Advies Raad van State betreffende het voorstel van wet, houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht)

Nader Rapport

24 oktober 2012

nr. 307517

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koningin

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 augustus 2012, nr. 12.001769, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 september 2012, nr. W03.12.0308/II, bied ik U hierbij aan.

  • 1. Het advies is gevolgd. Aan het voorgestelde onderdeel d (‘een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste of tweede lid’) is de zinsnede toegevoegd: ‘dat door middel van een zelfstandige beschikking is uitgevaardigd’. Ook is aan de opsomming toegevoegd het beroep tegen een besluit omtrent opheffing of tijdelijke opheffing van een inreisverbod (artikel 66b, eerste lid). De toelichting is verduidelijkt en aangevuld.

  • 2. Ik ben het met de Afdeling eens dat een betere onderlinge afstemming van de betrokken tarieven, mede gezien de huidige toepassingspraktijk, in de rede ligt. Dit veegwetsvoorstel is echter minder geschikt voor dergelijke materiële wijzigingen. Bij een andere gelegenheid zal hierop worden teruggekomen.

  • 3. Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om het wetsvoorstel aan te vullen met wetstechnische correcties inzake de Wet inburgering (rechtsgang), de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Mijnbouwwet (vernummering), de Vreemdelingenwet 2000 (artikel 72a), de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (artikel 13a) en de Wet milieubeheer (artikel 20.5a). De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangevuld.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Advies Raad van State

’s-Gravenhage, 14 september 2012

No. W03.12.0308/II

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 8 augustus 2012, no.12.001769, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot herstel van enkele juridisch-technische onvolkomenheden in de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing bestuursprocesrecht’ (Wab).1

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1. Inreisverboden

De Afdeling maakt een opmerking bij het voorgestelde artikel I, onderdeel C. Dit strekt ertoe een reisverbod als bedoeld artikel 66a, eerste of tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 aan de in bijlage I genoemde gevallen toe te voegen. In de in deze bijlage genoemde gevallen kan, in afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen bezwaar worden gemaakt en staat dientengevolge rechtstreeks beroep open bij de rechtbank. De voorgestelde toevoeging houdt in dat rechtstreeks beroep kan worden ingesteld tegen een zelfstandig (separaat) inreisverbod. Volgens de toelichting houdt deze toevoeging verband met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.2

De Afdeling merkt op dat het onderscheid tussen separate inreisverboden (die los staan van de verblijfsprocedure) enerzijds en inreisverboden die zijn verbonden aan de meeromvattende beschikking inzake het rechtmatig verblijf (wanneer daartegen bezwaar openstaat) anderzijds, niet blijkt uit de tekst van de voorgestelde bepaling, nu deze in algemene zin spreekt van ‘een inreisverbod’.

De Afdeling adviseert in de tekst van het voorstel tot uitdrukking te brengen dat rechtstreeks beroep open staat tegen separate inreisverboden.

2. Lager tarief griffiegelden in toeslagzaken

De Afdeling wijst in verband met het voorstel op het volgende.

Bij de Wab bevindt zich een bijlage waarin de regelingen zijn opgenomen waarvoor het lagere tarief griffiegelden geldt. In de bijlage worden de zaken inzake huurtoeslag genoemd waarvoor het lage tarief geldt; de zaken inzake zorg- en kinderopvangtoeslag worden niet genoemd. Gelet op het type zaken zou een betere afstemming op elkaar van het in deze zaken in rekening te brengen griffierecht in de rede liggen.3

De Afdeling adviseert om in de toelichting hierop in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Voorstel van wet, houdende herstel van wetstechnische gebreken in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wetstechnische gebreken te herstellen in de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4:17 vervalt het achtste lid.

B

Artikel 11:2 komt te luiden:

Artikel 11:2
  • 1. Het bedrag van de vergoeding, bedoeld in artikel 4:113, eerste lid, en de bedragen, vastgesteld in de artikelen 8:41, tweede lid, en 8:109, eerste lid, en krachtens de artikelen 7:15, vierde lid, 7:28, vijfde lid, en 8:75, eerste lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op gehele euro’s.

