Besluit van 23 september 2022 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en maximum uurprijzen, het loslaten van de koppeling gewerkte uren en de bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2022, nr. 2022-0000145290, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 1.7, derde en vierde lid, 1.8, eerste lid, en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 augustus 2022, No. W12.22.00088/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2022, nr. 2022-0000188084, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De maximum uurprijs bedraagt voor:

    • a. dagopvang € 8,97;

    • b. buitenschoolse opvang € 7,72; en

    • c. gastouderopvang € 6,73.

B

Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a

In afwijking van artikel 5 worden voor het berekeningsjaar 2023:

  • a. de bedragen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, geïndexeerd met 5,58%; en

  • b. het bedrag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, geïndexeerd met 3,22%.

C

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. per berekeningsjaar 230 uren, vermenigvuldigd met het aantal maanden waarin de ouder of partner in dat berekeningsjaar:

    • 1°. arbeid heeft verricht als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen a of b, of derde lid, onderdeel a, van de wet;

    • 2°. gebruik heeft gemaakt van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de wet;

    • 3°. aanspraak op kinderopvangtoeslag behoudt op grond van artikel 1.6, vijfde of zevende lid, van de wet;

    • 4°. recht heeft op zorg als bedoeld in artikel 1.6, achtste of negende lid, van de wet; of,

    • 5°. veroordeeld is tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, gedurende de periode waarin die straf of maatregel ten uitvoer wordt gelegd als bedoeld in artikel 1.6, tiende of elfde lid, van de wet.

2. In het tweede lid wordt «het minste uren» vervangen door «het minste aantal maanden» en wordt toegevoegd «of aanspraak heeft behouden op kinderopvangtoeslag.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

D

Artikel 8b vervalt.

E

Bijlage I. behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag wordt vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 september 2022

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries

Uitgegeven de elfde oktober 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage, behorende bij artikel I, onderdeel E.

Bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag

Kinderopvangtoeslagtabel 2023

(gezamenlijk) toetsingsinkomen (€)

Tegemoetkoming Rijk als % van de kosten van kinderopvang

vanaf

tot en met

eerste kind

volgend kind

tot en met

21.278

96,0%

96,0%

21.279

22.695

96,0%

96,0%

22.696

24.110

96,0%

96,0%

24.111

25.528

96,0%

96,0%

25.529

26.944

96,0%

96,0%

26.945

28.362

95,5%

95,6%

28.363

29.778

94,4%

95,4%

29.779

31.191

93,4%

95,2%

31.192

32.715

92,5%

95,0%

32.716

34.236

91,9%

94,9%

34.237

35.762

90,9%

94,7%

35.763

37.283

90,4%

94,5%

37.284

38.811

89,5%

94,5%

38.812

40.334

88,7%

94,5%

40.335

41.894

88,1%

94,5%

41.895

43.456

87,3%

94,5%

43.457

45.018

86,6%

94,5%

45.019

46.580

85,9%

94,5%

46.581

48.145

85,0%

94,5%

48.146

49.706

84,5%

94,5%

49.707

51.267

83,7%

94,5%

51.268

52.830

83,0%

94,5%

52.831

54.537

82,1%

94,5%

54.538

57.885

80,6%

94,5%

57.886

61.231

79,8%

94,1%

61.232

64.579

78,7%

93,5%

64.580

67.929

76,4%

93,1%

67.930

71.275

74,1%

92,8%

71.276

74.625

71,9%

92,1%

74.626

77.972

69,4%

91,6%

77.973

81.320

67,1%

91,1%

81.321

84.669

64,9%

90,4%

84.670

88.015

62,5%

89,8%

88.016

91.367

60,3%

89,4%

91.368

94.714

57,8%

89,1%

94.715

98.060

55,5%

88,4%

98.061

101.408

53,3%

88,0%

101.409

104.822

50,9%

87,5%

104.823

108.252

48,8%

86,8%

108.253

111.680

46,7%

86,3%

111.681

115.109

44,6%

85,9%

115.110

118.535

42,4%

85,6%

118.536

121.965

40,5%

84,9%

121.966

125.395

38,6%

84,3%

125.396

128.825

36,7%

83,9%

128.826

132.250

34,7%

83,3%

132.251

135.678

33,3%

82,9%

135.679

139.109

33,3%

82,2%

139.110

142.536

33,3%

81,6%

142.537

145.965

33,3%

80,6%

145.966

149.392

33,3%

80,3%

149.393

152.822

33,3%

79,5%

152.823

156.254

33,3%

78,6%

156.255

159.680

33,3%

78,0%

159.681

163.109

33,3%

77,1%

163.110

166.535

33,3%

76,6%

166.536

169.966

33,3%

75,8%

169.967

173.396

33,3%

75,1%

173.397

176.824

33,3%

74,4%

176.825

180.252

33,3%

73,4%

180.253

183.677

33,3%

72,9%

183.678

187.109

33,3%

72,2%

187.110

190.536

33,3%

71,4%

190.537

193.966

33,3%

70,7%

193.967

197.395

33,3%

70,1%

197.396

200.822

33,3%

69,3%

200.823

204.252

33,3%

68,5%

204.253

207.679

33,3%

68,0%

207.680

en hoger

33,3%

67,1%

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt het Besluit kinderopvangtoeslag. Met deze wijziging worden de maximum uurprijzen en toetsingsinkomens van de kinderopvangtoeslag geïndexeerd, wordt de koppeling gewerkte uren losgelaten en wordt dekking geregeld voor de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang. Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht.

2. Wijzigingen kinderopvangtoeslag 2023

2.1 Loslaten koppeling gewerkte uren (KGU)
2.1.1 Doel(en)

De KGU is een van de criteria om de omvang van het recht op kinderopvangtoeslag te bepalen. Dit is de verhouding tussen het aantal uren kinderopvangtoeslag waar ouders aanspraak op maken en het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder (aanspraak is 140 procent van de gewerkte uren). De KGU is voor veel ouders een ingewikkelde voorwaarde. Met name voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, is het lastig in te schatten hoeveel uren per maand diegene werkt. Dit kan leiden tot (hoge) terugvorderingen en kan daarom voor een belemmering in de arbeidsparticipatie van deze ouders zorgen. Deze problematiek is ook gesignaleerd bij de uitwerking van motie Lodders/Van Weyenberg.1

Het loslaten van de KGU is afgesproken in het coalitieakkoord2 en beoogt een vereenvoudiging van het stelsel en een vermindering van de onzekerheid over recht op- en hoogte van de kinderopvangtoeslag. De maatregel houdt rekening met het doenvermogen van ouders door de vereenvoudiging en grotere toekenningszekerheid van de kinderopvangtoeslag en draagt ook bij aan het realiseren van de algemene beleidsdoelstelling van de kinderopvangtoeslag: het ondersteunen en stimuleren van de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.

