan
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende
voorschriften, beleidsregels en gemeenschappelijke regelingen worden in geconsolideerde
vorm beschikbaar gehouden.48 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan daaromtrent regels
stellen.49 Met betrekking tot de wijze van consolideren (onderdeel a) zijn die regels opgenomen
in bijlage 3, onder 3.4 tot en met 3.16, en ten aanzien van het aanleveren van gegevens
over de te consolideren teksten (metadata; onderdeel b) in bijlage 4. Deze bijlagen
zien op decentrale overheden. Door wijziging van de Rebbrdo per 1 juli 2016,50 bevatte die regeling dergelijke bijlagen eveneens.51 Een nadere toelichting op dit artikel is te vinden in de toelichting bij de bijlagen
3 en 4.
Artikel 4.1
In de Bekendmakingswet is vastgelegd dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
eenieder een elektronisch bericht kan zenden over de bekendmakingen, mededelingen
en kennisgevingen in de publicatiebladen die betrekking hebben op de omgeving van
het adres van inschrijving van de ontvanger in de basisregistratie personen (woonadres).Het
bericht wordt niet verzonden als de ontvanger heeft aangegeven een dergelijk bericht
niet te willen ontvangen.52 Aldus is met betrekking tot vorenbedoelde attenderingsservice door middel van e-mailberichten
sprake van een opt-outstelsel.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan nadere regels stellen
over onder meer vanaf welke leeftijd en met welke frequentie personen elektronische
berichten krijgen toegezonden, alsmede over de grootte van de omgeving van het adres.53 Deze regels worden in het onderhavige artikel gegeven.
Bij de traditionele informatievoorziening met behulp van huis-aan-huisbladen wordt
de burger geïnformeerd over alle bekendmakingen, kennisgevingen en mededelingen met
betrekking tot de gehele gemeente. In grotere steden, waar een huis-aan-huisblad vaak
meerdere edities kent, gaat het om alle berichten aangaande een bepaald stadsdeel.
De attenderingsservice kent, sinds zijn ontstaan in 2013 op basis van aanmelding (opt-in),
naast de mogelijkheid om op alle berichten in een gemeente te worden geattendeerd
ook de optie om alleen geattendeerd te worden op berichten die betrekking hebben op
een bepaalde straal rond een adres. Verreweg de meeste gebruikers van deze service
geven de voorkeur aan die laatste mogelijkheid. Door de berichtenstroom te beperken
tot berichten die betrekking hebben op de directe woonomgeving, worden veel niet-relevante
berichten weggefilterd. De bruikbaarheid van de informatie wordt hierdoor vergoot.
Er kan thans worden gekozen voor een straal van 125, 250, 500, 1.000, 1.500 of 3.000
meter. De keuze die gebruikers hierin maken, verschilt sterk. Hoe kleiner de straal,
hoe meer relevante berichten, maar hoe groter de kans dat er weleens een bericht wordt
gemist waar toch belangstelling voor bestaat. Hier moet dus een afweging worden gemaakt.
Het ATR heeft in zijn advies over de Wet elektronische publicaties voorgesteld dat
niet de burger een straal zou aangeven, maar dat het bestuursorgaan bij elk bericht
de straal zou bepalen waarbinnen belanghebbenden zouden kunnen wonen.54 Op deze manier zou iedereen al de berichten ontvangen waarbij hij belanghebbende
is. Dit vergt echter dat bestuursorganen op voorhand bekend zijn met alle belangen
van burgers. De openbare voorbereidingsprocedure bestaat juist om burgers in de gelegenheid
te stellen om belangen naar voren te brengen waar het bestuursorgaan nog onvoldoende
zicht op heeft, opdat deze belangen in de besluitvorming kunnen worden meegewogen.