  • 2. De overige bij of krachtens deze wet vastgestelde bedragen kunnen bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden aangepast voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

C

In bijlage 1 wordt de zinsnede met betrekking tot de Vreemdelingenwet 2000 gewijzigd als volgt:

a. onderdeel d wordt geletterd e;

b. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste of tweede lid

D

In artikel 1 van bijlage 2:

a. komt de zinsnede met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën te luiden:

Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen 20, 21, 22, 72, eerste lid, 75, en 101, derde lid

b. komt de zinsnede met betrekking tot de Reconstructiewet Midden-Delfland te luiden:

Reconstructiewet Midden-Delfland: de artikelen 36, eerste lid, 37, 44, eerste lid, 45 en 70

c. wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer na ‘11.2, derde lid, onderdelen b en c,’ ingevoegd: 15.51, derde lid,.

E

In artikel 2 van bijlage 2:

a. wordt ‘Algemene wet bijzondere ziektekosten’ vervangen door: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

b. komt de zinsnede met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën te luiden:

Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen 13, eerste lid, en 74, eerste, tweede, derde en vijfde lid

c. komt de zinsnede met betrekking tot de Reconstructiewet Midden-Delfland te luiden:

Reconstructiewet Midden-Delfland: artikel 72, eerste tot en met derde lid

d. wordt de zinsnede met betrekking tot de Waterschapswet gewijzigd als volgt:

1°. de onderdelen b en c worden geletterd c en d;

2°. er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. artikel 21, eerste lid

F

In artikel 4 van bijlage 2 komt de zinsnede met betrekking tot de In- en uitvoerwet te luiden:

In- en uitvoerwet

G

In artikel 9 van bijlage 2:

a. wordt in de zinsnede met betrekking tot het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs ‘besluiten’ vervangen door: betreft een besluit;

b. wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

Wet participatiebudget

H

In artikel 11 van bijlage 2 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie: hoofdstuk 3

ARTIKEL II

De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 83a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Deze afdeling, met uitzondering van artikel 86, is van overeenkomstige toepassing op het incidenteel hoger beroep. Voor zover nodig in afwijking van artikel 8:110 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de termijnen voor het instellen van incidenteel hoger beroep als bedoeld in het tweede lid van dat artikel en voor het naar voren brengen van de zienswijze, bedoeld in het derde lid van dat artikel, gelijk aan de termijn voor het instellen van hoger beroep.

B

Aan artikel 95 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De artikelen 8:110 tot en met 8:112 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.

ARTIKEL III

In de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten vervallen de onderdelen B en D van artikel III (Vreemdelingenwet).

ARTIKEL IV

De tweede volzin van artikel 7.67 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt vervangen door twee volzinnen, luidende: Dat bedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij wordt het bedrag rekenkundig afgerond op gehele euro’s.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2011 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart) (Kamerstukken 32 891) tot wet is of wordt verheven:

a. en deel A, artikel I, onderdelen CC en CCCCC, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog niet in werking zijn getreden, wordt in artikel CXLIVa, onderdeel B, onder 2, b, van de Wet herziening gerechtelijke kaart ‘beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 71 van die wet’ vervangen door: het beroep;

b. en zowel artikel CXLIVa, onderdeel B, onder 2, b, van de Wet herziening gerechtelijke kaart als deel A, artikel I, onderdelen CC en CCCCC, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking zijn getreden, wordt in artikel 6 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht in de zinsnede met betrekking tot de Vreemdelingenwet 2000 ‘beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 71 van die wet’ vervangen door: het beroep.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 30 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Kamerstukken 33 135) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel F, van die wet in werking is getreden of treedt:

a. wordt in bijlage 1 en artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zinsnede met betrekking tot de Belemmeringenwet Privaatrecht ‘artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c’ vervangen door: artikel 2.3, tweede lid, onderdelen a en b;

b. komt artikel 2.3, twaalfde lid, van de Crisis- en herstelwet te luiden:

  • 12. Indien voor de uitvoering van werken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, geldt in plaats van artikel 4 van die wet dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet opgeschort wordt totdat de beroepstermijn is verstreken.

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit wetsvoorstel strekt tot herstel van enkele juridisch-technische onvolkomenheden in de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing bestuursprocesrecht’ (Wab).4 Deze correcties zijn nodig als de Wab tot wet wordt verheven. Eenvoudshalve is bij de vormgeving van de correcties uitgegaan van de situatie na inwerkingtreding van de (desbetreffende bepalingen van de) Wab.