De grote terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag vloeien voor een deel voort uit de arbeidsgerelateerde voorwaarden (zoals de KGU en de arbeidseis). De maatregel zoals beoogd heeft haar doelen bereikt, indien de uitvoering eenvoudiger wordt en ouders door het loslaten van de KGU minder complexiteit en onzekerheid ervaren. Dit heeft als gevolg dat er minder terugvorderingen optreden en ouders beter hun gewenste urengebruik kunnen realiseren.

Met de verwachte stijging in het gebruik van kinderopvangtoeslag kunnen wel de terugvorderingen vanwege afwijkend inkomen, afwijkende urenafname en het niet voldoen aan de arbeidseis toenemen. Dit is een aandachtspunt. Deze risico’s worden aanmerkelijk kleiner door de aanvullende onderdelen van de stelselwijziging, met name het loslaten van de inkomensafhankelijkheid en het overgaan op directe financiering (betere aansluiting op werkelijke urenafname).

2.1.2 Beleidsinstrument(en)

Per 2022 is de KGU in de buitenschoolse opvang (BSO) gelijkgetrokken met de dagopvang.3 Ouders kunnen vanaf dat moment ook voor de BSO aanspraak maken op kinderopvangtoeslag voor maximaal 140 procent van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner. Voor deze wijziging was dat nog 70 procent in 2019. In 2020 en 2021 is de KGU tijdelijk verruimd in het kader COVID-19. Hiermee is een deel van de knelpunten deels ondervangen. Het volledig aanpakken van de knelpunten die voortvloeien uit de arbeidsgerelateerde voorwaarden, zonder de gerichtheid van de kinderopvangtoeslag op werkende ouders los te laten, heeft geleid tot de keuze om de KGU los te laten. Er zijn eventuele andere, meer gerichte, opties zoals het afschaffen van de KGU voor enkel de BSO of alleen voor ouders met een flexibel arbeidscontract of onregelmatige werktijden. Er is niet gekozen voor deze opties, omdat ze ofwel niet toereikend en complex zijn (focus BSO), lastig uitvoerbaar (flexibel contract, onregelmatige werktijden) en complex voor ouders in combinatie met rechtsgelijkheid (flexibel contract, onregelmatige werktijden). Daarnaast wordt het uitvoeringsknelpunt van de KGU alleen opgelost bij het volledig loslaten ervan.

De gerichtheid op werkende ouders en dus arbeidsparticipatie blijft bij het loslaten van de KGU bestaan via de arbeidseis, die volgt uit artikel 1.6 van de Wet kinderopvang. Om aanspraak te maken op de toeslag moeten ouders volgens dit artikel werken of een traject naar werk volgen. Zo blijft tegemoetkoming in de kosten voor jonge ouders voorwaardelijk op het gaan- of blijven werken. Deze verbinding wordt nu niet meer direct gekoppeld aan de gewerkte uren, maar aan deelnemen aan de arbeidsmarkt.

Het loslaten van de KGU is een uitvoerbare maatregel, zowel voor ouders als voor Toeslagen, om de kinderopvangtoeslag te vereenvoudigen. Daarbij kan deze maatregel op korte termijn, middels een wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag, al per 2023 worden doorgevoerd.

Er zijn twee opties om het loslaten van de KGU vorm te geven:

  • 1. De situatie zoals in 2020 en 2021 (via artikel 8b van het Besluit kinderopvangtoeslag): Het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedraagt voor ieder kind niet meer dan 230 uren per kalendermaand vermenigvuldigd met het aantal maanden waarin de ouder en diens partner arbeid verrichten.

  • 2. De situatie van voor 2012: Het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedraagt voor ieder kind niet meer dan 230 uren per kalendermaand.

In het ontwerpbesluit is gekozen voor optie 1: de vormgeving waarbij werkende ouders per gewerkte kalendermaand aanspraak kunnen maken op ten hoogste 230 uren kinderopvangtoeslag (onafhankelijk van het exacte aantal gewerkte uren per kalendermaand). Zo krijgt een gezin per gewerkte kalendermaand maximaal recht op KOT, vergelijkbaar met de situatie zoals deze nu is voor studenten en mensen die een (integratie-)traject naar werk volgen.

Er is bij de keuze de KGU los te laten onvermijdelijk sprake van een afruil tussen de proportionaliteit van het recht op kinderopvangtoeslag in relatie tot de omvang van de arbeidsdeelname enerzijds, en eenvoud in de uitvoering en toekenningszekerheid voor ouders bij wisselende urenomvang anderzijds.

In de gekozen optie geldt dat ouders bij een geringe arbeidsdeelname per maand recht krijgen op 5 dagen opvang per week. Daarmee vergroot deze maatregel het verschil tussen ouders die werken en ouders die niet werken en geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Het wordt aantrekkelijk te gaan werken om zo aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag. Tegelijkertijd ontstaat daarbij wel de mogelijkheid dat een gezin bij geringe arbeidsdeelname maximale toegang tot kinderopvangtoeslag krijgt.

2.1.3 Financiële gevolgen
a. Financiële gevolgen voor het Rijk

De extra (netto-)uitgaven die met het loslaten van de KGU samengaan bedragen structureel ruim € 100 miljoen. De middelen hiervoor zijn beschikbaar gesteld in de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord.4

b. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

Voor ouders die kinderopvangtoeslag aanvragen heeft het loslaten van de KGU geen directe financiële gevolgen. Wel kunnen zij ten opzichte van de huidige situatie voor meer uren kinderopvang kinderopvangtoeslag aanvragen, namelijk tot het maximum van 230 uren per kalendermaand per gewerkte kalendermaand. Zij betalen echter nog steeds een eigen bijdrage voor deze extra uren.

Het loslaten van de KGU heeft geen directe financiële gevolgen voor de sector. Wel zal de vraag in beperkte mate toenemen (naar verwachting met 3% structureel), waardoor de omzet in de sector zal stijgen.

2.1.4 Nagestreefde doeltreffendheid

De kinderopvangtoeslag verlaagt de financiële drempel voor ouders om te gaan werken en het vergemakkelijkt de combinatie van werk en zorgen voor kinderen. De kinderopvangtoeslag is voor werkende ouders van wie de kinderen naar kinderopvang gaan. De kinderopvangtoeslag is hierdoor effectiever voor deze groep dan generieke fiscale maatregelen zoals het verlagen van de belastingschijftarieven.

Met het loslaten van de KGU vervalt één van de voorwaarden voor het recht op KOT, die voor ouders lastig vooraf in te schatten is bij wisselende werktijden en onverenigbaar kan zijn met het combineren van arbeid en zorg buiten de gebruikelijke werktijden (weekenddiensten, avonddiensten). Dit neemt knelpunten weg in het gebruik van kinderopvang en daarmee in de keuze om wel of niet (meer) te gaan werken. Deze wijziging zorgt er kortom voor dat de mentale belasting van ouders en de kans op fouten afnemen, waarmee beter rekening wordt gehouden met het doenvermogen van ouders.

Hiermee wordt een vereenvoudiging nagestreefd voor ouders en uitvoerder en een toename van de toekenningszekerheid. Ouders hoeven niet meer te schatten hoeveel uur ze dat jaar gaan werken (en gedurende het jaar wijzigingen van hun gewerkte uren bijhouden). Een verkeerde inschatting van het aantal gewerkte uren is geen reden meer voor terugvorderingen. Door het wegnemen van risico’s op terugvorderingen en het beter aansluiten op de combinatie van arbeid en zorg, draagt de maatregel tevens bij aan het effectief ondersteunen en stimuleren van de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.

De groep werkende ouders waarvoor de regeling voldoende uitkomst biedt om arbeid en zorg te combineren, neemt zo (verder) toe door het loslaten van de KGU.

Het wordt aantrekkelijk te gaan werken om zo aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag. Een hogere arbeidsdeelname is een beoogd effect van deze maatregel. Tegelijkertijd ontstaat bij geringe arbeidsdeelname van de minst werkende partner maximale toegang tot kinderopvangtoeslag. Daarbij bestaat de theoretische mogelijkheid dat ouders besluiten minder uren te gaan werken, omdat de KGU geen randvoorwaarde voor opvanguren meer vormt. Dit effect is in de praktijk echter naar verwachting beperkt. Ten eerste betekent minder uren werken ook minder inkomsten. Ouders betalen ook nog steeds een eigen bijdrage voor de opvanguren. Ten tweede ligt het huidige gemiddelde gebruik van opvang rond de 2 dagen per week, wat lager is dan de gemiddelde arbeidsdeelname van de minst werkende partner. Ten derde is de (maatschappelijke) norm dat je opvang afneemt als je werkt. De gerichtheid op werkende ouders en dus arbeidsparticipatie blijft bij het loslaten van de KGU. Tenslotte is er ook nu al een gemeentelijk aanbod voor peuters van niet-werkende ouders om enkele dagdelen opvang af te nemen.

Omdat het recht op kinderopvangtoeslag niet meer direct samenhangt met de gewerkte uren van de minst werkende ouder, zal naar verwachting sprake zijn van een toename in het gebruik. De toename is structureel ingeschat op 3%. De verwachting is dat deze wijziging niet zal leiden tot een sterke stijging van het aantal ouders dat voor het maximum aantal uren per maand kinderopvangtoeslag aan zal vragen. Dit vanwege sociale normen rond het gebruik van kinderopvang, en de eigen bijdrage die ouders zelf moeten betalen voor alle uren kinderopvang die zij afnemen. Hierbij is wel sprake van een samenloop met de verdere stelselwijziging van de kinderopvang, met name de verhoging van de toeslag naar 95%. De eigen bijdrage neemt hierdoor af. Dit zou uiteindelijk tot een wat grotere toename van het gebruik kunnen leiden. In de verdere uitwerking van de hervorming van het kinderopvangstelsel zal onder andere middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt.

2.1.5 Nagestreefde doelmatigheid

De gekozen optie om de KGU los te laten is de meest doelmatige van de twee overgebleven opties zoals beschreven in paragraaf 2, omdat ouders alleen op basis van die maanden waarin arbeid wordt verricht aanspraak maken op 230 uren kinderopvangtoeslag. Deze optie sluit bovendien goed aan bij de huidige situatie voor doelgroep-ouders (traject naar werk, studeren, inburgeren) die in de huidige situatie ook al aanspraak maken op 230 uren per kalendermaand waarin zij een traject naar werk volgen, studeren of inburgeren (Besluit kinderopvangtoeslag, artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 3°). De uitwerking beoogt daarmee, onder de randvoorwaarde van het loslaten van de KGU, een doelmatige invulling voor het faciliteren van de combinatie van arbeid en zorg voor jonge kinderen en de vereenvoudiging van het kinderopvangstelsel.

2.1.6 Evaluatieparagraaf

In de verdere uitwerking van de hervorming van het kinderopvangstelsel zal middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt. Daarbij zal ook worden bezien in hoeverre er mogelijk niet-beoogde neveneffecten optreden, zoals het afsluiten van grotere contracten dan daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van opvang. Deze vragen zullen de komende jaren meelopen in de doorlopende evaluatie van de stelselwijziging kinderopvangtoeslag. Daarbij zal een jaar na invoering een eerste evaluatie van effecten van het loslaten van de KGU plaatsvinden. Deze zal door ons uitgevoerd worden op basis van de cijfers die SZW maandelijks van Toeslagen ontvangt over het gebruik van kinderopvang, mogelijk aangevuld met kwalitatief onderzoek onder ouders naar het effect van (het loslaten van) de KGU.

Mocht de invulling van de maatregel tot onbedoelde effecten leiden dan zal bij een verdere hervorming van het kinderopvangstelsel nader gekeken worden naar de invulling van de arbeidseis.Het

2.1.7 Uitwerking loslaten KGU

In de voorgestelde uitwerking komen werkende ouders op jaarbasis in aanmerking voor kinderopvangtoeslag voor het maximum van 230 uren kinderopvang per kalendermaand vermenigvuldigd met het aantal maanden waarin zij arbeid verrichten of tot een doelgroep behoren.5

Het aantal uren dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt voor werkende ouders, wordt als volgt bepaald:

  • Om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag moet worden voldaan aan de arbeidseis. Hiermee wordt bedoeld dat de ouder en zijn partner arbeid moeten hebben verricht.

  • Het aantal uren dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, is afhankelijk van het aantal maanden waarin de ouder of partner arbeid heeft verricht.

  • Daarbij wordt uitgegaan van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder.

  • Per kalendermaand waarin de ouder of partner arbeid heeft verricht, kan er aanspraak worden gemaakt op ten hoogste 230 uren kinderopvangtoeslag. Indien een ouder en zijn partner 12 maanden hebben gewerkt kan aanspraak worden gemaakt op 2.760 uren (12 maanden x 230 uren per maand) kinderopvangtoeslag.

  • Daarbij geldt dat alleen daadwerkelijk afgenomen en betaalde uren voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen. Ook geldt dat ouders voor alle afgenomen uren een eigen bijdrage dienen te betalen.

  • Indien een ouder of zijn partner werkloos wordt, behoudt de ouder nog gedurende drie kalendermaanden6 aanspraak op kinderopvangtoeslag voor ten hoogste 230 uren per kalendermaand.

2.2 Bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang

Zoals aangekondigd in de begroting voor 2022 is het toezicht en handhaving in de gastouderopvang geïntensiveerd per 1 januari 20227. Met deze intensivering wordt er structureel € 6,4 miljoen toegevoegd aan de algemene uitkering aan het gemeentefonds. Eerder heeft het kabinet gemeld dit nodig te achten om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te kunnen borgen.8 Dit stelt gemeenten in staat om de frequentie en reikwijdte van het toezicht onder gastouders te vergroten. De kwaliteit in de gastouderopvang is gemiddeld voldoende en vergelijkbaar met de centrumopvang, maar kent relatief grote uitschieters naar boven en naar beneden. Met de middelen voor meer- en uitgebreidere inspecties kunnen gemeenten en GGD’en een frequent beeld krijgen van de kwaliteit van de gastouderopvang en zullen gastouders die tekortschieten eerder aan het licht komen.

Tevens is in de begroting 2022 aangekondigd dat de kosten van deze intensivering worden gedekt uit de kinderopvangtoeslag. Er is bij dit voorstel geen sprake van het (rechtstreeks) doorberekenen van de kosten van toezicht en handhaving zoals dat in het kader van Maat houden9 is uitgewerkt. In lijn met de begrotingsregels van het kabinet, is toezicht en handhaving op de gastouderopvang van dekking voorzien op de eigen begroting. Hiervoor zijn enkele mogelijkheden. Zo kunnen de toetsingsinkomensgrenzen en de toeslagpercentages verlaagd worden. De maatregel komt ten goede aan de kwaliteit van gastouderopvang. Door te kiezen voor het verlagen van de inkomensgrenzen en de toeslagpercentages ontvangen alle ouders, ook zij die geen gebruik maken van gastouderopvang (centrumopvang) minder kinderopvangtoeslag. Dit acht het kabinet niet wenselijk.

Het verlagen van toetsingsinkomensgrenzen of de toeslagpercentages biedt alleen de eerstkomende jaren dekking, maar is niet mogelijk in combinatie met de hervorming van de kinderopvangtoeslag die in het coalitieakkoord is aangekondigd. Deze behelst immers op termijn een inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% tot aan de maximum uurprijs voor de kosten van kinderopvang van werkende ouders. De intensivering van het toezicht in de gastouderopvang moet namelijk structureel van dekking worden voorzien.

Een andere mogelijkheid is de maximum uurprijzen verlagen of deze niet volledig indexeren. Bij het verlagen van de maximum uurprijzen kan er gekozen worden om zowel de maximum uurprijzen voor dagopvang (DO) en buitenschoolse opvang (BSO) als de gastouderopvang te verlagen. De maatregel komt ten goede aan de kwaliteit van gastouderopvang. Het kabinet acht het niet wenselijk dat ouders die geen gebruik maken van gastouderopvang minder kinderopvangtoeslag ontvangen. Er is daarom gekozen om de maatregel te bekostigen door de maximum uurprijs voor de gastouderopvang in 2023 met € 0,15 te verlagen. Volgens artikel 5a is dit bedrag, uitgedrukt in een percentage, afgetrokken van de indexering op basis van artikel 5. Uiteindelijk wordt de maximum uurprijs voor de gastouderopvang in 2023 met 3,22% geïndexeerd.

2.3 Indexering maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag

Jaarlijks worden de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag met ingang van 1 januari geïndexeerd. De indexatie is een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (20%).

Net als in het Besluit kinderopvangtoeslag 2022 (Tweede Kamer, 2020–2021, 31 322 nr. 433) is in de indexatie van de maximum uurprijzen in 2023 het neerwaartse effect van de loonkostensubsidie NOW en de continuïteitsbijdrage in de zorg, zoals uitgesplitst in voetnoot c bij Tabel 1.1 in het CEP 2022, buiten beschouwing gelaten.10 Hierdoor worden de maximum uurprijzen verhoogd, wat gunstig is voor ouders die kinderopvangtoeslag aanvragen. De cijfers in de volgende alinea geven de onderliggende ontwikkelingen weer waarbij het bovenstaande effect buiten beschouwing is gelaten.

De indexering voor 2023 is gebaseerd op een correctie van de indexering in 2022 (2,14%) doordat de verwachte loon- en prijsontwikkeling voor dat jaar naar 3,60% is bijgesteld en de bovengenoemde loon- en prijsontwikkeling voor 2023 (3,44%). Dit betekent dat de maximum uurprijzen worden aangepast met 5,58% als gevolg van de indexering.

In afwijking hiervan is de maximum uurprijs in de gastouderopvang is, zoals in paragraaf 2.2 is toegelicht, geïndexeerd met 3,22%. Dit percentage uit de indexering volgens artikel 5 en een verlaging van € 0,15 op dit percentage.

In tabel 1 is te zien tot welke maximum uurprijzen dit leidt.

Tabel 1. Maximum uurprijs voor verschillende soorten opvang

Maximum uurprijs

2022

2023

Dagopvang

€ 8,50

€ 8,97

Buitenschoolse opvang

€ 7,31

€ 7,72

Gastouderopvang

€ 6,52

€ 6,73

2.4 Indexering toetsingsinkomens inkomensgroepen

Ook de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd. Het indexeringspercentage voor de toetsingsinkomens is een gewogen gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de premie gefinancierde sector en de gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals geraamd voor 2023 in het CEP. Het indexeringspercentage voor 2023 bedraagt 3,37%. Dit is verwerkt in de kinderopvangtoeslagtabel 2023 in bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

3. Financiële consequenties

Indexering van de toetsingsinkomens met de gemiddelde contractloonmutatie (3,37%) is naar verwachting budgettair neutraal omdat door indexering de gemiddelde inkomensontwikkeling wordt verwerkt in de inkomensklassen. Dit betekent dat ouders gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven. Daarnaast worden de maximum uurprijzen conform de geldende regelgeving geïndexeerd.

De bruto-uitgaven kinderopvangtoeslag zijn circa € 4,0 miljard. De financiële effecten van reguliere indexatie (5,58%) in 2023 bedragen circa € 225 miljoen. Aangezien het de reguliere indexering betreft, is dit bedrag al onderdeel van de Rijksbegroting.

In dit besluit is een dekkingsmaatregel uitgewerkt voor de intensivering van het toezicht in de gastouderopvang (structureel € 6,4 miljoen vanaf 2022). Omdat de dekkingsmaatregel pas kan ingaan per 2023 en de opbrengsten ingroeien, komen de opbrengsten structureel iets hoger uit. Dit is nodig om ook over de begrotingshorizon (2022 – 2027) de kosten cumulatief van dekking te voorzien.

Ten slotte regelt dit besluit ook het loslaten van de koppeling gewerkte uren per 2023, zoals in het coalitieakkoord is voorgenomen. De extra uitgaven die hiermee samengaan bedragen structureel ruim € 100 miljoen. Deze kosten zijn reeds opgevangen uit de middelen die beschikbaar zijn gesteld vanuit het coalitieakkoord.

4. Inkomenseffecten

Door de reguliere indexatie loopt de kinderopvangtoeslag in de pas met de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling in de economie, zodat deze ontwikkelingen via de kinderopvangtoeslag gemiddeld geen inkomenseffecten geven.

5. Uitgebrachte adviezen

Toeslagen heeft de wijzigingen uit het onderhavige besluit met een uitvoeringstoets beoordeeld. Toeslagen verwacht dat de maatregelen uit dit besluit uitvoerbaar zijn. De noodzakelijke systeemaanpassingen als gevolg van de maatregelen uit dit besluit leggen een beperkt beslag op het portfolio van Toeslagen. Gezien het overvolle portfolio van Toeslagen is herprioritering mogelijk nodig om de systeemaanpassingen als gevolg van dit besluit tijdig te realiseren.

Toeslagen geeft aan dat er in de communicatie richting burgers en kinderopvangorganisaties aandacht moet zijn voor de verlaging van de indexering in de gastouderopvang, het loslaten van de KGU en dat de arbeidseis blijft gelden. De noodzakelijke kosten voor de maatregelen in deze regeling zijn relatief beperkt. De benodigde personele inzet wordt grotendeels opgevangen binnen de bestaande processen van Toeslagen.

6. Gevolgen regeldruk

Deze wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het wijzigingsbesluit materieel geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

7. Uitkomsten internetconsultatie

Het onderhavige besluit is van 22 februari tot en met 22 maart 2022 in totaal vier weken opengesteld voor internetconsultatie. Op het moment van internetconsultatie was het nog niet mogelijk alle informatie, zoals bedragen, in te vullen, omdat de bedragen van het Centraal Economisch Plan destijds nog niet bekend waren. Wel zijn de achterliggende principes voor indexering toegelicht.

De consultatie heeft geleid tot 2.388 reacties. Dit is fors meer dan de voorgaande jaren. Er zijn reacties geplaatst door individuele burgers, gastouders en vertegenwoordigers van gastouderbureaus. De meeste reacties zagen op de verlaging van de maximum uurprijs gastouderopvang ter dekking van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang.

Hieronder wordt ingegaan op een clustering van reacties per maatregel.

Bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang
Belang van gastouderopvang

Allereerst wordt hier ingegaan op het gevoel dat veel gastouders en vraagouders naar voren hebben gebracht in hun reactie. Namelijk hun gevoel dat de verlaging van de maximum uurprijs aangeeft dat gastouderopvang minderwaardig is ten opzichte van centrumopvang. Er zijn gastouders die benoemen dat tijdens Covid-19 in 2020 en 2021 er steeds benadrukt werd dat zij hard nodig waren en dat ze daarom de bezuiniging als onrechtvaardig beschouwen. Ook wordt in veel reacties benadrukt dat gastouders ook professioneel en waardevol zijn.

Het verlagen van de maximum uurprijs gastouderopvang is geenszins bedoeld als een uiting dat de gastouderopvang minderwaardig is aan centrumopvang.

Gastouderopvang is een volwaardige vorm van kinderopvang in Nederland met hardwerkende en professionele gastouders die zich inzetten voor goede en kwalitatieve kinderopvang. Dat was niet alleen tijdens Covid-19 in 2020 en 2021, maar in alle jaren. De keuze voor gastouderopvang doet daarom niet onder voor de keuze voor centrumopvang. De kwaliteit in de gastouderopvang is gemiddeld voldoende en vergelijkbaar met de centrumopvang, maar kent echter relatief grote uitschieters naar boven en naar beneden. Hierna zal worden ingegaan op de keuze de benodigde intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang te dekken middels verlaging van de maximum uurprijs gastouderopvang.

Vergelijking met toezicht dagopvang (DO) en buitenschoolse opvang (BSO)

Een groot deel van de reacties ging over het apart zetten van budget voor toezicht en handhaving voor gastouderopvang. Er is ingebracht dat de gebruikers van gastouderopvang de afgelopen jaren ook hebben meebetaald aan toezicht en handhaving op DO en BSO. Daarom is door sommigen het voorstel gedaan de dekking van deze maatregel te verdelen over alle maximum uurprijzen, dus ook die van de DO en BSO.

Eerdere intensiveringen in het toezicht, zoals in 2012 en 2020, zagen op alle opvangvormen, dus ook de gastouderopvang. Voor de intensivering van toezicht op de gastouderopvang moet echter de dekking binnen de kinderopvangtoeslag worden gevonden zoals aangekondigd in de Begroting SZW 2022.Dit maakt dat de keuze is gemaakt om de maatregel te dekken door de maximum uurprijs gastouderopvang te verlagen, omdat de maatregel van het intensiveren van het toezicht komt ten goede aan de kwaliteit van gastouderopvang. Het kabinet acht het daarom niet wenselijk dat ouders die geen gebruik maken van gastouderopvang minder kinderopvangtoeslag ontvangen.

De kwaliteit van gastouderopvang is al goed

In veel reacties komt terug dat de kwaliteit van gastouderopvang al goed is en dat intensivering van toezicht en handhaving niet nodig is. Sommige gastouders geven aan voldoende cursussen te volgen om hun kennis en kunde op pijl te houden. Andere mensen vragen zich af of de intensivering überhaupt invloed gaat hebben op de kwaliteit van de gastouderopvang in het algemeen. Zo wordt het voorbeeld gegeven dat door de maximum uurprijs gastouderopvang te verlagen ouders naar goedkopere gastouderbureaus zullen overstappen die minder hoge kwaliteitseisen stellen aan hun gastouders. Hierdoor zullen in de toekomst veel registraties in het Landelijk Register Kinderopvang niet voldoen aan de eisen en na een strenge GGD controle vervallen.

De kwaliteit in de gastouderopvang is gemiddeld voldoende en vergelijkbaar met de centrumopvang, maar kent echter relatief grote uitschieters naar boven en naar beneden. Met name de grote uitschieters naar beneden baren zorgen. Door het toezicht op de gastouderopvang te intensiveren stijgt het aantal gastouders dat jaarlijks wordt geïnspecteerd door de GGD fors, van landelijk gemiddeld 14% naar 50%. Hiermee zullen gastouders die onvoldoende presteren eerder in beeld komen van toezicht en handhaving en wordt de kwaliteit van de gastouderopvang beter geborgd.

Gastouders hebben keuzevrijheid in het gastouderbureau waardoor zij zich willen laten begeleiden en bemiddelen. Alle gastouderbureaus moeten aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Wet kinderopvang voldoen en worden hier jaarlijks op gecontroleerd door de GGD.

Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gastouder en het begeleidende gastouderbureau dat de gastouder aan de geldende kwaliteitseisen voldoet.

De kosten van de intensivering staan niet in verhouding tot de kosten van het loslaten van de KGU

Een veel geschreven reactie is hoe het kan dat het loslaten van de KGU waarvan de kosten hoger zijn (structureel ruim € 100 mln.) dan de kosten van de intensivering van het toezicht (€ 6,4 mln.) geen effect heeft op de maximum uurprijzen.

Het loslaten van de KGU is aangekondigd in het coalitieakkoord. Hiervoor zijn daarbij middelen vrijgemaakt. De intensivering van het toezicht is aangekondigd in de begroting voor 2022. Hiervoor is het nodig dekking te vinden binnen de bestaande middelen, binnen de kinderopvangtoeslag.

Gastouderopvang wordt minder toegankelijk

Er is ingebracht dat door de maximum uurprijs voor de gastouderopvang te verlagen de opvang duurder wordt en daarmee minder toegankelijk. Er is nu al een personeelstekort in de kinderopvang. Indien de gastouderopvang duurder wordt zal er minder gebruik van worden gemaakt en zullen veel gastouders stoppen is de gedachte. Hierdoor zal het personeelstekort niet afnemen en is er minder keuzevrijheid voor ouders. Veel vraagouders geven aan bewust te kiezen voor gastouderopvang vanwege de kleinschaligheid, waarvan zij vinden dat die bij centrumopvang vaak niet te vinden is. Ook wordt ingebracht dat met name ouders met onregelmatige diensten veel gebruik maken van gastouderopvang. Voorbeelden die worden gegeven zijn ouders met (essentiële) zorgberoepen of die bij de politie werken.

Een veel geschreven reactie is dat vanwege de stijgende inflatie en energieprijzen het leven van veel ouders duurder wordt, waardoor stijgende kosten aan kinderopvang niet acceptabel worden gevonden. De maximum uurprijs gastouderopvang wordt door veel vraagouders en gastouders als te laag ervaren.

Net als bij de andere opvangsoorten houdt de jaarlijkse indexatie geen gelijke tred met de stijging van de kosten door onder andere CAO-loonstijgingen en stijgende energiekosten. Een verlaging van het maximum uurtarief terwijl de werkelijke tarieven stijgen zal leiden tot een stijging van de kosten voor ouders. Ook strookt verlaging van de maximum uurprijs volgens deze reacties niet met de ambitie van het kabinet uit het coalitieakkoord om op termijn de toeslagen af te schaffen.

Het is aannemelijk dat als de maximum uurprijs voor gastouderopvang wordt verlaagd, niet alle gastouders ook hun uurtarief zullen verlagen. Dit kan nadelige effecten hebben op de toegankelijkheid, met name voor de lagere inkomens. Er is diversiteit in het aanbod van kinderopvang waarbij ouders keuzevrijheid hebben om te kiezen voor de opvangvorm die het beste aansluit bij de behoefte van het kind en hun eigen wensen en omstandigheden zoals onregelmatige diensten. Voor ouders die kiezen voor de gastouderopvang zijn kleinschaligheid en de flexibele en ruime haal- en brengtijden voorname overwegingen om voor deze opvangvorm te kiezen.

Ondanks dat de maximum uurprijs gastouderopvang met € 0,15 verlaagd wordt, stijgt deze fors ten opzichte van vorig jaar (in totaal met 3,22%, van € 6,52 naar € 6,73). Dit komt doordat maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag elk jaar geïndexeerd worden op basis van de ramingen van het Centraal Economisch Plan conform geldende regelgeving.

Daarbij wordt de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling die voor het komende jaar wordt verwacht, gehanteerd (waar de kinderopvangsector ook onderdeel van is). De indexatie conform geldende regelgeving houdt de ontwikkeling van de maximum uurprijzen dus in lijn met de verwachte ontwikkeling van het gemiddelde loon- en prijspeil.

Het is begrijpelijk dat een verlaging van de maximum uurprijs gastouderopvang niet positief wordt ontvangen, maar het kabinet vindt het belangrijk dat de kwaliteit van gastouderopvang wordt gewaarborgd. De maatregel van het intensiveren van het toezicht komt ten goede aan de kwaliteit van gastouderopvang. Het kabinet acht het daarom niet wenselijk dat ouders die geen gebruik maken van gastouderopvang hierdoor minder kinderopvangtoeslag ontvangen. Daarom is gekozen om de maatregel te dekken door de maximum uurprijs gastouderopvang te verlagen.

Indexering maximum uurprijzen (algemeen)

Een klein aantal reacties had betrekking op de indexering van de maximum uurprijzen in het algemeen die als niet voldoende wordt gezien. Deze dient geïndexeerd te worden in overeenstemming met de kostprijs van kinderopvang. In dit kader worden ook de stijgende lonen van de medewerkers in de kinderopvang genoemd waardoor de door kinderopvangorganisaties gehanteerde uurtarieven vaak hoger liggen dan de maximum uurprijzen.

Zoals hierboven aangegeven worden elk jaar de maximum uurprijzen geïndexeerd op basis van de ramingen van het CPB conform geldende regelgeving. Het staat de sector vrij om bij het vaststellen van de tarieven af te wijken van de reguliere indexering op basis van de gemiddelde loonontwikkeling (en de inflatie). Er moet geen prikkel ontstaan waarbij hogere loonkosten in de kinderopvang en als gevolg daarvan stijgende tarieven grotendeels worden bekostigd middels publieke middelen via een hogere maximum uurprijs. De indexatiesystematiek wil een dergelijke loon-prijsspiraal voorkomen en gaat daarom uit van objectieve maatstaven.

Uit de laatste rapportages blijkt dat blijkt dat het gebruik van kinderopvang de afgelopen jaren is toegenomen. De ontwikkeling van de tarieven is een belangrijk aandachtspunt, omdat het op termijn wel van invloed kan zijn op de toegankelijkheid indien tarieven steeds vaker boven de maximum uurprijzen komen te liggen. Het is van belang dat de maximum uurprijs (en de daaraan gekoppelde toeslag) de kinderopvang toegankelijk maakt en houdt. Daarnaast is het, gezien de stevige publieke component in de financiering (die nog verder zal toenemen naar aanleiding van de plannen uit het coalitieakkoord), zaak dat de maximum uurprijs ruimte biedt voor enerzijds een doelmatige bedrijfsvoering en investeringen, maar dat er anderzijds tegelijkertijd geen prikkel ontstaat waarbij hogere tarieven leiden tot hogere winsten.

In een andere reactie wordt voorgesteld om voor elke opvangvorm dezelfde maximum uurprijs te hanteren, zodat ouders kunnen kiezen zonder financiële belemmering. De maximum uurprijs gastouderopvang is gebaseerd op het gegeven dat opvang door gastouders goedkoper is dan opvang door een kindercentrum. Gastouders maken namelijk minder kosten voor het exploiteren van een specifieke accommodatie voor het opvangen van kinderen en hebben minder administratiekosten en overhead. Hetzelfde geldt voor DO die duurder is dan BSO. Deze kostenverschillen verklaren dat ook de maximum uurprijs per opvangsoort verschilt.

Loslaten KGU

Enkele reacties zagen op de maatregel om de KGU los te laten welke overwegend positief ontvangen wordt. Niet iedereen heeft moeite met hoe de KGU nu uitwerkt, maar er is met name genoemd dat ouders die van tevoren moeilijk het aantal gewerkte uren kunnen inschatten zoals flexwerkers en zpp’ers hier voordeel bij hebben. Ook ouders die bijvoorbeeld vanwege een arbeidsbeperking minder uren kunnen werken kunnen nu makkelijker kinderopvangtoeslag aanvragen zonder de onzekerheid dat er op een later moment een terugvordering ontstaat op basis van het aantal gewerkte uren. Het loslaten van de KGU wordt kortom positief ontvangen, omdat dit de kinderopvang toegankelijker maakt.

Een indiener van een reactie vraagt zich af wanneer er sprake is van een «gewerkte maand» en of daar ook sprake van is als de minst werkende ouders zwangerschaps- of ouderschapsverlof geniet. Een gewerkte maand houdt in dat een ouder in de betreffende maand arbeid heeft verricht. Er is geen minimumaantal uren per maand vereist om als gewerkte maand te tellen. Per kalendermaand waarin de ouder of partner arbeid heeft verricht, kan er aanspraak worden gemaakt op ten hoogste 230 uren kinderopvangtoeslag. Ook als een ouder zwangerschaps- of ouderschapsverlof heeft tellen de contracturen als gewerkte uren, indien wordt voldaan aan artikel 1.6, eerste lid. Indien een ouders of partner werkloos wordt is er nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag vanaf de dag dat diegene niet meer werkt.

Er is ook ingebracht dat het loslaten van de KGU zal leiden tot een groter gebruik van kinderopvang. Er is nu al een personeelstekort, dus daarom zou volgens sommigen de KGU in stand gehouden moeten worden.

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangekondigd de ambitie te hebben om de toeslagen af te schaffen, zodat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen.

Daarom wordt de komende jaren een fundamentele herziening doorgevoerd van de kinderopvangtoeslag waar het loslaten van de KGU een onderdeel van is. De krappe arbeidsmarkt is hierbij een aandachtspunt. De minister van SZW werkt naar aanleiding van Motie Paternotte/Heerma11 aan een aanpak hiervoor.

Buiten het bereik van deze wijziging

Een aantal reacties ligt buiten het bereik van dit besluit, zoals de in het coalitieakkoord aankondigde stappen naar een inkomensonafhankelijke vergoeding, gestelde kwaliteitseisen in de kinderopvang en het voornemen dat de arbeidseis in de stelselherziening blijft bestaan. Deze inbreng wordt meegenomen bij de uitwerking van de stelselwijziging.

8. Resultaten voorhangprocedure

Dit besluit is op 3 juni 2022 aangeboden12 aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang verplichte voorhangprocedure van vier weken. Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer zijn vragen gesteld door de leden van de fracties van VVD, D66, PvdA, GroenLinks, ChristenUnie en BIJ1. Deze vragen zijn op 29 juni 2022 beantwoord.13 De vragen hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit.

9. Inwerkingtreding

Dit besluit wordt uiterlijk op 1 oktober 2022 gepubliceerd en treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, zijnde de aanvang van een nieuw berekeningsjaar. Daarmee is voldaan aan het kabinetsbeleid over vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op grond van dat beleid treedt een algemene maatregel van bestuur op 1 januari of 1 juli in werking en vindt publicatie plaats uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag bevat de maximum uurprijzen voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Op grond van artikel 5 van het Besluit kinderopvangtoeslag worden jaarlijks de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag geïndexeerd. De indexatie is een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (20%). Artikel I, onderdeel A, stelt de geïndexeerde maximum uurprijzen voor 2022 vast.

Onderdeel B ziet op een afwijking in de jaarlijkse indexatie van de maximum uurprijzen. Voor de dagopvang en de bso volgt deze afwijking uit de correctie voor het NOW-effect, zoals toegelicht in paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting. Voor wat betreft de gastouderopvang volgt deze afwijking op de indexering uit de intensivering van het toezicht op de gastouderopvang en de correctie voor het NOW-effect, zoals toegelicht in paragraaf 2.2 respectievelijk paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting. Hierdoor wordt in het nieuwe artikel 5a geregeld dat in afwijking van artikel 5, de indexatie van de maximum uurprijzen voor het berekeningsjaar 2023 geschiedt overeenkomstig deze percentages.

Onderdeel C

De wijziging in dit onderdeel zien op het loslaten van de koppeling gewerkte uren, zoals beschreven in alinea 2.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

In artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, wordt geregeld dat het recht op kinderopvangtoeslag voor alle huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag wordt gemaximeerd op 230 uren per gewerkte kalendermaand.

Deze wijziging houdt in dat er geen koppeling meer bestaat tussen gewerkte uren en het recht op kinderopvangtoeslag. Wel blijft de arbeidseis van kracht. Voor het bepalen van het recht per jaar wordt in artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 1°, om die reden verwezen naar artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b, of derde lid, onderdeel a, van de wet, waarin is bepaald wanneer er wordt voldaan aan de arbeidseis. Het derde lid van artikel 1.6 van de wet dient in combinatie te worden gelezen met het zesde lid van dat artikel. In het zesde lid wordt namelijk aangegeven wanneer het derde lid niet van toepassing is.

Het recht op kinderopvang voor de zogenoemde doelgroepers, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de Wet kinderopvang, is opgenomen in artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 2°.

Daarnaast is in artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 3°, geregeld dat indien de ouder een aanspraak op kinderopvangtoeslag behoudt in geval van het beëindigen van de arbeid op grond van artikel 1.6, vijfde of zevende lid, van de wet deze uren voor het berekeningsjaar meetellen.

Ook ouders met een indicatie op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-indicatie) of indien ouder is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van langer dan drie maanden en deze ten uitvoer wordt gelegd, komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Voor deze ouders is dit geregeld in artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 4° en 5°.

Met de wijziging in het tweede lid van artikel 8a wordt geregeld dat voor het aantal uren dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, niet meer wordt uitgegaan van het aantal uren van de minst werkende ouder, maar van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder. Het aantal uren dat per gewerkte maand voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt is namelijk steeds 230. Daarom wordt gekeken naar het aantal maanden dat de minst werkende ouder werkt. Werkt de minst werkende ouder bijvoorbeeld 8 maanden per kalenderjaar dan komen in dat kalenderjaar maximaal 8x230=1.840 uren voor kinderopvangtoeslag in aanmerking.

Daarnaast is geregeld dat het derde en vierde lid van artikel 8a vervallen. Het derde lid vervalt aangezien dat ziet op een ouder die in een berekeningsjaar zowel werkt als doelgroeper is, en naar welk aantal uren dan moet worden gekeken. Aangezien de koppeling met de gewerkte uren met deze wijziging wordt losgelaten, is het alleen relevant of iemand werkt of tot een doelgroep behoort.

Het huidige vierde lid bepaalt hoeveel uren kinderopvangtoeslag een ouder behoudt in geval de werkloosheidstermijn wordt toegepast, zoals opgenomen in artikel 1.6, vijfde of zevende lid, van de wet. Dit is met deze wijziging opgenomen in artikel 8a, eerste lid, onder b, onderdeel 3°.

Onderdeel D

Het huidige artikel 8b ziet op een verruiming van de koppeling gewerkte uren in verband met COVID-19 voor de jaren 2020–2021. Dit artikel had alleen betrekking op de jaren 2020 en 2021 en vervalt daarom.

Onderdeel E

Met dit onderdeel wordt bijlage I behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit. Deze bijlage regelt de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nrs. 898 en 927.

X Noot
2

Zie budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», p.4.

X Noot
3

Besluit van 31 augustus 2021 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang en de verruiming van de koppeling gewerkte uren voor buitenschoolse opvang (Stb. 2021, 434)

X Noot
4

Zie budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», p.4.

X Noot
5

Artikel 1.6, eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid, onderdeel a, van de Wet kinderopvang indien de ouder arbeid verricht en artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de Wet kinderopvang indien de ouder tot een doelgroep behoort.

X Noot
6

Dit is de reguliere uitlooptermijn bij werkloosheid, zoals opgenomen in artikel 1.6, vijfde lid, Wet kinderopvang.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2021/22, 35 925 XV, nr. 1.

X Noot
8

Idem.

X Noot
9

Bijlage bij Kamerstukken II, 2013/14, 24 036, nr. 407.

X Noot
10

Voetnoot c op pagina 10 van het CEP 2022 luidt: «De loonkostensubsidie NOW, en de continuïteitsbijdrage in de zorg, hebben een opwaarts effect op de loonvoetmutatie bedrijven in 2020 van 3,3%-punt en een neerwaarts effect van 2%-punt in 2021, 0,9%-punt in 2022 en 0,3%-punt in 2023.»

X Noot
11

Kamerstukken II 2021/22, 35 788, nr. 128.

X Noot
12

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 447.

X Noot
13

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 448.

Naar boven