32 757 Bouwbesluit 2012

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2013

Voor het geplande algemene overleg op 23 mei 2013 over bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid informeer ik u over openstaande toezeggingen op deze gebieden.

Onderstaand ga ik in op de volgende openstaande toezeggingen en moties:

  • 1. Vereenvoudiging energielabel (EPBD)

  • 2. Energiebesparing gebouwde omgeving

  • 3. Brandveiligheid studentenhuisvesting

  • 4. Brandveiligheid dierstallen

  • 5. Verplicht verzekerde rechtsbescherming

  • 6. Toezicht op veiligheidsaspecten van complexe bouwwerken

  • 7. Commissiebrief TNO over PUR-schuim

  • 8. Binnenmilieu van scholen

  • 9. Open verbrandingstoestellen

  • 10. Gebruik van rookmelders

  • 11. Evaluatie totstandkomingsproces Bouwbesluit 2012

  • 12. Fysieke toegankelijkheid van gebouwen.

Overigens was een aantal bijlagen behorende bij de rapportage voor de Europese Commissie over kostenoptimale minimumeisen van energieprestaties van gebouwen die ik u op 19 maart 2013 (Kamerstuk 30 196, nr. 190) heb gestuurd abusievelijk niet meegezonden. De rapportage met alle bijlagen is te vinden is op http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/03/20/aanbiedingsbrief-bij-rapporten-energiebesparing-gebouwde-omgeving.html.

1. Vereenvoudiging energielabel (EPBD)

Op 20 november 2012 is het wetsvoorstel «Kenbaarheid energieprestatie gebouwen» door uw Kamer verworpen. Daarbij zijn de volgende drie moties aangenomen:

  • 1. De motie van de leden Van Toorenburg en Visser; Verzoekt de regering om, namens de lidstaat Nederland deze commissie-Stoiber een brandbrief te sturen met het verzoek om de betreffende richtlijn door te lichten op administratieve lasten en de totstandkoming te evalueren zodat hieruit lessen voor de toekomst worden getrokken (Kamerstuk 33 124, nr. 22);

  • 2. De motie van de leden Visser en Van Toorenburg; Verzoekt de regering, de ministeriële regeling zodanig vorm te geven dat de invoering van het energieprestatiecertificaat voor de burgers en instellingen met zo min mogelijk bureaucratische rompslomp gepaard gaat en dat er niet meer wordt geregeld dan richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energie-prestatie van gebouwen daadwerkelijk voorschrijft (Kamerstuk 33 124, nr. 24);

  • 3. De uitvoeringstermijn van de motie van de leden Visser en Van Toorenburg; Verzoekt de regering, opties voor vereenvoudiging van het systeem van het energieprestatiecertificaat en de sanctionering daarvan te verkennen, een en ander binnen het kader van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, en de Tweede Kamer daarover zo spoedig mogelijk te rapporteren (Kamerstuk 33 124, nr. 25).

Ten aanzien van motie 33 124, 22 heb ik in het Kamerdebat aangegeven dat ik in gesprek zal gaan met de Europese Commissie. Ambtelijk is reeds een aantal gesprekken gevoerd over de vereenvoudiging van het energielabel. Half juni staat een gesprek gepland met de heer Oettinger, Eurocommissaris Energie. De richtlijn wordt ook meegenomen in de inventarisatie van EU regelgeving op subsidiariteit en proportionaliteit die binnenkort met de Tweede Kamer zal worden besproken.

Ten aanzien van de andere twee moties (nr.»s 24 en 25) heb ik met alle betrokken partijen intensief gesproken over mogelijkheden voor vereenvoudiging van het systeem van het energielabel voor de particuliere woningeigenaar. Ik wil u de hoofdlijnen hiervan voorleggen. Mocht u akkoord gaan met deze hoofdlijnen dan zullen we dit zo spoedig mogelijk omzetten in wetgeving om te voorkomen dat de procedures tegen Nederland worden voortgezet.

Herziene EPBD

De herziene Energy Performance of Buildings Directive (EPBD 2010, oorspronkelijke richtlijn uit 2002) bevat bepalingen over minimumeisen aan nieuwbouw en grootschalige renovatie van bestaande gebouwen, keuring van installaties, het proces naar bijna energieneutrale gebouwen en het energielabel. De richtlijn verplicht de lidstaten sancties op te leggen bij het overtreden van de nationale bepalingen. De richtlijn maakt deel uit van een pakket maatregelen om 20% energie efficiëntie te bereiken in 2020. De gebouwde omgeving moet daar een belangrijke bijdrage in leveren. In 2050 moet de gehele gebouwde omgeving bijna energieneutraal zijn.

Sinds 2008 is bij nieuwbouw, verkoop en verhuur verplicht om een energielabel te overhandigen. Het label moet zijn afgegeven door een onafhankelijke deskundige en er moet een onafhankelijk controlesysteem zijn. Bij de bepaling van het energielabel moeten verschillende factoren worden meegenomen. Indien men al in het bezit is van een energielabel moet de labelklasse worden getoond in commerciële advertenties.

Nederland is in 2011 in gebreke gesteld vanwege de onvolledige toepassing van de EPBD uit 2002 en in 2012 vanwege het niet tijdig omzetten in wet- en regelgeving van de bepalingen uit de herziene EPBD uit 2010. Nederland heeft overigens nog geen Met Redenen Omkleed Advies (MROA) ontvangen.

Mogelijkheden tot vereenvoudiging

Bij het ontwikkelen van opties voor vereenvoudiging heb ik als uitgangspunt aangehouden dat het energielabel voor de particuliere woningeigenaar aanzienlijk vereenvoudigd moet worden. Het energielabel moet daarbij goedkoper en nuttiger worden als bewustwordingsinstrument bij het stimuleren van energiebesparing van woningen. Voor de utiliteitsbouw zal er niets veranderen ten opzichte van de huidige situatie.

Het streven is dat de energieprestatie van een woning onderdeel wordt van de verkooponderhandelingen. Bij het kopen van een woning worden particulieren vooral geleid door het gevoel, de locatie en geschiktheid van de woning. De energieprestatie van een woning speelt meestal een beperkte rol in de afweging bij het kopen van een huis. Het energielabel wordt daarom door de particuliere woningeigenaar vaak gezien als een onnodige bureaucratische handeling.

Nog weinig consumenten zijn zich bewust van de hoogte van hun energierekening, laat staan van het feit dat de energieprestatie van hun woning daar iets mee te maken heeft. Het energielabel kan een rol in de bewustwording spelen, binnen een breder pakket van maatregelen. Een duidelijkere koppeling met de energierekening van de particuliere woningeigenaar kan hierin helpen. In diverse EU-lidstaten bestaat de mogelijkheid van indicatieve energielabels. Consumenten hebben de mogelijkheid om via internet zelf gegevens over de woning in te vullen, waarna zij een indicatie van hun energielabel krijgen. Portugal heeft een website () ontwikkeld die de consument visueel meeneemt in de stappen bij het opstellen van een energielabel. De particulier kan op elk moment een indicatie krijgen van de energieprestatie van zijn woning en nadenken over mogelijke investeringen. In Nederland zijn ook verschillende hulpmiddelen beschikbaar, zoals de Energiebesparingsverkenner van Agentschap NL, de daarvan afgeleide consumentenversie Verbeter Uw Huis van Milieu Centraal en het Woningdossier van Meer met Minder. Een echt overzicht van de mogelijke investeringen krijgt de consument echter pas als hij een energieadviseur inhuurt.

De kosten voor het huidige energielabel variëren momenteel tussen de 100 en 200 euro. De kosten bestaan uit voorrijkosten en de arbeidsuren van de deskundige. Voorrijkosten kunnen worden bespaard door het energielabel te bepalen zonder een bezoek aan de woning. De arbeidskosten kunnen omlaag door het aantal woningkenmerken dat moet worden opgenomen te verminderen.

Het vereenvoudigde energielabel

Ik ben van mening dat we particuliere woningeigenaren meer moeten verleiden om te investeren in de energieprestatie van hun woning. Bij verkoop speelt de energieprestatie nog amper een rol bij zowel de verkopende als de kopende partij. We moeten ze dan ook niet lastig willen vallen met ingewikkelde berekeningen daarvan. Het energielabel moet veel meer gaan werken voor bewustwording van de verwachte energiekosten. Wel wil ik voldoen aan de Europese regels zoals we die zelf hebben vastgesteld.

We hebben in Nederland een zeer uniforme woningvoorraad waarover veel gegevens beschikbaar zijn in publieke databases. We zijn in staat om op basis van referentiewoningen een groot deel van de vele woningkenmerken die bij het huidige label worden bepaald, zonder een bezoek aan huis in te vullen. Zodoende blijven er slechts een beperkt aantal factoren (zeven tot twaalf) over die nog per woning moeten worden ingevoerd. De uitkomst vormt nog steeds een goede indicatie van de energieprestatie van de meeste woningen. De achterliggende berekening blijft daarbij ongewijzigd.

Maximale bewustwording bij de particuliere woningeigenaar wordt naar mijn mening bereikt als hij zelf verantwoordelijk is voor het opstellen van een energielabel. Met alle ontwikkelingen op ICT-gebied wordt het steeds makkelijker om hem daarop afstand goed bij te ondersteunen. Er zijn voldoende gegevens van woningen beschikbaar om de basisgegevens van de woning aan de bewoner beschikbaar te stellen (vergelijkbaar met de vooringevulde aangifte van de inkomstenbelasting door de Belastingdienst). Een onafhankelijke deskundige kan op afstand meekijken, eventueel overleggen met de woningeigenaar, en keurt het door de bewoner ingevulde gegevens goed. Pas dan wordt het energielabel geregistreerd in de landelijke database. Wanneer geen of een ondeugdelijk label beschikbaar is lijkt mij een bestuurlijke boete lijkt de meest geëigende sanctionering.

Op deze manier bieden we de particuliere huiseigenaar de mogelijkheid om voor een paar tientjes te voldoen aan de verplichting voor een energielabel bij verkoop. Voor eigenaren die zich helemaal niet willen bezighouden met de woningkenmerken staat de optie altijd open om de makelaar of een andere deskundige te vragen het energielabel in te vullen.

Ik wil daarnaast wel de verworvenheden van het huidige energielabel behouden, door de uitgebreide bepaling onder het huidige label beschikbaar te houden voor de markt. De professionele gebouweigenaren beschouwen de huidige uitgebreide opname van een gebouw als een belangrijk instrument om de waarde van hun investeringen in energiebesparing te bepalen. Mede dankzij de koppeling aan het woningwaarderingsstelsel, hebben woningcorporaties en particuliere verhuurders de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de meer dan twee miljoen bestaande energielabels. Ik wil die meerwaarde die het energielabel nu al heeft voor de professionele woningeigenaar behouden.

Ik stel voor dat het resultaat van de bepaling van de energieprestatie van de woning op basis van een uitgebreide opname niet naar een energielabelklasse wordt vertaald. Anders ontstaan er twee verschillende energielabels (via een vereenvoudigde en een uitgebreide opname) waardoor verwarring kan ontstaan. Voor bewustwording is het belangrijk om in één oogopslag te kunnen zien wat de indicatie is voor de energieprestatie van de woning via het energielabel. Wanneer men echter investeringsbeslissingen neemt, wil men een zo nauwkeurige mogelijke uitdrukking van de energieprestatie van die specifieke woning. Dan is een vertaling naar energielabelklassen minder relevant. Op het energieprestatiecertificaat dat de huiseigenaar krijgt bij een uitgebreide opname kan echter wel zowel de goede indicatie (het energielabel via de vereenvoudigde route) als de exacte bepaling worden opgenomen.

Als eigenaren van woningen met een energieprestatie die beter is dan labelklasse A deze prestatie uitgedrukt willen hebben in een hoger label, dan is de uitgebreide route vereist. Hetzelfde geldt wanneer men de huur wil verhogen omdat er is geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen, anders is ook bij verhuur een vereenvoudigd energielabel voldoende. Ook is de uitgebreide bepaling nodig als men gebruik wil maken van extra hypotheekruimte. Dit certificaat wordt geregistreerd in de centrale database. De kwaliteitsborging wordt aan de markt overgelaten.

Ik verwacht dat een deel van de particuliere huiseigenaren alsnog kiest voor een energieprestatiecertificaat, omdat deze een meerwaarde heeft bij de verkoop van hun woning. Ook de koper kan het in het kader van de behoefte aan informatie over benodigde investeringen (verbouwing vindt vaak plaats bij verhuizing) of bijbehorende kosten (hoge energierekening) kiezen voor dit certificaat. De uitgebreide bepaling wordt onder andere vanwege de koppeling aan het woningwaarderingsstelsel erkend door de Rijksoverheid, maar het gebruik is dus vrijwillig. Het energieprestatiecertificaat is erop gericht om particuliere en professionele woningeigenaren te stimuleren aan de slag te gaan met energiebesparing. Niet omdat het moet, maar omdat men het wil.

Op dit moment bestaan er nog twee berekeningen voor het bepalen van het energielabel; één voor bestaande bouw en één voor nieuwbouw. Er is eerder al gesproken over het komen tot één berekening. In het kader van vereenvoudiging stel ik voor dat we dit idee alsnog doorzetten en er naar streven om in 2014 slechts één methodiek te hebben, zodat bestaande bouw en nieuwbouw goed met elkaar zijn te vergelijken. Deze berekeningsmethode is straks de basis voor zowel de vereenvoudigde als de uitgebreide bepaling van de energieprestatie van een woning.

Zoals bekend is er een SER-traject gaande om te komen tot een Nationaal Energieakkoord. Als in het akkoord zaken aan de orde komen die relevant zijn voor het energielabel, zal ik die uiteraard meenemen in de verdere uitwerking van mijn voorstel.

Implementatie overige onderdelen herziene EPBD

Met het verwerpen van het wetsvoorstel Energieprestatie Gebouwde Omgeving zijn verschillende onderdelen niet in Nederlandse wetgeving omgezet. De wens tot vereenvoudiging van het energielabel door de Tweede Kamer is vooral gericht op de woningbouw. Mijn voorstel aan u is om zo snel mogelijk de volgende drie eisen uit de herziene EPBD te implementeren door middel van een wijziging van het «Besluit energieprestatie gebouwen» en de «Regeling energieprestatie gebouwen»:

  • gebouwen waar een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 500 m2 door een overheidsinstantie wordt bezet en die veelvuldig door het publiek wordt bezocht een energielabel heeft (nu vanaf 1.000 m2);

  • alle gebouwen waar een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 500 m2 frequent door het publiek wordt bezocht en in het bezit is van een energielabel deze afficheert (nu vanaf 1.000 m2);

  • de regelmatige keuring van de toegankelijke delen van airconditioningsystemen met een nominaal vermogen van meer dan 12 kW.

De voorbereidingen voor deze drie verplichtingen zijn in een vergevorderd stadium en met de markt is bovendien vorig jaar overeengekomen hoe de keuring van airconditioningsystemen het beste opgenomen kan worden in regelgeving.

Onderzoek ILT naar kwaliteit energielabel utiliteitsbouw

Conform mijn toezegging in mijn brief van 20 maart 2013 (Kamerstuk 30 196, nr. 190) zal ik u in het najaar van 2013 informeren over het (herhaalde) onderzoek van de ILT dat zij in het najaar zal uitvoeren over de betrouwbaarheid van energielabels bij utiliteitsbouw in de komende maanden om te beoordelen of de reproduceerbaarheid van de opname van het label het afgelopen jaar is toegenomen.

2. Energiebesparing gebouwde omgeving

Tijdens de begrotingsbehandeling op 20 december 2012 heb ik toegezegd in het voorjaar te komen met een nadere uitwerking op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving en u daarover te informeren. De inhoud van de voorstellen wordt mede bepaald door de inhoud van het Nationaal Energieakkoord dat thans wordt voorbereid onder regie van de Sociaal Economische Raad (SER). De afronding hiervan staat vooralsnog gepland voor de eerste helft van juli. Ik zal daarom u de nadere uitwerking doen toekomen uiterlijk in september 2013. Ook de motie van het lid Ouwehand over het aanpakken van onnodige verlichting van kantoren en winkels (Kamerstuk 31 239, nr. 151) wordt meegenomen in deze uitwerking.

3. Brandveiligheid studentenhuisvesting

In 2009 is door de VROM-Inspectie onderzoek gedaan naar de brandveiligheid van studentenhuisvesting. Over de resultaten van dit onderzoek en te nemen vervolgstappen is de Tweede Kamer op 25 september 2009 schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 28 325, nr. 114). In het algemeen overleg van 12 november 2009 is toegezegd een nieuw onderzoek te laten uitvoeren door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) (Kamerstuk 28 325, nr. 118). Op dit moment legt de ILT de laatste hand aan dit vervolgonderzoek. Naar verwachting is dat onderzoek eind juni gereed. Ik zal u zo spoedig mogelijk na het zomerreces informeren over de resultaten.

4. Brandveiligheid dierstallen

Met de brief van 31 januari 2013 (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 139) heeft de staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens mij, u geïnformeerd over de wijzigingen die in het Bouwbesluit 2012 zullen worden doorgevoerd om dieren beter te beschermen tegen brand in stallen. Met deze wijzigingen wordt uitvoering gegeven aan de motie van het Kamerlid Ouwehand (Kamerstuk 32 757, nr. 21) waarin de regering wordt verzocht regels op te stellen voor de brandveiligheid van stallen. Begin juni 2013 zal ik een concept-wijziging van het Bouwbesluit 2012 aan u voorleggen in het kader van de voorhangprocedure waarin deze wijzigingen zijn opgenomen.

5 en 6. Verplicht verzekerde rechtsbescherming en toezicht op veiligheidsaspecten van complexe bouwwerken

Tijdens de begrotingsbehandeling op 20 december 2012 zijn twee moties aangenomen in het kader van de uitwerking van de adviezen van de commissie Dekker en private kwaliteitsborging (Kamerstuk 32 757, nrs. 50 en 52).

Naar aanleiding van de motie De Vries en Jansen (Kamerstuk 32 757, nr. 50) – waarin de regering is gevraagd om private toetsing aan het Bouwbesluit pas mogelijk te maken op het moment dat ook de verplichte verzekerde rechtsbescherming van opdrachtgevers, gebruikers en derden afdoende is geregeld – ben ik inmiddels in overleg met verzekeraars om de mogelijkheden van een verplichte verzekerde garantie te verkennen. Tevens wordt bezien of bestaande waarborgregelingen, zoals Woningborg en Stichting Waarborgfonds Koopwoningen (SWK), breder kunnen worden toegepast ten einde invulling te geven aan de uitvoering van deze motie.

Naar aanleiding van de motie Jansen en De Vries (Kamerstuk 32 757, nr. 52) – waarin de regering is gevraagd om bij de verdere uitwerking van de adviezen van de commissie Dekker nadrukkelijk gebruik te maken van de bij de huidige toezichthouders aanwezige kennis – heb ik de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (VBWTN) en Brandweer Nederland gevraagd om hun visie op privatisering verder uit te werken. In overleg met de VNG, VBWTN, Brandweer Nederland en partijen uit de markt wordt het nieuwe stelsel de komende maanden verder uitgewerkt dat zich toespitst op bouwplantoetsing en bouwplaatstoezicht en dus geen betrekking heeft op toezicht bestaande bouw. Zoals toegezegd zal ik u dit najaar informeren over het beoogde stelsel.

7. Commissiebrief TNO over PUR-schuim

In opdracht van de branche verricht TNO momenteel onderzoek naar de toepassing van PUR-schuim bij na-isolatie van beganegrondvloeren in bestaande gebouwen. Algemeen wordt gesteld dat PUR-schuim veilig is toe te passen. De aanbrengfase zou cruciaal zijn ten aanzien van een veilige toepassing van PUR-schuim. Daarom is het zinvol dat men zich richt op de verschillende omstandigheden tijdens het aanbrengen en het effect tijdens het aanbrengen op het binnenmilieu van de woning. De uitkomsten van dit onderzoek, waaruit duidelijk moet worden of en welke risico’s er zijn bij het aanbrengen van PUR-schuim en de invloed van PUR-schuim op het binnenklimaat van met dit materiaal geïsoleerde woningen, zullen naar verwachting vóór de zomer gereed zijn. Nadat zij beschikbaar zijn gekomen, zal ik u over mijn standpunt over de onderzoeksuitkomsten informeren.

8. Binnenmilieu van scholen

Over de toezegging over de voortgang van de ingezette activiteiten ter verbetering van het binnenmilieu van scholen die gedaan is in de beleidsreactie op het Advies van de Rijksbouwmeester over scholenbouw in 2009 (Kamerstuk 28 089, nr. 25) het volgende. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft u over de voortgang op 16 mei 2011 geïnformeerd (Kamerstuk 28 089, nr. 26) in het kader van de voortgang van het Programma Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. Over de resultaten van dit programma zal de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu u eind mei 2013 informeren. Hierbij zal ook de uitwerking van motie Lucassen c.s. over luchtkwaliteit in lesruimten (Kamerstuk 32 757, nr. 24) worden meegenomen.

9. Open verbrandingstoestellen

Bij brief van 1 november 2012 (Kamerstuk 32 757, nr. 46) heb ik toegezegd een onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid en afname van open verbrandingstoestellen in woningen (waaronder ook corporatiewoningen). Momenteel wordt dit onderzoek uitgevoerd op basis van onder andere de uitkomsten van het WoON 2012. In de zomer verwacht ik u hiervan de uitkomsten te kunnen opsturen.

10. Rookmelders

In het algemeen overleg over bouwregelgeving en brandveiligheid op 6 december 2012 heb ik toegezegd u te informeren over het gebruik van rookmelders. Onder andere hiertoe zijn recent de resultaten van WoON-onderzoek 2012 bekend gemaakt. In het WoON is – net als de vorige keer – gekeken naar de aanwezigheid van het aantal rookmelders per woning. In aanvulling daarop is dit keer tevens getest in hoeverre de rookmelders ook daadwerkelijk werken. In onderstaande tabel zijn de resultaten van een eerste analyse te zien. De cijfers laten een toename van het aantal rookmelders zien ten opzicht van het onderzoek in 2009: van 60% naar 63%. Op basis van het WOoN 2012 is aanvullend bekend dat in ruim 8% van de woningen wel een rookmelder aanwezig is, maar dat deze niet werkt. De resultaten zijn recent beschikbaar gekomen: nadere analyse moet nog uitwijzen waarop de inspanningen de komende tijd gericht zullen worden. De komende tijd zal dit in overleg met de deelnemers aan het Platform Rookmelders (de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie, Brandweer Nederland en de Brandwonden Stichting) worden bepaald.

 

koop

sociaal

particulier

Woningvoorraad

met rookmelder

60,5%

48,5%

40,8%

54,9%

geen rookmelder

31,9%

42,3%

50,5%

36,9%

geen werkende rookmelder

7,6%

9,3%

8,6%

8,2%

 

100%

100%

100%

100%

11. Evaluatie totstandkomingsproces Bouwbesluit 2012

Op 1 november 2011 is de motie van het lid Van Bochove (Kamerstuk 32 757, nr. 15) over evaluatie van het proces tot de totstandkoming van het Bouwbesluit 2012 aangenomen. Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 op 1 april 2012 is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze evaluatie uitgevoerd. De evaluatie is recent afgerond, ik zal u nog voor de zomer informeren over de resultaten, inclusief mijn beleidsreactie erop.

12. Fysieke toegankelijkheid van gebouwen

In het algemeen overleg over bouwregelgeving en brandveiligheid op 30 juni 2011 (Kamerstuk 32 757, nr. 3) is toegezegd onderzoek te doen naar fysieke toegankelijkheid in het Bouwbesluit 2012. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) opdracht gegeven een rapport op te stellen hoe fysieke toegankelijkheid in de bouwregelgeving beter geborgd zou kunnen worden. Vervolgens is door een onderzoeksbureau een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd. Ik zal u na de zomer een beleidsreactie op deze rapporten sturen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven