Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2014, 7605 | Adviezen Raad van State |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2014, 7605 | Adviezen Raad van State |
Datum: 15 november 2013
Kenmerk: 2013-0000523179
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juli 2013, nr. 13.001503, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 augustus 2013, nr. W04.13.0217/I, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) adviseert om in de nota van toelichting uiteen te zetten op welke wijze de in het ontwerpbesluit geïmplementeerde verplichtingen passen in het geheel van verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen. Tevens adviseert zij in de toelichting de strekking op te nemen van de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 16 mei jongstleden waarin de minister ingaat op de implementatie van de resterende artikelen van deze richtlijn (Kamerstukken II 2012/2013, 32 757, nr. 63). Ten slotte adviseert de Afdeling de kosten voor de verslaglegging van de keuringen van airconditioningsystemen dragend te motiveren. De Afdeling geeft u in overweging in deze een besluit te nemen nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De adviezen zijn overgenomen. De toelichting is nader uitgewerkt voor wat betreft de wijze waarop de in het ontwerpbesluit geïmplementeerde verplichtingen passen in het geheel van verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2010/31/EU. Tevens is in de toelichting aandacht besteed aan bovengenoemde brief van 16 mei 2013 en is de motivering van de kosten van verslaglegging aangevuld. Verder zijn de twee redactionele opmerkingen overgenomen. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling aan te passen zodat de inwerkingtreding plaatsvindt met ingang van een in het besluit genoemde datum.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.
’s-Gravenhage, 14 augustus 2013
No. W04.13.0217/I
Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2013, no. 13.001503, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.
Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit Energieprestatie Gebouwen en strekt tot implementatie van de artikelen 15, 16 en 17 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: de herziene EPBD-richtlijn).1 Deze artikelen hebben betrekking op het doen laten plaatsvinden van keuringen van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Bij besluit van 14 juni 2013 houdende een wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de energieprestatie van gebouwen werden artikel 7 en 8 van de herziene EPBD-richtlijn geïmplementeerd.2 Dit ontwerpbesluit omvat opnieuw slechts een klein onderdeel van de verplichting om de herziene EPBD-richtlijn in zijn geheel deugdelijk te implementeren.
De transponeringstabel bij het ontwerpbesluit vermeldt dat voor de artikelen 12, 13 en 27 van de herziene EPBD-richtlijn de ‘wijze van implementatie [nog] wordt onderzocht’. Dit hangt samen met het door de Tweede Kamer der Staten Generaal verworpen voorstel van Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen dat het leeuwendeel van de herziene EPBD-richtlijn moest implementeren.3 Als gevolg hiervan zijn er op dit moment nog geen voorzieningen voor het verplicht afgeven en afficheren van energieprestatiecertificaten, en ook niet voor het opleggen van sancties bij het ontbreken van een energieprestatiecertificaat. De herziene EPBD-richtlijn had al op 9 juli 2012 geïmplementeerd moeten zijn.4
De Afdeling adviseert om in de nota van toelichting uiteen te zetten op welke wijze de in dit ontwerpbesluit geïmplementeerde verplichtingen passen in het geheel van verplichtingen die voortvloeien uit de herziene EPBD-richtlijn. Tevens adviseert zij in de toelichting de strekking op te nemen van de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 16 mei jl. waarin de minister aangeeft hoe hij zal voldoen aan de verplichting om de resterende artikelen van de herziene EPBD-richtlijn te implementeren.5
De nota van toelichting toetst in paragraaf 5 de administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit. Aan bod komen onder andere de kosten die gepaard gaan met de verplichting om verslaglegging te organiseren. De nota van toelichting noemt in dit kader een bedrag van € 356.400 per jaar. Allereerst merkt de Afdeling op dat dit bedrag verder niet wordt gemotiveerd. Daarnaast acht de Afdeling het niet onmiddellijk voor de hand liggend dat de kosten, bij 81.180 keuringen per jaar, per verslag neer zouden komen op slechts € 4,40 per verslag.6 Ook ontbreken in de toelichting de kosten voor de initiële investering. Ziet de Afdeling het goed, dan worden op dit moment alleen de structurele kosten weergegeven.
De Afdeling adviseert in de toelichting de kosten voor de organisatie van de verslaglegging in het licht van het bovenstaande dragend te motiveren.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.
– In de nota van toelichting bij paragraaf 5 het genoemde aantal keuringen van ‘81.800’ per jaar veranderen in ‘81.180’.