Deze memorie van toelichting wordt uitgebracht mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (Algemene wet bestuursrecht)
A (artikel 4:17)

Het achtste lid van artikel 4:17 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bedragen van de dwangsom bij niet tijdig beslissen (€ 20/30/40 per dag) bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Een vergelijkbare bepaling is te vinden in de artikelen 4:98, derde lid, 4:113, derde lid, en 8:41, vijfde lid, Awb. De Wab vervangt die bepalingen door het voorgestelde artikel 11:2 (zie hierna). Per abuis voorziet de Wab echter niet in het schrappen van het achtste lid van artikel 4:17. Met deze wijziging wordt dat gecorrigeerd.

B (artikel 11:2)

Artikel 11:2 Awb zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van de Wab voorziet in een verplichte jaarlijkse aanpassing (bij ministeriële regeling) van de bij of krachtens de Awb vastgestelde bedragen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Het tweede lid van die bepaling maakt daarop een uitzondering voor de daar limitatief opgesomde ‘grensbedragen’. Die grensbedragen kúnnen worden aangepast (eveneens bij ministeriële regeling) voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. De gedachte was dat de hoofdregel van het eerste lid (verplichte jaarlijkse indexering) zou kunnen gelden voor de bedragen die door of aan de burger verschuldigd zijn.5 De uitzondering van het tweede lid (facultatieve indexering) zou zich dan kunnen beperken tot de in de Awb genoemde bedragen die een bepaald regime begrenzen, zoals het bedrag waaronder geen wettelijke rente verschuldigd is (artikel 4:98, tweede lid, Awb: € 20, danwel, indien het bestuursorgaan de schuldenaar is, € 10). Dergelijke grensbedragen zijn bij voorkeur min of meer rond, wat jaarlijkse indexering onwenselijk maakt. Dat geldt echter ook voor de grensbedragen in artikel 4:128, eerste lid, Awb (maximaal € 500 leges voor aanvraag nadeelcompensatie), en artikel 8:89, tweede lid, Awb (€ 25.000 als bovengrens voor bevoegdheid bestuursrechter voor verzoekschrift schadevergoeding) na inwerkingtreding van de wijzigingen voorgesteld in wetsvoorstel 32 621.6 En ook voor de ronde bedragen van de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17, tweede lid, Awb: € 20/30/40 per dag) geldt dat jaarlijkse indexering niet nodig of wenselijk is.

Een en ander zou betekenen dat de opsomming in het tweede lid aanvulling behoeft. Dat zou echter tot gevolg hebben dat het tweede lid voor een groter aantal bedragen gaat gelden dan de hoofdregel van het eerste lid. Daarom stel ik een andere opzet voor, waarin de verplichte jaarlijkse indexering alleen geldt voor de in het eerste lid limitatief aangeduide bedragen, en waarin de facultatieve indexering van het tweede lid geldt voor alle overige bedragen. Ongewijzigd blijft dus het in de Wab opgenomen systeem van verplichte jaarlijkse indexering van de bedragen voor de kosten van een aanmaning, de griffierechten en de proceskostenforfaits.

Artikel 4:113 Awb valt zowel onder het eerste als onder het tweede lid van artikel 11:2. De in artikel 4:113 genoemde bedragen (‘vergoeding’) die een bestuursorgaan in rekening kan brengen voor een aanmaning (€ 6 danwel € 14) vallen onder de verplichte jaarlijkse indexering van het eerste lid. Het in artikel 4:113 genoemde grensbedrag van € 454 valt onder de facultatieve indexering van het tweede lid.

C (Vreemdelingenwet 2000)

Tegen de besluiten, bedoeld in artikel 75 Vreemdelingenwet 2000 (Vw), staat rechtstreeks beroep op de bestuursrechter open, dus zonder een voorafgaande bezwaarfase bij het bestuursorgaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor een terugkeerbesluit als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, Vw. Ingevolge het tweede lid van artikel 62a kan een terugkeerbesluit tevens een inreisverbod inhouden. In dat geval staat ook daartegen rechtstreeks beroep open. Per abuis ontbreekt in artikel 75 Vw echter het zelfstandige inreisverbod, bedoeld in artikel 66a, eerste en tweede lid, Vw. In de rechtspraak is inmiddels aangenomen dat ook in dat geval rechtstreeks beroep openstaat.7 Na inwerkingtreding van de Wab neemt bijlage 1 bij de Awb de rol over van artikel 75 Vw (en vergelijkbare bepalingen, zoals de artikelen 80 en 93, tweede lid, Vw). Artikel I, onderdeel C, regelt het rechtstreekse beroep voor zelfstandige inreisverboden.