Tot 1 juli 2005 volgde uit artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
dat alleen belanghebbenden de stukken konden inzien die in het kader van de openbare
voorbereidingsprocedure ter inzage werden gelegd. Deze bepaling is echter geschrapt
omdat deze niet wenslijk en hanteerbaar was, nu niet van tevoren kan worden bepaald
of iemand wel of niet belanghebbende is. Een voorbeeld in dit kader zijn verkeerbesluiten,
die van belang kunnen zijn voor verkeerdeelnemers die op grote afstand wonen. Daarnaast
willen burgers vaak niet alleen geïnformeerd worden over besluiten waarbij zij in
juridische zin belanghebbende zijn, maar ook over besluiten waar ze om andere redenen
interesse in hebben.
Omdat een belofte dat alle belanghebbenden worden geïnformeerd niet kan worden waargemaakt,
is vastgehouden aan het uitgangspunt dat de burger zelf aangeeft over welk gebied
hij geïnformeerd wil worden. Er moet echter wel een standaardinstelling worden vastgesteld
voor burgers die (nog) geen eigen voorkeur hebben vastgelegd. Daarbij is overwogen
dat in verschillende onderzoeken naar voren is gekomen dat ongeveer de helft van de
ondervraagden belangstelling heeft voor de attenderingsservice.55 Dat betekent dat de mate waarin mensen geïnteresseerd zijn in de berichtgeving, uiteenloopt.
Het is aannemelijk dat een burger met een beperkte interesse op dit gebied wellicht
geneigd zal zijn van de opt-out-optie gebruik te maken als hij te veel irrelevante
berichten ontvangt, terwijl een burger met een grote belangstelling ter zake eerder
geneigd zal zijn om zijn persoonlijke instelling aan te passen als hij minder berichten
ontvangt dan hij wil krijgen. Om het bereik van de attenderingsservice zo groot mogelijk
te houden, is gekozen voor een beperkte straal waarbij op een beperkt aantal relevante
berichten wordt geattendeerd.
Ook is overwogen dat gebruikersonderzoek uitwijst dat in landelijk gebied gemiddeld
een grotere straal wordt gekozen dan in stedelijk gebied. Dit hangt waarschijnlijk
samen met het feit dat er in landelijk gebieden belangen op grotere afstand zijn (grotere
percelen, lange zichtlijnen, minder wegen). Daarom is ervoor gekozen om een differentiatie
aan te brengen naar de mate van verstedelijking op basis van een door het CBS gehanteerde
indeling die is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid. Onder omgevingsadressendichtheid
wordt verstaan het aantal adressen binnen een cirkel met een straal van één kilometer
rondom een adres, gedeeld door de oppervlakte van de cirkel. Bij de indeling naar
stedelijkheid zijn numerieke waarden van de gemiddelde omgevingsadressendichtheid
voor afzonderlijke gebieden gecategoriseerd in vijf klassen: (1) zeer sterk stedelijk
gebied, (2) sterk stedelijk gebied, (3) matig stedelijk gebied, (4) weinig stedelijk
gebied en (5) niet-stedelijk gebied. De omgevingsadressendichtheid wordt uitgedrukt
in adressen per vierkante kilometer.56
Deze overwegingen leiden tot het hanteren (tweede lid) van een straal van 125 meter
rond het woonadres in zeer sterk stedelijk en sterk stedelijk gebied (omgevingsadressendichtheid
van 1.500 adressen/km2 of meer), een straal van 250 meter in matig en weinig stedelijk gebied (omgevingsadressendichtheid
van 500 tot 1.500 adressen/km2) en een straal van 500 meter in niet-stedelijk gebied (omgevingsadressendichtheid
van minder dan 500 adressen/km2).
De attendering vindt standaard plaats op de locatiegebonden berichten van alle overheden
met een locatie binnen de genoemde straal. Bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen
die zien op algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels worden daarbij niet
als locatiegebonden beschouwd, met uitzondering van de omgevingsverordening (provincie),
het omgevingsplan (gemeente) en de waterschapsverordening.