– In de transponeringstabel bij artikel 8, tweede lid, van de richtlijn ‘Richtlijn 2006/32/EC over energie-efficiency en Energiediensten’ vervangen door: ‘Richtlijn 2006/32/EG betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten’.
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 10 juli 2013, nr. 2013-0000412345, CZW;
Gelet op de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153/13) en artikel 120 van de Woningwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ........ (datum), nr. ....);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van ........ (datum), nr. ...., CZW;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit energieprestatie gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, komt de begripsbepaling van airconditioningsysteem te luiden:
koelsysteem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012;
B
Artikel 3a.1 komt te luiden:
1. De toegankelijke delen van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW worden ten minste eenmaal per vijf jaar gekeurd.
2. De keuring omvat een beoordeling van het rendement van de airconditioning en van de dimensionering ervan, gelet op de koelingsbehoeften van het gebouw.
3. De beoordeling van de dimensionering, bedoeld in het tweede lid, kan achterwege blijven zolang er tussen de eerste keuring en opvolgende keuringen geen veranderingen plaatsvinden aan het verwarmingssysteem of de koelingsbehoeften van het gebouw.
4. Na de keuring wordt aan de eigenaar of huurder van het gebouw een keuringsverslag verstrekt dat ten minste het resultaat van de verrichte keuring alsmede aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gekeurde airconditioningsysteem bevat.
5. Aan een keuring als bedoeld in deze paragraaf staat gelijk een keuring, verricht door een keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt en die een kwaliteitsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de eisen, bedoeld in dit artikel, wordt nagestreefd.
C
Na artikel 3a.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De keuring wordt op onafhankelijke wijze uitgevoerd door een gekwalificeerde deskundige die voldoet aan de bij ministeriële regeling bepaalde of aangewezen beroeps- en kwaliteitseisen.
2. Aan een deskundige als bedoeld in dit artikel staat gelijk een deskundige die voldoet aan eisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt en die een beroeps- en kwaliteitsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de eisen, bedoeld in dit artikel, wordt nagestreefd.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Op 1 januari 2008 is het Besluit energieprestatie gebouwen in werking getreden ter implementatie van de richtlijn 2002/91/EG van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen. Deze richtlijn had tot doel het stimuleren van een verbeterde energieprestatie van gebouwen in de Europese Unie, daarbij rekening houdend met de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw, de eisen voor het binnenklimaat en de kosteneffectiviteit.
Aanleiding voor deze voorgestelde wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen is de vaststelling van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, de ‘Energy Performance of Buildings Directive (hierna: herziene EPBD). Deze herziene EPBD, een nadere uitwerking en aanscherping van de eerdere richtlijn van 16 december 2002, is vastgesteld vanuit de behoefte om de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving verder te stimuleren.
Met de thans voorgestelde wijziging van het Besluit energieprestaties gebouwen worden de bepalingen omtrent keuringen van airconditioningsystemen geactualiseerd conform de artikelen 15 tot en met 17 van de herziene EPBD. Deze artikelen hebben betrekking op het doen laten plaatsvinden van keuringen van airconditioningsystemen.
Airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW moeten in ieder geval eens in de vijf jaar gekeurd worden. Deze verplichting was reeds opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. Met de herziene EPBD worden andere eisen gesteld aan het keuringsverslag. Tevens biedt de herziene EPBD de mogelijkheid dat de beoordeling van de zogeheten dimensionering van het systeem achterwege kan blijven zolang er tussentijds geen veranderingen plaatsvinden aan het verwarmingssysteem of de koelingsbehoeften van het gebouw.
Het doel van deze verplichting is de vermindering van het energieverbruik in gebouwen en de beperking van kooldioxide-emissies. De termijn van ten minste eenmaal per vijf jaar blijft ongewijzigd. De keuring omvat een beoordeling van de prestaties van de koudeopwekker, van de capaciteit, de distributie en afgifte van het airconditioningsysteem. Daarbij wordt bij de keuring gekeken of er mogelijkheden zijn voor verbetering van de energieprestatie van het airconditioningsysteem. Naar aanleiding van de keuring wordt een keuringsverslag opgemaakt waarin tevens de aanbevelingen zijn opgenomen voor mogelijke verbeteringen van de energieprestatie van het gekeurde airconditioningsysteem.
Op basis van de resultaten van de keuring en van de aanbevelingen in het keuringsverslag kan de eigenaar of huurder van het gebouw waarin het airconditioningsysteem is geplaatst, bepalen of vervolgacties gewenst zijn. De uitvoering van de vervolgacties behoort overigens niet tot de keuringswerkzaamheden. Door de verbetering en eventuele vervanging van de gekeurde airconditioningsystemen wordt effectief een bijdrage geleverd aan het verminderen van energiegebruik en het beperken van kooldioxide-emissies, ervan uitgaande dat de mate van gebruik van het systeem hetzelfde blijft.
De keuring zal op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen. De eisen m.b.t. de kwalificatie van de deskundigen die de keuringen uitvoeren worden uitgewerkt in de Regeling energieprestatie gebouwen.
De minister voor Wonen en Rijksdienst is belast met de handhaving van de voorschriften t.a.v. de keuringen van airconditioningsystemen. Bij overtreding van de voorschriften kan bestuursdwang worden toegepast of een last onder dwangsom worden opgelegd.
In de praktijk zal de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) zorg gaan dragen voor het toezicht op de naleving van de voorschriften op het gebied van de keuringen van airconditioningsystemen en de handhaving namens de minister. In het kader van dit besluit wordt toezicht gehouden op de verplichting dat eens in de vijf jaar airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12kW op onafhankelijke wijze worden gekeurd door gekwalificeerde deskundigen. De branche waar dit besluit betrekking op heeft, heeft meerdere malen aangegeven positief te staan ten opzichte van deze nieuwe voorschriften. Er wordt in beginsel dan ook verwacht dat deze voorschriften een stimulerende werking zullen hebben op het laten plaatsvinden van keuringen. De inzet van de ILT zal daarom in eerste instantie gericht zijn op steeksproefgewijs controleren en, indien nodig, handhaven.
Voor de implementatie van de nieuwe richtlijn is de zogenoemde klankbordgroep EPBD ingesteld. Hierin zijn de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. De klankbordgroep is geconsulteerd bij het gehele implementatieproces van de herziene EPBD-richtlijn. Voorts is de wijziging besproken in het Overlegplatform Bouwregelgeving.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben laten weten geen bezwaren tegen het ontwerpbesluit te hebben. Het besluit gaat niet gepaard met nieuwe bestuurlijke lasten.
Naar aanleiding van de toets op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid zijn enkele verduidelijkingen toegevoegd aan de toelichting bij dit besluit met betrekking tot de keuringen van airconditioningsystemen. Met die verduidelijkingen komt beter naar voren op welke wijze de handhaving van de voorschriften in de praktijk vorm zal worden gegeven.
De verplichtingen ten aanzien van de keuringen van airconditioningsystemen brengen in beginsel geen administratieve lasten voor burgers met zich, omdat zij slechts bij uitzondering in het bezit zullen zijn van een airconditioningsysteem met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW. Voor wat betreft het bedrijfsleven nemen de administratieve lasten in het kader van dit wijzigingsbesluit in beperkte mate toe. De frequentie van het aantal keuringen dat zal plaatsvinden verandert niet met dit besluit. In het Besluit energieprestatie gebouwen was al een keuringsfrequentie van eens in de vijf jaar opgenomen. De reikwijdte van de keuringsverplichting wijzigt evenmin. Van het totaal aantal utiliteitsgebouwen in Nederland (451.000) wordt aangenomen dat ongeveer 90% van deze gebouwen een airconditioningsysteem heeft dat valt onder de regeling. Hiermee wordt geschat dat er circa 405.900 systemen eens in de 5 jaar gekeurd moeten worden. Dit resulteert in jaarlijks 81.800 keuringen.
Om te kunnen voldoen aan de verplichtingen zullen keuringsbedrijven een investering moeten doen om de verslaglegging te organiseren. De toename van kosten per bedrijf zijn echter beperkt.
De toename van circa € 356.400 per jaar wordt verdeeld over de eigenaren en huurders van circa 405.900 utiliteitsgebouwen, omdat de keuringsbureaus de extra kosten zullen doorberekenen. Dit is gemiddeld minder dan een euro per jaar voor de gebouweigenaren en huurders. Hiermee zal de financiële draagkracht van de betrokken bedrijven niet worden beïnvloed.
De keuringsverplichting treft alle eigenaren en huurders van gebouwen met een airconditioningsysteem met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW. Dit betekent dat een groot aantal bedrijven met deze verplichting te maken hebben. Dit betreft alle categorieën van bedrijven die zelf gebouwen, zoals kantoorpanden, in bezit hebben.
Zoals hierboven kort uiteengezet, ontstaat er door dit besluit geen plicht tot het laten uitvoeren van meer keuringen. Hierdoor zal er ook geen direct effect zijn op de werkgelegenheid of de loonkosten. Een indirect en waarschijnlijk klein effect is dat door de vermindering van energieverbruik geld zal worden bespaard door de bedrijven. Hierdoor houden bedrijven meer geld over voor economische activiteiten en zou de werkgelegenheid kunnen stijgen. Zoals gezegd wordt dit effect zeer beperkt geacht.
De effecten van de verplichtingen rondom airconditioningsystemen op het milieu zijn in kaart gebracht met behulp van een milieueffectentoets (MET). De nadere eisen die worden opgenomen in de Regeling energieprestaties gebouwen, zullen zorgen voor een lager verbruik van energie. Op de mobiliteit heeft de in dit besluit voorgestelde wijziging geen effect. Tevens is er geen directe invloed op het verbruik en beheer van grondstoffen. Wel leidt het verlagen van het energiegebruik ook tot een lager gebruik van grondstoffen zoals kolen die worden gebruikt om deze energie op te wekken. Ten slotte zal de vermindering van het energieverbruik invloed hebben op de emissies die gepaard gaan met het opwekken van deze energie. Dit betreft met name een vermindering van de emissie van CO2.
Het ontwerpbesluit is op xxxxxx 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2013/ xxxx/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn). De meeste bepalingen van dit besluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie de in dit besluit voorgestelde artikelen 3a.1 en 3a.2).
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.
De inwerkingtreding van het besluit zal worden ondersteund door een communicatietraject. Hierbij zal onder meer gebruik worden gemaakt van de website www.rijksoverheid.nl , van nieuwsbrieven en van voorlichtingsbijeenkomsten.
Bepaling in richtlijn 2010/31/EU |
Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving |
---|---|
Artikel 1 Onderwerp |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 2 Definities |
Is geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (treedt in werking m.i.v. 1 juli 2013), en met onderhavige wijziging Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 3 Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen |
Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, en met wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is |
Artikel 4 Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties |
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012 |
Artikel 5 Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 6 Nieuwe gebouwen |
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012 |
Artikel 7 Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen |
Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013) |
Artikel 8 Technische bouwsystemen Eerste lid systeemeisen |
Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013) |
Artikel 8, tweede lid Slimme meetsystemen |
Reeds geïmplementeerd door de novelle wijziging wetsvoorstel verbetering marktmodel (32 374) en de novelle wijziging wetsvoorstel implementatie energie-efficiëntie (32 373) als gevolg van implementatie van richtlijn nr. 2006/32/EC over energie-efficiency en Energiediensten |
Artikel 9 Bijna-energieneutrale gebouwen |
Wijziging Bouwbesluit 2012 |
Artikel 10 Financiële stimulansen en marktbelemmeringen |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 11 Energieprestatiecertificaten Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid |
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen (in voorbereiding) |
Artikel 11, vijfde lid |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 11, achtste lid |
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding) |
Artikel 11, negende lid |
Behoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 12 Afgifte energieprestatie-certificaten |
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht |
Artikel 13 Afficheren van energieprestatiecertificaten |
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht |
Artikel 14 Keuring van verwarmingssystemen |
Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking aan gebruikers |
Artikel 15 Keuring van airconditioningsystemen |
De keuring was reeds opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. Met het onderhavig besluit (nieuwe artikel 3a.1) worden de bepalingen aangevuld conform de herziene richtlijn. Nadere voorschriften worden opgenomen in wijziging Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is |
Artikel 16 Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen |
Met het onderhavig besluit (nieuwe artikel 3a.1) worden de bepalingen betreffende het keuringsverslag aangevuld conform de herziene richtlijn. |
Artikel 17 Onafhankelijke deskundigen |
Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen. Het voorschrift dat de keuring moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde of erkende deskundige is in de onderhavige wijziging (nieuw artikel 3a.2) opnieuw opgenomen. Nadere voorschriften worden opgenomen in een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is. |
Artikel 18 Onafhankelijk controlesysteem (volgens bijlage II) |
Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 19 Evaluatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 20 Informatie Eerste en tweede lid |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 21 Raadpleging |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 24 Intrekking van de delegatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 26 Comitéprocedure |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 27 Sancties |
Wijze van implementatie wordt onderzocht |
Artikel 28 Omzetting |
Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren |
Voor wat betreft de begripsbepaling van airconditioningsysteem wordt aangesloten bij de definitie van koelsysteem, zoals deze is opgenomen in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012. De herziene EPBD gebruikt zowel het begrip technisch bouwsysteem voor koeling als het begrip airconditioningsysteem. Vanwege de samenhang met andere in de bouwregelgeving gebruikelijke begrippen is in het Bouwbesluit 2012 voor de term koelsysteem gekozen. In het Besluit energieprestatie gebouwen wordt al de term airconditioningsysteem gehanteerd en dat blijft gehandhaafd. Echter, omdat de begrippen koelsysteem van het Bouwbesluit 2012 en airconditioningsysteem inhoudelijk niet verschillen, wordt aangesloten bij de definitie zoals deze is opgenomen in het Bouwbesluit 2012.