D, E en F (Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, Reconstructiewet Midden-Delfland, In- en uitvoerwet)

Bij het opstellen van de Wab is ervoor gekozen om ingetrokken wetten alleen op te nemen in de bijlagen bij de Awb als die wetten krachtens overgangsrecht nog van toepassing zijn op eventuele beroepsprocedures. Daarbij is er tevens voor gekozen om bij zo’n wet niet naar dat overgangsrecht te verwijzen.8 Die laatste keuze is in de Wab echter niet steeds gevolgd. Met deze wijzigingen wordt dat gecorrigeerd.

D (Wet milieubeheer)

In artikel 20.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer is door de wet van 27 januari 2011 tot wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw) (Stb. 2011, 120) een nieuw onderdeel d ingevoegd. In artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb zoals die wet komt te luiden ingevolge de Wab was deze wetswijziging nog niet verwerkt. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

E (Waterschapswet)

In artikel 21, eerste lid, van de Waterschapswet is bepaald dat een belanghebbende beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb zoals die wet komt te luiden ingevolge de Wab was dit beroep bij een bijzondere bestuursrechter abusievelijk niet verwerkt. Dat wordt nu hersteld.

G (Wet participatiebudget)

De Wet participatiebudget regelt de (specifieke) uitkering aan gemeenten voor participatievoorzieningen, waaronder re-integratievoorzieningen die door colleges van burgemeester en wethouders worden verstrekt. Het betreft de taak van de colleges die materieel geregeld wordt in de Wet werk en bijstand en aanverwante gemeentelijke inkomensvoorzieningswetten, zoals de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. De uitkeringen op grond van die wetten worden gefinancierd met een uitkering aan gemeenten die in artikel 69 van de Wet werk en bijstand is geregeld. De besluiten van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van de Wet participatiebudget hangen samen met de uitvoering van de Wet werk en bijstand. De Wet werk en bijstand valt al onder de rechtsmacht van de Centrale Raad van Beroep. Om die reden wordt voorgesteld om ook de Wet participatiebudget op te nemen in artikel 9 van bijlage 2.

H (Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie)

In de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is het College van Beroep voor het bedrijfsleven als instantie voor hoger beroep aangewezen ten aanzien van besluiten ingevolge hoofdstuk 3 van die wet. Abusievelijk is deze wet niet opgenomen in artikel 11 van bijlage 2 van de Awb zoals die wet komt te luiden ingevolge de Wab. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

Artikel II (Vreemdelingenwet 2000)
A (artikel 83a)

Artikel 8:110, eerste lid, tweede volzin, Awb bepaalt dat ‘de voorschriften omtrent het hoger beroep’ van toepassing zijn, tenzij in titel 8.5 Awb (Hoger beroep) anders is bepaald. De zinsnede ‘de voorschriften omtrent het hoger beroep’ doelt op artikel 8:108 Awb, dat een groot deel van de titels 8.1 tot en met 8.3 Awb van overeenkomstige toepassing verklaart op het hoger beroep, en op hoofdstuk 6 Awb, dat ingevolge artikel 6:24 van overeenkomstige toepassing is op het hoger beroep.

Het procesrecht in de Vreemdelingenwet 2000 wijkt op een aantal punten af van het gewone bestuursprocesrecht. Zo is artikel 8:108 Awb niet van toepassing op het hoger beroep in vreemdelingenzaken.9 In plaats daarvan bepaalt het eerste lid van artikel 83a Vw in hoeverre op het hoger beroep in vreemdelingenzaken de titels 8.1 tot en met 8.3 Awb van overeenkomstige toepassing zijn, en wijkt afdeling 4 van hoofdstuk 7 Vw ook overigens op een aantal punten af van het gewone bestuursprocesrecht. Het betreft onder meer het vereiste dat het hogerberoepschrift een of meer grieven bevat (artikel 85, eerste lid, Vw) en de bepaling dat als de grieven ontbreken, in afwijking van artikel 6:6 Awb geen gelegenheid wordt geboden om dat verzuim te herstellen (artikel 85, derde lid, Vw). Het is wenselijk om deze afwijkingen ook te laten gelden voor het incidenteel hoger beroep in vreemdelingenzaken. De vraag kan rijzen of dat reeds voortvloeit uit de tweede volzin van artikel 8:110, eerste lid, Awb. Voor de duidelijkheid stel ik voor om dit expliciet te regelen (eerste volzin van artikel 83a, derde lid, Vw).