De attendering vindt standaard eens per week plaats. De frequentie van de berichtgeving
(eenmaal per week) is het resultaat van een afweging tussen enerzijds de wens tot
het zo spoedig mogelijk attenderen op relevante bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen
en anderzijds de gedachte dat burgers niet moeten worden overstelpt door berichten
van de overheid. Ook uit gebruikersonderzoek blijkt dat de meeste gebruikers hieraan
de voorkeur geven boven directe attendering na verschijning van elk nieuw bericht.
Vanaf de leeftijd van 14 jaar kan een MijnOverheid-account in gebruik worden genomen.
Vanaf dat moment worden in MijnOverheid ook de berichten rond het woonadres gepresenteerd
en kan de attenderingsservice worden gestart. Standaard start de attenderingsservice
bij het bereiken van de 25-jarige leeftijd. Daarbij is overwogen dat de belangstelling
voor informatie over de woonomgeving toeneemt met de leeftijd. Dit blijkt al uit het
bereik van de huis-aan-huisbladen, die het traditionele medium vormen voor publicaties
van de overheid (tabel 1).57
Tabel 1. Bereik huis-aan-huisbladen
Totaal
|
Leeftijd (in jaren)
|
allen (13+)
|
13-19
|
20-34
|
35-49
|
50-64
|
65+
|
53,2%
|
33,5%
|
36%
|
53%
|
62,3%
|
70,1%
|
Onderzoek onder de huidige abonnees van de attenderingsservice, die zich daartoe hebben
aangemeld op overheid.nl (opt-in), laat een nog sterker verband zien tussen leeftijd
en belangstelling voor de overheidspublicaties. In dit onderzoek is in een steekproef
van alle abonnees (‘random steekproef’) en in een steekpoef van mensen die gedurende
de laatste drie maanden voor het onderzoek abonnee zijn geworden (‘recente aanmelders’)
de leeftijd gevraagd (tabel 2).58
Tabel 2. Verdeling abonnees huidige attenderingsservice naar leeftijd
Leeftijd
(in jaren)
|
Random
steekproef
|
Recente
aanmelders
|
Nederlandse bevolking
(20 jaar en ouder)
|
20-29
|
0,4%
|
2%
|
16%
|
30-39
|
5%
|
7%
|
16%
|
40-49
|
12%
|
17%
|
17%
|
50-59
|
23%
|
21%
|
19%
|
60+
|
60%
|
52%
|
33%
|
n=
|
2.568
|
483
|
|
Dat er verband bestaat tussen leeftijd en belangstelling voor overheidsmaatregelen
in de buurt, is niet verwonderlijk. Veel personen in de leeftijdscategorie van 20
tot 29 jaar hebben geen zelfstandige of duurzame woonruimte; ze wonen nog in het ouderlijk
huis of op kamers. Daarnaast kunnen factoren die vaak op wat latere leeftijd een rol
spelen, zoals het krijgen van kinderen of de verhuizing van een huur- naar een koopwoning,
de belangen die mensen bij hun woonomgeving hebben beïnvloeden. Wanneer de toezending
van de attenderingsmails wordt gestart op een leeftijd waarop de belangstelling hiervoor
gemiddeld genomen nog gering is, bestaat het gevaar dat er op grote schaal gebruik
wordt gemaakt van de opt-out-optie, waarbij het nog maar de vraag is af deze gebruikers
op latere leeftijd alsnog de drempel zullen nemen om zich opnieuw aan te melden.
Door het gebruik van de attenderingsservice te monitoren en door gebruikerswensen
te verzamelen, zal die service in de loop van de tijd worden geoptimaliseerd.59
Artikel 5.1
Zoals in paragraaf 2 (Juridisch kader) van het algemene deel van de toelichting bij
deze regeling is vermeld, is de regelgeving met betrekking tot de uitgifte van de
Staatscourant uit de Bekendmakingsregeling genomen. De Bekendmakingsregeling ziet
daarmee alleen nog op het Staatsblad. In dit artikel zijn vorenbedoelde wijzigingen
opgenomen, alsmede de wijzigingen die de Wet elektronische publicaties in het Bekendmakingsbesluit
noodzakelijk maakte of die een technische verbetering inhouden.