De voorgestelde wijziging van artikel 3a.1 implementeert de artikelen 15 en 16 van de herziene EPBD. Ook het huidige artikel 3a.1 bevat het voorschrift dat airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12kW eens in de vijf jaar gekeurd moeten worden. Thans wordt in het tweede lid opgenomen dat de keuring een beoordeling bevat van het rendement van de airconditioning en van de dimensionering ervan gelet op de koelingbehoeften van het gebouw. Dit is geheel conform artikel 15, eerste lid, tweede zin, van de richtlijn.
In de derde zin van het eerste lid van artikel 15 van de richtlijn is opgenomen dat de beoordeling van de dimensionering niet herhaald hoeft te worden zolang er tussentijds niets wordt veranderd aan het verwarmingssysteem of de koelingbehoeften van het gebouw. Deze mogelijkheid is overgenomen in het derde lid. De richtlijn uit 2002 bevatte deze mogelijkheid niet.
Artikel 16, eerste lid, van de richtlijn vereist dat na elke keuring een keuringsverslag wordt uitgebracht, dat het resultaat bevat van de verrichte keuring alsmede aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gekeurde systeem. In het tweede lid van artikel 16 is bepaald dat dit keuringsverslag moet worden overhandigd aan de eigenaar of huurder van het gebouw. Beide voorschriften zijn opgenomen in het vierde lid.
De in het vijfde lid opgenomen bepaling strekt tot wederzijdse erkenning van keuringen verricht door keuringsinstellingen afkomstig uit andere lidstaten van de Europese Unie of uit landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten op basis waarvan de vrije toegang wordt gewaarborgd. De bepaling houdt mede in dat een dergelijke keuring een kwaliteitsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de eisen, bedoeld in artikel 4, wordt nagestreefd. In dit besluit is een aan dit lid gelijke bepaling opgenomen, die strekt tot wederzijdse erkenning van degenen die de keuringen verrichten (voorgesteld artikel 3a.2, derde lid),
Nadere voorschriften omtrent de keuring en het keuringsverslag zullen bij ministeriële regeling worden gegeven. Daartoe wordt het de Regeling energieprestatie gewijzigd. Artikel 3.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen biedt daarvoor de grondslag.
Dit artikel implementeert artikel 17 van de richtlijn. Het eerste lid implementeert artikel 17, eerste zin, van de herziene EPBD. De richtlijn vereist dat keuringen op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen. Voor de toelichting bij het tweede lid wordt verwezen naar de toelichting hierboven, bij het vijfde lid van de voorgestelde wijziging van artikel 3a.1. Nadere voorschriften omtrent de kwalificatie en examinering of erkenning van de degenen die de keuringen verrichten worden bij ministeriële regeling gegeven.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU 2010, L153).
Besluit van 14 juni 2013, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de energieprestatie van gebouwen (Stb. 2013, 244).
Artikel 28 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU 2010, L153).
Bij € 356.400 euro kosten per jaar extra en 81.180 keuringen per jaar, betekent dat een bedrag van € 4,40 euro per keuring extra. Deze extra kosten zijn louter toe te schrijven aan de additionele verplichting om een verslag op te stellen. De reikwijdte van de keuringsverplichting en de frequentie waarmee de keuring moet worden uitgevoerd, wijzigen niet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-7605.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.