De eerste volzin van het derde lid maakt een uitzondering voor artikel 86 Vw. Ingevolge dat artikel geldt een kortere betalingstermijn voor het griffierecht in hoger beroep en is voor het hoger beroep in asielzaken geen griffierecht verschuldigd. Voor het instellen van incidenteel hoger beroep is echter geen griffierecht verschuldigd (artikel 8:110, vijfde lid, Awb).

Ingevolge artikel 8:110, tweede lid, Awb geldt voor het instellen van incidenteel hoger beroep een termijn van zes weken. Deze termijn is gelijk aan de termijn voor het instellen van een ‘gewoon’ hoger beroep (ook wel principaal hoger beroep genoemd; zie de artikelen 6:7 en 6:24 Awb). In het vreemdelingenrecht geldt echter voor het instellen van hoger beroep een termijn van hetzij vier weken, hetzij één week (artikel 69 Vreemdelingenwet 2000). Het ligt niet voor de hand dat de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep langer zou zijn dan voor het instellen van het principaal hoger beroep. Daarom bepaalt de tweede volzin van het voorgestelde derde lid van artikel 83a dat de termijn voor het incidenteel hoger beroep gelijk is aan de termijn voor het instellen van het gewone hoger beroep. Hetzelfde geldt voor de termijn die andere partijen krijgen om op het incidenteel hoger beroep te reageren (artikel 8:110, derde lid, Awb).

De tweede volzin van het derde lid opent met de woorden ‘Voor zover nodig’ omdat de termijn voor het reageren op het incidenteel hoger beroep slechts afwijkt van de termijn in de Awb als de termijn voor het gewone hoger beroep één week is.

B (artikel 95)

Een substantieel deel van het zaaksaanbod bij de vreemdelingenkamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bestaat uit zaken over vrijheidsontnemende maatregelen op grond van artikel 6 of artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. In die zaken is een snelle afhandeling van het hoger beroep nog meer dan in andere zaken gewenst. Uit artikel 5 EVRM volgt dat eenieder die van zijn vrijheid is beroofd, recht heeft op een spoedige beslissing van de rechter over de rechtmatigheid van de detentie. Incidenteel hoger beroep verlengt de doorlooptijd van het hoger beroep. De rechter moet dan immers na het instellen van het gewone hoger beroep afwachten of de andere partij wellicht incidenteel hoger beroep gaat instellen. In zaken over vrijheidsontneming is dat onwenselijk.

Overigens bestaat aan het rechtsmiddel van incidenteel hoger beroep vooral behoefte indien de rechtbank beide partijen gedeeltelijk in het gelijk heeft gesteld. In zaken over vrijheidsontneming komt dat maar sporadisch voor. Meestal is de vrijheidsontneming ofwel onrechtmatig, in welk geval de rechtbank de onmiddellijke opheffing moet bevelen, ofwel rechtmatig. Dat is slechts anders als de grond voor opsluiting na verloop van tijd vervalt, maar dat komt in de praktijk maar sporadisch voor.

Gelet hierop stel ik voor om in zaken over vrijheidsontneming de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep uit te sluiten. Uiteraard laat dit de mogelijkheid voor het instellen van gewoon hoger beroep onverlet.

Artikel III (wijziging Vreemdelingenwet 2000 in de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten)

De onderdelen B en D van artikel III van het wetsvoorstel ‘Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten’ voegen aan de artikelen 81 en 93 van de Vreemdelingenwet 2000 een bepaling toe waarmee is beoogd te regelen dat in vreemdelingenzaken waarin geen griffierecht verschuldigd is, wél griffierecht verschuldigd is voor het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over daarmee samenhangende schadeverzoeken. Bij nader inzien berusten beide onderdelen echter op een vergissing:

  • Ingevolge artikel 83a, eerste lid, Vw zoals die bepaling komt te luiden na inwerkingtreding van de Wab (zie deel B, artikel LXII, onder C) is voor hoger beroep griffierecht verschuldigd. Ingevolge artikel 86, tweede en derde lid, Vw wordt geen griffierecht geheven, indien hoger beroep wordt ingesteld tegen een uitspraak die is gedaan met toepassing van afdeling 3 (Asiel) van hoofdstuk 7 Vw, en evenmin voor een daarmee samenhangend verzoek om voorlopige voorziening. Artikel 86, tweede en derde lid, Vw heeft derhalve geen betrekking op het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank op een verzoek om schadevergoeding. Voor een dergelijk hoger beroep is ingevolge artikel 8:94 Awb griffierecht verschuldigd is. Het voorgestelde artikel 81, tweede lid, Vw is derhalve overbodig.