Evenals in de onderhavige regeling,60 wordt ook ten aanzien van publicaties in het Staatsblad het versienummer van de PDF/A-standaard
niet langer vastgelegd, maar wordt volstaan met het opnemen van het conformiteitsniveau
(onderdeel B, onder 2, onder b). De bepaling met betrekking tot het uitgeven en beschikbaar
houden van publicaties in het bestandsformaat GML-XML,61 is neergeslagen in artikel 2, tweede lid (onderdeel B, onder 3). Het aldus vrijgekomen
artikel 2a is benut voor een bepaling (onderdeel C) die ziet op de toepassing van
regels en technische standaarden met betrekking tot de plaatsing in het Staatsblad.
Artikel 6.1
De strekking van deze wijzigingen in bepalingen over bepaalde leges is de in die bepalingen
opgenomen zinsneden over mededeling of kennisgeving aan te passen aan de in artikel
12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze: mededelingen vinden plaats in de vorm van
een volledige publicatie en kennisgevingen in de vorm van een zakelijke weergave van
de inhoud in de te onderscheiden officiële publicatiebladen (Staatscourant, provinciaal
blad, gemeenteblad, waterschapsblad, etc.)62 van het openbaar lichaam waartoe het betreffende bestuursorgaan behoort,63 onder vermelding van de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving
betrekking op heeft voor eenieder ter inzage liggen.64
Opgemerkt zij dat het in het onderhavige artikel veelal gaat om wijziging van bepalingen
die door de Invoeringsregeling Omgevingswet in de Omgevingsregeling zijn ingevoegd
of aangepast.
Artikelen 6.2 en 6.3
Voor de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties, kende de Bekendmakingswet
de figuur van het bekendmaken van bijlagen door terinzagelegging.65 De door de onderhavige artikelen gewijzigde bepalingen in de Regeling basisregistratie
persoonsgegevens (hierna: Regeling BRP) en de Regeling basisadministraties persoonsgegevens
BES (hierna: Regeling bap BES) waren op die figuur geënt. De Bekendmakingswet voorziet
thans echter niet meer in bekendmaking door terinzagelegging. In plaats daarvan is
in artikel 7 van de Bekendmakingswet bepaald dat in afwijking van het in die wet vervatte
bekendmakingsstramien een wet, een algemene maatregel van bestuur of een ander besluit
kan bepalen dat – na voorafgaande instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties – een bij die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat
besluit behorende bijlage wegens aard of omvang wordt bekendgemaakt door middel van
een in die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit aangewezen ander
algemeen toegankelijk elektronisch medium – bijvoorbeeld de website van een openbaar
lichaam – dan het publicatieblad.66 In het onderhavige geval is – zeker nu de thans gewijzigde zinnen (artikelen 6.2,
onderdelen B en C, en 6.3) in de Regeling BRP en de Regeling bap BES reeds repten
van het tevens beschikbaar stellen via https://www.rvig.nl – de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) het aangewezen medium
voor bekendmaking.
Artikel 7.1
Zoals in paragraaf 2 (Juridisch kader) van het algemene deel van de toelichting bij
deze regeling is vermeld, trekt dit besluit de Rebbrdo in, waarbij de materiële inhoud
van de Rebbrdo met de wijzigingen die daarin door de Wet elektronische publicaties
noodzakelijk waren, is overgebracht naar de onderhavige regeling.
Artikel 8.1
Van bestuursorganen kan niet worden verwacht dat zij alle reeds eerder beschikbaar
gestelde geconsolideerde teksten aanpassen aan de nieuwe regels over de wijze van
consolideren en metadatering.67 Een dergelijke aanpassing vormt een te grote last. Daarom wordt in dit artikel bepaald
dat reeds beschikbaar gestelde geconsolideerde teksten in afwijking van artikel 6.2
beschikbaar kunnen worden gehouden overeenkomstig de regels die golden ten tijde van
de eerste beschikbaarstelling. Mocht echter een tekst ten onrechte niet zijn geconsolideerd,
dan dient dat alsnog te gebeuren overeenkomstig de thans geldende regels. Dit artikel
houdt geen verbod in op het aanpassen van de consolidatie aan de gewijzigde regeling.
Artikel 8.2
Het eerste lid van het onderhavige artikel vormt het complement van de tijdelijke
voorziening voor omgevingsbesluiten waarop ook artikel 11.1 van het Besluit elektronische
publicaties ziet. Die voorziening houdt in dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet
en de regeling waarbij op grond van artikel 3.8 van het Besluit elektronische publicaties
technische standaarden zijn aangewezen, voor publicatie van besluiten op grond van
de Omgevingswet in plaats van die aangewezen technische standaarden tijdelijk nog
gebruik kan worden gemaakt van de zogenoemde IMRO-standaarden.68 Dit artikellid sluit daarop aan door te bepalen dat tijdelijk publicatie van specifieke
onderdelen van besluiten op grond van de Omgevingswet, kan plaatsvinden op https://www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de beperking tot specifieke onderdelen is bedoeld uit te drukken dat bij vaststelling
van bijvoorbeeld (een deel van) een omgevingsplan, het hoofdbestanddeel in het publicatieblad
op https://www.officielebekendmakingen.nl bekend moet worden gemaakt. De plandelen die volgens IMRO-standaarden zijn vormgegeven,
kunnen dan worden gepubliceerd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
De uitsluiting in het tweede lid van de toepasselijkheid van artikel 2.2, houdt verband
met de omstandigheid dat https://www.ruimtelijkeplannen.nl als voorziening een eigen inrichtings- en beheerregime kent. Omdat bij gebruik van
die voorziening voor publicatie van specifieke onderdelen van een besluit andere standaarden
gelden dan die waarop artikel 2.3 ziet, is ook toepassing van deze laatste bepaling
uitgesloten.
In het derde lid is de werkingsduur van het onderhavige artikel gekoppeld aan de werkingsduur
van artikel 11.1 van het Besluit elektronische publicaties. In artikel 11.1, derde
lid, van dat besluit is bepaald dat dat artikel een jaar na inwerkingtreding van de
Omgevingswet vervalt, of zoveel eerder als bij koninklijk besluit wordt bepaald.
Artikel 8.3
Voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is aansluiting gezocht bij
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1.1 van de Wet elektronische publicaties,
zijnde het artikel waarin de ‘nieuwe’ Bekendmakingswet is vervat die met het daarop
gebaseerde Besluit elektronische publicaties aan onderhavige regeling ten grondslag
ligt.
Bijlage 1 als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid
Deze bijlage over de aan te leveren gegevens over de in de publicatiebladen te publiceren
teksten (metadata), ziet zowel op publicaties in de Staatscourant als op publicaties
in de decentrale publicatiebladen. De Rebbrdo bevatte een dergelijke bijlage eveneens,
zij het dat deze beperkt was tot gemeenschappelijke regelingen.69 Met de gegevens wordt mogelijk gemaakt dat gebruikers van https://www.officielebekendmakingen.nl, waarop de publicatiebladen worden uitgegeven,70 kunnen zoeken in publicaties van meerdere bestuursorganen (bijvoorbeeld in alle publicaties
die betrekking hebben op een bepaald gebied) en zich op maat per e-mail op nieuwe
publicaties kunnen laten attenderen.
Om te verzekeren dat het gebied waarop een publicatie betrekking heeft zo specifiek
mogelijk wordt aangeduid, is expliciet voorgeschreven hoe het gegeven ‘Gebiedsmarkering’
geregistreerd dient te worden.
E-mailattendering vindt plaats op basis van een door de gebruiker aan te passen straal
rond zijn woonadres en niet op basis van een door het bestuursorgaan te bepalen effectgebied
rond het object van het besluit.71 Het is wenselijk dat gebruikers er daarnaast voor kunnen kiezen om in het geval van
(voorgenomen) omgevingsvergunningen ook geattendeerd te worden op verder weg gelegen
objecten die gevolgen hebben voor een zeer groot gebied, zoals luchthavens of zware
industrie. Wanneer deze attendering bereikt zou moeten worden door het kiezen van
een zeer grote straal rond het woonadres, zou dit tevens leiden tot attendering op
een onhanteerbaar aantal niet-relevante berichten. Daarom is voorzien in een gegeven
‘Effectgebied’. Dit gegeven ziet op de situatie waarin het bestuursorgaan verwacht
dat een (voorgenomen) omgevingsvergunning effecten zal hebben voor belanghebbenden
die zich op grote afstand (meer dan 3.000 meter) bevinden van het gebied of object
waarop de te publiceren tekst ziet. Om het mogelijk te maken dat ook deze belanghebbenden
per e-mail op deze teksten worden geattendeerd, dient het bestuursorgaan op te geven
binnen welke straal de effecten naar verwachting merkbaar zullen zijn. Voor de grens
van drie kilometer is gekozen omdat bij de attenderingsservice 3.000 meter de grootst
mogelijke straal is waarvoor attendering kan worden verkregen.72 Dat bij (voorgenomen) omgevingsvergunningen met een grotere impact het effectgebied
moet worden vastgesteld, is overigens niet nieuw. Ook bij de traditionele publicatie
in de huis-aan-huisbladen diende in een dergelijk geval te worden nagegaan of het
effectiefgebied aanleiding gaf om in meerdere stadsedities of in meerdere gemeenten
te publiceren.
Bijlage 2 als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid
Op grond van artikel 2.6, worden aan gedeputeerde staten, het college van burgemeester
en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap de kosten in verband met
het publiceren in het provinciaal blad, het gemeenteblad, het waterschapsblad en het
blad gemeenschappelijke regeling (de plaatsing die verloopt met behulp van de applicatie
DROP) jaarlijks in rekening gebracht. Het gaat hierbij om alle kosten die met betrekking
tot deze bladen worden gemaakt, inclusief de kosten van doorzoeken, raadplegen en
attendering. De gemeenschappelijke regelingen delen niet in de kosten, omdat zij hun
uitgaven in rekening brengen bij de deelnemers. Hierdoor zouden de kosten uiteindelijk
toch bij provincies, gemeenten en waterschappen terechtkomen.
Het in rekening brengen van de kosten geschiedt volgens de maatstaven die zijn opgenomen
in deze bijlage. De kosten worden, zoals in de toelichting bij het genoemde artikel
is beschreven, in elk geval gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe
aanleiding geeft. Over beheer en doorontwikkeling van de centrale publicatievoorziening,
de daarmee samenhangende kosten en de daarmee corresponderende tarieven zal – zoals
steeds het geval is geweest – door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
periodiek worden overlegd met vertegenwoordigers van provincies, gemeenten en waterschappen.
Voor de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties, hadden decentrale overheden
de keuze om hun officiële elektronische publicatieblad in eigen beheer op de eigen
website uit te geven of gebruik te maken van een centrale publicatievoorziening die
door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter beschikking
werd gesteld. In dat laatste geval betaalden de deelnemers een vergoeding voor de
kosten van die voorziening. Het tarief was in 2013 vastgesteld en opgenomen in privaatrechtelijke
overeenkomsten tussen voornoemd ministerie en de deelnemers. De Gemeenschappelijke
Beheersorganisatie (GBO) van IPO had een overeenkomst gesloten voor alle provincies.
Het Waterschapshuis, een gemeenschappelijke regeling waaraan alle waterschappen deelnemen,
had een overeenkomst gesloten voor alle waterschappen. In beide gevallen bedroeg de
bijdrage € 250.000 per jaar. Voor gemeenten gold een staffel naar gemeentegrootte,
waarbij het tarief steeds met € 2.000 steeg als het inwoneraantal met 10.000 inwoners
toenam. Voor gemeenten 100.000 of meer inwoners gold een maximaal tarief, te weten
€ 250.000 per jaar. Teneinde onnodige administratieve lasten te voorkomen, werden
gemeenschappelijke regelingen geen kosten in rekening gebracht in verband met het
publiceren in het publicatieblad gemeenschappelijke regeling. Gemeenschappelijke regelingen
belasten hun kosten immers door aan de deelnemers, waardoor de rekening uiteindelijk
toch bij de provincies, gemeenten en waterschappen terecht zou zijn gekomen.
