Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2013, 19740 | Adviezen Raad van State |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2013, 19740 | Adviezen Raad van State |
’s-Gravenhage, 11 juni 2013
Nr. 2013-0000342255
Blijkens de mededeling van de Directeur van uw Kabinet van 10 april 2013, nr.13.000692, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerpbesluit rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 31 mei 2013, nr.W04.13.0086/I bied ik u hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen nadat aan het vooraanstaande aandacht zal zijn geschonken.
1. Met het advies om in de nota van toelichting uiteen te zetten op welke wijze de met dit besluit geïmplementeerde verplichtingen passen in het geheel van de verplichtingen die voortvloeien uit de herziene EPBD richtlijn is rekening gehouden. De toelichting op dat onderdeel is verder uitgewerkt.
2. Het advies om in de toelichting aandacht te besteden aan de brief ‘toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid’ van 16 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 32 757, nr. 63) wat betreft de implementatie van de resterende artikelen van de herziene EPBD richtlijn is overgenomen.
3. Het advies de wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte niet in dit besluit op te nemen is overgenomen.
Voor zover mogelijk zijn de redactionele kanttekeningen overgenomen. De kanttekening om in de definitie van technisch bouwsysteem na ‘ventileren’ verlichten in te voegen is niet overgenomen. Het onderwerp verlichting past niet in de invulling die in Nederland aan het begrip technisch bouwsysteem wordt gegeven.
Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling zo aan te passen dat de inwerkingtreding niet bij koninklijk besluit plaatsvindt maar met ingang van een in het besluit genoemde datum.
De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
’s-Gravenhage, 31 mei 2013
No. W04.13.0086/I
Aan de Koning
Bij Kabinetsmissive van 10 april 2013, no.13.000692, heeft Hare Majesteit, Koningin Beatrix, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van het Besluit huurprijzen woonruimte, betreffende de energieprestatie van gebouwen, met nota van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Het ontwerpbesluit omvat slechts een klein onderdeel van de verplichting om de herziene EPBD-richtlijn in zijn geheel deugdelijk te implementeren.
De transponeringstabel bij het ontwerpbesluit vermeldt dat voor de artikelen 12, 13 en 27 van de herziene EPBD-richtlijn de ‘wijze van implementatie [nog] wordt onderzocht’. Dit hangt samen met het door de Tweede Kamer verworpen wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet, de Kadasterwet en andere wetten dat het leeuwendeel van de herziene EPBD-richtlijn moest implementeren.1 Bijgevolg zijn er op dit moment nog geen voorzieningen voor het verplicht afgeven en afficheren van energieprestatiecertificaten, en ook niet voor het opleggen van sancties bij het ontbreken van een energieprestatiecertificaat. De herziene EPBD-richtlijn had al op 9 juli 2012 geïmplementeerd moeten zijn.2
De Afdeling adviseert om in de nota van toelichting uiteen te zetten op welke wijze de in dit ontwerpbesluit geïmplementeerde verplichtingen passen in het geheel van verplichtingen die voortvloeien uit de herziene EPBD-richtlijn. Tevens adviseert zij in de toelichting de strekking op te nemen van de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 16 mei jl. waarin de Minister aangeeft hoe aan de verplichting om de resterende artikelen van de herziene EPBD-richtlijn te implementeren.
Naast het Bouwbesluit 2012 wordt met dit ontwerpbesluit ook het Besluit huurprijzen woonruimte gewijzigd. In het onderhavige ontwerpbesluit wordt een nieuwe categorie aan het waarderingsstelsel van energiecertificaten toegevoegd.3 Deze aanvulling is echter geen verplichting die voortvloeit uit de herziene EPBD-richtlijn.
Zoals de Afdeling reeds eerder heeft opgemerkt is bij implementatie het uitgangspunt dat geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn.4 Wanneer hier van wordt afgeweken, dient dit toereikend te worden gemotiveerd. De Afdeling adviseert de aanvulling te schrappen, dan wel de nota van toelichting aan te vullen met een motivering voor de noodzaak om de voorgestelde wijziging van het Besluit huurprijzen woonprijzen in dit ontwerpbesluit op te nemen.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.enz.enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 27 maart 2013, nr. 2013-0000194082, CZW;
Gelet op de artikelen 2 en 120 van de Woningwet, artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153/13);
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ......... , nr. ........ );
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van ......... 2013, nr. ........... , CZW;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de definitie van ‘gecorrigeerde loopafstand’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153/13);.
2. Na de definitie van ‘klimlijn’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
technisch bouwsysteem met als doel het koelen van een ruimte binnen een gebouw of gedeelte daarvan, door middel van het toevoeren van koude of het ontvochtigen van de lucht of een combinatie van beide;.
3. Na de definitie van ‘subbrandcompartiment’ worden twee definities ingevoegd, luidende:
verhouding tussen de door het technisch bouwsysteem nuttig geleverde energie voor het doelmatig functioneren van dat systeem en de door dat systeem aangewende primaire energie;
gebouwgebonden samenstelling van alle bestanddelen van een installatie, waaronder de isolatiekenmerken daarvan, die is bedoeld voor het verwarmen, koelen, ventileren, of het voorzien van warmtapwater, of een combinatie daarvan, van een gebouw of een gedeelte daarvan;.
4. Na de definitie van ‘veiligheidszone’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
technisch bouwsysteem, geen onderdeel uitmakend van een verwarmings- of koelsysteem, dat verse lucht toevoert of verontreinigde binnenlucht afvoert, of een combinatie daarvan;.
5. Na de definitie van ‘verpakkingsgroep’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
technisch bouwsysteem waarin warmte wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan;.
6. Na de definitie van ‘warmtenet’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
technisch bouwsysteem waarin warmtapwater wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan;.
B
Tabel 5.1 komt te luiden:
Tabel 5.1
C
Aan artikel 5.6 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid zijn op een ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen de voorschriften van artikel 5.2 niet van toepassing en zijn de voorschriften van de artikelen 5.3, eerste tot en met vierde lid, en 5.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in artikel 5.4 aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
4. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de in het derde lid bedoelde ingrijpende renovatie.
D
Na afdeling 6.12 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Technische bouwsystemen in bestaande gebouwen voldoen na verbouw aan eisen ten behoeve van een optimaal energiegebruik.
2. Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.
1. Bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een technisch bouwsysteem, waarbij het systeemrendement wordt beïnvloed, is het rechtens verkregen niveau van toepassing met dien verstande dat het rendement van dat systeem niet lager is dan aangegeven in tabel 6.55 en wat betreft het in die tabel genoemde ventilatiesysteem niet hoger is dan aangegeven in die tabel.
2. Indien een technisch bouwsysteem bestaat uit een combinatie van de in tabel 6.55 opgenomen bouwsystemen is in afwijking van het eerste lid, het systeemrendement van dat systeem niet lager dan het rendement naar rato berekend op basis van de in die tabel opgenomen rendementen van de systemen die deel uitmaken van de combinatie.
3. Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven over de bepaling van het in het eerste en tweede lid bedoelde systeemrendement.
technisch bouwsysteem |
Systeemrendement |
---|---|
verwarmingssysteem voor woonfunctie, niet lokaal |
0,71 |
verwarmingssysteem voor overige functies, niet lokaal |
0,65 |
lokaal verwarmingssysteem |
0,63 |
Warmtapwatersysteem |
0,29 |
Koelsysteem |
0,75 |
ventilatiesysteem met ventilatiecapaciteit > 5.000 m3/h, uitgedrukt in W/(dm3/s) |
2,50 |
Bijlage I onderdeel A, Het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt,bij het Besluit huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
In de tabel wordt in de rubriek 4 ‘label++’ vervangen door: label++ of beter.
B
In de toelichting wordt onderdeel 4, Energieprestatie, als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin komt te luiden:
De huurcommissie stelt de energieprestatie in beginsel vast aan de hand van een overeenkomstig de Regeling energieprestatie gebouwen afgegeven energieprestatiecertificaat (energielabel).
2. In de tweede volzin wordt ‘A+ en A++’ vervangen door: A+,A++ en beter.
3. In de derde volzin vervalt: , of indien de energieprestatie aanmerkelijk beter is dan hetgeen als gangbaar bij A++ wordt beschouwd.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
Aanleiding voor deze wijziging van het Bouwbesluit 2012 is de vaststelling van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking). Deze herziene richtlijn energieprestatie gebouwen (hierna ook herziene EPBD) bevat een nadere uitwerking en aanscherping van de eerdere richtlijn van 16 december 2002 en heeft als oogmerk de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving verder te stimuleren. De in deze herziene richtlijn geformuleerde Europese doelstellingen zijn mede richtinggevend voor het Plan van aanpak Energiebesparing Gebouwde omgeving dat in februari 2011 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2010/2011, 30 196, nr. 131). Ter implementatie van deze richtlijn worden de Woningwet, het Besluit energieprestatie gebouwen en het Bouwbesluit 2012, alsmede de bijbehorende ministeriële regelingen gewijzigd. Ook zullen de indieningsvereisten zoals deze in de Regeling omgevingsrecht (Mor) zijn opgenomen aan bovenstaande worden aangepast. Verder vindt een geringe technische wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte plaats, deze is in dit wijzigingsbesluit opgenomen. Met de wijziging van het Bouwbesluit 2012 worden de artikelen 7 (maatregelen bij ingrijpende renovatie) en 8 (eisen aan technische bouwsystemen) van deze richtlijn geïmplementeerd. Opgemerkt wordt dat hier sprake is van strikte implementatie. In onderdeel 8 van dit algemeen deel is een transponeringsstabel opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde wijzigingen in de regelgeving. Wanneer hierna in het algemeen deel van de toelichting over ‘dit besluit’ wordt gesproken dan is alleen de wijziging van het Bouwbesluit 2012 bedoeld. Wanneer het Besluit huurprijzen woonruimte is bedoeld dan is dat expliciet aangegeven.
Inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit is voorzien per 1 juli 2013.
Het concept besluit is aan een aantal betrokken organisaties voorgelegd. Ook is het concept voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving. Waar nodig is het besluit naar aanleiding van de ontvangen reacties aangepast.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aangegeven geen bezwaren tegen het ontwerpbesluit te hebben nu dit niet gepaard gaat met nieuwe bestuurlijke lasten. Ambtelijk zijn enkele tekstaanpassingen voorgesteld, voor zover mogelijk zijn die in het ontwerp verwerkt.
Dit besluit leidt niet tot een significante wijziging van de regeldruk. Uit het rapport ‘Doorrekening administratieve en bestuurlijke lasten – Doorrekening van de effecten van wijzigingen in de regelgeving van het ministerie van BZK op de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en de uitvoeringslasten voor overheden’ (SIRA, 14 december 2012) blijkt dat de implementatie van de artikelen 7 en 8 van de herziene EPDB slechts zeer beperkte effecten heeft op de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en de uitvoeringslasten voor overheden. De technische wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte heeft geen enkel effect op de regeldruk.
De zwaardere eisen bij ingrijpende renovatie van bestaande gebouwen zullen kunnen leiden tot een beperkte toename van inhoudelijke nalevingskosten (aanschafkosten).
Dit wijzigingsbesluit heeft met name bedrijfseffecten voor de toeleverende industrie en isolatiebranche en eigenaren van commercieel vastgoed, zoals bijvoorbeeld institutionele beleggers.
Wat betreft de ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van de herziene richtlijn, uitgaande van circa 25.000 van dergelijke renovaties op jaarbasis zal de omzet voor de bouwnijverheid naar verwachting jaarlijks met circa € 10 miljoen toenemen. De verhoudingen binnen de internationale markt worden hierdoor in principe niet gewijzigd omdat in de ons omringende landen als gevolg van de implementatie van de herziene EPBD soortgelijke effecten zullen optreden.
Wat betreft de eisen aan technische bouwsystemen (artikel 8 van de herziene richtlijn), met dit besluit worden voor het eerst rendementseisen gesteld. Deze nieuwe eisen kunnen ook nieuwe lasten veroorzaken, deze lasten zouden dan worden veroorzaakt door de noodzaak om bij vervanging een installatie aan te schaffen met een bepaald rendement. De aanschaf van een dergelijke meer energiezuinige installatie zou extra kosten met zich mee kunnen brengen, maar dat hoeft niet.
Op basis van het hierboven genoemde rapport kan worden vastgesteld dat de implementatie van artikel 7 niet leidt tot een structurele toename van de administratieve lasten voor bedrijven en voor burgers. Hoewel de inhoudelijke eisen die aan een ingrijpende renovatie worden gesteld zwaarder zijn geworden, is er geen sprake van voor de beoordeling van de administratieve lasten relevante wijzigingen in de vergunningsaanvraag. Aan de implementatie van artikel 8 kleven geen administratieve lasten. Er is hier geen sprake van extra verplichtingen waarbij door bedrijven of burgers informatie moet worden geleverd aan de overheid. Er hoeft ook niet worden nagegaan of bestaande installaties voldoen aan het rendement.
Voor de effecten op de bestuurlijke lasten van de implementatie van artikel 7 moet worden gekeken naar de beoordeling van vergunningsaanvragen en de uitvoering van het toezicht. Hoewel de inhoudelijke eisen die aan een ingrijpende renovatie worden gesteld zwaarder zijn geworden, wordt de beoordeling van vergunningsaanvragen niet anders. De implementatie van artikel 8 leidt niet tot extra bestuurlijke lasten.
Dit besluit heeft met name effecten voor de toeleverende industrie, isolatiebranche en gebouweigenaren.
Wat betreft de ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van de herziene richtlijn, uitgaande van circa 25.000 van dergelijke renovaties op jaarbasis, en circa 30.000 bedrijven, gaat het op jaarbasis om ongeveer een renovatie per bedrijf. De omzet voor de bouwnijverheid zal daardoor naar verwachting jaarlijks met circa € 10 miljoen toenemen.
De milieueffecten van dit besluit zijn positief. Mede op basis van het onderzoeksrapport nr.110068/ct/122547 van BuildDesk van 31 mei 2012 kan worden geconcludeerd dat de eisen van dit besluit goed haalbaar zijn. De voorschriften van dit besluit zullen naar verwachting bovendien leiden tot een verdere toename in de toepassing van energiebesparende maatregelen.
Uit de standaardtoets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets) zijn geen opmerkingen gekomen.
Het ontwerpbesluit is op 14 januari 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2013/ 0028/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn). De meeste bepalingen van dit besluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.
De inwerkingtreding van dit besluit zal worden ondersteund door een uitgebreid communicatietraject. Met deze communicatie is tijdig gestart.
Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)
Bepaling in richtlijn 2010/31/EU |
Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving |
---|---|
Artikel 1 Onderwerp |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 2 Definities |
Wijziging Bouwbesluit 2012 (in dit besluit opgenomen), wijziging Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 3 Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen |
Reeds geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen |
Artikel 4 Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties |
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012 |
Artikel 5 Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 6 Nieuwe gebouwen |
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012 |
Artikel 7 Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen |
Wijziging Bouwbesluit 2012 (in dit besluit opgenomen) |
Artikel 8 Technische bouwsystemen Eerste lid systeemeisen |
Wijziging Bouwbesluit 2012 (in dit besluit opgenomen) |
Artikel 8, tweede lid Slimme meetsystemen |
Reeds geïmplementeerd door de novelle wijziging wetsvoorstel verbetering marktmodel (32 374) en de novelle wijziging wetsvoorstel implementatie energie-efficiëntie (32 373) als gevolg van implementatie van richtlijn nr. 2006/32/EC over energie-efficiency en Energiediensten |
Artikel 9 Bijna-energieneutrale gebouwen |
Wijziging Bouwbesluit 2012 |
Artikel 10 Financiële stimulansen en marktbelemmeringen |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 11 Energieprestatiecertificaten Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid |
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen |
Artikel 11, vijfde lid |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 11, achtste lid |
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 11, negende lid |
Behoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 12 Afgifte energieprestatiecertificaten |
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht |
Artikel 13 Afficheren van energieprestatiecertificaten |
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht |
Artikel 14 Keuring van verwarmingssystemen |
Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking aan gebruikers |
Artikel 15 Keuring van airconditioningsystemen |
Reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen |
Artikel 16 Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen |
Voor wat betreft de keuring van aircosystemen reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 17 Onafhankelijke deskundigen |
Voor wat betreft de keuring van aircosystemen reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 18 Onafhankelijk controlesysteem (volgens bijlage II) |
Reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen |
Artikel 19 Evaluatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 20 Informatie Eerste en tweede lid |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 21 Raadpleging |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 24 Intrekking van de delegatie |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 26 Comitéprocedure |
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie |
Artikel 27 Sancties |
Wijze van implementatie wordt onderzocht |
Artikel 28 Omzetting |
Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren |
De herziene richtlijn energieprestatie gebouwen gebruikt zowel het begrip technisch bouwsysteem voor koeling als het begrip airconditioningsysteem. Vanwege de samenhang met andere in de bouwregelgeving gebruikelijke begrippen is in het Bouwbesluit 2012 voor koelsysteem gekozen. In het Besluit energieprestatie gebouwen (BEG) wordt het begrip airconditioningsysteem wel gebruikt. Het is in het BEG echter gedefinieerd als koelsysteem als bedoeld in het Bouwbesluit 2012.
Het begrip koelsysteem is hier gedefinieerd als technisch bouwsysteem met als doel het koelen van een ruimte binnen een gebouw of gedeelte daarvan, door middel van het toevoeren van koude of het ontvochtigen van de lucht of een combinatie van beide. Het gaat hier om de installatieonderdelen die samen een gebouw of gedeelte daarvan koelen. Het gaat zowel om de opwekker (bijvoorbeeld koudeopslag of koelmachine), de distributie (bijvoorbeeld pomp en leiding) als de afgifte (bijvoorbeeld inblaasrooster).
Het begrip systeemrendement is gedefinieerd als de verhouding tussen de door het technisch bouwsysteem nuttig geleverde energie voor het doelmatig functioneren van dat systeem en de door dat systeem aangewende primaire energie. Ofwel het systeemrendement drukt een waarde uit die het nuttig effect van de systemen voor het verwarmen, het opwekken van warmtapwater, koelen of ventileren of een combinatie van dergelijke systemen weergeeft.
Technisch bouwsysteem is gedefinieerd als gebouwgebonden samenstelling van alle bestanddelen van een installatie, waaronder de isolatiekenmerken daarvan, die is bedoeld voor het verwarmen, koelen, ventileren, of het voorzien van warmwater, of een combinatie daarvan, van een gebouw of een gedeelte daarvan. Dit betekent dat het om alle onderdelen van een bepaald systeem gaat, dus zowel de onderdelen die nodig zijn voor de opwekking, voor de distributie als voor de afgifte. Met dit begrip is aansluiting gezocht bij het begrippenkader uit de herziene richtlijn energieprestatie gebouwen. In tabel 6.55 (zie onderdeel D) wordt een aantal technische bouwsystemen onderscheiden zoals bijvoorbeeld het verwarmingssysteem voor de woonfunctie en het warmtapwatersysteem.
Ventilatiesysteem is gedefinieerd als technisch bouwsysteem, geen onderdeel uitmakend van een verwarmings- of koelsysteem, dat verse lucht toevoert of verontreinigde binnenlucht afvoert, of een combinatie daarvan. Het gaat hier om mechanische ventilatie, een systeem waarbij met behulp van een ventilator de lucht wordt ververst.
Verwarmingssysteem is gedefinieerd als technisch bouwsysteem waarin warmte wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan. Dit zijn de installatieonderdelen die samen een gebouw of gedeelte van een gebouw verwarmen. Het gaat zowel om de opwekker (bijvoorbeeld verwarmingsketel), de distributie (bijvoorbeeld pomp en leiding) als de afgifte (bijvoorbeeld radiator).
Warmtapwatersysteem is gedefinieerd als technisch bouwsysteem waarin warmwater wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan. Het warmwatersysteem kan zowel de opwekker (bijvoorbeeld combiketel of boiler), de distributie (bijvoorbeeld pomp en leiding) als afgifte (bijvoorbeel tapkraan) betreffen.
Aan artikel 5.6 (verbouw) worden ter implementatie van artikel 7 van de herziene EPBD twee leden toegevoegd. Het derde lid bepaalt dat in afwijking van het eerste lid op een ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van de herziene EPBD artikel 5.2 (de energieprestatiecoëfficiënt) niet van toepassing is en de artikelen 5.3, eerste tot en met vierde lid, en 5.4 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij alleen voor wat betreft de toepassing van artikel 5.4 mag worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. Dit betekent dat bij een ingrijpende renovatie de nieuwbouwvoorschriften voor thermische isolatie gelden. Het vierde lid van artikel 5.6 bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden gegeven over de in het derde lid bedoelde ingrijpende renovatie. Deze nadere voorschriften hebben dan betrekking op de keuze voor een bepalingsmethode voor de ‘ingrijpende renovatie’. Artikel 2 van de herziene richtlijn biedt lidstaten desgewenst de mogelijkheid te kiezen voor een methodiek waarbij wordt uitgegaan van 25% van de waarde van het gebouw of waarbij wordt uitgegaan van 25% van de oppervlakte van de gebouwschil die wordt gerenoveerd. Nederland heeft voor de oppervlaktemethode gekozen. Er is sprake van een ingrijpende renovatie als bedoeld in het derde lid wanneer meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil, wordt vernieuwd, veranderd of vergroot en deze vernieuwing verandering of vergroting de integrale gebouwschil betreft. In de regeling is een berekeningsmethodiek voor het berekenen van deze oppervlakte aangewezen. Als is bepaald dat er sprake is van een ingreep die betrekking heeft op meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil, moet daarna worden nagegaan of deze ingreep de integrale gebouwschil betreft. Alleen voor zover daar sprake van is, geldt voor de ingreep in kwestie het nieuwbouwniveau voor de thermische isolatie. Van een renovatie van de integrale gebouwschil is bijvoorbeeld sprake wanneer een dak of gevel volledig wordt opengelegd en vernieuwd, waardoor de mogelijkheid bestaat om tegelijkertijd isolatie aan te brengen die voldoet aan de nieuwbouweis. Opgemerkt wordt dat bij een ingrijpende renovatie als bedoeld in dit artikel in het algemeen sprake zal zijn van een activiteit waarvoor een vergunning voor het bouwen nodig is zodat het bevoegd gezag de activiteit kan toetsen en toezicht kan uitoefenen.
In die uitzonderlijke gevallen waarbij de ingrijpende renovatie vergunningvrij is, zal de bouwactiviteit voor het bevoegd gezag toch zichtbaar zijn buiten het gebouw, waardoor zij ook in die gevallen zo nodig handhavend kan optreden.
Bij aanpassingen die geen betrekking hebben op de integrale gebouwschil is, ook als het gaat om renovatie van meer dan 25% van de gebouwschil, geen sprake van ingrijpende renovatie. Voorbeelden van aanpassingen die niet betrekking hebben op de integrale gebouwschil zijn: na-isolatie van een spouwmuur, na-isolatie van enkelsteens buitenmuren aan binnen- of buitenkant, na-isolatie onder dakpannen of tegen het dakbeschot. Bij dergelijke aanpassingen is geen sprake van verbouw van de uitwendige scheidingsconstructie en daarmee zijn er op grond van het eerste lid van artikel 5.6 ook geen eisen gesteld aan de minimaal te realiseren warmteisolatie.
Bij renovaties die wel betrekking hebben op de integrale gebouwschil (waarbij de uitwendige scheidingsconstructie dus wordt verbouwd) maar die qua oppervlakte minder zijn dan 25% van de gebouwschil, moet wel voldaan worden aan het eerste lid van artikel 5.6.
Verder wordt opgemerkt dat uit artikel 1.12 volgt dat artikel 5.5 bij verbouw van toepassing is. Op grond van artikel 5.5 zijn de artikelen 5.2 tot en met 5.4 niet van toepassing als er sprake is van verbouw van een gebruiksfunctie die niet bestemd is om te worden verwarmd of indien de verwarming uitsluitend is bestemd voor een ander doel dan het verblijven van personen. Zie ook de toelichting op artikel 1.12 van het Bouwbesluit 2012 waarin de systematiek van de verbouwvoorschriften is toegelicht.
Met de nieuwe afdeling 6.13, Technische bouwsystemen, wordt artikel 8 van de herziene EPBD geïmplementeerd. Artikel 8 van de richtlijn verplicht tot het stellen van systeemeisen aan nieuwe technische bouwsystemen en aan de vervanging of verbetering van technische bouwsystemen. In afdeling 6.13 zijn een aansturingsartikel en een verbouwartikel opgenomen. De functionele eis van artikel 6.54 bepaalt dat technische bouwsystemen in bestaande gebouwen na verbouw moeten voldoen aan eisen ten behoeve van een optimaal energiegebruik. Aan dit voorschrift wordt voldaan door toepassing van artikel 6.55 (verbouw).
Artikel 6.55, eerste lid, bepaalt dat bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een technisch bouwsysteem, waarbij het systeemrendement wordt beïnvloed, het rechtens verkregen niveau van toepassing is met dien verstande dat het rendement van dat systeem niet lager is dan aangegeven is in tabel 6.55 en wat betreft ventilatiesystemen niet hoger is dan de in de tabel voor die systemen aangegeven waarde. Dit betekent dat bij een nieuw technisch bouwsysteem of bij een zodanige wijziging van een dergelijk systeem dat er effect op het rendement optreedt met het rechtens verkregen niveau mag worden volstaan, tenminste als het systeemrendement dat in de tabel is opgenomen wordt gehaald. Opgemerkt wordt dat in de tabel een onderscheid is gemaakt tussen niet-lokale en lokale verwarmingssystemen. Met een lokaal verwarmingssysteem wordt een systeem bedoeld dat slechts een ruimte klimatiseert en in die ruimte is opgesteld, bijvoorbeeld een zelfstandige haard, zoals een gashaard of een sfeerhaard. Een niet lokaal verwarmingssysteem verwarmt over het algemeen meerdere ruimtes binnen een gebouw en bevat veelal zowel componenten voor opwekking, distributie als voor afgifte van warmte. Bij (ondergeschikte) wijzigingen aan een technisch bouwsysteem die geen enkel effect op het rendement hebben, bijvoorbeeld een eenvoudige reparatie of het vervangen van de ombouw van een dergelijk bouwsysteem, gelden er dus geen eisen. In het tweede lid is een voorschrift gegeven voor het geval een technisch bouwsysteem uit een combinatie van de in de tabel opgenomen bouwsystemen bestaat. In een dergelijk geval moet het systeemrendement worden berekend naar rato van de in de tabel opgenomen rendementen van de systemen die deel uitmaken van de combinatie.
In het derde lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften zullen worden gegeven over het systeemrendement. Deze voorschriften hebben betrekking op de wijze van vaststelling van het in het eerste en tweede lid bedoelde systeemrendement.
Om eenvoudig na te gaan of aan het systeemrendement is voldaan zal in de toelichting op de ministeriële regeling per technisch bouwsysteem worden aangegeven bij welk soort systemen in ieder geval aan het vereiste systeemrendement wordt voldaan. Daarnaast zal een online rekentool worden ontwikkeld waarbij per systeem uitgerekend kan worden of aan de rendementeisen wordt voldaan.
Zie voor een toelichting op de begrippen technisch bouwsysteem en systeemrendement de toelichting op onderdeel A.
Voor een toelichting op het begrip rechtens verkregen niveau wordt verwezen naar de toelichting op artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012.
In bijlage I van het Besluit huurprijzen woonruimte is in tabel A, met het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, bij de indeling van de labelklasses ‘label++’ vervangen door: label++ of beter. Op deze manier is ook in de tabel rekening gehouden met betere energieprestaties dan A++. Ook is de toelichting die onderdeel uitmaakt van het Besluit huurprijzen woonruimte overeenkomstig aangepast. Hiermee kan de huurcommissie voortaan bij alle energielabels die beter zijn dan energielabel A, afwijken van de aangegeven puntenwaardering.
Dit artikel bevat de inwerkingtredingsbepaling. Het streven is er op gericht de inwerkingtreding per 1 juli 2013 te laten plaatsvinden. Hiermee wordt rekening gehouden met het systeem van de vaste verandermomenten.
Omdat sprake is van implementatie wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Hierbij wordt opgemerkt dat het ontwerp van dit besluit in het kader van de voorhangprocedure als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Woningwet, aan beide Kamers is voorgelegd.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-19740.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.