  • Ingevolge artikel 95, tweede lid, tweede volzin, Vw wordt een hoger beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel (waarvoor geen griffierecht wordt geheven), van rechtswege geacht tevens een verzoek tot schadevergoeding in te houden. Uit titel 8.4 Awb volgt (zie artikel 8:94, tweede lid) dat geen griffierecht verschuldigd is als om schadevergoeding wordt verzocht gedurende het hoger beroep tegen het schadeveroorzakende besluit. Aan die voorwaarde is per definitie voldaan in geval van een hoger beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel. Ook het voorgestelde artikel 93, derde lid, Vw is derhalve overbodig.

Bij de vormgeving van artikel III is ervan uitgegaan dat de onderdelen B en D van artikel III van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten buiten werking zullen worden gelaten (met toepassing van de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding in artikel VI, eerste lid, van die wet), zodat ze geschrapt kunnen worden door middel van deze veegwet.

Artikel IV (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)

Deze wijziging houdt verband met de voorgestelde andere opzet van artikel 11:2 Awb. Artikel 7.67 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zoals dat luidt na inwerkingtreding van de Wab regelt een verplichte jaarlijkse indexering van het griffierecht dat verschuldigd is voor een procedure bij het college van beroep voor het hoger onderwijs. De bepaling doet dat door het toekomstige artikel 11:2, eerste lid, Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren. Vanwege de in deze veegwet voorgestelde andere opzet van artikel 11:2 Awb is het duidelijker om die verwijzing naar de Awb te vervangen door een rechtstreekse formulering (met dezelfde inhoud).

Artikel V (samenloop met wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart)

Het wetsvoorstel ‘Wet herziening gerechtelijke kaart’10 bevat enkele bepalingen die de samenloop regelen met de Wab. Bij een van die bepalingen is over het hoofd gezien dat de Wab tot wijziging leidt van artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000. Artikel V corrigeert dat.

Artikel VI (samenloop met wetsvoorstel 33 135)

Dit artikel bevat een voorziening voor het feit dat zowel de Wab (in deel B, artikel I, onderdeel F) als wetsvoorstel 33 135 (in hoofdstuk 1, onderdeel F) een wijziging bevatten van artikel 2.3 Crisis- en herstelwet.

Artikel VII (inwerkingtreding)

Het heeft de voorkeur als de Wab en de Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht beide in hun geheel op dezelfde dag in werking treden. Aangezien in de Wab echter is voorzien in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding, is het wenselijk om die mogelijkheid ook op te nemen in de veegwet. Gezien de geringe ernst van de te corrigeren onvolkomenheden hoeft de inwerkingtreding van de (desbetreffende bepalingen van de) Wab overigens niet te wachten op de totstandkoming van deze veegwet.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,


X Noot
1

Kamerstukken 32 450.

X Noot
2

AbRvS 15 juni 2012, zaak 201203301/1/V3, overweging 2.3.6.

X Noot
3

De Afdeling heeft begrepen dat de bestuurssectoren van de rechtbanken in toeslagzaken ook als het gaat om de huur- en kinderopvangtoeslag het lagere griffierecht heffen.

X Noot
4

Het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (Kamerstukken 32 450).

X Noot
5

Het gaat om de kosten van een aanmaning (artikel 4:113, eerste lid), om de griffierechten (artikelen 8:41 en 8:109) en om de proceskostenvergoeding (zoals geregeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht op grond van de artikelen 7:15, vierde lid, 7:28, vijfde lid, en 8:75, eerste lid).

X Noot
6

Het bij koninklijke boodschap van 2 februari 2011 ingediende voorstel tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) (Kamerstukken 32 621).

X Noot
7

ABRS 15 juni 2012, 201203301/1/V3, LJN BW9111.

X Noot
8

Zie punt 16c van het nader rapport, Kamerstukken 32 450, nr. 4, blz. 23.

X Noot
9

Zie artikel 83a, tweede lid, Vw zoals die bepaling komt te luiden na inwerkingtreding van de Wab (deel B, artikel LXII, onderdeel C). Zie in de huidige Vw artikel 88, tweede lid, dat bepaalt dat artikel 49 Wet op de Raad van State niet van toepassing is.

X Noot
10

Het bij koninklijke boodschap van 9 september 2011 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart) (Kamerstukken 32 891).

Naar boven