Nu het gebruik van de gemeenschappelijke voorziening op grond van de Wet elektronische
publicaties verplicht is, heeft de kostenvergoeding een publiekrechtelijk karakter
gekregen. Daarbij is aangesloten bij de bestaande tariefstructuur.73 Daarbij was op een drietal punten een aanpassing van de kostenvergoeding nodig.
Ten eerste worden de bijdragen van provincies en waterschappen – zoals reeds het geval
was bij die van gemeenten – voortaan gerelateerd aan het aantal inwoners. Daarbij
wordt uitgegaan van het inwoneraantal op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar,
volgens opgave van het CBS. Voor 2013 komt dit neer op 1,5 eurocent per inwoner. De
bijdrage (€ 290.134,–) van de waterschappen wordt ook in de nieuwe situatie geïnd
bij Het Waterschapshuis (artikel 2.6, tweede lid, laatste zin). De kosten die in verband
met het publiceren aan gedeputeerde staten jaarlijks in rekening worden gebracht,
bedragen eveneens € 290.134,–. Omdat het IPO geen publiekrechtelijk orgaan is, wordt
de bijdrage bij iedere provincie afzonderlijk in rekening gebracht. Daarbij wordt
gebruikgemaakt van een verdeelsleutel die in samenwerking met het IPO-bestuur wordt
vastgesteld. Die sleutel is opgenomen in tabel 1 van deze bijlage. Naar de situatie
per 1 januari 2021 geldt de kostenverdeling, weergegeven in tabel 1.
Tabel 1. Kostenverdeling provincies
Provincie
|
Percentage (%)
|
Drenthe
|
7,31
|
Flevoland
|
6,45
|
Fryslân
|
8,15
|
Gelderland
|
10,24
|
Groningen
|
7,79
|
Limburg
|
8,07
|
Noord-Brabant
|
9,78
|
Noord-Holland
|
8,35
|
Overijssel
|
8,19
|
Utrecht
|
8,99
|
Zeeland
|
6,74
|
Zuid-Holland
|
9,92
|
Ten tweede is bij de staffel voor gemeenten het inwoneraantal waarbij het maximumtarief
wordt bereikt, verhoogd van 100.000 naar 360.000 inwoners. Het maximum is destijds
geïntroduceerd om de gemeenschappelijke voorziening ook aantrekkelijk te houden voor
gemeenten die alleen verordeningen en geen mededelingen en kennisgevingen publiceren.
Er is wel enig verband tussen het aantal inwoners en het aantal verordeningen, maar
dit verband is beperkt. Nu op grond van de Wet elektronische publicaties de publicatie
van mededelingen en kennisgevingen in de publicatiebladen is verplicht, is het niet
langer redelijk als alle gemeenten met meer dan 100.000 inwoners hetzelfde tarief
verschuldigd zijn. Wel zijn boven de 120.000 inwoners de stappen in de staffel vergoot
van 10.000 naar 20.000 inwoners. Dit vormt een vertaling van het verschijnsel dat
vanaf een bepaalde gemeentegrootte het aantal publicaties niet meer recht evenredig
toeneemt met het aantal inwoners. Omdat in grote steden ook sprake is van grotere
projecten die betrekking hebben op meer inwoners, neemt het aantal te publiceren besluiten
per inwoner enigszins af. Deze aanpassing is ook nodig omdat het aantal gemeenten
met minder dan 100.000 inwoners door gemeentelijke herindeling tussen 2013 en 2019
met 57 is afgenomen. Hierdoor nam de opbrengst van het tarief af. De aanpassing leidt
– naar de situatie in 2013 – tot de staffel, opgenomen in tabel 2.
Tabel 2. Publicatiekosten gemeenten
Aantal inwoners gemeente
|
Bedrag (in €)
|
<10.000
|
2.000
|
10.000 tot 20.000
|
4.000
|
20.000 tot 30.000
|
6.000
|
30.000 tot 40.000
|
8.000
|
40.000 tot 50.000
|
10.000
|
50.000 tot 60.000
|
12.000
|
60.000 tot 70.000
|
14.000
|
70.000 tot 80.000
|
16.000
|
80.000 tot 90.000
|
18.000
|
90.000 tot 100.000
|
20.000
|
100.000 tot 110.000
|
22.000
|
110.000 tot 120.000
|
24.000
|
120.000 tot 140.000
|
26.000
|
140.000 tot 160.000
|
28.000
|
160.000 tot 180.000
|
30.000
|
180.000 tot 200.000
|
32.000
|
200.000 tot 220.000
|
34.000
|
220.000 tot 240.000
|
36.000
|
240.000 tot 260.000
|
38.000
|
260.000 tot 280.000
|
40.000
|
280.000 tot 300.000
|
42.000
|
300.000 tot 320.000
|
44.000
|
320.000 tot 340.000
|
46.000
|
340.000 tot 360.000
|
48.000
|
≥360.000
|
50.000
|
Ten derde zijn de tarieven aangepast aan de inflatie met behulp van de consumentenprijsindex
van het CBS. Om de tarieven vóór 1 januari van een jaar te kunnen aanpassen, wordt
uitgegaan van het prijspeil per 1 september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.74 De in artikel 2.6, tweede lid, en deze bijlage opgenomen tarieven zijn naar het prijspeil
per 1 september 2021. De tariefaanpassing is nodig om de centrale voorziening in stand
te houden waarmee de Wet elektronische publicaties kan worden uitgevoerd.
Bijlage 3 als bedoeld in artikel 3.2, onderdeel a
Deze bijlage, die ziet op decentrale overheden, bevat regels met betrekking tot de
wijze van consolideren (consolidatievoorschriften). Deze zijn opgenomen onder 3.4
tot en met 3.16 (3.1 tot en met 3.3 betreft toelichting). Bij de Rebbrdo was een dergelijke
bijlage eveneens opgenomen,75 zij het dat deze beperkt was tot algemeen verbindende voorschriften en niet ook zag
op beleidsregels en andere besluiten (met name gemeenschappelijke regelingen) die
thans worden geconsolideerd.76
Bepaald is bijvoorbeeld in welke gevallen decentrale overheden moeten consolideren
en hoe de wijzigingen in algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels en gemeenschappelijke
regelingen in de geconsolideerde versie moeten worden verwerkt. Daarnaast bevat de
bijlage voorschriften over hoe om te gaan met algemeen verbindende voorschriften,
beleidsregels en gemeenschappelijke regelingen die komen te vervallen en hoe redactionele
opmerkingen in de geconsolideerde tekst moeten worden weergegeven. Ten slotte zijn
specifieke consolidatievoorschriften opgenomen met betrekking tot bijlagen als bedoeld
in artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet.77
Bijlage 4 als bedoeld in artikel 3.2, onderdeel b
Deze bijlage ziet op de aan te leveren gegevens over de te consolideren teksten van
decentrale overheden (metadata). De Rebbrdo bevatte een dergelijke bijlage eveneens.78 Metadata zijn van belang om publicaties van teksten te kunnen duiden en om de vindbaarheid
van informatie te vergroten. De verplichtingen over de wijze waarop de metadatavelden
worden ingevuld, moeten bewerkstelligen dat alle decentrale overheden de informatie
over de gepubliceerde algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels en gemeenschappelijke
regelingen op een uniforme wijze weergeven en op een centrale plaats ontsluiten, alsmede
dat deze informatie zo toegankelijk mogelijk aan burgers en professionals wordt getoond.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops